Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 30 juni 2020
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft mij op 15 mei het algemeen ambtsbericht
inzake Syrië aangeboden.
Ik heb dit ambtsbericht gevraagd omdat ik het van belang acht dat de ontwikkelingen
in Syrië met regelmaat worden onderzocht en op basis daarvan wordt beoordeeld of het
asielbeleid moet worden herijkt. Tijdens het algemeen overleg op 12 maart jl. (Kamerstuk
19 637, nr. 2603) en het nota overleg op 3 juni jl. (Kamerstuk 19 637, nr. 2634) heb ik toegezegd uw Kamer hierover te informeren.
De algehele veiligheidssituatie en mensenrechtenschendingen die gepleegd worden door
het Syrische regime en ook andere partijen, zijn onverkort zorgwekkend.
In een aantal Syrische provincies is sprake van ernstige militaire escalatie en een
toename van gewapende confrontaties, waardoor opnieuw sprake is van grootschalige
binnenlandse ontheemding. De offensieven van de regering tegen gewapende oppositiegroepen
gingen gepaard met intensieve luchtbombardementen en het gebruik van internationaal
verboden clustermunitie, met honderden burgerslachtoffers tot gevolg.
Ook in de gebieden die onder controle zijn gekomen of gebleven van de Syrische regering,
bleef de situatie zorgwekkend. De acties van het regime vormen een grote bron van
onveiligheid. Het ambtsbericht maakt melding van «een totaal ontbreken van een rechtsstaat».
In deze gebieden was het meest sprake van willekeurige detenties van activisten, terugkeerders
en anderen die werden beschouwd als opposanten. In verschillende detentiecentra van
de Syrische veiligheidsdiensten worden op grote schaal en systematisch martelingen
gepleegd.
Het ambtsbericht geeft mij geen aanleiding om het beschermingsbeleid voor asielzoekers
uit Syrië aan te passen. Dit betekent dat bij de beoordeling van een aanvraag voor
een asielvergunning voor bepaalde of onbepaalde tijd het algemeen uitgangspunt is
dat de vreemdeling bij terugkeer een reëel risico loopt op ernstige schade. Indien
uit de individuele beoordeling blijkt dat er in een specifiek geval van vrees geen
sprake is, bijvoorbeeld omdat een Syriër op eigen initiatief terugreist, kan hiervan
worden afgeweken. Ook een vreemdeling waarvan is gebleken dat hij een actieve aanhanger
is van het regime vormt een uitzondering op het algemeen uitgangspunt.
Ik blijf de situatie in Syrië nauwgezet volgen en zal het Ministerie van Buitenlandse
Zaken vragen om volgend jaar een nieuw ambtsbericht op te stellen.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
A. Broekers-Knol