21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr. 1182 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 24 september 2012

Binnen de vaste commissie voor Europese Zaken bestond bij zeven fracties de behoefte de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen met betrekking tot het verslag van de Informele Raad Algemene Zaken d.d. 30 en 31 augustus 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1178), de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken d.d. 24 september 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr. 1180) en de kabinetsappreciatie van de Europese Commissierapporten over het Coöperatie- en Verificatiemechanisme voor Bulgarije en Roemenië (Kamerstuk 23 987, nr. 125).

De minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken hebben op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 20 september 2012. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de minister en de staatssecretaris zijn hieronder afgedrukt.

De fungerend voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken, Knops

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Europese Zaken, Van Haaster

Algemeen

De leden van de fractie van de Partij voor de Vrijheid zijn van mening dat Nederland uit de Europese Unie en uit de eurozone moet treden. Toch heeft de PVV enkele opmerkingen en kanttekeningen aangaande de meest opvallende, in het hiernavolgende verslag verwerkte punten.

De leden van de fractie van D66 hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 24 september 2012. Deze leden hebben een aantal vragen en opmerkingen over de geannoteerde agenda.

De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken die op 24 september 2012 zal plaatsvinden. Deze leden hebben de volgende vragen en opmerkingen.

Presentatie Europese Raadsagenda van 18-19 oktober 2012

De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van enkele uitspraken van de voorzitter van de Europese Raad waarin gesproken wordt over een gezamenlijke begroting voor het eurogebied. Ook hebben deze leden via de media signalen gekregen dat zelfs een parlement voor de eurozone wordt overwogen. Deze leden brengen in dit verband de uitspraak van premier Rutte in herinnering dat vanaf de laatste bijeenkomst van de Europese Raad de lidstaten intensief betrokken zouden worden bij het rapport over de toekomst van de EMU. De leden van de SP-fractie vragen zich dan ook af of deze plannen inderdaad worden besproken met de lidstaten en wat de inzet van het kabinet in deze kwesties is. Is het kabinet van mening dat de eurozone een dergelijke vergaande integratie moet ondergaan waardoor er een vergaande tweedeling komt binnen de EU? Wat vindt het kabinet van de toekomstvisie van de voorzitter van de Europese Commissie op de EU als een federatie van nationale staten, vragen deze leden in dit verband.

De leden van de D66-fractie kijken met belangstelling uit naar het interim-rapport van Europese Raadsvoorzitter Van Rompuy dat in oktober zal worden gepresenteerd. Deze leden onderstrepen nogmaals de urgentie en wenselijkheid om snel over te gaan tot verdere politieke integratie in de Europese Unie om de fundamentele oorzaken van de economische crisis aan te pakken en de invloed van Nederland in de Europese Unie te vergroten. Klopt het dat het kabinet de plannen van de Europese Commissie om vanaf 1 januari 2013 bankentoezicht door de Europese Centrale Bank in te voeren te ambitieus vindt? Klopt het dat Nederland hierin alleen wordt gesteund door Zweden? Waarom vindt u deze streefdatum te ambitieus? De genoemde leden steunen de recente maatregelen van de Europese Centrale Bank, maar vinden meer politieke daadkracht van Europese leiders noodzakelijk. Zij wijzen nogmaals op de wenselijkheid van een volwaardige Europese bankenunie. Het rapport van Eurocommissaris Barnier is volgens hen een eerste stap.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn zeer benieuwd naar het interim-rapport over de toekomst van de EU dat in oktober zal verschijnen. Zij vragen het kabinet om het rapport zo spoedig mogelijk doch ruim voor de Europese Raad van 18 en 19 oktober a.s. naar de Tweede Kamer te sturen. Kan het kabinet bevestigen dat dit rapport vergezeld zal gaan van een kabinetsreactie, zodat duidelijk wordt wat het standpunt van het kabinet is en daarmee een goed debat met de Tweede Kamer mogelijk is?

Antwoord van het kabinet:

De komende Raad Algemene Zaken (RAZ) spreekt niet over het tussenrapport van Europese Raadsvoorzitter Van Rompuy, Commissievoorzitter Barroso, ECB-president Draghi en Eurogroep-voorzitter Juncker over de toekomst van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Dit tussenrapport zal pas verschijnen in de aanloop naar de Europese Raad (ER) van oktober en het kabinet zal uw Kamer daarvan direct een kopie toesturen. De komende RAZ stelt enkel de agenda van deze Europese Raad vast.

In september houden de kabinetten van de vier voorzitters consultaties op ambtelijk niveau met de lidstaten. De Nederlandse inbreng zal binnen de kaders zijn zoals die met uw Kamer zijn besproken in de aanloop naar en na afloop van de Europese Raad van 28-29 juni jl. Het eerste overleg op politiek niveau over het tussenrapport is voorzien tijdens de RAZ van 16 oktober, in de aanloop naar de ER van 18-19 oktober.

Voorafgaand aan de ER van oktober zullen wij met uw Kamer in gesprek gaan over de Nederlandse inbreng en de reactie op het tussenrapport op basis van de geannoteerde agenda voor de RAZ respectievelijk de ER.

Het kabinet is voornemens vooral te kijken naar de praktische inhoud van de voorstellen in het komende tussenrapport en hoe daarmee de huidige crisis te lijf kan worden gegaan.

Tijdens de informele EcoFin van 14-15 september jl. hebben de ministers van Financiën voor het eerst in algemene termen gesproken over het voorstel van de Commissie om specifieke taken op gebied van bankentoezicht op te dragen aan de ECB. Nederland heeft aangegeven dat het Commissievoorstel een goede basis voor verdere discussies vormt, maar dat Nederland wel betwijfelt of het voorgestelde tijdpad realistisch is. Deze twijfels werden door verschillende lidstaten gedeeld. Nederland heeft benadrukt dat de focus moet liggen op goede kwaliteit van het toezicht. Verder verwijzen wij u naar de brief van de minister van Financiën – die spoedig aan uw Kamer zal worden verzonden – met het verslag over de informele EcoFin/eurogroep-bijeenkomst in Cyprus.

Meerjarig Financieel Kader 2014–2020 (MFK)

Tijdens de vorige Raad Algemene Zaken van 30 en 31 augustus jl. is bewust niet gesproken over een systeem van eigen middelen, constateren de leden van de fractie van de VVD. Ook in de geannoteerde agenda van de Raad Algemene Zaken van 24 september a.s. wordt hier niets over vermeld. Hoe staat het met de onderhandelingen over dit onderwerp en wanneer komt dit aan de orde of is dit recentelijk aan de orde geweest?

Antwoord van het kabinet:

De onderhandelingen over het systeem van Eigen Middelen (inclusief de kortingen) zullen vermoedelijk bewaard worden voor de laatste fase van de onderhandelingen. Tot nog toe hebben de onderhandelingen zich beperkt tot veeleer technische besprekingen op ambtelijk niveau. Zowel in de laatste onderhandelingsbox van het Deense voorzitterschap, als in het issues paper van het Cypriotische voorzitterschap is nog geen richting voor een akkoord aangegeven. Alle opties worden nog open gehouden.

De VVD-fractie ondersteunt met klem de inzet van het kabinet en van de nettobetalers om de voorgestelde meerjarenbegroting met € 100 miljard te verminderen. Hetzelfde geldt voor het behoud van de Nederlandse korting. In het verslag van de Raad Algemene Zaken van 30 en 31 augustus jl. wordt aangegeven dat hiertegen verzet is van een grote groep landen. Hoe groot is deze groep en welke landen behoren hiertoe? Zijn hierover reeds gesprekken gevoerd?

Antwoord van het kabinet:

Het verzet tegen de kortingen komt vooral van de landen die nu geen korting ontvangen. De landen die nu een korting ontvangen zijn: Nederland, Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk en Zweden. Het verzet tegen bezuinigingen op het Commissievoorstel met 100 miljard komt vooral van de netto-ontvangende landen, waaronder de meeste nieuwe lidstaten, maar ook Spanje, Griekenland, Portugal en Ierland. Ook enkele netto-betalers zoals België, Italië en Luxemburg zijn tegen een verlaging van het EU-budget.

De VVD-fractie is van mening dat de eis van het Europees Parlement om de voorgestelde meerjarenbegroting niet te verlagen, maar zelfs met 5% te verhogen, getuigt van weinig realiteitszin in deze tijd van economische tegenspoed. Ook het feit dat het Europees Parlement aangeeft de discussie over eigen middelen, waar het slechts een adviesfunctie heeft, te koppelen aan zijn inzet bij de meerjarenbegroting, gaat volgens de VVD-fractie te ver. Het Parlement heeft terreinen waar het wel over gaat en terreinen waar het niet over gaat. De VVD-fractie zou het op prijs stellen wanneer het Europees Parlement zich ook aan dit mandaat houdt. Hoe is er in de Raad gereageerd op dit punt?

Antwoord van het kabinet:

In de Raad is kennis genomen van de positie van het Europees Parlement, maar is deze niet besproken. Wel is de wens uitgesproken intensief samen te werken met het Europees Parlement in de hoop een lastig onderhandelingstraject tussen Raad en Europees Parlement te voorkomen nadat de Raad een akkoord heeft bereikt.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of het kabinet de mening van het Cypriotisch voorzitterschap deelt dat er in alle uitgavencategorieën bezuinigd dient te worden. Indien dit niet het geval is, welke uitgavencategorieën wil het kabinet het liefst ontzien?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet deelt die mening, waarbij het aantekent de middelen voor Horizon2020 (onderzoek en innovatie, onderdeel van uitgavencategorie 1a) zoveel mogelijk te willen ontzien.

De leden van de PvdA-fractie zijn voorstander van het continueren van de afdrachtkorting van € 1 miljard na 2013. Zij delen de mening van het kabinet dat er niet akkoord kan worden gegaan met een uitkomst die de bestaande excessieve nettoposities niet corrigeert. Kan het kabinet aangeven wat de huidige stand van zaken in de onderhandelingen op dit punt is? Hoe groot acht het kabinet de kans dat Nederland de korting binnenhaalt en wat zijn mogelijk de grootste obstakels in dit proces?

Antwoord van het kabinet:

Het voorstel van de Commissie van juni 2011 bevat een korting voor Nederland die ruim onder de huidige Nederlandse korting ligt. Nederland houdt vast aan tenminste behoud van de huidige korting. De onderhandelingen over de kortingen zullen pas in de eindfase van de onderhandelingen gevoerd worden. Behalve de landen die nu een korting ontvangen (VK, Nederland, Duitsland, Zweden, Oostenrijk) zijn vrijwel alle landen tegen (handhaving van de huidige) kortingen.

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of het kabinet reeds een inschatting kan maken van de mate waarin Nederland te maken krijgt met de bezuiniging op de structuurfondsen. Tevens willen de leden van de PvdA-fractie van het kabinet weten welke landen medestander zijn aangaande de handhaving van de perceptiekostenvergoeding op 25%. Hoe schat het kabinet de kans in dat de perceptiekostenvergoeding 25% blijft? Op basis van welke feiten maakt het deze schatting?

Antwoord van het kabinet:

Op basis van het Commissievoorstel zal Nederland, net als veel andere rijkere lidstaten, te maken krijgen met bezuinigingen op de structuurfondsen. Dit is ook in lijn met de Nederlandse positie dat de structuurfondsen primair zijn bedoeld voor de armste regio’s in de armste lidstaten en voor grensoverschrijdende samenwerking.

Ten aanzien van de perceptiekostenvergoeding treedt Nederland onder andere gezamenlijk op in Benelux-verband. Ook deze landen ondervinden een significant nadelig effect van de voorgestelde verlaging van de vergoeding. Het krachtenveld is binnen de Raad niet geheel duidelijk; er is een groep van lidstaten die zich voorstander van het Commissievoorstel heeft betoond, maar een vrijwel even grote groep is tegen de verlaging. De impact van dit voorstel verschilt sterk per lidstaat.

De leden van de fractie van het CDA vragen of het kabinet de mening deelt dat de lidstaten en het Europees Parlement nog ver uiteen liggen als het om de resultaten van het MFK gaat. De CDA-fractie wijst daarom wederom op de noodzaak om in Nederland niet alleen de uitgaven, maar ook de inkomsten uit de EU-middelen mee te laten wegen.

Antwoord van het kabinet:

De hoofdinzet van dit kabinet is een substantiële vermindering van de afdrachten. De netto-positie zal daarbij niet uit het oog verloren worden. Het kabinet beaamt dat de meningen nog sterk verschillen tussen EP en Raad.

De fractie van de Partij voor de Vrijheid spreekt haar teleurstelling uit dat voor het kabinet de € 100 miljard korting op de afdracht blijkbaar geen keiharde eis is richting Brussel. Instemming hangt af van «het totaalpakket dat aan het einde van de onderhandelingen voorligt» (zie hiervoor het verslag van het schriftelijk overleg inzake de Informele Raad Algemene Zaken van 30 en 31 augustus 2012, Kamerstuk 21 501-02, nr. 1177).

Daarnaast wordt ook niet ingegaan op de mogelijkheid tot het overgaan op vetogebruik. Is het kabinet bereid alsnog nader op deze vraag in te gaan? Is het kabinet bereid zijn veto te gebruiken tegen een meerjarenbegroting waarvan het totaalpakket niet voldoet?

Antwoord van het kabinet:

In 2014 loopt de Nederlandse korting op de afdrachten af. Het kabinet zal niet instemmen met een totaalpakket dat niet voldoet aan de doelstelling de huidige korting tenminste te handhaven.

Het kabinet geeft aan dat bij uitbreiding van de EU met nieuwe lidstaten de Europese Commissie, nadat het toetredingsverdrag is ondertekend, een voorstel zal doen voor aanpassing van het MFK om met de uit de toetredingsonderhandelingen voortvloeiende uitgaven rekening te houden. Is dat niet reden te meer voor het kabinet om een rem te zetten op de verdere uitbreiding van de Europese Unie gezien ook de kostenbesparing die het kabinet wil bereiken op het MFK en de Nederlandse afdracht, vragen de leden van de PVV-fractie.

Antwoord van het kabinet:

De onderhandelingen en besluitvorming over toetreding van lidstaten hebben een autonoom politiek karakter. Indien besloten wordt tot uitbreiding vindt een technische aanpassing van het MFK plaats, waarbij de toetredende lidstaat uiteraard ook zijn aandeel betaalt in de EU-begroting.

De leden van de SP-fractie vinden het nog steeds van de zotte dat er nog geen concrete stappen zijn gezet in de onderhandelingen richting een sobere en rechtvaardigere EU-begroting. Deze leden lezen in de agenda niet dat er een wijziging in strategie en inzet is van de zijde van het kabinet. Betekent dit dat er op geen enkel onderdeel vooruitgang is geboekt? De leden van de SP-fractie juichen het toe dat er wel nu in alle categorieën wordt gezocht naar bezuinigingen. Met name bij de landbouw en administratieve uitgaven valt naar hun mening veel meer te halen en zij zouden het toejuichen als naast het diplomatieke circuit het kabinet op andere manieren het pleidooi hiervoor zou versterken.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft een duidelijke inzet en strategie, zoals verwoord in de brieven aan de Kamer van maart en september 2011 (Kamerstuk 21 501-20, nr. 529 resp. 21 501-20, nr. 553). De stand van zaken in de onderhandelingen geven geen aanleiding hiervan af te wijken.

De leden van de fractie van D66 constateren dat het Cypriotisch voorzitterschap een nieuwe onderhandelingsbox zal presenteren. Zij zijn benieuwd naar de modaliteiten van deze nieuwe box. Het is noodzakelijk dat het Meerjarig Financieel Kader wordt hervormd en aansluit bij de uitdagingen en kansen van de eenentwintigste eeuw. In dat kader vragen deze leden het kabinet om expliciet in te zetten op de ambitie van de aangenomen motie-Pechtold c.s. (Kamerstuk 21 501-20, nr. 643), waarin wordt gepleit om in te zetten op een verschuiving van minstens € 10 miljard per jaar van cohesie-, landbouw- en structuurfondsen naar Europese onderzoeks- en innovatiebudgetten. Is het kabinet bereid zich hier expliciet voor uit te spreken? Het is zeer wenselijk dat Europese budgetten voor kennis en innovatie niet alleen op peil blijven, maar binnen de EU-begroting stijgen om economische groei structureel te stimuleren.

De leden van de fractie van de ChristenUnie vinden het jammer dat er geen nieuwe onderhandelingsbox met concrete bedragen ligt, zoals door het Cypriotische voorzitterschap was toegezegd. Deze leden zijn verheugd dat er een extra Europese Raad is ingelast in november, waarin overeenstemming over het MFK moet worden bereikt. Zij hebben echter twijfels over de haalbaarheid van een akkoord binnen twee maanden, nu er nog steeds geen concrete bedragen op tafel liggen.

Met betrekking tot het issues paper en de contouren van een mogelijk akkoord hebben de leden van de ChristenUnie-fractie enkele opmerkingen en vragen. Zij zijn het met het voorzitterschap eens dat bezuinigingen op de begroting onafwendbaar zijn, mede gezien de financiële positie van een groot aantal lidstaten. Genoemde leden zijn van mening dat de EU zich dient te richten op haar kerntaken en dat het aantal Europese fondsen in aantal en omvang dient af te nemen. Zij kunnen zich dan ook vinden in het voorstel van het voorzitterschap om de structuurfondsen primair te richten op de armere regio’s in de EU.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn kritisch op de voorstellen om verder te bezuinigen op het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB), aangezien het budget voor het GLB reeds nominaal bevroren is ten opzichte van de periode 2007–2013. Mochten bezuinigingen op het GLB onafwendbaar zijn, dan pleiten de leden van de ChristenUnie-fractie voor een hoge mate van flexibiliteit voor lidstaten om te kunnen schuiven tussen de eerste en tweede pijler en ook voor meer flexibiliteit voor lidstaten bij het verdelen van het budget voor de inkomenstoeslagen over de verschillende vrijwillige categorieën betalingen. Genoemde leden vragen het kabinet hoe het de aangenomen motie-Pechtold c.s. (Kamerstuk 20 501-20, nr. 643) over verschuiving van cohesie-, landbouw-, en structuurfondsen naar Europese onderzoeks- en innovatiebudgetten gaat inbrengen in de discussie in de Raad. Deze leden vragen het kabinet om te bevestigen dat het er op inzet dat deze voorgestelde verschuiving van landbouwbudgetten ten goede komt aan innovatie in de landbouwsector.

Antwoord van het kabinet:

Mede in antwoord op de vragen hierboven van de D66-fractie met betrekking tot de motie Pechtold c.s.: het kabinet zet in op een modernisering van het MFK. Het ziet de motie Pechtold daarom als ondersteuning van kabinetsbeleid, zoals uiteengezet in de geannoteerde agenda van de RAZ van 24 juli (Kamerstuk Kamerstuk 21 501-02 nr. 1165) en de Kwartaalrapportage MFK van 29 augustus (Kamerstuk 32 883, nr. 8). Het kabinet heeft zich hier dan ook expliciet voor uitgesproken en zal dat blijven doen.

Deze inzet staat naast de inspanning van het kabinet ruim 100 miljard te besparen ten opzichte van het Commissievoorstel. Het is in dit stadium nog te vroeg om over realistisch haalbare bedragen te praten.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn tegen de invoering van een systeem van eigen middelen voor de EU, zoals een financial transaction tax of een Europese BTW, onder andere omdat de democratische legitimiteit voor het heffen van deze belastingen ontbreekt. De leden van de ChristenUnie-fractie vragen van het kabinet om de discussie over deze eigen middelen nu al te voeren in de Raad en met het Europees Parlement, om te voorkomen dat er problemen ontstaan in de eindfase van de onderhandelingen bij het sluitend krijgen van de begroting en de goedkeuring door het Europees Parlement. Graag een reactie op dit punt.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is geen voorstander van nieuwe eigen middelen en heeft deze positie herhaaldelijk kenbaar gemaakt in de Raad.

De leden van de ChristenUnie-fractie steunen de inzet van het kabinet om de betalingspositie van Nederland niet verder te laten verslechteren, door in elk geval de afdrachtkorting te handhaven. Zij vragen het kabinet op welke specifieke posten het extra wil bezuinigen indien blijkt dat de afdrachtkorting niet of slechts ten dele kan worden gehandhaafd.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet steunt het issues paper van het Cypriotisch voorzitterschap dat aangeeft dat op alle uitgaven categorieën bezuinigd moet worden. Dit staat wat het kabinet betreft los van de afdrachtenkorting die Nederland wenst te handhaven.

Tijdens de vorige (informele) Raad Algemene Zaken van 30 en 31 augustus jl. schijnt Duitsland een paper ingebracht te hebben met verregaande voorstellen aangaande het MFK. Klopt het inderdaad dat Duitsland deze paper tijdens de RAZ heeft ingebracht? Zo ja, wat is de reactie van het kabinet op deze paper?

Antwoord van het kabinet:

Duitsland heeft tijdens de informele RAZ een paper ingediend dat beoogt het budget voor met name structuurfondsen beter te besteden dan nu het geval is, door onder andere meer ex-ante en ex-post verantwoording, een betere aansluiting met de hervormings-agenda en duidelijke prestatieafspraken. Nederland steunt de intentie van het paper, dat nog verder moet worden uitgewerkt, en heeft het verwelkomd.

Europees Semester

De leden van de PvdA-fractie vragen zich af op welke wijze het kabinet de macro-economische onevenwichtighedenprocedure zou willen verbeteren. Welke voorstellen zal het kabinet hiertoe concreet doen? Ook vragen de leden van de PvdA-fractie zich af welke voorstellen het kabinet zal doen ter verbetering van het proces aangaande het Europees Semester. Hoe kan ervoor worden gezorgd dat nationale parlementen beter betrokken worden en welke voorstellen zal het kabinet hiertoe doen?

De leden van de CDA-fractie zijn van mening dat het organiseren van twee bijeenkomsten van parlementen niet voldoende is om tot werkelijke uitwisseling en verdieping te komen. Welke voorstellen zijn er om de betrokkenheid van de nationale parlementen verder te versterken, vragen deze leden.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het van belang om buitensporige macro-economische onevenwichtigheden tijdig op te sporen en aan te pakken. De macro-economische onevenwichtighedenprocedure biedt hiervoor waardevolle handvatten. Het kabinet heeft in de brief aan uw Kamer van 17 oktober 2011 (Kamerstuk 21 501-07, nr. 847) aangegeven dat deze procedure strikt ingevuld moet worden. Het kabinet wil een strenge, onafhankelijke rol voor de Europese Commissie en de consequenties voor lidstaten vergroten wanneer zij zich niet houden aan de afspraken uit de procedure. Dit kan bijvoorbeeld door het mogelijk te maken om landen te korten op EU-gelden wanneer zij hun afspraken onder de procedure niet nakomen en door in de toekomst de score van lidstaten in deze procedure mee te wegen bij het opstellen van de middellange termijn doelstellingen in het SGP. Het gaat hierbij overigens niet om het voorschrijven van concrete beleidsmaatregelen.

Nederland is van mening dat een aantal verbeteringen in het proces van het Europees Semester mogelijk is. Het kabinet is allereerst van mening dat naar het tijdpad en de fasering moet worden gekeken teneinde meer gelegenheid te bieden voor discussie over de aanbevelingen. Op die manier kan volgens het kabinet ook de betrokkenheid van de Tweede Kamer worden vergroot, naast de bestaande informatie en dialoog met de Kamer over de verschillende elementen van het Europees Semester (de jaarlijkse analyse van prioriteiten voor groeiversterking getiteld «Annual Growth Survey», eind november > Nationaal Hervormingsprogramma en Stabiliteitsprogramma, eind april > en landenspecifieke aanbevelingen, eind mei). Een ruimer tijdspad kan bovendien bijdragen aan een betere bilaterale dialoog tussen Commissie en afzonderlijke lidstaten en aan een sterkere peer pressure tussen lidstaten onderling. De Commissie beziet momenteel of zij het eigen tijdspad beter kan inrichten om deze betrokkenheid mogelijk te maken. Verder kunnen processen binnen de Raad worden gestroomlijnd en kan beter onderbouwd worden hoe tot de aanbevelingen in het kader van de macro economische onevenwichtighedenprocedure is gekomen.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn voorstander van een versterking van de Europese economische beleidscoördinatie via het Europees Semester. Zij willen graag op de hoogte gehouden worden van de stand van zaken bij het opvolgen van de landenspecifieke aanbevelingen door de verschillende lidstaten. Kan het kabinet aangeven hoe het deze informatievoorziening over de vorderingen binnen de lidstaten zal vormgeven?

Genoemde leden hebben met instemming kennisgenomen van de positie van het kabinet gericht op het verbeteren van het proces van het Europees Semester. Zij willen vragen welke concrete voorstellen het kabinet heeft om de betrokkenheid van de Tweede Kamer bij het proces te verbeteren. Graag een reactie op dit punt.

Antwoord van het kabinet:

De Europese Commissie publiceert elk jaar tegelijkertijd met het Commissievoorstel voor landenspecifieke aanbevelingen een werkdocument met daarin een beschrijving van de wijze waarop lidstaten invulling hebben gegeven aan de landenspecifieke aanbevelingen van het voorgaande jaar. Daarnaast publiceert de Commissie een thematisch overzicht, waarin de prestaties van lidstaten met elkaar worden vergeleken. Beide documenten zijn toegankelijk via de website van de Commissie. Het kabinet streeft ernaar uw Kamer te informeren over de opvolging van de aanbevelingen door lidstaten, bijvoorbeeld in de Kamerbrief over het volgende Commissievoorstel voor landenspecifieke aanbevelingen.

Coöperatie- en Verificatiemechanisme (CVM) voor Roemenië en Bulgarije / Schengen

De VVD-fractie is tevreden met de rapportages van de Europese Commissie over Roemenië en Bulgarije en de CVM-ijkpunten. De VVD-fractie is het eens met het kabinet dat er moet worden blijven gehamerd op nieuwe rapportages en het vasthouden aan de ijkpunten van het CVM. Ook steunt de VVD-fractie de inzet van het kabinet om uitstel te geven aan het bespreken van toetreding tot de Schengenzone van Roemenië en Bulgarije. Het doet de VVD-fractie deugd dat nu, na de kritische rapportages van de Commissie, ook andere landen de noodzaak hiervan inzien en Nederland nu wel hierin ondersteunen.

De leden van de PvdA-fractie stellen dat het kabinet concludeert dat, hoewel de voortgang van Bulgarije en Roemenië sinds de toetreding moet worden verwelkomd, op basis van deze rapporten toetreding tot Schengen nog niet aan de orde is. De kabinetsappreciatie geeft echter ook aan dat volgens de Europese Commissie beide landen niet ver afstaan van het voldoen aan de ijkpunten van het CVM, namelijk als beide landen de hervormingen in gang houden en intensiveren en – in het geval van Roemenië – de rechtsstaat blijven respecteren. De leden van de PvdA-fractie vragen zich af of het kabinet dit rapport als positief beschouwt, ondanks de conclusie dat toetreding nog niet aan de orde is. Ook vragen de leden van de PvdA-fractie zich af of het kabinet vindt dat (partiële) toetreding van één van de landen mogelijk zou zijn, zonder dat er sprake is van toetreding van het andere land. De leden van de PvdA-fractie willen voorts graag van het kabinet weten of het de Kamer een brief kan sturen met hierin een overzicht aangaande het krachtenveld in de Raad inzake de voortgang van Bulgarije en Roemenië in de CVM-rapporten.

Antwoord van het kabinet:

De CVM-rapporten bevestigen de indruk die het kabinet heeft, namelijk dat duidelijke vooruitgang is geboekt in beide landen. Tegelijkertijd is ook duidelijk dat er nog het nodige moet gebeuren om de duurzaamheid en onomkeerbaarheid van de hervormingen te bestendigen. Daarom is het kabinet het ermee eens dat het CVM dient te worden gecontinueerd. De recente ontwikkelingen in Roemenië hebben het vertrouwen geen goed gedaan, waardoor het duidelijk is dat voor Roemenië een volgende rapport van de Commissie nodig is, dat eind 2012 zal verschijnen.

Wat betreft de mogelijkheid om slechts één van beide landen te laten toetreden tot de Schengenzone geldt dat in EU-verband Bulgarije en Roemenië al sinds de aanloop naar hun EU-toetreding in 2007 gelijktijdig zijn behandeld. Daarbij zijn nu eens de ontwikkelingen in Roemenië iets positiever geweest dan die in Bulgarije en dan weer andersom. Er is volgens het kabinet geen reden om hier nu van af te wijken. Onder de lidstaten van de EU bestaat daarover bovendien brede overeenstemming. Naast de politieke wenselijkheid van een voortgezette gezamenlijke benadering van beide landen, speelt als het gaat om toekomstige toetreding tot de Schengenzone bovendien de technische complicatie dat een gedifferentieerde aanpak er in de fase van volledige toetreding (dus ook geen paspoortcontroles meer aan de landgrenzen) toe zou kunnen leiden dat gedurende een bepaalde periode de grens tussen Bulgarije en Roemenië de status van EU-buitengrens zou krijgen. Die grens is daar technisch niet op ingericht, en het zou tot een onevenredige kapitaalvernietiging leiden als dat gedurende slechts een afgebakende periode wel nodig zou zijn.

Het krachtenveld in de Raad inzake de voortgang van Roemenië en Bulgarije in de CVM-rapporten wordt goed weerspiegeld in de conclusies die de RAZ op 24 september aanstaande zal aannemen naar aanleiding van de CVM-rapporten. Alle lidstaten kunnen zich vinden in de conclusies van de rapporten. Daar kan overigens wel aan worden toegevoegd dat Nederland geruime tijd de enige lidstaat is geweest die formeel een verband bleef leggen tussen de CVM-rapporten en de besluitvorming over stappen in de richting van toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone. Op dit moment wordt dat verband weer door meerdere lidstaten gelegd, getuige ook het uitstel van de besluitvorming in de JBZ-Raad over het compromisvoorstel inzake zogenaamde partiële toetreding. De EU-lidstaten hebben zich tot dusverre vanwege dat uitstel nog niet formeel hoeven uit te spreken over hun actuele positie ten aanzien van het compromisvoorstel. Tegen het uitstel zelf werd echter door geen enkele lidstaat bezwaar gemaakt.

De CDA-fractie onderschrijft de inzet van de Europese Commissie om het CVM te continueren. Is het kabinet dan van mening dat de naturalisatie van 225 000 Moldaviërs door Roemenië legitiem is? Is duidelijk op welke wijze de Roemeense overheid doorgaat met het naturaliseren van Moldaviërs tot Roemeens staatsburger en die daarmee het EU-burgerschap verwerven? Speelt deze naturalisatie een rol in de standpuntbepaling rondom toetreding tot Schengen?

Antwoord van het kabinet:

Uit een recent rapport van het Open Society Institute blijkt dat inderdaad door de Roemeense autoriteiten 226 507 paspoorten zijn verstrekt aan inwoners van Moldavië. Dit cijfer betreft echter de periode van 1991 tot en met 2011. In de jaren negentig van de vorige eeuw heeft Roemenië de criteria voor het verkrijgen van een Roemeens paspoort voor personen met een Roemeense achtergrond versoepeld. Hiervan maken op jaarbasis gemiddeld zo’n 10 000 mensen gebruik. Afgifte van paspoorten is een nationale bevoegdheid, waarin de EU niet kan treden. De criteria voor het verwerven van een nationaliteit maken geen deel uit van de ijkpunten van het CVM. Daarmee speelt dit voor Nederland geen rol in de standpunt bepaling ten aanzien van «Schengen».

Toetreding van Roemenië en Bulgarije tot de Schengenzone is wat het kabinet betreft nóg niet aan de orde, zo stellen de leden van de PVV-fractie vast bij lezing van de kabinetsappreciatie omtrent de Commissierapporten. Het lijkt erop dat het huidige kabinetsstandpunt slechts gebaseerd is op basis van uitstel, niet van afstel. Hoe groot acht het kabinet de kans dat het eind oktober dit jaar zal instemmen met de toetreding van beide landen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet heeft samen met gelijkgestemde landen uitstel van besluitvorming bedongen tot na het verschijnen van het volgende voortgangsrapport over Roemenië, eind 2012. Tot dan is besluitvorming wat Nederland betreft niet aan de orde. Alsdan zal overigens als eerste stap uitsluitend gesproken kunnen worden over het compromisvoorstel de paspoortcontroles aan de lucht- en zeegrenzen af te schaffen. Van volledige Schengen-toetreding is voorlopig geen sprake.

Zelfs de Europese Commissie stelt dat de recente ontwikkelingen het vertrouwen in Roemenië geen goed hebben gedaan. Wat zijn alle pogingen tot gerechtelijke hervorming waard als Roemenië geenszins in staat is om de rechtsstaat te eerbiedigen boven partijbelangen, gezien de recente politieke malversaties, vragen de leden van de PVV-fractie.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet verwijst hierbij naar het antwoord op bovenstaande vraag van de leden van de PvdA-fractie: er is duidelijke vooruitgang geconstateerd in beide landen, al is ook duidelijk dat er nog het nodige moet gebeuren. Daarom is het kabinet het ermee eens dat het CVM dient te worden gecontinueerd. De positieve effecten daarvan zijn helder.

Is het kabinet het met de Partij voor de Vrijheid eens dat het, aangezien de hervormingen in beide landen nog niet onomkeerbaar zijn en gelet op de geconstateerde mate van corruptie en georganiseerde misdaad en het niet voldoen aan de normen, onbehoorlijk zal zijn om in te stemmen met toetreding tot de Schengenzone voordat beide landen meerdere jaren consistent en onomkeerbaar de vereiste hervormingen hebben geïmplementeerd?

Antwoord van het kabinet:

Zie ook het antwoord op de vorige vraag: vooruitgang is zichtbaar in beide landen en besluitvorming over (partiële) toetreding van beide landen zal niet plaatsvinden alvorens het nieuwe CVM-voortgangsrapport over Roemenië zal zijn gepresenteerd.

Het baart de leden van de SP-fractie zorgen dat Roemenië nog steeds niet voldoet aan alle lidmaatschapscriteria en, daar bovenop, ook een tekort aan draagvlak lijkt te zijn in het land om daaraan te voldoen. Ze vragen zich af of het aannemen van conclusies niet moet worden opgeschort tot het extra rapport aan het einde van dit jaar. Deze leden delen de praktische gevolgtrekking dat deze landen niet kunnen toetreden tot Schengen totdat aan ijkpunten omtrent georganiseerde misdaad en corruptie is voldaan. Hebben de leden van de SP-fractie het kabinetsstandpunt goed begrepen dat het kabinet voor Bulgarije wel kan instemmen met een eerste gefaseerde stap? Deze leden hadden namelijk vernomen dat Bulgarije gebreken vertoont, ook bij de technische vereisten om deel te nemen aan Schengen (http://www.presseurop.eu/nl/content/article/1759251-grensposten-schengen-nog-vervallen-staat). Graag wensen zij een reactie daarop.

Antwoord van het kabinet:

Tijdens de RAZ van 24 september zullen Raadsconclusies over de CVM-rapporten van 18 juli jl. over Roemenië en Bulgarije worden aangenomen. Het is niet aangewezen dit uit te stellen tot na het verschijnen van het volgende CVM-rapport over Roemenië, eind 2012. Daarmee zou de Raad een belangrijke gelegenheid laten passeren om zijn standpunt ten aanzien van de CVM-rapporten vast te leggen.

Wat betreft de mogelijkheid om nu reeds akkoord te gaan met (partiële) toetreding tot de Schengenzone door één van beide landen verwijst het kabinet naar de bovenstaande beantwoording van de vraag van gelijke strekking van de leden van de PvdA-fractie.

Ten aanzien van de technische criteria voor toetreding tot de Schengenzone geldt dat, zoals meermalen aan de Kamer is gerapporteerd, reeds in de JBZ-Raad van juni 2011 is vastgesteld dat beide landen hieraan voldoen.

De leden van de fractie van D66 constateren dat de Raad Algemene Zaken conclusies aanneemt over de Commissierapporten van 18 juli jl. over het Coöperatie- en Verificatiemechanisme voor Roemenië en Bulgarije. Zij vinden het wenselijk dat de Europese Commissie zeer kritisch is en de rechtsstaat bewaakt. Zij zijn voorstander van een «waakhond» voor de Grondrechten. De Europese Unie heeft instrumenten nodig om niet alleen begrotingsdiscipline af te dwingen, maar ook het naleven van de Grondrechten en de criteria van Kopenhagen als een land eenmaal lid is. Een dergelijke rapportage zou volgens hen dan ook jaarlijks over elke lidstaat gemaakt moeten worden, door een onafhankelijke instantie.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is het met de leden van de D66-fractie eens dat meer aandacht nodig is voor het functioneren van de rechtsstaat in alle lidstaten. Een goed functionerende rechtsstaat is het fundament van de rechtsgemeenschap die de Unie vormt en is essentieel voor de goede werking van Europese afspraken, bijvoorbeeld de regels ter verwezenlijking van de doelstellingen van de interne markt en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht. In dit licht en mede in het verlengde van de motie Ormel-Dijkhoff van 9 februari 2012 (Kamerstuk 33 001, Nr. 10) heeft Nederland het initiatief genomen om de mogelijkheden te verkennen van de introductie van een nieuw mechanisme voor een gestructureerde dialoog over het functioneren van de rechtsstaat in de Unie. Nederland organiseerde daartoe een internationaal seminar in Den Haag op 28 juni jl. Onder de deelnemers die circa 20 lidstaten, Europese instellingen (Europees Parlement, Commissie) en denktanks vertegenwoordigden, bestond concrete belangstelling om dit onderwerp in de toekomst verder uit te diepen. Sindsdien hebben ook de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Westerwelle en Commissievoorzitter Barroso zich publiekelijk uitgesproken voor een dergelijk mechanisme. Het kabinet werkt momenteel aan ideeën voor de nadere vormgeving van een mechanisme. Uiteraard zal uw Kamer over verdere ontwikkelingen terzake worden geïnformeerd.

De conclusies van de Commissie zijn stevig, maar geven niet aan dat er nieuwe feiten zijn sinds vorige rapportages, stellen de leden van de D66-fractie vast. Het nieuwe element is dat van de rechtsstaat, dat door de Commissie zelf is toegevoegd, maar tot nu toe geen deel uitmaakte van de beoordeling. De eindrapportages geven aan dat zowel Roemenië als Bulgarije voortgang heeft geboekt op onderdelen van de ijkpunten. De hervormingen zijn echter nog niet duurzaam en onomkeerbaar. De Commissie geeft aan dat beide landen niet ver afstaan van het voldoen aan de ijkpunten van het CVM; beide moeten de hervormingen in gang houden en intensiveren en – in het geval van Roemenië – de rechtsstaat blijven respecteren. Deelt het kabinet deze conclusie? Kunt u aangeven wat op dit moment het krachtenveld in de Raad is ten aanzien van de voortgang van Bulgarije en Roemenië? Is Nederland nog altijd geïsoleerd? Is het mogelijk om de toetreding van de twee landen los te koppelen op basis van individuele merites? Zo neen, is het kabinet voorstander om dit mogelijk te maken?

Antwoord van het kabinet:

Ja, het kabinet deelt de conclusie van de Commissie dat beide landen niet ver afstaan van het voldoen aan de ijkpunten van het CVM alsook dat beide landen de hervormingen in gang moeten houden en intensiveren en – in het geval van Roemenië – de rechtsstaat blijven respecteren.

Wat betreft het krachtenveld in de Raad en de mogelijkheid de twee landen los te koppelen wordt verwezen naar het bovenstaande antwoord op de vragen van gelijke strekking van de leden van de PvdA-fractie.

De leden van de ChristenUnie-fractie hebben met instemming kennisgenomen van de ontwerp-raadsconclusies bij de Commissierapporten over het Coöperatie- en Verificatiemechanisme (CVM) voor Roemenië en Bulgarije en van de kabinetsappreciatie bij deze rapporten. Zij onderschrijven het kabinetsstandpunt volledig dat toetreding tot Schengen voor Bulgarije en Roemenië momenteel nog niet aan de orde is, aangezien beide landen nog niet voldoen aan de in het CVM genoemde ijkpunten.

De leden van de ChristenUnie-fractie zijn het eens met het voortzetten van de CVM-rapportages en verwachten dan ook verbetering te zien in de eerstvolgende CVM-rapportages voor Roemenië (eind 2012) en Bulgarije (eind 2013). Zij vragen het kabinet om aan te geven of het kabinet de voorliggende rapportages als «positief» beschouwt ondanks dat toetreding nog niet aan de orde is. Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet constateert een positieve trend in de voortgang van de hervormingen in beide landen, alsmede in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad, terwijl tegelijk duidelijk is dat nog het nodige werk verricht moet worden. Het CVM is hierbij een onmisbaar instrument gebleken.

Genoemde leden zijn bezorgd over de uitlatingen die zijn gedaan door Europese Commissievoorzitter Barroso, Eurocommissaris Reding en de Nederlandse ambassadeur in Bulgarije over toetreding tot Schengen, omdat dit verkeerde verwachtingen kan creëren bij de twee landen en het gezag van de nationale parlementen die zich nog moeten uitspreken over de voortgang, ondermijnt. Wat is de reactie van het kabinet op de uitlatingen van deze drie personen?

Antwoord van het kabinet:

Het is de betrokken landen duidelijk dat besluitvorming over partiële toetreding tot de Schengenzone niet aan de orde is tot na het verschijnen van het voortgangsrapport over Roemenië eind 2012. Alle genoemde personen hebben zich dienovereenkomstig uitgesproken. In dit verband kan in het bijzonder worden verwezen naar de verklaring die Commissievoorzitter Barroso aflegde op 17 september jl. na zijn ontmoeting met de Roemeense premier Ponta.

Genoemde leden zijn ook verheugd dat het compromisvoorstel (afschaffen van de paspoortcontroles aan de lucht- en zeegrenzen) van tafel is en dat meer lidstaten inzien dat de besluitvorming over de toetreding van Bulgarije en Roemenië tot Schengen moet worden uitgesteld zolang beide landen niet voldoen aan het CVM. Klopt het dat dit voorstel nu wordt geagendeerd voor de JBZ-Raad van 24 en 25 oktober a.s.? Zo ja, hoe moet dit worden bezien in het licht van de CVM-rapportages en de raadsconclusies? De leden van de ChristenUnie-fractie vragen het kabinet om aan te geven hoe momenteel de verhoudingen in de Raad liggen inzake de voortgang van Bulgarije en Roemenië, de mogelijke toetreding tot Schengen en het compromisvoorstel zoals hierboven beschreven. Is volgens het kabinet ook toetreding van één van beide landen (zonder het andere land) mogelijk als blijkt dat één van de landen wel voldoet aan de CVM-ijkpunten en het andere land niet?

Antwoord van het kabinet:

In formele zin zullen alle agendapunten van de geannuleerde JBZ-Raad van september worden doorgeschoven naar de Raad van oktober. Echter, Nederland heeft met gelijkgestemde lidstaten gepleit voor uitstel van de bespreking tot na het verschijnen van het door de Commissie aangekondigde volgende CVM-rapport over Roemenië, eind 2012. Tot dan is besluitvorming niet aan de orde.

Wat betreft het krachtenveld in de Raad en de mogelijkheid de twee landen los te koppelen wordt verwezen naar het bovenstaande antwoord op de vragen van gelijke strekking van de leden van de PvdA-fractie.

Naar boven