19 637
Vreemdelingenbeleid

nr. 1222
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 september 2008

Zoals toegezegd in mijn brief aan uw Kamer van 2 juli 2008 (TK 2007–2008, 19 637, nr. 1216), ontvangt u hierbij afschriften van mijn reacties op de rapporten van Amnesty International en de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) over vreemdelingenbewaring.1

Bij deze gelegenheid wil ik tevens ingaan op de opmerking die door het lid Teeven (VVD) op 3 juni 2008 tijdens het Wetgevingsoverleg met de minister van Justitie en de staatssecretaris van Justitie over de financiële verantwoording over het jaar 2007 is gemaakt (Kamerstuk 31 444 VI, nr. 8). Het lid Teeven had tijdens een werkbezoek aan de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O) begrepen dat er knelpunten zouden spelen bij de overdracht van vreemdelingen van de DV&O aan de KMar, omdat de wijze waarop de DV&O de vreemdeling bejegent niet aan zou sluiten bij de wijze waarop de KMar dit doet. Ik heb toen toegezegd dat dit nader zal worden onderzocht.

De wijze waarop vreemdelingen worden bejegend heeft ketenbreed aandacht. In dit kader wordt in bijgaande brief aan Amnesty International aangegeven dat de betrokken diensten, zoals de DV&O en de KMar, ernaar streven in hun benadering van vreemdelingen rekening te houden met het specifieke, niet strafrechtelijke, karakter van hun werkzaamheden in het kader van de vreemdelingenwet. Als onderdeel hiervan is door de DV&O een nieuwe benadering ten aanzien van het vervoer van vreemdelingen ontwikkeld. In de brief aan Amnesty International wordt hierop nader ingegaan.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven