Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 86, item 6 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2023-2024 | nr. 86, item 6 |
Wijziging begroting Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking 2024 samenhangende met de Voorjaarsnota
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
-het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (XVII) voor het jaar 2024 (wijziging samenhangende met de Voorjaarsnota) (36550-XVII).
De voorzitter:
Dan gaan we door met het debat.
De algemene beraadslaging wordt hervat.
De voorzitter:
Ik geef graag het woord aan de minister.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Er is mij een groot aantal vragen over een groot aantal onderwerpen gesteld. Er is mij gevraagd om een terugblik en een vooruitblik. Omdat dit waarschijnlijk een van de laatste keren is dat ik hier in de plenaire zaal sta als minister voor BHOS neem ik iets langer de tijd voor de terugblik, maar ik beloof dat ik het kort zal houden.
Ik heb de volgende blokjes. Ik begin met de terug- en vooruitblik, zoals gezegd. Dan komt het bedrijfsleven, bijvoorbeeld op het gebied van wapenexport en imvo. Daarna Israël-Gaza en UNRWA. Tot slot overig.
Ik begin met een terugblik. In januari 2022 trad dit kabinet aan. We deden dat natuurlijk met grootse plannen voor binnen- en buitenland, maar anderhalve maand later veranderde de Russische invasie van Oekraïne alles. Wij moesten ons daar als Nederland ook toe verhouden. Want als de invasie, naast alle verschrikkingen, oorlogsmisdaden en groot onrecht, iets heeft aangetoond, is het dat nu eigenlijk alles geopolitiek is, ook handel en ook ontwikkelingssamenwerking. Dat was een van de fundamenten waar mijn beleidsnota Doen waar Nederland goed in is op gebaseerd is. De Russische invasie maakte de kwetsbaarheid van het internationale systeem duidelijk, een systeem waar wij als Nederland als geen ander van profiteren. Met krap 18 miljoen Nederlanders is Nederland de achttiende economie van de wereld en daarmee doen wij het in economisch opzicht internationaal natuurlijk hartstikke goed. Een derde van ons nationaal inkomen wordt met handel verdiend. 2,4 miljoen mensen danken hun baan hieraan. Daarmee betalen we de zorg en onze veiligheid, binnen de grenzen, met blauw op straat, maar ook buiten de grenzen, met militaire inzet.
Hoe bevorder je nou die handel? Met handelsakkoorden. Daarom zijn handelsakkoorden erg belangrijk voor Nederland. Dit soort akkoorden zijn van vitaal belang voor onze economie en voor de miljoenen mensen wier baan van handel afhankelijk is. Het zijn niet alleen economische kansen, maar ook geopolitieke instrumenten om onze partners dichter naar ons toe te trekken. Ik ben blij dat het de afgelopen jaren een aantal keer is gelukt om dit soort akkoorden te sluiten en te ratificeren. CETA, het handelsverdrag met Canada, is natuurlijk het bekendste voorbeeld, maar onlangs is er nog een akkoord gesloten met Nieuw-Zeeland, een van de groenste akkoorden die we ooit hebben gesloten. Maar ik maak me ook zorgen over de toekomstige akkoorden, omdat het steeds lastiger is om ze te sluiten. Ik hoop dat wij er als land niet voor zullen kiezen om ons steeds verder achter de dijken op te sluiten.
Door covid en later door de oorlog in Oekraïne werden onze kwetsbaarheden duidelijk, zoals ik al zei. Daarmee werd ook het belang van diversificatie duidelijk. We zijn begonnen met het afbouwen van ongewenste afhankelijkheden en het opbouwen van veiligere waarde- en toeleveringsketens. Een voorbeeld daarvan zijn de kritieke grondstoffen, die we in de toekomst alleen nog maar harder nodig zullen hebben, of het nou gaat om chips of om de auto-industrie. Daarom heb ik bij mijn buitenlandse bezoeken steeds aanknopingspunten gezocht voor leveringszekerheid en nieuwe aanvoerlijnen. Dat heeft geleid tot een aantal mooie bilaterale grondstoffenpartnerschappen, naast de partnerschappen die de Europese Unie, ook namens ons, sluit. De EU speelt hierin namelijk een belangrijke rol, zoals die dat ook bij handel doet. Ik ben ook blij dat we nu handelsinstrumenten in handen hebben waarmee we oneerlijke concurrentie op onze eigen markt tegen kunnen gaan en dat de Europese Commissie die ook daadwerkelijk inzet.
Dan een tweede fundament van mijn beleid in de BHOS-nota. Dat is de stellige overtuiging dat ondernemerschap de grootste kracht van ons land is, dat ondernemers en bedrijven het vermogen hebben om positieve verandering te brengen en dat we daarmee onze ontwikkelingssamenwerking nog effectiever kunnen maken. Daarom hebben we ook een groot aantal stappen gezet om een stevigere combinatie te maken tussen ontwikkelingssamenwerking en buitenlandse handel, door combinatielanden aan te wijzen, waar we hulp en handel combineren, en elkaar versterken. Op die plekken worden Nederlandse programma's actiever ingezet om ook economische ontwikkeling te stimuleren. Dat is iets waar ook Nederlandse bedrijven een rol bij spelen en waar grote kansen lagen en nog steeds liggen. Ik heb inmiddels veel van die landen bezocht waar ons combinatielandenbeleid nu van kracht is. Ik heb daar echt gezien hoeveel succes het heeft. Ik heb de ondernemingsgezindheid van lokale gemeenschappen gezien en het enthousiasme van deelnemers aan handelsmissies. Er is daar echt nog een overvloed aan mogelijkheden voor ons. Dat gaat niet altijd van de ene op de andere dag. Het is ook werk van de lange adem. Ik ben ook trots dat Nederland nog steeds een van de grootste voorvechters is van seksuele rechten en reproductieve gezondheid ter wereld. In jargon noemen we dat SRGR. We komen op voor de lhbtqi+-gemeenschap, die overal ter wereld steeds verder in het gedrang komt.
Voorzitter. Deze voortrekkersrol op OS, ons belang bij buitenlandse handel en het handhaven van onze geopolitieke invloed vraagt om een assertieve houding, om een plek aan tafel. Nederland heeft daarvoor 150 vertegenwoordigingen over de hele wereld. Dat zijn handelshuizen voor ons land, waar onze belangen uitgedragen worden en waar deuren geopend worden voor onze bedrijven. Ook ontwikkelingssamenwerking hoort bij die diplomatie. Die aanwezigheid is onze invloed en ons gewicht waarmee we betere afspraken kunnen maken over alles, van grondstoffen tot migratie. Een sterk diplomatiek netwerk is dus van groot belang. Daarmee ga ik over tot de beantwoording van de gestelde vragen en tot de bespiegelingen. Ik geef een vooruitblik.
Een van de vragen die gesteld werd, onder anderen door de heer Ram, ging over het doorschuiven van de extra kosten van asiel richting 2026. Dat is wat we eigenlijk in deze suppletoire begroting hebben geadresseerd. We hebben dat verwerkt in de begroting. De instroom in de eerstejaarsasielopvang was in 2024 iets lager dan eerder werd verwacht. Daarom was een bezuiniging in het huidige jaar, in het lopende jaar, niet nodig. In 2026 moet er echter wel bezuinigd worden, omdat er dan hogere asieluitgaven zullen zijn. Daarvoor is een deel van de buffer van 2025 ingezet. Als we dat niet uit die buffer zouden betalen, dan zouden we extra moeten bezuinigen op programma's in 2026.
De heer Van Baarle vroeg naar de OESO-norm van 0,7%. Bij een volgend kabinet gaan we op dat punt wat omlaag. In het huidige kabinet hebben we een sprong gemaakt van 0,52% in 2021 naar 0,67% in 2022, toen de huidige coalitie aantrad. In het jaarverslag heeft u kunnen lezen dat de ODA-prestatie in 2023 uitkwam op 0,66%. Daarmee zijn we als Nederland procentueel de zevende donor.
Mevrouw Zeedijk vroeg of ik de doorrekening van de bezuiniging in het hoofdlijnenakkoord voor het zomerreces naar de Kamer kan sturen. Dat lijkt me nou iets wat echt aan mijn opvolger is, want die moet daarmee aan de slag. Voor het zomerreces lijkt me wel spannend. Mogelijk is zij heel snel in alles uitwerken, maar het zomerreces begint volgens mij over drie of vier weken. Ik doe daar dus verder geen toezeggingen over. Ik zal uw vraag aan haar doorgeleiden. Dan werd er ook gevraagd naar de bezuinigingen en het hoofdlijnenakkoord. Het is echt aan het nieuwe kabinet hoe daarmee om te gaan. Mevrouw Hirsch vroeg bijvoorbeeld: hoe gaan we ermee om als we op conferenties komen en daar een minder grote bijdrage kunnen leveren? Dan gaat het bijvoorbeeld om conferenties over water. Het is aan het nieuwe kabinet om te besluiten hoe ze de middelen voor ontwikkelingssamenwerking precies gaan inzetten. Ik kan daar niet op vooruitlopen. Dat is natuurlijk ook een beetje het bijzondere van dit debat. Er worden veel vragen gesteld over het hoofdlijnenakkoord, maar ik ga daar niet over. Daar gaat mijn opvolger over. U heeft binnenkort een hoorzitting met haar, dus u kunt haar daar vragen wat zij precies van plan is en wat het kabinet van plan is. Het is overigens wel zo dat het watermanagement wordt genoemd in het hoofdlijnenakkoord. Ik verwacht dus dat het volgende kabinet hier ook wel aandacht voor zal hebben.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb een aantal debatten mogen voeren met deze minister in de afgelopen periode, waarin ik het woord mocht voeren op haar beleidsterrein. De minister heeft eigenlijk in heel veel debatten moeten aangeven: "Ik zie de problemen in de wereld. Ik zie de noden. Ik zie de verschrikkingen die plaatsvinden, maar ik heb geen budget. Het past gewoon niet binnen mijn begroting om hier geld voor vrij te maken, hoe graag ik het ook zou willen en hoe legitiem ik de roep ook vind." In dat licht zou ik toch een uitspraak van de minister willen vragen wat betreft het volgende. Wat zouden in haar optiek de beleidsmatige implicaties zijn, in het licht van wat we in de wereld zien, van een bezuiniging van 2,4 miljard op het beleidsterrein? Wat zijn daar volgens deze minister de implicaties van? Stel dat zij nu, op dit moment, een amendement zou krijgen met een bezuiniging van 2,4 miljard op haar beleidsterrein. Als ze daarover zou moeten adviseren, wat zou dan haar mening zijn?
Minister Schreinemacher:
Dat is natuurlijk een vraag die verschillende leden hebben gesteld in de eerste termijn: wat vind ik ervan? Ik snap dat GroenLinks-PvdA, DENK en SP graag willen dat ik de voorgestelde bezuinigingen dom vind of een middelvinger naar de internationale gemeenschap. Die heb ik ook gehoord. Maar ik ga niet mee in die retoriek. Ik kijk naar de inhoud. Natuurlijk maak ik mij zorgen over programma's die ik ben gestart op het gebied van hulp en handel — we zijn nu eigenlijk de vruchten aan het plukken van beleid dat ik daarvoor heb ingezet — en bijvoorbeeld op het gebied van SRGR. Ik heb echt met mijn eigen ogen kunnen zien welk verschil wij kunnen maken als Nederland. Maar ik wil, zoals gezegd, kijken naar de inhoud. Ik vind het dan goed om af te wachten hoe mijn opvolger ervoor gaat zorgen dat die bezuinigingen hun beslag krijgen in de begroting en welke beleidskeuzes zij zal maken. Dat is écht aan een volgend kabinet. Ik ga dus niet mee in die retoriek. Maar zoals gezegd maak ik me zorgen over programma's die ik heb gestart en waarvan ik de vruchten heb gezien.
De voorzitter:
Ik hanteer weer zes interrupties in deze termijn. De heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Het is een begin van een antwoord als de minister zegt dat zij zich zorgen maakt. Ik heb daar inderdaad wat hardere woorden voor gekozen, maar dat begrijpt de minister ook, denk ik. Ik zou haar toch het volgende willen vragen. Zij heeft naar aanleiding van verzoeken van de Kamer heel vaak aangegeven: ik zie de noodzaak en het gegeven dat de problemen in de wereld ontzettend heftig zijn, maar ik heb het budget niet. Wat zouden de gevolgen zijn, gelet op de geopolitieke situatie in de wereld op dit moment, als het departement straks 2,4 miljard euro minder ter beschikking heeft? Wat betekent dat ten aanzien van de capaciteit die we als Nederland hebben? Wat betekent dat voor de internationale statuur van Nederland? Daar kan de minister best antwoord op geven, zonder in te gaan op de vraag hoe de inhoudelijke bezuiniging wordt ingevuld. Zij weet wat voor gevolgen een bezuiniging van 2,4 miljard kan hebben. Ik vraag aan haar: wat zijn de mogelijke gevolgen van een bezuiniging van 2,4 miljard?
Minister Schreinemacher:
Ik heb zelf ook moeten bezuinigen: ik heb al 3,5 miljard, nu en in de toekomst, in mijn begroting moeten verwerken. Ik heb dat ook op een zo verstandig mogelijke manier proberen te doen door bijvoorbeeld geen juridische contracten open te breken en af te blijven van dingen die al helemaal belegd waren. Ik heb dat op een verstandige manier gedaan en ik vertrouw erop dat mijn opvolger het ook op een verstandige manier zal doen. Ik heb een aantal elementen aangegeven in mijn inleiding, bijvoorbeeld dat Nederland zich in het buitenland assertief blijft opstellen. Volgens mij is dat heel belangrijk. Ook het belang van hulp en handel heb ik aangegeven. Ik ben ook blij dat dat bij één minister blijft. Maar verder is het echt aan het volgende kabinet.
Mevrouw Dobbe (SP):
Ik heb eigenlijk dezelfde vraag, maar ik zal 'm niet zo herhalen. Ik verwacht niet van de minister dat zij onze classificaties deelt. Ik de plannen dom genoemd. Ik vind dat ook, maar dat hoeft de minister niet te herhalen. Maar uiteindelijk hoor ik ook dat de minister zich wel zorgen maakt, omdat er echt een forse bezuiniging aan zit te komen. En de minister is eigenlijk de enige die op dit moment echt goed weet wat dat gaat betekenen. Zij is namelijk de enige die echt zicht heeft op wat wij allemaal doen en op wat wel of niet weg kan. Ik hoor de minister ook zeggen dat er zorgen zijn over het SRGR-beleid. Kan zij deze zorgen met ons delen? Welke zorgen heeft zij dan over het beleid voor SRGR en het voortzetten daarvan?
Minister Schreinemacher:
Heel in het kort. Zoals ik ook in mijn inleiding zei, heeft Nederland echt een voortrekkersrol. Veel landen kijken ook naar ons als het gaat om dit beleid, het opkomen voor de lhbtqi+-gemeenschap en het bestrijden van hiv/aids. Met die programma's helpen wij mensen en je weet niet of dat in de toekomst nog zo zal zijn. Maar nogmaals, ik weet niet wat mijn opvolger van plan is. Het zou echt speculeren in de ruimte zijn, maar ik weet in ieder geval dat de beleidsdomeinen water en voedselzekerheid wel genoemd staan in het hoofdlijnenakkoord. Daar ben ik heel blij om, want dat is ook heel belangrijk, zeker om perspectief te bieden aan mensen in met name Afrikaanse landen. Ik ben ook trots op wat we daar tot nu toe hebben gedaan. Maar het is allemaal belangrijk, want anders had ik dat als minister niet gedaan.
Ik ga door naar de beantwoording. Mevrouw Kamminga vroeg naar delegated cooperation: hoe gaan andere landen, zoals Duitsland en Frankrijk, hiermee om en zouden we daar lessen van kunnen leren? Mevrouw Kamminga gaf zelf ook al dat Nederland gebruikmaakt van delegated cooperation. Dat doen we met Buitenlandse Zaken, maar ook met FMO, RVO en Nuffic. Tot nu toe werd 86 miljoen door de EU overgedragen aan Nederlandse organisaties en werden voorstellen van FMO voor ruim 500 miljoen al goedgekeurd. Maar ik ben ook van mening dat dit verder versterkt zou moeten worden en dat heb ik ook aangegeven in mijn nota Doen waar Nederland goed in is. We hebben inmiddels ook al meer dan tien jaar ervaring als Nederland met de combinatie van hulp en handel.
Nederland heeft een aantal geïntegreerde Global Gateway-proposities ontwikkeld met betrokkenheid van kennisinstellingen, ngo's en de private sector. In mei diende Nederland een aantal voorstellen in bij de Europese Commissie op terreinen waar Nederland meerwaarde heeft, bijvoorbeeld de energietransitie en agrologistiek. Ik weet dat Duitsland en Frankrijk hier al wat verder in zijn. Deze landen hebben daarvoor dan ook andersoortige en grotere uitvoeringsorganisaties en budgetten. Maar ik ben het met mevrouw Kamminga eens dat Nederland daar nog meer aan zou kunnen doen. Het is natuurlijk wel zo dat wij niet kunnen afdwingen dat het wordt geoormerkt voor het Nederlandse bedrijfsleven of voor Nederlandse ngo's, want de uitgave van EU-middelen loopt natuurlijk gewoon via de Europese aanbestedingsregels.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Wat mij betreft waren het ook twee verschillende dingen. Enerzijds heb je de delegated cooperation en het is goed om te horen dat de minister daarvoor openstaat. Ik denk echt dat het belangrijk dat we daar stappen in kunnen maken, want ik hoor van het bedrijfsleven en van de ngo's dat het voor hen heel moeilijk is om zich in te schrijven voor DC-tenders. Andere landen maken dat veel gemakkelijker. Maar dat oormerken zat voor mij eigenlijk ook meer op zaken die we in het kader doen van bijvoorbeeld noodhulp. Nu leveren we extra steun aan Gaza en Oekraïne. Er zijn gewoon heel veel Nederlandse bedrijven die klaarstaan en de goederen en middelen hebben om die daar snel naartoe te brengen. Als land liggen we ook nog logistiek heel handig om dat te gaan doen. Ik zie gewoon dat een land als de VS dat doet. Die zeggen gewoon: wij geven dit bedrag, maar dan verwachten we wel dat het óf via die partijen gaat óf niet. Ik snap het in EU-verband, maar volgens mij is er in VN-verband echt meer mogelijk.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel voor de vraag. Ik denk dat dat niet alleen het geval is in EU-verband, maar ook in VN-verband. We zijn binnen de VN en andere internationale organisaties, ook IBRD en de Wereldbank, bezig om ervoor te zorgen dat bijvoorbeeld duurzaamheid een belangrijker criterium wordt in de aanbestedingen. Op die manier wordt ons bedrijfsleven ook steeds aantrekkelijker. Ik zal dat ook als een van de zaken in het overdrachtsdossier zetten en mijn opvolger vragen of zij daarop wil blijven inzetten. Maar nogmaals, dat is aan haar en aan het volgende kabinet.
Dan vroeg de heer Ram naar de imvo-wetgeving en wat wij kunnen doen om de regeldruk voor het mkb zo laag mogelijk te houden. Ik ben het helemaal met de heer Ram eens. Wij hebben verschillende debatten gevoerd over de lastendruk voor het mkb en met name ook over de due-diligencewetgeving, de wetgeving over internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen die nu in de EU is aangenomen en die wij moeten omzetten naar een Nederlandse wet. Het kabinet heeft zeker oog voor de impact van de regeldruk op het bedrijfsleven, ook voor het mkb. Zo wordt altijd advies ingewonnen door het Adviescollege toetsing regeldruk. Uitgangspunt is om Europese wetgeving, conform standaard kabinetsbeleid, lastenluw te implementeren. Dat wil ik de komende anderhalve week nog doen wat betreft de implementatie, maar ik ga ervan uit dat de heer Ram ook mijn opvolger scherp zal houden om ervoor te zorgen dat die lastendruk — dat staat natuurlijk ook in het hoofdlijnenakkoord — zo laag mogelijk wordt gehouden. Overigens is de Europese Commissie ook onder de naam "Betere regelgeving" in samenwerking met lidstaten aan het kijken hoe de wetgeving sowieso voor minder lastendruk voor het bedrijfsleven kan zorgen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik wil bij de minister even doorvragen op de lastendruk. In de gesprekken die we gevoerd hebben met het mkb in Nederland maar ook met het bedrijfsleven in ontwikkelingslanden zelf, horen we veel dat de multinationals die aan deze regels moeten voldoen, zelf veel chaos creëren door onderling niet te coördineren en door op heel veel verschillende manieren precies dezelfde vraag te stellen, wat leidt tot een grote administratieve druk. Hoe kijkt de minister daarnaar? Heeft zij ook ideeën voor hoe we ervoor kunnen zorgen dat juist die multinationals hun verantwoordelijkheid gaan nemen om onderling te coördineren, zodat de druk op het mkb afneemt, en dat dat niet wederom als verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid wordt gezien?
Minister Schreinemacher:
Ik denk dat er verschillende manieren zijn om ervoor te zorgen dat bedrijven die daadwerkelijk onder de richtlijn vallen, daaraan kunnen gaan voldoen. We hebben natuurlijk een loket bij RVO, waar bedrijven met vragen terechtkunnen over hoe zij aan de richtlijn kunnen voldoen. Zelfs mkb'ers die niet onder de richtlijn vallen, kunnen terecht bij het hulppunt. Zij krijgen waarschijnlijk wel te maken met deze regels, omdat de grote bedrijven, importeurs, ook van hen eisen dat zij aan die normen voldoen. Dus ook al zijn zij niet direct aansprakelijk of direct verantwoordelijk, zijn zij dat indirect natuurlijk wel. Daarnaast zijn we bezig met die bedrijfseffectentoets, waarmee we kijken hoe we ervoor kunnen zorgen dat het zo makkelijk mogelijk wordt voor bedrijven om hieraan te voldoen. Want waarom is die richtlijn er? Waarom willen we die richtlijn? Om misstanden in de gehele keten tegen te gaan en ervoor te zorgen dat er ter plaatse geen negatieve gevolgen voor het milieu en mensenrechten zijn.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik ga proberen om mijn vraag scherper te formuleren. Ik ben heel blij met de steun aan het mkb. Het mkb vraagt daar ook heel erg om. Maar wat mij opvalt, is dat we het hier hebben over de verantwoordelijkheid van 457 van de allergrootste bedrijven van Nederland. Ik vraag de minister of zij ook actief deze bedrijven erop aanspreekt dat zij nu aan zet zijn om ervoor te zorgen dat de lastendruk voor het mkb, zowel hier als in toeleverende landen, daadwerkelijk zo laag mogelijk blijft. Het moet dus niet via een RVO-steunpunt gebeuren, maar zij moeten nu zelf ook laten zien dat zij in staat zijn zich te organiseren om van de ketenverduurzaming een succes te maken.
Minister Schreinemacher:
Ik ben daar zelf nog niet met bedrijven over in gesprek. Bedrijven zijn zich natuurlijk heel erg goed bewust van wat er op ze af gaat komen, ook de grote bedrijven. Zij begrijpen ook dat dit met name effect heeft op hun eigen bedrijfsmodel en op hoe zij zaken doen. Zoals gezegd wordt het mkb meegenomen in de slipstream. Als het mkb producten wil verkopen via of aan het grootbedrijf, dan zullen zij ook aan die richtlijn moeten voldoen, ook al zijn ze zelf niet aansprakelijk en vallen ze zelf niet onder de richtlijn. Ik ben van harte bereid om dat nog eens onder de aandacht te brengen, ook bij de grote bedrijven, die wel onder de richtlijn vallen. Maar zoals gezegd weten die heel goed wat er op ze afkomt en waar zij wel en niet voor verantwoordelijk zijn.
De heer Ram (PVV):
Een vraag aan de minister. Ik heb in mijn betoog de CO2-richtlijn genoemd. Het mkb wordt er echt helemaal knettergek van. Twintig verschillende boekhoudingen door twintig verschillende multinationals worden allemaal over de schutting gegooid en vervolgens mag het mkb het dan opknappen. Mijn vraag was ook in bredere zin gericht, niet alleen op de imvo-richtlijn maar ook op de ontbossingsrichtlijn en alle richtlijnen die er nog aan zitten te komen. Hoe krijgen we voor elkaar dat de lastendruk door al die richtlijnen nu wordt verminderd? Kan het ministerie daar een rol in spelen, ook naar de bedrijven toe, door dat ergens te standaardiseren, een formulier te creëren voor al die richtlijnen zodat het in één keer, net zoals bij de Belastingdienst — misschien is de Belastingdienst geen goed voorbeeld, maar u weet wat ik bedoel — gemakkelijker gemaakt kan worden?
Minister Schreinemacher:
Ik denk dat dat een heel terechte vraag is, juist omdat er nu heel veel verschillende richtlijnen op elkaar komen: de ontbossingsverordening, de dwangwet die er ook nog bij komt, de CSDDD, de imvo-richtlijn. Ik denk dat het heel terecht is. Wij hebben als Nederland in de onderhandelingen over de imvo-richtlijn er steeds voor gepleit dat de definities zo veel mogelijk hetzelfde waren in alle richtlijnen. Dan denk je: waar gaat het om bij definities? Maar dat is voor het bedrijfsleven wel heel belangrijk dat ze zo veel mogelijk gelijk zijn in al die richtlijnen: waar moeten we nou precies over rapporteren, aan welke regels moet ik precies voldoen? Daarom hebben wij er als Nederland voor gepleit — dat staat ook in ons BNC-fiche — dat de CSRD, dus weer een andere richtlijn over rapporteren voor het bedrijfsleven, zo veel mogelijk gelijk zou zijn aan wat we van het bedrijfsleven vragen voor de imvo-richtlijn. Ik denk dat hier in de toekomst zeker nog een slag in te maken is. Zoals al eerder gezegd gaat mijn opvolger daarover, dus ik hoop dat u haar dat ook op het hart zult drukken. Maar het is iets waar mijn ministerie samen met het ministerie van Economische Zaken t.z.t. zeker op moet samenwerken om ervoor te zorgen dat er voor het bedrijfsleven niet allemaal verschillende definities en verschillende formulieren zijn. Ik ben dat met de heer Ram eens.
Mevrouw Kamminga vroeg naar Invest International en het kernkapitaal, dat daar toch wel redelijk is opgedroogd. Ik heb hier inmiddels al aandacht voor gevraagd bij de minister van Financiën. Het besluit is ook aan de minister van Financiën als verantwoordelijke voor de staatsdeelneming. Ik ben verder natuurlijk wel blij dat Invest International het zo goed doet, want het is een van de uitvoeringsinstanties van mijn hulp- en handelsbeleid. Er is ook veel vraag naar bij het Nederlandse bedrijfsleven om de internationale concurrentie aan te kunnen gaan en internationaal actief te kunnen zijn in sectoren die van strategisch belang zijn voor Nederland. Invest International is precies bedoeld voor wat de markt niet kan oplossen. De continuïteit van Invest International is daarom van groot belang. Daarvoor is ook een oplossing voor die kapitaalbehoefte nodig. Ik hoop dat het volgende kabinet daartoe ook in het kader van de najaarsbesluitvorming zal besluiten. Maar ook hierbij geldt weer: het is aan het volgende kabinet.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank aan de minister. Ik zou graag van de minister nog iets scherper willen krijgen waar het dan precies op vastzit. U zegt terecht dat het aan een volgend kabinet is. Maar om ook te kunnen kijken of wij dat zouden willen en waar wij als Kamer misschien dat extra zetje zouden kunnen geven, is het wel nuttig om te weten waar het dan op vastzit. Zit het op het bedrag? Is de argumentatie niet voldoende? Kan de minister daar toch iets meer duidelijkheid in scheppen?
Minister Schreinemacher:
Ik zou u dan natuurlijk het liefst willen doorverwijzen naar mijn collega, de minister van Financiën, en ook naar de volgende minister van Financiën. Zijn telefoonnummer hebt u misschien wel in uw telefoon staan. Maar het gaat erom dat zij er vraagtekens bij hebben of het bijvoorbeeld helemaal aanvullend is aan de markt en of daar sprake is van marktfalen of niet. In mijn beleving is dat wel het geval. Dat hoor ik ook als ik dat aan het bedrijfsleven vraag. Maandag sprak ik nog een CEO van een bedrijf dat veel zakendoet met Invest International. Zij geven aan dat dit echt gebeurt voor projecten waar normale investeerders of verzekeraars niet zo snel bij betrokken willen zijn.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Nogmaals, de minister merkt natuurlijk terecht op dat het uiteindelijk aan de minister van Financiën is, maar het is tegelijkertijd, denk ik, ook wel aan ons om een handje te helpen om die extra argumentatie te geven. Dan helpt het wel dat de minister aangeeft, zoals ze nu ook doet, dat er in ieder geval vanuit haar portefeuille een meerwaarde is. Dan kunnen wij de weging maken en wellicht kunnen we dan dat extra zetje geven dat er kennelijk nog nodig is.
Minister Schreinemacher:
Absoluut, en hierbij moedig ik u daar ook toe aan.
Dan vroeg mevrouw Kamminga ook nog naar de tegensancties van China ten aanzien van de importheffingen van de EU op Chinese auto's. Zoals u weet heeft de Commissie op 12 juni bekendgemaakt voornemens te zijn voorlopige antisubsidieheffingen op elektrische auto's uit China op te leggen, variërend per fabrikant van 17% tot 38%. De Commissie stelt dat een onderzoek heeft uitgewezen dat er sprake is van oneerlijke subsidiëring die een dreiging vormt voor de EU-industrie. Het staat China, net als andere landen, natuurlijk vrij om onderzoek te doen naar mogelijke subsidiëring of dumping van goederen op de eigen markt, onder het acquit van de WTO. Het is mij bekend dat de forse export naar China voor onze landbouwindustrie van belang is, maar het is nu nog wel te vroeg om vooruit te lopen op de uitkomsten van een dergelijk onderzoek.
Dan ga ik door naar Gaza en de vragen die daarover, en met name over UNRWA, zijn gesteld. De heren Bamenga en Van Baarle vroegen naar de opschorting van het bedrag voor UNRWA en wanneer we overgaan tot betaling. Ik ga toch weer even terug naar de manier waarop dit is ontstaan. Zoals meermaals in deze Kamer is gesteld, is vanwege de ernst van de beschuldigingen besloten om een politiek signaal af te geven om de beschuldigingen aan het adres van UNRWA serieus te onderzoeken. Zoals mevrouw Kamminga al in een interruptie zei, had Nederland op dat moment al de jaarlijkse bijdrage aan UNRWA overgemaakt. Additionele financiering voor UNRWA was niet voorzien. Zoals u weet, ligt dit besluit binnen de verantwoordelijkheid van de minister voor BHOS, die zich, zoals gebruikelijk, mede laat adviseren door ambtenaren en mede op basis daarvan besluiten neemt.
Ik heb inmiddels ook weer besloten om UNRWA weer mee te wegen als potentieel kanaal voor hulp. We hebben dus eigenlijk een heel stevig politiek signaal gegeven door te zeggen: nee, we gaan nu even de hulp aan UNRWA staken. Maar naar aanleiding van het Colonna-rapport hebben we gezegd het wel weer mee te wegen, maar voordat we echt weer over kunnen gaan tot betaling en hervatting van financiële steun, moet aan een aantal voorwaarden voldaan zijn. Daarbij gaat het om de implementatie van de aanbevelingen uit het rapport van de Franse minister Colonna. We wegen ook het OIOS-onderzoek van de VN mee. Ik was vorige week nog in de Verenigde Staten. Daar heb ik ook gesproken met onze mensen en onze ambassadeur bij de VN. Zij heeft ook veel gesprekken binnen de VN over dat OIOS-rapport en weet hoe belangrijk het voor Nederland is om daarover te horen. Het lijkt erop dat er een update komt rond eind juni, begin juli. Zoals ik ook in mijn laatste brief aan uw Kamer heb geschreven, worden de uitkomsten alleen op hoofdlijnen openbaar, omdat dit onderzoek individuen betreft. Natuurlijk wegen we niet alleen het OIOS-rapport mee, zoals ik ook in mijn eerdere brief over UNRWA heb gezegd, maar volgens de implementatie van de aanbevelingen van Colonna wegen we ook de noden in Gaza en de stabiliteit van de regio mee. We hebben ook gezegd dat we meer humanitaire hulp voor Gaza vrijmaken. Daar heb ik vorige week dus ook een brief over gestuurd.
De heer Ram (PVV):
Ik ben toch wel heel erg verbaasd en gechoqueerd dat de minister toch overweegt om UNRWA weer geld te geven. Er is geen enkele verandering geweest wat betreft de feiten. Er is nog geen enkel onafhankelijk onderzoek geweest als het gaat om de bewijzen. De review group waar de minister aan refereert, mocht helemaal geen onderzoek doen naar de misdaden die mogelijk begaan zijn door UNRWA. Er staat gewoon letterlijk een artikel in het UNRWA-rapport dat zij dat niet mochten onderzoeken. Daar gaat het rapport dus ook niet over. En het OIOS-rapport is een intern rapport. Het is ook geen onafhankelijk rapport. Wat is er nu feitelijk veranderd sinds 7 oktober waardoor de minister nu toch overweegt om UNRWA weer geld te gaan geven?
Minister Schreinemacher:
Ik ben het hier niet helemaal over eens met de heer Ram. Dat Colonna-rapport onderzocht de neutraliteit en de mechanismen die UNRWA heeft om neutraliteit te waarborgen in hun organisatie. Dat hebben ze onderzocht. Ze hebben inderdaad niet onderzocht welke individuen mogelijk een rol zouden hebben gespeeld bij de brutaliteiten, de aanslagen op 7 oktober. Voordat we overgaan tot betaling wachten we dus nog op dat rapport. OIOS maakt weliswaar deel uit van de VN, maar is wel onafhankelijk. Hier hebben we ook een inspecteur-generaal die onafhankelijk onderzoek doet als er iets misgaat bij ons ministerie van Defensie. Zo moet u ook het OIOS-rapport wegen. Dat is dus wel degelijk echt onafhankelijk. Daarom hechten wij ook zo veel waarde aan dat OIOS-rapport.
De heer Ram (PVV):
Ik heb daar toch een vervolgvraag over. Het is gebleken dat bij al die VN-scholen en VN-compounds al die tunnels zijn aangelegd. Dat wordt niet meegenomen in het OIOS-rapport. Alleen die twaalf medewerkers worden onderzocht. Israël heeft er al meerdere aangedragen en die worden ook niet meegenomen in het OIOS-rapport. In mijn optiek is het een intern rapport van een interne organisatie van de VN die het zelf onderzoekt. Er is geen procureur-generaal en geen strafhof dat hier een onderzoek heeft uitgevaardigd. Vervolgens mag de secretaris-generaal ook zelf beslissen wat er openbaar wordt gemaakt. Die moet dan gaan beslissen of de eigen organisatie de fout in is gegaan en of die dan strafrechtelijk vervolgd wordt. Dat is toch niet onafhankelijk? Dus nogmaals de vraag: wat is er nou wezenlijk veranderd sinds 7 oktober?
Minister Schreinemacher:
De secretaris-generaal heeft er heel veel baat bij dat er geen enkele twijfel is over de neutraliteit van UNRWA. Hij is zich wel degelijk bewust van de discussies en debatten die in deze Kamer, maar ook in andere parlementen binnen alle donorlanden worden gevoerd. Hij heeft er heel veel baat bij dat elke twijfel wordt weggenomen. Onlangs is er ook door Nederland bij hem op aangedrongen om zo veel mogelijk openheid en transparantie te betrachten over de resultaten van het OIOS-rapport. Daar blijven wij op duwen. Wat er anders is na 7 oktober, is dat het Colonna-rapport er is, dat zegt: er zijn nog aanbevelingen; de neutraliteit is nog niet helemaal goed. Daar heb ik ook zorgen over, zoals ik in de brief heb opgenomen. Maar als die aanbevelingen worden opgevolgd, is de neutraliteit van UNRWA en van alle medewerkers gewaarborgd. Dat is voor mij en voor het kabinet heel belangrijk geweest om UNRWA weer mee te nemen als hulpkanaal, om het in het jargon te houden.
De heer Ram (PVV):
Dan heb ik toch een vervolgvraag. Ik neem aan dat ook de minister al die tunnels heeft gezien, die 700 kilometer. Die zijn allemaal aangesloten op UNRWA-locaties. Dan kan het toch niet zo zijn dat er sprake is van enige neutraliteit bij al die UNRWA-medewerkers die daar hebben gewerkt? Die hebben dat allemaal gezien. Waarop wordt die neutraliteit gebaseerd? In het onderzoek van Colonna zijn de tunnels en hoe de medewerkers daarmee zijn omgegaan niet onderzocht. Dat mochten ze namelijk niet. Dat is juist het punt van dat misdrijf.
Minister Schreinemacher:
Nogmaals, Colonna heeft een onderzoek naar neutraliteit gedaan en OIOS doet onderzoek naar daadwerkelijke betrokkenheid van de medewerkers. De heer Ram heeft het over tunnels, maar die zijn van Hamas en niet van UNRWA. Ik vind het wel heel belangrijk om hier dat onderscheid te maken en te blijven maken.
De heer Ram (PVV):
Dit begrijp ik daadwerkelijk niet, want die tunnels zitten gewoon in UNRWA-locaties, gewoon in een school. Bij de deur naast het klaslokaal zie je gewoon een tunnel. Met andere woorden, UNRWA-medewerkers hebben daarvan geweten. Die zijn dus ook niet neutraal. Die hebben dat niet verteld aan de VN en zeker niet aan Israël. Dat betekent dat ze daarover gezwegen hebben. Dat betekent toch dat die UNRWA-medewerkers niet neutraal zijn? Dan kunnen we wel zeggen dat Colonna dat niet onderzocht heeft en dat die alleen naar de mechanismes en procedures heeft gekeken, maar elke organisatie kun je op papier neutraal maken. Dat wil niet zeggen dat die zo opereert. In mijn optiek heeft UNRWA dat absoluut niet gedaan. Je kan wel zeggen dat het Hamastunnels zijn, maar ze zijn gewoon op UNRWA-scholen aangesloten. Wat is dan nog het onderscheid tussen Hamas en UNRWA op dit punt?
Minister Schreinemacher:
De heer Ram doet nu aannames. Hij zegt dat UNRWA-medewerkers ervan hebben geweten en het hebben verzwegen. Zoals gezegd … Nou ja, ik val in herhaling. Ik blijf bij wat ik heb gezegd over het onderzoek naar neutraliteit. Wij wachten het OIOS-rapport af. Daarin wordt nu onderzocht of medewerkers al dan niet betrokken zijn geweest bij de aanvallen op 7 oktober.
De heer Bamenga (D66):
Ik hoor de minister herhalen wat er eerder is gezegd in januari over het opschorten van hulp via UNRWA aan Gaza. De minister geeft hier weer aan dat het gaat om het afgeven van een stevig politiek signaal. Ik zou graag van de minister willen weten: ten koste van wat?
Minister Schreinemacher:
Sorry, kunt u de vraag herhalen?
De heer Bamenga (D66):
De vraag is ten koste van wat er een politiek signaal wordt afgegeven.
Minister Schreinemacher:
Dat hebben we ook al eerder besproken. We hebben die 19 miljoen al in januari overgemaakt. We hebben al voor het hele jaar onze bijdrage overgemaakt. Wat dat betreft is het niet ten koste gegaan van de bijdrage van Nederland.
De heer Bamenga (D66):
Kan de minister zich het volgende voorstellen? Mensen horen bombardementen. Ik sprak gister iemand die z'n hele leven lang in Gaza heeft geleefd. Hij zei tegen mij: pas toen ik in Europa kwam, hoorde ik de vogels fluiten, want ik hoor alleen maar het gezoem van de drones; ik heb geen perspectief gekend. Mensen hebben enig perspectief, namelijk de hulp die zij kunnen krijgen via UNRWA, en krijgen vervolgens te horen dat de hulp die zij, onschuldige mensen, krijgen, wordt opgeschort. Kan de minister zich voorstellen wat dat doet met deze mensen?
Minister Schreinemacher:
De heer Bamenga schetst nu een gesprek dat hij had. Dat deed hij in zijn eerste termijn ook. Ik ben misschien niet genoeg ingegaan op hoe vreselijk de situatie daar is. Het ging meteen heel technisch over het Colonna-rapport et cetera. Maar de heer Bamenga heeft helemaal gelijk als hij zegt dat mensen nu in Gaza onder verschrikkelijke omstandigheden leven. Daarom pleit Nederland ook voor een staakt-het-vuren. Daarom pleit Nederland ook voor zo veel mogelijk humanitaire hulp zo snel mogelijk ter plaatse krijgen bij mensen. Daarom heb ik ook extra fondsen voor humanitaire hulp beschikbaar gesteld.
De heer Bamenga (D66):
Ik ben blij dat Nederland pleit voor een staakt-het-vuren en bepleit dat er meer hulp naar Gaza zou moeten gaan. Dan wil ik de minister toch vragen om niet te wachten met het overmaken van de laatste betalingen, die 3 miljoen waarover gesproken wordt, maar om dat gewoon zo snel mogelijk te doen. Dat kan mensen perspectief bieden. Het enige wat die mensen op dit moment hebben, het meest basale wat ze kunnen krijgen, is veilig water, medicijnen en eten. Daar gaat het over. Dit is totaal niet politiek. Hier hoef je geen politiek signaal voor af te geven. Het gaat er hier echt om dat we de kinderen om wie het gaat, de onschuldige mensen, beschermen. Kan de minister dat toezeggen?
Minister Schreinemacher:
Ik kan de heer Bamenga toezeggen dat het kabinet over zal gaan tot betaling zodra de conclusies van het OIOS-rapport ons geruststellen. Hierbij wordt meegewogen of de aanbevelingen van het Colonna-rapport zijn geïmplementeerd. We hoeven geen vraagtekens te stellen bij de noden; die kennen we allemaal. Ik wil daaraan toevoegen dat ik blij ben dat er vanavond een gesprek wordt gevoerd over de feiten inzake de hongersnood in Gaza. Het kabinet gaat uit van alle feiten zoals die ons door internationale organisaties worden aangereikt.
Ik hoop ook dat het nieuwe kabinet zich zal blijven baseren op de grote consensus wereldwijd over hongersnood in Gaza en zal blijven aandringen op meer voedselhulp voor Palestijnen. Die noden zijn ons dus bekend. Ik vind het belangrijk om dat OIOS-rapport af te wachten, maar daarna hoop ik dat ik of het nieuwe kabinet zo snel mogelijk tot betaling over kan gaan.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik hoor de minister namens het Nederlandse kabinet zeggen dat blijkens het Colonna-rapport UNRWA als organisatie in principe voldoet aan de waarborgen die je zou verwachten van een neutrale organisatie, mits er voldaan wordt aan een aantal verbeterpunten. In principe is UNRWA een neutrale organisatie, maar er zijn nog wat punten die verbeterd moeten worden om ervoor te zorgen dat dat volgens internationale standaarden optimaal is. Zo begrijp ik het toch goed?
Minister Schreinemacher:
U zegt "nog wat punten", maar het zijn echt wel meer dan 50 aanbevelingen. Het zijn dus niet zomaar wat puntjes; het is wel serieus.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat klopt. Het zijn aanbevelingen die we met elkaar serieus moeten nemen. Het is dus wel zo dat UNRWA in principe een neutrale organisatie is. Het rapport constateert dat waarborgen voor neutraliteit aanwezig zijn, dat die verbeterd kan worden en dat er inderdaad punten aangedragen worden om in de organisatie in te bedden. Je zegt dus enerzijds dat een organisatie in principe neutraal is — met enkele aanbevelingen op grond waarvan we ervoor kunnen zorgen dat dat verbeterd wordt — en anderzijds dat we moeten wachten op een onderzoek naar twaalf individuen. Ik vind dat een rare redenering. Dat zegt iets over die individuen; niet over de organisatie. Mijn vraag aan de Nederlandse regering is: als een organisatie in principe neutraal is, met ruimte voor verbetering, dan hoeven we toch niet te wachten op een onderzoek naar twaalf individuen die zich mogelijk — we weten het niet — misdragen hebben? Er zijn beschuldigingen, maar er is nog steeds geen bewijs geleverd door Israël. Wat staat er dan in de weg om het geld over te maken? Het zijn twaalf individuen op tienduizenden mensen die werken bij een organisatie die in principe neutraal is.
Minister Schreinemacher:
Ik ben het ermee eens dat het over twaalf individuen gaat. Ik ben ook blij dat UNRWA tot actie is overgegaan om deze twaalf individuen direct te ontslaan en direct een OIOS-rapport op te stellen. Want ook UNRWA zelf is erbij gebaat, net als de secretaris-generaal van de VN, dat er geen enkele twijfel over hun neutraliteit bestaat. Zoals ik net ook al zei in mijn antwoord op de eerste vraag: het gaat niet zomaar over een paar aanbevelinkjes. In het rapport — ik ga ervan uit dat de heer Van Baarle dat goed heeft gelezen — staat dat er mechanismen in de organisatie aanwezig zijn om neutraliteit te waarborgen, maar er staat ook dat die op dit moment niet overal voldoen. Dat vind ik wel een heel belangrijke vereiste om Nederlands belastinggeld aan UNRWA over te maken. Dat is ook waarom ik zo veel waarde hecht aan de implementatie van die aanbevelingen. Ik heb de heer Lazzarini daar onlangs, twee weken geleden, nog over gesproken. Die begrijpt dat belang ook. Ze zijn er heel voortvarend mee aan de slag gegaan. Ik was heel blij om dat te horen. Ik heb hem aangemoedigd om er zo veel mogelijk vaart achter te zetten, zodat Nederland ook weer over kan gaan tot financiering.
De heer Van Baarle (DENK):
Maar dan nogmaals de volgende vraag. Alle seinen staan in principe op groen. Kijk ook naar de welwillendheid van UNRWA om verbeteringen aan te brengen in hun eigen organisatie. De minister geeft terecht aan dat UNRWA zelf aangeeft keihard aan de slag te zijn met die aanbevelingen. Volgens mij wil iedereen dat elke organisatie in de wereld gewoon optimaal functioneert. Het staat dus op groen, dus ik snap gewoon niet dat de Nederlandse regering nog steeds wil wachten op een uitspraak over twaalf individuen. Waarom hangt het lot van UNRWA af van de vraag of twaalf individuen zich wel of niet misdragen hebben? Dat zegt toch niks over de organisatie?
Minister Schreinemacher:
Omdat de beschuldigingen zo zwaar zijn, vind ik het toch belangrijk om daarin zorgvuldigheid te betrachten en te wachten op het rapport. Ik begrijp het ongeduld van de heer Van Baarle, maar ik vind het echt belangrijk om het rapport, dat eind juni, begin juli komt, mee te kunnen wegen.
De heer Van Baarle (DENK):
Er werken tienduizenden mensen bij UNRWA. UNRWA voorziet de Palestijnen van vitale ondersteuning. Nu is er een extreemrechtse regering, de regering-Netanyahu, die beschuldigingen de wereld in werpt, zonder enige vorm van bewijs. Israël heeft tot op de dag van vandaag nog geen bewijs overgeleverd, noch aan UNRWA noch aan andere organisaties, dat de beschuldigingen staaft. Dus vraag ik het nogmaals aan de minister. Ze kan spelen met woorden als "dusdanig", "ernstig" en "politiek signaal", maar het werkt toch nog steeds zo in de wereld dat je onschuldig bent tot het tegendeel is bewezen? Er is niks bewezen. Dus waarom laat je het lot van deze organisatie en de hulp aan de Palestijnen daarvan afhangen? Het klopt toch dat het niet bewezen is? Waarom geef je het geld dan niet gewoon aan deze organisatie, die in principe neutraal is?
Minister Schreinemacher:
De heer Van Baarle zegt nu dat het niet bewezen is. Juist om dat soort dingen hier te kunnen zeggen, ook als regering, vind ik het heel belangrijk om het OIOS-rapport af te wachten, want dan weten we pas wat er wel en niet bewezen is en welk bewijs Israël al dan niet heeft overlegd aan OIOS. Daar heb ik nu geen kennis van, dus vind ik het ook gevaarlijk om daarover nu te gaan speculeren. Wel ben ik het met de heer Van Baarle eens dat Palestijnen nu voor een groot deel afhankelijk zijn van UNRWA voor hun steun. Zoals gezegd, hebben we begin van het jaar onze steun overgemaakt en we hebben nu dus ook weer meer geld vrijgemaakt voor humanitaire hulp binnen Gaza aan WHO, Rode Kruis en ILO en voor UNRWA gereserveerd. Het zou goed zijn als dat OIOS-rapport zo snel mogelijk komt zodat we over kunnen gaan tot betaling.
De heer Van Baarle heeft verder gezegd dat we ook vooruit moeten kijken binnen Gaza. We hebben 20 miljoen gereserveerd voor wederopbouw. De uitwerking daarvan is nu nog niet concreet. Dat is aan het volgende kabinet. Natuurlijk heeft mijn collega, minister van Buitenlandse Zaken Bruins Slot, op de conferentie van 11 juni in Jordanië over het belang van wederopbouw gesproken en ook de Nederlandse betrokkenheid daarbij benadrukt.
De heer Van Baarle heeft verder gevraagd naar de inkoop van defensiematerieel in Israël. Allereerst is het van belang onderscheid te maken tussen wapenexport, waarvan de exportcontrole valt binnen mijn portefeuille, en de inkoop van nieuw defensiematerieel, wat echt aan de minister en de staatssecretaris van Defensie is. Over de inkoop van materieel in Israël, waarover de heer Van Baarle sprak, zijn onlangs schriftelijke vragen gesteld die natuurlijk zullen worden beantwoord door de minister van Defensie.
Dan de vraag van de heer Van Baarle naar de relatie met Netanyahu. Zoals ik al zei, is het kabinet uitermate bezorgd over de situatie in Gaza en blijft het aandringen op een staakt-het-vuren, meer humanitaire hulp en vrijlating van de gegijzelden. We blijven ook in EU-verband en met partners uit de regio beide partijen oproepen om de Veiligheidsraadresolutie die vorige week is aangenomen, gesteund door Nederland, uit te voeren, zodat kan worden toegewerkt naar beëindiging van de vijandelijkheden en naar wederopbouw. Die boodschap heeft premier Rutte ook overgebracht aan de Israëlische premier Netanyahu.
De heer Van Baarle heeft verder gevraagd naar het Nederlands ontmoedigingsbeleid. Conform het ontmoedigingsbeleid ondersteunt de Nederlandse overheid geen activiteiten van bedrijven die direct bijdragen aan de aanleg en instandhouding van illegale nederzettingen of deze direct faciliteren. Als een bedrijf aankomt bij onze post, bij de RVO of bij ons ministerie en steun vraagt bij het ontplooien van activiteiten bij nederzettingen, dan krijgt het nul op het rekest. Daarnaast voert de overheid het etiketteringsbeleid van de EU met betrekking tot de herkomstaanduiding uit. Dat houdt in dat er gedifferentieerd wordt tussen producten uit Israël en producten uit nederzettingen in de bezette Palestijnse gebieden. Deze tweede categorie komt ook niet in aanmerking voor handelsvoordelen. Daar wordt op toegezien en gehandhaafd door de NVWA, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit.
Dan ga ik door naar verschillende onderwerpen die aan bod kwamen. Mevrouw Dobbe vroeg naar het bestrijden van vrouwenbesnijdenis. Evenals mevrouw Dobbe hecht ik groot belang aan het bestrijden van vrouwenbesnijdenis. Het kabinet investeert in seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, SRGR. Dat gaat ook over het uitbannen van vrouwenbesnijdenis. Dat doen we met UNFPA en het maatschappelijk middenveld, bijvoorbeeld om wet- en regelgeving te bevorderen die deze schadelijke praktijk voorkomt.
De heer Ram vroeg naar het migratiepact, specifiek met Egypte en of wat we nu hebben georganiseerd voldoende is om daar de migratiestroom te stoppen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Het antwoord van de minister over het belang dat de Nederlandse regering hecht aan het bestrijden van vrouwenbesnijdenis vind ik heel goed om te horen. Het is namelijk gruwelijk. Maar ik vroeg het natuurlijk in een context. Ik vroeg het in de context van de bezuinigingen die op dit moment nog in de begroting zitten maar die we graag zouden willen terugdraaien en in de context van de bezuinigingen die er nog aan gaan komen, die zijn aangekondigd. Die zullen dit ook raken. Kan de minister daarop reflecteren? Als wij de bezuinigingen terugdraaien die nu in de begroting zitten, komt het dan ook goed voor die programma's? Kunnen die dan doorgang vinden? Kunnen we dit in stand houden?
Minister Schreinemacher:
Ik zei in mijn inleiding ook al: het is allemaal belangrijk. Als we het ergens anders weghalen, bijvoorbeeld bij onderwijs, dan halen we het weg bij beurzen voor voedsel, voedselzekerheid en water. Als we het weghalen bij internationale organisaties of multilaterale instellingen, bij dat kopje in de begroting, dan gaat het ten koste van al gecommitteerde bedragen aan bijvoorbeeld UNESCO. Ik weet dat mevrouw Dobbe hier een amendement over indient, dus ik zal daar straks in de tweede termijn nog op ingaan. Kijk, ik ben hier helemaal voor. Dit doet mij ook pijn. Dat deed het al toen ik dit in januari voorstelde en de Kamer daarmee instemde bij de begroting. Maar toen hebben we het eigenlijk afgesproken. Wij zijn daarna verdergegaan met het committeren van de bedragen zoals we die toen in de begroting hebben afgesproken. Als we dat dus nu weer gaan openbreken, dan moet ik het weer bij andere programma's weghalen. Dat doet ook pijn, ook bij mevrouw Dobbe, denk ik. Het moet uit de lengte of uit de breedte komen.
Mevrouw Dobbe (SP):
Als de minister straks naar het amendement gaat kijken, dan zal ze zien dat de dekking die we voorstellen, bestaat uit geld dat is gereserveerd maar nog niet is gecontracteerd. In principe hoeft de minister het dus nergens weg te halen. Je zegt gewoon: we gaan geen plan maken om het hieraan te besteden, maar we gaan een plan maken om het aan iets anders te besteden. Het is dus niet zo dat andere programma's moeten stoppen door de dekking van dit amendement. Maar het is wel zo dat dat hele kleine bedrag dat we inzetten voor vrouwenrechten en SRGR een groot verschil kan maken.
Verder wil ik nog opmerken dat het opvallend is dat als wij een dekking voorstellen voor bijvoorbeeld seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, er zeer veel waarde aan wordt gehecht om precies te weten waar de dekking vandaan komt, terwijl er aan de andere kant miljarden worden weggehaald en er geen inzicht gegeven kan worden in wat dat dan betekent. Dat vind ik dus opvallend. Ik denk dat dat ook meegewogen kan worden bij het feit dat dit kleine amendement moet kunnen.
Minister Schreinemacher:
Tja, dat ben ik toch niet helemaal eens met mevrouw Dobbe. U vraagt naar wat het zal betekenen voor de miljarden die worden weggehaald. Dat hangt helemaal af van hoe dat wordt ingericht door mijn opvolger, dus ik kan daar gewoon feitelijk geen antwoord op geven. Het is wel zo dat u het bedrag van 13 miljoen — het ging om 13 miljoen als ik mij niet vergis, maar ik kom straks nog op de amendementen — heeft gebaseerd op een overzicht dat u in maart heeft gekregen. We leven nu in half juni. Wij zijn in de planning doorgegaan, gewoon conform wat we bij de begroting met elkaar hebben afgesproken, met de bedragen zoals we die toen hebben afgesproken. We zijn nu dus tweeënhalve maand verder. Daarom zijn we met die 13 miljoen al veel verder qua committering. Het is dus niet zo dat het nu nog vrije ruimte is. We zijn nu halverwege het jaar om dat geld goed uit te geven. Ik ben het helemaal met mevrouw Dobbe eens dat het doel waarvoor zij dit wil vrijmaken, heel goed is. Ik steun dat ook graag, maar het is wel zo dat wij in het verleden dat geld voor het overige armoedebeleid hebben vrijgemaakt. Maar goed, ik kan daar later nog op terugkomen bij de bespreking van het amendement.
De voorzitter:
Prima. Kunnen we al naar de tweede termijn?
Minister Schreinemacher:
Nee, nog niet. Ik heb nog een vraag van de heer Ram over het migratiepact van de EU met Egypte. Hij loopt nu weg, maar hij zal straks wel van iemand horen wat ik hierop heb geantwoord. Daarbij is een partnerschap tot stand gekomen waarvoor Egypte leningen en investeringen ontvangt voor de noodlijdende Egyptische economie, en een deel voor maatregelen om migratie naar Europa tegen te gaan. Ook is hierover de dialoog met Egypte verder verdiept. Egypte vangt op dit moment zo'n 9 miljoen vluchtelingen op, van wie de meesten uit Sudan en Syrië komen. Zij hebben ook toegang tot basisvoorzieningen. Op dit moment is het nog wel te vroeg voor uitspraken over de effecten van dit pact. We moeten het natuurlijk nauwgezet blijven monitoren met de EU en de verschillende lidstaten.
Mevrouw Hirsch vroeg ook nog naar dit pact. Zij vroeg wat wij doen ter bescherming van vluchtelingen en migranten. Nederland blijft daar natuurlijk op inzetten, ter voorkoming van onvrijwillige uitzetting naar een land waarin zij niet veilig zijn. Dat doet Nederland zowel bilateraal met Egypte als in EU-verband. Nederland zal de geluiden waarover mevrouw Hirsch sprak, opnieuw aankaarten bij de relevante Egyptische autoriteiten, bijvoorbeeld onder het bilaterale migratiepartnerschap dat we met Egypte hebben.
Dan vroeg mevrouw Kamminga nog hoe wij ervoor zorgen dat de steun aan Oekraïne op de juiste plekken terechtkomt. De Oekraïense autoriteiten, de Wereldbank, de Verenigde Naties en de Europese Commissie hebben een Rapid Damage and Needs Assessment opgesteld. Dat is leidend in het bepalen waar Nederlandse steun naartoe gaat. Het is een gezamenlijke analyse van de prioritaire behoeften van Oekraïne. Voor Nederland loopt dat voor het grootste deel via multilaterale organisaties, zoals de Wereldbank en de EBRD. Het voordeel van dit soort organisaties is dat zij het land goed kennen. Zij hebben een breed netwerk, echt lokaal. Daarom kunnen zij snel en effectief steun leveren.
Daarnaast werken we via partnerschappen van Nederlandse en Oekraïense bedrijven en organisaties. Zo benutten we echt de Nederlandse kennis en kunde. De Kamer heeft mij ook vaak gevraagd om het Nederlandse bedrijfsleven in te zetten bij de hulp aan Oekraïne. We steunen bijvoorbeeld ook activiteiten op het gebied van accountability via bilaterale steun aan de justitiesector en via een bijdrage aan de EU Advisory Mission Ukraine. Ook is er een actieve betrokkenheid bij de Dialogue Group, die zich richt op een versterkte coördinatie van de internationale inzet op dit soort thema's en forensische missies. Daarbij houden we natuurlijk doorlopend contact met zowel Oekraïense stakeholders als internationale partners. Daarvoor hebben wij natuurlijk ook onze Oekraïnegezant.
Dan vroeg de heer Ram nog naar wapenexportcontrole: welke mogelijkheden zijn er om daar meer level playing field voor te creëren? Dat is een speerpunt van het kabinetsbeleid. Wij hebben daar verschillende maatregelen voor genomen. Denk bijvoorbeeld aan de voorgenomen toetreding tot het Verdrag van Aken, dat wapenexportcontrole in het geval van gezamenlijke ontwikkeling en productie stroomlijnt, en aan de inzet op meer harmonisatie in de lopende herziening van de Europese kaders voor wapenexportcontrole, zodat die acht Europese criteria op dezelfde wijze worden toegepast. Wat betreft het Verdrag van Aken: vorig jaar juli hebben we bij de verdragspartners aangegeven dat wij graag tot dat verdrag willen toetreden. Zij zijn daarover nog in conclaaf, maar ik hoop dat het spoedig gebeurt, want dat zou Nederland en de Nederlandse defensie-industrie zeer helpen.
Dan vroeg mevrouw Dobbe nog naar de steun en inzet voor het maatschappelijk middenveld in Afghanistan. Ruim twee jaar na de machtsovername door de taliban is de situatie nog steeds zorgwekkend, zoals mevrouw Dobbe ook benoemde. Economisch is de situatie heel slecht en de mensenrechtensituatie is schrijnend. Veel mensen hebben moeite om in hun bestaan te voorzien. Diverse natuurrampen hebben de situatie verder verslechterd, met groot menselijk leed tot gevolg. Het is goed dat hier aandacht voor is en blijft. Mijn ambtenaren hebben de recente rondetafelbijeenkomst in de Kamer over de situatie in Afghanistan met interesse gevolgd. Nederland biedt significante humanitaire hulp aan de Afghaanse bevolking. Daarnaast steunt het kabinet de tijdelijke leniging van basisnoden in Afghanistan. Daarbij stellen we de ondersteuning van meisjes en vrouwen natuurlijk centraal. Daar hebben we onze eisen aan gesteld. Je merkt dat, ondanks talibanrestricties, organisaties ter plekke de bevolking nog weten te bereiken. Er is een Kamerbrief in de maak. Ik zal die samen met mijn collega van Buitenlandse Zaken nog aan uw Kamer doen toekomen, op korte termijn.
De voorzitter:
Prima.
Minister Schreinemacher:
Dan ben ik nu aan het einde gekomen.
De voorzitter:
Hartelijk dank. Dan nu de tweede termijn. Het woord is aan mevrouw Dobbe.
Mevrouw Dobbe (SP):
Dank voor dit debat. Ik begon mijn inbreng in de eerste termijn met de opmerking dat dit de grootste bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking ooit was en dat we genoeg hadden om te bespreken. Nou, dat hebben we ook gedaan. Onze zorgen wat betreft deze enorme bezuiniging op ontwikkelingssamenwerking zijn niet weggenomen, maar misschien nog wel gegroeid, zeker als het gaat over de invloed die deze zal hebben op internationale solidariteit. Ik noem ook basisvoorzieningen, vrouwenrechten en SRGR. Wij zijn echt bang voor de dramatische gevolgen die deze bezuinigingen zullen hebben. Voor dit jaar hebben wij getracht een aantal voorstellen te doen om in ieder geval een aantal zaken te repareren die heel belangrijk zijn.
We hebben daarbij nog een voorstel naar aanleiding van het debat dat hier zojuist heeft plaatsgevonden.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering nog steeds voornemens is toe te treden tot het Verdrag van Aken met Frankrijk, Spanje en Duitsland;
overwegende dat hiermee de democratische zeggenschap over het Nederlandse wapenexportbeleid afneemt;
overwegende dat is gebleken dat, ondanks dat dezelfde exportcriteria gelden, Frankrijk wapens of wapenonderdelen heeft geleverd aan Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten;
overwegende dat met het deelnemen aan het Verdrag van Aken de kans toeneemt dat Nederlandse wapens en wapenonderdelen terechtkomen bij regimes die mensenrechten schenden, zoals Saudi-Arabië en de Verenigde Arabische Emiraten, en kunnen worden doorgevoerd naar conflictgebieden zoals Sudan en Jemen;
overwegende dat een noodknop of noodremprocedure binnen het verdrag minder garanties biedt dat wapens of wapenonderdelen terechtkomen bij landen als Saudi-Arabië en de Emiraten dan als Nederland zelf de zeggenschap over vergunningen behoudt;
verzoekt de regering om te voorkomen dat Nederlandse wapens in handen komen van regimes waar mensenrechten geschonden worden en niet toe te treden tot het Verdrag van Aken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Dobbe.
Zij krijgt nr. 8 (36550-XVII).
Mevrouw Dobbe (SP):
Verder zullen wij ook moties steunen die gaan over het geld dat beschikbaar gesteld wordt aan UNRWA. Wat ons betreft gebeurt dat zo snel mogelijk en kan het ook meer zijn dan wat er nu in de begroting staat, omdat de noden enorm zijn. Ik ben ervan geschrokken dat de grootste partij van het parlement de hongersnood ontkent, terwijl de feiten op tafel liggen. De situatie in Gaza is op dit moment dramatisch. Er zijn 14.000 kinderen dood. Ik geloof dat er 37.000 mensen zijn overleden. 1 miljoen mensen hebben honger of er dreigt hongersnood voor ze. Het is een humanitaire ramp. Dat die ontkend kan worden in dit parlement vind ik echt schokkend. Het is wederom een schok. Ik vind dat heel verdrietig. Wij zullen ons daar ook tegen verzetten.
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Mevrouw Hirsch, GroenLinks-Partij van de Arbeid.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank u wel, voorzitter. De reden om de Voorjaarsnota te onthameren was de nieuw aangekondigde additionele bezuiniging van 810 miljard op ontwikkelingssamenwerking. Dit is opgeteld bij de voornemens van …
De voorzitter:
De minister zegt: 810 miljoen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Miljoen. Sorry. Het gaat om een bezuiniging van 810 miljoen op ontwikkelingssamenwerking. Dit, opgeteld bij de voornemens van de aankomende coalitie om 2,4 miljard per jaar te gaan bezuinigen op ontwikkelingssamenwerking per 2027, is een tendens die we moeten stoppen. Dat moeten we niet alleen doen vanwege internationale solidariteit, maar ook vanwege onze eigen veiligheid en voor de duurzame economie die we met z'n allen aan het bouwen zijn.
Eind 2023 nam de Kamer al een motie aan om de uitgaven op asiel percentueel te beperken, om er een maximum op te zetten. De nieuwe coalitie voert dat nu in 2027 in. Mijn fractie wil niet nog 2,5 jaar wachten. Wij vinden dat die cap onmiddellijk moet worden ingevoerd. Daarom dien ik, samen met de SP, een motie in. Die motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een gezond en stabiel ontwikkelingssamenwerkingsbudget hard nodig is voor de bestrijding van wereldwijde armoede, klimaatverandering en conflict;
constaterende dat het betalen van eerstejaarsopvang van asielzoekers uit dit budget leidt tot een totale bezuiniging van 4,2 miljard in de periode 2023 tot en met 2026;
verzoekt de regering om de toerekening van eerstejaarsopvang van asielzoekers aan ODA-middelen al in 2024 en voor alle komende jaren met 10% te maximeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch en Dobbe.
Zij krijgt nr. 9 (36550-XVII).
Die is medeondertekend door mevrouw Dobbe, denk ik.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Correct.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik heb daar toch even een vraag over. Waar gaan we het dan vanaf halen? Zit daar dan ook een dekkingsvoorstel bij? Stelt GroenLinks-PvdA nu voor om dat over te slaan op de JenV-begroting? Wil zij minder politie en minder boa's? Wat is het dekkingsvoorstel van mevrouw Hirsch?
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Dank voor de vraag. Het dekkingsvoorstel kunt u teruglezen in ons programma. Dat hebben wij laten doorrekenen. Wij komen tot 0,7%, zonder vervuiling voor asielopvang. We komen met diezelfde plannen tot een groei van de economie. Wij maken inderdaad andere keuzes in ons verkiezingsprogramma dan de VVD. Wij kiezen ervoor om wel geld weg te halen bij de rijkeren in onze samenleving en bij de grote bedrijven. Daar kunnen we een ander debat over voeren. Maar het is wel degelijk mogelijk om de 0,7% gewoon neer te zetten, zonder dat dit schadelijk is voor onze samenleving.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Tot slot. Het is natuurlijk prima dat u het verkiezingsprogramma van GroenLinks-PvdA nog een keer te berde brengt. Maar goed, de verkiezingen zijn geweest. Dat heeft u wellicht gemist. Er zit straks een ander kabinet, met een hoofdlijnenakkoord. Dan kun je natuurlijk niet een motie bij een begroting, nota bene een mutatie van een Voorjaarsnota, indienen voor een maximering van 10% met heftige financiële consequenties, en dan verwijzen naar het GroenLinks-PvdA verkiezingsprogramma. Maar goed, het is mij duidelijk: u heeft geen dekking.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
U stelt mij de vraag waar ik mijn dekking vandaan haal. Ik geef u daar een antwoord op. Dit is overigens geen nieuwe motie. Deze is al een keer, eind 2023, aangenomen door de Kamer. Die is vervolgens niet uitgevoerd door deze regering. Ik geef dus antwoord op uw vraag. Er ís dekking. Dat betekent wel dat je andere keuzes moet maken, maar dat lijkt me duidelijk. Ik hoop dat andere partijen deze motie wel zullen steunen. Ik ga door.
Natuurlijk steunen wij ook alle verzoeken tot onmiddellijke hervatting van de financiering aan UNRWA. De noden zijn heel hoog in Gaza. Dat bevestigt de minister ook. Er is hongersnood, ook al wordt dat door in ieder geval één partij in deze Kamer ontkent. Daar ben ik enorm van geschrokken. Daarom wil ik de volgende motie indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat internationale voedselwaakhond IPC vaststelt dat circa 1,1 miljoen Gazanen komende maand te maken krijgen met catastrofale honger;
constaterende dat deze zorgelijke situatie bevestigd wordt door autoriteiten zoals de Amerikaanse minister van ontwikkelingssamenwerking Samantha Power en de Europese buitenlandchef Josep Borrell;
constaterende dat de tot nu toe ingezette humanitaire hulp de noden bij lange na niet tegemoetkomt;
verzoekt de regering om alle mogelijke inspanningen te leveren voor het faciliteren van daadkrachtige en effectieve toegang tot hulp voor de burgers in Gaza, om een einde te maken aan deze hongersnood,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Hirsch, Van Baarle, Bamenga en Dobbe.
Zij krijgt nr. 10 (36550-XVII).
Mevrouw Dobbe (SP):
Goede moties en amendementen van GroenLinks-PvdA. Ik wilde vragen of mevrouw Hirsch het ook niet wat bijzonder vindt dat deze nieuwe coalitie geen enkele moeite had om 800 miljoen euro per jaar te vinden om bedrijven te bedienen die hun eigen aandelen willen kopen. De coalitie heeft ook 432 miljoen euro gevonden voor de renteaftrek op de vennootschapsbelasting. Er is 214 miljoen euro gevonden voor het verlagen van de belasting op dividend en op verkoopwinst. Er is ook nog eens 100 miljoen euro gevonden om de belasting op vermogen te verlagen. Vindt u het dan ook niet bijzonder dat er geen geld overblijft en ook niet kan worden gevonden voor ontwikkelingssamenwerking?
De voorzitter:
Dat is een hele kritische vraag. Ik ben erg benieuwd naar het antwoord.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Ik vind "bijzonder" nog netjes uitgedrukt. Ik heb in mijn inbreng dan ook laten weten dat ik het eigenlijk een schandelijke gang van zaken vind. Het is schandalig dat wij onder het mom dat er geen alternatief is, stelselmatig geld weg blijven halen bij de armste mensen en dat brengen naar de rijkste mensen.
De voorzitter:
Prima. Dank u wel. De heer Van Baarle van de fractie van DENK.
De heer Van Baarle (DENK):
Dank u wel, voorzitter. Laat ik allereerst de minister bedanken voor haar beantwoording van de vragen en voor de samenwerking in de afgelopen periode. Op sommige punten was die zeer constructief, maar over heel veel andere punten hadden we een verschil van opvatting. Maar daar is dit huis voor. Het laat onverlet dat bij ons laatste treffen in deze rollen een woord van dank en "alle goeds in de komende tijd" op zijn plek zijn.
Voorzitter. Het heeft mij diep geraakt dat door de PVV de hongersnood in Gaza is ontkend. Het heeft me diep geraakt dat een parlementariër, een fractie in dit huis, blijkbaar zo diep kan zinken dat de verschrikkingen die de mensen in Gaza dagelijks ondergaan, willens en wetens glashard worden ontkend. Ik vind het ook wel stuitend om te zien dat dit blijkbaar de handelswijze wordt van de nieuwe coalitie. In de Kamer doet men een beetje pro forma of er verschillen zijn, maar deze partij wordt gewoon door deze twee partijen in het landsbestuur getild. De PVV wordt voor dit soort uitspraken beloond door PVV'ers straks minister te maken. Er wordt dan in de Kamer een theaterstuk opgevoerd: we zijn het op dit punt even niet met elkaar eens. Maar u bent tot elkaar veroordeeld en blijkbaar ook met elkaar versmolten. U wordt één. U verheft elkaar in het landsbestuur en daarmee wordt de PVV genormaliseerd. Ik vind dat NSC en VVD zich dat moeten aantrekken en zich daarvoor moeten schamen.
Voorzitter. Ik zou graag drie moties indienen. De eerste gaat over de wederopbouw van Gaza. De minister gaf aan dat er nog een plan moet komen voor de middelen die de Nederlandse regering heeft gereserveerd.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de humanitaire crisis in Gaza enorm is, dat de meerderheid van de gebouwen, infrastructuur en voorzieningen is beschadigd en dat de wederopbouw van Gaza daarom een immense inspanning zal zijn;
overwegende dat de motie-Van Baarle is aangenomen die de regering verzoekt om in afstemming met de VN-coördinator in internationaal verband proactief draagvlak te zoeken voor de totstandkoming van een internationaal herstelprogramma, gericht op het herstel en de wederopbouw van Gaza, en tevens een actieve voortrekkersrol te nemen in de realisatie en de uitvoering van dit programma;
overwegende dat de regering bij de Voorjaarsnota 20 miljoen euro heeft vrijgemaakt voor de wederopbouw van Gaza;
verzoekt de regering om in internationale afstemming tot een uitvoeringsplan te komen om, op het moment dat het mogelijk is, de gereserveerde middelen spoedig te kunnen benutten voor de wederopbouw van Gaza en hierbij te inventariseren welke organisaties in Nederland hier een aanvullende bijdrage aan kunnen leveren en praktisch kunnen bijdragen aan de wederopbouw van Gaza,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle, Dobbe, Hirsch en Bamenga.
Zij krijgt nr. 11 (36550-XVII).
De heer Van Baarle (DENK):
Dan nog een motie over het ontmoedigingsbeleid. Volgens mij staat vast dat er een hoop kritiek is op de effectiviteit ervan en ik denk dat het daarom een heel redelijk verzoek is om dat met elkaar te onderzoeken en te bespreken hoe we het in de komende periode effectiever kunnen maken. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het illegale nederzettingenbeleid van Israël een schending is van het internationale recht;
overwegende dat de Israëlische regering in de afgelopen periode heeft aangekondigd nog meer illegale nederzettingen te gaan bouwen in illegaal bezet gebeid;
overwegende dat de Nederlandse regering ontmoedigingsbeleid voert, waarbij het doel van dit beleid zou zijn om bedrijven te ontmoedigen om economisch actief te zijn in illegaal bezet gebied;
overwegende dat Israëlische wetgeving voorziet in het verbod om een onderscheid te maken tussen activiteiten in bezet en niet bezet gebied en er gevallen bekend zijn waarbij bedrijven ondanks het ontmoedigingsbeleid toch economisch actief zijn in illegaal bezet gebied;
verzoekt de regering om het Nederlandse ontmoedigingsbeleid ten aanzien van economische activiteiten in illegaal door Israël bezet gebied op effectiviteit te onderzoeken, en de uitkomsten van dit onderzoek met de Kamer te delen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle, Dobbe, Hirsch en Bamenga.
Zij krijgt nr. 12 (36550-XVII).
De heer Van Baarle (DENK):
Tot slot heb ik een motie over de financiering van UNRWA.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Nederlandse regering begin dit jaar de financiering van UNRWA heeft stopgezet om een "politiek signaal af te geven", vanwege de door Israël geuite beschuldigingen;
constaterende dat onafhankelijk onderzoek in de vorm van het Colonna-rapport geen bewijs heeft gevonden voor de door Israël geuite beschuldigingen;
overwegende dat UNRWA een cruciale rol vervult in het leveren van humanitaire hulp in Gaza;
overwegende dat Nederland moet bijdragen aan het oplossen van de catastrofale humanitaire ramp en hongersnood die momenteel in Gaza plaatsvinden;
verzoekt de regering om dit jaar nog extra middelen voor UNRWA beschikbaar te stellen en deze middelen te halen uit de vrije ruimte op artikel 4.1 (humanitaire hulp) in 2026,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Van Baarle en Dobbe.
Zij krijgt nr. 13 (36550-XVII).
De heer Van Baarle (DENK):
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
De heer Bamenga van D66.
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Allereerst heb ik een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de inwoners van Gaza te maken hebben met een ongekende humanitaire ramp;
constaterende dat UNRWA de levensader voor deze mensen is en er geen alternatief voor UNRWA is bij het bieden van de benodigde hulp;
overwegende dat het kabinet reeds 3 miljoen heeft gereserveerd voor UNRWA;
overwegende dat dit bedrag direct verlichting kan bieden aan duizenden onschuldige burgers;
verzoekt de regering om het gereserveerde bedrag voor UNRWA direct uit te keren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door de leden Bamenga, Hirsch, Van Baarle en Dobbe.
Zij krijgt nr. 14 (36550-XVII).
De heer Bamenga (D66):
Verder heb ik nog een vraag over de vergeten conflicten. Dat is een onderwerp dat ik hier regelmatig ter sprake breng. In dit geval wil ik Sudan noemen. Als de situatie niet verbetert, dreigen in Sudan de komende drie maanden 2,5 miljoen mensen te sterven. De situatie is zo ernstig verslechterd dat Human Rights Watch spreekt van "een mogelijke etnische zuivering". Miljoenen Sudanezen zijn chronisch ondervoed door de allesverwoestende oorlog die al een jaar gaande is. D66 steunt het kabinet in zijn inzet om sancties op te voeren en meer te doen om het omzeilen van het wapenembargo tegen te gaan. Ik dank de minister voor het extra geld dat zij onlangs beschikbaar heeft gemaakt voor humanitaire noodhulp aan Sudan. Kan de minister aangeven hoe dit extra toegezegde geld is besteed?
Naast financiering is ook humanitaire toegang een groot probleem in Sudan. Hulporganisaties kunnen de mensen die het nodig hebben onvoldoende bereiken. Is de minister bereid de internationale druk op te voeren, zodat er meer humanitaire hulp wordt toegelaten?
Tot slot. Waarschijnlijk, mogelijkerwijs is dit het laatste debat met de minister. Het was volgens mij trouwens ook het eerste debat met de minister. Ik wil haar vanaf hier bedanken voor haar inzet. We kunnen weleens inhoudelijk van mening verschillen — overigens hoop ik niet dat dat het geval zal zijn bij de laatste motie — maar dat kan natuurlijk altijd gebeuren. Toch heb ik geen twijfel over de intenties en de inzet van de minister als het gaat om dit onderwerp.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Ram van de fractie van de Partij voor de Vrijheid.
De heer Ram (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal me beperken tot de motie die ik ga indienen.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Europa een ongelijk speelveld is omtrent de wapenvergunningverlening;
constaterende dat de Nederlandse overheid niet op basis van een offerte, maar op basis van een contract een kortlopende vergunning verstrekt aan onze defensie-industrie;
overwegende dat onze defensie-industrie orders misloopt, terwijl Nederland in de huidige geopolitieke realiteit moet investeren in het versterken van onze defensie-industrie;
roept de regering op om exportvergunningen voor de levering en het onderhoud van defensieproducten voor de gehele voorgenomen contractduur te verstrekken en op basis van de offerte te werken met een opt-outclausule indien de mensenrechtensituatie van een land verandert,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Ram.
Zij krijgt nr. 15 (36550-XVII).
De heer Ram (PVV):
Dat was het, voorzitter.
De voorzitter:
Mevrouw Kamminga van de fractie van de VVD.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Dank ook aan de minister en haar ambtenaren. Ik heb haar in mijn eerdere inbreng al complimenten gegeven voor het beleid dat ze ingezet heeft. Ze refereerde zelf al aan de nota Doen waar Nederland goed in is. Volgens mij is dat ook voor het volgende kabinet een mooi uitgangspunt om mee aan de slag te gaan. Datzelfde geldt voor de focus die we al hebben gelegd en de bodem die er al ligt ten aanzien van het werken met combilanden.
Ik heb nog twee moties. De ene ziet op het streven om toch nog vaker en beter gebruik te maken van wat er mogelijk is in EU-verband voor delegated cooperation. Ik heb goed gehoord dat de minister daarover ook al zei dat er fors aan gewerkt wordt. Dat juich ik alleen maar toe. Maar ik heb een motie om dat toch nog verder te bevorderen, want volgens mij kan daar nog wel een tandje bij.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat een fors deel van het Ontwikkelingssamenwerkingsbudget wordt ingezet in EU-verband;
overwegende dat maar zo'n 80 miljoen euro wordt ingezet via delegated cooperation en het lastig is voor in Nederland geaccrediteerde organisaties om aanspraak op de EU-middelen te maken;
overwegende dat organisaties uit landen als Frankrijk en Duitsland beter hun weg naar deze EU-gelden weten te vinden;
verzoekt de regering in kaart te brengen welk percentage van hun bijdrage landen als Frankrijk en Duitsland inzetten via delegated cooperation en te onderzoeken hoe Nederland meer gebruik kan maken van delegated cooperation, en het bedrag de komende jaren te vergroten naar ten minste 1 miljard euro,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kamminga.
Zij krijgt nr. 16 (36550-XVII).
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik heb er 1 miljard van gemaakt, want ik dacht: we moeten gewoon hoog inzetten. Maar mocht de minister dat totaal onrealistisch vinden, dan zou ik het jammer vinden dat de motie het daarom niet haalt, dus daarover wil ik best in gesprek. Maar ik vind dat we de ambitie hoog moeten leggen.
Dan heb ik ook nog een motie over de CSDDD. We hebben het daar in eerdere debatten ook al over gehad. Ik heb de minister ook goed gehoord dat de inzet is om zo weinig mogelijk aanvullende regels en geen Europese koppen te hebben, maar tegelijkertijd hebben we bij andere onderwerpen gezien dat we dat vaak zeggen en beloven, maar dat de praktijk dan toch vaak anders is. Zeker bij een kabinetswissel hecht ik er toch aan om dit nog wat kracht bij te zetten.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) onlangs is aangenomen in de EU;
overwegende dat het kabinet nu moet overgaan tot implementatie van deze richtlijn en dat het gelijke speelveld met omringende landen van groot belang is;
overwegende dat een goede implementatie veel (administratieve) lastendruk voor het mkb kan besparen;
verzoekt de regering om bij de implementatie van de CSDDD geen aanvullende nationale regels en restricties in te bouwen en nadrukkelijk rekening te houden met lastendruk voor het Nederlandse bedrijfsleven en het gelijke speelveld met andere EU-landen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Deze motie is voorgesteld door het lid Kamminga.
Zij krijgt nr. 17 (36550-XVII).
Dank u wel. De laatste spreker van de zijde van de Kamer is mevrouw Zeedijk van de fractie van Nieuw Sociaal Contract.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Bedankt, voorzitter. Ik heb geen moties en geen amendementen vandaag. Het is moeilijk dat er bezuinigingen voorliggen op het moment dat er ook een regeringswissel aanstaande is. Dat maakt de onzekerheid alleen maar groter. Ik vind het echt jammer dat het bedrag van 2,4 miljard zo'n duidelijk eigen leven gaat leiden. Ik vind cijfers belangrijk en de manier waarop het nu geframed is, is gewoon onjuist. Ik vind dat echt storend. Ik snap overigens wel dat de minister zelf niet de juiste cijfers op een rijtje wil zetten, maar ik roep met klem haar opvolger op: graag zo snel mogelijk.
Voorzitter. Met de huidige plannen is er de komende jaren zeker nog veel te bereiken op deze portefeuille, op het gebied van handel, humanitaire hulp, voedselzekerheid en watermanagement, maar zeker ook op het gebied van mensenrechten en armoedebestrijding. Daar zullen wij ons zeker vol voor inzetten en we zullen er ook op toezien dat dat gebeurt.
Voorzitter. U merkt het al: voor mij zijn de juiste feiten erg belangrijk. Je kunt het oneens zijn over waar het geld naartoe moet, je kunt het oneens zijn over de doelstelling of een prioriteitsstelling, maar het ontkennen van honger in Gaza gaat ons toch echt veel te ver. Het is juist zo dat die beelden uit Gaza op alle mogelijke manieren in onze samenleving en ook bij iedereen persoonlijk binnenkomen. Dan helpen deze uitspraken toch echt niet.
Dank u wel.
De voorzitter:
Een vraag van de heer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik vraag mij toch heel erg het volgende af. Mevrouw Zeedijk heeft het over de feiten en vindt het raar dat die 2,4 miljard een eigen leven gaat leiden. Het is toch gewoon opgenomen in het hoofdlijnenakkoord? Het staat er toch gewoon? Het is toch niet vreemd dat op het moment dat er in een hoofdlijnenakkoord een bezuiniging van 2,4 miljard wordt opgenomen, daar vervolgens kritiek op komt, dat mensen dat benoemen en dat daar ook in het debat heftige kritiek op komt? Ik snap niet waarom mevrouw Zeedijk hier namens NSC aangeeft dat zij het benoemen van die feiten storend vindt.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Er is geen bezuiniging van 2,4 miljard op ontwikkelingssamenwerking. Dat is onjuist. Dat is het enige.
De heer Van Baarle (DENK):
Dat staat toch oprecht in dat hoofdlijnenakkoord. Het is toch oprecht de consequentie van het feit dat er 2,4 miljard af gaat dat de OESO-norm verder uit zicht is dan ooit. Daarmee schendt NSC dus ook nog eens een internationale afspraak. NSC zegt daarmee: we gaan er helemaal niet meer aan voldoen; sterker nog, we gaan daarvan afdrijven. Daarmee kun je dus ook minder doen. 30% à 40% van het totale budget van het ministerie verdwijnt. Wat vindt mevrouw Zeedijk er storend aan als zij geconfronteerd wordt met die feiten, met de gevolgen van de keuzes die NSC maakt? Het is toch gewoon zo?
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Nou, het is niet zo dat er 2,4 miljard op ontwikkelingssamenwerking wordt bezuinigd; dat is niet zo. We kunnen het hier over de definities hebben, maar daarom heb ik juist zo graag dat dit eens even duidelijk onder elkaar op papier wordt gezet. Het getal min 2,4 miljard dat in het hoofdlijnenakkoord staat, bestaat voor een deel uit de eerstejaarsasielopvangkosten die óf moeten worden verminderd óf ergens anders moeten worden ondergebracht. Het is dus een bakje dat 2,4 miljard omlaaggaat en het zijn geen kosten die 2,4 miljard omlaaggaan. Dat zou ik heel graag eens een keertje duidelijk in een brief van de regering willen hebben.
De voorzitter:
Afrondend, kort.
De heer Van Baarle (DENK):
Ja, afrondend, kort. Op die afdracht voor de eerstejaarsopvang in Nederland was al ontzettend veel kritiek. Opvang van vluchtelingen in Nederland wordt daarmee onder het budget van ontwikkelingshulp geschaard. Het klopt inderdaad dat dat op voordracht, naar ik denk van de fractie van NSC, gemaximeerd wordt. Maar dat laat onverlet dat er nog een bezuiniging staat van een enorm bedrag buiten dat stukje opvang aan vluchtelingen om. Dat valt toch niet te ontkennen, zeg ik tegen mevrouw Zeedijk.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Oké, maar ik ben heel blij dat de heer Van Baarle nu zegt dat de bezuiniging niet die 2,4 miljard is maar een ander bedrag. Ja, ik zal zeker niet ontkennen dat dit een flinke bezuiniging is op ontwikkelingssamenwerking, die wij ook echt fors vinden. Maar die 2,4 miljard leidt een eigen leven, en dat wil ik voorkomen.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Volgens mij is het getal van 2,4 miljard inderdaad te lezen in het hoofdlijnenakkoord. Alle berekeningen die ik van wetenschappers heb gekregen, van specialistische organisaties die in de ontwikkelingssector actief zijn, bevestigen dat het absolute getal dat overblijft voor pure ontwikkelingssamenwerking lager is dan onder het huidige kabinet. De minister heeft zelf net gezegd dat ze zich grote zorgen maakt over de voortzetting van een aantal essentiële programma's in het beleid, dat net door haar collega zo werd geprezen. Ik snap dat u van de getallen bent. In de nota staat 2,4 miljard. Bent u het er wel mee eens dat de absolute hoeveelheid die voor pure ontwikkelingssamenwerking beschikbaar is lager is dan onder dit kabinet?
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Wat ik gezegd heb in mijn inbreng is dat vanaf 2027 in ieder geval het bedrag niet lager wordt. Ik zou dat graag precies op papier willen hebben. Ik denk inderdaad dat in de komende twee jaar de bedragen nog wat omlaag gaan. Dat vind ik ook heel vervelend.
De voorzitter:
Afrondend.
Mevrouw Hirsch (GroenLinks-PvdA):
Afrondend. De berekeningen die ik heb gekregen gaan juist over 2027-2028. Die kijken natuurlijk naar de bezuinigingen die het hoofdlijnenakkoord zelf voorstelt. Die stellen onomwonden dat er minstens 600 miljoen minder beschikbaar is voor directe ontwikkelingssamenwerking.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Daar gaan we dan samen nog een keer naar kijken.
De voorzitter:
Ik wil heel graag naar het kabinet luisteren, meneer Bamenga. Kunt u kort zijn?
De heer Bamenga (D66):
Dank u wel, voorzitter. Ik zal kort zijn. Er staat inderdaad 2,4 miljard, maar het is niet alleen maar het getal 2,4. Daar zitten natuurlijk heel veel projecten achter die in ieder geval goed zijn voor onze veiligheid en onze vrijheid maar ook voor onze portemonnee. Ik zou graag willen weten hoe NSC kijkt naar de schade die we hiermee eigenlijk aanrichten voor Nederland. Hoe kijkt NSC hiertegen aan?
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Ja, bezuinigen is bezuinigen. Dat klopt. Dan moet je prioriteiten stellen voor het een of het ander. Op dit kabinet zit een flinke bezuinigingsopgave, en een deel daarvan zullen we hier moeten nemen.
De heer Bamenga (D66):
Oké. Dan concludeer ik hiermee ... Ik heb aangegeven dat de bezuinigingen die hier plaatsvinden ons echt wel schade toebrengen. Internationaal maar ook gewoon hier in Nederland gaan we dat voelen. Ik hoor eigenlijk NSC aangeven: ja, we moeten prioriteiten stellen. Dit zijn in ieder geval niet de prioriteiten die wij als D66 stellen. Wij staan voor die veiligheid, wij staan voor die vrijheid en ook voor onze mensen, voor hun portemonnee.
De voorzitter:
Prima.
Mevrouw Zeedijk (NSC):
Ik kan zeker bevestigen dat wij ook staan voor onze veiligheid en voor onze relaties in het buitenland. Ik heb er ook het volste vertrouwen in dat zeker de minister van Buitenlandse Zaken die in het komende kabinet komt, dit op een passende manier weet in te passen.
De voorzitter:
Prima. Ik schors tien minuten en dan gaan we luisteren naar de minister.
De vergadering wordt van 15.48 uur tot 16.03 uur geschorst.
De voorzitter:
Het woord is aan de minister.
Minister Schreinemacher:
Dank u wel, voorzitter. Ik ga allereerst beginnen met de enkele vraag die aan mij gesteld is. Dan ga ik door met de moties en dan de amendementen.
De heer Bamenga van D66 vroeg mij nog naar de middelen die ik heb aangekondigd voor Sudan en hoe die ten goede komen aan de lokale actoren. De humanitaire partners die Nederland financiert met dat extra bedrag zijn de VN, het Rode Kruis en ngo's van de Dutch Relief Alliance, de DRA. Die werken allemaal met lokale actoren. Specifiek de steun van 10 miljoen die ik halverwege april dit jaar heb toegezegd, komt ten goede aan het Sudan Humanitarian Fund van OCHA, dat op haar beurt weer lokale organisaties zoals Emergency Response Rooms financiert. Daar heeft Nederland zich ook zelf voor ingezet. Via Nederlandse steun aan de DRA komt een groot deel terecht bij de Sudanese partnerorganisaties. Natuurlijk blijven wij ons inzetten voor de toegang van humanitaire hulp ter plaatse, maar de heer Bamenga weet ook dat dat heel lastig is daar, ook met de strijdende partijen, om die daartoe op te roepen. Wij blijven ons als Nederland inzetten, vooral in de internationale gemeenschap, om de druk op te blijven voeren.
Dan kom ik bij de moties. Allereerst de motie op stuk nr. 8 van mevrouw Dobbe. Die ontraad ik. We hebben dat debat al vaker gevoerd. Het kabinet hecht eraan om te voorkomen dat uit Nederland afkomstige goederen op ongewenste plekken terechtkomen. Daarom wordt elke vergunningsaanvraag getoetst aan de acht Europese wapenexportcriteria. Daarbij wordt ook zorgvuldig gekeken naar eventuele risico's op het gebied van mensenrechtenschendingen. Onder het Verdrag van Aken vertrouwen we de verdragspartners — dat zijn Duitsland, Frankrijk en Spanje — op elkaars toets aan de Europese toetsingskaders. Dat kan omdat alle partijen dezelfde waarden delen. Het verdrag voorziet ook in regelmatig overleg tussen verdragspartijen. Daar kunnen eventuele zorgen worden aangekaart en kan in het uiterste geval bezwaar worden gemaakt. Daarnaast bestaat ook de noodremprocedure. Als wij het echt ergens niet mee eens zijn, trekken we aan de noodrem. Tegelijkertijd vraagt de internationale veiligheidssituatie om het versterken van onze defensie-industrie en een grotere inzet op gezamenlijke capaciteitsopbouw. Die motie ontraad ik dus.
De motie op stuk nr. 9 van de leden Hirsch en Dobbe over het maximeren van de asieltoerekening binnen ODA op 10% in 2024. Dat is natuurlijk geregeld in het hoofdlijnenakkoord, maar deze motie vraagt eigenlijk om dat nu al te gaan doen. Dat is echt een keuze voor het nieuwe kabinet. Daar zou u dan ook een fatsoenlijke, deugdelijke dekking bij moeten voorstellen.
Dan de motie-Hirsch op stuk nr. 10 over Gaza: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 11 van de heer Van Baarle van DENK: oordeel Kamer.
De motie op stuk nr. 12 over het ontmoedigingsbeleid ontraad ik. Het kabinetsbeleid is op dit punt volstrekt helder. Er is bilateraal geen ondersteuning voor activiteiten ten behoeve van nederzettingen. Samen met EU-partners hebben we beleid op oorsprongsregels. Ten slotte heeft het kabinet ook in EU-verband het gesprek geëntameerd over het associatieverdrag. Dat ligt natuurlijk voornamelijk bij mijn collega Bruins Slot, de minister van Buitenlandse Zaken.
Dan de motie op stuk nr. 13.
De heer Van Baarle (DENK):
De minister ontraadt de motie eigenlijk met een opsomming van staand beleid. Het punt van de motie is juist om de effectiviteit van het bestaande beleid, het ontmoedigingsbeleid, te onderzoeken, los van de vraag wat je politiek wilt. Het is bekend dat de fractie van DENK iets verder zou willen gaan. Het blijkt dat er toch bedrijven actief zijn. Ook in journalistieke stukken is kritiek geweest op de uitvoering. Dan zou ik toch zeggen dat het ook goed is om beleid ook op effectiviteit te onderzoeken. Waarom is de minister niet bereid om dat te doen?
Minister Schreinemacher:
Omdat dat beleid niet voor niks of zomaar tot stand is gekomen. Dat is echt een politieke puzzel geweest waarbij we hebben gezegd: we vinden het belangrijk om zaken te kunnen blijven doen in Israël. Daarom blijft onze handelsattaché daar dus gewoon op de post. Maar we zeggen wel: bedrijven, als u iets in nederzettingen wilt doen, dan krijgt u onze hulp niet. Dat raden we ook verder af. Wij zijn verder geen politie die bepaalt of bedrijven dat al dan niet moeten kunnen doen. Wij zijn er geen voorstander van en we vinden ook dat bedrijven dat niet moeten doen. Maar ik vraag me ook af naar welk instrument de heer Van Baarle dan verder op zoek zou zijn met dit onderzoek.
De voorzitter:
Afrondend, meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Allereerst ben ik op zoek naar het antwoord op de vraag of het doel van het beleid bereikt wordt. De Nederlandse regering zegt dus dat ze het ontmoedigt. Dat zou moeten betekenen dat als gevolg van het beleid van de Nederlandse regering, er minder economische activiteit is in illegaal bezet gebied. Het lijkt me verstandig om dat te onderzoeken. Twee: je zou op basis van zo'n onderzoek altijd kunnen kijken of dat ontmoedigingsbeleid dan wellicht aangepast moet worden. Dat kan alleen naar aanleiding van een onderzoek dat je doet naar de effectiviteit ervan: wordt het doel bereikt, ja of nee? Op grond daarvan kan je dat gesprek voeren. Ik denk dat dat best een hele legitieme vraag is. Sterker nog, ik denk dat het goed is om beleid gewoon te evalueren.
Minister Schreinemacher:
Ik heb geen reden om aan te nemen dat het niet effectief is. Ik heb dat ook niet begrepen vanuit mijn gesprekken met onze post in Tel Aviv. Ik blijf dus bij het oordeel ontraden.
De voorzitter:
Prima. Dan de motie op stuk nr. 13.
Minister Schreinemacher:
Die ontraad ik ook. Die gaat over in de toekomst middelen vrijmaken voor UNRWA. Dat is echt aan het volgende kabinet, natuurlijk in afwachting van het OIOS-rapport.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 14 van de heer Bamenga van D66. Die ontraad ik ook. Zoals aangegeven wachten we op meer informatie van OIOS. Daar willen we dus op wachten, voordat we overgaan tot betaling. We willen echt zeker weten dat die aanbevelingen zijn geïmplementeerd. Het oordeel is dus: ontraden.
Dan de motie op stuk nr. 15 van de heer Ram. Die ontraad ik. Het kabinet is voorstander van een gelijk speelveld op het gebied van wapenexportcontrole. Ik lichtte ook eerder onze inzet daarop toe. Als de heer Ram er bijvoorbeeld mee zou kunnen leven dat hij ons niet oproept om de exportvergunning voor de hele contractduur te verstrekken maar om te onderzoeken of en hoe we dat zouden kunnen doen, dan zou ik 'm oordeel Kamer kunnen geven. Als we direct over moeten gaan tot die wijziging rondom offerte en afgiftes, weet u dat we ook de looptijd van de vergunningen voor de aftersales al hebben verlengd van één naar drie jaar. Daarmee hebben we het al iets versoepeld. Als de motie van de heer Ram daartoe oproept, zou ik dat dus best willen onderzoeken, maar meteen daartoe overgaan is nog wat snel.
De heer Ram (PVV):
Dank voor de reactie van de minister. Ik kan leven met die suggestie. Dan zal ik een wijziging indienen.
De voorzitter:
De gewijzigde motie zien wij dan graag tegemoet.
Minister Schreinemacher:
Dan geef ik de motie op stuk nr. 15 oordeel Kamer. Ik kan daar bijvoorbeeld op terugkomen bij de jaarrapportage wapenexportbeleid. Die komt z.s.m. uw kant op.
De voorzitter:
Dan krijgen we wel een echt gewijzigde motie, want in de tekst staat nu iets fundamenteel anders.
Minister Schreinemacher:
Oké.
De voorzitter:
Daar ga ik van uit.
Minister Schreinemacher:
In dat geval krijgt de motie na de wijziging oordeel Kamer.
De voorzitter:
Heel goed, we zijn eruit.
Minister Schreinemacher:
Dan de motie van mevrouw Kamminga op stuk nr. 16 over de delegated cooperation. Die gaat over het in kaart brengen en het onderzoeken. Ik kan de motie oordeel Kamer geven. Volgens mij wil mevrouw Kamminga gewoon dat we hier snel mee aan de slag gaan. Ik ga er dus van uit dat zij niet een heel onderzoek bedoelt waarin we een onderzoeksvraag, een instelling en een instituut opzoeken, maar dat wij zelf bij Frankrijk en Duitsland te rade gaan hoe zij dit bijvoorbeeld doen en daarmee snel overgaan tot een streefbedrag van 1 miljard. Dan geef ik de motie oordeel Kamer.
De voorzitter:
Mevrouw Kamminga bevestigt dat. Dan de motie op stuk nr. 17.
Minister Schreinemacher:
De motie op stuk nr. 17 krijgt oordeel Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan hebben we de amendementen nog. Er is nog één vraag van de heer Van Baarle en daarna gaan we naar de amendementen. Kort, meneer Van Baarle.
De heer Van Baarle (DENK):
Ik heb gewoon een verhelderende vraag over de motie van mevrouw Kamminga. Daar staat een bedrag van ten minste 1 miljard euro in. Ik ben gewoon benieuwd wat daar precies de financiële implicaties voor Nederland van zijn. Daar ben ik gewoon benieuwd naar.
Minister Schreinemacher:
Dat is een streefbedrag. Mevrouw Kamminga noemt het ook een streefbedrag. Het gaat erom dat dat EU-gelden zijn. Wij doen de overhead voor dat soort projecten, maar uiteindelijk gaat het om EU-gelden waar wij in het Meerjarig Financieel Kader al aan hebben bijgedragen. Dat heeft verder dus geen consequenties voor ons budget.
De voorzitter:
Prima. Dan gaan we naar de amendementen.
Minister Schreinemacher:
De amendementen. Het is toch nog even belangrijk om te markeren dat de BHOS-begroting voor 2024 eind januari met u door mijn waarnemer is besproken en is goedgekeurd door het parlement. Daarbij zijn ook de bezuinigingen doorgevoerd waar twee amendementen op gericht zijn. Ik zei in mijn eerste termijn ook al dat het nu laat in het jaar is om nog wijzigingen door te voeren. Bovendien is de vrije budgettaire ruimte beperkt vanwege eerdere ombuigingen en het moment van het jaar. Er kan niet zonder meer geschoven worden met de gereserveerde middelen op overig armoedebeleid. Ik kom dan eerst op het amendement op stuk nr. 4 van mevrouw Dobbe en mevrouw Hirsch. Die 13 miljoen kan niet verschoven worden zonder grote gevolgen voor bijvoorbeeld het internationale cultuurbeleid van het Prins Claus Fonds, de toegezegde bijdrage aan het EU-project in het kader van delegated cooperation, de verplichte jaarlijkse contributie aan UNESCO en verplichtingen in het kader van schuldverlichting die meerjarig vastliggen. Tot slot is ook het budget voor 2024 voor nationale SDG-implementatie inmiddels volledig aangewend. Wat betreft het overzicht waar uw Kamer de 13 miljoen op baseert, zijn we alweer ingehaald door de werkelijkheid en door het gewoon verder plannen en uitvoeren van onze begroting.
De voorzitter:
En dus wordt het amendement ontraden.
Minister Schreinemacher:
Het wordt dus ontraden, evenals … Ja.
De voorzitter:
Evenals welke?
Minister Schreinemacher:
Evenals het amendement op stuk nr. 5.
Mevrouw Dobbe (SP):
Natuurlijk zijn er effecten als je geld verschuift. De minister noemt nu wat voor effecten de dekking heeft. Maar ik vind wel dat het ook voor deze Kamer duidelijk moet zijn en dat het wel zo eerlijk is om te zeggen wat voor effecten het heeft wanneer wij geld op een andere manier inzetten en welke effecten de bezuinigingen hebben op vrouwenrechten en op SRGR. Dat laatste is natuurlijk ook een effect. Wij kunnen het dan afwegen. Wij hebben die afweging gemaakt, maar het is wel zo eerlijk om dan ook aan de Kamer mee te delen wat de bezuinigingen inhouden die nu worden teruggedraaid.
Minister Schreinemacher:
Dat hebben we bijvoorbeeld voor water en voedselzekerheid wel gedaan, ook in antwoord op feitelijke vragen. Voor SRGR kan ik nu niet een hele concrete lijst opnoemen. Die heb ik nu niet paraat.
Mevrouw Kamminga (VVD):
Ik vermoedde al dat de minister dit zou zeggen in reactie op het amendement op stuk nr. 4. Ik heb zelf in het debat ook al gezegd dat dit ongetwijfeld ten koste gaat van iets. Tegelijkertijd heb ik al eerder gezegd dat ik het doel van mevrouw Dobbe best een warm hart toedraag — en ik denk velen van ons in de Kamer. Ik zou daarom toch nog even willen kijken of de minister misschien nog ergens anders, dus niet wat betreft het amendement, maar bijvoorbeeld onder artikel 4, mogelijkheden ziet om een extra inspanning op dat domein te doen. Dat is nog een verzoek.
De voorzitter:
Dan hebben we nog het amendement op stuk nr. 6 en dat op stuk nr. 7.
Minister Schreinemacher:
Ja. Het is ook nog even belangrijk om te vermelden dat in de begroting 2024 de impact van de ombuigingen staat. Nu lees ik voor wat het zou betekenen als we die 13 miljoen van artikel 5 naar artikel 3 zouden verplaatsen. In de begroting 2024 staat wat de ombuigingen en bezuinigingen op artikel 3 behelzen en voor gevolgen hebben.
Het amendement op stuk nr. 6 ontraad ik ook. Als we het vanuit artikel 5, multilaterale samenwerking, overhevelen naar klimaat, dan zou dat ten koste gaan van technische assistentie die op dit moment cruciaal is om landen te helpen hun overheidsfinanciën op orde te krijgen. Deze programma's voorzien in steun, advies en training op het gebied van overheidsfinanciën en verantwoord schuldenbeheer. Dit draagt direct bij aan het voorkomen en verhelpen van schuldenproblematiek in kwetsbare economieën en landen. Het kabinet heeft besloten tot een bijdrage aan het Poverty Reduction and Growth Trust van het IMF. Dit is toegezegd bij de IMF-jaarvergadering in Marrakech in 2023 en aan de Kamer gemeld bij de geannoteerde agenda. Landen kunnen daarmee tegen 0% rente van het Poverty Reduction and Growth Trust lenen. Via het assistent-deskundigenprogramma dragen we bij aan de capaciteit van de VN-instellingen en aan Nederlanders die werkzaam zijn bij de VN. Het niet nakomen van deze betaling is juridisch niet mogelijk, aangezien dat ontslag van reeds aangestelde assistent-deskundigen zou betekenen.
Dan het amendement op stuk nr. 7. Dat gaat over de asieltoerekening. Dat is echt een keuze voor een nieuw kabinet. Dat geldt ook voor een deugdelijke dekking, zoals ik ook zei bij de motie.
De voorzitter:
Het amendement op stuk nr. 7 wordt dus ontraden?
Minister Schreinemacher:
En dus ontraden we 'm, ja.
Ten slotte wil ik u ook allen danken voor de goede debatten die we hebben gevoerd hier in de plenaire zaal en natuurlijk in alle commissievergaderingen. Ik wens u veel wijsheid toe in een wereld die steeds verder polariseert, binnen en buiten Nederland. Ik heb zelf geprobeerd om bij onderwerpen waar van links tot rechts veel onenigheid over is en waar anders over wordt gedacht, de kanten bij elkaar te brengen en alles goed vorm te geven, zodat we bedrijven, maar ook mensen die buiten Nederland op onze steun rekenen, hebben kunnen helpen. Dat zal met een extraparlementair kabinet waarachtig niet eenvoudig worden, dus ik wens u alle wijsheid toe, zodat u de debatten gebaseerd op feiten en met respect voor elkaars standpunten kunt voeren.
Ten slotte natuurlijk alle dank aan mijn ambtenaren, die zich binnen en buiten Nederland inzetten voor de belangen van Nederland.
Dank u wel.
(Geroffel op de bankjes)
De voorzitter:
Heel goed. U bedankt. Dank ook voor uw aanwezigheid. Tot zover dit debat.
De algemene beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dinsdag stemmen wij over de moties en de amendementen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20232024-86-6.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.