21 501-07 Raad voor Economische en Financiële Zaken

Nr. 916 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 mei 2012

Binnen de vaste commissie voor Financiën hebben enkele fracties behoefte over de stukken die waren geagendeerd voor het geannuleerde algemeen overleg Eurogroep/Ecofin Raad d.d. 26 april 2012 (Kamerstuk 21 501-07, nrs. 902, 904, 905, 906, 908 en 909 en Kamerstuk 22 112-1401) enkele vragen en opmerkingen voor te leggen.

De vragen en opmerkingen zijn op 3 mei 2012 aan de minister van Financiën voorgelegd. Bij brief van 11 mei 2012 zijn ze door hem beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Aptroot

De adjunct-griffier van de commissie, Berck

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de VVD

Inleiding

De leden van de VVD-fractie hebben kennisgenomen van de geannoteerde agenda voor de Ecofin Raden op 2 mei 2012 en 14 en 15 mei 2012. Naar aanleiding van de geannoteerde agenda en het verslag van de vorige informele Ecofin raad en Eurogroep op 30 maart en 31 maart jongstleden hebben zij aanleiding gezien voor enkele opmerkingen en vragen aan de minister. Dit betreft de onderwerpen Meerjarig Financieel Kader en EU-ontwerpbegroting 2013, Kapitaaleisenrichtlijn, budgettaire positie van diverse eurolanden (kwetsbare lidstaten), verordening kredietbeoordelaars en het EFSF.

Meerjarig Financieel Kader/EU-begroting

In het verslag van de informele Ecofin van 30 en 31 maart staat, dat het voorstel van de Europese Commissie voor het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 op weerstand stuitte bij veel lidstaten, waaronder Nederland. De leden van de VVD-fractie zijn het zeer eens met het verzet tegen dit voorstel. Het verslag roept de vraag op, of er zodanig veel weerstand is onder de lidstaten dat er inmiddels een benodigde meerderheid tegen dit voorstel is. Kan de minister ons daarover nader informeren?

Tevens is vorige week de EU-conceptbegroting voor 2013 uitgekomen. Deze laat twee verschillende beelden zien. De verplichtingen die de Commissie zal aangaan stijgen met 2%. Tegelijkertijd is er een absurde toename in de betalingen van 6,8% (€ 9 miljard, waarvan het Nederlandse deel € 450 miljoen is).

De Commissie beargumenteert dit met het te hoge aantal verplichtingen dat de Commissie en de lidstaten in het verleden is aangegaan. Deze dienen nu betaald te worden, aan het einde van de begrotingsperiode 2007–2013. De leden van de VVD-fractie vinden vanzelfsprekend dat ook de Europese Unie de aangegane verplichtingen moet voldoen. Maar wat deze leden betreft doen ze dat maar met de beschikbare middelen en moet er dus ruimte worden gevonden op de begroting van volgend jaar. De rekening voor het aangaan van ongedekte verplichtingen doorschuiven naar de belastingbetalers in de lidstaten is de verkeerde weg. De leden van de VVD-fractie vragen dan ook wat de inzet van het Nederlandse kabinet wordt ten aanzien van de EU-begroting voor 2013.

Kapitaaleisenrichtlijn

Over de kapitaaleisenrichtlijn is bij het voeren van dit schriftelijk overleg reeds gesproken in de extra Ecofin van 2 mei 2012. Kan de minister de Kamer zo spoedig mogelijk informeren over de uitkomsten van deze bespreking? Klopt het dat er grote onenigheid is onder de Europese ministers van Financiën over de invoering van deze nieuwe kapitaaleisen? Wat betekent de Nederlandse opstelling dat enerzijds de Basel III afspraken zo volledig en uniform mogelijk in de EU geïmplementeerd moeten worden maar er anderzijds voldoende ruimte moet zijn om systeem- en macro-prudentiële risico’s nationaal te kunnen adresseren? Dit verhoudt zich toch moeizaam met «zo volledig en uniform mogelijk»?

De leden van de VVD-fractie hebben reeds eerder aandacht gevraagd voor de herkapitalisatie van banken, noodzakelijk om te voldoen aan de CRD IV en CRR richtlijnen. Hiervoor zijn/komen ook faciliteiten in het EFSF/ESM beschikbaar, voor die nationale regeringen die in nood verkerende banken niet zelfstandig kunnen ondersteunen. Vanzelfsprekend geldt dan dezelfde conditionaliteit die ook voor de andere schuldenlanden geldt.

Het merkwaardige is, dat in een aantal landen banken zwaar ondergekapitaliseerd lijken te zijn (bijvoorbeeld Spanje) en er geen hulpaanvragen zijn. In hoeverre denkt de minister dat de beschikbaarheid van de LTRO -faciliteit van de ECB daarbij een rol speelt?

Kwetsbare lidstaten

Dit brengt de leden van de fractie van de VVD bij de positie van kwetsbare lidstaten. Ten aanzien van de aanpak in deze lidstaten, met name Spanje, steunen deze leden de opstelling van het Nederlandse kabinet dat het essentieel is dat landen zelf de maatregelen treffen die nodig zijn om het vertrouwen van de markten te behouden. Hoe taxeert de minister in dat licht de recente ontwikkelingen in Spanje?

Ten aanzien van Griekenland speelt er de kwestie van de al dan niet onterechte afwaardering van de obligaties van ABN AMRO aan het Griekse staatsspoorwegbedrijf. Wat is de opvatting van de minister over deze kwestie?

Verordening Kredietbeoordelaars

De Verordening Kredietbeoordelaars is geagendeerd voor de komende Ecofin. In het verslag van de informele Ecofin gaat de minister uitgebreid in op de discussie over de rotatie en het gebruik van ratings uit derde landen.

Ten aanzien van de rotatie zijn de leden van de VVD-fractie het met de minister eens dat diepgaander onderzoek naar de effecten en risico’s ervan wenselijk is. Verwacht de minister voldoende steun onder collega-ministers voor zo’n onderzoek? Zo niet, wat wordt dan de opstelling van het kabinet over de voorliggende verordening?

In het genoemde verslag van de informele Ecofin gaat de minister ook uitgebreid in op de discussie over het gebruik van ratings uit derde landen. Kan de minister de Kamer ook informeren over de uitkomsten van de discussie, met andere woorden of de opvattingen van Nederland ook bijval hebben gekregen van andere lidstaten en welke invloed dat heeft op de komende besluitvorming over de algemene inzet ten aanzien van de voorliggende verordening?

Capaciteit EFSF

In het verslag van de Eurogroep van 30 maart schrijft de minister dat de capaciteit van het EFSF kan worden verhoogd door middel van de twee leverage opties die op 26 oktober 2011 zijn overeengekomen. In hoeverre wordt thans reeds gebruik gemaakt van de reeds beschikbare optie, het verzekeringsmodel? Kan de minister de Kamer informeren over de opzet van de tweede optie, het Co Investment Fund? Moet over dit instrument nog besluitvorming plaatsvinden, en zo ja, hoe wordt de Kamer daar dan bij betrokken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PvdA

1. Inleiding

De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda’s van de Ecofin Raad en Eurogroep op 2 mei en 14 en 15 mei. Daarnaast hebben de leden van de PvdA-fractie ook met veel aandacht de verslagen van de Eurogroep van 30 maart en de informele Ecofin Raad van 30 en 31 maart te Kopenhagen bekeken. De leden van de PvdA-fractie hebben zowel over de geannoteerde agenda’s als over de verslagen nog enkele vragen en opmerkingen aan de minister.

2.1 Eurogroep en informele Ecofin Raad van 30 en 31 maart

Onderwerpen die op de Eurogroep en Ecofin Raad van 30 en 31 maart werden behandeld en terugkomen in de geannoteerde agenda’s voor de Eurogroep en Ecofin Raad in mei worden niet hieronder maar in de volgende paragrafen opgebracht.

Alternatieven voor FTT

De leden van PvdA-fractie signaleren dat de minister in het verslag van de informele Ecofin Raad van 30 en 31 maart weliswaar de doelen van de FTT onderschrijft, maar de doelmatigheid en praktische haalbaarheid daarvan in Europees verband in twijfel trekt. De leden van de PvdA-fractie herinneren de minister eraan zich constructief op te stellen t.a.v. de discussie omtrent invoering van een FTT in Europees verband, waarbij de inkomsten direct terugstromen naar de lidstaten. Desalniettemin staan de leden van de PvdA-fractie niet onwelwillend tegenover alternatieven van een FTT, voor zover deze alternatieven zowel een faire bijdrage van de financiële sector vragen voor de impliciete staatsgarantie en kosten van de financiële crisis alsook de volatiliteit op financiële markten terugbrengen. Deze leden willen daarom aan de minister vragen om met een brief te komen waarin de alternatieven van een FTT worden toegelicht en de haalbaarheid in Europees verband wordt uiteengezet.

Verhoging noodfonds en ESM capaciteit

De leden van de PvdA-fractie signaleren daarnaast dat de capaciteit van het ESM geleidelijk wordt opgebouwd. Dat betekent echter dat de leencapaciteit van het ESM in juli 2013 (na het aflopen van de EFSF) ook nog geen € 500 miljard bedraagt, maar afhankelijk van het aantal betalingen in het volgestort kapitaal, tussen de € 320 miljard (drie betalingen) en € 427 miljard (vier betalingen) zal bedragen. De Europese firewall zal zodoende na 1 juli 2013, met het aflopen van de EFSF, sterk in omvang dalen. De leden van PvdA-fractie vragen zich af of de regering deze daling in de omvang van de firewall scherp voor ogen heeft? Is wellicht al overwogen om de betalingen in het volgestorte kapitaal zo op te schroeven dat een effectieve leencapaciteit van minimaal € 500 miljard resteert voor het aflopen van de EFSF?

Meerjarig Financieel Kader

De leden van PvdA-fractie waren ontstemd over de wens van de Europese Commissie voor additionele financiële middelen – een stijging van 6,8% in begrotingsomvang – in een tijd waarin de lidstaten voor grote bezuinigingsopgaven staan. Deze leden steunen dan ook de inzet van het kabinet op de Europese begrotingskaders, de Nederlandse korting op haar afdrachten richting Brussel alsmede het terugbrengen van de positie van nettobetaler van Nederland. Wel willen de leden van de PvdA-fractie benadrukken dat bij het opstellen van de begrotingskaders ook aandacht wordt besteed voor de aanwending van Europese fondsen voor een groeiagenda voor de Europese Unie met name gericht op lidstaten in een zwakkere economische positie.

Resolutie financiële instellingen

Nederland en de leden van de PvdA-fractie ondersteunen de ontwikkeling van een Europees raamwerk voor crisismanagement in de financiële sector. De leden van de PvdA-fractie verzoeken de minister de Tweede Kamer in een vroeg stadium in te lichten over de stand van zaken omtrent dit voorstel.

2.2 Geannoteerde agenda extra Ecofin Raad 2 mei

Kapitaaleisen

De leden van de PvdA-fractie zijn consequent van mening geweest dat, binnen het kader van al reeds hogere kapitaaleisen binnen Basel-III, voor individuele landen de mogelijkheid moet bestaan om additionele kapitaaleisen te stellen aan financiële instellingen. Voor de Nederlandse situatie is dit van groot belang, gelet op de concentratie binnen en relatieve omvang van de Nederlandse financiële sector. Zoals de leden van de PvdA-fractie dit begrijpen is dat ook de inzet van het kabinet? Wel willen deze leden verduidelijking vragen t.a.v. het regime van «bail-in debt», dit ook in het licht van enkele kritische kanttekeningen die een «IMF staff note» daar recent bij plaatste.

Klimaatfinanciering

De leden van de PvdA-fractie zijn positief gestemd over de voortgang, maar willen wel benadrukken dat er voor een gunstig investeringsklimaat voor duurzame investeringen niet alleen moet worden gekeken naar opkomende landen, maar juist ook naar de ontwikkelde landen.

2.3 Geannoteerde agenda Eurogroep en Ecofin Raad van 14 en 15 mei 2012

Griekenland

De leden van de PvdA-fractie constateren dat de situatie in Griekenland zorgelijk blijft, zeker met het oog op de recente groeibijstelling van de Griekse centrale bank. Daarnaast willen deze leden informeren hoe het staat met de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Plasterk betreffende de positie van ABN Amro binnen de Griekse obligatieomruil. ABN Amro verzet zich tegen de obligatieomruil. Hoe beoordeelt de minister de klachten van ABN Amro over de Griekse obligatieomruil? De leden van de PvdA-fractie willen tot slot informeren naar de omvang (in miljarden) van de holdouts onder Griekse obligaties naar buitenlands recht.

Portugal

De leden van de PvdA-fractie willen graag de uitspraken van Eurocommissaris Rehn over Portugal in herinnering roepen. Begin april heeft Eurocommissaris Rehn de uitspraak gedaan dat hij extra hulp voor Portugal niet uitsluit m.b.t. haar markttoegang na het aflopen van haar hulpprogramma. De leden van de PvdA-fractie waren positief gestemd t.a.v. de voortgang van Portugal onder haar hulpprogramma, zoals gerapporteerd door de Troika, maar deze leden zien ook risico’s door de sombere groeivooruitzichten voor de eurozone als geheel. Hoe beoordeelt de minister de uitspraken van Commissaris Rehn?

By-laws ESM-verdrag

De leden van de PvdA-fractie verwelkomen de brief van de minister t.a.v. de by-laws van het ESM. De leden van de PvdA-fractie ondersteunen de inbreng van de Nederlandse rekenkamer t.a.v. de by-laws van het ESM. De leden van PvdA-fractie zijn dan ook positief gestemd dat de minister van Financiën deze inbreng inhoudelijk overneemt. De leden van de PvdA-fractie wensen een sterke, onafhankelijke Board of Auditors binnen het ESM. Zoals reeds opgemerkt door de minister in zijn brief laat de huidige verdragstekst nog teveel zaken open met betrekking tot de bevoegdheden van de Board of Auditors en de kwaliteitsstandaarden waaraan zij dient te voldoen. De leden van de PvdA-fractie roepen daarom de minister op om middels de vaststelling van de by-laws (artikel 30(6) ESM-verdrag) te garanderen dat de Board of Auditors uit eigener beweging een onderzoek kan instellen naar het financieel beleid van het ESM en deze zonder inspraak of redactie van de Raad van gouverneurs of bewind kan publiceren. Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie moet de Board of Auditors een onderzoek kunnen instellen naar de rechtmatigheid, doelmatigheid en risicomanagement van het financiële beleid van het ESM en het naleven van de verdragsteksten en afspraken in de richtsnoeren van het ESM

De leden van de PvdA-fractie signaleren dat er binnen het ESM-verdag een zekere spanning bestaat tussen de interne en externe audit functie binnen het ESM en de geheimhoudingsplicht voor functionarissen van het ESM zoals uitgewerkt in artikel 34 ESM-verdrag. Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie mag deze geheimhoudingsplicht geen obstakel vormen voor een effectieve controle op het ESM en vraagt de minister dan ook aandacht te besteden bij het opstellen van de by-laws van het ESM aan de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht t.o.v. de interne en externe audit functie binnen het ESM.

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de PVV

ESM/EFSF/Begrotingspact

De firewall tegen de eurocrisis zal worden opgehoogd tot 800 mld. (ESM =500 mld., EFSF= 200 mld., EFSM=49 mld. en bilaterale leningen aan Griekenland=53 mld.)

Het EFSF mag tussen juli 2012 en juli 2013 nog financiële verplichtingen aangaan als de capaciteit van het ESM nog geen 500 mld. bedraagt.

De leden van de PVV-fractie vragen zich af of in het geval de ESM-capaciteit nog geen 500 mld. bedraagt, nieuwe leningen automatisch ten laste komen van het EFSF of dat deze ook «gewoon» ten laste kunnen komen van het ESM? Wie bepaalt dit? En is de kans niet levensgroot aanwezig dat een ESM- capaciteit van 500 mld. nog lang op zich laat wachten (of er helemaal niet komt) gezien het geringe aantal ratificaties tot op heden? Kan de minister een update geven van de landen die het ESM reeds hebben geratificeerd? Wat zijn de gevolgen voor de capaciteit van het ESM als één of meerdere eurolanden het ESM-verdrag niet ratificeren?

Is de kans niet levensgroot dat het EFSF extra leningen zal (moeten) uitgeven waardoor de totale firewall hoger uit zal komen dan 800 mld.?

De Nederlandse garanties zullen tussen juli 2012 tot juli 2013 uitkomen op maar liefst 134 mld. (EFSF [98 mld.] en ESM [35,5 mld.]) De Minister stelt dat het huidige Nederlandse garantieplafond hiermee tijdelijk wordt overschreden, maar is deze overschrijding wel zo tijdelijk als het EFSF nog tot juli 2013 geld kan uitlenen?

Tevens is afgesproken om sneller te storten in het ESM. In eerste instantie zou in vijf tranches worden gestort over de periode 2012–2016. Nu is afgesproken om 2/5 te storten in 2012, 2/5 in 2013 en 1/5 in 2014. Voor Nederland komt dit neer op een storting van 1,8 mld. in 2012, 1,8 mld. in 2013 en 0,9 mld. in 2014 (tot. 4,6 mld.).

Waar is dit nu voor nodig? Welke nieuwe inzichten en/of risico’s hebben ertoe doen besluiten de kapitaalstorting te vervroegen?

Naast vragen rondom ratificatie van het ESM rijzen er ook vragen omtrent de ratificatie van het begrotingspact. In Frankrijk en Duitsland zouden sociaaldemocraten willen heronderhandelen over het pact. Maar wat betekent het als een land het begrotingspact niet ratificeert? Ratificatie van het ESM en ratificatie van het begrotingspact zijn beide noodzakelijk om een beroep te mogen doen op het ESM. Maar kunnen landen die het ESM en/of het begrotingspact niet ondertekenen nog wel een beroep blijven doen op het EFSF?

De leden van de fractie van de PVV vragen zich ook af hoe het staat met de twee hefboomopties van het EFSF, te weten het verzekeringsmodel en het Co Investment Fund. Deze werden destijds met veel bombarie aangekondigd, maar wat heeft dit nu daadwerkelijk opgeleverd? Waarom zijn deze mogelijkheden niet eerst uitgeput, alvorens weer bij de eurolanden aan te kloppen?

Wordt er nog actief gewerkt aan deze twee opties?

Europese begroting

Dan de Europese Commissie, waar de Commissie de lidstaten allerlei bezuinigingsmaatregelen oplegt, laat zij zelf de teugels ruimhartig vieren. Brussel heeft volgend jaar maar liefs 6,8% extra nodig. Dit is voor de leden van de PVV-fractie volstrekt onacceptabel. Volgens Barosso moet Brussel zich aan eerdere afspraken houden en kan het niet anders. De leden van de fractie van de PVV willen weten waar dit extra geld dan wel niet aan besteed zou moeten worden.

De minister geeft ook aan dat er tijdens de informele Ecofin Raad gesproken is over het Meerjarig Financieel Kader (2014–2020). De minister stelt dat Nederland heeft aangegeven dat het Commissievoorstel minimaal 100 mld. te hoog is. Maar als Nederland dit voorstel 100 mld. te hoog vindt, met hoeveel is het Meerjarig Financieel Kader dan wel niet gegroeid volgens het voorstel? Kan de minister erop aansturen dat de Commissie geen financiële verplichtingen aangaat op basis van dit verhoogde commissievoorstel? We willen bij de EU-begroting voor 2014 niet weer hetzelfde argument van Barosso horen.

Griekenland

Gisteren bereikte ons het bericht dat de Griekse economie dit jaar niet met 4,5% krimpt, maar met 5%.

Begin mei zullen in Griekenland verkiezingen plaatsvinden en het is maar zeer de vraag of de twee grote partijen aan een meerderheid zullen komen. De meeste andere partijen zijn tegen de afgesproken bezuinigingen.

Om met de gouverneur van de Griekse centrale bank George Provopoulos te spreken, «is het Griekse lidmaatschap van de euro meteen in gevaar», als Griekenland na de verkiezingen de teugels laat vieren. De vraag is dan ook of de minister rekening houdt met een Griekse exit uit de euro. Wordt er concreet gewerkt met dit scenario binnen het ministerie?

Target-2

De minister heeft in zijn brief een overzicht opgesteld van de target-2 saldi (positief voor Duitsland, Luxemburg, Nederland, Finland en Estland en negatief voor de overige eurolanden). Kunnen deze saldi onbeperkt oplopen/zijn deze saldi onbegrensd?

Volgens de minister vormen deze saldi niet direct een probleem. Een probleem zou pas ontstaan wanneer een lidstaat met een negatief saldo de eurozone verlaat.

Zolang dit niet het geval is, zou feitelijk sprake zijn van administratieve saldi.

Maar, het betreft hier toch daadwerkelijke vorderingen?

Hoe realistisch is het dat de centrale banken van Zuid-Europese lidstaten deze vorderingen aan de ECB überhaupt kunnen voldoen?

Wat zijn de gevolgen van een eventueel faillissement van Zuid-Europese banken voor de vorderingen van de nationale centrale bank op deze banken?

En wat zijn de gevolgen hiervan voor de vordering (Target-2 saldo) van de ECB op de centrale bank van het betreffende euroland?

Kan de minister uitsluiten dat het faillissement van financiële instellingen gevolgen heeft voor de inbaarheid van de Target-2 saldi bij de nationale centrale banken door de ECB?

Zijn de financiële risico’s die gepaard gaan met een faillissement van banken in de eurozone op basis van het target-2 systeem hiermee publiek geworden?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van het CDA

Inleiding

De leden van de CDA-fractie willen graag een aantal opmerkingen maken en vragen stellen over de onderwerpen die waren geagendeerd voor het algemeen overleg.

Klimaatfinanciering

Op het punt van de internationale klimaatfinanciering het volgende. Er is nu mondiaal € 7.2 mld. toegezegd. Er wordt nu gesproken over een mogelijke opschaling van € 100 mld. Wat zijn nu precies de plannen? Wat zijn de gevolgen hiervan voor Nederland?

Basel III

Er is overeenstemming bereikt over de invoering van Basel III. Volgens het IMF zullen Europese banken in de komende achttien maanden hun balansen moeten aanpassen/verkorten. Het gaat hierbij om een bedrag van USD 2 600 mld. Een kwart daarvan zal plaatsvinden door minder krediet te verlenen. De rest zal waarschijnlijk plaatsvinden door verkoop van activiteiten buiten de eurozone. Als de banken dat niet doen, zullen de problemen alleen maar groter worden. Hoe gaat het nu met het Europese bankwezen? Welke acties worden ook binnen Europees verband ondernomen om orde op zaken te stellen? Wat zijn de gevolgen van deze activiteiten voor de kredietverlening?

Griekenland

Over Griekenland het volgende. Hier speelt de afwikkeling van de PSI operatie. Wat is nu het uiteindelijke deelnamepercentage? Hoe zit het met de kwestie ABN AMRO? Voor de leden van de CDA-fractie is ook van belang dat Griekenland vooruitgang boekt op het steunprogramma. Wanneer kunnen we de volgende beoordeling verwachten? Wat is hier al over bekend?

Kwetsbare lidstaten

De leden van de CDA-fractie hebben ook nog een aantal vragen over de kwetsbare lidstaten voor wat betreft de buitensporigtekortprocedure. Dit speelt vooral bij Spanje en België, maar nu wellicht ook bij Nederland. België heeft inmiddels een aanvullende begroting gepresenteerd. Spanje doet ook zijn uiterste best. Er zijn inmiddels besluiten genomen om voor € 37 mld. extra te bezuinigen in 2012. Wat is nu de actuele situatie in Spanje? Hoe staat het met de vorderingen van lidstaten om uit de buitengewonetekortprocedure te komen? Graag een (beknopt) overzicht van de maatregelen die deze landen hebben getroffen.

Ageing rapport

Er wordt gesproken over een interessant rapport, namelijk het «ageing» rapport. Hieruit blijkt nog maar weer eens hoe belangrijk de gevolgen zijn van de vergrijzing voor de Nederlandse economie. Voor Nederland stijgen de leeftijdsafhankelijke uitgaven met 8,6%. Dit ligt fors hoger dan het gemiddelde van de eurozone. De leden van de fractie van het CDA nemen aan dat dit komt door de hogere zorguitgaven. Toch blijft dit opvallend, zeker omdat Nederland een zeer goed pensioenstelsel heeft. Wat is de reactie van de minister hierop? Wat is de status van dit rapport? Wat zijn hiervan de mogelijke consequenties?

BTW

Er worden stevige conclusies getrokken over de toekomst van de BTW. Kernpunten hiervan zijn: een stevige aanpak van de fraude, een eenvoudiger en efficiënter systeem en beter toegespitst op de interne markt. Vooral wat dit laatste punt betreft, hebben de leden van de CDA-fractie vragen. Wat gaat hier precies mee gebeuren? Wat wordt het Nederlandse standpunt? Dit staat helaas niet genoemd in de geannoteerde agenda.

Middelen Europese noodfonds

Het IMF heeft een bedrag van € 325 mld. opgehaald bestemd voor het Europese noodfonds, zo werd tijdens de voorjaarsvergadering bekend. De eurolanden zelf dragen een bedrag van € 150 mld. bij. De overige garanties worden beschikbaar gesteld door Japan (€ 45 mld.), de Scandinavische landen (€ 20 mld.), Polen (€ 6 mld.), het Verenigd Koninkrijk (€ 11 mld.) en Saoedi-Arabië (€ 11 mld.). Ook Indonesië, Maleisië, Rusland, India, China, Thailand en Brazilië hebben toezeggingen gedaan. Wanneer wordt hier meer over bekend?

Schaduwbankieren

Tot slot de kabinetsreactie op het groenboek schaduwbankieren. De leden van de CDA-fractie hebben met interesse kennisgenomen van de gedetailleerde kabinetsreactie op het groenboek. Er wordt een aantal algemene noties gegeven, alsmede een aantal Nederlandse prioriteiten ten aanzien van het vervolgtraject. Deze leden willen benadrukken dat de aanpak van schaduwbankieren voor hen een aangelegen punt is. Naast de in de kabinetsreactie genoemde punten is voor de leden van de CDA-fractie de oneerlijke concurrentie tussen schaduwbanken en banken die zich wel aan de regels houden een belangrijk punt. Kan de minister dit ook als prioritair punt bestempelen? Daarnaast vragen deze leden op welke wijze derivatenposities zich nu verhouden tot schaduwbankieren?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van de SP

Garantieplafond

Met betrekking tot de vergaderingen van de Eurogroep en Ecofin van 30 en 31 maart, hebben de leden van de SP enkele vragen. Deze leden hebben kennis genomen van het feit dat het Nederlandse garantieplafond tijdelijk wordt overschreden. Is er nog wel sprake van een plafond, wanneer dit toch kan worden overschreden? Is dit in overeenstemming met de begrotingsregels? Is de minister van plan dit plafond later weer terug te brengen naar het niveau van 98 miljard euro? Zo ja, wanneer? Wat betekent dit voor de risico’s die Nederland loopt?

ESM

De minister deelt in zijn brief over de publieke controle op het ESM mee dat de onderhandelingen over de by-laws nog niet zijn afgerond en de vaststelling ervan pas na de inwerkingtreding van het ESM-verdrag door de Raad van Gouverneurs kan worden afgerond. Dat betekent dat de Tweede Kamer haar akkoord moet geven zonder zich er van te kunnen verzekeren dat de publieke controle op orde is. Vindt de minister dat een wenselijke gang van zaken? Heeft de minister expliciet gevraagd om de by-laws, zoals die er nu liggen, publiekelijk beschikbaar te maken? Zo ja, wat is daarop geantwoord? Zo nee, waarom niet? Is de minister het met de leden van de SP-fractie eens dat de by-laws die de Europese Commissie heeft opgesteld publiek kunnen worden gemaakt, zodat er ook in de openheid over kan worden gedebatteerd? Waarom moet het jaarverslag van de Board of Auditors eerst naar de Raad van Gouverneurs worden gestuurd? Heeft de minister er bezwaar tegen wanneer de Board of Auditors deze direct kan publiceren op haar website zonder tussenkomst van de Raad van Gouverneurs? Zo ja, waarom? Zo nee, is het kabinet bereid zich daarvoor in te zetten? Uiteraard kan het rapport gelijktijdig aan de Raad van Gouverneurs worden gestuurd. Is de minister bereid te bepleiten dat tussentijdse rapportages mogelijk zijn, ook wanneer daar niet om wordt gevraagd door de Raad van Gouverneurs? Kan een parlement uit een individuele lidstaat een verzoek neerleggen bij de Board of Auditors om zaken te onderzoeken? In dat verband zijn de leden van de SP-fractie ook geïnteresseerd naar hoe het beroepsgeheim in artikel 34 van ESM verdrag wordt uitgelegd. Wat wordt er precies bedoeld met inlichtingen die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen? Is er een maximale zittingsduur voor de leden van de Board of Auditors? Hoeveel gaan deze leden verdienen? Hoe wordt hun vergoeding bepaald? Is de minister er een voorstander van om de Board of Auditors te voorzien van een kleine staf om zorg te dragen voor inhoudelijke continuïteit?

Is er volgens de minister voorzien in een procedure voor het geval een land uit het Europese noodfonds wil stappen? Zo nee, waarom niet? Betekent het uittreden van een land uit het Europese noodfonds, automatisch ook uittreden uit de Europese Unie?

BTW-voorstel

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van het feit dat het kabinet geen voorstander is van het nieuwe BTW-voorstel met betrekking tot het Eigen Middelen Besluit. Wat houdt dit nieuwe BTW-voorstel in? Wat zijn de verschillen met de oude BTW-regeling? Wat is de reden van het feit dat Nederland hier geen voordeel in ziet? Zou een BTW-verhoging in Nederland automatisch leiden tot meer eigen middelen voor de Europese Unie?

Groeifonds

Volgens het kabinet is het noodzakelijk dat landen doorgaan met structurele hervormingen en het op orde brengen van de overheidsbegrotingen. In Europa wordt gesproken over een eventueel op te zetten groeifonds. Dit fonds zou moeten investeren in bijvoorbeeld infrastructuur, duurzame energie en technologie. Is het kabinet van mening dat investeringen in infrastructuur, duurzame energie en technologie een positief effect kunnen hebben op de werkgelegenheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, zou het kabinet voorstander zijn van een dergelijk groeifonds?

Waaruit zou dit groeifonds worden gefinancierd? Is het mogelijk dat dit deels wordt gefinancierd uit de middelen van het noodfonds? Zouden in dat geval alleen landen die deelnemen aan het noodfonds, gebruik mogen maken van dit groeifonds?

FTT

Waarom is volgens het kabinet een financiële transactiebelasting geen efficiënt middel om een goede bijdrage van de financiële sector aan de publieke middelen te bewerkstelligen? Is de minister van mening dat een FTT het high frequency trading minder winstgevend kan maken, en daarmee onaantrekkelijker? Zo nee, waarom niet? Zouden personen die nu, wegens de riante bezoldiging, werkzaam zijn op de beurs eerder geneigd zijn om hun talenten aan te wenden in de reële economie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat voor effect zou die ontwikkeling hebben op de innovatiekracht van de Nederlandse economie?

Waarom kan een stabielere financiële sector beter worden bereikt door regulering dan door een FTT? Waarom zouden regulering en een FTT niet samen kunnen bestaan?

Welke alternatieven voor een FTT zou het kabinet onderzocht willen hebben? Is het kabinet voornemens hierop aan te dringen tijdens de volgende Ecofin? Zo nee, waarom niet?

Waarom zou volgens het kabinet een bankenbelasting een beter middel zijn om publieke middelen te genereren?

Ageing Report

Volgens het Ageing Report 2012 zit Nederland in de kopgroep wat betreft de stijging van de kosten van de vergrijzing. Waarom worden enkel de kosten van vergrijzing bekeken, en niet de inkomsten ervan? Heeft het kabinet enig zicht op de toenemende baten door de vergrijzing?

Spanje

De Eurogroep heeft er bij Spanje op aangedrongen om een extra budgettaire inspanning te leveren van 0,5% BBP. Hoe denkt de minister dat deze extra bezuinigingen de economische groei in Spanje zullen beïnvloeden op de korte termijn?

ECB-leningen

De Franse presidentskandidaat François Hollande wil dat de Europese Centrale Bank leningen moet gaan verstrekken aan het Europese noodfonds. Staat de minister positief tegenover dit idee? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?

Vragen en opmerkingen van de leden van de fractie van GroenLinks

Algemeen

De leden van de GroenLinks-fractie hebben met interesse, maar ook enige zorg, kennisgenomen van de stukken. Ze waarderen de inzet van de minister om begrotingsdiscipline en een gelijk speelveld in Europa te behouden, maar vinden zijn insteek te eenzijdig. Zo vragen zij zich af wat de inzet van Nederland is, aangaande een initiatief tot een Europees groeifonds, zoals vermeld in diverse media, dat ondersteund zou worden door de Europese Investeringsbank en het Europees noodfonds. Maakt Nederland zich sterk voor een duurzaam stimuleringsfonds, zoals verzocht in de aangenomen motie Sap c.s. (21 501-20, 571), om te komen tot economische groei en convergentie? Hoe ziet Nederland een dergelijk fonds voor zich en welke omvang zou dit moeten krijgen?

Verslag informele ecofin-raad

MFK

De leden van de GroenLinks fractie vinden de insteek van Nederland op het gebied van het meerjarig financieel kader niet passen bij de verwachtingen die Nederland van de Europese Commissie heeft. De genoemde leden zouden het verstandiger vinden dat Nederland zich inzet voor een effectieve inzet van de gelden, dan steeds te benadrukken dat er minder geld uitgegeven mag worden. Zo zou de begroting van de Europese Commissie zich wat deze leden betreft moeten richten op het stimuleren van groei en hervormingen in Europa. Zij vragen de minister dan ook, waarom Nederland de sterke focus legt op de omvang van de begroting en niet op de invulling ervan.

FTT

De leden van de GroenLinks fractie zijn teleurgesteld in de opstelling van de minister inzake de financiële transactiebelasting. Zij zijn van mening dat de FTT bij zou kunnen dragen aan een stabielere financiële sector en dat deze vorm van belasting geld ophaalt bij een sector die de belastingbetaler veel geld gekost heeft.

Zij zijn verheugd dat de minister wel de doelen van de FTT ondersteunt, maar vrezen dat het uitwerken van de alternatieven weer veel tijd zal gaan kosten. Zij vragen de minister zich actief in te zetten voor een FTT of een alternatief en de Kamer te informeren over het verwachte tijdspad.

Geannoteerde agenda

CRD IV en CRR

De leden van de GroenLinks fractie zijn blij dat Nederland zich inzet voor steviger kapitaalseisen aan financiële instellingen. Volgens de genoemde leden is het verhogen van buffers de beste manier om stabiliteit van het financiële systeem te verstevigen. Met de minister zijn zij van mening dat de Basel III afspraken zo volledig en uniform mogelijk geïmplementeerd dienen te worden, maar ook dat het mogelijk moet blijven aanvullende nationale eisen te stellen.

Internationale klimaatfinanciering

De leden van de GroenLinks fractie zijn blij dat er een eerste stap gemaakt is wat betreft het mobiliseren van klimaatfinanciering. Ze spreken echter wel hun zorg uit over het tempo waarop dit gebeurt en het gebrek aan juridisch bindende afspraken. Zo hebben de genoemde leden begrepen dat nieuwe financieringsinstrumenten ingezet zullen worden ten behoeve van de financiering van de afgesproken klimaatfinanciering. Deze leden maken zich zorgen over mogelijk tegenvallende opbrengsten van deze nieuwe instrumenten, waardoor de omvang van de toezegging onzeker wordt en een casino-klimaatfonds zou kunnen ontstaan. Ze vragen de minister zich in te zetten voor een juridisch bindende verdeelsleutel, zodat de landen zich committeren aan het halen van de doelstelling per 2020.

Publieke controle ESM

By laws

De leden van de Groenlinks-fractie bedanken de minister voor zijn informatie over de stand van zaken van de onderhandelingen over de by-laws. Ze zijn verheugd dat de minister zich in nauw overleg met de Algemene Rekenkamer inzet voor een goede publieke externe controle. Ook zijn zij tevreden met de al ambtelijk overeengekomen resultaten. Graag hoorden zij van de minister welke aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op verzet stuiten in de ambtelijke onderhandelingen. Welke aanbevelingen lijken niet haalbaar? En wat is de appreciatie van de minister ten aanzien van deze, mogelijk onhaalbare, aanbevelingen? De leden van de GroenLinks-fractie hebben de stand van zaken aangaande het onderzoeksmandaat en publicatiemogelijkheden gelezen. Zij vragen de minister ook in te gaan op de stand van zaken aangaande de overige aanbevelingen, onder andere de aanbevelingen over de samenstelling en ondersteuning van de Board of Auditors.

II Reactie van de minister

Landen

Spanje

De CDA-fractie vraagt naar de actuele situatie in Spanje. De SP-fractie vraagt hoe de minister denkt dat de extra budgettaire inspanningen van 0,5% BBP waarop de Eurogroep bij Spanje heeft aangedrongen de economische groei in Spanje op korte termijn zullen beïnvloeden. De leden van de VVD-fractie geven aan de opstelling van het Nederlandse kabinet te steunen dat het essentieel is dat landen zelf de maatregelen treffen die nodig zijn om het vertrouwen van de markten te behouden. De VVD-fractie vraagt hoe in dat licht de recente ontwikkelingen in Spanje getaxeerd worden.

Tijdens de Eurogroep van 12 maart jl. heeft de Eurogroep Spanje opgeroepen om in 2012 een extra budgettaire inspanning te leveren van 0,5% BBP. De Eurogroep achtte dit nodig om het begrotingstekort in 2013 onder de 3% BBP te brengen. Om deze doelstellingen te bereiken heeft Spanje extra maatregelen genomen: afgelopen maand is de begroting voor dit jaar met een flink pakket aan bezuinigingsmaatregelen aangenomen en recent heeft Spanje nog een verhoging van de BTW en een verlaging van enkele afdrachten van bedrijven aangekondigd. Deze laatste maatregel maakt het voor bedrijven goedkoper om werknemers in dienst te nemen en te houden.

Het Stabiliteitsprogramma 2012, waarin deze maatregelen opgenomen zijn, is ingediend bij de Europese Commissie, die hierover naar verwachting 30 mei een oordeel zal vellen. Ik kan op dit moment daarom geen inschatting maken van het effect op de economische groei op de korte termijn en wacht het oordeel van de Commissie af.

De doelstellingen zijn ambitieus en de gevraagde consolidatie is groot. De bereidheid van de Spaanse overheid om de noodzakelijk maatregelen te nemen is echter aanwezig en het risico lijkt dan ook met name te zitten in groter dan verwachte negatieve groei en het risico dat lagere overheden hun begrotingen niet op orde brengen.

Een ander risico vormt de kwetsbaarheid van de Spaanse bankensector voor slechte leningen, met name in de bouw- en vastgoedsector. Hoewel de grootste Spaanse banken relatief robuust zijn, is met name verdergaande consolidatie en versterking nodig van de voormalige spaarbanken (de zogenaamde caja’s). Hoewel er door de Spaanse Centrale Bank recent extra eisen zijn gesteld om het risico op de bouw- en vastgoedsector te adresseren, blijft de bankensector een bron van zorg, dit is recentelijk ook nog door het IMF aangegeven. Mogelijk zal herkapitalisatie door de Spaanse overheid noodzakelijk zijn

Bovenstaande risico’s hebben de afgelopen periode ook op de financiële markten tot zorg geleid, waardoor de rente op Spaanse staatsobligaties opliep. Hoewel de risico’s realistisch zijn, is de Spaanse overheid naar mijn inschatting goed op weg met structurele hervormingen, zoals flexibilisering van de arbeidsmarkt, en heeft zij uiteindelijk ook de benodigde budgettaire maatregelen genomen. Een definitief oordeel van de Europese Commissie wacht ik af. Voor een aantal zaken, zoals hervorming van de lagere overheden en een strategie om de problemen in de financiële sector aan te pakken, blijft Nederland om aandacht vragen. Nederland heeft altijd beargumenteerd dat het aan landen zelf is om de financiële markten te overtuigen met solide budgettair beleid en economisch beleid gericht op hervormingen om de groei te stimuleren.

Portugal

De leden van de PvdA-fractie vragen hoe de minister de uitspraken van Commissaris Rehn beoordeelt over Portugal dat hij extra hulp niet uitsluit met betrekking tot markttoegang na het aflopen van het hulpprogramma.

Op 20 maart jl. is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang in het kader van het Portugese leningenprogramma (BFB2012–7522M). Hierin heeft u kunnen lezen dat uit de derde voortgangsrapportage van de Trojka is gebleken dat het programma grotendeels op schema ligt. Ook de Trojka houdt rekening met de risico’s rondom het Portugese leningenprogramma, o.a. de risico’s die voortvloeien vanuit de sombere groeivooruitzichten voor de eurozone als geheel.

In het leningenprogramma wordt verondersteld dat Portugal in de loop van 2013 geleidelijk terug keert naar de financiële markten en dat de laatste tranche uit het leningenprogramma in het tweede kwartaal van 2014 wordt uitgekeerd. Eurocommissaris Rehn heeft recentelijk in zijn uitspraken inderdaad de mogelijkheid open gehouden voor extra hulp aan Portugal. De regeringsleiders en staatshoofden hebben tijdens de Eurotop op 21 juli 2011 reeds aangegeven dat wanneer markttoegang uitblijft en een land zich houdt aan de voorwaarden in het kader van het leningenprogramma, bereid zijn te kijken naar de mogelijkheden voor verdere steun. Ik wil hier verder niet over speculeren.

Griekenland

De leden van de VVD-fractie vragen naar de opvatting van de minister over de kwestie van de al dan niet onterechte afwaardering van de obligaties van ABN Amro aan het Griekse staatsspoorwegbedrijf. De leden van de PvdA-fractie vragen hoe het staat met de antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Plasterk betreffende de positie van ABN Amro. Ook vragen zij hoe de minister de klachten van ABN Amro beoordeelt over de Griekse obligatieomruil en naar de omvang van hold-outs onder Griekse obligaties naar buitenlands recht. De leden van de CDA-fractie vragen tenslotte naar het uiteindelijke deelnamepercentage in de PSI operatie.

Op zeer korte termijn zal ik de Kamer mijn antwoorden doen toekomen op de Kamervragen van het lid Plasterk betreffende de leningen van ABN Amro aan openbaar vervoerbedrijven van Griekenland.

Met betrekking tot de vraag van de leden van de CDA-fractie merk ik het volgende op. In de Kamerbrief over het nieuwe leningenprogramma Griekenland (BFB2012–7398M) informeerde ik de Kamer reeds dat op dat moment een totaal deelnamepercentage van 95,7% werd verondersteld die nog hoger kon worden door de verlenging van de inschrijfperiode voor obligatiehouders van Griekse staatsobligaties onder buitenlands recht en van obligaties van Griekse staatsbedrijven. Op 25 april jl. maakt het Griekse Agentschap (www.greekbonds.gr) bekend dat na de laatste omruil een totaal deelnamepercentage van 96,9% is behaald. Dit komt overeen met circa 199 miljard euro aan schuldpapier. Zoals ik meldde in de Kamerbrief over het nieuwe leningenprogramma (BFB2012–7398M) kwam circa 205,6 miljard euro aan obligaties in aanmerking voor de omruil. Daarmee is de omvang van de niet deelnemende obligatiehouders circa 6,5 miljard euro.

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer de volgende beoordeling verwacht kan worden over de vooruitgang die Griekenland boekt op het steunprogramma.

De volgende voortgangsrapportage van de Trojka zal naar verwachting in de loop van juni verschijnen. Na het verschijnen van deze voortgangsrapportage zal de Tweede Kamer daar zoals gebruikelijk over worden geïnformeerd.

De leden van de PVV-fractie vragen of de minister rekening houdt met een Griekse exit uit de euro en of er concreet gewerkt wordt met dit scenario binnen het ministerie en of er concreet gewerkt wordt met dit scenario binnen het ministerie.

Het ministerie van Financiën houdt rekening met elk mogelijk scenario.

Landen in de buitensporigtekortprocedure

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het staat met de vorderingen van lidstaten om uit de buitensporigtekortprocedure te komen en vragen om een (beknopt) overzicht van de maatregelen die deze landen hebben getroffen.

Alle lidstaten, inclusief de lidstaten in de buitensporigtekortprocedure, hebben uiterlijk eind april de begrotingsplannen voor het huidige jaar en de aankomende jaren naar de Europese Commissie moeten opsturen. Daarnaast publiceert de Commissie naar verwachting op 11 mei de nieuwe ramingen voor groei en overheidsfinanciën voor alle lidstaten voor 2012 en 2013. Op basis hiervan zal de Commissie aanbevelingen publiceren, waarschijnlijk op 30 mei a.s. Deze aanbevelingen zullen ook meer informatie verschaffen over de voortgang van lidstaten in de buitensporigtekortprocedure. Uiteindelijk zal de Ecofin Raad in juni definitieve aanbevelingen aannemen. De Tweede Kamer zal hier nader over worden geïnformeerd.

EFSF/ESM

De leden van de VVD-fractie vragen in hoeverre thans reeds gebruik wordt gemaakt van de beschikbare leverage optie van het EFSF, het verzekeringsmodel. Ook wordt gevraagd naar de opzet van de tweede leverage optie, het co-investment fund, en of over dit instrument nog besluitvorming moet plaatsvinden en, zo ja, hoe de Tweede Kamer daarbij wordt betrokken.

Ook de leden van de PVV-fractie vragen hoe het staat met de twee hefboomopties van het EFSF en wat deze opties tot nu toe hebben opgeleverd. Zij vragen waarom deze twee leverage opties niet eerst zijn uitgeput, alvorens weer bij de eurolanden aan te kloppen.

Op 26 oktober 2011 zijn twee leverage opties overeengekomen ter versterking van de slagkracht van het EFSF, het verzekeringsmodel en het co-investment fund. Het verzekeringsmodel, waarin een verzekering wordt aangeboden door een apart vehikel aan investeerders bij de uitgifte van een obligatie door een euroland, is reeds beschikbaar sinds februari 2012 (zie ook http://www.esbpf.eu/). Er is echter nog geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid, aangezien er geen aanvraag is gedaan door een lidstaat voor deze optie. De tweede optie, het co-investment fund waarin publiek en private middelen bijeen worden gebracht om de slagkracht te vergroten, wordt op dit moment verder technisch uitgewerkt. Dit betreffen uitwerkingen van de afspraken zoals reeds besloten tijdens de Eurotop van 26 oktober 2011.

De twee leverage opties zijn additionele opties om de middelen van het EFSF efficiënter te gebruiken en de slagkracht van het EFSF te vergroten. Hiernaast vonden de eurozone lidstaten het van belang dat er een sterke en overtuigende firewall is. Met het verhogen van de firewall tijdens de Eurogroep van 30 maart jl. is ook een belangrijk signaal gegeven aan de internationale gemeenschap dat in verschillende bewoordingen aandrong op een groter noodfonds van de eurozone landen. Nederland is altijd voorstander geweest van een sterke firewall, op voorwaarde dat er een versterkte budgettaire discipline is om dergelijke crises te voorkomen, zoals het «sixpack» en het nieuwe verdrag voor stabiliteit, coördinatie en governance.

De leden van de PVV-fractie vragen zich af of, in het geval de ESM capaciteit nog geen € 500 miljard bedraagt, de leningen ten laste komen van het EFSF of dat deze leningen ook ten laste kunnen komen van het ESM, en wie dit bepaalt. Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie of de capaciteit van € 500 miljard van het ESM nog lang op zich laat wachten (of er helemaal niet komt) gezien het geringe aantal ratificaties tot op heden. Ook vragen de leden van de PVV-fractie naar de gevolgen voor de capaciteit van het ESM als één of meerdere eurolanden het ESM-Verdrag niet ratificeren.

Voor het antwoord op bovenstaande vragen van de PVV-fractie verwijs ik naar de nota naar aanleiding van het verslag met betrekking tot het voorstel van wet tot goedkeuring van het Verdrag tot instelling van het Europees stabiliteitsmechanisme.

Daarnaast vragen de leden van de PVV-fractie of de kans niet levensgroot is dat het EFSF extra leningen zal (moeten) uitgeven waardoor de totale firewall hoger uit zal komen dan € 800 miljard en of de overschrijding van het huidige garantieplafond van circa € 98 miljard wel zo tijdelijk is als het EFSF nog tot juli 2013 geld kan uitlenen.

De Eurogroep van 30 maart jl. heeft overeenstemming bereikt over het verhogen van de capaciteit van de Europese noodfaciliteiten waarbij de gecombineerde leencapaciteit van het EFSF en het ESM verhoogd is naar 700 miljard euro. Het EFSF mag tussen juli 2012 en juli 2013 alleen nieuwe steunprogramma’s aangaan indien de nieuwe beschikbare capaciteit van het ESM gedurende de opbouwende fase niet 500 miljard euro is. Indien het EFSF nieuwe steunprogramma’s zal aangaan gedurende deze periode zal de capaciteit van het ESM niet de volledige 500 miljard bedragen. De gezamenlijke leencapaciteit van het EFSF en het ESM blijft 700 miljard euro. Zoals eerder afgesproken zal het EFSF na juli 2013 uitsluitend ingezet worden voor de dan al bestaande steunprogramma’s. Naar verwachting zal het EFSF geen nieuwe steunprogramma’s aangaan tussen juli 2012 en juli 2013 en zal het EFSF na juli 2013 alleen ingezet worden voor de circa 200 miljard euro van de op dit moment reeds lopende programma’s van Ierland, Portugal en het tweede Griekse leningen programma. Zoals eerder gemeld, bedraagt de looptijd van de EFSF leningen aan Ierland, Portugal en het tweede Griekse leningen programma tussen de 15 en 30 jaar (Kamerstukken II, Vergaderjaar 2010–2011, 21 501-07, nr. 821).

Verder vragen de leden van de PVV-fractie waarom er besloten is om versneld kapitaal te storten in het ESM en welke nieuwe inzichten en/of risico’s ertoe hebben doen besluiten om de kapitaalstortingen te versnellen.

In het ESM-Verdrag is vastgelegd dat de ESM-leden zullen waarborgen dat de gecombineerde leencapaciteit van het ESM en het EFSF minimaal 500 miljard euro bedraagt. De Eurogroep heeft op 30 maart jl. afgesproken om het ESM sneller op te bouwen, waardoor naar verwachting in juli 2013, wanneer EFSF geen nieuwe steunprogramma’s meer aan zal kunnen gaan, drie van de vijf tranches volgestort zijn in het ESM. Gecombineerd met de reeds gecommitteerde leencapaciteit van het EFSF van circa 200 miljard euro voor de programma’s voor Griekenland, Ierland en Portugal is daarmee ook in juli 2013 een leencapaciteit van 500 miljard euro beschikbaar gesteld. Bij afronding van het volstorten van het gestort kapitaal van het ESM zal het ESM een onafhankelijke capaciteit kennen van 500 miljard euro, waarmee tezamen met het EFSF een gecombineerde capaciteit van 700 miljard euro wordt bereikt. In het ESM-Verdrag is bovendien bepaald dat de ESM-leden zich gedurende de opbouwfase van het ESM committeren aan het sneller volstorten van het gestort kapitaal van het ESM opdat de verhouding tussen het volgestort kapitaal en de door het ESM uitgegeven leningen ten minste 15% bedraagt.

De leden van de PVV-fractie stellen ook vragen omtrent de ratificatie van het begrotingspact. Er wordt gevraagd wat het betekent als een land het begrotingspact niet ratificeert en of landen die het ESM en/of het begrotingspact niet ondertekenen nog wel een beroep blijven doen op het EFSF.

Voor het antwoord op bovenstaande vragen over het Stabiliteitsverdrag in relatie met het ESM-Verdrag verwijs ik naar de nota naar aanleiding van het verslag met betrekking tot het voorstel van wet tot goedkeuring van het Verdrag tot instelling van het Europees stabiliteitsmechanisme.

De leden van de SP-fractie vragen of er nog sprake is van een Nederlands garantieplafond, wanneer dit toch kan worden overschreden. Daarnaast wordt gevraagd of het plafond later weer terug gebracht wordt naar het niveay van € 98 miljard euro en, zo ja, wanneer dit dan gebeurd. Ook wordt gevraagd naar de risico’s hiervan voor Nederland.

Het Nederlandse plafond voor de garanties aan het EFSF is middels de incidentele suppletoire begroting EFSF in 2011 vastgesteld op 97,8 miljard euro. Naast de garanties voor het EFSF draagt Nederland bij ratificatie van het ESM verdrag bij aan het kapitaal van het ESM. Deze verplichtingen zijn opgenomen in de incidentele suppletoire begroting ESM die tegelijkertijd met het ESM verdrag ter goedkeuring aangeboden is. Voor Nederland zullen van juli 2012 tot juli 2013 de garanties voor het EFSF en ESM gezamenlijk uitkomen op 134 miljard euro. Naast het Nederlandse garantieplafond van 98 miljard euro voor het EFSF komen de garanties voor het ESM te staan van 35,5 miljard euro. Het huidige Nederlandse garantieplafond van 98 miljard euro wordt tijdelijk overschreden, zoals eerder gemeld aan de Tweede Kamer in het Algemeen Overleg van 15 december 2011. Structureel komen de garanties voor Nederland voor het ESM neer op 35,5 miljard euro, 4,6 miljard euro gestort kapitaal voor het ESM, plus de benodigde garanties voor de in juli 2013 gecommitteerde EFSF leningen. Naar verwachting zal het EFSF tot juli 2013 geen nieuwe steunprogramma’s aangaan dan de op dit moment reeds lopende programma’s van Ierland, Portugal en het tweede Griekse leningen programma. Daarmee zouden de totale garanties voor de in juli 2013 gecommitteerde EFSF leningen en voor het ESM beneden de 98 miljard euro uitvallen.

De leden van de PvdA-fractie vragen of het kabinet scherp voor ogen heeft dat de Europese firewall na juli 2013, met het aflopen van het EFSF, sterk in omvang zal dalen, aangezien de leencapaciteit van het ESM in juli 2013 nog geen € 500 miljard bedraagt. Ook wordt gevraagd of is overwogen om de betalingen in het volgestort kapitaal zo op te schroeven dat een effectieve leencapaciteit van minimaal € 500 miljard resteert voor het aflopen van het EFSF.

De ministers van Financiën van de eurolanden hebben tijdens de Eurogroep van 30 maart 2012 overeenstemming bereikt over het versneld opbouwen van het ESM. Twee van de vijf tranches van het gestort kapitaal van het ESM zullen volgestort worden in 2012 en 2013. Ten slotte zal één laatste tranche van het gestort kapitaal volgestort worden in 2014. Voor Nederland gaat het in totaal om circa 4,6 miljard euro. In het ESM-Verdrag is verder vastgelegd dat de ESM-leden zullen waarborgen dat de gecombineerde leencapaciteit van het ESM en het EFSF minimaal 500 miljard euro bedraagt. Naar verwachting zullen in juli 2013 wanneer het EFSF geen nieuwe steunprogramma’s meer aan zal kunnen gaan drie van de vijf tranches volgestort zijn in het ESM. Gecombineerd met de reeds gecommitteerde leencapaciteit van het EFSF van ca. 200 miljard euro voor de programma’s voor Griekenland, Ierland en Portugal is daarmee ook in juli 2013 een leencapaciteit van 500 miljard euro beschikbaar gesteld. Bij afronding van het volstorten van het gestort kapitaal van het ESM zal het ESM een onafhankelijke capaciteit kennen van 500 miljard euro, waarmee tezamen met het EFSF een gecombineerde capaciteit van 700 miljard euro wordt bereikt. In het ESM-Verdrag is bovendien bepaald dat de ESM-leden zich gedurende de opbouwfase van het ESM committeren aan het sneller volstorten van het gestort kapitaal van het ESM opdat de verhouding tussen het volgestort kapitaal en de door het ESM uitgegeven leningen ten minste 15% bedraagt. Deze door het ESM aangegane leningenprogramma’s dienen vooraf goedgekeurd te worden door de Raad van Gouverneurs. Hiermee is in het ESM-Verdrag een mogelijkheid opgenomen om het ESM versneld op te bouwen ten behoeve van het eerder beschikbaar stellen van de volledige leencapaciteit van 500 miljard euro van het ESM indien de Raad van Gouverneurs daartoe met onderlinge overeenstemming over besluit. Voor Nederland geldt daarbij dat een dergelijk besluit alleen in overleg met de Kamer tot stand kan komen.

Naar de mening van de leden van de PvdA-fractie mag de geheimhoudingsplicht geen obstakel vormen voor een effectieve controle op het ESM en vraagt de minister dan ook aandacht te besteden bij het opstellen van de by-laws van het ESM aan de reikwijdte van de geheimhoudingsplicht t.o.v. de interne en externe audit functie binnen het ESM. De leden van de SP-fractie zijn in dat verband ook geïnteresseerd naar hoe het beroepsgeheim in artikel 34 van ESM verdrag wordt uitgelegd. De leden van de SP-fractie vragen wat er precies wordt bedoeld met inlichtingen die naar hun aard onder de geheimhoudingsplicht vallen.

Het beroepsgeheim voor functionarissen vormt geen obstakel voor effectieve controle op het ESM. Het onderzoeksmandaat van de relevante controleorganen, waaronder het Audit Comité van het ESM met daarin vertegenwoordigers van nationale rekenkamers, wordt niet ingeperkt door genoemde generieke bepaling over beroepsgeheim. De geheimhoudingsverplichting is noodzakelijk om het onafhankelijk functioneren van het ESM (en van het Audit Comité daarbinnen) te kunnen waarborgen. Vergelijkbare regels bestaan doorgaans bij andere internationale organisaties, met name organisaties die marktgevoelige activiteiten ontplooien, zoals de ECB (artikel 37 Statuten ECB). Daarnaast is bepaald in het ESM-verdrag dat de drie controlelagen van het ESM (interne auditor, externe accountant, en Audit Comité) toegang krijgen tot alle documenten die nodig zijn voor het uitoefenen van hun taken.

De leden van de GroenLinks-fractie horen graag van de minister welke aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer op verzet stuiten in de ambtelijke onderhandelingen, welke aanbevelingen niet haalbaar lijken en wat de appreciatie is van de minister ten aanzien van deze, mogelijk onhaalbare, aanbevelingen. Tevens vragen deze leden naar de stand van zaken aangaande de overige aanbevelingen.

De leden van de SP-fractie vragen waarom het jaarverslag van de Board of Auditors eerst naar de Raad van Gouverneurs moet worden gestuurd en of de minister er bezwaar tegen heeft wanneer de Board of Auditors deze direct kan publiceren op haar website, zonder tussenkomst van de Raad van Gouverneurs en, zo niet, of het kabinet bereid is zich daarvoor in te zetten.

Het ambtelijk overleg over de by-laws bevindt zich momenteel in een afrondende fase. Alle inhoudelijke informatie dienaangaande is vertrouwelijk. Toch heeft het kabinet gezien het belang van publieke externe controle op het ESM, gekozen om op dit punt richting uw Kamer openheid van zaken te geven over de behaalde resultaten tot nu toe.1 Meer specifiek betreft dit: de invulling van het onderzoeksmandaat van het Audit Comité (te weten: rechtmatigheid, performance, compliance en risico management), het roulatiesysteem van het Audit Comité, de randvoorwaarden voor publicatie en vertrouwelijkheid (waaronder het zenden van het jaarverslag binnen 30 dagen aan de nationale parlementen van de ESM landen), de elementen waaruit het financiële verslag en het jaarverslag van het ESM dienen te bestaan, de invulling van de interne auditfunctie en tot slot de invulling van de externe accountantsfunctie. Deze resultaten zijn geheel in lijn met de aanbevelingen van de gezamenlijke nationale rekenkamers van de 17 ESM-landen en hebben draagvlak op ambtelijk niveau, ook voor wat betreft de roulatiesystematiek. Het kabinet is tevreden over dit resultaat. In antwoord op de vraag van de SP-fractie over de rapportagemogelijkheden in het ESM-verdrag is het kabinet eveneens tevreden. Hierbij is het relevant te benadrukken dat de Raad van Gouverneurs de adressant is van de conclusies en aanbevelingen van de Board of Auditors. Deze zijn dus gericht aan de Raad van Gouverneurs die als eindverantwoordelijke voor alle activiteiten van het ESM eerst de gelegenheid krijgt om kennis te nemen van de conclusies en desgewenst te reageren. Behoudens de vertrouwelijkheidbepalingen die in algemene zin voor het gehele ESM gelden ten aanzien van informatie die de stabiliteit van de eurozone kan schaden, bevat het ESM-verdrag geen redactionele bevoegdheden voor de Raad van Gouverneurs of Raad van Bewind ten aanzien van de rapportages van de Board of Auditors. Indien de Raad van Bewind zelf de Board of Auditors verzoekt om een specifiek onderzoek te doen dat buiten het reguliere onderzoeksmandaat valt, dan rapporteert de Board of Auditors aan de Raad van Bewind. Voor het overige is het publiceren van tussentijdse rapporten niet a priori uitgesloten, waarbij de rol van de Raad van Gouverneurs, als adressant en eindverantwoordelijke, vergelijkbaar is met de hierboven geschetste rol ten aanzien van de jaarverslagen (en ook hier zonder redactionele bevoegdheden). Een bruikbare analogie kan gevonden worden in de praxis van de Europese Rekenkamer (ERK) ten aanzien van de EU jaarbegroting, die zoals u bekend is ook zitting neemt in de Board of Auditors. Het jaarverslag over de EU jaarbegroting is gericht aan de eindverantwoordelijke van de EU begroting: de Europese Commissie. Deze krijgt altijd eerst de gelegenheid om te reageren op de conclusies en aanbevelingen van de ERK, alvorens het jaarverslag inclusief de reactie daarop van de Europese Commissie wordt gepubliceerd waarna bespreking met andere betrokken instanties volgt (de Raad en het Europees Parlement). Een vergelijkbare praxis zou in de lijn der verwachtingen kunnen liggen bij de Board of Auditors van het ESM, hoewel de precieze werkinvulling is voorbehouden aan de onafhankelijke Board of Auditors zelf. Het ESM-verdrag biedt ruimte voor een ambitieuze taakinvulling, maar dit zal mede afhangen van de invulling die de benoemde vertegenwoordigers van nationale rekenkamers zelf geven aan hun mandaat.

De leden van de SP-fractie vragen of de minister het wenselijk dat de Tweede Kamer haar akkoord over het ESM-Verdrag moet geven alvorens de onderhandelingen over de by-laws zijn afgerond? Ook vragen de leden van de SP-fractie of de minister expliciet heeft gevraagd om de by-laws, zoals die er nu liggen, publiekelijk beschikbaar te maken, en zo ja, wat daarop is geantwoord. Ook wordt gevraagd door de leden van de SP-fractie of de by-laws publiek kunnen worden gemaakt.

De by-laws zijn juridisch ondergeschikt aan het Verdrag en bevatten geen bevoegdheden of bepalingen die verstrekkender zijn dan de rechtsbasis in het ESM-verdrag, maar alleen een invulling daarvan. Voor een oordeel over het al dan niet op orde zijn van publieke controle op het ESM is daarom eerstens van belang om te beoordelen of het ESM-verdrag een solide rechtsbasis hiervoor bevat. Overigens, naar het oordeel van de Algemene Rekenkamer (zoals verwoord in zijn brief van 12 februari 20122) hoeft ratificatie van het ESM-verdrag niet te worden opgehouden door de by-laws. Het ESM-verdrag bevat de rechtsbasis voor drie afzonderlijke controlelagen, te weten: (1) een publieke externe controlelaag met het Audit Comité («Board of Auditors») waarin twee nationale rekenkamers vertegenwoordigd zijn alsmede de Europese Rekenkamer, (2) een interne auditfunctie die wordt uitgevoerd door een interne auditafdeling en tot slot (3) een onafhankelijke externe accountantsfunctie. Mede dankzij aandringen van Nederland is dit op deze wijze neergelegd in het ESM-verdrag. Het kabinet is van mening dat hiermee in het ESM-verdrag een stevige basis is neergelegd voor publieke externe controle. De nadere invulling geschiedt via de by-laws en met gekwalificeerde meerderheid zodra het ESM in werking treedt, zoals u reeds bekend is.1 Het kabinet is hiervan voorstander omdat in de by-laws zaken worden neergelegd die aanpassing kunnen behoeven van tijd tot tijd. Nederland heeft geen verzoek ingediend om de by-laws in conceptvorm integraal openbaar beschikbaar te stellen om redenen van volgtijdelijkheid en vertrouwelijkheid. Wel heeft het kabinet gezien het belang van publieke externe controle op het ESM, gekozen om op dit punt richting uw Kamer via openbare briefwisselingen openheid van zaken te geven over behaalde resultaten tot nu toe.1 De zekerheid die het parlement kan ontlenen aan de totstandkoming van deze by-laws kan voor wat betreft de besluitvormingsprocedure vergeleken worden met de zekerheid die het Nederlandse parlement heeft wanneer bij reguliere EU wetgevingstrajecten de Raad van de Europese Unie met gekwalificeerde meerderheid besluiten neemt.

De leden van de SP-fractie vragen of een parlement uit een individuele lidstaat een verzoek kan neerleggen bij de Board of Auditors om zaken te onderzoeken. Tevens wordt gevraagd of er een maximale zittingsduur is voor de leden van de Board of Auditors, hoeveel deze leden gaan verdienen en hoe hun vergoeding wordt bepaald. Ook vragen de leden van de SP-fractie of de minister voorstander is om de Board of Auditors te voorzien van een kleine staf om zorg te dragen voor inhoudelijke continuïteit.

Een beslissing om een verzoek van een parlement uit een individuele lidstaat al dan niet ter hand te nemen is voorbehouden aan de onafhankelijk opererende Board of Auditors zelf.

Vooralsnog is de verwachting dat de zittingsduur 3 jaar zal zijn, zonder optie op verlenging. Er zijn nog geen uitgewerkte bepalingen over de arbeidsvoorwaarden van ESM-functionarissen, behalve het algemeen uitsluiten van bezoldiging door het ESM van de leden van de Raad van Gouverneurs en Bewind en hun vervangers. Een eventuele vergoeding voor de leden van de Board of Auditors zal worden vastgesteld door de Raad van Bewind, met gekwalificeerde meerderheid op grond van de by-laws, waarin momenteel op ambtelijk niveau is overeengekomen dat in ieder geval een reis- en onkostenvergoeding door het ESM zal worden vergoed. Het kabinet is een voorstander van het inrichten van een staf ten behoeve van de ondersteuning van de Board of Auditors.

De leden van de SP-fractie vragen tenslotte of er een procedure voorzien is voor het geval een land uit het Europese noodfonds wil stappen en, zo niet, waarom niet. Ook wordt gevraagd of het uittreden van een land uit het Europese noodfonds ook automatisch uittreding uit de Europese Unie betekent.

Het ESM wordt opgericht met als doel een stabiliteitsmechanisme op te richten voor de lidstaten die de euro als munt hebben. Om dit doel door het ESM zo goed als mogelijk te waarborgen en om recht te doen aan de toetreding tot de eurozone door landen is er geen uittredingsbepaling opgenomen in het ESM-Verdrag. In de preambule van het ESM-Verdrag is opgenomen dat alle lidstaten van de eurozone ESM-leden worden. Artikel 50 van het Verdrag betreffende de Europese Unie voorziet uitsluitend in een mogelijkheid voor een lidstaat van de Europese Unie om de Europese Unie te verlaten. Het Verdrag betreffende de Europese Unie voorziet niet in een bepaling om uitsluitend uit de eurozone te treden. Uit de Europese verdragen komt naar voren dat de invoering van de euro door een EU-lid een onomkeerbare handeling dient te zijn. Er is dan ook geen uittredingsbepaling opgenomen ten aanzien van het lidmaatschap van de eurozone noch van het ESM.

IMF middelen

De leden van de CDA-fractie vragen wanneer er meer bekend wordt over de toezeggingen van Indonesië, Maleisië, Rusland, India, China, Thailand en Brazilië in het kader van de uitbreiding van de IMF-middelen.

Tijdens de voorjaarsvergadering is afgesproken dat de IMF-middelen met meer dan $430 miljard (€ 331 miljard) worden uitgebreid door het verstrekken van bilaterale leningen door landen aan het IMF. Hieronder worden de landen weergegeven die al een concreet bedrag hebben toegezegd. China, Rusland, Brazilië, India en een aantal andere landen die ook zullen bijdragen, hebben aan het IMF kenbaar gemaakt hoeveel ze zullen bijdragen, maar dit nog niet publiekelijk bekend gemaakt. De Managing Director van het IMF heeft bij de vergadering echter benadrukt dat met deze toezeggingen het bedrag boven de $430 miljard (€ 331 miljard) uitkomt.

De verwachting is dat de exacte bijdragen van landen die dit nog niet publiekelijk bekend hebben gemaakt bij de G20-top op 18 en 19 juni in Los Cabos worden gecommuniceerd.

 

USD

EUR

Eurogebied

200 mld

150 mld

Verenigd Koninkrijk

15 mld

11 mld

Zweden

minstens 10 mld

minstens 8 mld

Polen

8 mld

6 mld

Denemarken

7 mld

5 mld

Tsjechië

2 mld

1.5 mld

Japan

60 mld

46 mld

Korea

15 mld

11 mld

Saoedi-Arabië

15 mld

11 mld

Zwitserland

10 mld

8 mld

Noorwegen

9 mld

7 mld

Australië

7 mld

5.5 mld

Singapore

4 mld

3 mld

     

TOTAAL

362 mld

273 mld

ECB

De leden van de SP-fractie vragen hoe de minister staat tegenover het verstrekken van leningen door de ECB aan het Europese noodfonds.

De leden van de fractie van de SP vragen naar mijn positie ten aanzien van het verstrekken van leningen door de ECB aan het Europese noodfonds. De ECB is een belangrijke monetaire autoriteit in de eurozone en vervult zijn rol onafhankelijk. Ik vind die onafhankelijkheid van de ECB erg belangrijk en mij past dan ook terughoudend in het geven van een oordeel over een rol voor de ECB in het financieren van het EFSF of het ESM.

Klimaat

De leden van de GroenLinks-fractie vragen de minister zich in te zetten voor een juridisch bindende verdeelsleutel, zodat de landen zich committeren aan het halen van de doelstelling per 2020. De leden van de CDA-fractie vragen de precieze plannen op het punt van internationale klimaatfinanciering en wat de gevolgen hiervan zijn voor Nederland.

Europa heeft toegezegd om gezamenlijk € 7,2 mld. aan publieke korte termijn klimaatfinanciering voor urgente klimaatrelevante steun aan OS – landen te mobiliseren (periode 2010–2012). De bijdragen van landen dienen op volledige, heldere en transparante wijze te worden gerapporteerd. Het nakomen van de FSF toezeggingen is belangrijk voor de Europese geloofwaardigheid in de internationale klimaatonderhandelingen. Nederland draagt in totaal over de periode € 300 mln bij. Dit is conform het oorspronkelijk toegezegde bedrag. Hiermee komt Nederland haar verplichtingen na. Nederland zal een oproep doen aan alle lidstaten om hun verplichtingen na te komen.

Voor de periode na 2012 (lange termijn klimaatfinanciering) zal Nederland, samen met Europese en andere donorlanden constructief op zoek gaan naar een geloofwaardig opschalingpad om het gestelde doel van 100 mld USD in 2020 te mobiliseren. Ten aanzien van de opschaling van financiering bepleit Nederland voor een pragmatische aanpak, waar samenwerking met en participatie van de private sector en ontwikkelingsbanken een belangrijke rol zullen spelen. Uiteraard moet opschaling wel passen bij betekenisvolle en transparante mitigatieacties van met name opkomende economieën.

Meerjarig Financieel Kader

De leden van de VVD, de PvdA, de PVV en GroenLinks hebben vragen gesteld over de ontwerpbegroting van de Europese Unie voor 2013 en het Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK).

Voor de antwoorden op de vragen over de begroting 2013 verwijs ik u naar de brief die ik daarover gelijktijdig met deze antwoorden aan uw Kamer zend.

Ten aanzien van het MFK vragen de leden van de VVD of er niet inmiddels een benodigde meerderheid tegen het voorstel van de Europese Commissie is.

Over het MFK wordt in de Raad met unanimiteit besloten. Het was al snel duidelijk dat die unanimiteit niet bereikt zal worden op grond van het voorliggende voorstel van de Commissie. Over hoe het MFK moet worden aangepast zodanig dat die unanimiteit wel bereikt wordt, is op dit moment onderwerp van onderhandelingen tussen de lidstaten. Die onderhandelingen vinden op politiek niveau plaats in de RAZ. Staatssecretaris Knapen houdt u daar middels de verslagen van de RAZ en de kwartaalrapportage over het MFK van op de hoogte.

De leden van de PVV merken op dat het kabinet inzet op een verlaging van het Commissievoorstel voor het plafond van betalingen van minimaal € 100 mld en vragen in dit licht wat de groei is van het door de Commissie voorgestelde MFK. De leden van de PVV vragen daarbij of de minister erop aan kan sturen dat de Commissie geen financiële verplichtingen aangaat op basis van dit voorstel.

De groei van het totale betalingenplafond van het voorgestelde MFK 2014–2020 ten opzichte van het MFK 2007–2013 ligt in reële termen (gecorrigeerd voor inflatie) op 4%, een stijging van ruim 40 miljard. De kabinetsinzet is echter gebaseerd op de brief van de leiders van het VK, Duitsland, Frankrijk, Finland en Nederland aan Commissievoorzitter Barroso in december 2010, waarin in grote lijnen werd gesteld dat de EU-begrotingen vanaf 2011, inclusief in het nieuwe MFK, ten hoogste met de inflatie zouden mogen toenemen. Als het Commissievoorstel wordt bezien vanuit die voorwaarde ligt het minimaal € 100 mld te hoog. De betalingen in de begroting 2014 komen deels uit vastleggingen in het huidige MFK en deels uit vastleggingen in het nieuwe MFK. Het kabinet zet er bij het nieuwe MFK op in dat het vastleggingenplafond zo wordt vastgesteld dat, rekening houdend met oude verplichtingen, het gewenste betalingenplafond voor het nieuwe MFK niet wordt overschreden. Dat betekent dat ook het nieuwe vastleggingenplafond fors lager moet liggen dan het Commissievoorstel.

De leden van de PvdA en GroenLinks vragen aandacht voor de aanwending van Europese middelen voor een groeiagenda en het stimuleren van groei en hervormingen. De leden van GroenLinks vragen daarbij waarom Nederland een sterke focus legt op de omvang van de begroting en niet op de invulling ervan.

Een grondige modernisering van de EU-begroting is wel degelijk een belangrijk onderdeel van de Nederlandse inzet. Het kabinet meent echter wel dat deze modernisering plaats dient te vinden binnen een soberder totaalplafond. Dat is mogelijk. Door duidelijke keuzes te maken, bijvoorbeeld bij het Cohesiebeleid, is het mogelijk ook naast de gewenste besparing van minimaal € 100 mld op het Commissievoorstel meer middelen vrij te spelen voor groei en innovatie dan in het huidige MFK.

Kapitaaleisenrichtlijn

De leden van de VVD-fractie vragen naar de uitkomsten van de Ecofin Raad van 2 mei jl. Hiervoor verwijs is ik naar het verslag van de Ecofin Raad dat tegelijkertijd met deze vragen naar de Tweede Kamer is verzonden.

De leden va de VVD-fractie vragen naar de situatie van banken in andere landen en vragen hoe de LTRO-faciliteit van de ECB en de hulpaanvragen van lidstaten voor de herkapitalisatie van banken zich met elkaar verhouden.

Bij beantwoording van deze vragen past mij als minister van Financiën terughoudendheid, omdat zij direct raken aan de monetaire taken van de ECB en DNB als onderdeel van het Eurosysteem, die onafhankelijk zijn in de uitvoering van het monetaire beleid.

Als minister van Financiën ga ik verder niet over eventuele hulpaanvragen van andere Eurolanden, hetgeen een soevereine aangelegenheid is. Daarnaast heb ik geen zicht op de kapitaalspositie van Spaanse banken. Wel geldt dat alleen solvabele instellingen gebruik kunnen maken van de liquiditeitsfaciliteiten van de ECB.

De leden van de VVD-fractie vragen tevens wat het betekent dat enerzijds de Basel III afspraken zo uniform mogelijk in de EU geïmplementeerd moeten worden, maar er anderzijds voldoende ruimte moet zijn om systeem- en macro-prudentiele risico’s nationaal te kunnen adresseren. De leden van de PvdA-fractie vragen of de inzet van het kabinet is om te zorgen dat voor individuele landen de mogelijkheid moet bestaan om additionele kapitaaleisen te stellen aan financiële instellingen. Ook de leden van de GroenLinks-fractie geven aan dit belangrijk te vinden.

In de richtlijn bestaat de mogelijkheid voor lidstaten om bovenop het basisniveau binnen bepaalde randvoorwaarden strengere nationale eisen te stellen. Zoals u weet, ben ik daar een voorstander van. Bancaire systemen zijn immers anders in verschillende lidstaten, en ook zijn de macro-prudentiele risico’s afhankelijk van de nationale macro-economische situatie. De voorliggende compromistekst biedt een mogelijkheid om, met harmonisatie van de basis kapitaalniveaus als uitgangspunt, tot een zekere hoogte striktere nationale eisen te stellen. Daarbij worden wel waarborgen gecreëerd voor het gelijk speelveld in de interne markt en home/host verhoudingen tussen de lidstaten. Lidstaten mogen buffers van tot en met 3% extra kapitaal van hoogste kwaliteit (Common Equity Tier 1) opleggen. Daarbij geldt wel dat bij het opleggen van extra buffers voor uitzettingen in andere lidstaten, deze lidstaten geïnformeerd moeten worden en ook mogen ze, in geval van bezwaar, gebruik maken van de EBA binding mediation. 5 Daarnaast zijn additionele buffers van 2% toegestaan (boven op de extra 3%) enkel voor nationale uitzettingen.

De leden van de PvdA-fractie vragen ook om verduidelijking ten aanzien van het regime van «bail-in debt».

De «IMF staff note», waaraan de leden van de PvdA-fractie refereren, geeft een beschouwing van het nut van bail-in debt en belangrijke aspecten die bij de vormgeving van het instrument in ogenschouw zouden moeten worden genomen. Het kabinet is voorstander van bail-in debt als één van de afwikkelingsmogelijkheden wanneer een bank in problemen verkeert.6 Het kabinet is het met de auteurs van de «note» eens dat met veel verschillende aspecten rekening moet worden gehouden om tot een effectief en weloverwegen bail-in debt regime te komen. Voor het kabinet is het doel van bail-in debt de kosten van de problemen bij de vermogensverschaffers van een bank te leggen, als ware sprake van een faillissement, zonder dat de kritische functies van de bank in gevaar komen. Om dit doel te kunnen bereiken, is het volgens het kabinet belangrijk dat aan drie principes wordt voldaan: 1. de eventuele toepassing van het bail-in debt instrument moet eerlijk en voorspelbaar geschieden, 2. de introductie van bail-in debt mag de stabiliteit van financiële stelsel niet ondermijnen en 3. de eventuele toepassing van het bail-in debt instrument moet snel geschieden.

Basel III

De leden van de CDA-fractie vragen hoe het staat met het Europese bankwezen, welke acties worden in Europees verband genomen om orde op zaken te stellen en wat de gevolgen van deze activiteiten zijn voor de kredietverlening.

Bij beantwoording van deze vragen is het goed om eerst stil te staan bij de manier waarop banken hun kapitaalbuffers kunnen opbouwen. Ten eerste kunnen banken nieuw kapitaal uitgeven. Ten tweede kunnen banken meer reserves aanhouden door minder bonussen en dividend uit te keren, en in de kosten te snijden. Ten derde kunnen banken activiteiten verkopen. Omdat een andere partij dan een deel van het bankbedrijf overneemt en activiteiten voortzet, zal verkoop van activiteit vrijwel geen invloed hebben op de kredietverlening. Tot slot kunnen banken ervoor kiezen om minder uitzettingen te doen, met name in risicovolle categorieën van de activa,om zo hun beschikbare kapitaal zo efficiënt mogelijk in te zetten.

Een van de belangrijkste acties ondernomen om het Europese bankwezen te versterken is de herkapitalisatie exercitie van de European Banking Authority (EBA), waarbij de grootste Europese banken de kapitaalbuffers7 moeten verhogen tot 9% per 30 juni 2012. In de voortgangsrapportage8 geeft EBA aan dat 77% van het kapitaaltekort met zogenaamde «kapitaalmaatregelen» wordt aangevuld, oftewel door uitgifte van nieuw kapitaal, conversie van hybride kapitaal naar gewone aandelen of beperkingen op de winstuitkering. Tegelijkertijd wordt slechts 1% van kapitaaltekort geadresseerd door reductie in kredietverlening en 7% door verkoop van activiteiten. EBA zal blijven monitoren hoe banken hun kapitaalbuffers versterken.

Het IMF presenteert in zijn meest recente Global Financial Stability Report (april 2012) een simulatie van de balansontwikkelingen van 58 grote banken in de EU tot eind 2013 op basis van de door banken aangekondigde strategische plannen.9 De analyse concludeert dat deze banken, naast inhouden van winsten en uitgeven van kapitaal, hun balansen met € 2.0 biljoen (7% van totale activa) zeggen te willen verkorten door verkoop van niet-essentiële activa en effecten (75%) en minder kredietuitzettingen (25%). De studie concludeert dat dergelijke vermindering in activa zou kunnen leiden tot 1.7% minder uitstaand krediet in de eurozone ten opzichte van derde kwartaal van 2011. Het IMF attendeert op de grote onzekerheid van deze conclusies, onder andere omdat kredietgroei door veel andere factoren beïnvloed wordt en omdat het niet vanzelfsprekend is dat banken tegelijkertijd hun plannen daadwerkelijk kunnen uitvoeren. Het IMF merkt tot slot op dat er vrijwel geen impact zal zijn van dergelijke deleveraging op de BBP groei10 ten opzichte van de niveaus in 2011.

Er zijn veel verschillen tussen de EBA exercitie en de studie van het IMF. Deze komen voort uit de fundamentele verschillen in hun opzet. Het belangrijkste verschil is dat het EBA kijkt naar het kapitaaltekort (€ 78 mrd11), terwijl het IMF kijkt naar de balansverkorting (€ 2.6 biljoen). Daardoor kijken ze naar twee niet direct vergelijkbare grootheden. De studies verschillen ook in de methodologie: de tijdslijn van de IMF analyse anderhalf jaar langer – tot eind 2013 (bij de EBA exercitie – juni 2012) en IMF analyseert een grotere groep banken (58 versus 28 in de EBA exercitie).

Tot slot, hogere kapitaalbuffers zijn noodzakelijk voor de stabiliteit. Hierdoor wordt op lange terijn een zekere en continue dienstverlening aan het bedrijfsleven zeker gesteld. Op korte termijn kan zich echter tijdelijke vermindering in kredietverlening voordoen. Daarom zijn er impactstudies gedaan door het Basels Comité12 en De Nederlandsche Bank.13 Deze studies concluderen dat de transitie naar hogere kapitaaleisen een bescheiden impact zal hebben op de BBP groei, en goed kan worden ondervangen met winstinhouding en geleidelijke aanpassingen in financieringsprofielen.

Resolutie financiële instellingen

De leden van de PvdA-fractie verzoeken de minister de Tweede Kamer in een vroeg stadium in te lichten over de stand van zaken omtrent het voorstel met betrekking tot een Europees raamwerk voor crisismanagement in de financiële sector.

Ik kan dit toezeggen. De huidige stand van zaken is dat de Europese Commissie in het kader van de voorbereiding van het richtlijnvoorstel begin april van dit jaar een discussiedocument heeft gepubliceerd over het onderdeel bail-in debt. De verwachting is dat de Commissie uiterlijk medio van dit jaar haar richtlijnvoorstel publiceert. Wanneer het voorstel is gepubliceerd, zal ik als vanzelfsprekend de Tweede Kamer een BNC-fiche (Beoordeling Nieuwe Commissievoorstellen) sturen, waarin het kabinet een eerste oordeel geeft over het voorstel.

Verordening kredietbeoordelaars (CRA III)

De leden van de VVD-fractie vragen of er voldoende steun wordt verwacht van collega-ministers voor een diepgaander onderzoek naar effecten en risico’s van een rotatiesysteem en als dit niet het geval is of dit van invloed is voor de opstelling van het kabinet over deze verordening.

Op dit moment is er in de onderhandeling een meerderheid van de lidstaten die een dergelijk diepgaander onderzoek steunt. Zo hebben eerder genomen maatregelen nog niet de kans gehad om hun effect te sorteren, zoals interne rotatie van analisten. Anderzijds zie ik ook dat in de huidige compromisteksten wordt getracht een aantal op voorhand duidelijke negatieve effecten en risico´s van het roulatie systeem te ondervangen, zoals een uitzondering voor kleine spelers in de markt. Ik ben daar positief over, maar het zou wenselijk zijn om eveneens de niet in het oog springende negatieve effecten en risico´s te ondervangen. Daarom zal ik me samen met andere landen in de onderhandelingen blijven inzetten voor een onderzoek naar effecten en risico’s van rotatie. Mocht blijken dat deze steun onvoldoende aanwezig is, dan zal ik mij opnieuw beraden op mijn positie in deze.

Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie of de Kamer geïnformeerd kan worden over de uitkomsten van de discussie over het gebruik van ratings uit derde landen, of Nederland ook bijval heeft gekregen van andere lidstaten en welke invloed dat heeft op de komende besluitvorming over de algemene inzet ten aanzien van de verordening.

De meningen van de lidstaten zijn over dit onderwerp meer verdeeld. Nederland heeft bijval gekregen van andere lidstaten tijdens deze discussie. Mede op basis van de opmerkingen van Nederland zijn in de compromisteksten aanscherpingen gemaakt. Zo zullen regimes in derde landen pas later conform de nieuwe verordening getoetst worden. Dit geeft andere landen meer ruimte om wijzigingen in hun regelgeving door te voeren. Daarnaast zal er jaarlijks over de werking van het systeem gerapporteerd moeten worden. Dit zijn allemaal positieve ontwikkelingen, maar Nederland blijft wel van mening dat een grondig onderzoek naar het systeem noodzakelijk blijft.

Schaduwbankieren

De leden van de CDA-fractie vragen of de minister de oneerlijke concurrentie tussen schaduwbanken en banken die zich wel aan de regels houden als prioritair punt bestempelt en op welke wijze derivatenposities zich nu verhouden tot schaduwbankieren.

Schaduwbankieren is een breed begrip dat een scala aan activiteiten en entiteiten omvat. Er kunnen hier entiteiten onder vallen die proberen onder de regelgeving voor banken uit te komen en zo oneerlijke concurrentie voor banken kunnen vormen. Zoals u weet is ook voor mij schaduwbankieren een belangrijk dossier en ik steun het punt dat hierbij goed moet worden gekeken naar oneerlijke concurrentie door toezichtsarbitrage.

Bij sommige activiteiten die onder de brede definitie van «schaduwbankieren» vallen worden ook derivaten gebruikt als instrument voor risicomanagement. Het aangaan van derivatenposities als zodanig wordt echter niet geclassificeerd als schaduwbankieren.

Target-2

De leden van de PVV fractie vragen of de target-2 saldi onbeperkt oplopen en of deze saldi onbegrensd zijn. De PVV-fractie geeft aan dat volgens de minister deze saldi niet direct een probleem vormen en dat een probleem pas zou ontstaan wanneer een lidstaat met een negatief saldo de eurozone verlaat. De PVV-fractie vraagt zich af hoe dit zit, aangezien het zou hier gaat om daadwerkelijke vorderingen. Ook wordt gevraagd naar hoe realistisch het is dat de centrale banken van Zuid-Europese lidstaten deze vorderingen aan de ECB kunnen voldoen.

Het betreft inderdaad de vorderingen en schulden van de nationale centrale banken die het gevolg zijn van de decentrale uitvoering van het monetair beleid. Deze vorderingen en schulden worden in principe niet verrekend. Echter indien een lidstaat met een negatief Target-2 saldo zou besluiten zijn nationale munteenheid opnieuw in te voeren en uit het Eurosysteem te treden, dan houdt de NCB van dat land een schuld ten opzichte van de ECB. Echte problemen met de Target-2 saldi ontstaan dan indien de uittredende lidstaat bepaalt dat haar ingezetenen (inclusief de centrale bank) hun externe verplichtingen niet langer mogen nakomen.

De leden van de PVV-fractie vragen tevens naar de gevolgen van een eventueel faillissement van Zuid-Europese banken voor de vorderingen van de nationale centrale bank op deze banken en wat de gevolgen hiervan zijn voor de vordering (target-2 saldo) van de ECB op de centrale bank van het betreffende euroland. Ook wordt gevraagd of de minster kan uitsluiten dat het faillissement van financiële instellingen gevolgen heeft voor de inbaarheid van de Target-2 saldi bij de nationale centrale banken door de ECB. Tenslotte vragen de leden van de PVV-fractie of de financiële risico’s die gepaard gaan met een faillissement van banken in de eurozone op basis van het target-2 systeem hiermee publiek geworden.

Banken storten onderpand wanneer zij gebruik maken van de eurosysteemfaciliteiten om zo het tegenpartijrisico voor het eurosysteem te mitigeren. Op dit onderpand wordt bovendien een haircut toegepast om de risico's verder in te perken. Indien een bank gebruik maakt van de eurosysteem faciliteiten en toch failleert zal dit onderpand uitgewonnen worden. Indien de waarde van het onderpand ontoereikend is zal de restsom via de boedel worden verhaald. Eventuele resterende verliezen worden binnen het Eurosysteem door alle NCB's gedeeld, naar rato van de ECB-kapitaalsleutel. De vordering (Target-2 saldo) van de ECB op de centrale bank van het betreffende euroland blijven onveranderd bestaan in geval van faillissement.

Op zichzelf bezien hebben verliezen die eventueel genomen moeten worden op monetaire kredietverlening aan financiële instellingen niets te maken met de inbaarheid van Target-2 saldi. Zoals aangegeven in mijn brief gaat het om administratieve saldi die niet worden verrekend, zolang als het eurogebied in haar huidige samenstelling blijft voortbestaan.  Enkel in het extreme geval dat een land besluit uit de EMU te treden moeten er afspraken worden gemaakt over hoe met deze vordering om te gaan.

Gedurende de schuldencrisis heeft het Eurosysteem haar liquiditeitsverstrekking aan banken opgevoerd om daarmee een onordentelijke terugval in kredietverlening aan huishoudens en bedrijven te voorkomen.  Deze grotere betrokkenheid van het Eurosysteem brengt inderdaad risico’s met zich mee voor het stelsel van centrale banken. Deze risico’s worden beperkt doordat banken altijd onderpand moeten overleggen voor deelname aan Eurosysteem operaties. De eventuele winsten en verliezen van het Eurosysteem op monetaire beleidsoperaties worden gedeeld binnen het Eurosysteem naar rato van de ECB-kapitaalsleutel, dus ongeacht de positie van een nationale centrale bank in Target-2. Omdat in het geval van het eurosysteem de feitelijke liquiditeitsverstrekking op decentraal plaatsvindt, is de verdeling van de liquiditeit terug is te zien in de target-2 saldi. Maar deze saldi hebben dus geen betrekking op de mate waarin risico's worden gedeeld.

Toekomst van de BTW

De leden van de SP-fractie hebben meerdere vragen gesteld over het nieuwe BTW-voorstel met betrekking tot het Eigen Middelen Besluit. De leden vragen naar de inhoud van het nieuwe BTW-voorstel, naar de verschillen met de oude BTW-regeling, en waarom de regering hier geen voordeel in ziet. Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie of een BTW-verhoging in Nederland automatisch zou leiden tot meer eigen middelen voor de Europese Unie?

Het voorstel van de Europese Commissie voor een nieuw BTW-middel is bedoeld ter vervanging van het bestaande BTW-middel. In het voorstel van de Europese Commissie voor het nieuwe BTW-middel zal voor het vaststellen van de grondslag gekeken moeten worden naar dat deel van de grondslag (producten en diensten) waarop het standaard BTW-tarief van toepassing is. Een percentage daarover, in het voorstel van de Europese Commissie is dit 1%, zou dan de bijdrage aan de Europese begroting zijn. Dit is anders in de huidige situatie. Het relatieve aandeel van Nederland in de bijdrage van het bestaande BTW-middel aan de EU-begroting is afhankelijk van het Nederlandse aandeel in de totale BTW-grondslag in de EU, zowel het hoge en lage tarief. Op basis van een ingewikkelde rekenmethode, waarbij enkele correcties worden toegepast, wordt hier de Nederlandse bijdrage op berekend.

Het bepalen van de grondslag voor de BTW-heffing, waarop alleen het standaard tarief van toepassing is, is op dit moment in Nederland echter niet mogelijk. Op het aangifteformulier dient de af te dragen btw per tariefsoort te worden vermeld, maar mogen teruggaven worden verrekend. Juist deze teruggaven worden niet gespecificeerd per tarief. Hierdoor is geen inzicht mogelijk per tariefsoort. Ook voor de meeste andere Europese lidstaten zal waarschijnlijk om dezelfde redenen een grondslagberekening niet mogelijk zijn. Op grond hiervan heb ik grote twijfels of het voorstel van de Europese Commissie wel uitvoerbaar is en ook de Commissie beziet vanwege deze twijfels nog de precieze vormgeving van het voorstel. Het kabinet ziet het voorgestelde nieuwe BTW-middel als vervanging van het oude BTW-middel niet als een echte verbetering van het systeem van eigen middelen.

Zoals hierboven uitgelegd is voor de berekening van de hoogte van de bijdrage aan de Europese begroting op basis van het BTW-middel, de BTW-grondslag van belang, en niet de hoogte van het tarief. Een BTW-verhoging in Nederland, leidt op zichzelf niet, noch in de bestaande situatie, noch onder het huidige voorstel van de Europese Commissie, tot meer eigen middelen voor de EU.

De leden van de CDA-fractie vragen wat er precies gaat gebeuren met betrekking tot een BTW systeem dat beter is toegespitst op de interne markt en wat hier het Nederlandse standpunt in is.

Sinds het begin van de btw hebben de EU-lidstaten ernaar gestreefd om bij intra communautaire handel uit te gaan van het oorspronglandbeginsel. Dit betekent heffen in het land van aankoop. Hier kan echter geen politieke overeenstemming over plaatsvinden waardoor sinds jaar en dag men uitgaat van het tijdelijke bestemmingslandbeginsel. Dit gaat uit van heffen van btw in het land van bestemming. Dit laatste systeem heeft echter haar zwakke punten, met name in de fraude hoek. Op basis van de raadconclusies wordt de commissie opgeroepen om samen met de lidstaten een onderzoek in te stellen om het bestemmingslandbeginsel robuuster te maken maar ook verbeteringen aan te brengen zodat er meer sprake kan zijn van een echte interne markt. Bij dit laatste kan gedacht worden aan het toegankelijker maken van de Europese markt voor kleinere bedrijven, maar ook voor reeds Europees werkende bedrijven door het meer harmoniseren van processen zoals registratie en door meer inzicht te geven in de in die landen geldende wetgeving via bijvoorbeeld een webportal. Nederland wacht de exacte plannen van de Commissie af op dit dossier en zal met de Tweede Kamer via de gebruikelijke BNC-procedure van gedachten wisselen.

Ageing Report 2012

De leden van de CDA-fractie vragen om een reactie op de meer dan gemiddelde stijging van de leeftijdsafhankelijke uitgaven. De leden van de CDA-fractie neemt aan dat dit komt door de hogere zorguitgaven, maar dat deze stijging opvallend is omdat Nederland een zeer goed pensioenstelsel heeft. Ook wordt gevraagd naar de status van het Ageing Report 2012 en de mogelijke consequenties.

De relatieve grote oploop in de vergrijzingsgevoelige uitgaven in Nederland hangen inderdaad voor het grootste gedeelte samen met de geprojecteerde AWBZ-uitgaven (long term care). In Nederland bedraagt volgens de sommen van de Europese Commissie de stijging hiervan 4,1 procent punt bbp tussen 2010 en 2060. Het vergelijkbare cijfer voor het gemiddelde van het eurogebied bedraagt 1,7 procentpunt bbp. Een tweede verschil wordt veroorzaakt door de publieke uitgaven aan pensioenen die in Nederland sneller oplopen dan gemiddeld genomen in het Eurogebied (respectievelijk +3,6 procentpunt bbp in Nederland en +2,0 procentpunt bbp in het eurogebied gemiddeld). De belangrijkste oorzaak hiervan is gelegen in het feit dat in de meeste andere EU-landen al is besloten tot aanzienlijke pensioenhervormingen. Deze zijn ook meegenomen in de projecties. In de berekeningen voor Nederland wordt geen rekening gehouden met een aanpassing van de pensioenregelingen. Dit geldt ook voor het «pensioenakkoord» omdat de Eerste Kamer hier zich nog niet over heeft uitgesproken.

Deze oploop geeft aan dat de overheidsuitgaven in Nederland in de komende decennia relatief fors zullen stijgen. Hierbij past een gebalanceerde visie. Enerzijds blijkt hieruit een noodzaak om de overheidsfinanciën op een houdbaar pad te brengen, anderzijds laat dit zien hoe omvangrijk, welvaartsvast en daarmee ambitieus het sociale stelsel in Nederland is.

De cijfers en analyse dienen in het juiste licht te worden beschouwd. Ten eerste is het zoals hierboven aangegeven van belang te realiseren dat de actuele pensioenhervormingen in Nederland nog niet in de berekeningen zijn meegenomen; alleen beleid dat vastligt in wetgeving wordt meegewogen. Ten tweede wordt in dit rapport enkel gekeken naar de ontwikkeling van bruto uitgaven met daarin een demografische component. Ook de belastinginkomsten zullen in Nederland oplopen met de vergrijzing. Dit komt door de omkeerregel waardoor directe belastinginkomsten oplopen als gevolg van de stijging in de tweede pijler pensioenuitkeringen en vanwege een toename van de verhouding consumptie ten opzichte van het bbp omdat ouderen ontsparen. In Nederland is deze oploop relatief groot. Tot slot past een gebalanceerde visie bij de vergelijking met het buitenland. Landen met meer informele arrangementen – waarbij de zorg voor ouderen via bijvoorbeeld de familie wordt geregeld – komen relatief gunstig uit deze projecties. Dit betekent echter niet dat deze zorgkosten in economische zin niet worden gemaakt in landen waar dit informeel is geregeld: de zorgtaken hebben dan tot gevolg dat minder mensen actief zijn op de arbeidsmarkt bijvoorbeeld. In Nederland is de welvaart hoog, na Luxemburg heeft Nederland het hoogste BBP per capita in Europa. Dit type vergelijking zegt derhalve niets over de efficiëntie van het systeem, noch over de welvaart omdat geen rekening wordt gehouden met preferenties.

Naar verwachting wordt het Ageing-rapport op de Ecofin-Raad aangenomen door de Europese ministers van Financiën. Het rapport is een strikt technische analyse en bevat geen expliciete concrete beleidsaanbevelingen. Wel is dit rapport input voor de analyse van de Europese Commissie voor wat betreft de vaststelling van Middellangetermijndoelstellingen (MTO’s) in de preventieve arm van het Stabiliteits- en Groeipact en in het Sustainability Report dat de Europese Commissie naar verwachting eind dit jaar uitbrengt en waarin de houdbaarheid van de overheidsfinanciën centraal staat.

De SP-fractie vraagt waarom in het Ageing Report 2012 enkel de kosten van vergrijzing bekeken worden, en niet de inkomsten ervan. Ook vraagt de SP-fractie of het kabinet enig zicht heeft op de toenemende baten door de vergrijzing.

Naar verwachting publiceert de Europese Commissie eind dit jaar het zogenaamde Sustainability Report waarin in samenhang wordt gekeken naar de uitgaven en de inkomsten op lange termijn. Het CPB heeft in Vergrijzing Verdeeld uit juni 2010 uitgerekend dat directe belastinginkomsten oplopen van 22,1 procent bbp in 2010 naar 24,8 procent bbp in 2 060 en indirecte belastinginkomsten van 13,3 procent bbp in 2010 naar 15,2 procent bbp in 2060. De totale belastinginkomsten lopen op van 44,7 procent bbp in 2010 naar 48,3 procent bbp in 2060. Deze oploop is evenwel veel te beperkt om te compenseren voor de toename van de uitgaven, en daarom resulteert een houdbaarheidstekort.

Groeifonds

De leden van de SP hebben een vraag gesteld over Europese initiatieven om een groeifonds op te zetten ter bevordering van de investeringen in infrastructuur, duurzame energie en technologie. De leden vragen of dergelijke investeringen een positief effect kunnen hebben op de werkgelegenheid en of het kabinet voorstander zou zijn van een dergelijk groeifonds. Daarnaast vragen de leden van de SP zich af hoe dit fonds gefinancierd zou moeten worden en of er middelen beschikbaar zijn vanuit het noodfonds en welke lidstaten zouden derhalve bijdragen aan een dergelijk fonds.

NL is van mening dat een goede infrastructuur en duurzame ontwikkeling de juiste randvoorwaarden scheppen voor economische groei. Een coherente aanpak van investeringen hierin kan op de korte en lange termijn werkgelegenheid bevorderen.

Het kabinet is terughoudend over mogelijke additionele financiering van investeringen. Volgens dit kabinet is in de eerste plaats de ontwikkeling van een landenspecifieke aanpak relevant. Deze landenspecifieke aanpak zal zoveel mogelijk vanuit bestaande middelen gefinancierd moeten worden. Het gaat er niet om zoveel mogelijk geld in de economie te pompen, maar om de bestaande middelen slim te investeren.

De leden van de GroenLinks-fractie vragen zich af wat de inzet van Nederland is, aangaande een initiatief tot een Europees groeifonds dat ondersteund zou worden door de Europese Investeringsbank en het Europees noodfonds. Tevens vragen zij of Nederland zich sterk maakt voor een duurzaam stimuleringsfonds, zoals verzocht in de aangenomen motie Sap c.s. (21 501-20, 571), om te komen tot economische groei en convergentie en hoe Nederland een dergelijk fonds voor zich ziet en welke omvang zou dit moeten krijgen.

Dit kabinet heeft in eerder groeibrieven het belang van structurele hervormingen benadrukt ter bevordering van de economische groei in Europa. Landen zullen nu de zwakheden in hun economie moeten aanpakken, dit stelt een hogere economische groei op de middellange en lange termijn veilig, en zorgt voor vertrouwen op de korte termijn. Ook maakt het kabinet zich sterk in Europa voor groeibevorderende EU-brede initiatieven, zoals in het kader van de voltooiing van de interne markt. Ook onderkent dit kabinet, naast de bezuinigingen die lidstaten moeten doorvoeren om hun huishoudboekje op orde te krijgen, de noodzaak van slimme investeringen in duurzame economische groei. In het bijzonder voor de kwetsbare lidstaten van de Unie is een dergelijke investeringsagenda van belang. Dit kabinet zal zich hiervoor sterk maken. De vorm die hiervoor gekozen wordt zal vanuit Europees perspectief bezien moeten worden.

Financiële transactiebelasting

De leden van de SP-fractie vragen aan de regering waarom een financiële transactiebelasting geen efficiënt middel om een goede bijdrage van de financiële sector aan de publieke middelen te bewerkstelligen. Verder vragen de leden van de SP aan de minister of hij van mening is dat een financiële transactiebelasting het high frequency trading minder winstgevend kan maken, en daarmee onaantrekkelijker.

Ik wil verwijzen naar de brief (kenmerk 32 013, nr. 23) die ik op 26 maart 2012 aan de Tweede Kamer heb gestuurd met daarin een analyse over de gevolgen van de financiële transactiebelasting (hierna FTT). In deze brief zijn ook de analyse van het CPB en bijdrages van de AFM en DNB opgenomen. Hieruit blijkt dat de financiële transactiebelasting een structurele zware wissel trekt op de groei van de economie van rond de 0,9% BNP. Het CPB geeft aan dat een FTT wel potentie heeft om een goede inkomstenbron te zijn om een substantiële bijdrage van de financiële sector te verkrijgen, maar zegt tegelijkertijd dat er duidelijk minder marktverstorende alternatieven zijn die ditzelfde doel nastreven. Het CPB verwijst daarbij naar een Financial Activity Tax, een bankenbelasting of een BTW op financiële diensten. Verder wordt in de brief ingegaan op de high frequency trading (hierna HFT).

Volgens de AFM is HFT een middel om bepaalde handelsstrategieën uit te voeren en is van mening dat, zolang deze strategieën geoorloofd zijn, HFT een nuttige functie in de markt kan vervullen. Een FTT zal een negatief effect hebben op het verdienmodel van HFT. Uit de effectbeoordeling over de FTT van de Commissie blijkt dat 70% tot 90% van de derivatentransacties niet meer zal plaatsvinden in de EU. De transacties met een laag risico zijn niet langer rendabel en zullen niet meer plaatsvinden. De transacties met hoge risico’s zullen vertrekken naar landen buiten de EU. Een grote financiële bijdrage kan daarom niet verwacht worden. Bovendien vreest de AFM vanwege het wegtrekeffect voor minder goed toezicht op de derivaten handel en HFT. Dit verbeterd toezicht wordt nu juist tot stand gebracht door afspraken in Brussel zoals EMIR en MiFiD II, die de derivatenmarkt transparanter zullen maken.

De leden van de PvdA en GroenLinks fracties vragen om meer informatie over de mogelijke alternatieven voor de FTT en het verdere proces in Brussel.

Wat betreft het proces in Brussel over de financiële transactiebelasting kan ik de Kamer mededelen dat het onderwerp tijdens de Ecofin Raad van 22 juni besproken worden. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat mogelijke alternatieven voor de financiële transactiebelasting aan de orde zullen komen. Ter voorbereiding van het AO Ecofin zal ik een brief met alternatieven naar de Kamer sturen.


X Noot
1

Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07 nr. 906 en nr. 909.

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/12, 21 501-07 nr. 886.

X Noot
5

Conform Artikel 19 van EU Regulation No 1093/2010 («EBA Regulation»).

X Noot
6

Zie ook Kamerstukken II 2011–2012, 31 980, nr. 59.

X Noot
7

9% van risicogewogen activa, aangehouden als kapitaal van hoogste kwaliteit («Common Equity Tier 1»)

X Noot
8

«Overview of the Capital Plans following the EBA Recommendation on the creation and supervisory oversight of temporary capital buffers to restore market confidence», 9 februari 2012, European Banking Authority (http://www.eba.europa.eu/cebs/media/aboutus/ News%20and%20Communications/Overview- of-the-Capital-Plans-following-the-EBA-Recommendation.pdf )

X Noot
9

Het IMF merkt op dat er verschillende redenen zijn op grond waarvan banken voornemens zijn activa af te stoten. Ten eerste moet een aantal Europese banken die staatssteun in de kredietcrisis hebben gekregen aan de eisen van de Europese Commissie voldoen en activiteiten afstoten om concurrentie niet te verstoren. Daarnaast moeten banken meer kapitaal aanhouden, onder meer naar aanleiding van de EBA herkapitalisatie exercitie, gemandateerd door de Europese Raad. Het afstoten van bepaalde zakenbankactiviteiten heeft te maken met de zogenaamde Basel 2.5 regels voor het handelsboek. Tot slot, als gevolg van Basel 3 regels op het gebied van liquiditeit, die nog in ontwikkeling zijn, streven banken ook naar meer stabielere, langere-termijn financiering.

X Noot
10

IMF Global Financial Stability Report, april 2012, tabel 1.2 «Impact of European Bank Deleveraging under Three Policy Scenarios, through End-2013»

X Noot
11

Het volledige tekort geïdentificeerd in de test van 71 banken is € 115 mrd, waarbij 37 banken een kapitaaltekort lieten zien. Echter, meerdere banken met een tekort worden in de vervolganalyse buiten beschouwing gelaten: banken uit Griekenland (6, met een collectief tekort van € 30 mrd) en banken die een herstructurering ondergaan (Öesterreichische Volksbank AG – € 1 mrd, Dexia – € 6.3 mrd, WestLB AG – € 0.23 mrd). Deze banken buiten beschouwing latend, is er een € 78 mrd tekort bij 28 banken.

X Noot
12

«Assessing the macroeconomic impact of the transition to stronger capital and liquidity requirements», Macroeconomic Assessment Group of FSB en BCBS, augustus 2010; «An assessment of the long-term economic impact of stronger capital and liquidity requirements», Long-term Economic Impact (LEI) Group by BCBS, augustus 2010

X Noot
13

«Gevolgen Bazel III voor Nederlandse banken significant maar te overzien», DNB persbericht, 4 mei 2011.

Naar boven