De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat meer dan twee miljoen Syrische vluchtelingen worden opgevangen in
de regio en dat de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) de gehele
Europese Unie daarom heeft opgeroepen, de quota voor Syrische vluchtelingen los te
laten en zo veel Syrische vluchtelingen als mogelijk op te nemen;
van mening dat Nederland gezien zijn positie in de wereld de mogelijkheden en de plicht
heeft om een zo groot mogelijke inspanning te leveren om de noodsituatie voor de Syrische
vluchtelingen te verlichten;
van mening dat met een substantiële bijdrage van Nederland aan de Europese Unie in
het (al dan niet tijdelijk) opvangen van vluchtelingen uit Syrië door de Europese
Unie een verschil kan worden gemaakt;
van mening dat zulks nodig is, omdat juist de landen in de regio rond Syrië de massale
stroom van vluchtelingen niet aan kunnen;
van mening dat het belangrijk is om gehoor te geven aan de oproep van de UNHCR om
de quota van uit te nodigen vluchtelingen los te laten, en daarbij speciaal oog te
hebben voor zeer kwetsbare vluchtelingen;
verzoekt de regering, aan de UNHCR kenbaar te maken dat Nederland bereid is om in
ieder geval nog in 2013 en 2014 5.000 Syrische vluchtelingen uit te nodigen, waarbij
in nader overleg met onder meer de UNHCR zal worden bezien in welke gevallen dit om
tijdelijke dan wel om permanente vestiging moet gaan,
en gaat over tot de orde van de dag.