Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 februari 2019
Op 27 november 2018, tijdens de Voortzetting van de begrotingsbehandeling van het
Ministerie van Justitie en Veiligheid is een motie1 aangenomen van het lid Jasper van Dijk (SP) over de mogelijkheid tot plaatsing van
overlastgevende asielzoekers afkomstig uit een veilig land van herkomst2, die nog in procedure zijn, in een Extra Begeleidings- en Toezichtslocatie (EBTL).
In deze brief wordt ook ingegaan op de vraag van het lid Van Toorenburg (CDA) over
de mogelijke uitkering van dwangsommen aan asielzoekers afkomstig uit veilige landen
als gevolg van lange beslistermijnen bij de IND.
Veiligelanders in de EBTL
Sinds de start van de EBTL‘s worden er overlastgevende asielzoekers afkomstig uit
een veilig land van herkomst geplaatst in de EBTL. Uitgangspunt is daarbij wel dat
bij deze categorie het werken aan vertrek prioriteit heeft. Daarom is destijds besloten
om zogenoemde veiligelanders die geen Dublinindicatie hebben en afgehandeld worden
in spoor 2, niet op te nemen in de EBTL. Reden hiervoor is dat spoor 2 procedures
in de regel zo snel verlopen (gemiddeld drie weken in 2018) dat overplaatsing naar
een EBTL verstorend kan werken op de beslis- en/of de vertrekprocedure. Dat is onwenselijk.
Omdat tijdens een Dublinprocedure (spoor 1) tot en met de feitelijke overdracht naar
het verantwoordelijke Europese land sprake is van recht op opvang, en dit hele traject
langer duurt dan spoor 2, komen veilige landers met een Dublinindicatie wel in aanmerking
voor plaatsing in de EBTL indien zij (ernstige) overlast veroorzaken in een azc.
Aanvullend op deze inhoudelijke reden speelt mee dat het op dit moment niet wenselijk
is om de druk die nu al rust op het personeel van de EBTL’s te vergroten. Dat deze
druk groot is, blijkt ook uit het rapport van de Inspectie Justitie en Veiligheid
(IJenV)3 dat ik recent aan uw Kamer heb aangeboden. Een groot deel van de problematiek in
de huidige EBTL’s wordt veroorzaakt door asielzoekers zonder perspectief op een langdurig
verblijf in Nederland. Zij zijn veelal afkomstig uit een veilige land van herkomst
en hebben een Dublinindicatie.
Dit betekent echter niet dat overlastgevend gedrag van veilige landers die niet voor
plaatsing in de EBTL in aanmerking komen, wordt getolereerd. Er zijn immers andere
maatregelen om deze groep aan te pakken in geval van overlast. Zo geldt onverkort
dat als overlastgevend gedrag overgaat in crimineel gedrag er aangifte wordt gedaan
en de strafrechtelijke weg zal worden bewandeld. Daarnaast wordt ingezet op dossieropbouw
en zal, als aan de vereisten wordt voldaan, worden ingezet op vreemdelingenbewaring.
Ook geldt dat de toegang tot de opvang (tijdelijk) kan worden ontzegd, conform het
bestaande sanctiebeleid van het COA.
Mogelijke dwangsommen veiligelanders
Het lid Van Toorenburg (CDA) heeft gevraagd te kijken of Nederland voldoende is voorbereid
op het vastlopen van het asielsysteem door een toename van oneigenlijke aanvragen
door mensen die niet werkelijk bescherming nodig hebben. In dat geval zouden immers
geldbedragen in de vorm van dwangsommen moeten worden uitgekeerd doordat de IND niet
tijdig kan beslissen.
Het is onwenselijk dat personen die geen aanspraak kunnen maken op bescherming, toch
voordeel genieten van hun aanvraag. De oplossing is echter niet het wegnemen van een
mogelijke dwangsom, maar het inzetten op een snelle procedure zodat ook rechten op
opvang en voorziening, snel kunnen worden beëindigd. Daarbij worden maatregelen genomen
om de instroom van vreemdelingen uit veilige landen van herkomst te adresseren in
spoor 2 van het sporenbeleid. Deze maatregelen zorgen ervoor dat aanvragen van vreemdelingen
afkomstig uit veilige landen snel worden afgehandeld. Deze handelwijze is effectief.
Voor zover de IND in het afgelopen tijdvak dwangsommen heeft verbeurd, waren deze
zelden het gevolg van asielprocedures van vreemdelingen uit veilige landen van herkomst.
De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
M.G.J. Harbers