21 501-28 Defensieraad

Nr. 217 BRIEF VAN DE MINISTER VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2021

Inleiding

Hierbij ontvangt u de geannoteerde agenda voor de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) met de ministers van Defensie die op 6 mei aanstaande zal plaatsvinden. Ik ben voornemens deel te nemen aan deze Raad en de hieronder beschreven aanvullende bijeenkomsten.

Zoals gebruikelijk, zal de RBZ eerst spreken over actualiteiten, waarbij mogelijk EU-operatie Irini en de zorgwekkende situatie in Mozambique aan bod komen. Andere agendapunten zijn het EU Strategisch Kompas en de Raadsaanbeveling ten aanzien van de herziening van de nader gepreciseerde doelstellingen in het kader van permanent gestructureerde samenwerking (PESCO). Ook worden naar verwachting de Raadsbesluiten aangenomen over de deelname van Canada, Noorwegen en de Verenigde Staten aan het door Nederland geleide PESCO-project Militaire Mobiliteit.

En marge van deze RBZ Defensie zal een ministeriële bestuursraad van het Europees Defensieagentschap (EDA) plaatsvinden, waar onder andere over de Coordinated Annual Review on Defence (CARD) gesproken zal worden. Ook vindt er en marge van de RBZ Defensie een ministeriële bijeenkomst plaats van het EU Satellite Centre (SatCen). Tot slot organiseert het EDA op 6 mei een high level symposium over militaire mobiliteit.

In deze geannoteerde agenda geef ik tevens een reactie naar aanleiding van de motie van het lid Belhaj (Kamerstuk 35 570 X, nr. 47) en maak ik van de gelegenheid gebruik uw Kamer nader te informeren over het onderwerp Army Prepositioned Stocks Eygelshoven (APS-E).

Actualia

De EU Hoge Vertegenwoordiger (HV) Borrell zal onder dit agendapunt naar verwachting een stand van zaken geven over EU Operatie Irini en de situatie in Mozambique. Operatie Irini is primair gericht op de handhaving van het VN-wapenembargo tegen Libië (VNVR-resolutie 2292), speelt zo een ondersteunende rol in het Libische vredesproces en is hiermee onderdeel van de bredere geïntegreerde EU-aanpak in Libië. Naast de handhaving van het VN-wapenembargo in de internationale wateren voor de Libische kust draagt Irini bij aan de bestrijding van illegale petroleumsmokkel, het ontwrichten van mensensmokkelnetwerken en de ondersteuning van EU-capaciteitsopbouw initiatieven door middel van steun aan de Libische kustwacht en marine (LCG&N). Dat betekent dat als de Libische autoriteiten een memorandum of understanding (MOU) met de EU ondertekenen Operatie Irini ook de Libische kustwacht en marine gaat trainen. In het nieuwe mandaat, dat op 26 maart jl. met twee jaar werd verlengd (tot en met 31 maart 2023), wordt in meer detail omschreven hoe in beslag genomen wapens en andere goederen die in strijd zijn met het VN-wapenembargo worden vernietigd, opgeslagen of overgedragen aan een EU-lidstaat of derde partij.

In Mozambique is de veiligheidssituatie in de noordelijke regio Cabo Delgado recentelijk verslechterd. In deze regio vinden sinds oktober 2017 gewelddadige aanslagen plaats door extremistische opstandelingen. De opstandelingen hebben zich sinds begin 2020 geaffilieerd met de Centraal Afrikaanse Provincie van de Islamitische Staat (ISCAP). Het aantal aanvallen en de ernst daarvan zijn het laatste jaar toegenomen en de Mozambikaanse veiligheidstroepen slagen er niet in het geweld te stoppen. Recentelijk zijn bij geweld in Palma tientallen burgers omgekomen en duizenden gevlucht. Op verzoek van het Politiek en Veiligheidscomité (PSC) heeft de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) een Political Framework for Crisis Approach (PFCA)-document opgesteld. Naast diplomatieke, economische, humanitaire en ontwikkelingssamenwerking-instrumenten wordt hierin ook bezien welke rol de EU zou kunnen spelen op het gebied van veiligheid. Het PFCA-document is een eerste stap richting mogelijke GVDB-inzet. Het PFCA-document stelt dat een mogelijke EU-trainingsmissie (EUTM) kan bijdragen aan de professionalisering van de Mozambikaanse veiligheidstroepen die ingezet worden in Cabo Delgado, met inachtneming van de mensenrechten en de principes van de rechtsstaat. Op basis van de standpunten en goedkeuring van de lidstaten zal verder worden gewerkt aan een Crisis Management Concept, dat kan uitmonden in het lanceren van een trainingsmissie als onderdeel van een geïntegreerde inzet van middelen. De HV zal de ministers vragen hoe zij aankijken tegen de situatie en of zij mogelijkheden zien om bij te dragen aan een eventuele trainingsmissie.

Nederlandse inzet

Nederland steunt Operatie Irini als onderdeel van een geïntegreerde EU-aanpak van de complexe conflictdynamiek in Libië. Momenteel zijn drie Nederlandse stafofficieren op het missiehoofdkwartier van de operatie in Rome actief1. De Nederlandse stafofficieren dragen bij aan de planning, inlichtingen en dagelijkse inzet van de operatie.

Nederland maakt zich zorgen over de verslechterde situatie in Mozambique en heeft, gezien de precaire humanitaire situatie, begrip voor het onderzoeken van een mogelijke EU-trainingsmissie. Voor dit onderzoek is onder de lidstaten breed draagvlak. Mede met het oog op de geografische ligging en strategische prioriteiten voor Nederland ligt een militaire bijdrage niet voor de hand. Voorts zal Nederland benadrukken dat een effectieve aanpak van het conflict een integrale aanpak vergt. Eigenaarschap van de situatie door de Mozambikaanse autoriteiten, contact en coördinatie met andere partners in de regio (zoals meer betrokkenheid van de regionale organisatie Southern African Development Community (SADC) en de Afrikaanse Unie) en een focus op mensenrechten zijn eveneens belangrijke aandachtspunten.

Strategisch Kompas

De RBZ van 16 juni jl. (Kamerstuk 21 501-28, nr. 206) gaf opdracht tot het opstellen van een EU Strategisch Kompas2. Het doel van het Strategisch Kompas is om duidelijk richting te geven aan het EU Gemeenschappelijk Veiligheids- en Defensiebeleid (GVDB), door te bepalen waartoe de EU op het gebied van veiligheid en defensie de komende vijf tot tien jaar in staat moet zijn, en hoe dat gerealiseerd moet worden. Daarmee zullen de algemeen geformuleerde prioriteiten3 van de EU Global Strategy van 2016 geconcretiseerd worden. De Europese Raad van 26 februari jl. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 1647)concludeerde dat het Strategisch Kompas in maart 2022, onder Frans EU-voorzitterschap, moet worden aangenomen.

Op dit moment loopt de zogenoemde «strategische dialoog», ofwel brainstormfase, waarin de lidstaten, de EU instellingen en denktanks – onder meer aan de hand van workshops en seminars – met concrete ideeën komen voor het Strategisch Kompas. Deze fase loopt van januari jl. tot aan deze zomer. In het najaar zal EDEO een conceptversie van het Strategisch Kompas presenteren en worden de onderhandelingen daarover in de Raad opgestart. Het Strategisch Kompas zal daarmee de komende maanden op de agenda’s van de Raad Buitenlandse Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken Defensie vaker terugkomen.

Als aftrap voor het proces werd aan de VTC RBZ Defensie van 20 november jl. (Kamerstuk 21 501–28, nr. 216) een gemeenschappelijke en vertrouwelijke EU dreigingsanalyse gepresenteerd. Deze is opgesteld door de Single Intelligence Analysis Capacity van de EDEO, met input van de inlichtingendiensten van alle EU lidstaten.

Het Strategisch Kompas zal in vier hoofdstukken worden ingedeeld: crisismanagement, weerbaarheid, capaciteitsontwikkeling en partnerschappen. Bij crisismanagement gaat het onder meer over het type missies en operaties dat de EU zou moeten kunnen uitvoeren. Bij weerbaarheid («resilience») gaat het om het beschermen van de Unie en haar burgers tegen o.a. hybride dreigingen, waaronder cyberaanvallen en desinformatie. Bij capaciteitsontwikkeling gaat het om de vraag welke defensiecapaciteiten nodig zijn om de taken ten behoeve van crisisbeheersing en weerbaarheid goed te kunnen uitoefenen. Bij partnerschappen gaat het om de vraag welke EU-partnerschappen met andere internationale organisaties (o.a. de NAVO) en landen nodig zijn of verbeterd moeten worden om de genoemde taken optimaal te realiseren.

Tijdens deze RBZ zal de HV een update geven over de strategische dialoog en zullen de lidstaten de voor hen belangrijke onderwerpen voor het Strategisch Kompas naar voren brengen. Hierbij zal waarschijnlijk de nadruk liggen op het hoofdstuk crisis management. De overige hoofdstukken van het Strategisch Kompas zullen de komende maanden op de agenda’s van de Raad Buitenlandse Zaken en de Raad Buitenlandse Zaken Defensie terugkomen.

Nederlandse inzet

Nederland onderschrijft de noodzaak en het nut van het opstellen van een EU Strategisch Kompas. De doelstellingen in de EU Global Strategy behoeven precisering en concretisering. Op die manier kan op politiek niveau duidelijker richting worden gegeven aan de doelstellingen van het EU veiligheid- en defensiebeleid in de komende vijf tot tien jaar. Dat geldt voor de vele nieuwe EU-instrumenten die sinds 2016 zijn gestart, zoals PESCO en het Europees Defensiefonds (EDF), en voor het zetten van nieuwe stappen op het gebied van crisismanagement en weerbaarheid. De verslechterde veiligheidssituatie rond Europa vraagt erom dat de EU beter in staat wordt gesteld om meer verantwoordelijkheid te nemen op veiligheidsgebied, inclusief op militair vlak. Dit is niet los te zien van het nemen van meer verantwoordelijkheid door de lidstaten, waaronder Nederland. Die ambitie heeft het kabinet uitgesproken in de kabinetsreacties op het AIV-advies4 en de IOB-evaluatierapporten5 en in de Defensievisie 20356. Daarbij heeft het kabinet ook consequent vermeld dat we inzetten op zowel een sterkere EU als een sterkere NAVO, de zogenoemde «en-en benadering». Daarbij blijft de NAVO voor Nederland de primaire organisatie voor collectieve verdediging.

Het Strategisch Kompas moet leiden tot een heldere, gezamenlijk geplaatste stip op de horizon en in de tijd weggezette prioriteiten. De centrale vraag is: waartoe moet de EU in staat zijn en welke middelen, capaciteiten en partnerschappen zijn daarvoor nodig? Inzicht in de benodigde middelen, capaciteiten en partnerschappen moet er aan bijdragen dat keuzes kunnen worden gemaakt die bijdragen aan het systematisch verkleinen van de huidige kloof tussen het ambitieniveau en het daadwerkelijke handelingsvermogen van de EU.

Ten aanzien van het hoofdstuk crisis management is het voor Nederland van belang dat het GVDB als onderdeel van het bredere EU-instrumentarium wordt gezien (geïntegreerde benadering) en wordt gekeken naar verbetering van zowel militaire als civiele crisisbeheersingsinstrumenten. Deze brede gereedschapskist is immers één van de comparatieve voordelen van de EU in vergelijking met de NAVO. Op dit moment voert de EU naast militaire, non-executieve trainingsmissies ook enkele executieve missies uit. Om haar veiligheidsbelangen goed te waarborgen is het van belang dat de EU op termijn in staat wordt gesteld om ook operaties in het hoogste geweldsspectrum uit te voeren. De EU heeft in 1999 een Headline Goal afgesproken, waarbij de EU in staat moet zijn om binnen 60 dagen 60.000 militairen binnen 6.000 kilometer te ontplooien. Om deze doelstellingen te realiseren zullen de lidstaten nog de nodige stappen moeten zetten. Nederland is er dan ook voorstander van om in het Strategisch Kompas voor de kortere termijn meer haalbare tussenstappen te formuleren waar de EU de focus op kan leggen, zonder aan het ambitieniveau te tornen. In dat verband steunt Nederland een Frans voorstel voor het toevoegen van een tussenstap, te weten een scenario met een mogelijke inzet van 5.000 militairen voor het stabiliseren van een regio in de nabijheid van de Unie.

Nederland is daarnaast voorstander van snellere besluitvorming en effectievere en flexibele mandaten voor GVDB-missies en -operaties. Ook is Nederland voorstander van een stapsgewijze doorontwikkeling van het Military Planning and Conduct Capability (MPCC). Deze stuurt op dit moment enkel de EU-trainingsmissies aan, maar zou op termijn alle militaire missies en operaties binnen het ambitieniveau van de EU moeten kunnen plannen en aansturen. Ook hier geldt dat daarvoor nog veel stappen nodig zijn. Zo is het MPCC nog niet volledig door de lidstaten gevuld en beschikt het niet over de juiste communicatiesystemen voor de uitwisseling van gerubriceerde informatie. Deze zaken zullen eerst moeten worden opgelost, voordat het MPCC toe is aan een volgende stap. Bij al deze thema’s is het van belang dat er tijdig militair advies wordt meegenomen, zodat zeker wordt gesteld dat de in het Strategisch Kompas te bepalen doelen ook militair uitvoerbaar zijn.

Nederland bepleit daarnaast dat de EU een pro-actiever en sterker anticiperend veiligheid- en defensiebeleid zou moeten voeren waarbij early warning-signalen door EU-instellingen en -lidstaten effectief worden omgezet in early action en conflictpreventie.

Ten aanzien van het hoofdstuk weerbaarheid gaat het onder meer om de bescherming van de Unie en haar burgers tegen dreigingen van buitenaf, waaronder hybride, cyber en desinformatie, maar ook om samenwerking tussen krijgsmachten bij de bestrijding van pandemieën, de beveiliging van kritieke infrastructuur en de toegang tot de global commons (ruimte, maritiem, cyber, luchtruim). Nederland onderkent de noodzaak van betere EU-samenwerking op deze gebieden en pleit voor het duidelijk definiëren van de beoogde rol van de EU en de rol van de krijgsmachten van de lidstaten in dat verband. Nederland ziet graag duidelijke afspraken in het Strategisch Kompas over het verbeteren van de coördinatie van en het oefenen met het bestrijden van hybride dreigingen. Nederland zet daarnaast in op een versterking van de cyberweerbaarheid van de EU, in aanvulling op en in nauwe samenwerking met de NAVO. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan gecoördineerde reacties op cyber- en hybride aanvallen en betere informatiedeling tussen de EU en de NAVO. Ook moet het Strategisch Kompas bijdragen aan de operationalisering van artikel. 42.7 van het EU-verdrag7, dat voorziet in wederzijdse bijstand tussen lidstaten indien een EU lidstaat gewapenderhand wordt aangevallen. Dit laat onverlet dat voor Nederland en andere NAVO-bondgenoten artikel 5 van de NAVO de grondslag voor de collectieve territoriale verdediging blijft.

Ten aanzien van het hoofdstuk capaciteitsontwikkeling acht Nederland het van belang dat meer prioriteit wordt gegeven aan het oplossen van de belangrijkste tekortkomingen op capaciteitengebied. Die tekortkomingen zijn in EU-verband reeds in kaart gebracht, maar dit overzicht vergt waarschijnlijk een update zodra de doelstellingen met betrekking tot de hoofdstukken crisismanagement en weerbaarheid nader zijn bepaald. Een stapsgewijze benadering, waarbij wordt aangegeven welke tekortkomingen met voorrang moeten worden geadresseerd, moet ervoor zorgen dat deze op een gefaseerde manier structureel worden weggewerkt. De prioritering kan ertoe leiden dat het Capability Development Plan (CDP) moet worden herzien, en moet het mogelijk maken dat andere instrumenten, zoals PESCO en EDF, beter en gerichter kunnen worden ingezet. Nederland acht het van belang dat het Strategisch Kompas nog meer coherentie tussen EU en NAVO capaciteitsplanningsprocessen aanbrengt en dat de focus ligt op implementatie van de huidige instrumenten door lidstaten. Bij het vaststellen van de prioriteiten van benodigde capaciteiten is het van belang dat deze zowel ten goede komen aan de EU en de NAVO. In het kader van specialisatie is in de Defensievisie 2035 de beleidsinzet opgenomen om in de NAVO en in de EU te komen tot verder specialisatie en optimale interoperabiliteit. Elk land heeft een natuurlijke focus op bepaalde capaciteiten en type inzet. Van die respectievelijke meerwaarde moeten we meer gebruik maken om gezamenlijk meer effecten te bereiken en de kwaliteit van ons optreden te verhogen. Specialisatie is iets om samen en gecoördineerd met onze internationale partners op te pakken. Het doel blijft tenslotte om gezamenlijk onze veiligheid te kunnen beschermen en alle dreigingen aan te kunnen. Het Strategisch Kompas biedt de gelegenheid om met onze partners hierover het gesprek aan te gaan. Nederland zal dit thema dan ook in het kader van het Strategisch Kompas opbrengen.

Ten aanzien van het hoofdstuk partnerschappen zet Nederland vooral in op versterking van de EU-NAVO samenwerking. Dat geldt zowel op politiek niveau als ten aanzien van de meer praktische samenwerking tussen beide organisaties. Hiervoor moet meer focus worden aangebracht in de huidige lijst van 74 gezamenlijke EU-NAVO samenwerkingsthema’s. Nederland ziet vooral mogelijkheden voor synergie tussen de EU en NAVO op het gebied van militaire mobiliteit, hybride dreigingen, cyberweerbaarheid, klimaat en defensie en disruptieve technologieën. Nederland zou graag zien dat er ten aanzien van deze thema’s specifieke afspraken worden gemaakt om de informatiedeling en samenwerking tussen de EU en de NAVO te vergroten. Nederland pleit tevens voor betere afstemming tussen beide organisaties op het gebied van interoperabiliteit en standaardisatie, aangezien dit zowel de samenwerking binnen de EU als met de NAVO zal verbeteren8.

Als horizontaal thema zal Nederland zich inzetten voor het verbeteren van militaire mobiliteit. Nederland heeft op dit thema reeds een sterk profiel als coördinator van het PESCO-project Militaire Mobiliteit en het is een thema dat voor alle hoofdstukken van het Strategisch Kompas relevant is. Hierbij is het van belang om voort te bouwen op de bestaande EU-doelstellingen en deze te verbinden aan nieuwe concrete mijlpalen voor de komende vijf tot tien jaar. Zo acht Nederland het van belang dat militaire belangen door de lidstaten beter worden meegewogen bij relevante civiele wet- en regelgeving zoals op gebied van infrastructuur, en dat in de hele EU grensoverschrijdend militair vervoer binnen 72 uur mogelijk moet zijn in plaats van de huidige doelstelling van vijf werkdagen. Om dat mogelijk te maken moet gebruik worden gemaakt van geharmoniseerde processen en digitale innovaties. Deze concrete ideeën zal Nederland ook uitdragen tijdens het high level symposium dat door de EDA en marge van de RBZ Defensie over dit onderwerp wordt georganiseerd.

Toetreding Canada, Noorwegen en de VS tot PESCO-project Militaire Mobiliteit

Zoals reeds aan uw Kamer gemeld9 is er in november jl. overeenstemming bereikt over het Raadsbesluit met betrekking tot de voorwaarden waaronder derde landen kunnen deelnemen aan PESCO projecten. Over dit Raadsbesluit is meerdere jaren onderhandeld en Nederland is zeer tevreden dat onder het Duitse EU-voorzitterschap eindelijk een akkoord kon worden bereikt. Strategische partnerlanden van buiten de EU kunnen vanwege hun expertise, ervaring en middelen van grote toegevoegde waarde zijn voor PESCO-projecten. Dit geldt in het bijzonder voor het door Nederland geleide PESCO-project Militaire Mobiliteit.

In februari jl. hebben Canada, Noorwegen en de Verenigde Staten, conform de procedure, bij Nederland een verzoek tot deelname aan dit PESCO-project ingediend. Het betreft het eerste verzoek van derde landen om aan een PESCO-project deel te nemen. Op 19 maart jl. hebben alle 25 aan het project deelnemende EU-lidstaten op projectniveau ingestemd met het verzoek van de drie landen. Daarbij is conform het Raadsbesluit beoordeeld of de drie landen voldoen aan de criteria voor deelname aan het PESCO-project en zijn de lidstaten tot een positief oordeel gekomen. De toegevoegde waarde van de VS, Canada en Noorwegen op het gebied van militaire mobiliteit in Europa is groot. De VS en Canada verplaatsen beiden geregeld grote aantallen eenheden door Europa en hebben hier veel expertise in. Noorwegen heeft veel ervaring met verplaatsingen in het Noorden van Europa. De toetreding van deze drie NAVO-bondgenoten tot het PESCO-project zal ook de EU-NAVO samenwerking op dit gebied bevorderen. De verwachting is dat tijdens de RBZ Defensie van 6 mei a.s. de Raadsbesluiten over de toetreding van deze drie landen zullen worden aangenomen. Daarna worden deze landen door Nederland uitgenodigd om deel te nemen aan het PESCO-project.

Raadsaanbeveling PESCO nader gepreciseerde doelstellingen

In november jl. bereikten de Ministers van Defensie overeenstemming over de strategische evaluatie van PESCO, waarmee de eerste fase van PESCO (2017–2020) is geëvalueerd en richting is gegeven aan de tweede fase van PESCO (2021–2025). De lidstaten concludeerden onder andere dat de huidige PESCO commitments nog voldoende houvast bieden voor de tweede fase van PESCO, maar dat meer voortgang geboekt moet worden op de implementatie ervan. Hiertoe is overeengekomen om bij de herziening van de more precise objectives (nader gepreciseerde doelstellingen) van PESCO uit 2018 de voortgang op de commitments beter meetbaar en inzichtelijk te maken.

In de PESCO commitments is onder meer vastgelegd dat lidstaten binnen de grenzen van middelen en vermogens aanzienlijke steun dienen te verlenen aan GVDB-missies en -operaties. Aanzienlijke steun is in dit kader niet verder gedefinieerd in de PESCO commitments. In de Raadsaanbeveling, waarmee de nader gepreciseerde doelstellingen uit 2018 worden herzien, wordt derhalve voorgesteld om duidelijkere doelen te stellen in het kader van de bijdrage van EU lidstaten aan GVDB-missies en -operaties, op basis van een fair-share principe. Dit is ingegeven door het feit dat door de lidstaten momenteel maar in zeer beperkte mate invulling wordt gegeven aan de PESCO verplichtingen inzake missies en operaties, waardoor de vulling van missies achterblijft. Dit geldt ook voor Nederland. Als we onze eigen fair-share bijdrage aan militaire EU-missies zouden afmeten aan de hand van onze bevolkingsomvang, leveren we de afgelopen jaar slechts 10% (circa 13 militairen) van wat we eigenlijk zouden moeten leveren (circa 120 militairen). In de Raadsaanbeveling is nog geen definitie opgenomen van fair-share, maar wordt wel vastgelegd dat lidstaten hierover binnen afzienbare tijd overeenstemming moeten bereiken.

Daarnaast wordt in de Raadsaanbeveling aandacht besteed aan het rapporteren over samenwerking tussen de lidstaten op het gebied van hybride dreigingen, klimaatverandering, energie, maritieme veiligheid, space en disruptieve technologieën, waaronder kunstmatige intelligentie. Voorts dienen lidstaten in de toekomst duidelijker te rapporteren over de wijze waarop gebruik wordt gemaakt van de aanbevelingen uit het tweejaarlijkse Coordinated Annual Review on Defence (CARD)-rapport.

Ook dienen lidstaten eind 2025 aan te geven hoe gebruik gemaakt wordt, of zal worden, van de resultaten van de Preparatory Action on Defence Research (PADR, 2017–2019), het European Defence Industrial Development Programme (EDIDP, 2019–2020) en het Europees Defensiefonds (EDF, 2021–2027).

Nederlandse inzet

Nederland acht het van belang dat in de tweede PESCO-fase meer concrete resultaten worden geboekt, zowel op het vlak van de projecten, als in het kader van de implementatie van de PESCO commitments. Nederland verwelkomt dan ook de wijzigingen die zijn aangebracht in de nader gepreciseerde doelstellingen. Deze zullen bijdragen aan het voeren van een meer transparante discussie in de Raad over Europese defensiesamenwerking. Dit biedt de mogelijkheid meer te sturen op resultaten en waar mogelijk te komen tot een eerlijkere lastenverdeling. Ook verwelkomt Nederland het feit dat met de Raadsaanbeveling een extra impuls wordt gegeven aan het inbedden en systematisch gebruik maken van de verschillende EU defensie-instrumenten in de defensieorganisaties.

Ministeriële Bestuursraad Europees Defensieagentschap

De Ministers van Defensie zullen tijdens de bestuursraad van het Europees Defensieagentschap (EDA) spreken over de stappen die door de lidstaten zijn ondernomen om de aanbevelingen uit het CARD-rapport van eind 2020 te implementeren. De verwachting is dat de focus van de discussie zal liggen op de geïdentificeerde samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van capaciteitsontwikkeling inclusief de zes focus-gebieden.10

De CARD-analyse biedt een overzicht van de belangrijkste trends in de EU lidstaten op het gebied van o.a. defensie-uitgaven, planning en samenwerking. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld11 is een van de kernboodschappen uit het CARD-rapport dat er sprake is van veel fragmentatie op het gebied van capaciteiten. Dit vraagt om gecoördineerde actie op het gebied van de inzet van defensiebudgetten, planning en samenwerking.

De aanbevelingen uit het CARD-rapport richten zich onder andere op het belang van een gedegen defensiebudget, het systematisch gebruik van de EU defensie-instrumenten in nationale planningsprocessen, toenemende inzet op het gebied van GVDB-missies en operaties, en inzet op geïdentificeerde samenwerkingsmogelijkheden en de zes focus-gebieden.

Nederlandse inzet

Nederland onderschrijft de aanbevelingen van het CARD-rapport en onderkent dat nadere Europese defensiesamenwerking en implementatie van de verschillende EU-initiatieven zal leiden tot meer coherentie, interoperabiliteit en schaalvoordelen. Nederland acht het dan ook van belang dat aanbevelingen hieromtrent worden opgevolgd. Ook ziet Nederland kansen in de geïdentificeerde samenwerkingsmogelijkheden op het gebied van capaciteitsontwikkeling en R&T. Nederland zal aangeven dat er op dit moment wordt gewerkt aan het institutionaliseren van EU-instrumenten in het Nederlandse planningsproces om deze nog beter te kunnen benutten. Voorts wordt bezien of Nederland de mensen en middelen heeft om kartrekker te worden van één van de zes focus-gebieden of deel te nemen aan activiteiten onder deze gebieden.

Ministeriële Bestuursraad EU Satellite Centre

In de ministeriële bestuursraad van het EU Satellite Centre (SatCen) zullen de ministers spreken over de toekomst van het SatCen: het ambitieniveau, de ontwikkeling van de capaciteiten, en de rol van het SatCen in EU-missies en operaties. Een formele agenda is nog niet verspreid. Het SatCen ondersteunt de besluitvorming van de EU op het gebied van het GVDB door analyses van satellietbeelden en aanverwante informatie beschikbaar te stellen aan de lidstaten en EDEO. Het SatCen is daarmee een uniek instrument dat ondersteuning biedt bij het behalen van de strategische doelen van de EU. De afgelopen jaren is het beroep op de diensten van SatCen sterk gegroeid in termen van volume, complexiteit, flexibiliteit en interoperabiliteit. Naar verwachting zal de vraag naar, en het belang van de diensten van het SatCen in de toekomst verder toenemen. Een doorontwikkeling van het SatCen is noodzakelijk om te kunnen blijven voldoen aan de groeiende ambitie van de EU en het GVDB op het gebied van space, big data, artificial intelligence en in relatie tot de complexere veiligheidsomgeving. De verhoging van het benodigde budget die dit tot gevolg zal hebben, zal worden opgevangen binnen de Nederlandse Defensiebegroting.

Nederlandse inzet

Nederland hecht veel waarde aan het SatCen. Nederland behoort tot de lidstaten die de meeste diensten en producten van het SatCen afnemen. Ook vervult het SatCen een waardevolle rol voor de EU-missies en operaties en FRONTEX. Het is daarom in het belang van Nederland en Defensie dat het SatCen goed kan blijven functioneren. Nederland stelt zich dan ook constructief op ten opzichte van de (ambitieuze) toekomstplannen van het SatCen.

Motie Belhaj

Met de hierboven gegeven beschrijving van de Nederlandse inzet op het Strategisch Kompas en onderstaande uitwerking van de Defensievisie wordt invulling gegeven aan de motie van het lid Belhaj (Kamerstuk 35 570 X, nr. 47). Deze motie verzoekt het kabinet aan te geven op welke dreigingen Nederland het beste kan focussen in het kader van de verdere uitwerking van het Strategisch Kompas en de Kamer te informeren over de ontwikkelingen en de Nederlandse inzet voor de strategische dialoog. Dezelfde motie verzoekt de regering, op basis van de Defensievisie12 aan te geven hoe dreigingen het meest effectief en in welk verband (nationaal, bilateraal niveau, EU- en NAVO-verband) het best geadresseerd kunnen worden.

In de Defensievisie is een uitgebreide analyse opgenomen van de dreigingen waarmee we worden geconfronteerd. Door in te zetten op een wendbare en flexibele organisatie moet Defensie in staat zijn om goed op de verschillende dreigingen in te spelen, omdat niet is te voorspellen wanneer welke dreiging zich zal manifesteren.

Het kunnen confronteren van dreigingen doen we zoveel mogelijk binnen partnerschappen. Een politiek en militair sterke NAVO is onze belangrijkste veiligheidsgarantie. Daarnaast dient wat Nederland betreft de EU ook een steeds belangrijkere rol te spelen op gebied van veiligheid en defensie. Dit zal zowel de EU als de NAVO sterker maken. De EU moet in de toekomst beter zelfstandig kunnen optreden wanneer de Europese belangen in het geding zijn. De EU beschikt bovendien over een breder politiek-civiel-militair instrumentarium dat complementair is aan dat van de NAVO: politieke dialoog, sanctiebeleid, ontwikkelingssamenwerking, handelsbeleid en een combinatie van civiele en militaire missies. Deze missies zijn deels gericht op training en capaciteitsopbouw en deels op executieve taken zoals antipiraterij en tegengaan van wapensmokkel. De EU speelt verder een belangrijke rol bij het stimuleren van Europese samenwerking tussen de lidstaten (via PESCO) en de defensie industrie (EDF), waarbij ook de nodige financiële middelen worden ingezet.

Op het gebied van het versterken van de weerbaarheid van Europa spelen de NAVO en de EU allebei een belangrijke rol. Het gaat hierbij om het voorkomen van cyberaanvallen, hybride dreigingen, de aanpak van pandemieën en natuurrampen. Op deze gebieden liggen kansen voor samenwerking tussen de EU en de NAVO.

Tevens is er nauwe samenwerking in kleinere multilaterale verbanden zoals de Northern Group, Joint Expeditionary Force en het European Intervention Initiative. Deze verbanden bieden de mogelijkheid om in een kleinere groep ervaringen en informatie met elkaar te delen en kunnen eventueel ook als katalysator dienen voor verdere samenwerking binnen EU- en NAVO-verband. Nederland kent een voor Europese begrippen vergaande vorm van bilaterale defensiesamenwerking met de strategische partners België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Noorwegen, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten.

Onderdeel uitmaken van een partnerschap betekent dat we daar een relevante bijdrage aan moeten kunnen leveren. In de Defensievisie is beschreven hoe we daar invulling aan kunnen geven, door bijvoorbeeld samenwerkingen in Europa te intensiveren, in te zetten op verdere specialisatie en optimale interoperabiliteit en standaardisatie binnen de EU en de NAVO en door afspraken in EU- en NAVO-verband na te komen. Als we als betrouwbaar bondgenoot willen kunnen bijdragen, moeten we ons defensiebudget de komende jaren laten groeien, rekening houdend met de ruimte die daarvoor beschikbaar wordt gesteld door een volgend kabinet.

Army Prepositioned Stocks Eygelshoven (APS-E)

Graag maak ik van deze gelegenheid gebruik om uw Kamer te informeren over het besluit om 38 miljoen euro te investeren in Army Prepositioned Stocks Eygelshoven (APS-E). De investeringen zijn bedoeld voor aanpassingen in de infrastructuur buiten het APS-E terrein, namelijk de spoorverbinding, en op het APS-E terrein voor de werk- en leefomstandigheden van het Nederlandse personeel, waarbij het gaat om het moderniseren van bestaande loodsen en het bouwen van nieuwe loodsen. De A-brief ten behoeve van deze vastgoedinvestering wordt rond de zomer aan uw Kamer gestuurd. Deze investering draagt bij aan de trans-Atlantische en Europese veiligheid. Het is een investering in het verbeteren van de militaire mobiliteit in Europa en past daarmee in de brede Nederlandse inzet op dit thema. Nederland geeft met deze investering nader invulling aan zijn rol als doorvoer- en gastland voor troepen en materieel van NAVO-bondgenoten.

De Minister van Defensie, A.Th.B. Bijleveld-Schouten


X Noot
1

Kamerstuk 29 521, nr. 414

X Noot
3

Reageren op externe conflicten en crises, capaciteitsopbouw van partners en het beschermen van de EU en haar burgers.

X Noot
4

Kamerstuk 21 501-28, nr. 211

X Noot
5

Kamerstuk 21 501-28, nr. 213

X Noot
6

Kamerstuk 34 919, nr. 71

X Noot
7

Art. 42.7 VEU: Indien een lidstaat op zijn grondgebied gewapenderhand wordt aangevallen, rust op de overige lidstaten de plicht deze lidstaat met alle middelen waarover zij beschikken hulp en bijstand te verlenen overeenkomstig artikel 51 van het Handvest van de Verenigde Naties. Dit laat het specifieke karakter van het veiligheids- en defensiebeleid van bepaalde lidstaten onverlet. De verbintenissen en de samenwerking op dit gebied blijven in overeenstemming met de in het kader van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie aangegane verbintenissen, die voor de lidstaten die er lid van zijn, de grondslag en het instrument van hun collectieve defensie blijft.

X Noot
8

Kamerstuk 34 919, nr. 71.

X Noot
9

Kamerstuk 21 501–02, nr. 2237.

X Noot
10

Main battle tank; soldier systems; European Patrol Class Surface Ship; Anti-Access/Area-Denial; Defence in Space; en Enhanced Military Mobility.

X Noot
11

Kamerstuk 21 501-28, nr. 212

X Noot
12

Kamerstuk 34 919, nr. 71.

Naar boven