19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2810 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE EN VEILIGHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2021

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft op 8 oktober 2021 een algemeen ambtsbericht ten aanzien van Irak gepubliceerd. Het ambtsbericht beslaat de periode van januari 2020 tot en met augustus 2021. Het ambtsbericht is voor mij aanleiding om het huidige beleid ten aanzien van Irak op twee punten te herzien. Allereerst heb ik besloten om politieke activisten, mensenrechtenactivisten en personen die actief zijn in de journalistiek en daarbij significante kritiek leveren op de autoriteiten en aan de autoriteiten gelieerde milities aan te wijzen als risicogroep. Daarnaast heb ik besloten om alleenstaande vrouwen, afkomstig uit de Koerdisch Autonome Regio (hierna: KAR), in de regel een verblijfsvergunning te verlenen en hierbij aan te sluiten op het huidige beleid voor alleenstaande vrouwen uit centraal-Irak.

Uit het ambtsbericht volgt dat het uiten van kritiek op de Iraakse autoriteiten en veiligheidstroepen bij demonstraties of op sociale media kan leiden tot fysiek geweld, arrestatie en detentie gepaard met geweld. De Iraakse mensenrechtencommissie meldt dat er sinds de start van anti-overheidsdemonstraties in oktober 2019 meer dan 89 gevallen bekend zijn van (poging tot) moord op activisten, mediapersoneel en bloggers. Sommige slachtoffers waren kandidaat voor de parlementsverkiezingen van oktober 2021. In totaal zijn er meer dan driehonderd geweldsincidenten gerapporteerd van geweld tegen journalisten. Op de ranglijst van Reporters Sans Frontiers is Irak 7 plaatsen gezakt en staat Irak momenteel op de 163ste plaats. RSF meldt dat er in de Koerdische regio praktisch geen grenzen zijn aan de vervolging van journalisten die kritiek uiten op de heersende families. Vanwege de gewelddadige vervolging van groepen die kritiek uiten op de autoriteiten heb ik besloten om politiek activisten, mensenrechtenactivisten en journalisten die significante kritiek uiten op de autoriteiten aan te duiden als risicogroep. Dit betekent dat zij met geringe individuele indicaties hun vrees voor vervolging aannemelijk kunnen maken.

Ten aanzien van alleenstaande vrouwen in Irak is het huidige beleid dat alleenstaande vrouwen afkomstig uit centraal-Irak in de regel een verblijfsvergunning krijgen. Alleenstaande vrouwen, afkomstig uit de KAR worden individueel beoordeeld. Ten tijde van het opstellen van het beleid gaf de beschikbare informatie over de opvangmogelijkheden van alleenstaande vrouwen in de KAR geen aanleiding om in de regel een vergunning te verlenen.

Het nieuwe ambtsbericht beschrijft dat alle vrouwen in de KAR, evenals in centraal-Irak, risico lopen om het slachtoffer te worden van eerwraak en/of huiselijk geweld. Naast de dreiging van eergerelateerd geweld zijn er voor alleenstaande vrouwen culturele en juridische obstakels om zich zelfstandig staande te houden in Irak. Mannen dragen de primaire verantwoordelijkheid voor hun gezin en familie-eer. Zelfstandig wonen als alleenstaande vrouw wordt in Irak over het algemeen niet geaccepteerd, omdat het als ongepast gedrag wordt beschouwd. Daarnaast is een vrouw afhankelijk van een man om een identiteitsbewijs te verkrijgen en zodoende toegang te krijgen tot de arbeidsmarkt en sociale zekerheidsvoorzieningen.

In de KAR zijn er NGO’s die in samenwerking met de autoriteiten opvanghuizen runnen. De aanwezigheid van opvanghuizen betekent echter niet dat er daadwerkelijk bescherming geboden wordt. Toelating tot een opvanghuis kan gecompliceerd en bureaucratisch zijn. In principe heeft een vrouw in de KAR enkel toegang tot een opvanghuis als zij daartoe een gerechtelijk bevel heeft. Naast het feit dat het verkrijgen van een gerechtelijk bevel vaak te lang duurt, vermijden vrouwen het politiebureau uit angst voor intimidatie, pesterijen en afpersing door de politie, maar ook uit angst voor verder geweld vanuit de dader.

Uit het ambtsbericht volgt dat beschermingsmogelijkheden voor alleenstaande vrouwen in de KAR in de praktijk slecht beschikbaar zijn. Om deze reden heb ik besloten om alleenstaande vrouwen, afkomstig uit de KAR, in de regel een verblijfsvergunning vanwege een gegronde vrees voor ernstige schade bij terugkeer naar hun land te verlenen en hierbij aan te sluiten op het huidige beleid voor alleenstaande vrouwen uit Centraal Irak. De verblijfsvergunning wordt niet verleend indien uit het individuele asielrelaas blijkt dat een alleenstaande vrouw geen bescherming nodig heeft, bijvoorbeeld omdat zij zich in het verleden zelfstandig heeft kunnen handhaven in het dagelijks leven in het land van herkomst.

De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, A. Broekers-Knol

Naar boven