Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2021
Op 27 januari jl. (Handelingen II 2021/21, nr. 49, Stemmingen) aanvaardde uw Kamer de motie-Voordewind c.s. over additionele hulp voor
vluchtelingen en migranten op de Griekse eilanden (Kamerstuk 32 317, nr. 676). Ik reageer hier graag op middels deze brief.
De situatie op de Griekse eilanden, in het bijzonder Lesbos, Samos en Chios, blijft
zeer zorgwekkend. De Europese Commissie, UNHCR, en diverse andere hulporganisaties
ondersteunen de Griekse autoriteiten op de eilanden en het vaste land in de opbouw
van noodopvangfaciliteiten, en werken aan verbetering van leefomstandigheden voor
vluchtelingen en migranten, onder meer op het gebied van medische zorg, bescherming,
water, sanitaire voorzieningen en hygiëne (WASH). Uw Kamer is hierover veelvuldig
door het kabinet geïnformeerd.
De motie-Voordewind c.s. verzoekt het kabinet er bij de Griekse overheid op aan te
dringen om de meest kwetsbare vluchtelingen en hen met een vluchtelingenstatus zo
snel als mogelijk over te brengen naar het Griekse vasteland en toestemming te verlenen
de leefomstandigheden zo snel als mogelijk substantieel te verbeteren alsook bij de
taskforce van de Europese Commissie op dit laatste aan te dringen. Dit is staand beleid
en wordt in alle relevante fora door Nederland uitgedragen. In verschillende contacten
met de Griekse autoriteiten en de Europese Commissie dringt het kabinet aan op verdere
verbeteringen. Uit het bovenstaande moge blijken dat de Griekse autoriteiten, met
steun van de Commissie, UNHCR en diverse andere hulporganisaties, gestaag verder werken
aan verbeteringen, binnen de randvoorwaarden van een tijdelijke voorziening. Dit laat
onverlet dat er nog meer nodig is.
De motie verzoekt het kabinet tevens een aanvullende financiële bijdrage te leveren
aan hulporganisaties, waaronder al aanwezige Nederlandse ngo’s, zoals Stichting Bootvluchteling,
Movement on the Ground, EuroRelief en Stichting Vluchteling. Zoals bekend, heeft het
kabinet de humanitaire respons op de Griekse eilanden in 2019 en 2020 via diverse
kanalen ondersteund.
Tijdens de begrotingsbehandeling BHOS op 28 november 2019 (Handelingen II 2019/20,
nr. 30, items 3 en 8) heb ik uw Kamer toegezegd te kijken naar een beperkte, bijna symbolische
bijdrage uit de non-ODA-middelen, gezien de geringe grootte van dit begrotingsartikel.
Er is in januari 2020 EUR 200.000 beschikbaar gesteld voor een hulpproject van Stichting
Vluchteling op Samos en Chios en in maart 2020 EUR 500.000 voor het regionale appeal
van het Rode Kruis.
Op 2 december jl. (Handelingen II 2020/21, Debat over de begroting Buitenlandse Handel
en Ontwikkelingssamenwerking 2021) heb ik wederom toegezegd te onderzoeken of de humanitaire
respons op Lesbos middels een additionele bijdrage kon worden ondersteund. Op 14 januari
jl. heb ik uw Kamer gemeld hiervoor EUR 750.000 vrij te maken uit het non-ODA budget
op mijn begroting (Kamerstuk 34 952, nr. 124).
De financiële steun van het kabinet ten behoeve van humanitaire hulp in Griekenland
valt niet onder de officiële criteria voor ontwikkelingssamenwerking die worden vastgesteld
door het Comité voor Ontwikkelingssamenwerking (DAC) van de Organisatie voor Economische
Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Dergelijke bijdragen worden in de regel gefinancierd
uit het beperkte budget voor non-ODA noodhulp (EUR 1 miljoen euro per jaar), en worden
zodoende niet toegerekend aan de formele OS-uitgaven van Nederland.
Het kabinet heeft in reactie op de motie besloten om een additionele EUR 250.000 vrij
te maken voor Griekenland uit het non-ODA noodhulpbudget, dit brengt de totale additionele
humanitaire bijdrage voor Griekenland in 2021 op EUR 1 miljoen. De EUR 250.000 zal
worden besteed via het Nederlandse Rode Kruis, gezien de ruime ervaring van deze organisatie,
de bestaande samenwerking, en de belangrijke en veelzijdige rol die de Rode Kruis-
en Rode Halve Maanbeweging speelt in Griekenland. Op de eilanden zet zij onder meer
in op WASH-gerelateerde activiteiten, het leveren van medische zorg, het bieden van
onderdak en winterklaar maken van voorzieningen. Deze extra bijdrage beslaat de volledige
nog resterende vrije ruimte binnen het non-ODA noodhulpbudget (EUR 1 miljoen non-ODA
voor 2021). Dit betekent dat er voor de rest van het jaar voor eventuele crisisrespons
die niet uit het ODA-budget mag worden gefinancierd, geen middelen meer beschikbaar
zijn. Eventuele additionele middelen buiten de BHOS-begroting vallen in het domein
van de Voorjaarsbesluitvorming en de bredere afwegingen daaromtrent.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking,
S.A.M. Kaag