2 Verzamelwet BZK 20XX

Verzamelwet BZK 20XX

Aan de orde is de behandeling van:

  • -het wetsvoorstel Herstel van wetstechnische gebreken en leemten alsmede aanbrenging van andere wijzigingen van ondergeschikte aard in diverse wetsbepalingen hoofdzakelijk op het terrein van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (Verzamelwet BZK 20XX) (36481).

De voorzitter:

Dit is om een aantal redenen een heuglijk debat. Om te beginnen is dit het debuut van de nieuwe minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die wij hier van harte welkom heten. Wij wensen haar een prettig debat. We zien sowieso uit naar een prettige samenwerking met haar. In dit debat, dat vijf sprekers kent, gaan twee mensen hun maidenspeech houden. Daar zien wij extra veel naar uit.

Ik begin echter met een prachtig gedicht van W.F. Hermans, die afgelopen zondag zijn geboortedag had. Het gaat om het mooie gedicht Muur uit 1968. Het luidt als volgt.

Ze hebben de muur verhoogd

of de straat is verzakt.

Ik kan er niet over kijken,

ik kan niet tot bovenaan reiken.

Ze hebben de muur verhoogd

en de bomen ervoor gerooid.

Op straat ligt nog kalk en puin,

schotsen glas en splinters wit hout.

Daartussenin word ik oud.

Aan de andere kant ligt de tuin

en aan deze kant wordt het koud.

Hier staat altijd de wind

dwars op de muur en op mij.

Hij dringt mij er tegenaan.

Ik kan hier nooit meer vandaan.

De jaren stromen voorbij.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Dat is meteen een prachtige inleiding voor de maidenspeech van onze kersverse collega de heer Buijsse, vertegenwoordiger van de fractie der VVD. Ik geef hem graag het woord. Hij heeft acht minuten spreektijd gevraagd. U kent de routine inmiddels. Hij kan niet geïnterrumpeerd worden. Het woord is aan hem.

De heer Buijsse (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Vandaag heb ik het grote voorrecht om voor het eerst in deze Kamer te spreken. Zoals u kunt horen, heb ik een Zeeuwse tongval. Ik ben namelijk geboren in Oostburg, een dorp in West-Zeeuws-Vlaanderen. Ik ben de jongste uit een gezin van vier. Ik heb twee zussen en één broer. Mijn ouders hadden een gemengd boerenbedrijf, met ongeveer 50 hectare akkerbouw en drie trekkers. Ook hadden we doorlopend ongeveer 150 kalveren.

Een persoonlijke eigenschap die mijn leven tot nog toe sterk heeft beïnvloed, is dat ik ontzettend nieuwsgierig ben naar de wereld en naar mensen. Als ik terugdenk aan mijn jeugd, dan zie ik een kleine jongen van 10 aan de grote tafel in de woonkamer de krant lezen. Later werd dat topografie, ging ik reizen maken en volgde ik buitenlandse stages. Ik heb heel veel projecten gedaan als technoloog en consultant voor mijn eigen bureau. Ik greep alles aan om te leren en te ontdekken hoe de wereld werkt.

Zo koos ik op mijn 16de voor een studie werktuigbouwkunde in Eindhoven. Een zwaarwegend argument voor die keuze was dat ik het stadsleven wilde ervaren, net als mijn oudere broer en zus voor mij hadden gedaan. Later, tijdens mijn studie in Wageningen, heb ik een halfjaar in Zambia gewoond. Het was bedoeld als een stage, maar eigenlijk wilde ik ontdekken hoe de mensen daar leefden. Vervolgens, na mijn afstuderen, koos ik voor mijn eerste baan bij een groot bedrijf in Zeeland. Daar leerde ik hoe de economie werkt en welke rol technologie en innovatie hierbij spelen. Ook heb ik een halfjaar voor mijn werk in Hongarije gewoond. Ik ging erheen voor een project, maar ik vond het het allermooiste om met de lokale mensen te praten over hoe het land na de val van de Muur tot ontwikkeling kwam. Dat was een prachtig verhaal.

Voorzitter. Ik heb meer dan tien jaar mijn eigen consultancybureau gehad. Het ondernemerschap bood mij in mijn professionele loopbaan in die tijd alle ruimte voor mijn nieuwsgierigheid. Ik kon zelf kiezen wat ik deed en voor wie ik dat deed. Ook mijn loopbaan als politicus begon uit nieuwsgierigheid. Het was 2012 toen ik goed en wel geland was vanuit Zeeland in mijn nieuwe woonplaats Boekel. Boekel ligt aan de rand van de Brabantse Peel. Ik ging daar samenwonen met mijn vrouw Melanie. Ongeveer in die tijd kwam ik met een vriend van mij in gesprek over de VVD en het liberalisme. Ik vond dat erg interessant. Vanaf dat moment is een geweldige reis begonnen en deed ik heel veel ervaring op, eerst als raadslid en vervolgens als wethouder in Boekel. Weer later mocht ik wethouder worden in de mooie gemeente Bergen in Noord-Limburg. Voor degenen die dat niet weten: Bergen is ook wel bekend van de prachtige landschappen van het Nationaal Park De Maasduinen, tussen Nijmegen en Venlo.

Voorzitter. Ik wil graag ook iets vertellen over hoe de politiek in mijn leven is gekomen. In het voorjaar van 1997 — ik was toen 15 jaar — realiseerde ik mij voor het eerst wat polarisatie in de maatschappij betekent. De varkenspest brak uit en greep razendsnel om zich heen. De 40-plussers onder ons — ik kijk even goed — weten misschien nog hoe dat ging. Zij kennen de beelden nog wel. Klasgenoten spraken mij aan over zaken die met mijn boerenachtergrond te maken hadden, bijvoorbeeld over de stank, die zelfs in het dorp te ruiken was. Ik kreeg ook opmerkingen van: och, we kunnen ook wel zonder die boeren. Ik voelde mij op de een of andere manier verantwoordelijk om uit te leggen wat deze verschrikkelijke uitspraak betekende voor boerengezinnen aan de keukentafel. Ik wilde de andere kant van het verhaal vertellen, maar ik weet niet of ik daar op dat moment succesvol in was. Hoewel ik me er toen nog niet bewust van was, moet toen mijn politieke interesse zijn ontstaan. Ik voelde namelijk dat ik meer wilde doen, maar ik wist niet wat. Wel wist ik dat ik mensen liever naast elkaar zie dan tegenover elkaar.

We zijn nu 27 jaar later. Ik wil over de onderwerpen uit mijn portefeuille — ik noem bijvoorbeeld circulaire economie, milieu, interbestuurlijke samenwerking en de digitale overheid — de verbinding maken tussen Den Haag en de keukentafels van al die bestuurders, ondernemers en gezinnen. Ik wil daar waar mensen tegenover elkaar staan mijn invloed gebruiken en zorgen dat deze mensen weer in gesprek gaan. U zult mij dan ook vaak horen zeggen: laten we praten; het is al moeilijk genoeg.

Voorzitter. Als laatste deel van mijn speech wil ik iets zeggen over wat ik wil bereiken als lid van de Tweede Kamer. Toen ik in 2018 wethouder in de agrarische gemeente Boekel werd, kreeg ik te maken met verdeeldheid over de toekomst van het buitengebied, zowel bij de politiek als bij de inwoners. Ik voelde aanvankelijk dezelfde emotie die ik in de klas voelde toen ik 15 was. Ik voelde ook dat ik aan de kant wilde staan van alle mensen en niet maar aan de kant van één groep. Ik wilde helpen om de mensen weer naast elkaar te krijgen en te zorgen dat ze niet tegenover elkaar komen te staan. Als wethouder probeerde ik in de buurten waar de grootste uitdagingen lagen het gesprek op gang te brengen. Dat was echt ontzettend lastig. Het was zo moeilijk dat ik eigenlijk pas na een halfjaar ervaarde dat er waardering voor terugkwam. Zowel de betrokken boerenondernemers als de inwoners lieten mij toen op persoonlijke titel merken dat zij het op prijs stelden dat de gemeente hun vragen beantwoordde. Door de vragen te beantwoorden konden we zorgen wegnemen. Dat leidde weer tot betere gesprekken. De betere gesprekken zetten aan tot meer vertrouwen. Zo hadden we een positieve lijn gevonden. We konden helaas niet alles oplossen, maar we kregen er wel begrip en bezinning voor terug.

Voorzitter. Met wat toen gebeurde, merkte ik voor het eerst dat ik zelf als politicus kon helpen het verschil te maken voor de mensen aan de keukentafel. Die ervaring betekent heel veel voor mij. Die neem ik mee naar Den Haag. Het verschil maken voor zo veel mogelijk mensen aan de keukentafel: dat is wat ik hier wil bereiken in de Tweede Kamer.

Voorzitter, afrondend. Het voelt goed om een bijdrage te leveren aan een mooier Nederland. Ik voel me vereerd dat ik mij hiervoor, vanuit dit huis, mag inzetten.

Dank u wel.

(Geroffel op de bankjes)

De voorzitter:

Dank u wel. Een prachtig verhaal. Dat beeld van dat 10-jarige jongetje aan de keukentafel zal mij bijblijven. We kunnen in de Tweede Kamer altijd wat boerenverstand gebruiken. Dus fijn dat u er bent. Als u hier naar voren komt ...

De heer Buijsse (VVD):

Ik heb nog wel een inhoudelijke bijdrage.

De voorzitter:

O, u gaat ook nog iets inhoudelijks zeggen? Veel gekker moet het niet worden. Nou, ja, vooruit dan maar.

De heer Buijsse (VVD):

Maar ik zal het kort houden. Voorzitter. Ik kom nu bij het onderwerp van dit debat, de Verzamelwet BZK. Daar heeft iedereen natuurlijk lang op zitten wachten, zeker de minister. Maar wat mij betreft is het wetsvoorstel een hamerstuk.

(Hilariteit)

De voorzitter:

Nou, daar gaan we weer. Die mededeling was een beetje laat, maar toch.

De heer Buijsse (VVD):

Het gaat immers om het herstellen van technische gebreken in wetgeving en het verbeteren van verwijzingen in wetgeving. Als voormalig wethouder wil ik nog wel een hartenkreet doen richting de minister. Ik vind het namelijk goed dat de minister het advies van de VNG heeft overgenomen dat het toezicht door de provincies niet onnodig de uitvoering van beleid door gemeentes moet verstoren, zoals dit in de memorie van toelichting is vermeld. Misschien, als het haar goeddunkt, kan de minister hier nog een reactie op geven.

Dank u wel.

De voorzitter:

Nogmaals, prachtig. En als u hier naar voren komt, is het mij een eer en genoegen om u als eerste te mogen feliciteren. Ik schors even voor andere gelukwensen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Dan gaan we nu luisteren naar de heer Flach van de Staatkundig Gereformeerde Partij.

De heer Flach (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik mag als eerste mijn nieuwe collega Buijsse feliciteren met zijn mooie, persoonlijke maidenspeech. Welkom in ons midden en een mooie tijd gewenst.

Voorzitter. Dan het onderwerp van vandaag. Het leek dit jaar wel vervroegd Moederdag op 4 maart. De nieuwsberichten dat het kabinet moeders uit de wet wilde schrappen leidden tot een explosie van verbondenheid met moeders. Collega Erkens van de VVD sprak zich via X bijvoorbeeld als volgt uit: "Moedertjelief, stop hiermee en trek dit onzalige plan in. Kunnen we even normaal blijven doen met elkaar?" Voormalig minister De Jonge haastte zich om te melden dat er sprake was van een onnodige fout en dat het prachtige woord "moeder" in de wet thuishoort, waarna hij naar verluidt zijn moeder moest bellen om haar te kalmeren. Uit allerlei hoeken van de samenleving klonk het signaal: kom niet aan "moeder". Ik heb veel signalen gekregen van mensen die deze actie als kwetsend hebben ervaren.

Tegen deze achtergrond moest ik denken aan de volgende wijsheid uit het Bijbelboek Spreuken. "Een wijze zoon verblijdt zijn vader, maar een dwaas mens veracht zijn moeder." Deze wijsheid is natuurlijk allereerst gericht aan eenieder van ons persoonlijk. Toch is het ook een boodschap die de wetgever serieus moet nemen. In het licht van dit wetsvoorstel zou je het gerust een aanwijzing voor de regelgeving kunnen noemen. Een samenleving die moeders niet meer erkent in de wet, is er armoedig aan toe. "Moeder" is een universeel begrip in alle culturen. Een moeder roept warme en milde gevoelens op, zelfs bij de meest geharde militair. Aan iemands moeder kom je niet. De term "moeder" is een titel die voor de meeste moeders grote waarde heeft en sterke gevoelens oproept. Dat is niet gek. Je meest directe verbinding met dit leven is je moeder. Kortom, daar blijf je van af. Zelfs juridisch heeft de term een meer dan gewone betekenis.

Dat roept de vraag op waarom men op het ministerie zo nodig hieraan moest gaan sleutelen. Wat betreft de SGP gaat het motto "eind goed, al goed" ondanks de positieve herstelactie van minister De Jonge niet op. Daarom staan we hier vandaag toch om over de Verzamelwet te spreken, allereerst omdat de SGP betwijfelt of dit het einde is en bovendien omdat we er niet van overtuigd zijn dat nu alles goed zit. De SGP heeft er behoefte aan om even terug te kijken en lessen te trekken. Ik wil de regering bedanken voor de schriftelijke toelichting. Allereerst is nu duidelijk dat besluiten over "moeder" geen technische aangelegenheid zijn. Het is ook goed om vast te stellen dat de mogelijkheid voor de zeer beperkte groep transgenders om als "ouder" in plaats van "moeder" geregistreerd te staan, niet betekent dat het begrip "moeder" uit andere wetten moeten verdwijnen.

Voorzitter. De SGP vindt het bijzonder om te lezen dat de regering zelf vaststelt dat de inzet voor sekseneutrale aanduidingen eigenlijk is doorgeschoten in een ideologische genderneutrale benadering. De SGP zou van de regering graag horen welke lessen zij hieruit trekt en hoe we voorkomen dat dit op andere gebieden weer kan gebeuren. Is dit geen aanleiding, vraag ik aan de minister, om de inzet op genderneutraliteit eens tegen het licht te houden? Graag zou de SGP van de minister ook een toelichting horen op de vraag hoe deze fout nu precies heeft kunnen gebeuren binnen de ambtelijke organisatie. Uit de openbaar gemaakte stukken blijkt dat de ambtenaren zich in een afstemmingsoverleg wel degelijk bewust waren van de risico's en dat er navraag is gedaan. "Kan discussie opleveren" en "Verzamelwet BRP moet eigenlijk hamerstuk zijn". Hoe is het dan mogelijk dat in de beslisnota bij het wetsvoorstel is geschreven dat het niet in de lijn der verwachting ligt dat dit tot veel discussie in de Kamer zal leiden? Graag een reflectie van de minister hierop.

Voorzitter. Het ministerie van Justitie en Veiligheid heeft eerder gewezen op de mogelijkheid om het gewraakte onderdeel mee te nemen in een ander wetsvoorstel, bijvoorbeeld dat over afstamming en draagmoederschap. Kan de regering bevestigen dat we dit voorstel in de toekomst op geen enkele manier meer terug zullen zien? Het wetsvoorstel dat er lag, stelt op dit punt onvoldoende gerust.

De SGP constateert dat dit wetsvoorstel niet het enige was waarbij in de afgelopen jaren vragen rezen of bepaalde onderdelen erin thuishoorden. Ook bij andere departementen wordt het karakter van de verzamelwet soms opgerekt. Het is geen prettig idee dat de indruk ontstaat dat er zomaar iets verstopt kan zitten in een verzamelwet. Wat wil de regering doen om strikter te toetsen op het karakter van een verzamelwet? De SGP zou het een goed idee vinden om ook te verkennen of de Kamer zelf een juridische toets kan doen ten behoeve van de fracties.

Het wetsvoorstel heeft iets aan het licht gebracht wat eerder bijna geruisloos aan de Kamer voorbij is gegaan, namelijk de wijziging van het Besluit burgerlijke stand. In 2022 is besloten om trans mannen de mogelijkheid te bieden om het begrip "moeder" te schrappen en te vervangen door "ouder". Het gevolg is dat sommige kinderen in de burgerlijke stand geen moeder hebben. De SGP ziet niet in hoe die wijziging past binnen de wet. Ik licht dat graag toe en ontvang er graag een reactie op van de minister.

Het Burgerlijk Wetboek bevat de verplichting dat in de geboorteakte van eenieder de moeder genoemd moet worden. De wet biedt weliswaar een grondslag om de inrichting van de aktes uit te werken in lagere regels, maar niet om van de wet en van dit specifieke uitgangspunt af te wijken. De regering leest het artikel over de moeder op de geboorteakte in het licht van de regeling die het ouderschap van trans mannen wil verzekeren na wijziging van hun geslachtsaanduiding. Dat is een creatieve lezing achteraf, maar het verknoopt ten onrechte twee verschillende regelingen die niet met elkaar verband gelezen hoeven te worden. Het feit dat de wetgever voor de situaties waarin het geslacht van intersekse personen onduidelijk is, wél een specifieke regeling heeft getroffen inzake de geboorteakte, onderstreept dat de route van de regering niet geloofwaardig is. We kunnen de moeder niet zomaar weg interpreteren in strijd met de duidelijke wettelijke norm. Daar komt inhoudelijk nog bij dat het ontbreken van de moeder op de geboorteakte problemen lijkt te kunnen opleveren in het internationale verkeer. Is de minister bereid om nog eens te overwegen of dit niet zorgvuldig in het Burgerlijk Wetboek geregeld moet zijn?

Tot slot. Toen ik de inhoud van het wetsvoorstel en de staat van ons huidige familierecht op me in liet werken, moest ik aan Eva denken: de vrouw van Adam, de eerste vrouw en de eerste moeder op aarde. Haar naam betekent "moeder van alle levenden". In tegenstelling tot onze steeds onbegrijpelijkere wetgeving is dat een eenvoudige, maar ook wonderlijke werkelijkheid. We zijn allemaal geboren uit die ene moeder. Die werkelijkheid is niet weg te poetsen, zelfs niet door technische wetgevingsoperaties. Laten we dat vooral dankbaar aanvaarden.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Er is opnieuw een heuglijk moment, namelijk de maidenspeech van onze gewaardeerde collega mevrouw Chakor, van de fractie GroenLinks-Partij van de Arbeid. Zij heeft vijftien minuten spreektijd aangevraagd, dus we gaan er eens goed voor zitten. Met veel plezier geef ik het woord aan haar.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Dank, voorzitter. Ik heb hier de afgelopen maanden vaker gestaan als woordvoerder. Deze plek voelt dus niet meer zo onwennig. Maar je maidenspeech houden blijft wel een bijzonder moment. Ik wil vandaag dan ook de ruimte nemen om te vertellen wat mij als mens, vrouw, moeder, dochter, zus, vriendin, Groningse en moslima drijft. Als ik daar één woord aan moet geven, is dat "vrijheid". Dat is niet vrijheid als plat doen waar je zin in hebt. Nee, het is vrijheid om te kunnen worden wie je bent, om volwaardig mens te kunnen zijn. Want vrijheid is een voorwaardelijk begrip: zonder democratie geen vrijheid, zonder gelijke kansen geen vrijheid, zonder solidariteit geen vrijheid en zonder onderwijs geen vrijheid om vooruit te komen in het leven.

Voorzitter. Ik had hier niet gestaan zonder het werk van anderen, die voor mij en vele anderen de weg hebben geplaveid, mensen die een zaadje van hoop en moed in mijn hart hebben geplant. Voor mij was dat in de eerste plaats mijn oma en moederfiguur, Brouk. Ik ben geboren in Groningen, in Hoogezand-Sappemeer, maar mijn jeugd speelde zich ook af in Marokko, in de Sahara. Mijn oma was een bijzondere vrouw, die zich uitsprak tegen onrecht en probeerde te leven aan de hand van waarden als zorgzaamheid, eerlijkheid en rechtvaardigheid. Als klein meisje nam mijn oma me mee op haar straatronde in de buurt, op bezoek bij ouderen die alleen waren en hulp nodig hadden. Ze bracht eten, troost en licht in donkere huizen. Ze leerde mij om naar anderen om te zien. Haar levenshouding was geworteld in haar geloof, de islam, waarin delen en geven centraal staan.

Voorzitter. Mijn oma heeft mij ook geleerd om op te komen voor mijn rechten, vooral als meisje, zeg ik nadrukkelijk. Ik herinner me dat ik van jongs af aan al heel goed begreep dat het leven harder was voor meisjes en vrouwen. Mijn oma leerde me een onvergetelijke les. Ik was 7 jaar en ik herinner me dat ik op een dag naar mijn oma toe liep. Ik had met mijn kinderogen gezien dat het leven voor meisjes en vrouwen echt wel een stuk harder was. Ik wilde daaraan ontsnappen. Ik wilde vrijheid! Ik wilde de vrijheid die mannen gewoon kregen, simpelweg omdat zij als jongen geboren zijn. Ik wilde op straat kunnen lopen zonder aangesproken te worden. Ik wilde zelf bepalen hoe ik sprak en met wie. En ik wilde bepalen met wie ik trouwde. Ik wilde mensen recht in de ogen kunnen aankijken. Ik wilde meer van het leven.

Ik vroeg als 7-jarige dus aan mijn oma: "Vertel mij, hoe kan ik veranderen in een jongen? Want een meisje zijn, dat is een te zware last in deze wereld." Mijn oma keek mij aan en antwoordde: "De dag dat jij je navel kust, zal de dag zijn dat je een jongen wordt." Ik herinner me echt wel die kinderlijke blijdschap. Blijkbaar was er een oplossing, een oplossing die mij de vrijheid zou geven die mannen gewoon toekwam. U kunt wel raden wat ik toen heb gedaan. Samen met mijn vriendinnen probeerden we onze navels te kussen. Na een paar dagen ben ik met hangende pootjes naar mijn oma teruggegaan. Liefdevol drukte ze mij op het hart: "Accepteer wie je bent. Maak het beste van het leven dat je gegeven is." Dat is wat ik sindsdien geprobeerd heb te doen.

Voorzitter. Op het dr. Aletta Jacobs College, vernoemd naar de eerste vrouw die in Nederland een universitaire opleiding volgde en ook de eerste vrouw die arts werd, had ik het geluk een bijzondere lerares Nederlands te ontmoeten: juf Meesters. Zij zag mij. Zij zag mijn onmacht en mijn kwetsbaarheid en stond altijd klaar om te helpen. Als ik weer lidwoorden door elkaar haalde of als ik niet naar een schoolreisje of schoolfeest mocht van mijn ouders, dan stelde ze voor om met ze te praten. Het lukte vaak niet, maar het feit dat ze de moeite nam en dat ze voor mij opkwam, gaf me het vertrouwen dat het goed zou komen. Zo'n lerares gun ik iedereen. Met diep respect wil ik wijlen juf Meesters en alle leraren die elke dag het fundament leggen voor onze vrije samenleving, bedanken.

Voorzitter. Zaadjes zijn uiteraard ook vanuit huis geplant, bijvoorbeeld door mijn vader, Omar Chakor. Hij kwam op jonge leeftijd als gastarbeider naar Nederland om hier zijn steentje bij te dragen. Hij was een vakman, een fotolasser die schepen aan elkaar laste. Ik kan u zeggen dat Nederland niks is zonder vakmensen, echte vakmensen. Hun handen zijn echt goud waard. Samen met mijn moeder heeft hij acht kinderen grootgebracht, die allemaal bijdragen aan onze samenleving. Dat is wat Nederland zo mooi maakt: de kracht van verscheidenheid.

Maar, voorzitter, ik zie de laatste jaren een toenemende onverschilligheid en intolerantie richting de ander. Mijn ouders zeggen vaak nog: nee, Nederland is tolerant; het land dat wij kennen, discrimineert niet. En ik vraag me af: wat is er met dat land gebeurd? Waar is de openheid? Waar is het vertrouwen? Ik behoor tot een generatie die opgroeide in een land dat elk jaar verder leek te verharden. In dit parlement wordt de grootste partij gedreven door groepsdenken. Het is een partij die de vrijheid van een deel van de bevolking miskent en wegzet als een bedreiging voor de toekomst van dit land, een partij met een leider die met de uitspraak "minder, minder Marokkanen" een wig dreef in onze samenleving. Voor velen van ons was die uitspraak niet slechts een krantenkop om je over op te winden, maar ook een moment dat diepe persoonlijke sporen heeft nagelaten. Het was een moment dat pijn deed. Kinderen met Marokkaanse wortels gingen de dagen erna geschrokken en met een zwaar gevoel naar school. En ik, en velen met mij, vroeg me af: is dit mijn thuis?

Voorzitter. We hebben een prachtig artikel in onze Grondwet opgenomen, maar ik maak me zorgen over de verworven vrijheden in onze democratie, vrijheden die onder druk staan. En toch sta ik hier niet als pessimist. Ik blijf geloven dat alle verschillende opvattingen, geloven, kleuren en ideeën dit land maken tot wat het nu is. Een decennium geleden stonden politici in de rij om onze samenleving, onze multiculturele samenleving, mislukt te verklaren. Maar ik zeg het journalist Lofti El Hamidi na: "De multiculturele samenleving is geen utopie of dystopie. Ze is niet mislukt. Ze is ook niet geslaagd. Ze ís er."

De multiculturele samenleving is wie we zijn. Het is onze opdracht om ervoor te zorgen dat iedereen er een volwaardige plek heeft. Ik geloof dat we daartoe in staat zijn. En ik geloof dat de strijd voor vrijheid vanuit een diep besef van verbondenheid ook met andersdenkenden ons verder brengt. En ik geloof dat het voortzetten van de traditie van tolerantie die Nederland ook heeft gekend ons verder brengt, een traditie van het beschermen van de grondrechten van iedereen, ongeacht je achtergrond, religie of cultuur. En ik geloof dat het zorgen voor gelijke kansen en voor gelijke rechten voor vrouwen om hun leven naar eigen inzicht vorm te geven ons verder brengt.

Voorzitter. Die gelijke kansen zijn cruciaal voor ons gevoel van vrijheid. Dat is heel actueel, nu er opnieuw sprake is van groepen die in de marge worden gedrukt. Denk aan het toeslagenschandaal. Denk aan de Groningers die niet alleen scheuren in hun huizen hebben, maar ook scheuren in hun harten, en waar Groningse kinderen opgegroeid zijn in een onveilig huis, onveiligheid gecreëerd door hebzucht van de overheid. Denk ook aan de toename van ongelijkheid in het onderwijs, aan het probleem van etnisch profileren, aan de woningnood en aan de onzekerheid van heel veel werkenden.

Vrijheid is betekenisloos als ze niet gepaard gaat met de drive de wereld iets eerlijker te maken. Daar gaat voor mij ook een persoonlijke motivatie achter schuil: Groningse strijdvaardigheid en trots. Daar hebben we de laatste jaren veel van gezien. Tegen de stroom in, want de Groningers hebben te maken gehad met guur landelijk beleid gericht op privatisering, op marktwerking en op maximale winst, uitgaande van wantrouwen jegens burgers. Maar in Groningen wist men: vertrouwen werkt beter dan wantrouwen en publiek belang en inwoners horen op de eerste plaats te staan. En het werkt ook beter. De menselijke maat is niet alleen aangenamer, maar ook goedkoper, efficiënter en effectiever. Daar kunnen wij hier in deze Kamer van leren. Groningen behoort niet voor niets tot de gelukkigste steden van Europa. Mijn tijd als Groningse wethouder leerde mij dat je samen met anderen het verschil kan maken. Trots ben ik als ik kinderen onder de schaduw van de nieuw geplante bomen op de Grote Markt zie spelen en dat ouders er kunnen zitten zonder verplicht een drankje te moeten bestellen. Trots ben ik dat ik mij vijftien jaar als maatschappelijk werkster heb mogen inzetten om de levenssituatie van mensen te verbeteren, om vrouwen en kinderen in afhankelijkheidsposities te helpen en om mensen die in de schulden zijn beland of dakloos zijn geworden te helpen. Ik leerde dat de scheidslijn tussen succes en falen heel dun kan zijn. Eén verkeerde beslissing, één foutje: iedereen kan in zo'n situatie terechtkomen, bijvoorbeeld door baanverlies, door ziekte, door een scheiding of door faillissement. Als mensen door een stapeling van problemen in een soort parallelle wereld terechtkomen, dan is het nodig om naar mensen te luisteren, met empathie en begrip. Dan wordt het voor mensen ook gemakkelijker om om hulp te vragen.

Voorzitter. Een belangrijk onderdeel hiervan is dat gemeenten naast hun inwoners staan. Maar dat staat onder druk. Grote bezuinigingen op het Gemeentefonds bedreigen lokale samenlevingen. Dit zullen inwoners gaan merken, vooral degenen die afhankelijk zijn van inkomenssteun. Gemeenten zijn de ruggengraat van onze samenleving. Zij zorgen voor huizen, vangen mensen op, bestrijden armoede, verenigen belangen, werken aan duurzame energie en onderhouden onze straten en groenvoorzieningen. Ze maken ruimte voor sport en cultuur en voor alles wat het leven in dorpen en steden plezierig maakt. Ze doen dit dag in, dag uit. Maar ze zitten in de knel. Daardoor komen vooral onze inwoners in de knel. Dit kabinet heeft de keuze. Draaien ze de bezuinigingen terug en geven ze gemeenten de middelen om te blijven zorgen voor onze inwoners? Kiezen ze voor leefbare dorpen en steden? Of accepteren ze dat de voorzieningen verschralen en dat kwetsbare mensen in de kou komen te staan? De tijd zal leren of dit kabinet kiest voor mensen.

Voorzitter. Ik kom tot het wetsvoorstel. Graag sta ik stil bij de ondersteuning van oud-politieke ambtsdragers. De VNG heeft het belang benadrukt van planmatig werken bij het vinden van passend werk voor oud-politici. Momenteel worden zij slechts verwezen naar re-integratiebureaus. Mijn fractie vraagt zich af of deze werkwijze nog wel van deze tijd is. We missen maatwerk. We missen keuzemogelijkheden. We missen vrijheid. Nu staat hier niets over in de wet, maar dit had wel gekund. Ik vraag de minister of zij bereid is te onderzoeken hoe oud-politici anders ondersteund kunnen worden, met meer opties dan alleen het klassieke re-integratiebureau.

Daarnaast is er ophef geweest over het veranderen van de term "moeder uit wie het kind is geboren" in "ouder uit wie het kind is geboren". De toenmalige minister gaf aan dat dit niet thuishoort in een verzamelwet voor technische of beleidsneutrale wijzigingen. Je kunt ook redeneren dat het wel degelijk een technische aanpassing is, aangezien de Wet basisregistratie personen al spreekt over de algemene term "ouder". Ik ben benieuwd hoe deze minister dit ziet.

Dan rond ik mijn betoog in alle vrijheid af, voorzitter.

Dank u wel.

(Applaus)

De voorzitter:

Dat was een prachtig betoog. Ik feliciteer u daarmee. Het beeld dat u heeft geprobeerd uw eigen navel te kussen, zal me nog even bijblijven. Het valt me wel op dat u perfect op de vijftien seconden nauwkeurig bent geëindigd. U moet wel een groot talent zijn. Het is mijn eer en genoegen u als eerste te feliciteren en dan schors ik even voor de andere gelukwensen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Heel goed. Dan gaan we luisteren naar de volgende spreker van de zijde van de Kamer. Dat is mevrouw Palmen van de fractie van NSC.

Mevrouw Palmen (NSC):

Voorzitter, dank u wel. In de eerste plaats natuurlijk mijn hartelijke felicitaties voor twee nieuwe collega's die hun maidenspeech hebben gehouden, de heer Buijsse en mevrouw Chakor. Van harte gefeliciteerd. Ik vind het heel erg eervol en mooi om dit mee te mogen maken. Ik vind het ook heel eervol, bijzonder en heel fijn om dit te kunnen zeggen: van harte gefeliciteerd met uw maidendebat, minister van Binnenlandse Zaken. Hartstikke mooi!

Nu ga ik over tot mijn inbreng. Dit wetsvoorstel doet mij namelijk denken aan boodschappen doen met een peuter. U herkent het vast wel: je staat eindelijk bij de kassa om af te rekenen na de supermarktsafari en dan zit er van alles in het winkelwagentje wat jij er niet in gelegd hebt. Als je dan met vraagtekens in je ogen naar die grote chocoladereep kijkt, besef je dat de peuter zonder iets te vragen zijn eigen boodschappen binnenhaalde. Nu wil ik een voormalig minister niet vergelijken met een peuter, zeker niet, maar hij stopte wel van alles ongevraagd in zijn wettenwinkelmandje. Want als je een verzamelwet hebt, dan moet de Tweede Kamer erop kunnen vertrouwen dat de inhoud politiek neutraal is. Als er een memorie van toelichting is, dan moeten wij als Tweede Kamer erop kunnen vertrouwen dat de informatie die daarin staat juist en volledig is. Als er een fout wordt gemaakt, dan moet de Tweede Kamer erop kunnen vertrouwen dat men daar eerlijk over is. Het blijkt dat deze drie basisregels niet zijn nageleefd. Dat kan soms gebeuren. Burgers hebben het recht om zich te vergissen, maar ook ministers mogen zich vergissen. Dat is helemaal geen probleem, maar ben daar dan wel open over! We hebben het hier specifiek over het vervangen van het woord "moeder" door "ouder". Het is een waarheid: van moeders blijf je af en een moeder ben je ook voor altijd. Door oplettendheid van onze collega's — mijn welgemeende complimenten daarvoor — is dit onderkend. Wetgeving en het controleren van de regering zijn echt heel belangrijke taken gebleken.

Het antwoord van minister De Jonge hierop was dat het een onnodige fout betrof, alsof het een verschrijving was. Het Woo-verzoek leidt echter tot een andere conclusie. Ik geef even een tijdlijn. Op 1 september 2022 staat in een bericht binnen het ministerie van BZK dat de in Verzamelwet genderneutrale benamingen aangepast moeten worden. Op 27 oktober 2022 geeft een ambtenaar aan dat hij de Wet BRP genderneutraal heeft gemaakt na een expliciete oproep daartoe. Dezelfde dag is er ook een gesprek. Uit de notulen daarvan blijkt dat dit genderpunt een discussie kan opleveren en dat dit niet past bij dit wetsvoorstel. Op 10 november 2022 wordt desondanks besloten om het genderpunt in de wet te laten. Dat staat op bladzijde 122 van het betreffende verzoek.

Voorzitter. Dit is geen verschrijving geweest. Dit is een bewuste keuze, gemaakt in overleg door en met de ambtenaren van het ministerie. Er is de expliciete opdracht geweest om genderneutrale wijzigingen door te voeren. Er is overleg gevoerd en er is besluitvorming geweest. Mijn vragen aan de minister zijn dan ook: hoe kan het gebeuren dat de expliciete opdracht is gegeven om de tekst genderneutraal te maken? Hoe kan het gebeuren dat het wetsvoorstel niet is gewijzigd, zelfs niet nadat ambtenaren onderkenden en erkenden dat het genderpunt niet in een verzamelwet thuishoort? En het belangrijkste: waarom was minister De Jonge niet gewoon open en eerlijk hierover?

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

U bedankt. Dan gaan we luisteren naar de laatste spreker van de zijde van de Kamer, mevrouw Helder van de fractie van BBB.

Mevrouw Helder (BBB):

Dank u wel, voorzitter. Dat klinkt bijna als een cliffhanger, "de laatste spreker". Waar zou die nou mee komen? Wat zou er in dat boodschappenkarretje zitten?

Als eerste natuurlijk felicitaties voor collega's Buijsse en Chakor met hun maidenspeech. Ik wens hun veel succes in deze mooie plenaire zaal, ondanks dat de vorige zaal wel mooier was. Maar daar gaan we nog niet binnen afzienbare tijd naar terug.

Laat ik verder positief zijn en verdergaan met deze wet. Ik heb maar een heel korte inbreng, naar aanleiding van een technische en ik denk taalkundige wijziging. Het gaat de BBB-fractie om de naamgeving van de nieuwe ministeries en de ministers. Die wordt aangepast aan de bewindspersonen — zo staat het in de verzamelwet — van het kabinet-Rutte IV. Maar we weten allemaal: we hebben inmiddels het kabinet-Schoof I. Er zijn nieuwe ministeries. Een van die ministeries is het ministerie van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. Naar aanleiding daarvan heb ik twee korte vragen.

Ten eerste. Nu er weer een wijziging in de praktijk is ten opzichte van de verzamelwet die we hier vandaag behandelen, lijkt het mij dat er een nota van wijziging zou moeten komen. Dat hoor ik graag van de minister. Anders zou ik zelfs namens BBB nog met een amendement moeten komen, met als inhoud de juiste aanduiding van de huidige ministeries en de ministers.

De tweede vraag zou denk ik niet nodig zijn als er een nota van wijziging komt, maar ik stel 'm hier toch. Heeft dit nog gevolgen voor het takenpakket van beide ministers op dit ministerie, de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, die ik feliciteer met haar eerste optreden in vak K, en de minister van VRO, zoals dat tegenwoordig heet? Het lijkt mij van niet, want de taken worden verdeeld in het constituerend beraad. Maar ik hoor toch graag hier vandaag de bevestiging van de minister.

Dank u wel.

De voorzitter:

Prima. Tot zover de bijdrage van de Kamer. Ik schors een halfuur. Daarna gaan we luisteren naar de minister.

De vergadering wordt van 11.09 uur tot 11.47 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Uitermark:

Dank u wel, voorzitter. Geachte leden van de Kamer. Graag begin ik met het aanbieden van hartelijke felicitaties aan de leden Buijsse en Chakor voor hun bijzonder mooie maidenspeeches, waar ik persoonlijk van heb genoten. Leuk om u zo ook weer op een andere manier te leren kennen.

Meneer Buijsse heeft aangegeven dat het belangrijk is om naast de mensen te staan en goede gesprekken te voeren. Ik kan dat van harte onderstrepen. Dat is ook hoe ik ben als persoon. Ook als minister zal ik ervoor zorgen dat ik dat in de komende periode meeneem in mijn beleid. Daar vinden we elkaar de komende jaren heel goed, denk ik.

Ik dank mevrouw Chakor voor het delen van haar persoonlijke verhaal en het mooie advies van een verstandige en wijze vrouw in haar leven om het beste te maken van het leven dat je gegeven is. De aandacht van mevrouw Chakor voor de Grondwet stel ik ook zeer op prijs.

Zelf ben ik vereerd om vandaag aan deze kant van de Kamer te staan en voor het eerst als minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met u te kunnen spreken over een wetsvoorstel, in dit geval de verzamelwet. Ik kijk uit naar de goede debatten en discussies met uw commissie in de komende jaren.

Het voorliggende wetsvoorstel is een verzamelwet. De vergelijking is al gemaakt met een boodschappenmandje. De bedoeling van een verzamelwet is dat die strekt tot het herstel van een aantal gebreken van ondergeschikte, wetstechnische aard in diverse wetten, hoofdzakelijk dus op het terrein van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Naar aanleiding van de vragen die gesteld zijn door de leden van de fractie van de SGP, zijn bij nota van wijziging enkele onderdelen die betrekking hadden op de Wet basisregistratie personen vervallen. Dat ging over het vervangen van de term "moeder" door de term "ouder" in twee wetsartikelen. Met de leden van de SGP-fractie is de regering van mening dat deze wijziging ten onrechte in het wetsvoorstel is opgenomen. Het betrof hier inderdaad geen technische of neutrale wijziging. Deze aanpassing had, alleen al vanwege de door de SGP-fractie benoemde betekenis voor velen van het woord "moeder", niet in een verzamelwet terecht mogen komen, omdat, zoals ik net al zei, een verzamelwet bedoeld is om alleen technische en beleidsneutrale aanpassingen door te voeren. Dus in antwoord op de bijdrage van meerdere leden kan ik dan ook echt bevestigen dat wij niet kunnen spreken van een technische wijziging. Nogmaals, het doel van dit verzamelwetsvoorstel is om de technische kwaliteit van wetgeving te verbeteren.

Graag merk ik tot slot nog het volgende op. Daarna zal ik per blokje op uw vragen ingaan. Dit is ook meteen een antwoord op de vraag van mevrouw Helder. Er volgt inderdaad een tweede nota van wijziging, waarmee de aanduiding van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in verschillende wetten in overeenstemming wordt gebracht met de huidige portefeuilleverdeling van het huidige kabinet. Ik hoop dat ik deze nota van wijziging morgen al naar de Kamer kan sturen, zodat u die op tijd kunt bestuderen en erbij kunt betrekken. De nota van wijziging heeft geen gevolgen voor de takenpakketten van de minister van Binnenlandse Zaken en de minister van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening. De nota van wijziging bevat ook voorstellen voor een technische wijziging van de Kieswet, bijvoorbeeld de vervanging van een kleine letter door een hoofdletter — het zijn echt technische wijzigingen — en de Wet gemeentelijke instrumenten warmtetransitie.

De voorzitter:

Dus we gaan nog iets van ontvangen. Daar zien wij met heel veel plezier naar uit. De stemmingen kunnen nog steeds plaatsvinden op dinsdag?

Minister Uitermark:

Ja.

De voorzitter:

Heel goed.

Minister Uitermark:

Wat mij betreft wel.

Dan heb ik twee blokjes in mijn beantwoording, een blokje over de wijziging van het begrip "moeder" in "ouder" en een blokje overige onderwerpen. Ik begin nu met alle vragen die u heeft gesteld over de wijziging van het begrip "moeder" in "ouder". Hoe is de voorgestelde wijziging in het wetsvoorstel terechtgekomen? Dat is in de nota naar aanleiding van het verslag al toegelicht. Er werd ten onrechte verondersteld dat het hier om een technische wijziging ging. Ons gesprek van vandaag laat heel goed zien dat het niet een technisch onderwerp is. Er werd ten onrechte aansluiting gezocht bij het Besluit burgerlijke stand. Er werd ten onrechte verondersteld dat de terminologie in de Wet BRP gelijk moest zijn aan dat besluit. In tegenstelling tot in het Besluit burgerlijke stand werd het woord "moeder" uit de Wet BRP geheel verwijderd. In het Besluit burgerlijke stand staan de woorden "moeder" en "ouder" naast elkaar.

Ook ten onrechte werd ervan uitgegaan dat aanwijzing 3.8 van de Aanwijzingen voor de regelgeving inhoudt dat moet worden overgegaan tot sekseneutrale terminologie en tot aanpassing van bestaande wetten. De aanwijzing schrijft dit niet in verplichtende zin voor. De aanwijzing is een aanwijzing en laat ruimte om daarin keuzes te maken.

Het lid Flach heeft gevraagd welke lessen de regering eruit trekt dat het beleid over gender tot wijzigingen als deze leidt. Hoe houdt het kabinet dit beleid tegen het licht? Daarvan kan ik zeggen: vanuit Binnenlandse Zaken heb ik geen voornemens om te komen met wijzigingen als deze.

Door het lid Flach is ook gevraagd: hoe kan het dat in de beslisnota staat dat deze wijziging niet tot veel discussie zal leiden? Ik heb net eigenlijk al aangegeven dat die wijziging niet in het wetsvoorstel thuishoorde en ten onrechte als technisch is aangemerkt.

Nog een vraag van het lid Flach, over het Besluit burgerlijke stand 2022: past het besluit wel binnen de wet, gezien de verplichting vanuit het Burgerlijk Wetboek dat in de geboorteakte een moeder moet worden opgenomen? Dat is eigenlijk een vraag voor mijn collega, de staatssecretaris van Justitie. Ik kan er wel over zeggen dat in antwoord op de schriftelijke vragen bij deze verzamelwet al aan de orde is geweest dat Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur wordt geregeld "al hetgeen het opmaken van de akten betreft". Het besluit past dus wel binnen het Burgerlijk Wetboek.

Dan de vraag van het lid Palmen van Nieuw Sociaal Contract: uit de informatie uit het Woo-verzoek blijkt dat de wijziging bewust was opgenomen in het wetsvoorstel; dan is het dus toch geen fout of vergissing? Inderdaad, uit het besluit op het Woo-verzoek blijkt heel duidelijk waarom de wijziging in het wetsvoorstel was opgenomen. Met het Woo-verzoek zijn heel veel documenten verstrekt, ook aan de Kamer: ambtelijke interne appberichten, mails en ook een uitgebreid feitenrelaas, waaraan u ook heeft gerefereerd. Ik kan zeggen dat de wijziging inderdaad ten onrechte is opgenomen. In de nota naar aanleiding van het verslag is dat vermeld, maar ik zeg het hier nog een keer heel expliciet: het is ten onrechte als een technische, neutrale wijziging beschouwd. Daarom is het terecht dat het inmiddels is hersteld.

Dan nog een vraag van het lid Flach: kan de Tweede Kamer bij een wetsvoorstel zelf een juridische toets doen? Mijn antwoord daarop is: dat is aan de Tweede Kamer.

Een andere vraag, die eigenlijk ook een beetje speelde in de bijdragen die ik heb gehoord, is: hoe voorkomen we dat het nog een keer gebeurt en welke controlemechanismes werken niet goed? Ondanks dat het niet goed is dat dit is gebeurd, vind ik het wel heel goed dat dit laat zien dat het een samenspel is. De regering regeert, de Kamer controleert. Dit laat zien dat we in dit samenspel allemaal een bijdrage hebben. Dit is eigenlijk een bewijs dat er bij de Kamer een belangrijke controlefunctie ligt. Zoals eerder ook is gezegd, is fouten maken menselijk. Ondanks dat we een heel zorgvuldig wetgevingsproces hebben, gebeuren er dus soms dingen waarvan je achteraf moet zeggen: dit is ten onrechte in een verzamelwet gezet en dit doen we de volgende keer niet meer zo.

Tot zover mijn beantwoording over de begrippen "moeder" en "ouder". Ik kom toe aan de overige vragen. Het lid Buijsse heeft gevraagd: kan de minister een reactie geven op het overgenomen advies van de VNG in de memorie van toelichting dat het toezicht op provincies niet onnodig het beleid van gemeentes verstoort? Inderdaad, de VNG heeft tijdens de consultatie gevraagd om op dat onderwerp in te gaan. Dat is ook gebeurd in de memorie van toelichting. Het gaat over het maken van afspraken tussen de provinciale toezichthouder en de gemeente in het geval er verzwaard toezicht op de gemeentelijke begroting is, zodat het functioneren van de gemeente niet onnodig wordt verstoord. Ik onderschrijf net als de heer Buijsse het belang van het maken van dergelijke afspraken en van geen lasten ten gevolge van het toezicht.

Als laatste een antwoord op de vraag van het lid Chakor: kan de minister onderzoeken of er meer keuzevrijheid voor oud-politici kan ontstaan in de wet APPA? Ik vind het een interessante suggestie, dus ik zal het meenemen en ernaar laten kijken. Daar kom ik graag nog bij u op terug.

Tot zover.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Dank dat u dat interessant vindt. Ik zou graag willen weten wanneer u erop terugkomt.

Minister Uitermark:

Ik kom er zo snel mogelijk op terug. Ik zal het echt bespreken met de ambtenaren. Ik snap de suggestie. We gaan er even goed naar kijken en dan kom ik er zo snel mogelijk op terug.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

"Snel" is dan in Q3 of in Q4? Voor het einde van het jaar?

Minister Uitermark:

Zal ik kijken of ik daar in tweede termijn iets duidelijker over kan zijn?

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Mocht er een tweede termijn nodig zijn, dan inderdaad. Maar ik interpreteer "zo snel mogelijk" als …

Minister Uitermark:

Anders is het echt zo snel mogelijk, ja.

Mevrouw Chakor (GroenLinks-PvdA):

Dank.

De voorzitter:

Tot zover de minister, die ervan uitgaat dat er een tweede termijn komt. Ik kijk even of daaraan behoefte bestaat. Meneer Buijsse wellicht? Hij vraagt of hij nu iets moet zeggen. Dat hoeft niet, maar als u wilt spreken, moet u dat wel hier doen. De tweede termijn doen we gewoon aan het spreekgestoelte. De minister mag gaan zitten.

De heer Buijsse (VVD):

Voorzitter. Ik ben gewoon ontzettend blij met de reactie van de minister op onze stelling over de lasten voor de inwoners van gemeentes als het gaat om verzwaard toezicht op de begroting door de provincies. Dat is wel belangrijk. Stel je voor dat er zware investeringen moeten plaatsvinden door gemeentes in het belang van de inwoners en dat dat niet zou kunnen omdat er toezicht is vanuit de provincies. Dat kan dan zomaar een zwaar gelag zijn voor de inwoners. Hartelijk dank dus voor deze reactie.

Tot zover.

De voorzitter:

De heer Flach.

De heer Flach (SGP):

Dank u wel, voorzitter. Dank aan de minister voor haar beantwoording en voor de ruiterlijke wijze waarop wordt erkend dat hier sprake is van een fout. Ik ben het van harte met de minister eens dat fouten maken menselijk is. Sterker nog, dat maakt ons mens. Anders zouden we robots zijn. Mensen maken fouten. De reden dat ik in mijn bijdrage nogal indringend hierop ben ingegaan, is dat het beeld dat het hier een fout betreft, toch wat anders blijkt te zijn op basis van de Woo-verzoeken, namelijk dat sprake is van het negeren van signalen. Daar leg ik de vinger bij. Dat is in ieder geval een leerpunt dat moet worden meegenomen. Het is dan ook mooi dat de minister het een positieve wending geeft door te zeggen dat de meerwaarde van de Kamer hiermee nog eens is bewezen.

Ik heb nog één punt waarop ik wil reageren en ik heb twee moties. Ik hoop dat ik de minister goed heb begrepen over de verhouding tot het Burgerlijk Wetboek. Daarin staat in artikel 22, lid 1 dat de moeder nadrukkelijk vermeld moet staan op de geboorteakte. Ik meende uit het betoog van de minister op te maken dat al hetgeen het opmaken van de akte betreft, bij AMvB kan worden geregeld. In de ogen van de SGP-fractie valt het schrappen van het woord "moeder" niet onder "al hetgeen het opmaken van de akte betreft". Het betreft een wezenlijke wijziging van hetgeen verplichtend wordt voorgeschreven in artikel 22. Ik krijg graag nog een reactie daarop.

Tot slot heb ik twee moties. De eerste heeft betrekking op de terechte opmerking van de minister dat de Kamer er natuurlijk zelf over gaat of zij een juridische toets wil doen op verzamelwetten. Daar dien ik dan ook een motie over in.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat geregeld discussies blijken te ontstaan over de vraag of de kaders voor een verzamelwet voldoende worden gerespecteerd;

overwegende dat de Kamer heeft aangegeven actiever te willen werken aan het bewaken van de kwaliteit van de wetgeving;

verzoekt het Presidium te verkennen in hoeverre het mogelijk is dat de Kamer ten behoeve van de fracties zelfstandig een juridische toets uitvoert op de criteria voor een verzamelwet,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.

Zij krijgt nr. 10 (36481).

De heer Flach (SGP):

Dan de tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het Burgerlijk Wetboek uitdrukkelijk verplicht om op de geboorteakte de moeder te noemen;

constaterende dat de regering in 2022 bij algemene maatregel van bestuur een afwijking heeft toegestaan van het uitgangspunt om de moeder te vermelden, terwijl de wet daarvoor geen duidelijke grondslag of rechtvaardiging biedt;

constaterende dat het weglaten van de moeder op de geboorteakte in het internationale verkeer mogelijk problemen kan opleveren bij het overhandigen van uittreksels;

verzoekt de regering onverkort vast te houden aan het uitgangspunt dat op de geboorteakte de moeder vermeld dient te worden en te laten onderzoeken in hoeverre de wijziging uit 2022 tot problemen kan leiden in het internationale verkeer,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Flach.

Zij krijgt nr. 11 (36481).

De heer Flach (SGP):

Tot zover, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Chakor ziet af van haar spreektijd. Het woord is aan mevrouw Palmen.

Mevrouw Palmen (NSC):

Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de minister voor de beantwoording van de vragen. Ik ben ook zeer erkentelijk voor het feit dat zij heeft onderkend dat dingen ten onrechte niet voldoende aan het licht zijn gekomen. Eigenlijk is dat ook mijn punt van zorg. Ik vind het belangrijk dat we er open en transparant over zijn op het moment dat je er in de loop van het proces achter komt dat iets niet goed is gegaan of dat je iets niet hebt onderkend. Uw ambtsvoorganger heeft ervoor gekozen om in eerste instantie te zeggen dat het een onnodige fout was. Achteraf bleek dat niet zo te zijn. Wilt u met ons meedenken over hoe we dit in de toekomst kunnen voorkomen? Wat kunnen wij, dus u als bewindspersoon en wij als Kamer, doen als we erachter komen dat er iets in het verleden niet goed is gegaan? Hoe zorgen we ervoor dat we dit transparant kenbaar kunnen maken?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Helder ziet af van haar spreektijd. Dan was dit de tweede termijn van de Kamer. Ik geef graag het woord aan de minister.

Minister Uitermark:

Ik zit even te zoeken. Ik ben nu in mijn tweede termijn, maar ik heb natuurlijk nog even een korte onderbreking nodig om tot een antwoord te kunnen komen.

De voorzitter:

Oké. Heeft u een voorkeur qua tijd?

Minister Uitermark:

Tien minuten.

De vergadering wordt van 12.03 uur tot 12.14 uur geschorst.

De voorzitter:

Het woord is aan de minister.

Minister Uitermark:

Dank u wel, voorzitter. Ik zie mevrouw Chakor niet, maar ik wilde tegen haar zeggen …

De voorzitter:

Daar is ze.

Minister Uitermark:

Ja, daar is mevrouw Chakor. Zij had gevraagd hoe snel ik met een antwoord op uw vraag kan komen. Dat zal zo snel mogelijk zijn, maar in ieder geval dit jaar.

Mevrouw Palmen heeft gevraagd of ik meer kan meedenken met de Kamer over hoe dit in de toekomst beter kan worden voorkomen. Ik ben altijd graag bereid om mee te denken met de Kamer. Ik vind juist ook het samenspel met de Kamer heel belangrijk. Ik denk dat de eerste motie van de heer Flach daartoe ook al een goede voorzet geeft.

Dan de twee moties.

De motie op stuk nr. 10, van de heer Flach, is niet aan de minister gericht, dus daar kan ik verder geen inhoudelijke appreciatie van geven.

Bij de motie op stuk nr. 11 zal ik mij ook onthouden van een inhoudelijke appreciatie, omdat dat niet aan mij is. Dit gaat over een geboorteakte. Dat betekent dat we terechtkomen bij het Burgerlijk Wetboek en dat dit aan de staatssecretaris Rechtsbescherming is. Ik zou daar dus wel iets over kunnen zeggen, maar doe dat niet, omdat het echt aan de staatssecretaris is. Ik zal hem vragen om zo snel mogelijk, maar in ieder geval op tijd voor de stemming, zijn appreciatie met de Kamer te delen.

De voorzitter:

Dus dan krijgen we voor de stemming een brief van de staatssecretaris.

Minister Uitermark:

Ja.

De voorzitter:

Nogmaals, die is aanstaande dinsdag. Het gaat dus om een brief waarin wél een appreciatie staat.

Minister Uitermark:

Ja. Daar heb ik net even overleg over gehad, dus dat is afgestemd. Hij weet ervan. Het komt eraan.

De voorzitter:

Prima. Dat zien we met plezier tegemoet. Tot zover uw bijdrage?

Minister Uitermark:

Tot zover, ja.

De voorzitter:

Dank aan de minister, op de eerste plaats voor haar aanwezigheid en haar maidenbijdrage aan het debat. Dat wordt hogelijk gewaardeerd.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Tot zover het debat van vandaag. Dinsdag stemmen wij over de beide moties van de heer Flach. Ik schors tot 13.35 uur. Dan gaan we stemmen.

De vergadering wordt van 12.17 uur tot 13.32 uur geschorst.

Naar boven