21 501-02 Raad Algemene Zaken en Raad Buitenlandse Zaken

Nr.1168 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 23 juli 2012

Binnen de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken bestond bij vijf fracties de behoefte de minister en de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken enkele vragen en opmerkingen voor te leggen over de brief van 26 juni 2012 inzake het verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 25 juni 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr.1162) en de brief van 16 juli 2012 inzake de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juli 2012 (Kamerstuk 21 501-02, nr.1167).

De minister en de staatssecretaris hebben op de vragen en opmerkingen geantwoord bij brief van 20 juli 2012. De vragen en opmerkingen van de fracties en de antwoorden van de bewindspersonen zijn hieronder afgedrukt.

De voorzitter van de commissie, Albayrak

De griffier van de commissie, Van Toor

Algemeen

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juli 2012. Deze leden hebben hierbij nog enkele vragen en opmerkingen over de escalerende situatie in Syrië.

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de voorliggende geannoteerde agenda voor de aankomende Raad Buitenlandse Zaken. Genoemde leden hebben een aantal vragen.

De leden van de PVV-fractie hebben met belangstelling kennis genomen van de geannoteerde agenda van de Raad Buitenlandse Zaken van 23 juli 2012. Zij hebben naar aanleiding daarvan een aantal vragen en opmerkingen.

Toevoeging: Oostelijk Partnerschap

Allereerst melden wij uw Kamer dat aan de Raadsagenda is toegevoegd het agendapunt «voorbereiding ministeriele bijeenkomst Oostelijk Partnerschap».

Het Oostelijk Partnerschap past in het bredere nabuurschapsbeleid van de Europese Unie, zoals dat met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 22 112 nr. 1426 ). Het kabinet bepleit samenwerking op basis van het «meer voor meer-beginsel»: hoe meer bereidheid hervormingen door te voeren, te democratiseren en universele mensenrechten te respecteren, en hoe meer concrete voortgang op deze terreinen wordt geboekt, des te meer deze landen kunnen profiteren van verdergaande samenwerking met de Unie, onder meer op het gebied van economische integratie, financiering en mobiliteit. Waar voortgang uitblijft, wordt de steun van de Unie teruggeschroefd («minder voor minder»).

Zuidelijk Nabuurschap

Syrië

De leden van de fractie van de VVD delen de zorgen van de regering over de verdere militarisering van het conflict in Syrië: inmiddels zijn meer dan 15 000 doden te betreuren. De regering schrijft dat het Annan-proces een nieuwe impuls heeft gekregen na de bijeenkomst in Genève op 30 juni jl. Op welke impuls doelt de regering? Welke concrete nieuwe stappen zijn er gezet? Intussen bereikte de buitenwereld via de overgelopen ambassadeur Fares het bericht dat het regime zou kunnen overgaan tot de inzet van chemische wapens. Heeft de regering of de EU aanwijzingen dat het regime inderdaad beschikt over dergelijke wapens? Kan de regering ook het bericht van Fares bevestigen dat er samenwerking is tussen het Assad-regime en Al Qaida? Wat is in bredere zin het beleid van de EU ten opzichte van overlopende militairen, diplomaten of regeringsvertegenwoordigers?

Antwoord van het kabinet:

De bijeenkomst van de Action Group in Genève op 30 juni jl. gaf het politieke proces een impuls, doordat de belangrijkste internationale partners zich eensgezind toonden over de noodzaak voor transitie en uitvoering van het 6-puntenplan. Het blijft noodzakelijk eensgezind de druk op te voeren en het Syrische regime te dwingen het Annan plan na te leven.

Er zijn aanwijzingen dat het Syrische regime beschikt over een chemisch wapenprogramma. Nederland en de internationale gemeenschap zijn hier bezorgd over. Het kabinet kan niet bevestigen dat het Syrische regime samenwerkt met Al-Qaida.

Het kabinet verwelkomt net als de EU het toenemend aantal hooggeplaatste Syrische overlopers en blijft Syriërs oproepen afstand te nemen van het Assad-regime.

Met het op 20 juli a.s. aflopen van het mandaat van de VN-missie in Syrië (UNSMIS) zal zeer binnenkort een besluit genomen worden over verlenging en/of herziening. De leden van de PvdA-fractie willen aangeven dat het belangrijk is dat de waarnemingsmissie zich ook richt op het onderzoeken en rapporteren van mensenrechtenschendingen. Verlenging of herziening van de missie biedt een goede kans om te voorzien in een dergelijke mensenrechtencomponent. Deelt de regering deze mening en hoe zal de inzet op dit punt zijn? Ook vragen de leden van de PvdA-fractie in hoeverre de regering meent dat een doorverwijzing van de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof aan de orde is. Kan de regering aangeven wat er op dit moment wordt ondernomen om Rusland te bewegen een constructieve rol te spelen? Er is weliswaar beweging op het gebied van de wapenleveranties, maar is dit wel voldoende? Wanneer komt het moment om te pleiten voor een onmiddellijk wapenembargo voor zowel de Syrische autoriteiten, als de oppositie, wanneer en zolang er een substantieel risico bestaat dat die wapens gebruikt zullen worden voor oorlogsmisdrijven of andere schendingen van de mensenrechten? Hoe oordeelt de regering over dit risico? En wanneer is volgens de regering een volledig wapenembargo aan de orde? Hoeveel Nederlanders zijn er op dit moment nog aanwezig in Syrië? Heeft de regering contact met deze Nederlanders?

Antwoord van het kabinet:

UNSMIS monitort mensenrechtenschendingen in het kader van het zes-puntenplan. Het gaat hierbij met name om de vrijlating en situatie van gevangenen. Onderhandelingen over een mogelijk nieuw mandaat voor UNSMIS zijn momenteel gaande in New York. De SGVN heeft daarbij aanbevolen om de missie terug te brengen in omvang, maar de civiele staf uit te breiden. De missie zou in deze samenstelling meer capaciteit hebben voor monitoring van detentie en mensenrechtenkwesties. De missie rapporteert al over de schendingen van het staakt-het-vuren en de daaruit voortvloeiende mensenrechtenschendingen. De door de Mensenrechtenraad ingestelde Commission of Inquiry legt de schendingen van mensenrechten vast. Nederland bepleit, samen met andere EU-lidstaten, ongehinderde toegang voor deze Commissie tot Syrië en streeft naar opname van een passage van deze strekking in de resolutie.

Syrië heeft het Statuut van Rome niet geratificeerd. Dit betekent dat een doorverwijzing door de VN-Veiligheidsraad nodig is voordat het Internationaal Strafhof de situatie in Syrië kan onderzoeken. Een dergelijke doorverwijzing is in de VN-Veiligheidsraad momenteel waarschijnlijk niet haalbaar. Het kabinet vindt het belangrijk dat personen die mensenrechtenschendingen of oorlogsmisdrijven op hun geweten hebben, uiteindelijk worden vervolgd. Het is daarom van belang dat deze misdrijven worden gedocumenteerd om vervolging later mogelijk te maken.

Rusland speelt een bepalende rol in het aannemen van een sterke, eensgezinde, VNVR-resolutie. Tijdens Annan’s bezoek aan de Russische hoofdstad heeft hij deze boodschap onderstreept. Het kabinet steunt speciaal gezant Kofi Annan in zijn pogingen om Rusland ertoe te bewegen binnen de Veiligheidsraad zijn verantwoordelijkheid te nemen, onder andere door hierover ook bilateraal met Rusland te spreken. Ook in EU-verband pleit Nederland ervoor om hierover gezamenlijk een duidelijk signaal af te geven aan Rusland.

Het kabinet is voorstander van het stoppen van alle wapenstromen naar Syrië, zowel naar het regime als naar de gewapende oppositie, en spant zich daarom in voor een zo breed mogelijk wapenembargo. Sinds mei 2011 is een volledig wapenembargo van de EU tegen Syrië van kracht. Alle EU-lidstaten houden zich daaraan. Het kabinet is voorstander van een volledig VN-wapenembargo. Daarvoor is een besluit van de VN-Veiligheidsraad vereist. Nederlandse inspanningen zijn erop gericht dit mogelijk te maken.

Sinds april 2011 wordt Nederlanders in Syrië geadviseerd het land te verlaten. Ondanks dit herhaald advies zijn er op dit moment nog 186 geregistreerde Nederlanders in Syrië aanwezig. Op 15 maart 2012 hebben deze Nederlanders een brief ontvangen waarin is aangegeven dat de werkzaamheden van de Nederlandse ambassade zijn opgeschort. Voor een verzoek om consulaire bijstand kunnen ze contact opnemen met de nog geopende EU-ambassades in Damascus of met een Nederlandse ambassade in de regio. Nederlanders is verzocht om, wanneer zij alsnog uit Syrië vertrekken, dit te melden.

De leden van de CDA-fractie nemen met grote bezorgdheid kennis van de ontwikkelingen in Syrië. De situatie wordt steeds uitzichtlozer, zeker nu Annan heeft aangegeven dat zijn plan is mislukt. Kan de regering aangeven welke gevolgen deze laatste constatering heeft voor het besluit tot de verlenging van de waarnemingsmissie? Genoemde leden hebben eerder aangegeven grote waarde te hechten aan deze missie, mede gezien het feit dat hiermee inzicht wordt gegeven in de daadwerkelijke situatie in het land. Kan de regering ingaan op mogelijke verlenging en of de missie zich ook zal richten op het rapporteren over mensenrechtenschendingen? Graag een reactie. Genoemde leden zijn van mening dat met name van Rusland meer initiatief mag worden verwacht, om een oplossing voor Syrië dichterbij te brengen. Ondanks het steeds toenemende geweld is er van Russische zijde nog geen verandering van opstelling waarneembaar. Inmiddels heeft Annan een bezoek gebracht aan de Russische hoofdstad. Kan de regering ingaan op de resultaten van dit overleg? Is er bijvoorbeeld gesproken over de mogelijkheid van een wapenembargo? De leden van de CDA-fractie steunen de regering in haar pogingen de sancties ten aanzien van het Syrische regime te versterken. Kan de regering ingaan op de voorstellen die Nederland in dit licht heeft gedaan en of die zullen worden overgenomen?

Antwoord van het kabinet:

Zie voor het antwoord op de vraag over het besluit tot verlenging van de waarnemersmissie UNSMIS het antwoord op de vraag van de PvdA hierover.

Zie voor het antwoord op de vraag over het bezoek van Annan aan Rusland eveneens het antwoord op de vraag van de PvdA hierover.

Zolang het geweld voortduurt en het Syrische regime onvoldoende blijft meewerken aan internationale inspanningen voor een vreedzame oplossing van het conflict, spant het kabinet zich in om de internationale druk op het regime verder op te voeren, onder andere via voorstellen in EU-verband voor aanvullende sancties. Nederland heeft vele concrete voorstellen gedaan. Sancties tegen diverse personen en entiteiten en bijvoorbeeld het verbod op uitvoer van internetmonitoringtechnologie kwamen mede op Nederlands voorstel tot stand. Op dit moment is niet besloten welke recente Nederlandse voorstellen worden overgenomen tijdens de aanstaande Raad.

Voor het achterblijven van de buurlanden van Syrië als het gaat om het opleggen en uitvoeren van sanctiemaatregelen, is door de leden van de PVV-fractie al meermalen aandacht gevraagd. Deze leden hadden niet de indruk dat de regering genegen was om zich daar voor in te spannen. Met genoegen lezen zij in de geannoteerde agenda dat Nederland nu actief wil bevorderen dat niet-EU-landen vergelijkbare sanctiemaatregelen nemen als de landen van de EU. Zij vragen de regering om zich daarbij vooral te richten op de buurlanden van Syrië, in het bijzonder Turkije, Libanon, Irak en Jordanië. En zij willen graag, per genoemd land, weten welke stappen de regering heeft gezet en zal zetten om deze landen ertoe te bewegen een vergelijkbaar sanctieniveau in te voeren en te handhaven. Verder maken deze leden zich zorgen over de financiële en praktische ondersteuning door Nederland van de zogenaamde Syrische oppositie. Zij hebben de stellige indruk dat een eensgezinde oppositie met een duidelijke agenda voor een post-Assad Syrië niet bestaat en er ook niet zal komen. Zij voorzien de mogelijkheid dat er na de val van Assad een sektarische strijd zal uitbarsten, waarbij de Soennitische strijdgroepen steun ontvangen van Saoedi-Arabië en Qatar. Waaraan ontleent de regering het vertrouwen, zo vragen zij, dat de financiële steun voor de buiten Syrië verblijvende oppositie geen weggegooid geld zal blijken te zijn?

Antwoord van het kabinet:

Nederland bevordert actief dat niet-EU-landen, waaronder de buurlanden van Syrië, vergelijkbare sanctiemaatregelen nemen als de EU. Tijdens de bijeenkomst van de werkgroep sancties van de Friends of Syria in Doha op 19 juli jl. heeft Nederland aangeboden de vierde bijeenkomst van deze werkgroep te organiseren. Deze zal begin september in Nederland plaatsvinden. De bijeenkomst zal zich, naast het bevorderen van het nemen van maatregelen, ook richten op goede handhaving en implementatie van sancties en op verdere verbetering van het mechanisme om informatie over maatregelen uit te wisselen. Dat laat onverlet dat wij hopen dat de situatie in het land zich voor die tijd ten goede keert.

Een sterke, verenigde oppositie is van groot belang voor de transitie in Syrië en voor de toekomst van het land. Nederland roept de oppositie, samen met internationale partners, op tot eenheid, zoals onlangs is gebeurd tijdens de Friends of Syria-bijeenkomst in Parijs. Buurlanden van Syrië en lidstaten van de Arabische Liga zijn nauw betrokken bij de internationale inspanningen binnen de Friends of Syria.

Het is van belang dat donoren steun aan de oppositie goed coördineren. Werkgroepen binnen de Friends of Syria bieden hiervoor een goed forum. Met een zorgvuldige keuze van het soort hulp en van partners wordt voorkomen dat middelen in de verkeerde handen vallen en dat de steun optimaal benut wordt.

In het verslag van de RBZ van 25 juni staat: «De EU blijft zich inzetten voor een zogenaamde Hoofdstuk VII-resolutie van de VN Veiligheidsraad, die een vreedzame transitie moet ondersteunen en (de dreiging van) VN-brede sancties moet aankondigen.» De leden van de SP-fractie vragen zich af in welke context er gesproken is over een Hoofdstuk VII-resolutie? Heeft dit exclusief betrekking op VN-brede sancties of is hier ook de optie van een militaire inzet besproken dan wel een wapenembargo van Syrië? Wordt een economisch embargo overwogen? Wat is de inzet van de Nederlandse regering met betrekking tot een Hoofdstuk VII-resolutie? In de geannoteerde agenda staat: «Naar verwachting zullen tijdens de Raad, mede op basis van Nederlandse voorstellen, nieuwe sancties worden afgekondigd.» Welke sancties stelt Nederland hier voor? Hoe wordt voorkomen dat de burgerbevolking in Syrië slachtoffer van deze sancties wordt? De leden van de SP-fractie willen dat de waarnemersmissie in Syrië, ook al ligt die momenteel goeddeels stil, op 20 juli niet wordt beëindigd. Wat is de Nederlandse inzet met betrekking tot verlenging van de waarnemingsmissie UNSMIS? Deze leden vragen of het aanwezige VN-personeel naar de mening van het kabinet nog altijd zinvol werk levert, waaronder het onderzoeken van militaire acties? Het is volgens de leden van de SP-fractie van groot belang dat de Nederlandse steun aan de oppositie in Syrië, zowel de financiële als de praktische middelen, niet in handen valt van de gewapende delen van de oppositie. Hoe wordt dit voorkomen?

Antwoord van het kabinet:

De EU-lidstaten hebben in Brussel en New York de mogelijkheid besproken een VNVR-resolutie onder Hoofdstuk VII aan te nemen. Nederland steunt dit streven. In de context van de discussie over een hoofdstuk VII resolutie wordt steeds expliciet verwezen naar artikel 41 van het VN-handvest, dat de mogelijkheid biedt sancties of andere dwingende maatregelen, zoals een wapenembargo, te treffen. Militaire inzet is hierbij niet aan de orde.

Zie voor het antwoord op de vraag over de Nederlandse inzet op het gebied van sancties tegen Syrië het antwoord op de vraag van de CDA-fractie hierover. Bij alle sancties wordt zorgvuldig bezien of deze effect hebben op het regime en wordt getracht effect op de burgerbevolking te voorkomen.

Het kabinet erkent het belang van de UNSMIS-missie. Binnen de grote beperkingen van de huidige veiligheidssituatie doet UNSMIS goed werk en biedt de missie de VN en de VNVR waar mogelijk belangrijke informatie. Zo onderhoudt de missie onder meer contacten met de verschillende partijen en richt deze zich op bemiddeling om humanitaire toegang mogelijk te maken. Daarnaast richt UNMIS zich op monitoring van het gebruik van zware wapens en verificatie van grootschalig gebruik van geweld, zoals onlangs in Tremseh.

Zie voor het antwoord op de vraag over steun aan de Syrische oppositie het antwoord op de vraag van de PVV hierover.

Libanon

De leden van de PVV-fractie hebben begrepen dat Libanon niet langer de opvang van vluchtelingen uit Syrië wenst te bekostigen. Zij vernemen graag van de regering of deze, in samenspraak met andere landen, er bij de regering van Libanon op aan wil dringen dat deze haar verplichtingen tot opvang van vluchtelingen uit Syrië naar behoren nakomt. Deze leden zijn voorts van oordeel dat eventuele ondersteuning van Libanon daarbij zal moeten komen uit de portemonnee van de rijke Arabische landen en niet door Nederland of de EU gefinancierd zal mogen worden. Zij vragen de regering om deze zienswijze over te nemen en binnen de EU en bij bedoelde rijke Arabische landen te bevorderen.

Antwoord van het kabinet:

Libanon wordt economisch hard geraakt door de ontwikkelingen in Syrië. Het kabinet is niet bekend met berichten dat Libanon de opvang van vluchtelingen niet langer wenst te bekostigen. De Libanese regering kan onvoldoende middelen vrij kan maken om secundaire gezondheidszorg te blijven verlenen aan Syrische vluchtelingen, nu de crisis langer duurt en de stroom vluchtelingen groter wordt. Secundaire gezondheidszorg wordt naast de Libanese regering tevens geleverd door internationale organisaties, waaronder de Qatari Rode Halve Maanvereniging, de Palestijnse Rode Halve Maan, het International Medical Court (IMC) en het International Committee of the Red Cross (ICRC).

Meer dan 35 000 geregistreerde Syrische vluchtelingen in Libanon zijn tot op heden goed opgevangen. Daarnaast is er nog een groot aantal niet-geregistreerde vluchtelingen dat hulp krijgt van NGO’s. Naast de Libanese overheid, die zoals gezegd medische hulpverlening maar ook en scholing voor vluchtelingen bekostigt en voorziet in voedselsteun, leveren ook anderen humanitaire hulp: Libanese gastgezinnen, internationale organisaties waaronder UNHCR en lokale niet-gouvernementele organisaties.

Libië

«Het kabinet is van mening dat de nadruk nu ook geleidelijk kan worden verlegd naar langere termijn steun voor een inclusief democratisch transitieproces in Libië, met bijzondere aandacht voor de rechten van vrouwen en de positie van minderheden.», zo stelt de regering in de geannoteerde agenda. De leden van de fractie van de PvdA brengen naar voren dat uit een rapport van Amnesty International1 blijkt dat gewapende milities nog op grote schaal mensenrechten schenden. Het rapport Libya: rule of law or rule of militias? beschrijft hoe bijna een jaar na de val van Tripoli gewapende milities in Libië nog steeds mensen doden, willekeurig oppakken, martelen en uit hun woonplaats verdrijven. De overgangsregering nam in mei wetgeving aan die opstandelingen vrijstelt van vervolging, waardoor ook deze daders vrijuit gaan. Is de regering bereid dit probleem aan te kaarten en te kijken hoe met Nederlandse en Europese steun het nieuwe parlement en de regering van Libië een begin kunnen maken met het erkennen van deze misdrijven en het vervolgen van de daders? Hiermee kan worden voorkomen dat er een herhaling komt van de revolutie van vorig jaar. De Nederlandse regering zet daarnaast in Libië specifiek in op het verbeteren van de situatie in detentiecentra. Op welke wijze kan en gaat Nederland een bijdrage leveren om de misstanden in detentiecentra te verminderen?

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet kent het rapport «Libya: rule of law or rule of militias?» van Amnesty International. De wetgeving waarin rebellen worden vrijgesteld van vervolging is onwenselijk en een reden tot zorg. De EU spreekt regelmatig met de Libische autoriteiten over het respecteren van de mensenrechten en de regels van de rechtsstaat. Ook werkt de EU samen met de Libische autoriteiten aan capaciteitsopbouw op deze gebieden. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om hulp bij het uitwerken van een grondwet en wetgeving die een degelijke rechtsgang garanderen.

Als onderdeel van de Nederlandse steun via het Matra-Zuid programma heeft een missie van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) recent vier gevangenissen in Tripoli bezocht. De DJI-medewerkers hebben zowel met personeel als met gedetineerden gesproken. Op basis van hun bevindingen wordt op dit moment in nauw overleg met de Libische autoriteiten bezien of een train-the-trainers programma kan worden uitgewerkt voor gevangenispersoneel, op het gebied van regelgeving en omgang met gedetineerden. Daarnaast beziet het kabinet of een bijdrage kan worden geleverd aan hervorming van de organisatie. Hierbij is het doel ervoor te zorgen dat binnen gevangenissen ongewapende bewakers werkzaam zijn. Gewapende bewakers zullen zich dan bezighouden met de buitenbewaking van de gevangenis.

Ten aanzien van Libië maken de leden van de CDA-fractie zich grote zorgen om het aantal wapens dat in omloop is, de verschillende milities die in het land de dienst uitmaken en de gevolgen die dit heeft voor de regionale stabiliteit. Kan de regering ingaan op de positie die deze milities hebben in Libië en op welke manier Nederland kan bijdragen aan een normalisering van verhoudingen in Libië, waarbij een einde komt aan straffeloosheid en begane misdrijven van genoemde milities niet onbestraft blijven? Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

De milities zijn nog altijd sterk. Met de recente verkiezing van een overgangsparlement heeft Libië een belangrijke stap gezet naar de wederopbouw van de staat, statelijk gezag en het daarbij behorende geweldsmonopolie. Zie voor een antwoord op de vragen over het vervolgen van strafbare feiten door milities het antwoord op de vragen van de PvdA hierover.

De leden van de PVV-fractie delen de opgetogen reacties in de westerse wereld over de uitkomsten van de verkiezingen in Libië niet. Het is duidelijk, dat de kaarten voor wat betreft de machtsverhoudingen in Libië al voor een belangrijk deel waren geschud vóór de verkiezingen, door het akkoord dat islamitische partijen hadden gesloten met meer gematigde partijen. De invloed van de islam op de toekomst van Libië is onwenselijk groot en de sharia is en blijft helaas het richtsnoer waarnaar de Libische staatsinrichting en samenleving zullen worden ingericht. Ook is het duidelijk dat de regering in Tripoli weinig heeft in te brengen in allerlei gebieden in het land. Deze leden zijn er dan ook op tegen dat de Nederlandse regering geld zou investeren in langere termijn steun. Zij vragen de regering om toe te lichten hoe, onder de hiervoor geschetste omstandigheden, een «inclusief democratisch transitieproces» in Libië mogelijk zou kunnen zijn. De sharia is immers gebaseerd op de achterstelling van allerlei groeperingen in de samenleving. Tevens verzoeken deze leden de regering om met de Libische autoriteiten afspraken te maken over de terugbetaling aan Nederland van de kosten die Nederland heeft gemaakt tijdens de Navo-inzet in verband met de gewapende strijd die in Libië heeft plaatsgevonden. Libië heeft de potentie een zeer rijk land te zijn en het is naar de mening van de leden van de PVV-fractie dan ook zonder meer redelijk dat Libië deze kosten in de toekomst aan Nederland zal vergoeden. Graag vernemen de leden van de PVV-fractie een gemotiveerde reactie van de regering op dit verzoek.

Antwoord van het kabinet:

De Libische kiescommissie heeft succesvolle verkiezingen georganiseerd, waarbij de opkomst met 60 procent aanmerkelijker hoger was dan verwacht. Volgens de VN-missie in Libië hebben zich voorafgaand aan de verkiezingen meer dan 3700 kandidaten geregistreerd, waaronder 600 vrouwelijke kandidaten. De definitieve uitslagen zijn inmiddels bekend. Van de 200 parlementszetels zullen er 33 worden ingenomen door vrouwen.

De NAVO operatie Unified Protector intervenieerde in Libië ter bescherming van de burgerbevolking, op basis van een Hoofdstuk VII resolutie van de VN-Veiligheidsraad. Op basis van het mandaat van de VNVR, ten behoeve van de bescherming van de burgerbevolking in Libië, hebben de bondgenoten besloten gezamenlijk de verantwoordelijkheid te nemen voor de NAVO-operatie, inclusief de daarbij behorende kosten. Na de val van het Qaddafi regime is het nu aan een nieuwe regering het land weer op te bouwen. De kosten voor de NAVO operatie zullen door geen enkele bondgenoot op de nieuwe regering worden verhaald.

De leden van de SP-fractie vragen hoe de regering de in mei dit jaar door de Overgangsraad in Libië aangenomen wetten 37 en 38 beoordeelt, die respectievelijk oud-aanhangers van Kadaffi criminaliseert en volledige amnestie verleent aan de opstandelingen die tegen Kadaffi streden. Is wet 37 door ongrondwettelijk verklaard te zijn door het Libische Hooggerechtshof in juni niet langer in gebruik? Wat is de huidige status van beide wetten? Deelt de regering de opvatting van deze leden dat beide wetten zeer onwenselijk zijn? Het succes van de democratische omwentelingen in de Arabische wereld is in grote mate mede afhankelijk van de economische ontwikkelingen in deze landen, ook in Libië. Is de regering het met de leden van de SP-fractie eens dat economische ontwikkeling een zwaarwegende factor is? In de geannoteerde agenda staat dat de EU inzet op «verbeterde markttoegang voor Libische producten». Wat is hier precies de inzet van de EU en wat is de inzet van Nederland?

Antwoord van het kabinet:

Voor antwoord op de vragen over wetgeving wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen van de PvdA hierover.

Het stimuleren van economische groei is één van de speerpunten van het onder meer op Libië gerichte Matra-Zuid programma. Het verbeteren van de economische relaties met Libië maakt onderdeel uit van de bredere inzet van de EU ten aanzien van Libië. Nederland dringt er op aan dat de EU zo snel mogelijk onderhandelingen start met Libië over een Associatie Akkoord. In het kader van een dergelijk akkoord kunnen afspraken worden gemaakt over handel en markttoegang. Ondertussen moet bekeken worden hoe de EU Libië kan assisteren bij het opbouwen van handelscapaciteit, het diversifiëren van de economie en bij het verkrijgen van WTO-lidmaatschap. De Libische export naar de EU bestaat op dit moment voor 98,5% uit energieproducten (met name olie).

Egypte

Ten aanzien van Egypte spreken de leden van de CDA-fractie de hoop uit dat de machtsstrijd tussen het Egyptische leger en de nieuwe president Morsi niet ten koste zal gaan van de in Egypte woonachtige minderheden. Kan de regering ingaan op de gevolgen van de gespannen situatie voor de religieuze minderheden in Egypte? Graag een reactie. Afgelopen week bezocht de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton Egypte en had gesprekken met president Morsi en legerleider Tantawi. Kan de regering ingaan op de resultaten van deze gesprekken en in hoeverre er voor dit bezoek contact is geweest met Europese bondgenoten? En in hoeverre is de inzet van EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton hierop afgestemd?

Antwoord van het Kabinet:

De verhouding tussen President Morsi en het leger is onduidelijk. President Morsi heeft na zijn verkiezingsoverwinning de gelijkheid van alle Egyptenaren, ongeacht sekse of religie bevestigd. Hij reeds met een delegatie van Koptische kerk over de positie van Kopten in Egypte.

Voor een verslag van het bezoek aan Egypte door de Amerikaanse Secretary of State, Hillary Clinton, wordt verwezen naar de website van het Amerikaanse ministerie van Buitenlandse Zaken, http://translations.state.gov/st/english/article/2012/07/201207159065.html#axzz20tlneiC2 en http://www.state.gov/secretary/rm/2012/07/195124.htm . Er is regelmatig contact tussen de VS en Europese bondgenoten. In recente contacten met de VS is de wederzijdse wens de inzet te coördineren onderstreept.

De leden van de PVV-fractie ontwaren geen lichtpunten in de ontwikkelingen in Egypte. Het is voor deze leden duidelijk, dat linksom of rechtsom, de totstandkoming van een democratische rechtsstaat in Egypte voor lange tijd zeer onwaarschijnlijk lijkt. Niettemin dient er, in het belang van liberale en christelijke minderheden in Egypte, alsook in het belang van vrouwen en homo’s in dat land, alles aan gedaan te worden om te bevorderen dat het grondwetgevend proces leidt tot een Egyptische grondwet die voldoet aan de standaarden van de mensenrechten en de scheiding der machten en waarin voor de sharia geen plaats is. Graag vernemen deze leden of de regering mogelijkheden ziet en bereid is om, samen optrekkend met andere democratische landen, te bevorderen dat dat het resultaat zal kunnen zijn van het Egyptische grondwetgevend proces.

Antwoord van het Kabinet:

President Morsi zal – samen met een spoedig aan te stellen representatieve burgerregering – verder moeten gaan op de ingeslagen weg van democratische transitie. Daarbij is het van belang dat rechtsstatelijkheid wordt versterkt, straffeloosheid wordt tegengegaan en

fundamentele mensenrechten worden gewaarborgd, waaronder de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst en levensbeschouwing.

Hoewel het buiten de agenda valt, gaan ook de protesten en het onderdrukken daarvan in Bahrein en Saoedi-Arabië door. De leden van de fractie van de PvdA vragen hoe de regering denkt over een uitspraak van de EU over de situatie in deze landen en over actieve inzet voor mensenrechtenverdedigers, vergelijkbaar met hoe de EU zich heeft uitgesproken en uitspreekt over andere landen in de regio.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet volgt de ontwikkelingen in Bahrein en Saoedi-Arabië op de voet. Op 25 juni jl. nam Minister Rosenthal deel aan de EU-GCC Ministeriele bijeenkomst in Luxemburg, waar de EU zich uitsprak over de mensenrechtensituatie in de GCC-landen (Gulf Cooperation Council), waaronder Bahrein en Saoedi-Arabië. Deze week steunde het kabinet een initiatief in EU-verband om de autoriteiten in Bahrein aan te spreken op de recente veroordeling van de mensenrechtenverdediger Nabil Rajab en om op te roepen tot opvolging van de aanbevelingen uit het rapport van de Bahrain Independent Commission of Inquiry.

Sudan/Zuid-Sudan

Ten aanzien van Sudan spreken de leden van de CDA-fractie de hoop uit dat de hervatting van de onderhandelingen op korte termijn zal leiden tot een politieke oplossing van de nog uitstaande geschillen. Kan de regering aangeven welke drukmiddelen de internationale gemeenschap heeft indien de gestelde termijn van drie maanden niet wordt gehaald? Welke rol speelt Nederland hierin en welk overleg vindt plaats met gelijkgestemde actoren? Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet vindt het van groot belang dat er een spoedige politieke oplossing van de uitstaande geschillen komt. Indien Sudan en Zuid-Sudan er niet in slagen de onderhandelingen binnen de gestelde termijn te voltooien, zal Secretaris-Generaal van de VN op basis van VR-resolutie 2 046 een voorstel doen voor oplossing van alle uitstaande geschillen. De VN-Veiligheidsraad zal zich hier dan over buigen en zich tegelijkertijd uitspreken over mogelijke drukmiddelen. Sancties tegen de partijen zijn daarbij een mogelijkheid. Indien het tot een dergelijk besluit van de VN-Veiligheidsraad komt, zal Nederland zich in EU-verband beraden over de meest effectieve manier om dit besluit uit te voeren.

De leden van de PVV-fractie beschouwen de gewapende strijd tussen Sudan en Zuid-Sudan als een zinloze oefening in zelfdestructie, die veel leed bracht voor de inwoners van de grensgebieden. Zij delen dan ook de mening van de regering dat beide landen politiek leiderschap zouden moeten tonen door de onderhandelingen conform VN-Veiligheidsraadsresolutie 2 046 op korte termijn succesvol af te ronden. Echter, betwijfelen deze leden of beide landen dat leiderschap aan de dag zullen leggen. Indien dat niet het geval blijkt te zijn, zouden Nederland en de EU niet verder moeten investeren in ondersteuning. Deze boodschap moet luid en duidelijk aan de regeringen van beide landen worden overgebracht. Deze leden vragen de regering om dat te bevorderen. Als de onderhandelingen wel succesvol worden afgerond, is er naar de mening van deze leden ook geen aanleiding tot ondersteuning van beide landen. Sudan is een schurkenstaat en Zuid-Sudan verdrinkt in corruptie. Naar beide landen behoort geen Nederlands geld te gaan; niet rechtstreeks en ook niet via de EU.

Antwoord van het kabinet:

Indien de onderhandelingen niet kunnen worden afgerond, zal de internationale gemeenschap inclusief de EU, zich over volgende stappen moeten buigen op de hierboven, in antwoord op de vragen van de CDA, beschreven wijze.

Sahel: Mali

De leden van de fractie van de PvdA zijn van mening dat de politieke en humanitaire situatie in Mali uiterst zorgwekkend is. De Secretaris-Generaal van de VN zal op basis van de resolutie van de Veiligheidsraad over het transitieproces in Mali op 31 juli komen met (mogelijk) uitgewerkte opties voor eventuele militaire interventie door ECOWAS. Hoe staat de regering tegenover een eventueel militair ingrijpen? De regering wil EU-sancties openhouden, aan welke mogelijke sancties denkt de regering? En welke gevolgen kunnen of zullen deze hebben op de lokale bevolking? Kan de regering aangeven hoeveel Nederlanders zich op dit moment in Mali bevinden? Heeft de regering contact met deze Nederlanders? In welke situatie bevinden zij zich?

Antwoord van het kabinet:

Een militaire interventie door ECOWAS zou enkel mogelijk zijn op basis van een duidelijk mandaat van de VNVR. Ook is instemming van de Malinese regering wenselijk. Sancties van de EU kunnen bestaan uit gerichte maatregelen tegen individuen of entiteiten die het herstel van de constitutionele orde frustreren. Sancties zijn niet aan de orde nu gesprekken over de vorming van een meer inclusieve regering gaande zijn.

Het aantal Nederlanders in Mali bedraagt momenteel voor zover bekend 85 personen. Naast de 15 ambassademedewerkers en hun gezinsleden gaat het merendeels om landgenoten die werkzaam zijn voor hulporganisaties, of een eigen bedrijf hebben. Ook Nederlanders die tijdelijk in Mali verblijven wordt aangeraden zich bij de ambassade in te schrijven. De ambassade staat in regelmatig contact met geregistreerde landgenoten.

De leden van de CDA-fractie delen de zorgen van de regering ten aanzien van de situatie in Mali. De CDA-fractie deelt de opvatting van de regering dat sancties op dit moment niet meer aan de orde zijn en dat de situatie in het land waar mogelijk met humanitaire hulp moet worden ondersteund. Naast de inzet op humanitair vlak geeft de regering aan ook hulp te geven op het gebied van voedselzekerheid. Kan de regering aangeven hoe dit geld zal worden besteed en hoe er voor wordt gezorgd dat dit op een effectieve manier gebeurt? Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

De middelen voor voedselzekerheid zijn vooral bedoeld om de weerbaarheid van de bevolking te vergroten en de bevolking minder afhankelijk te maken van voedselhulp. De betrokken organisaties verbeteren landbouwinfrastructuur (irrigatie, wegen om de productie af te voeren), de distributie van veevoeder zodat de veestapel zoveel mogelijk intact blijft en de distributie van zaaizaad ten behoeve van de oogst in 2012.

De leden van de PVV-fractie zijn uitermate bezorgd over de wetteloosheid in Mali. Islamitische bendes hebben het voor het zeggen in Noord-Mali en de regering van Mali blijft ernstig in gebreke. Deze ontwikkelingen zijn een bedreiging voor de veiligheid in de regio en ook voor Europa. De islamitische bendes zijn nauw verweven met drugshandel richting Europa. Het is van belang dat zij zo snel mogelijk uitgeroeid worden. Deze situatie is mede het gevolg van de strijd die in Libië heeft plaatsgevonden. Het ligt dan ook voor de hand, dat dat land en andere islamitische landen er primair voor verantwoordelijk worden gesteld dat de rotzooi in Mali wordt opgeruimd. De kosten daarvan zouden in ieder geval niet voor rekening van Nederland, de EU of de VN mogen komen. Ook de additionele bijdrage van 5,3 miljoen euro die Nederland ter beschikking stelt ten behoeve van door islamitische strijd veroorzaakte Malinese vluchtelingen, zal door Libië en andere islamitische landen aan Nederland vergoed moeten worden. Ook hierover vernemen deze leden graag een gemotiveerde reactie van de regering.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet acht het een taak van de internationale gemeenschap bij te dragen aan een oplossing van de problemen in Mali die de stabiliteit van de Sahel-regio en die van Europa in gevaar kunnen brengen. Hulpverlening aan slachtoffers van gewapende conflicten is eveneens een taak voor de internationale gemeenschap.

Democratische Republiek Congo

De leden van de fractie van de PvdA achten de situatie in Oost-Congo zorgelijk. Ook al is er een recent akkoord tussen Congo en Rwanda dat er vredestroepen van de Afrikaanse Unie gestationeerd zullen worden aan de grens om de rebellen tegen te houden. Gelet op de aanwezigheid van de VN-missie in Congo (MONUSCO), is het de regering bekend welk mandaat deze vredestroepen hebben? Zal er samenwerking zijn met MONUSCO? Is er betrokkenheid van de EU? En zo ja waaruit bestaat deze? De geannoteerde agenda maakt verder geen melding van de gevolgen van het geweld voor de burgerbevolking en eventuele maatregelen om die gevolgen te beperken. Naast de burgerslachtoffers die vallen, is een ander gevolg dat er bijna 200 000 Congolese burgers op de vlucht zijn, in het land zelf en naar Oeganda en Rwanda. Dit kan grote invloed hebben op de regionale stabiliteit. Welke mogelijkheden ziet de regering?

Antwoord van het kabinet:

Tijdens de bijeenkomst van regionale staatshoofden en marge van de AU-top is een principeakkoord bereikt over het opzetten van een neutrale internationale eenheid ter bestrijding van rebellenactiviteiten in het oosten van de DRC en het monitoren van de grens tussen de DRC en Rwanda. Over de nadere invulling van dit akkoord, het mandaat van de vredestroepen en een eventuele rol van Monusco zijn nog geen details bekend. EU-betrokkenheid is nu niet aan de orde.

De humanitaire situatie in het oosten van de DRC is zorgelijk. Internationale hulporganisaties als UNHCR, het World Food Programme en het Rode Kruis zijn aanwezig. Hulpverlening wordt echter bemoeilijkt door het aanhoudende geweld. Nederland steunt projecten gericht op opvang, terugkeer en hervestiging van vluchtelingen. Daarnaast geeft Nederland zogenaamde core-bijdragen aan betrokken organisaties en heeft Nederland een bijdrage in voorbereiding aan het internationale VN-fonds voor humanitaire hulp in de DRC (UN Common Humanitarian Fund DRC).

Afgelopen weken was een dramatische verslechtering van de situatie in Oost-Congo waarneembaar. Rwanda heeft de beschuldigingen van de VN Group of Experts naast zich neergelegd. De leden van de CDA-fractie vragen naar het oordeel van de regering over deze beschuldigingen? Is hier sprake van schending van het wapenembargo? De leden van de CDA-fractie juichen het toe dat een besluit over Europese sectorale begrotingssteun aan het land is aangehouden. Kan de regering ingaan op de gevolgen die de geconstateerde feiten hebben voor de Nederlandse relatie met Rwanda? Recent hebben de presidenten van Rwanda en Congo, Kagame en Kabila, een akkoord gesloten over de stationering van vredestroepen aan de wederzijdse grens. Kan de regering aangeven wat het mandaat zal zijn van deze vredestroepen van de Afrikaanse Unie? Zal er sprake zijn van samenwerking met MONUSCO, en zo ja, hoe zal deze in praktijk vorm krijgen?

Antwoord van het kabinet:

De conclusies van de VN-Group of Experts over steun vanuit Rwanda aan de rebellengroep M23 en aan Bosco Ntaganda zijn verontrustend. Volgens de Group of Experts zijn er sterke aanwijzingen voor betrokkenheid van hoge Rwandese militairen en zou Rwanda zo het wapenembargo hebben geschonden. Het is aan Rwanda om tekst en uitleg te geven. De Rwandese regering ontkent elke betrokkenheid en benadrukt dat stabiliteit in het grensgebied ook in het belang van Rwanda is. Rwanda heeft nog geen formele reactie gegeven op het interim-rapport van de Group of Experts. Rwanda heeft tijdens de bijeenkomst van regionale staatshoofden in de marge van de AU-top in Addis Abeba afstand genomen van M23. De Group of Experts heeft op 19 juli jl. op uitnodiging van Rwanda een bezoek gebracht aan Rwanda voor nader onderzoek.

Het kabinet zal, in overleg met de EU partners, zijn standpunt over de aard van de bilaterale ontwikkelingsrelatie met Rwanda nader bepalen op basis van enerzijds een beoordeling van de formele Rwandese reactie op de bevindingen van de VN Group of Experts en anderzijds de actuele ontwikkelingen in het veld. In de tussentijd zal het kabinet ook beslissingen over het verlenen van bilaterale sectorale begrotingssteun aan Rwanda aanhouden.

Voor antwoord op de vragen over de stationering van vredestroepen wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen van de PvdA.

De leden van de PVV-fractie vernemen graag of en in welke mate de gewapende strijd in het oosten van de Democratische Republiek Congo, een bedreiging vormt voor grondstoffenvoorziening aan Nederland. Ook vernemen zij graag het oordeel van de regering over het feit dat de regering van dit land in zeventien jaar tijd nog steeds niet alle ongeregelde strijdgroepen in dit land heeft ontmanteld.

Deze leden zijn verheugd over de aanhouding van een besluit over de verlening van EU sectorale begrotingssteun aan Rwanda. Zij vragen de regering om te bevorderen dat van dit uitstel ook afstel komt. Landen die investeren in gewapende strijd, behoren helemaal geen geld van de EU te ontvangen.

Antwoord van het kabinet:

Aangezien Nederland weinig grondstoffen uit de DRC importeert, wordt geen bedreiging van de Nederlandse grondstoffenvoorziening verwacht als gevolg van de gewapende strijd in het oosten van de DRC. Hoe dan ook onderstrepen de ontwikkelingen het economische belang van bevordering van internationale stabiliteit.

Bij het uitstel van de beslissing over eventuele Europese sectorale begrotingssteun aan Rwanda is afgesproken dat de EU zich in een later stadium nogmaals beraadt. De formele reactie van Rwanda op de bevindingen van de VN Expertgroep, alsmede actuele ontwikkelingen in het veld zullen hierbij belangrijke overwegingen zijn.

De leden van de SP-fractie zijn erg bezorgd over de recente ontwikkelingen in Oost-Congo. Deze leden zijn verheugd dat zeer recent de Democratische Republiek Congo en Rwanda tot een akkoord zijn gekomen om vredestroepen van de Afrikaanse Unie te stationeren aan de grens om rebellen tegen te houden. Wel bestaan hier nog onduidelijkheden over. Wat voor mandaat hebben deze vredestroepen? Zal er samenwerking zijn met MONUSCO? Wat is de betrokkenheid van de EU hierbij?

Antwoord van het kabinet:

Voor antwoord op deze vragen wordt verwezen naar de antwoorden op de vragen van de PvdA.

Energie en buitenlands beleid

De leden van de PVV-fractie onderschrijven het standpunt dat Nederland een eigenstandig extern energiebeleid dient te voeren. Zij vragen de regering op welke wijze deze zal voorkomen dat een rol van de Europese Dienst voor Extern Optreden (EDEO) bij het vormgeven van de externe energierelaties van de EU belemmerend zal functioneren bij het optimaal behartigen van de Nederlandse belangen inzake extern energiebeleid.

Antwoord van het kabinet:

Nederland voert een eigenstandig energiebeleid. Het is daarbij gebonden aan de afspraken die over energiebeleid zijn gemaakt in Europa, onder andere op het terrein van de interne energiemarkt. Inzake het externe energiebeleid werkt het kabinet in EU-verband samen voor zover dit meerwaarde heeft. Standpunten die in het externe beleid worden ingenomen, worden vooraf afgestemd in de Raad. Daarbij gelden de criteria en taakverdeling zoals vastgelegd in de conclusies van de Energieraad van 24 november 2011.

China

De leden van de PVV-fractie achten de aanduiding van de voor september voorziene EU-China Top als een «sunshine summit» enorm voorbarig en verzoeken de regering dan ook zich er tegen te verzetten dat deze aanduiding van de zijde van de EU en Europese landen wordt overgenomen. Er zijn, zoals de regering terecht opmerkt, belangrijke dossiers waarover Europa en China van mening verschillen. De onderwerpen mensenrechten, markttoegang en de grondstoffenvoorzieningszekerheid zijn naar de mening van deze leden enorm belangrijk maar in de relatie met China ook ontzettend moeilijk. Voor een zonnige kijk op de Chinese inzet op deze dossiers is dan ook geenszins aanleiding. De leden van deze fractie vragen de regering om er alles aan te doen om ons land voor wat betreft de grondstoffenvoorzieningszekerheid minder afhankelijk te maken van China.

Antwoord van het kabinet:

Dossiers waarover de EU en China van inzicht verschillen, komen tijdens de top aan bod, evenals globale vraagstukken als voedsel-, water-, energie- en grondstoffenzekerheid en regionale veiligheidsvraagstukken.

Het kabinet spant zich in om de leveringszekerheid van grondstoffen zeker te stellen. Minister Rosenthal wisselde daarover recent nog met uw Kamer van gedachten (Algemeen Overleg grondstoffen).

Zimbabwe

Ten aanzien van Zimbabwe zijn de leden van de CDA-fractie van mening dat alleen van verlichting van sancties sprake kan zijn indien concrete en significante vooruitgang in het transitieproces wordt geboekt. Kan de regering aangeven hoe andere EU-lidstaten hier tegenover staan en of op dit moment al een verlichting van sancties in vooruitzicht zal worden gesteld? Graag een reactie.

Antwoord van het kabinet:

Het kabinet is van mening dat mogelijke aanpassing van het sanctieregime in Zimbabwe gekoppeld dient te zijn aan concrete en significante vooruitgang in het democratisch transitieproces. Gelet op de voorbereidingen voor een constitutioneel referendum en de voortgaande positieve samenwerking tussen politieke partijen binnen de regering van nationale eenheid in Zimbabwe, beziet de Raad of een eerste stap op het gebied van ontwikkelingssamenwerking kan worden aangekondigd.

Pakistan

In het verslag van de RBZ van 25 juni staat: «De Raad riep Pakistan op terrorisme en extremisme met hernieuwde kracht te bestrijden en bood zijn steun daarbij aan.» De leden van de SP-fractie vragen zich af waar de steun van de Raad aan het bestrijden van terrorisme en extremisme in Pakistan precies uit bestaat. Kan hier een concreet overzicht van gegeven worden? Levert Nederland hier ook een bijdrage aan?

Antwoord van het kabinet

De EU en Pakistan voeren de EU-Pakistan Counter-Terrorisme (CT) Dialoog met als doel de samenwerking tussen EU en Pakistan op het gebied van counter-terrorisme te verdiepen. In deze dialoog ontwikkelen de EU en Pakistan actieplannen op het gebied van 1) Law enforcement / criminal justice / rule of law en 2) het tegengaan van radicalisering.  Het kabinet beziet hoe Nederland kan bijdragen middels gerichte activiteiten op het gebied van versterking van politie en de justitiële keten met specifieke aandacht voor de grensgebieden met Afghanistan.

Iran

De Verenigde Staten behouden zich het recht voor derde landen, die olie importeren uit Iran, sancties op te leggen. Volgens sommige experts is dit in strijd met de regelgeving van de Wereldhandelsorganisatie. De leden van de SP-fractie willen van de minister weten of hij de sancties opgelegd aan derde landen die olie importeren uit Iran in strijd acht met de regelgeving van de Wereldhandelsorganisatie?

Antwoord van het kabinet:

Veel van de sancties opgelegd door de Verenigde Staten aan Iran of Iraanse entiteiten of personen hebben extraterritoriale werking. Deze sancties kunnen resulteren in boetes, ontzegging van markttoegang of andere maatregelen opgelegd door Amerikaanse autoriteiten aan bedrijven die gevestigd zijn in of opereren vanuit derde landen. Nederland is ten principale tegenstander van dergelijke extraterritoriale werking van unilateraal opgelegde sancties. Ook de EU stelt zich op dit standpunt. Er is voortdurend contact met de VS over bestaande en nieuwe sanctiewetgeving ten einde zoveel mogelijk gezamenlijk op te trekken en te werken aan een zo breed mogelijk gedragen sanctieregime. In hoeverre Amerikaanse wetgeving internationale regelgeving schendt, kan alleen van geval tot geval beoordeeld worden. Zo kennen de regels van de Wereldhandelsorganisatie specifieke verboden en geboden, maar ook algemene uitzonderingsbepalingen ten behoeve van bijvoorbeeld nationale veiligheid.

Naar boven