Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 3 november 2020
Begin november 2020 wordt de landelijke taakstelling voor het huisvesten van vergunninghouders
gepubliceerd in de Staatscourant:
«Het aantal vergunninghouders in wier huisvesting in de eerste helft van 2021 naar
verwachting zal dienen te worden voorzien, als bedoeld in artikel 29, eerste lid,
onder a, van de Huisvestingswet 2014 en onverminderd eerdere wettelijke taakstellingsverplichtingen,
bedraagt 13.500 personen.»
De hoogte van de taakstelling is bepaald op basis van de prognose van het aantal asielgerelateerde
verblijfsvergunningen dat de IND in deze periode afgeeft.
Voor de tweede helft van 2021, gebaseerd op het huidige inzicht, is de voorlopige
verwachting dat nog eens 13.500 nieuwe vergunninghouders van huisvesting in de gemeenten
dienen te worden voorzien.
De totale taakstelling voor het jaar 2021 is met de te verwachten 27.000 te huisvesten
vergunninghouders substantieel hoger dan de taakstelling van 2020 die totaal uitkwam
op 12.000. Deze verhoging komt mede door het inlopen van de achterstand van behandeling
van asielaanvragen door de IND.
Deze hoge taakstelling stelt gemeenten voor een enorme huisvestingsopgave.
Aan de Landelijke Regietafel Migratie en Integratie (LRT) met het Ministerie van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
(SZW), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en het Interprovinciaal overleg
(IPO) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) is besproken hoe gemeenten
geholpen kunnen worden om deze piek zo goed mogelijk op te vangen. Door de betrokken
ministeries, de VNG en het IPO wordt daarom een set ondersteuningsmaatregelen samengesteld.
Vanuit de LRT gaat een brief uit aan de commissarissen van de Koning en de burgemeesters
met een toelichting op de cijfers van de taakstelling huisvesting vergunninghouders
2021 en ondersteuningsmaatregelen die nog nader worden uitgewerkt. Ik zend een afschrift
van deze brief mee1.
Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol