19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1603 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 februari 2013

Bij brief van 6 februari 2013 heeft uw Kamer verzocht om aanvullende informatie over de Regeling langdurig verblijvende kinderen ten behoeve van het nog te plannen plenaire debat over mijn brief van 21 december 20121 en de aanvulling hierop van 31 januari 2013.2 Meer in het bijzonder vraagt u om aan te geven hoeveel personen onder de overgangsregeling en de permanente regeling zullen vallen, waarop deze schatting is gebaseerd en hoe dit zich verhoudt tot het voorstel dat eerder werd gedaan door de minister voor Immigratie, Integratie & Asiel. Ook verzoekt u mij aan te geven waarom deze regeling verschilt van het vorige voorstel.

Het is niet mogelijk om met enige mate van zekerheid inzicht te geven in het aantal vreemdelingen dat onder de regelingen zouden kunnen vallen. Uiteindelijk zal dat worden bepaald door de optelsom van alle individuele beoordelingen. De voorwaarden om voor een verblijfsvergunning op grond van de regeling in aanmerking te komen zijn voor een deel feitelijk van aard (leeftijd kind, duur verblijf in Nederland, voorafgaande asielaanvraag), maar betreffen ook de afwezigheid van contra-indicaties zoals openbare ordeaspecten of vertrek buiten de Europese Unie. Niet valt te voorzien hoe vaak hiervan sprake zal zijn. Teneinde aan de voortdurende onzekerheid en onduidelijkheid voor de betrokken vreemdelingen een einde te maken, hoop ik in de gelegenheid te zijn om met uw Kamer over dit voorstel te overleggen.

Het laatste deel van uw vraag is moeilijk te duiden. U verwijst naar het voorstel van de toenmalig minister voor Immigratie, Integratie & Asiel. De toenmalig minister heeft echter geen regeling afgekondigd. Op verzoek van de Tweede Kamer heeft toenmalig minister Leers bij brief van 25 september 20123 de Kamer toegezegd om voor de duur van de onderhandelingen over een nieuw kabinet «met de grootst mogelijke zorgvuldigheid» zijn beleid uit te voeren. Dat staat los van de regeling die nu ter behandeling in uw Kamer voorligt.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven


X Noot
1

Kamerstuk 19 673, nr. 1597

X Noot
2

Kamerstuk 19 673, nr. 1601

X Noot
3

Kamerstuk 19 673, nr. 1577

Naar boven