19 637 Vreemdelingenbeleid

Nr. 1550 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR IMMIGRATIE, INTEGRATIE EN ASIEL

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 juni 2012

Tijdens het ordedebat in uw Kamer van 5 juni jl. gaf het lid Voordewind (CU) aan graag een brief van mij te ontvangen met het antwoord op twee vragen:

  • 1. Klopt het bericht dat op 3 juni jl. een brief is afgeleverd bij de Nederlandse ambassade in Bagdad, Irak, met de mededeling dat Irak ook in de toekomst gedwongen uitzetting niet zal accepteren?

  • 2. Welk effect heeft deze brief op de komst van de Irakese ambtgenoot van minister Leers naar Nederland op 17 juni, waarbij zou worden gesproken over gedwongen terugkeer en de consequenties voor de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers?

Navraag leert dat de ambassade geen brief heeft ontvangen. Wel heeft de plaatsvervangend Chef de Poste recent een gesprek gehad met de Vice-minister voor Migratie. Daarover zijn in de lokale media berichten verschenen. Ik neem aan dat de vragen van de heer Voordewind daarop zijn gebaseerd.

In dat gesprek is ook het standpunt van de Irakese autoriteiten m.b.t. gedwongen terugkeer aan de orde geweest. Dat standpunt is mij bekend en ook precies de reden waarom ik mijn ambtgenoot heb uitgenodigd naar Nederland te komen. In een drietal telefoongesprekken dat ik de afgelopen weken met hem heb gehad, hebben wij steeds onze gezamenlijke verantwoordelijkheid voor het terugkeerprobleem benadrukt. Ik ga nu niet vooruitlopen op de uitkomst van dat bezoek, maar het is mijn uitdrukkelijke bedoeling samen met mijn ambtgenoot tot een oplossing te komen.

De minister voor Immigratie, Integratie en Asiel, G. B. M. Leers

Naar boven