21 109 Uitvoering EG-Richtlijnen

Nr. 208 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 januari 2013

Hierbij bied ik u het periodieke overzicht aan van de stand van zaken bij de implementatie van EU-richtlijnen en -kaderbesluiten in de Nederlandse wet- en regelgeving aan het einde van het vierde kwartaal van 20121.

In deze brief wordt eerst ingegaan op de implementatieachterstand zoals die op 31 december 2012 gold. Daarna worden de oorzaken van deze implementatie-achterstand behandeld en worden, indien van toepassing, tevens dreigende implementatieachterstanden genoemd. Vervolgens volgt een opsomming van de ingebrekestellingprocedures die de Europese Commissie tegen Nederland is gestart als gevolg van niet-tijdige implementatie. Mede op uw verzoek zijn ook de lopende infracties wegens (vermeende) onjuiste implementatie in het overzicht «ingebrekestellingen» per departement opgenomen.

Huidige achterstand

De achterstand per 1 januari 2013 bedraagt 10 richtlijnen en kaderbesluiten tegenover 8 in het vorige kwartaal. In het vierde kwartaal van 2012 zijn 8 achterstallige richtlijnen/kaderbesluiten geïmplementeerd. Tegelijkertijd zijn er dit kwartaal 5 nieuwe richtlijnen/kaderbesluiten in overschrijding bijgekomen.

De 10 achterstallige richtlijnen/kaderbesluiten zijn aan de volgende ministeries toegedeeld: BZK (1), EZ (3), FIN (1), IenM (1), VenJ (3) en VWS (1).

De overschrijding van de implementatiedatum varieert sterk: zo bedroeg op 1 januari 2013 de kleinste overschrijding 1 dag, terwijl de uiterste implementatiedatum van een richtlijn met ruim 23 maanden was overschreden. Een exacte aanduiding van de overschrijding per richtlijn/kaderbesluit is te vinden op de laatste pagina van bijgevoegd kwartaaloverzicht.

In het vierde kwartaal van 2012 zijn 8 richtlijnen tijdig geïmplementeerd. Over heel 2012 bezien bedraagt het aantal tijdig geïmplementeerde richtlijnen 24 en het aantal niet-tijdig geïmplementeerde richtlijnen 60. Het kabinet houdt het implementatieproces nauwlettend in de gaten.

Achterstanden en hun oorzaken

Wat betreft de oorzaken voor de implementatieachterstand ultimo vierde kwartaal van 2012 speelt een aantal factoren een rol. Deze factoren worden hieronder per ministerie toegelicht.

BZK

Richtlijn 2010/31 (Richtlijn 2010/31/EU van het EUROPEES PARLEMENT en de RAAD van 19 mei 2010 betreffende de energieprestatie van gebouwen; uiterste implementatiedatum 9 juli 2012)

Het wetsvoorstel tot wijziging van de Woningwet in verband met de implementatie van de herziene EPBD (Wet kenbaarheid energieprestatie gebouwen; Kamerstuk 33 124, nr. 2) is op 16 december 2011 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstuk 33 124, nr. 2). Op 20 november 2012 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel verworpen. De minister voor Rijksdienst en Wonen beraadt zich thans op de te nemen stappen om alsnog te voldoen aan de verplichtingen van de herziene EPBD richtlijn. Het streven is om begin 2014 een nieuw wetvoorstel in te dienen bij de Tweede Kamer.

De implementatie van de voorschriften betreffende de energieprestatie na ingrijpende renovaties en systeemeisen voor technische bouwsystemen ten behoeve van een optimaal energiegebruik van de herziene EPBD vindt plaats door middel van een wijziging van het Bouwbesluit 2012 en van de Regeling Bouwbesluit 2012. Deze wijzigingen kunnen naar verwachting op 9 juli 2013 in werking treden.

Daarnaast zijn de voorschriften die reeds voortvloeiden uit Richtlijn 2002/91/EG betreffende energieprestatie van gebouwen, omtrent onder meer de afgifte van energieprestatiecertificaten en minimum energieprestatie-eisen voor nieuwbouw, al geruime tijd geïmplementeerd en deze blijven van toepassing.

EZ

Richtlijn 2009/81 (Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen door aanbestedende diensten van bepaalde opdrachten voor werken, leveringen en diensten op defensie- en veiligheidsgebied, en tot wijziging van Richtlijnen 2004/17/EG en 2004/18/EG; uiterste implementatiedatum 20 augustus 2011)

De Europese Commissie heeft op 13 december jl. het Hof van Justitie van de EU verzocht Nederland wegens niet-tijdige implementatie een dwangsom van € 57 324,80 per dag op te leggen vanaf de dag van de uitspraak van het arrest in deze zaak (C-572/12). De reden voor overschrijding van de uiterste implementatiedatum is mede gelegen in de gevoeligheid van de richtlijn die een zorgvuldige en afgewogen implementatie vereist. Ook speelt hier de lange duur van de behandeling van de implementatiewet door de Tweede Kamer. Het voorstel van de Aanbestedingswet op defensie- en veiligheidsgebied (32 768) was onderwerp van plenaire behandeling in de Eerste Kamer op 15 januari jl. en zal naar verwachting op 22 januari worden aangenomen. De Raad van State heeft op 20 december jl. advies uitgebracht over de vereiste AMvB, die naar verwachting kort na aanname van de wet zal worden vastgesteld.

Richtlijn 2010/63 (Richtlijn 2010/63/EU van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2010 betreffende de bescherming van dieren die voor wetenschappelijke doeleinden worden gebruikt; uiterste implementatiedatum 10 november 2012)

De Minister van Economische Zaken heeft recentelijk het dossier Dierproeven en Alternatieven en daarmee ook de implementatie van deze richtlijn overgenomen van de minister van VWS. Implementatie van deze richtlijn vergt een omvangrijke en complexe wijziging van de Wet op de dierproeven. Hoewel de inhoudelijke wijzigingen van de richtlijn ten aanzien van de bescherming van proefdieren in vergelijking met de huidige regelgeving beperkt zijn, is de organisatorische inpassing van de wijzigingen in de Nederlandse situatie ingewikkeld. Mede daarom bleek overleg met de veldpartijen noodzakelijk. Het wetsvoorstel is 7 januari jl. aan de Raad van State gezonden en kan naar verwachting dit voorjaar bij de Tweede Kamer worden ingediend.

Richtlijn 2009/119 (Richtlijn 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden; uiterste implementatiedatum 31 december 2012)

De Eerste Kamer heeft de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 (33 357) op 18 december jl. aangenomen. De reden voor de vertraging is mede gelegen in het feit dat een internetconsulatie is gehouden, waarvan de bevindingen zijn verwerkt in het wetsvoorstel. Voor implementatie dienen ook een AMvB en een ministeriële regeling te worden vastgesteld. De implementatie zal naar verwachting uiterlijk 1 april 2013 zijn voltooid.

FIN

RL 2011/90 (RICHTLIJN 2011/90/EU van de Commissie van 14 november 2011 tot wijziging van deel II van bijlage I bij Richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende de aanvullende hypothesen voor de berekening van het jaarlijkse kostenpercentage; uiterste implementatiedatum 31 december 2012)

Richtlijn 2011/90 is geïmplementeerd middels het Wijzigingsbesluit financiële markten 2013 van 18 december 2012, nr. FM/2012/1319M. Dit besluit wijzigt bijlage A van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen Wft en is in werking getreden per 1 januari 2013. Notificatie van de implementatie heeft inmiddels plaatsgevonden op 16 januari 2013.

IenM

Richtlijn 2011/88/EU (Richtlijn 2011/88/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 november 2011 tot wijziging van Richtlijn 97/68/EG wat betreft de voorschriften voor motoren die in het kader van de flexibele regeling in de handel zijn gebracht; uiterste implementatiedatum 24 november 2012)

Deels is richtlijn 2011/88/EU reeds geïmplementeerd in de Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu van 5 juli 2012, nr. IenM/BSK-2012/128257, tot wijziging van de Regeling uitvoering Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines. Implementatie van deze richtlijn vereist bovendien een wijziging van het Besluit typekeuring luchtverontreiniging trekkers en motoren voor mobiele machines. Het betreft zeer technische materie die de inpassing in nationale regelgeving erg ingewikkeld maakt. Het besluit is in januari 2013 voor advies aangeboden aan de Raad van State. Publicatie van het Besluit zal naar verwachting in het voorjaar van 2013 plaatsvinden, waarmee de implementatie voltooid zal zijn.

VenJ

Richtlijn 2010/65 (Richtlijn 2010/65/EU van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 betreffende meldingsformaliteiten voor schepen die aankomen in en/of vertrekken uit havens van de lidstaten en tot intrekking van Richtlijn 2002/6/EG; uiterste implementatiedatum 18 mei 2012)

Ter implementatie van richtlijn 2010/65/EU is op 19 mei 2012 in werking getreden het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart (Stb. 2012, 211), waarmee de richtlijn voor een aanzienlijk deel is geïmplementeerd. De minister van IenM is eerstverantwoordelijk voor het besluit dat betrekking heeft op het langs elektronische weg vervullen van de meldingsformaliteiten ten aanzien van gegevens omtrent de aankomst en het vertrek, de positie van het schip, de gegevens met betrekking tot het schip, de daarmee vervoerde lading en de uit te voeren reis. Daarnaast is de implementatie gerealiseerd via de Regeling meldingen en communicatie scheepvaart (Stcrt. 2012, 9794) van de minister van IenM, die eveneens per 19 mei 2012 in werking is getreden. Pas in een late fase bleek dat ook de meldingen die langs elektronische weg moeten plaatsvinden bij aankomst en vertrek betreffende de gegevens omtrent de bemanning en de passagiers van zeeschepen, welke gegevens voor het overgrote deel betrekking hebben op vreemdelingen, regeling behoefden. Dit is een vreemdelingrechtelijk onderwerp waarvoor niet de minister van IenM, maar (thans) de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie verantwoordelijk is.

Nadat was geconcludeerd dat artikel 4 van de Vreemdelingenwet 2000 diende te worden aangepast, is met spoed een wetsvoorstel in procedure gebracht, dat op 11 september jongstleden is ingediend bij de Tweede Kamer (wetsvoorstel 33 364). De nota naar aanleiding van het verslag is op 21 december 2013 ingediend bij de Tweede Kamer. De door de richtlijn voorgeschreven algemene invoering van het elektronische berichtenverkeer tussen het nautische bedrijfsleven en de overheden van de lidstaten (in dit geval Nederland) brengt immers met zich dat op een aantal onderdelen moet worden afgeweken van afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast behoeven het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 beperkte aanpassing. Toepassing van de desbetreffende reeds bestaande bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht maken overigens wel al mogelijk dat het elektronisch berichtenverkeer op vrijwillige basis plaatsvindt.

Ter implementatie van richtlijn 2010/65/EU is op 19 mei 2012 in werking getreden het Besluit meldingsformaliteiten en gegevensverwerkingen scheepvaart (Stb. 2012, 211), waarmee de richtlijn voor een aanzienlijk deel is geïmplementeerd. De minister van IenM is eerstverantwoordelijk voor het besluit dat betrekking heeft op het langs elektronische weg vervullen van de meldingsformaliteiten ten aanzien van gegevens omtrent de aankomst en het vertrek, de positie van het schip, de gegevens met betrekking tot het schip, de daarmee vervoerde lading en de uit te voeren reis. Daarnaast is de implementatie gerealiseerd via de Regeling meldingen en communicatie scheepvaart (Stcrt. 2012, 9794) van de minister van IenM, die eveneens per 19 mei 2012 in werking is getreden. Pas in een late fase bleek dat ook de meldingen die langs elektronische weg moeten plaatsvinden bij aankomst en vertrek betreffende de gegevens omtrent de bemanning en de passagiers van zeeschepen, welke gegevens voor het overgrote deel betrekking hebben op vreemdelingen, regeling behoefden. Dit is een vreemdelingrechtelijk onderwerp waarvoor niet de minister van IenM, maar de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel verantwoordelijk is. Nadat was geconcludeerd dat artikel 4 van de Vreemdelingenwet 2000 diende te worden aangepast, is met spoed een wetsvoorstel in procedure gebracht, dat op 11 september jongstleden is ingediend bij de Tweede Kamer (wetsvoorstel 33 364). De door de richtlijn voorgeschreven algemene invoering van het elektronische berichtenverkeer tussen het nautische bedrijfsleven en de overheden van de lidstaten (in dit geval Nederland) brengt namelijk met zich dat op een aantal onderdelen moet worden afgeweken van afdeling 2.3 van de Algemene wet bestuursrecht. Daarnaast behoeven het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000 beperkte aanpassing. Toepassing van de desbetreffende reeds bestaande bepalingen in de Algemene wet bestuursrecht maken overigens wel al mogelijk dat het elektronisch berichtenverkeer op vrijwillige basis plaatsvindt.

Kaderbesluit 2008/978 (KADERBESLUIT 2008/978/JBZ van de Raad van 18 december 2008 betreffende het Europees bewijsverkrijgingsbevel ter verkrijging van voorwerpen, documenten en gegevens voor gebruik in strafprocedures; uiterste implementatiedatum 19 januari 2011)

De implementatie van dit Kaderbesluit werd gecompliceerd door de omstandigheid dat in Brussel ook onderhandelingen plaatsvinden over een nieuwe richtlijn inzake het Europees onderzoeksbevel, dat dit kaderbesluit in de toekomst zal gaan vervangen.

Het wetsvoorstel tot implementatie van dit kaderbesluit (Kamerstuk 32 717) is op 13 december 2012 wet geworden (Stb.2013,10) en zal naar verwachting op 1 april 2013 in werking treden.

Kaderbesluit 2009/829 (KADERBESLUIT 2009/829/JBZ van de Raad van 23 oktober 2009 inzake de toepassing, tussen de lidstaten van de Europese Unie, van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen inzake toezichtmaatregelen als alternatief voor voorlopige hechtenis; uiterste implementatiedatum 1 december 2012)

Door de gecompliceerdheid van de materie van dit kaderbesluit heeft de voorbereiding meer tijd in beslag genomen dan was voorzien.

Het wetsvoorstel tot implementatie van dit kaderbesluit (Kamerstuk 33 422) is op 2 oktober 2012 bij de Tweede Kamer ingediend. Het verslag is verschenen op 3 december 2012. Het streven is om de nota n.a.v. verslag aan de Tweede Kamer te zenden vóór 1 maart 2013. Hopelijk zal de Tweede Kamer het wetsvoorstel spoedig daarna plenair kunnen behandelen.

VWS

Richtlijn 2010/84 (Richtlijn 2010/84/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 2010 tot wijziging, wat de geneesmiddelenbewaking betreft, van richtlijn 2001/83/EG tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PbEU 2010, L 348); uiterste implementatiedatum 21 juli 2012)

Implementatie van deze richtlijn vergt wijziging van de Geneesmiddelenwet en de Regeling Geneesmiddelenwet. Na vertragingen vanwege de complexiteit van het onderwerp is het wetsvoorstel op 18 december 2012 door de Eerste Kamer aanvaard en op 20 december 2012 tot wet verheven. Zowel de wet als de bijbehorende wijzigingsregeling zijn reeds ter publicatie aangeboden. Inwerkingtreding van het geheel vindt naar verwachting begin februari 2013 plaats. Daarmee zal de implementatie van deze richtlijn afgerond zijn.

Ingebrekestellingen wegens te late implementatie

In het afgelopen kwartaal is een flink aantal zaken geseponeerd.

Voor EZ betreft het de zaken over de interne marktrichtlijnen voor elektriciteit respectievelijk gas (RL 2009/72 en 2009/73).

Voor FIN is een eind gekomen aan de zaak over RL 2009/110 (werkzaamheden instellingen voor elektronisch geld) en die over RL 2009/111 (bankentoezicht).

IenM heeft de zaak over RL 2007/58 (ontwikkeling spoorwegen) en de rijbewijsrichtlijn (RL 2006/126) afgerond en ook die zaken zijn afgevoerd.

Er zijn in het vierde kwartaal 2012 geen nieuwe zaken wegens te late implementatie bijgekomen.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven