19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 2339 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 augustus 2017

Op 29 mei jl. heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken een nieuw algemeen ambtsbericht uitgebracht over Iran. Dit ambtsbericht bevat een actualisering van eerdere ambtsberichten over Iran en beslaat de periode van januari 2014 tot en met april 2017. De informatie uit het ambtsbericht is voor mij reden om het landgebonden asielbeleid voor Iran op enkele punten aan te passen.

Op basis van de informatie in het ambtsbericht heb ik bezien of er nog steeds aanleiding bestaat om het huidige beleid voort te zetten. Zowel voor de groepen waarbij sprake is van systematische vervolging als voor de groepen die zijn aangeduid als risicogroep heb ik besloten het beleid te handhaven. Ook voor de Iraanse LHBT’s wordt hetzelfde beschermingsniveau gehandhaafd.

Op basis van het ambtsbericht heb ik besloten de volgende groepen ook aan te wijzen als een risicogroep:

  • yarsani’s;

  • personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van de mensenrechten en daarbij significant kritiek uiten op de autoriteiten;

  • «afvalligen» van het islamitisch geloof.

Uitgangspunt blijft dat de asielaanvraag individueel wordt beoordeeld. De gestelde vrees voor vervolging moet met individuele feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt worden. Wel betekent de aanwijzing als risicogroep dat wanneer individuele problemen aannemelijk zijn gemaakt, sneller kan worden geconcludeerd dat deze problemen ook voldoende zwaarwegend zijn om tot het verlenen van bescherming over te gaan.

Voor de yarsani’s blijkt uit het ambtsbericht dat de Iraanse overheid de yarsani’s ziet als sjiieten die soefisme praktiseren. Door de yarsani’s aan te merken als risicogroep wordt deze groep gelijkgesteld aan de soefi’s die al aangeduid zijn als een risicogroep.

Uit het ambtsbericht blijkt voorts dat personen die actief zijn in de politiek, journalistiek of op het gebied van de mensenrechten en daarbij kritiek uiten op de autoriteiten, dit niet openlijk of privé kunnen doen zonder het risico te lopen hierdoor in de negatieve aandacht van de autoriteiten te komen te staan met mogelijk arrestatie en strafvervolging tot gevolg. Daarom heb ik ook deze groep aangeduid als risicogroep.

Op basis van het ambtsbericht heb ik tevens besloten afvalligen van het islamitische geloof aan te wijzen als risicogroep vanwege het risico op bestraffing. Uit het ambtsbericht blijkt dat het niet mogelijk is om te bepalen in welke mate afvalligen kans lopen het slachtoffer te worden van represailles van de autoriteiten of in de privésfeer. Op basis van een volgend ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken zal ik bezien hoe deze situatie zich ontwikkeld heeft.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff

Naar boven