Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 september 2021
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft mij op 14 juni jl. het algemeen ambtsbericht
inzake Syrië aangeboden. Op basis van dit ambtsbericht heb ik beoordeeld of het huidige
beleid moet worden herijkt.
De aard van het inmiddels ruim tien jaar durende conflict in Syrië verschuift. Uit
het ambtsbericht kan worden opgemaakt dat de verslagperiode, tussen mei 2020 en april
2021, een periode van relatieve en fragiele rust betekende. Er was nog altijd sprake
van beschietingen, ontvoeringen en aanslagen, maar in algemene zin waren er minder
veiligheidsincidenten en waren deze minder grootschalig dan tijdens eerdere verslagperiodes.
In enkele centrale gebieden zoals Hama, Homs, Damascus en Rif Damascus, vonden tijdens
de verslagperiode in het geheel geen grootschalige veiligheidsincidenten plaats. Flagrante
mensenrechtenschendingen van de zijde van de Syrische regering en de verschillende
machthebbers in het noorden van Syrië, vinden echter nog altijd op grote schaal plaats
in het gehele land en zijn van onverminderd brute aard.
Een groot aantal veiligheidsdiensten in Syrië controleert alle aspecten van het dagelijks
leven in zowel het gebied onder controle van de Syrische regering, als de gebieden
in het noorden die onder controle van verschillende gewapende oppositiefracties staan.
De Syrische autoriteiten onderdrukten afwijkende meningen en vermeende oppositie op
gewelddadige wijze middels willekeurige arrestaties, detentie en foltering. Ook in
oppositiegebieden geldt een aanmerkelijk risico om gezien te worden als opposant of
regeringsgezind en daarmee op arrestatie, gedwongen verdwijning of marteling. Fysieke
aanwezigheid in een gebied of bijvoorbeeld een bepaalde etnische of religieuze achtergrond
kan voldoende zijn om aan personen, groepen of steden een politieke overtuiging toe
te dichten. In alle gebieden in Syrië worden arrestaties uitgevoerd zonder wettelijk
bevel. Eenmaal in detentie lopen Syriërs een risico op allerlei vormen van zware foltering.
Er is geen sprake van eerlijke rechtsgang. Bekentenissen die onder marteling zijn
afgedwongen kunnen de basis vormen voor een veroordeling. Zogeheten verzoeningsovereenkomsten
die met de regering bij wijze van schikking kunnen worden getroffen, kunnen later
alsnog leiden tot arrestatie, marteling of verdwijning. Dit risico wordt ook gelopen
door Syriërs die vanuit het buitenland terugkeren.
Vanwege de ernstige mensenrechtensituatie in Syrië en de onvoorspelbaarheid van zowel
regime als oppositionele machthebbers, handhaaf ik het huidige beleid voor Syrië.
Het algemeen uitgangspunt bij de beoordeling van een aanvraag voor een asielvergunning
bij asielzoekers uit Syrië, blijft derhalve dat zij bij terugkeer een reëel risico
lopen op ernstige schade. Indien uit de individuele beoordeling blijkt dat er in een
specifiek geval van vrees geen sprake is, bijvoorbeeld omdat een Syriër op eigen initiatief
terugreist, kan hiervan worden afgeweken. Ook een vreemdeling waarvan is gebleken
dat hij een actieve aanhanger is van het regime vormt een uitzondering op het algemeen
uitgangspunt.
Ik blijf de situatie in Syrië nauwgezet volgen en zal het Ministerie van Buitenlandse
Zaken vragen om volgend jaar een nieuw ambtsbericht op te stellen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol