19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1574 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 september 2012

In deze brief informeer ik u over de beleidsontwikkelingen op het gebied van het landgebonden asielbeleid inzake Sudan.

Op 27 juni 2012 heeft de minister van Buitenlandse Zaken een nieuw ambtsbericht over Sudan uitgebracht.1

Voor zover voor de beleidsbepaling relevant volgt uit het ambtsbericht dat in de verslagperiode de veiligheidssituatie in Noord-Darfur en Zuid-Darfur onverminderd slecht was en de positie van niet-Arabische bevolkingsgroepen uit Darfur in Sudan niet is verbeterd. Vrijwel dagelijks zijn er berichten van geweldsincidenten en/of verkrachtingen. De onveiligheid wordt veroorzaakt door gevechten tussen het regeringsleger en rebellengroepen, stammenconflicten en wijdverbreide gewapende criminaliteit. Van deze onveiligheid werden zowel burgers, ontheemden, UNAMID2 als humanitaire hulpverleners het slachtoffer. Tijdens gevechten wordt geen onderscheid gemaakt tussen gewapende strijders en ongewapende burgers. In Darfur zijn naar schatting een paar miljoen personen langdurig ontheemd. Met name in Noord- en Zuid-Darfur raakten vele duizenden mensen ontheemd als gevolg van voortdurende gevechten tussen leger en rebellen. Ontheemden die Darfur hebben verlaten bevinden zich voornamelijk in Khartoum, waar vooral niet-Arabische Darfurezen het slachtoffer worden van arrestatie en willekeurige detentie. De veiligheidssituatie in West-Darfur is enigszins verbeterd. Ontheemden keren terug naar West-Darfur en UNHCR heeft afspraken gemaakt met de autoriteiten van Tsjaad voor de terugkeer van vluchtelingen naar dit gebied.

In de gebieden Zuid-Kordofan (inclusief Abyei) en Blue Nile is in de verslagperiode de veiligheidssituatie verder verslechterd. In het overgrote deel van deze gebieden vinden bombardementen en geweldsincidenten plaats, waarbij geen onderscheid wordt gemaakt tussen burgers, ontheemden of strijdende partijen. Het geweld was met name gericht tegen personen die in verband worden gebracht met de strijd tegen Zuid-Sudan (in het bijzonder leden van de Nuba en (vermeende) aanhangers van SPLM/Noord), maar ook burgers en ontheemden werden het slachtoffer. Er was sprake van zeer grote aantallen vluchtelingen en ontheemden. Bij terugkeer naar Sudan lopen met name de niet-Arabische bevolkingsgroepen uit Darfur en Nuba een verhoogd risico op een onmenselijke behandeling vanwege verdenking van steun aan rebellengroeperingen.

De informatie uit het ambtsbericht geeft aanleiding tot de volgende beleidswijzigingen.

Uitgangspunt van het landgebonden asielbeleid ten aanzien van Sudan is dat asielaanvragen van Sudanese vreemdelingen worden beoordeeld aan de hand van het individuele relaas van de asielzoeker.

Voor bepaalde bevolkingsgroepen en bepaalde deelgebieden in Sudan is bijzonder beleid geïndiceerd. De Nuba evenals (vermeende) SPLM/Noord aanhangers moeten worden aangemerkt als risicogroep, omdat zij een verhoogd risico lopen op vluchtelingrechtelijke vervolging vanwege respectievelijk hun etnische afkomst en op politieke gronden omdat zij in verband worden gebracht met de strijd tegen Zuid-Sudan. Hetzelfde geldt voor de niet-Arabische bevolkingsgroepen uit Darfur (Noord-, Zuid-, en West-Darfur). Omdat Nuba bij terugkeer een verhoogd risico lopen op een behandeling als bedoeld in artikel 3 EVRM moeten zij worden aangemerkt als kwetsbare minderheidsgroep.

Voorts heb ik op 6 juni 2012 een wetsvoorstel ingediend waarin het categoriaal beschermingsbeleid van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder d, van de Vreemdelingenwet wordt afgeschaft en meer aansluiting wordt gezocht bij internationale vormen van bescherming (TK 2011–2012, 33 293, nrs. 1 en 2).

Omdat voor de niet-Arabische bevolkingsgroepen uit Darfur een beleid van categoriale bescherming geldt, zal in het licht van het wetsvoorstel dit beleid worden omgezet naar een internationale vorm van bescherming.

Nu uit het ambtsbericht volgt dat in de verslagperiode de veiligheidssituatie in Noord-Darfur en Zuid-Darfur onverminderd slecht was en dat de positie van niet-Arabische bevolkingsgroepen niet is verbeterd, ligt het in de rede om het categoriaal beschermingsbeleid voor die gebieden om te zetten naar een beleid op grond van artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn (2004/83/EG). Hierbij geldt voor personen afkomstig uit deze gebieden dat sprake is van een vestigingsalternatief in de andere delen van Sudan, uitgezonderd de niet-Arabische bevolkingsgroepen. Dit betekent dat een vreemdeling van een niet-Arabische bevolkingsgroep afkomstig uit Noord- of Zuid-Darfur in de regel in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet, tenzij uit de individuele zaak blijkt dat betrokkene zich elders kan vestigen.

Waar het categoriaal beschermingsbeleid gold voor de niet-Arabische bevolkingsgroepen uit geheel Darfur (Noord-, West- en Zuid-Darfur), biedt het ambtsbericht onvoldoende aanknopingspunten om ook West-Darfur aan te merken als een situatie als bedoeld in artikel 15, onder c, Kwalificatierichtlijn. Nu uit het ambtsbericht volgt dat de situatie in West-Darfur is verbeterd, wordt het categoriaal beschermingsbeleid ten aanzien van vreemdelingen afkomstig uit dit gebied beëindigd.

Verder vermeldt het ambtsbericht dat de veiligheidssituatie in de gebieden Zuid-Kordofan (inclusief Abyei) en Blue Nile in de verslagperiode verder is verslechterd. Nu de veiligheidssituatie in deze gebieden in vergelijking met Noord- en Zuid-Darfur minstens zo slecht is, acht ik ook voor deze gebieden een beleid geïndiceerd op grond van artikel 15, onder c, van de Kwalificatierichtlijn. Ook voor deze gebieden geldt echter dat sprake is van een vestigingsalternatief in de andere delen van Soedan, behalve voor personen die in verband worden gebracht met de strijd tegen Zuid-Sudan (in het bijzonder (vermeende) aanhangers van SPLM/Noord en Nuba), tenzij uit de individuele zaak blijkt dat betrokkene zich elders kan vestigen.

Naar verwachting zullen voorgaande beleidsontwikkelingen beperkte betekenis hebben voor de vergunningverlening. De instroom van vreemdelingen uit Sudan is relatief laag en deze instroom is met het voeren van het beleid van categoriale bescherming voor de niet-Arabische bevolkingsgroepen uit Darfur niet hoger geworden. De verwachting is dat dit niet veel anders zal zijn met de beleidswijziging voor de gebieden Zuid-Kordofan (inclusief Abyei) en Blue Nile, aangezien ook hiervoor in beginsel een vestigingsalternatief geldt.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers


X Noot
1

Het ambtsbericht beschrijft de situatie in Sudan exclusief Zuid-Sudan, aangezien Zuid-Sudan zich op 9 juli 2011 formeel heeft afgescheiden.

X Noot
2

De African Union/United Nations Hybrid operation in Darfur, een gemeenschappelijke VN-missie van de Afrikaanse Unie en de Verenigde Naties in Sudan.

Naar boven