De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat veel jonge kinderen van asielzoekers en andere vreemdelingen vaak langdurig in Nederland verblijven tijdens
verschillende toelatingsprocedures;
overwegende, dat deze jonge kinderen na een lange periode van verblijf vaak geworteld zijn geraakt in de Nederlandse samenleving
en het hun ontwikkeling ernstig kan schaden als zij te lang in onzekerheid blijven over hun verblijf, of zij na vele jaren
alsnog moeten terugkeren naar het, voor hen vreemde, land van herkomst van hun ouders;
constaterende, dat Nederland partij is bij het Verdrag inzake de Rechten van het Kind, op grond waarvan het belang van het
kind fundamenteel is en kinderen tot 18 jaar recht hebben op gezinsleven, gezondheidszorg en onderwijs;
constaterende, dat dit belang en deze rechten van het kind geen wettelijke basis hebben in de Nederlandse Vreemdelingenwet;
van mening zijnde, dat Nederland het Kinderrechtenverdrag moet respecteren;
van mening, dat jonge kinderen van vreemdelingen niet de dupe mogen worden van een traag beslissende Nederlandse overheid
of onverantwoordelijk gedrag van hun ouders;
van mening, dat het niet redelijk is als de Nederlandse overheid jonge kinderen, die na een periode minimaal acht jaar verblijf
geworteld zijn in Nederland, nog terugstuurt naar een vreemd land;
tevens van mening, dat er voor deze kinderen een vangnet in de Nederlandse Vreemdelingenwet moet worden opgenomen;
verzoekt de regering in de Vreemdelingenwet 2000 en in het Vreemdelingenbesluit 2000 een beperking op te nemen op grond waarvan
een minderjarig kind van een vreemdeling een verblijfsvergunning kan krijgen als:
– het kind geworteld is in de Nederlandse samenleving en;
– het kind, mede door toedoen van de Nederlandse overheid, meer dan acht jaren in Nederland heeft verbleven en;
– het kind minimaal twee jaren rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad;
verzoekt de regering tevens deze beperking verder in te vullen en uit te werken, uitgaande van in elk geval deze drie voorwaarden,
en van de belangen van het kind zoals omschreven in het Kinderrechtenverdrag,
en gaat over tot de orde van de dag.