7 Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing

Voorzitter: Van der Lee

Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing

Aan de orde is de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet dieren met het oog op de versterking en aanvulling van het instrumentarium ten behoeve van de opsporing, vervolging en bestuursrechtelijke sanctionering van dierenmishandeling, dierverwaarlozing en overtreding van bepalingen inzake dierenwelzijn, dierengezondheid en het aanhitsen van dieren (Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing) ( 35892 ).

De voorzitter:

Aan de orde is de behandeling van de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing. Dit debat gaan we voeren met twee bewindslieden: de minister van Justitie en Veiligheid en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Ik heet hen beiden van harte welkom. Een achttal Kamerleden heeft zich gemeld voor dit debat.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Wassenberg, als eerste spreker van de zijde van de Kamer, die namens de Partij voor de Dieren het woord gaat voeren. Gaat uw gang.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank, voorzitter. Eindelijk, eindelijk, eindelijk, eindelijk behandelen we vandaag het wetsvoorstel Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing. Wat heeft de Partij voor de Dieren hier lang naar uitgekeken! Eindelijk komt er een houdverbod als zelfstandige maatregel, dat niet automatisch vervalt als de boete is betaald, als de voorwaardelijke straf over is of als de proeftijd voorbij is. Eindelijk kunnen we dieren beter beschermen tegen dierenbeulen en horrorfokkers van honden. Dierenmishandeling kan nu niet stevig genoeg worden aangepakt, omdat de wetgeving onvoldoende mogelijkheden daartoe biedt. Dat gaan we vandaag veranderen. Dit wetsvoorstel is ontzettend nodig om die dierenbeulen beter aan te kunnen pakken. De minister vindt in onze partij een medestander als het gaat om deze wet. Ik ken de minister als een dierenvriend. Ik weet dus dat zij persoonlijk ook blij is met deze wet. Die blijdschap deel ik. Deze wet is echt een grote stap vooruit. Daar dank ik de minister voor. Daar complimenteer ik haar mee.

Ik ga even terug naar april 2010. Toen werd met algemene stemmen een motie van Boris van der Ham van D66 aangenomen waarin de regering werd verzocht om een wetswijziging die het mogelijk maakt om een houdverbod als zelfstandige maatregel op te leggen bij herhaaldelijk overtreden van de wetgeving tegen dierenmishandeling. En daarover praten we nu, dertien jaar later. Zolang kan het duren. Zolang draaien de politieke molens soms.

Voorzitter. De Partij voor de Dieren is blij met het houdverbod als zelfstandige maatregel. Dank aan de minister voor de nota van wijziging die de maximale duur verlengt van tien jaar naar twintig jaar. Dit gaat er in ieder geval voor zorgen dat dierenbeulen die zich schuldig hebben gemaakt aan verwaarlozing of mishandeling voor langere tijd geen dieren kunnen houden.

Neem de man die in 2015 de poten van zijn hond — het was een husky — vastbond met tiewraps, zijn snuit dichttapede met ducttape, het dier schopte, tegen de muur sloeg en vervolgens levend begroef. Die man kon na een maximale proeftijd van drie jaar — een langere periode kon de rechter niet opleggen — opnieuw een hond in huis halen. De rechter had simpelweg niet de mogelijkheid om die man een langer houdverbod op te leggen, want als de proeftijd voorbij is, vervalt ook het houdverbod.

Ook de man die vier jonge katjes bestelde en stuk voor stuk doodmartelde, waarna hij doodleuk vier nieuwe katjes bestelde, kreeg een gevangenisstraf van zeventig dagen, waarvan een deel voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Na die drie jaar kon deze man dus opnieuw dieren aanschaffen, al dan niet via het internet. Een zelfstandig houdverbod zou een belangrijke toevoeging geweest zijn aan de gereedschapskist van de rechter, ook vanwege de kans op recidive, die heel groot is bij dit soort gevallen van dierenmishandeling.

Voorzitter. De doorlooptijd van dierenmishandeling is heel lang. Volgens een onderzoek van enkele jaren geleden, is die gemiddeld dertien maanden. Daarom zijn we ook heel gelukkig met de gedragsaanwijzing en de dadelijke tenuitvoerlegging in dit wetsvoorstel. Die gaan er namelijk voor zorgen dat zolang de uitspraak nog niet onherroepelijk is, de verdachte toch geen dieren meer mag houden. Dat is heel belangrijk om dieren te beschermen tegen dierenbeulen. Ook wordt het overtreden van het houdverbod een strafbaar feit, zodat er niet opnieuw eerst een dier mishandeld hoeft te worden. Dat gaat ook een hele hoop leed voorkomen.

Voorzitter. Wat betreft de Partij voor de Dieren is er een categorie daders voor wie alleen een levenslang houdverbod op z'n plek zou zijn. Tegen deze daders moeten dieren echt in bescherming genomen worden, levenslang, omdat de kans op herhaling heel groot is en het leed niet te overzien. Dan denkt de Partij voor de Dieren aan de categorie daders die zich schuldig heeft gemaakt aan puur sadisme of aan marteling van dieren. Denk aan daders die op gruwelijke wijze dieren hebben omgebracht of daders die grote aantallen dieren langdurig, systematisch en ernstig hebben verwaarloosd. Recidivisten.

Maar dan denken we ook aan daders die tegen zichzelf in bescherming moeten worden genomen. Er zijn immers genoeg gevallen bekend van mensen die tegen beter weten in doorgaan met het fokken en houden van dieren, ook al is de boel verschillende keren gigantisch uit de hand gelopen en heeft dit tot ernstig vervuilde, vermagerde, zieke of zelfs dode dieren geleid. Dat gebeurt dan niet uit slechtheid, maar uit onkunde en onvermogen, soms door langdurige en ernstige psychische problemen. Niet alleen de dieren zijn dan de dupe, maar ook die mensen zelf. Het gaat om mensen die tegen beter weten dwangmatig doorgaan met het fokken van dieren, soms honderden cavia's in een paar kleine slaapkamers, onder erbarmelijke omstandigheden. Die mensen zijn ook geholpen met een houdverbod. In de voorbereiding op dit debat heb ik onder meer gesproken met de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming. Daar hoorde ik dat de dienst sommige mensen al twintig jaar kent, daar heel vaak is langs geweest en elke keer weer moest ingrijpen. Altijd ging het uiteindelijk weer fout. Ook die mensen kun je niet een heel langdurig en soms zelfs levenslang houdverbod opleggen. Dat betekent dat dieren daar elke keer weer het slachtoffer van zijn en mishandeld en verwaarloosd zullen worden.

Bureau Beke schrijft ook dat het risico van recidive bij dierenbeulen over het algemeen heel groot is. Bovendien leidt mishandeling en verwaarlozing van dieren bijna altijd tot heel grote maatschappelijke onrust en de roep om dierenmishandeling harder aan te pakken. Het primaire doel van een houdverbod is dan ook om herhaling te voorkomen en om de samenleving te beschermen. Het houdverbod is geen straf. Dat is een belangrijk onderscheid met het oog op de proportionaliteit van het levenslang houdverbod.

Daarnaast zijn dieren extra kwetsbare slachtoffers die zichzelf niet kunnen beschermen. Daarom is het aan ons, aan de Tweede Kamer als medewetgever, om de rechter de mogelijkheid te bieden om die dieren beter te beschermen. Uiteindelijk is het uiteraard aan de rechter om een straf op te leggen en om eventueel een houdverbod als extra maatregel op te leggen. Dat is niet aan ons als Tweede Kamer. Het enige wat wij hier als medewetgever doen, is de gereedschapskist van de rechter uitbreiden. Dat is echt heel belangrijk. Daarom heb ik een amendement voor een levenslang houdverbod ingediend. Dat heb ik samen gedaan met de leden Haverkort en Graus. Dat amendement is inmiddels meegetekend door de leden Bromet, Thijssen, Boswijk, Van der Plas, Eerdmans en Futselaar. De intekening is nog niet gesloten, dus als er nog leden zijn die zich geroepen voelen om mee te tekenen, dan zou ik zeggen: loop naar de interruptiemicrofoon en meld u.

Voorzitter. De Partij voor de Dieren vindt het een gemiste kans dat de minister dit wetsvoorstel niet heeft gebruikt om de straffen voor dierenmishandeling en -verwaarlozing te verhogen. Ze schrijft nota bene zelf op pagina 8 van de memorie van toelichting dat de strafmaxima voor dierenmishandeling op dit moment relatief laag zijn. Je maag draait zich om als je ziet wat mensen dieren aan kunnen doen. Ik heb al een aantal voorbeelden genoemd, maar helaas vallen de straffen in die voorbeelden vaak heel laag uit. Ik zei het net al: de man die kittens had besteld om ze dood te martelen, kreeg uiteindelijk een gevangenisstraf van zes weken onvoorwaardelijk plus vier weken voorwaardelijk. Hij kreeg in totaal 70 dagen voor het martelen en doden van vier kittens. Dat is laag. Iemand kreeg een taakstraf — een taakstraf! — van 60 uur voor het neerschieten van de hond van de buurvrouw. Een man die zijn hond verdronk, kreeg een halfjaar cel. Volgens de rechter was dat uitzonderlijk wreed, maar toch kreeg hij maar zes maanden. Wat de Partij voor de Dieren betreft doen deze straffen geen recht aan de ernst van de delicten tegen dieren, aan de intrinsieke waarde van dieren, aan hun uitzonderlijke kwetsbaarheid en aan de maatschappelijke onrust die deze ernstige zaken van dierenmishandeling of herhaalde verwaarlozing veroorzaken.

Voorzitter. Het is inmiddels echt tijd voor een strafverzwaring. Ik spring even terug in de tijd. Jamie Jane Bosman startte in 2011 een burgerinitiatief waarin nadrukkelijk werd verzocht om hogere straffen voor dierenmishandeling. Tijdens de Kamerbehandeling van dat initiatief in 2017 — daar ging ook een hele tijd overheen — verwezen de woordvoerders van links tot rechts naar de behandeling van het vandaag voorliggende wetsvoorstel om de vraag te beantwoorden of de straffen voor dierenmishandeling moesten worden verhoogd. De laatste keer dat de maximumstraf voor dierenmishandeling en -verwaarlozing werd verhoogd, was in 2005, dankzij een amendement van het lid Eerdmans. Hij kan nu niet meedoen aan dit debat, maar hij tekent dadelijk wel mee. Ik hoef niet uit te leggen dat 2005 erg lang geleden is.

Voorzitter. De maatschappelijke zorgen over wrede dierenmishandeling, waar het burgerinitiatief van mevrouw Bosman uitdrukking aan gaf, zijn in de laatste jaren alleen maar groter geworden. Dat wordt meteen duidelijk als je de onlinereacties ziet onder de berichten over dierenmishandelingszaken. De minister schrijft in de memorie van toelichting bij dit wetsvoorstel overigens zelf ook dat de maatschappelijke normen rondom dierenwelzijn ingrijpend zijn veranderd in de laatste tijd. Dat herken ik. Wat de Partij voor de Dieren betreft dienen de strafmaxima die verandering in de maatschappij te weerspiegelen. Daarom dien ik een amendement in om de strafmaxima te verhogen voor alle delicten die gerelateerd zijn aan ernstige dierenmishandeling en -verwaarlozing. Dat doe ik samen met de leden Graus en Haverkort, zoals ik net al benoemde. Maar ik doe dat ook namens de leden Bromet, Thijssen, Futselaar, Eerdmans en mevrouw Van der Plas, die net ook heeft meegetekend. Dat moet ik nog even doorgeven aan de Griffie, maar zij tekent ook mee. Ook hiervoor geldt: als er leden zijn die zich geroepen voelen om mee te tekenen, wees welkom.

Wij willen de maximumstraf voor ernstige delicten verhogen van drie jaar naar vijf jaar gevangenisstraf en voor minder ernstige delicten van zes maanden naar één jaar. In beide gevallen wordt de geldboete overeenkomstig verhoogd. Ik hoop op steun van de Kamer voor dat voorstel.

Ik zie de heer Sneller al bij de interruptiemicrofoon staan, dus ik zal heel even pauzeren.

De voorzitter:

Dat klopt. De heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Ik voel mij een klein beetje een vreemde eend in de bijt te midden van alle woordvoerders dierenwelzijn.

De heer Wassenberg (PvdD):

U kunt nog meetekenen! Dan bent u niet langer een vreemde eend in de bijt.

De heer Sneller (D66):

Dat zal ik zeker overwegen, maar ik heb toch nog een vraag die komt uit de commissie Justitie en Veiligheid. De Raad van State vraagt daar ook aandacht voor. Het gaat om de verhouding tot andere delicten en de strafmaxima die daarvoor geregeld zijn. Het houden van aangewezen dieren, als dat verboden is, krijgt volgens dit amendement bijvoorbeeld een strafmaximum van vijf jaar. Op de positieflijst zullen volgend jaar ook herten staan. Als ik volgend jaar een damhert koop en dat in mijn achtertuin zet, kan ik een hogere straf krijgen dan wanneer ik opzettelijk een medemens mishandel. Lees ik het zo goed? Ik word graag gecorrigeerd door de heer Wassenberg, maar ik zoek naar een paar van dat soort afwegingen. Brengen we het systeem van het strafrecht niet een beetje in de problemen als we het zo scheef laten groeien?

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank voor deze vraag. Dit wetsvoorstel gaat over maximumstraffen, niet over minimumstraffen. Als je deze straffen, die nu bestaan, in de context van andere straffen bekijkt en die bijvoorbeeld vergelijkt met de straf voor eenvoudige diefstal — dat is bijvoorbeeld iets als zakkenrollerij — dan zie je het volgende. Op eenvoudige diefstal staat vier jaar cel. Op het systematisch, herhaaldelijk en ernstig verminken of doodmartelen van een dier staat maximaal drie jaar. Als je dadelijk een dier houdt dat niet op de positieflijst staat, betekent dat … Het is uiteindelijk aan de rechter om de straf uit te spreken. Uiteindelijk zal het, hopelijk, niet vaak voorkomen dat de rechter die maximumstraf zal opleggen. Ik ga nu niet op de stoel van de rechter zitten, maar ik kan me met de beste wil van de wereld niet voorstellen dat je meteen de maximumstraf krijgt als je dadelijk een dier houdt dat niet op de positieflijst staat. Het gaat echt om de maximumstraf voor de ergste gevallen van dierenmishandeling. Nogmaals, ik hoop dat die zelden of nooit zal hoeven worden opgelegd. Het gaat er dan om dat je kijkt naar de ernstigste gevallen. Die moet je dan naast allerlei andere delicten plaatsen. Dan moet je zeggen: het herhaaldelijk doodmartelen van een dier zou zwaarder bestraft moeten worden dan bijvoorbeeld zakkenrollerij.

De heer Sneller (D66):

Dat is een hele terechte vergelijking, denk ik. Dan snap ik 'm ook helemaal. Tegelijkertijd is ons hele strafrecht natuurlijk georganiseerd langs strafmaxima en niet langs minimumstraffen. Dat is de systematiek die we in stand houden en die overal zo is. Er worden een aantal verschillende delicten genoemd waarbij het gaat om heel ernstig mishandelen. Mijn maag draait zich letterlijk om bij de opsommingen van de heer Wassenberg. De straffen die werden opgelegd en die hij noemde, klinken voor mij ook laag. Tegelijkertijd is de delictsomschrijving eigenlijk alles. Het houden van aangewezen dieren als dat verboden is, is bijvoorbeeld dus met hetzelfde strafmaximum bezwaard. Dat is even de finesse die ik er nog in zoek. De intenties snap ik heel goed; die deel ik voor honderd procent. Maar kunnen we het nog fijnmaziger maken, zodat het inderdaad meer in lijn is met wat de heer Wassenberg zegt?

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja, we kunnen het fijnmaziger maken; daar zal ik zo meteen ook nog iets over zeggen. Je kunt namelijk ook naar die strafvorderingsrichtlijn van het Openbaar Ministerie kijken. Nu kan de rechter vaak al een iets hogere straf opleggen dan gebeurt. Ik ga ook vragen of de minister in overleg kan treden met het OM — natuurlijk met respect voor alle onafhankelijkheid en zo; het OM bepaalt dat namelijk zelf — om te kijken of die strafvorderingsrichtlijnen wat scherper kunnen. Maar nogmaals, dat allemaal binnen de maximumstraf. Het gaat echt om zwaarder kunnen straffen bij de extreme vormen.

Je ziet ook het volgende als je de berichtgeving leest over die gevallen. Ik had het over de hond die halfdood is gemarteld en vervolgens levend is begraven. De man die dat deed, wilde drie jaar later opnieuw een hond kopen. Dat kon niet worden tegengehouden. Ik zag de frustratie, zowel bij de rechterlijke macht als bij de reclassering. We zouden zo iemand graag een houdverbod willen opleggen. Dit gaat dan even over het houdverbod. We kunnen het alleen niet, want we hebben de gereedschappen niet. Zo moet je het ook zien als het gaat om die maximumstraf. Er zijn gevallen bekend waarbij je denkt: "Hier zouden we een hogere straf willen opleggen. Alleen, we kunnen het niet." Omdat de minister zelf in de memorie van toelichting schrijft dat de huidige strafmaxima relatief laag zijn, ook in vergelijking met andere delicten, denk ik: dit is hét moment om dit aan te passen en weer bij de tijd te brengen, niet alleen om het beter te laten passen in het systeem, maar ook om meer recht te doen aan de burgerlijke roep om zwaardere straffen.

De voorzitter:

Afrondend, de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

Dit snap ik. Dank voor deze toelichting. Ik denk dat het goed is voor de parlementaire geschiedenis dat die toelichting erbij gegeven wordt.

Dan een laatste vraag over dat andere amendement. De minister schrijft over het levenslang houdverbod maar ook gebiedsverbod: zeer onwenselijk, als ik de nota naar aanleiding van het verslag goed gelezen heb. Ik zou daarover nog een reflectie willen van de heer Wassenberg. Dat houdverbod snap ik nog, maar dat gebiedsverbod is waar de Raad van State ook op inzoomt. Dat is hetzelfde artikel en dat wordt dan ook levenslang.

Er wordt een vergelijking gemaakt met artikel 38v Strafrecht: stel dat een gebiedsverbod wordt opgelegd als je mensen iets wil aandoen, dan mag het maximaal vijf jaar en nu kan het levenslang worden zonder dat er sprake hoeft te zijn van recidive, volgens het in het amendement voorgestelde artikel. Zou de heer Wassenberg er nog iets meer inkleuring aan kunnen geven waarom het houdverbod en het gebiedsverbod hetzelfde moeten worden behandeld en waarom dat dan toch levenslang is, ook zonder dat er recidive is, volgens de wetstekst? Het werkt daardoor langer.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dit is een hele gedetailleerde vraag. Als de heer Sneller mij toestaat, ga ik daar nog even goed naar kijken, om daar een heel gedetailleerd en goed antwoord op te kunnen geven. Dat doe ik dan straks even in de tweede termijn.

De heer Graus (PVV):

Dank aan de heer Wassenberg voor de samenwerking als het gaat om dierenmishandeling, dierenwelzijn, het aanpakken van dierenbeulen, want daarbij werken we altijd samen. Ik heb twee korte vragen. Meneer Wassenberg weet dat wij voor minimumstraffen zijn. We vinden ook dat een rechter minimaal altijd een gevangenisstraf moet opleggen. Het tweede probleem is die verhoging. Ik heb meegetekend want ik steun het. Van mij mag het nog veel hoger dan wat wij nu hebben ingediend. Maar heel vaak leggen rechters het gewoon niet op, en dat is om moedeloos van te worden. Mijn vraag aan de heer Wassenberg is: daar moeten we ook iets aan doen, hoe gaan we dat doen? Mogelijk met steun van de linkerzijde, waar u zit, en van de rechterzijde, waar ik zit, kunnen we dat ook voorleggen aan beide ministers. Het zijn vaak uiteindelijk de rechters die de straffen niet opleggen die nu al mogelijk zijn. Er kan ook een gevangenisstraf worden opgelegd; daarover is ook een motie aangenomen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Laat ik beginnen met die minimumstraffen. Daar is de Partij voor de Dieren geen voorstander van. Wij vinden ook dat de straffen te laag zijn, maar wij vinden ook dat de rechter een grotere gereedschapskist moet krijgen om de passende straf op te leggen. Wij vinden het heel belangrijk dat de rechter zelf die afweging maakt. Op het moment dat je gaat kiezen voor minimumstraffen, maak je de gereedschapskist van de rechter niet groter maar kleiner, omdat je bij wijze van spreken maatwerk door de rechter moeilijker maakt. Ik vind het heel belangrijk dat de rechter in extreme gevallen een zwaardere straf kan opleggen, maar ik zou niet zo ver willen gaan dat ik zeg dat je ook een minimumstraf zou moeten doen. Nogmaals, daarmee wordt die gereedschapskist kleiner.

Als het gaat om wat rechters opleggen, heeft dat natuurlijk ook te maken met wat er geëist wordt. Dat is verder aan het Openbaar Ministerie. Daarom vragen wij aan de minister om wel in gesprek te gaan met het Openbaar Ministerie over de strafvorderingsrichtlijnen die officieren van justitie krijgen voor wat zij ongeveer kunnen vragen bij deze en deze ernstige delicten. Dat is inderdaad iets wat meer moet doordringen bij het Openbaar Ministerie.

Je ziet trouwens ook, daar kom ik later in mijn betoog op, dat de hele wetgeving rond dierenwelzijn en wat er kan worden opgelegd, niet is doorgedrongen tot alle officieren. Dat is datzelfde onderzoek van Bureau Beke waar ik het over had. Die kennis over dierenwelzijnszaken is heel diffuus verspreid. Bij het ene parket weten ze daar veel meer van dan bij het andere. Dat hangt mogelijk ook af van de interesse van een bepaalde officier. Ik vind dat die kennis wel in elk parket aanwezig zou moeten zijn. Ik vraag dadelijk in de rest van mijn betoog aan de minister om daarover in conclaaf te gaan met het Openbaar Ministerie.

De heer Graus (PVV):

Ik denk dat de heer Wassenberg zich onderschat. We hebben hier het hoogste ambt en we kunnen kaders aangeven voor een rechter. Ik ben ook van mening dat het bij de rechter moet liggen, alleen, je kan wel zeggen: luister, minimaal moet er een jaar gevangenisstraf worden opgelegd bij dierenmishandeling. De rechter heeft dan de mogelijkheden om er verder nog iets bovenop te doen. Maar je kan wel zeggen dat het minimum een jaar of een halfjaar gevangenisstraf is. Dat is wat ik bedoel. Daar zou je als dierenvriend eigenlijk niet tegen kunnen zijn.

Mijn tweede vraag betreft het beroepsverbod of dat levenslang verbod, waar het merendeel van de Kamer voor strijdt. Als iemand in een slachthuis werkt en daar dieren martelt en thuis geen dieren heeft, dan heb je niks aan een levenslang houdverbod, dan moet er een beroepsverbod voor komen. Kunt u daar nog een reactie op geven?

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja. Ik moet toch herhalen wat ik net over die minimumstraffen heb gezegd. Ik vind het belangrijk om de gereedschapskist van de rechter te vergroten. Ik vind het ook heel belangrijk dat rechters hun eigen afweging kunnen maken en maatwerk kunnen leveren. Ik zou het heel erg op prijs stellen als in een aantal ernstige gevallen van dierenmishandeling zwaardere straffen worden opgelegd. Maar ik denk dat minimumstraffen opnemen niet de goede manier is, ook omdat je ziet dat dan weer allerlei andere manieren gevonden of bedacht kunnen worden om die te ontduiken. Als je de gereedschapskist groter maakt, dan kan daarvan optimaal gebruikgemaakt worden. Zeg je "ook een minimumstraf", dan heb je eigenlijk alleen maar kans dat wordt geprobeerd om die in het uiteindelijk vonnis op een andere manier te omzeilen. Dus ik zou zeggen: de gereedschapskist groter, niet kleiner. Dan geef je de rechters alle mogelijkheden om dierenmishandelaars streng te straffen en om dierenbeulen en sadisten streng aan te pakken. Eigenlijk is dat wat we allebei willen, en een groot deel van de Kamer gelukkig ook.

Dan het beroepsverbod. Dat is nu even buiten mijn amendement. Ik denk bijvoorbeeld aan de criminele hondenfokkers. Daar ga ik het dadelijk ook nog over hebben. Zij hebben vaak een hele waslijst aan delicten op hun naam staan en houden honden, soms honderden, onder erbarmelijke omstandigheden. Wordt door een gemeente een dwangsom opgelegd, dan hoppen ze gewoon van gemeente naar gemeente en omzeilen ze op die manier de wetgeving. Ik denk dat je zo iemand echt een levenslang houdverbod zou moeten kunnen opleggen. In feite betekent dat ook een beroepsverbod.

Voorzitter. Ik ga nog even iets verder in op de maximumstraf. Je ziet dat de straffen in de praktijk veel lager zijn dan het genoemde maximum van drie jaar gevangenisstraf. Dat zei ik net ook al in de interruptiedebatjes. Ik gaf al voorbeelden daarvan. Die zes jaar gevangenisstraf voor de ernstigste delicten staat in de richtlijn van het OM, maar in de praktijk zien we ernstige dierenmishandelingszaken waarin alleen een taakstraf wordt opgelegd, soms in combinatie met een korte, voorwaardelijke gevangenisstraf. Ook hier, meneer Graus, zou ik niet zijn voor een verbod op taakstraffen, maar ik vind dat wel weinig. Uiteindelijk is het aan de rechter om in individuele gevallen te oordelen. Daarom vraag ik de minister om in gesprek te gaan met het OM om te kijken of die richtlijnen kunnen worden aangepast, zeker voor zaken van ernstige mishandeling en van recidive, van herhaling. Door het verhogen van die maximumstraffen kunnen wij — de politiek, de medewetgever — echt een heel duidelijk signaal afgeven, aan de maatschappij, maar ook aan het Openbaar Ministerie.

Daarnaast zou ik aan de minister willen vragen of zij naar aanleiding van dit debat, uiteraard met respect voor de onafhankelijkheid van de rechtspraak, in gesprek wil gaan met het Openbaar Ministerie over de strafvorderingsrichtlijnen bij dierenmishandeling. Ik zei het net ook al in een interruptiedebatje. Wij vinden de straffen in die richtlijnen laag. Ik denk dat de minister die ook laag vindt, zeker nu ze zegt dat de maximumstraffen vaak al laag zijn en de straffen in die richtlijnen daar vaak weer een stuk onder zitten.

Voorzitter. De effectiviteit van de aanpak van dierenmishandeling staat of valt met de uitvoering. Zonder controle en zonder toezicht en handhaving zijn we nergens. Politie en justitie bevestigen dat het wetsvoorstel de handhaving bij dierenmishandeling gemakkelijker en effectiever gaat maken en de politie verwacht hierdoor minder recidive. Dat is echt ongelofelijk belangrijk.

Maar met dit wetsvoorstel zijn we er nog niet. De Partij voor de Dieren maakt zich grote zorgen over de capaciteitsproblemen bij politie en justitie. Vorig jaar werden door de rechtbank in Gelderland 1.500 zaken geseponeerd vanwege personeelstekort. Rechters en officieren van justitie, het Openbaar Ministerie, overwogen begin dit jaar voor het eerst in de geschiedenis om te gaan staken vanwege de extreme werkdruk daar. De politie moet in sommige regio's kleine criminaliteit laten schieten en ook aan dierenmishandeling wordt dan al snel minder prioriteit gegeven. Bij de bezuinigingen op politie en justitie, de ggz en de sociale voorzieningen — dat is gebeurd onder de vorige kabinetten-Rutte — hebben wij hier al voor gewaarschuwd. Er werd door het toenmalige kabinet de keuze gemaakt om het oorspronkelijke plan van de dierenpolitie uit te kleden. De heer Graus heeft zich toen ook heel sterk gemaakt voor de dierenpolitie, maar dat is gewoon uitgekleed door vorige kabinetten. Het huidige kabinet investeert wel degelijk in de basisteams en in de opleidingscapaciteit voor rechters en officieren, om die fouten uit het verleden recht te zetten. Dat is heel goed en dat steunen wij ook, maar het zal nog lang duren voordat alle problemen zijn opgelost. Uit onderzoek van Bureau Beke bleek dat de kennis over dierenmishandeling en het houdverbod versnipperd is bij het Openbaar Ministerie en ongelijk is verdeeld onder de arrondissementen. In sommige regio's wordt nauwelijks gebruikgemaakt van het houdverbod. Sommige officieren waren er niet eens van op de hoogte.

Ik zou graag van de minister willen weten hoe zij die aanpak van dierenmishandeling en -verwaarlozing kan borgen in de opleiding van rechters en officieren van justitie, juist nu daar extra in geïnvesteerd wordt. Bij het opleidingscentrum voor officieren van justitie, het SSR, is de module dierenwelzijnszaken een keuzevak — ik herhaal: een keuzevak. Wat betreft de Partij voor de Dieren gaat de vrijwilligheid daarvanaf. Alle officieren van justitie en rechters zouden basiskennis moeten hebben over dierenzaken. Mijn vraag is: gaat de minister de regie nemen om ervoor te zorgen dat politie en justitie overal bekend worden met dat nieuwe houdverbod? Want dat gaat hoe dan ook worden uitgebreid van een voorwaardelijke maatregel nu naar een zelfstandig houdverbod. De officieren en de rechters moeten ook bekend worden met de uitgebreide mogelijkheden die dit wetsvoorstel hen gaat bieden. Kan de minister in de gaten houden of er in de basisteams van de politie ook voldoende capaciteit wordt vrijgemaakt voor dierenmishandeling?

De heer Graus (PVV):

Meneer Wassenberg, ik hoop niet dat ik u aan het kwijtraken ben, maar de Partij voor de Dieren en de PVV waren altijd samen voor gespecialiseerde dierenofficieren van justitie, gespecialiseerde dierenrechters en gespecialiseerde dierenpolitie. Maar nu hoor ik u over de basisteams spreken. Dan ben ik bang dat iedereen een module krijgt van één dag of twee dagen of een paar uur. Ik hoop dus niet dat ik u hierin ga verliezen, maar misschien heb ik het misbegrepen, zoals de Belgen dat zeggen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat hebt u zeker misbegrepen. Ik pleit ervoor dat de kennis over dierenwelzijn gewoon bij elke officier van justitie en bij elke rechter aanwezig is. En natuurlijk heb je dan ook gespecialiseerde teams, en rechters en officieren die erin gespecialiseerd zijn om die zware gevallen en de gevallen die voor veel ophef in de maatschappij zorgen aan te pakken. Maar hetzelfde zie je bij milieucriminaliteit. Ik vind het belangrijk dat daarover ook basiskennis aanwezig is bij de verschillende officieren en rechters. Natuurlijk heb je dan een gespecialiseerde officier die dat soort ernstige zaken aanpakt. Maar ik vind dus dat die kennis overal aanwezig zou moeten zijn, in het hele justitiële apparaat. En het zou inderdaad heel fijn zijn als er ook gespecialiseerde officieren zijn. Maar die kennis moet breed in de organisatie aanwezig zijn. Ik denk dus dat meneer Graus en ik het daar volledig over eens zijn.

Voorzitter. Achteraf ingrijpen bij dierenmishandeling of dierenverwaarlozing is heel belangrijk, maar het is ook belangrijk om te kijken hoe we dierenleed kunnen voorkomen. Volgens onderzoek kampen de meeste daders die dieren verwaarlozen of mishandelen met verschillende problemen: psychische problemen, maar ook verslaving, schulden, werkloosheid, huiselijk geweld. Schulden leiden er bijvoorbeeld toe dat de dierenarts niet op tijd wordt ingeschakeld. Psychische problemen leiden tot een gebrek aan aandacht voor het welzijn van het huisdier. Voor deze zaken is het strafrecht niet de oplossing. De aandacht moet hierbij echt gaan naar preventie.

Daar valt ook het tegengaan van impulsaankopen onder. Daarmee kom ik op het terrein van de minister van LNV. In 2018 nam de Tweede Kamer een motie van de Partij voor de Dieren aan om na te gaan of en hoe een verplichte bedenktijd bij de aanschaf van huisdieren bij kan dragen aan het terugdringen van het aantal impulsaankopen en daarmee aan het terugdringen van een grote hoeveelheid dierenleed. Dat was in 2018. Die motie was gericht aan de ambtsvoorganger van de ambtsvoorganger van de minister. Het is dus al een tijd geleden. We zijn nu bijna vijf jaar verder, en er is nog steeds niets gebeurd, behalve dan dat de minister van LNV een onderzoek laat doen om inzicht te krijgen in het gedrag van mensen bij de aanschaf en het houden van kortsnuitige honden. Dat is heel fijn, dus dank daarvoor, maar het is niet waar de motie om vroeg. Het onderzoek naar de motivatie van de kortsnuitkopers is prima, maar ik wil van de minister weten of hij bereid is om aan de wens van de Kamer te voldoen en de motie gewoon uit te voeren. Ik wil weten of hij bereid is om te onderzoeken of en hoe een verplichte bedenktijd voor de aankoop van huisdieren kan bijdragen aan het terugdringen van het aantal impulsaankopen en daarmee van een heleboel dierenleed. Daar ging mijn motie over. Dat is waar de Kamer naar vraagt. Het gaat niet over kortsnuiten, maar over impulsaankopen.

Dan wil ik het nog even hebben over de inbeslagname van verwaarloosde en mishandelde dieren. We hebben de afgelopen maanden verschillende voorbeelden gezien waarbij dat helemaal niet goed ging. Begin maart was er een inval bij een broodfokker in Deurne. Daar zaten honden op elkaar gepropt op het kale, vuile beton. Vachten waren vervilt. Ze waren vastgekoekt met vuil, stront en bloed. Tanden van de dieren waren kapot. Ze hadden last van parasieten en schurftmijt. Honden waren gewond door onderlinge gevechten. Ze waren ziek. Ze hadden darmontstekingen en luchtweginfecties. De honden die het meest verwaarloosd waren, zijn weggehaald, maar de grootste groep is daar achtergelaten. Is de minister het met mij eens dat als handhavende instanties dit soort verschrikkelijke situaties aantreffen, ze dan per direct alle honden moeten kunnen weghalen?

Iets vergelijkbaars zien wij bij die afschuwelijke fokker in Eersel. De "horrorfokker" en de "gruwelfokker" wordt hij ook wel genoemd. Ook daar zijn honderden honden, heel veel pups, zonder bewegingsruimte. Ook daar zitten ze in hun eigen stront. De zieke dieren kregen geen zorg. Pas na maanden werden de honden gered uit de kerkers van deze afschuwelijke fokker. Nu blijkt dat deze fokker doodleuk opnieuw 200 pups houdt. Hij krijgt een dwangsom van €2.500 per week opgelegd. Ik kan u vertellen: daar lacht zo iemand om. Met de verkoop van twee of drie pups heeft hij dat gemakkelijk terugverdiend. In het Eindhovens Dagblad van 18 maart las ik dat deze fokker eerder is veroordeeld voor het leiden van een criminele organisatie, witwassen, de verkoop van bedorven vlees, ook aan restaurants, en zelfs aanranding. Vorige week werd een inspecteur van de NVWA aangevallen op het terrein van die hondenfokker. Volgens de NVWA hangt er een sfeer van intimidatie en agressie tijdens inspecties bij deze fokker.

Voorzitter. Deze wet gaat gelukkig helpen bij de aanpak van dit soort tuig, dit soort horrorfokkers, bijvoorbeeld dankzij het houdverbod van 20 of 30 jaar of levenslang. Vanwege dit soort tuig moeten we de straffen op dierenmishandeling en -verwaarlozing echt harder kunnen aanpakken. Dat is nog een verwijzing naar de heer Sneller. Dit zijn de gevallen die ik wil aanpakken met het verhogen van de maximumstraf. Dan gaat het niet over iemand die in de verkeerde tijd een dier koopt dat op de positieflijst staat. Prima, zo iemand moet ook worden aangepakt, maar dat is niet de persoon waarbij ik denk: die moet vijf jaar de bak in en een levenslang houdverbod krijgen. Nogmaals, dat laat ik aan de rechter, maar dat is niet de groep waar ik aan denk. We hebben het hier echt over keiharde criminelen. Die moet je hard kunnen aanpakken.

Kan de minister aangeven of in het verbetertraject van de NVWA ook aandacht is voor de aanpak van dit soort malafide fokkers? Hoe kan het dat de NVWA al maandenlang op de hoogte was van de situatie in Eersel zonder dat ze ingrepen? Die honden werden niet bevrijd door de NVWA, omdat de NVWA naar eigen zeggen eerst een grondig dossier moest opbouwen. Pas nadat er maatschappelijke onrust ontstond, werden de honden bevrijd. Pas nadat House of Animals met filmpjes kwam die massaal bekeken werden en voor veel verontwaardiging zorgden, werd er ingegrepen. Zal dit in de toekomst veranderen, vraag ik aan de minister.

Voorzitter. Dan wil ik het nog hebben over de inbeslagname na bijtincidenten. Wanneer het Openbaar Ministerie een hond in beslag neemt, heeft het dier juridisch dezelfde status als een in beslag genomen brommer. Dat leidt in de praktijk tot schrijnende situaties. Het OM kan zonder tussenkomst van de rechter besluiten tot herplaatsing of zelfs euthanasie van de hond. Mocht de rechter dan toch besluiten dat het onterecht is en dat de hond terug moet naar het baasje, dan krijgt het baasje een schadevergoeding. Het baasje krijgt het dier dus niet terug, want het dier is dood of naar een ander baasje. Dat is onherroepelijk. Daarnaast is er een financiële prikkel voor het OM om opdracht te geven om de honden zo snel mogelijk te herplaatsen of te euthanaseren, omdat de rechter in het verleden heeft geoordeeld dat de opslagkosten niet opwegen tegen de waarde van het dier. Daarmee wordt voorbijgegaan aan het feit dat de dieren vaak van grote waarde zijn voor hun baasjes, afgezien van hun financiële waarde. De minister schrijft de situatie niet te herkennen. Ik kan haar, als zij dat wil, nog verschillende voorbeelden geven waarin dit is voorgekomen. Dat kan ik dan straks via een medewerker doen, maar dat zal ik dan even buiten het debat doen, omdat het dus over personen of herleidbare figuren gaat.

Voorzitter. In het Burgerlijk Wetboek staat een bepaling dat een dier geen zaak is, maar dat betekent in de praktijk natuurlijk helemaal niks, want bij inbeslagname zijn dieren gewoon goederen, dingen: het zijn zaken. Waarom heeft de minister er niet voor gekozen om aparte regels voor inbeslagname van dieren op te stellen, zoals ook wordt verzocht door de Nederlandse orde van advocaten? Is de minister eventueel van plan om dit alsnog te doen?

Voorzitter. Ik wil het hebben over het voorstel van de Partij voor de Dieren om het handhavers makkelijker te maken om in te grijpen bij dierenmishandeling, specifiek het doden van huisdieren. Op dit moment is er een verbod op het doden van honden, katten en ganzen. Dat laatste verbod is er om een einde te maken aan dat afschuwelijke ganstrekken. Dat gebeurt nota bene in mijn eigen gemeente in mijn eigen Limburg, Sittard-Geleen; dat ganstrekken gebeurt in Grevenbicht. Maar dat wordt met de huidige wet al opgevangen. Maar het doden van andere dieren, bijvoorbeeld door huisdiereigenaren of fokkers van gezelschapsdieren die hun cavia's of hamsters willen doden, is nu niet strafbaar. Er kan alleen opgetreden worden als er sprake is van dierenmishandeling. De politie moet dan dus bewijzen dat een dier bij het doden ervan geleden heeft. Je kunt je voorstellen dat dit ontzettend lastig en tijdrovend is. In de praktijk is het gewoon een onmogelijke zaak.

Je kunt dus wel een dierenbeul vervolgen die een nest jonge hondjes in een sporttas doet, er een paar stenen bij doet en de tas in de sloot gooit, zodat die dieren verdrinken. Dat is strafbaar, want het zijn honden. Op het moment dat je dit met katten doet, is het strafbaar, want het zijn katten. Dat is volkomen terecht. Er kan dan ook onderzoek gedaan worden naar wie dat gedaan heeft. Soms heeft de politie al iemand in het vizier. Maar stel dat jij als fokker zegt: "Ik heb cavia's, maar die hebben de verkeerde kleur. Ik heb hamsters, maar die hebben het verkeerde geslacht. Ik stop ze in een doos, doe er een paar stenen bij en gooi die doos in de vijver." De politie moet dan bewijzen dat die dieren geleden hebben. Ga er maar aan staan. Dat is in de praktijk dus onmogelijk en dat betekent dat er niet handhavend zal worden opgetreden.

Ik zie de heer Haverkort klaarstaan, dus ik zal even wachten met het vervolg.

De voorzitter:

Dan krijgt de heer Haverkort het woord.

De heer Haverkort (VVD):

Ik was nog even aan het wachten. Ik dacht: wellicht komt er bij de heer Wassenberg nog een laatste zin over dit onderwerp.

De heer Wassenberg (PvdD):

Die laatste zin komt nog. Ik ga nog even verder op dit onderwerp.

De heer Haverkort (VVD):

Dat is goed. Ik heb wel twee vragen aan de heer Wassenberg. U heeft het amendement enigszins aangepast. Nu staat er in het amendement een verzoek om middels een algemene maatregel van bestuur te komen tot invulling van het amendement dat in eerste instantie was ingediend. De minister heeft volgens mij in de brief van 30 maart hierop gereflecteerd. Daar valt in te lezen dat de NVWA zegt dat het heel lastig handhaafbaar is, misschien zelfs onuitvoerbaar vanuit hun perspectief. Ik ben benieuwd hoe de heer Wassenberg daarnaar kijkt.

En ik stel toch maar even een vraag over het proces. De minister wekt namelijk in de brief de overduidelijke suggestie, naar aanleiding van de intentie — daar sta ik overigens achter — om het doden van dieren natuurlijk goed te regelen en het illegaal doden van dieren middels straffen handhaafbaar en aanpakbaar te maken, met een algemene maatregel van bestuur te komen. Is het dan nog noodzakelijk om het met een amendement in de wet te borgen? Dat zijn twee vragen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik begin met de eerste vraag. Daar is door verschillende opsporingsinstanties naar gekeken. De NVWA zegt dat het lastig is; in principe zou je hiervoor primair bij de politie moeten zijn. Wanneer er een sporttas wordt gevonden met verdronken honden of katten, wordt dat door de politie onderzocht. De politie zegt: voor ons maakt het de opsporing juist makkelijker. Soms zijn het daders die al in beeld zijn en mogelijk ook voor andere zaken worden vervolgd. Nu heeft het geen enkele zin voor de politie om een tas met verdronken cavia's of hamsters te onderzoeken, want je moet bewijzen dat die dieren geleden hebben. Dat kan de politie in de praktijk vrijwel niet of het kost ontzettend veel tijd en moeite, en dan denkt de politie: doe maar wat anders. Dat snap ik ook wel, want er zijn heel veel zaken die de aandacht van de politie vragen. Uiteindelijk komt het bij de politie terecht en de politie zegt: als het doden van die dieren, van de cavia's met een verkeerde kleur, van die hamsters met het verkeerde geslacht, strafbaar is, wordt het veel makkelijker om het te onderzoeken en een dader in beeld te krijgen. Dat handhaafbaarheid neemt dus juist toe.

Dan het amendement. Ik heb inderdaad een amendement voorbereid en ingediend om dit allemaal wettelijk te regelen, in overleg met het ministerie, want ik ben hierover al lang in conclaaf met het ministerie. De minister schreef inderdaad dat het eventueel via een AMvB zou kunnen. Ik denk dat het heel belangrijk is dat de Kamer het signaal afgeeft dat ze dit graag geregeld wil hebben. Als de Kamer dat alvast opneemt in de wet, kan de minister het regelen.

Er is nog een hele belangrijke reden om het in een algemene maatregel van bestuur — daar staat de afkorting AMvB voor — te regelen, namelijk dat de minister dan ook nog even kan kijken naar mogelijke uitzonderingsposities. Dat zal dan ook worden meegenomen. Waar het mij om gaat, wat de intentie is, is dat het straffeloos doden van cavia's en hamsters omdat ze de verkeerde kleur hebben of bedenk het maar, wordt verboden. De opname daarvan in een algemene maatregel van bestuur is bedoeld om als Kamer, samen met het ministerie, het signaal te geven: wij willen dat dit klaar is, dat dit eindigt. Het is een aanmoediging — voor mijn part noem je het zo — om dit op termijn in de wet op te nemen. Dat moet wat mij betreft ook niet heel lang duren. Ik verwijs dan nog even naar de positieflijst, die al in 1992 in de Gezondheids- en welzijnswet is opgenomen, de voorloper van de Wet dieren. Het is nu 31 jaar later. Volgend jaar wordt ie van kracht. Het is dus 32 jaar een dode letter geweest. Ik hoop dat ik van de minister de toezegging krijg dat dit allemaal wat sneller kan, en "wat sneller" bedoel ik eufemistisch.

De voorzitter:

Het gaat trouwens om het amendement op stuk nr. 20.

De heer Haverkort (VVD):

Dank voor het antwoord. Over de intentie van dit amendement en over de maatregelen verschillen wij niet van mening. Maar ik kan me voorstellen dat de minister straks in z'n appreciatie toezegt dat hij dit allemaal gaat regelen bij een algemene maatregel van bestuur. Wil de heer Wassenberg dan nog eens overwegen of het zware inzetten van een amendement nog noodzakelijk is? Of kunnen we het dan afdoen met de toezegging van de minister? Daarmee staat het signaal vanuit de Kamer wat mij betreft ook glashelder overeind. Uiteraard delen we ook de intentie dat het niet lang mag duren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Laten we dadelijk gewoon even kijken wat het antwoord van de minister is. Ik kan me ook voorstellen dat hij zegt: die aanmoediging van de Kamer helpt mij alleen maar in mijn streven. Ik vind het vooral heel belangrijk dat we als Kamer dat signaal afgeven. Ik vind het trouwens ook heel belangrijk dat de heer Haverkort zegt: dat wil ik eigenlijk ook; dat willen we allemaal. Ik vind het nog belangrijker dat de minister zegt: dat is ook de richting waar wij aan denken. Alleen, ik ben bang dat het op een gegeven moment weer een eindeloos traject wordt. Uiteindelijk is dit volgens mij een soort aanmoediging voor de minister om het op die manier te regelen. Ik hoop dat die aanmoediging niet nodig is, maar ik kan me voorstellen dat de minister zegt: dit laat alleen maar zien dat we er als Kamer en als kabinet samen in staan. Laten we dus even de appreciatie van de minister afwachten. Voorlopig ben ik voornemens om dat amendement gewoon in stemming te brengen. De heer Haverkort kan dan met zijn hele fractie, met de andere 33 leden van de VVD-fractie, voorstemmen.

De heer Graus (PVV):

Doe dat ook maar, meneer Wassenberg. Ik heb kasten vol liggen met aangenomen moties en toezeggingen waar niks mee is gedaan. Ik wil even terug naar wat u net zei over de politie, over die onderzoeken en die hondjes die in het water worden gegooid. Ik ga daar dalijk ook nog een ander voorbeeld van geven in mijn termijn. Maar het kan wél. De dierenpolitie heeft het Veterinair Forensisch Team. Daar ga ik ook iets over zeggen, want dat is inderdaad rechtop kapot aan het gaan. Zij kunnen, als de diertjes er eenmaal zijn, de kadavertjes, binnen een paar minuten aantonen of ze levend of dood waren, of wat er ook allemaal is gebeurd. Dat kunnen ze zo aantonen. Het kan dus wel. De heer Wassenberg zei: het kan niet. Het kan wel, maar het Veterinair Forensisch Team bestaat maar uit anderhalf mens. Ze kunnen het gewoon niet meer aan, dus dáár moet iets aan gebeuren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat ben ik volledig met de heer Graus eens. Dat weet hij ook. Ik ken de mensen van dat forensisch team ook. Dat weet de heer Graus ook. Maar het gaat om het volgende. Ik zei niet dat het niet kan, maar dat het moeite, tijd en geld kost. Je helpt de politie gewoon als je het kunt onderzoeken zonder dat je van tevoren hebt moeten bewijzen dat dieren geleden hebben. Het is toch belachelijk dat je een dier wel mag doden als het zogenaamd niet geleden heeft, dat je gewoon zegt: die caviaatjes hebben de verkeerde kleur; ik dood ze allemaal en als er niet bewezen kan worden dat ze geleden hebben, dan mag het allemaal. Dat Veterinair Forensisch Team kan dat onderzoek inderdaad doen. De heer Graus geeft ook wel meteen aan wat de achilleshiel is. Het team wordt bemand door anderhalf persoon. Het is voor een groot deel ook nog eens werk in vrije tijd. We leven in een vol land. We leven helaas in een land waar nog altijd veel ernstige dierenmishandelingszaken voorkomen. Je kunt dat team niet overal op inzetten. Het helpt de politie gewoon enorm als ze niet eerst hoeven te bewijzen dat een dier geleden heeft. Vind jij een nest dode jonge cavia's waar een baksteen op gegooid is? Dat soort dingen gebeuren ook. Daar ga ik het in mijn laatste woorden nog over hebben. Dat is dan gewoon strafbaar. Als we een dader in beeld hebben, dan kunnen we die dader gewoon aanpakken. Dan hoeven we niet eerst te gaan bewijzen of de dieren wel voldoende hebben geleden. Het klinkt heel cynisch. Zo wil ik het niet zeggen. Ik weet dat de heer Graus dit ook niet wil horen, maar het gaat er juist om om de politie te helpen en niet elke zaak voor te hoeven leggen aan zo'n forensisch team.

De voorzitter:

Kort, want volgens mij proberen jullie elkaar ervan te overtuigen in hoeverre jullie het eens zijn met elkaar.

De heer Graus (PVV):

Nee, deze zaken zijn wel heel belangrijk. Er zitten wel twee ministers mee te luisteren. Meneer Wassenberg had het net over die bakstenen. Je ziet dan vaak uitwendig letsel en hematomen. Dat hebben ze zo aangetoond. Maar het volgende is ook gebeurd. Iemand stopt een hond in een zak en gooit die in het water. Diegene zegt dan: "Ik trof de hond vanmorgen dood aan. Ik heb geen geld voor een crematie, dus ik heb 'm in het water gegooid." Dit is het dumpen van een goed; dit is een milieudelict. Terwijl dan naderhand door onderzoek van het Veterinair Forensisch Team blijkt dat die hond heeft zitten krabben in die zak, wolfsklauw afgereten en brandwonden van het schuren in die zak. Die hond is dus levend in het water gegooid. Er moet bij verdachten dus altijd een veterinair forensisch onderzoek plaatsvinden. Heel vaak denken politiemensen: het zal wel zo zijn, want die hond ziet er vrij gaaf uit, dus hij zal wel in het water zijn gegooid. Maar uit onderzoek blijkt toch dat er zware dierenmishandeling heeft plaatsgevonden en dat die hond levend verdronken is. Dan moet je die hond wel obduceren, want dan zie je dat er water in de longen zit. Dat moet gewoon gebeuren; altijd!

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat is alleen maar een steun voor mijn pleidooi. Het is op dit moment namelijk verboden om een hond te doden. Als er een hond in het water wordt aangetroffen en er is een eigenaar in beeld, die zegt dat de hond al dood was, dan is het goed om te onderzoeken of dat verhaal klopt. Nu is het zo dat het doden van bijvoorbeeld hamsters niet verboden is. Ook het doden van cavia's is niet verboden. Dat betekent dat er eerst moet worden bewezen dat het dier geleden heeft. We zijn het helemaal met elkaar eens. Ik wil er juist voor zorgen dat die drempel om te onderzoeken wat lager wordt, want op dit moment is die gewoon heel erg hoog. Daar is mijn amendement voor bedoeld.

De voorzitter:

Heel goed, volgens mij zijn jullie het eens. De heer Sneller heeft een andere vraag.

De heer Sneller (D66):

Dat had de voorzitter goed gezien. Ik probeer nog even wat duidelijkheid te krijgen. De heer Wassenberg heeft de brief van de minister over zijn vorige amendement gelezen. Wat is zijn stelling: ik heb hem gelezen, maar ik maak een andere afweging over de uitvoerbaarheid en daarom kom ik met een amendement? Of komt dit amendement wel tegemoet aan de bezwaren die erin zaten over wat er onmogelijk wordt gemaakt door het voorgaande amendement?

De heer Wassenberg (PvdD):

In mijn vorige amendement was het allemaal net iets te strak geformuleerd. Het was mijn bedoeling om de minister met dat vorige amendement enige bewegingsruimte te bieden. Dat bleek niet de ideale formulering te zijn. De heer Sneller weet net zo goed als ik dat de woorden in een amendement op een goudschaaltje worden gewogen. Dat is de reden waarom ik er nog eens naar heb gekeken. Ik wil het belangrijke signaal namens de Kamer wel afgeven. Dat is de reden waarom ik ook heb gekeken wat dan de ideale formulering is om mijn wil en de noodzaak voor het opnemen hiervan in de wet mogelijk te maken en tegemoet te komen aan de wens van de minister om enige vrijheid te hebben. Dat gaat met name om de uitzonderingen die eventueel nog worden opgenomen.

De heer Sneller (D66):

In de appreciatie gaat het over dieren die niet meer mogen worden gehouden. Die worden uitgezet in de natuur, wat onwenselijk is. Zegt de heer Wassenberg dat hij dit soort dingen ondervangt in zijn nieuwe amendement? Of zegt hij: dat zijn nadelen die gewoon blijven; dat hoort er gewoon bij, maar de voordelen zijn groter?

De heer Wassenberg (PvdD):

Die zaken staan helemaal los van elkaar. Ik zie er geen relatie tussen. Ik snap die vraag niet helemaal. Misschien kunt u de vraag even verhelderen, want ik snap het niet helemaal.

De heer Sneller (D66):

Dat zal aan mij liggen. De appreciatie die de minister op 30 maart gaf aan het vorige amendement bevat volgens mij een aantal bezwaren. Ik snap heel goed wat de heer Wassenberg zegt, namelijk dat de politie er ook veel voordelen bij kan hebben. Er staat echter: niet uitvoerbaar, niet handhaafbaar en er staan ongewenste neveneffecten die niet per se de bedoeling zijn. In het jargon heten ze invasieve exoten, geloof ik. Die mogen zo meteen niet meer worden gehouden onder de nieuwe positieflijst. Die zullen eerder worden uitgezet. In de brief staat een aantal bullets. Er mogen bijvoorbeeld geen meelwormen meer worden gedood om te voeren aan een slang. Een aantal van dat soort voorbeelden komen mij wat minder bekend voor. Maar ik vraag me gewoon af of de heer Wassenberg zegt dat hij die nadelen of eventuele ongewenste bijeffecten ook ziet, maar dat de voordelen om het op deze manier te regelen heel groot zijn. Ik snap namelijk heel goed wat de heer Wassenberg zegt over de voorbeelden van de cavia's. Dat lijkt mij overduidelijk. Of zegt hij: de minister heeft geen gelijk?

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik zie die nadelen niet. Het gaat niet over die meelwormen. Het gaat over zoogdieren en over zoogdieren van de positieflijst. Daar vallen de meelwormen niet onder. Je zou wel kunnen denken aan muizen of ratten die worden gevoerd aan slangen. Ik ben er persoonlijk geen voorstander van dat dat gebeurt, maar dat is wel een van de uitzonderingen waar de minister op in kan gaan. De minister vond het inderdaad te strak geformuleerd. Nu kan nog een groot aantal huisdieren gewoon gedood worden. Ik vind het van belang dat wordt vastgelegd dat dat straks niet meer kan. Ik laat het dan aan de minister om met mogelijke uitzonderingen te komen. Dat is de reden waarom het nu geformuleerd is zoals het geformuleerd is. De minister heeft over het vorige amendement geschreven dat dit een bezwaar is. Naar ik begrijp, is dat bezwaar opgelost met de huidige formulering. Ik heb daarover overleg met het ministerie gehad. Daar kan de minister dadelijk zelf nog iets over zeggen. Die bezwaren worden met dit amendement dus opgelost. Nogmaals, dat zal de minister dadelijk nog even beantwoorden.

De voorzitter:

Ik zag een duim van de heer Sneller. De heer Wassenberg vervolgt zijn betoog.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja, voorzitter. Als bijna laatste ga ik het nog even hebben over de manier van dieren doden. Jaren geleden ben ik zelf de fora ingedoken voor zogenaamde "dierenliefhebbers". Dat heeft wat moeite gekost, maar het is gelukt. Je zou bijna zeggen dat dit de darkroom van het dark internet is. Op die fora hebben "dierenvrienden" het over gemakkelijke manieren om dieren te doden. Ik noemde net de voorbeelden al van cavia's, hamsters en konijnen die bijvoorbeeld het verkeerde geslacht hebben, waardoor ze een minder hoge prijs hebben in de verkoop, dieren die de verkeerde kleur hebben of dieren die te oud zijn. Mensen willen namelijk jonge dieren kopen. Een cavia van een halfjaar oud wil niemand meer kopen. Wat doet een fokker daar dan mee? Hij stopt ze in een tas en gooit ze in de sloot. Dat zijn de tips die ik gelezen heb. Dat heb ik niet verzonnen. Iemand schrijft dan: weet je wat je zou moeten doen? Doe die cavia's of jonge hamsters in een tas en gooi er een baksteen op, of een stoeptegel; dat werkt ook goed. Of: als je er echt voor wilt zorgen dat ze dood zijn, gooi er dan twee stoeptegels op. De ouderwetse moker of voorhamer werd ook genoemd als methode om dieren snel te doden. Iemand anders schreef: wat je zou moeten doen, is die dieren in de buikholte injecteren met een mengeling van aspirine en alcohol.

Dit is echt om te kotsen. Dit zijn dus de tips die worden uitgewisseld. Ik hoop dat niemand het doet, maar dit zijn de tips die "dierenvrienden", die dat woord niet verdienen, onderling uitwisselen om van overtollige dieren af te komen. "Overtollige dieren" is een afschuwelijke formulering, maar die gebruik ik toch. Dat zijn namelijk de termen die daar ook gebruikt worden.

Dit is nog niet strafbaar. Dat geldt alleen, zoals ik net tegen de heer Graus zei, als aangetoond kan worden dat de dieren geleden hebben. Dit moet echt stoppen. Ik heb een amendement ingediend waarmee we daarin verandering aanbrengen. We hebben het daar net al uitgebreid over gehad. Met het amendement kunnen we ervoor zorgen dat dierenbeulen hun straf minder snel kunnen ontlopen. Volgens mij is dat iets wat we in de Kamer allemaal willen. De politie gaf al aan dat ze verwacht dat ze met dit amendement makkelijk kan optreden tegen dierenbeulen, omdat de bewijslast minder wordt. Nogmaals, je hoeft niet te bewijzen dat de dieren geleden hebben. Je moet gewoon kunnen bewijzen dat de dieren zijn gedood door die fokker, een man of vrouw. Dat betekent dat de politie veel minder tijd kwijt hoeft te zijn aan onderzoek naar de vraag of dieren geleden hebben of niet.

Voorzitter. Eind maart heeft de minister inderdaad een analyse van het oude amendement gestuurd. Daar had ik het met de heer Sneller over. De bezwaren hebben we in samenspraak met het ministerie in het nieuwe amendement ondervangen. Tenminste, dat is wat ik hoop. Ik besluit dan toch heel positief: ik vind het in ieder geval heel goed om te lezen dat de minister de intentie onderkent van vastlegging van welke zoogdieren in welke gevallen mogen worden gedood en vooral wanneer dat niet mag. Ik hoop dat de minister het nieuwe amendement van de Partij voor de Dieren, dat dus ook getekend is door GroenLinks en de PvdA, gaat ondersteunen. Ook hier geldt: als er leden zijn die nog mee willen tekenen, zijn zij van harte welkom.

Voorzitter. Ik ben dan ruim binnen de 30 minuten gebleven. Nou ja, een beetje ruim. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. De tweede spreker van de zijde van de Kamer zal de heer Sneller zijn. Hij gaat namens Democraten 66 het woord voeren.

De heer Sneller (D66):

Dank, voorzitter. Dank dat ik te midden van dit gezelschap een keer het woord mag voeren. Ik had ook een opsomming van een aantal incidenten van de afgelopen jaren aan het begin van mijn tekst staan, maar de heer Wassenberg heeft dat volgens mij al beeldend of zelfs al te beeldend weergegeven.

Ik heb gisteren nog eens gekeken naar die beelden uit Eersel en dat is absoluut verschrikkelijk. Het illustreert ook dat dit wetsvoorstel geen dag te vroeg komt. De heer Wassenberg zei het ook al. Eigenlijk komt het ongeveer 7.486 dagen te laat, want in april 2010 werd die motie van Boris van der Ham aangenomen om dat zelfstandig houdverbod in te voeren. Mensen die dieren zo ernstig mishandelen, zouden niet zomaar direct opnieuw een dier moeten mogen houden. Met de huidige wet- en regelgeving heeft de rechter te weinig instrumenten in handen om dat daadwerkelijk te voorkomen. Het heeft helaas allemaal erg lang geduurd.

Voorzitter. Op een optimistischer noot, en dat is geloof ik ook wat de heer Wassenberg zei: dit voorstel introduceert niet alleen het houdverbod dat direct ten uitvoer kan worden gelegd, maar ook een gebiedsverbod, een gedragsaanwijzing door de officier van justitie en een educatieve maatregel. Met de voorgestelde wetswijzigingen wordt dan ook breder een stap gezet om dierenmishandeling en dierverwaarlozing effectiever te kunnen bestrijden. Daarbij zouden bedrijfsmatige houders hun dieren met evenveel respect moeten behandelen als particulieren. Ook op dat punt levert deze wet. Het zal dan ook geen geheim zijn dat mijn fractie dit wetsvoorstel van harte steunt en hoopt dat deze wet spoedig van kracht wordt.

Voorzitter. Na de schriftelijke voorbereiding blijft de vraag liggen — zoals vaak in debatten over het strafrecht, zeg ik erbij — hoe hoog de strafmaat nou precies moet zijn. De maximale lengte van het zelfstandig houdverbod of gebiedsverbod is in het voorstel van het kabinet fors langer dan wat er nu kan bij het huidige niet-zelfstandige houdverbod. De minister heeft naar aanleiding van de eerste schriftelijke ronde boven op die maximale termijn van tien jaar voor gevallen van recidive of herhaalovertreders zelfs een maximum van twintig jaar toegevoegd, terwijl de Raad van State en ook anderen zelfs bij die tien jaar al vraagtekens plaatsten.

Gezien het belang van een adequate bescherming van de intrinsieke waarde van het dier ben ik blij met de keuze van de minister. Maar nu ligt er een amendement voor dat een levenslang houdverbod wil. We hadden er al een interruptiedebat over. Dat zou dan ook gelden voor het gebiedsverbod. Nog een amendement bepleit een reeks strafmaatverhogingen. Het moge duidelijk zijn dat ik heel veel sympathie heb voor de gedachte achter die amendementen, maar — en dan citeer ik de Wetenschappelijke Commissie van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak uit de consultatie — het zou er ook toe leiden dat de overtreding van maatregelen die zijn gericht op de gezondheid en het welzijn van dieren strenger kunnen worden aangepakt en bestraft dan soortgelijke overtredingen in de richting van een medemens.

In de nota naar aanleiding van het verslag zegt het kabinet over dat levenslange houd- en gebiedsverbod dat het zeer onwenselijk is. Dat is, zeker deze minister kennende, bij een strafmaatverhoging geen tekst die makkelijk uit de pen komt. Ik hoor graag hoe de minister breder naar dit onderwerp kijkt en ook naar de verhouding tussen de verschillende rechtsgebieden. Want dit wordt dan in de Wet dieren geregeld, terwijl andere dingen in de Wetboek van Strafrecht staan. Ook bij mij leeft — even los van de ondertekening, want dat is al een meerderheid — de wens om de voorbeelden die de heer Wassenberg noemt, daadwerkelijk zwaarder te kunnen bestraffen. Maar ziet de minister ook mogelijkheden om dat specifieker te doen?

De voorzitter:

Een interruptie van de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik wil hier toch even iets melden. De heer Sneller weet ook dat het bij dat houdverbod, of het nu levenslang is of van beperkte duur, niet om een straf gaat maar om een maatregel. Die komt naast een straf, maar is bedoeld om de maatschappij te beschermen en om dieren te beschermen tegen extreem leed. Het is ook verder geen vrijheidsbeperkende maatregel. De dader wordt hooguit een beetje beperkt in z'n gaan en z'n handelen als gaat om het doodmartelen van dieren of extreem sadisme. Maar je moet het dus zo zien: net zoals tbs opgelegd kan worden aan bepaalde patiënten, is het geen straf, maar een maatregel om de maatschappij te beschermen. In dit geval gaat het er soms ook om de patiënt tegen zichzelf te beschermen. Dat is dus toch anders. Ziet de heer Sneller dat verschil?

De heer Sneller (D66):

Ten eerste zijn wij het helemaal eens over dat onderliggende doel. Laat daar geen misverstand over bestaan. Volgens mij heeft de heer Wassenberg twee typen amendementen ingediend. Het ene gaat wel degelijk over straffen en over gevangenisstraf. Het andere gaat over het houdverbod en het gebiedsverbod. Dat is gewoon een vrijheidsbeperkende maatregel. Sterker nog, artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht heet gewoon "vrijheidsbeperkende maatregel". Die is ook bedoeld om de samenleving te beschermen of om specifieke personen te beschermen. Alleen, die maatregel mag voor een maximum van vijf jaar worden opgelegd. Wat de heer Wassenberg voorstelt in zijn amendement, is dat het levenslang mag als het om dieren gaat. Het is dus allebei een maatregel. Het is allebei bedoeld om de samenleving te beschermen of om specifieke individuen of groepen te beschermen. In het ene geval is het een levenslange variant en in het andere geval maximaal vijf jaar. Ik heb gevraagd naar de balans tussen die twee punten. Dat is eigenlijk wat de Raad van State ook aanstipt. Tegelijkertijd heb ik ook mijn steun uitgesproken om te kijken of het niet toch hoger kan. Daar hebben we in de schriftelijke beantwoording juist ook om gevraagd. Ik ben dus gewoon nog zoekende naar de sluitende argumentatie en naar het antwoord op de vraag of dat voor het houdverbod en het gebiedsverbod, die ook een andere gevoelswaarde hebben qua mate van vrijheidsbeperking, hetzelfde moet zijn.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter, laat ik met uw welnemen nogmaals even de vergelijking maken met tbs. Bij iemand die dieren extreem mishandeld, dat herhaaldelijk doet, voor een langere periode, of waarbij er sprake is van extreem sadisme, kan de rechter geen tbs opleggen, al zou die het willen. Tbs kan namelijk alleen maar worden opgelegd bij straffen die hoger zijn of gelijk aan vier jaar. Op dit moment is de maximumstraf voor dierenmishandeling drie jaar. Dus al zou de rechter het willen, hij kan geen hogere straf opleggen.

Het houdverbod is gekoppeld aan bijvoorbeeld een proeftijd, maar de maximale gevangenisstraf die je op dit moment kunt krijgen, is drie jaar. Langer dan die drie jaar kan het dus sowieso niet. Zo'n tijdelijk houdverbod is dus maar heel beperkt geldig. Je zou het eigenlijk eerder moeten vergelijken met tbs, die nu dus niet kan worden opgelegd. Dan heb je het gewoon over een langere periode, die eventueel mogelijk zou moeten zijn. Nogmaals — er was net ook een debatje met de heer Graus — we hebben het hier niet over minimumstraffen. Dat wil de Partij voor de Dieren absoluut niet. We willen alleen dat in extreme gevallen ook een zware straf kan worden opgelegd inclusief — dat onderscheid wil ik nog even maken — een zware maatregel. Nogmaals, een houdverbod is geen straf maar een maatregel.

De voorzitter:

U heeft dit uitgelegd in uw termijn. Ik wil niet dat in interrupties termijnen opnieuw worden gedaan.

De heer Sneller (D66):

Nee, maar dit is mij helemaal duidelijk. Tegelijkertijd doet de heer Wassenberg nu alsof ik de status quo in stand wil houden. Nee, het was onze motie die ging over dat zelfstandige houdverbod. Ik ben blij dat de proeftijd langer wordt en ik ben blij dat de maximale termijn langer wordt. Tegelijkertijd is het wel een kwestie van maatvoering. Je kan niet bij alles het argument "een ruimere gereedschapskist" voor de rechter noemen, in de zin van: we doen overal gewoon maximaal levenslang en dan kijkt de rechter maar. Dat is niet hoe ons strafrecht werkt en dat is ook niet de rol van de wetgever binnen het strafrecht.

De heer Futselaar (SP):

Ik verwijt de heer Sneller niets, want ik begrijp zijn ongemak best. Als de Raad van State dingen zegt, dan vind ik dat wij die als Kamer serieus moeten nemen, ook als we besluiten er uiteindelijk geen navolging aan te geven. Het houdverbod is toch een aparte categorie, want dieren mogen houden is geen fundamenteel recht. Het is wel een vrijheidsbeperking, maar het is toch iets anders dan een gebiedsverbod. Ik zou zelf zeggen dat, als je het vergelijkt, bij het gebiedsverbod misschien meer een ongemak zit. Maar ik zie het toch echt, ook in dit wetsvoorstel, als een middel voor een maatwerkoplossing, want ik verwacht niet dat er heel veel gebiedsverboden zullen worden opgelegd met deze wetgeving. Dat is namelijk in heel veel gevallen helemaal niet logisch. Je gaat niet tegen de illegale puppyfokker zeggen: je mag niet meer op je puppyfokkerij komen. Nee, je zegt: je mag gewoon geen beesten meer houden. Dat is veel effectiever. Hoewel ik begrijp dat de heer Sneller zegt "ik zie in die vergelijking tussen de rest van het recht iets scheef staan", denk ik dat in de praktijk heel weinig scheef zal zijn. Misschien moeten we bij deze wet toch de praktijk leidend laten zijn.

De heer Sneller (D66):

Een verfrissende blik.

Dit snap ik en dank voor de toelichting, maar ik heb twee reacties. Eén. Als maatwerk de bedoeling is en het gaat over recidive, waarom zorg je dan niet voor een formulering in de wet die alleen maar voor recidiven geldt? Dat is dan namelijk wel zo netjes als wetgever. De tweede is: waarom stoppen we het houdverbod en het gebiedsverbod in dezelfde bepaling als dat eigenlijk andere dingen zijn en we daar eigenlijk twee andere regimes aan willen ophangen? Dat zou dan eventueel passender zijn, als dat inderdaad de strekking is van een van de indieners, in ieder geval. Maar verder begrijp ik de relativerende opmerking van de heer Futselaar heel goed. Ik deel die grotendeels. Anders was ik niet blij geweest met de verhoging naar aanleiding van de schriftelijke ronde.

De voorzitter:

De heer Sneller vervolgt zijn betoog.

De heer Sneller (D66):

Voorzitter. Hoe hoog de strafmaat ook wordt, het strafrecht kan niet alle maatschappelijke problemen oplossen. Ik denk dat het goed is — dat zei de heer Wassenberg heel mooi — dat het bedoeld is om excessen aan te kunnen pakken. Toevallig hebben we vandaag met de commissie Justitie en Veiligheid vier uur lang met vertegenwoordigers van alle organisaties uit de strafrechtketen gesproken: politie, OM en rechtspraak. Allemaal zeggen ze: de keten is vastgelopen en overbelast. Ze gaven ons eigenlijk allemaal de volgende waarschuwingen: verwacht niet te veel van het strafrecht, wek daar ook niet te veel suggesties over, want uiteindelijk kan dat het rechtsgevoel juist verder schaden, en denk ook eens na over beleidsluwte. Er zitten nu al 137 wetsvoorstellen in de pijplijn die op de een of andere manier het OM zullen gaan raken. Dit wetsvoorstel zit al heel lang in die pijplijn. Het lijkt me dus heel goed om deze eruit te laten komen. Maar ik dacht: het is toch goed om dat hier te memoreren. Vooral omdat het ons dwingt om na te denken over wat je voorbij het strafrecht nog kunt en moet doen. De heer Wassenberg zei terecht: welke extra aandacht kan er nog zijn voor preventie? Welke andere inspanningen gaan deze ministers — ik denk dan met name aan de minister van Landbouw — nog leveren om daadwerkelijk gedragsverandering teweeg te brengen die breder is dan alleen maar de excessen?

Ten slotte, voorzitter. De sleutel ligt straks, zoals wel vaker, bij goede handhaving. Wat gaat de minister anders doen? Over de NVWA wordt bijvoorbeeld weleens de klacht gehoord dat ze meer bezig zijn met het opbouwen van het dossier dan met doeltreffend en daadkrachtig optreden. Wordt dat anders met deze wet? Of zal dat blijven?

Voorzitter. In dit wetsvoorstel wordt ook een ander gevecht, dat mijn fractie al lang voert, beslecht. Dat gaat over het couperen van paarden. Dat leidt tot veel leed bij het dier. Ik wist zelf niet zo goed wat ik me daarbij moest voorstellen. Ik dacht, als niet ingevoerde, altijd dat het couperen van een staart ging over het afknippen van haar, maar het zit meer in het register van het amputeren van ledematen. Dat is ontzettend heftig, want er moeten een aantal wervels worden verwijderd en daarnaast heeft de staart gewoon een natuurlijke functie bij communicatie en als bescherming tegen insecten.

Couperen is al meer dan twintig jaar verboden, maar toch worden er nog steeds paarden tentoongesteld met gecoupeerde staarten. Dat gebeurt onder het mom van medische noodzaak, maar dat gebeurt dan wel in een ander land. De minister is daarmee bekend. Dat gebeurt tot op de dag van vandaag. Veel van de kampioenen blijken toevallig gecoupeerd te zijn. Couperen is puur esthetisch, vanuit menselijk oogpunt dan. In 2018 vroeg mijn collega Tjeerd de Groot om een einde te maken aan het geitenpaadje van medische noodzaak. Met deze wetswijziging worden daar eindelijk stappen voor gezet. Maar ook hier valt of staat de effectiviteit met de handhaving. Eerst moesten organisatoren zelf vermoedens van misbruik melden. Dat heeft sinds 2016 gewoon onvoldoende effect gehad. Mijn vraag aan de minister is dus: wat gaat er nu veranderen? Wat wordt de frequentie of de aanpak van de NVWA om ervoor te zorgen dat de wet wordt nageleefd bij dit soort keuringen en tentoonstellingen? Want het aantal tentoongestelde paarden met gecoupeerde staarten staat niet in verhouding tot hoe vaak die veterinaire indicatie wordt afgegeven.

Dan twee technische vragen ter afsluiting. Eén. Hoe wordt de wet geëvalueerd? Ik miste nog een aparte evaluatiebepaling. De inwerkingtredingbepaling heeft een formulering die tegenwoordig vaker voorkomt, namelijk: gedifferentieerd. We kunnen de wet per artikel anders in werking laten treden. Is er nou een voornemen om bepaalde onderdelen pas later te doen en andere eerder? In het verleden heeft het ook wel tot ongemak geleid bij de Staten-Generaal dat sommige onderdelen vervolgens niet of pas heel laat in werking treden. Ik vroeg me af waarom voor die vorm is gekozen. Als het niet nodig is, is het ook niet logisch om daarvoor te kiezen.

Voorzitter. Sinds 2013 is de intrinsieke waarde van het dier eindelijk vastgelegd in de Wet dieren. Maar om die waarde betekenis te geven moeten we haar wel goed beschermen. Laten we dus niet nog eens dertien jaar wachten, nog eens dertien jaar eroverheen laten gaan om uitvoering te geven aan goede plannen om aan die opdracht daadwerkelijk invulling te geven en zorgen dat het houdverbod zo snel mogelijk van kracht kan gaan.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van de heer Graus.

De heer Graus (PVV):

Het was D66 die de fulltime dierenpolitie de nek om heeft gedraaid. Ik hoorde meneer Sneller over handhaving, maar het probleem is dat de NVWA heel erg met de handen in het haar zit. Ze hebben veel te weinig mensen. Er zijn veel mensen aangenomen, maar er is een probleem met handhaving, niet alleen kwalitatief maar ook kwantitatief. De partij van meneer Sneller is degene geweest die de fulltime dierenpolitie om zeep heeft geholpen. Die zouden gaan assisteren bij de controles. Wie moet dat nu gaan doen? Die dierenpolitiemensen zijn parttimers geworden en hebben vaak maar een paar uur per week. Wie gaat er mee naar zo'n paardenmarkt? Een NVWA'er wordt daar ook in elkaar geschopt en bedreigd. Hoe gaan we dat oplossen?

De heer Sneller (D66):

Volgens mij is dat wederom een van de winstpunten van het coalitieakkoord, namelijk dat er in de politie weer extra wordt geïnvesteerd, nadat daar onder eerdere kabinetten — ik zal niks richting de heer Graus zeggen — op bezuinigd is.

De heer Graus (PVV):

Daar gaat het niet om. Die politiemensen zijn heel erg nodig voor heel veel andere taken. Ik hoor dat ook altijd van Lilian Helder, die bij ons de politiewoordvoerder is. Die kunnen niet zomaar worden vrijgemaakt voor dit soort zaken. Daarom is het zo jammer dat de specialistische dierenteams van de dierenpolitie … Dat heet gewoon "de dierenpolitie". Naderhand gingen ze het "taakaccenthouders" noemen en al die onzin. De dierenpolitie is gewoon helemaal kapotgemaakt. Het probleem is wel dat de dierenpolitie wel kon assisteren bij dat soort dingen. Neem paardenmarkten. Er loopt nogal wat rond op een paardenmarkt, hè. Voordat ik in de politiek zat, maakte ik met een cameraploeg een dierenprogramma. Toen ben ik ook aangevallen. Dus je hebt daar niet alleen NVWA'ers nodig, maar ook mensen met politionele bevoegdheden om zo'n NVWA'er te beschermen. Maar die zijn er niet meer, mede door D66.

De heer Sneller (D66):

Dit is natuurlijk gewoon onzin. Meneer Graus vraagt om iemand die een cameraman beschermt en om een NVWA'er te beschermen. Daarvoor hoef je inhoudelijk niks te weten van de dieren. Even puur het voorbeeld van de heer Graus: dat is de beveiliging van de NVWA'er, die er alles van weet. Dat is het voorbeeld dat de heer Graus hier zelf aanhaalt. Ja, daarvoor heb je extra politiemensen nodig, die niet per se de deskundigheid nodig hebben op het gebied van dierenwelzijn. Dat is overigens een hele andere discussie, waar ik met genoegen naar heb geluisterd. Ik snap ook heel goed wat de heer Wassenberg daarover zegt.

De voorzitter:

Afrondend.

De heer Graus (PVV):

Afrondend. Maar meneer Sneller weet dus gewoon helemaal niet waar het over gaat. Die dierenpolitieteams, die 500 fulltimers die wij wilden, waren er ook om paardenmarkten te gaan controleren omdat de NVWA daar vaak niet goed wegkomt. NVWA'ers zijn mensen zonder politionele bevoegdheden, zonder bewapening, zonder pepperspray. Die mensen worden geïntimideerd, worden bedreigd en worden letterlijk in mekaar geslagen. Die teams heeft D66 gewoon wegbezuinigd. En natuurlijk kun je er een gewone politieman naartoe sturen om zo'n NVWA'er te beschermen, maar dan zijn we toch helemaal verkeerd bezig? Waarom hadden we daar niet meteen een bewapend iemand van de dierenpolitie naartoe kunnen sturen om dat te gaan doen? Dan waren we van alle shit af geweest. Daar gaat het om.

De voorzitter:

De heer Sneller, afrondend.

De heer Sneller (D66):

Wie er verkeerd bezig zijn, zijn de mensen die een NVWA'er of een andere toezichthouder intimideren en geweld aandoen. Dat zijn degenen die verkeerd bezig zijn. Die moeten ook worden aangepakt.

De voorzitter:

Dank voor uw inbreng. Met instemming van de andere leden veranderen we iets in de volgorde en zal de heer Thijssen namens de Partij van de Arbeid nu het woord voeren, zodat hij vanavond ook nog een debat over humanitaire hulp kan bijwonen. Gaat uw gang, meneer Thijssen.

De heer Thijssen (PvdA):

Dank, voorzitter. Dank aan de collega's dat ik even eerder mag. Ik sta hier vandaag mede namens mijn collega van GroenLinks en mededierenvriend Bromet. De wet die mishandelde dieren moet beschermen, is nu niet goed genoeg. Organisaties als de Dierenbescherming zien hoe erg dat fout loopt. Dat liet de organisatie laatst nog weten aan RTL Nieuws. Daar werd gezegd: "Nu krijgen baasjes vaak een geldboete en een tijdelijk houdverbod. Het nare is dat je de boete kan betalen en de dag erna weer een nieuw dier kan aanschaffen en weer door kan gaan met vreselijke praktijken." We hebben net van de collega's, vooral van die van de Partij voor de Dieren, ook heel uitgebreid gehoord dat hier iets aan moet gebeuren. Want we schieten tekort in het bestrijden van dierenmishandeling en het handhaven daarop. Daarom is het goed dat dit wetsvoorstel er ligt. Dieren moeten worden weggehouden bij dierenbeulen, en met deze aanpak wordt dat makkelijker. Daarom steun voor deze wet van de Partij van de Arbeid en GroenLinks.

Drie dingen over deze wet. Het eerste is dat bij ernstige overtredingen een situatie meteen kan worden voorgelegd aan het Openbaar Ministerie, maar dat wordt niet altijd op tijd betrokken. Mijn vraag aan de minister van LNV, van de NVWA, is: wanneer wordt het OM er meteen bij betrokken? Zijn nu de voorwaarden duidelijk genoeg verwoord voor de NVWA om op een gegeven moment ook het OM in te lichten en erbij te halen? Of is het misschien nodig dat de stap die de NVWA moet zetten om naar het OM te gaan, kleiner wordt gemaakt, zodat er eerder wordt ingegrepen en meer lik-op-stukbeleid wordt gevoerd? De minister van Justitie en Veiligheid vraag ik om een reactie wat er nodig is om het OM sneller in te schakelen, zodat het OM ook sneller kan ingrijpen als de NVWA of een andere instantie een misstand ziet. Graag een reactie.

Een tweede punt bij dit wetsvoorstel is het cameratoezicht. Hiervoor wordt een maatregel voorbereid bij slachthuizen en bij verzamelcentra. Zou cameratoezicht ook ingezet kunnen worden bij andere partijen die vaker ernstige overtredingen laten zien, bijvoorbeeld fokkers? Dat is een vraag aan de minister van LNV.

Tot slot, het derde punt. De minister liet in januari weten dat hij een houdverbod wil op doorgefokte dieren die last hebben van hun uiterlijk. Is dat mogelijk met deze aangepaste wet of zijn daar nog meer wijzigingen voor nodig?

En toch, voorzitter. Doen we dan wat nodig is? Er liggen stapels rapporten die ook nog een ander probleem laten zien. Ik haal er drie aan. Het rapport Dieren verboden, uit 2016, over het belang van een houdverbod voor dierenbeulen. Een aanbeveling is om het toezicht op de regelgeving te verbeteren. Een rapport uit 2019 van de Onderzoeksraad over stalbranden die voorkomen hadden kunnen worden. Sinds 2012 waren er meer dan een miljoen dierlijke slachtoffers. Een aanbeveling is om het toezicht op de regelgeving te verbeteren. En dan het rapport van 2Solve uit 2019 over misstanden in slachthuizen. Een aanbeveling is: meer regie, strakkere sturing is nodig bij inspecteurs. Kortom: verbeter het toezicht op je regelgeving. Helaas moeten we constateren dat dat op dit moment mist.

Heel recent hebben we hierover een debat gehad bij het mondelinge vragenuur, naar aanleiding van een rapportage van EenVandaag waaruit blijkt dat de NVWA, de toezichthouder op dierenmishandeling, aan alle kanten tekortschiet. Wat is de analyse van de minister over waar het misloopt in de toezichtketen? Volgens EenVandaag zou er een angstcultuur heersen in de organisatie. Winst zou verkozen worden boven dierenwelzijn. Daardoor blijven dieren mishandeld worden. De minister vond dat ontzettend naar en gaat in gesprek met de NVWA. Mijn vraag vandaag aan de minister is: wat heeft dat opgeleverd? Kan de minister bevestigen dat deze misstanden er zijn? Klopt het wat er in deze rapportage wordt gezegd? Zo ja, welke concrete stappen worden er gezet om dit tegen te gaan? En als hij dit niet kan bevestigen, wanneer weet hij dat dan wel? Dat toezicht moeten we op orde brengen. Er zijn natuurlijk verschillende manieren om dit te doen. De NVWA moet beter in staat zijn om dit te doen, met meer budget en mankracht, maar er is ook een omschakeling van cultuur nodig. Dierenwelzijn moet zwaarder wegen en meer een uitgangspunt zijn. Tot die tijd moeten klokkenluiders binnen de organisatie terechtkunnen met hun meldingen. Worden er stappen gezet om het melden van misstanden binnen de NVWA makkelijker te maken, vraag ik de minister.

Tot slot nog twee punten. We moeten ook kijken naar preventie. De meldingen over verwaarloosde huisdieren nemen explosief toe. De Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming ziet dat door gierende inflatie en financiële onzekerheid mensen de zorg voor hun huisdier niet meer kunnen betalen en die daardoor maar uitstellen, en dat dit leidt tot verwaarlozing. Er zijn gemeenten die voor mensen met een klein budget een deel van de dierenartskosten willen betalen. Is het volgens de minister een goed idee om dat ook landelijk te doen, zodat we op die manier dierenmishandeling kunnen reduceren?

Voorzitter. De minister zei laatst in een debat tegen mijn GroenLinkscollega Bromet dat wij dieren ook hebben gekregen tot voedsel. Nee, dieren zijn meer dan dat. Het zijn levende wezens, met gevoel en met intrinsieke waarde. Dat staat ook in de wet. Helaas zijn dieren kwetsbaar. Ze zijn weerloos. Als iemand woede op hen afreageert of winst wil maken ten koste van hun welzijn, dan moet de politiek ze beschermen.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. Dan is het woord aan de heer Haverkort, die zal spreken namens de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie.

De heer Haverkort (VVD):

Voorzitter, dank u vriendelijk. Aan de orde is vandaag een wet die voor mijn fractie invulling geeft aan een langgekoesterde wens. De wens, of nee, de noodzaak om meer te doen, om mensen die onzorgvuldig en onfatsoenlijk omgaan met dieren, die dieren vreselijk verwaarlozen of maniakaal mishandelen, te kunnen aanspreken en straffen.

Voorzitter, staat u mij toe om voordat ik inhoudelijk op de diverse wetswijzigingen inga, daar kort even bij stil te staan. Als woordvoerder dierenwelzijn binnen de VVD heb ik ervaren dat het met dierenwelzijn net zo is als met het Nederlands elftal. 18 miljoen inwoners hebben er een mening over. En dus krijg ik veel reacties over dit onderwerp. Mooie reacties, zoals van vrijwilligers die werken bij de opvang voor dieren, in een asiel of bij de dierenambulance. Kritische reacties naar aanleiding van berichten in de media, zoals bijvoorbeeld recent over een fokker die niet alleen honderden honden verwaarloost, maar zelfs geweld gebruikt tegenover inspecteurs en handhavers van het bevoegd gezag. Of ik krijg berichten over de onmacht die men ervaart in Lelystad, waar de laatste tijd helaas onverwacht veel katten verdrinken. Maar ik krijg ook vragen. Vragen om hulp, vragen om middelen, om informatie. Ook krijg ik — hoe zal ik het zeggen? — bijna filosofische vragen over de positie van het dier ten opzichte van de mens in onze samenleving. Laat mij op dat punt twee vragen uitlichten.

De eerste is een vraag die mij, overigens in diverse variaties, vaak wordt gesteld. Waarom houdt de VVD zich met dierenwelzijn bezig, terwijl er oorlog is op het Europese continent? Waarom maakt de VVD zich hard voor het chippen van hond en kat, terwijl de toeslagenaffaire, de stikstofproblematiek of het herstel van de schade in Groningen nog niet is opgelost? Het zijn vragen waarop het antwoord bijna vanzelfsprekend en mooi is. Het antwoord ligt namelijk verscholen in het simpele feit dat we in dit land in de gelukkige omstandigheid verkeren dat we ondanks al onze uitdagingen en ondanks al onze problemen, waar door vele mensen binnen de overheid en daarbuiten hard aan wordt gewerkt, tijd, geld en aandacht kunnen besteden aan het welzijn van dieren. Was het niet Gandhi die ooit zei: de mate van beschaving in een samenleving valt af te lezen aan de manier waarop zij omgaat met haar dieren?

Voorzitter. Mijn fractie, de fractie van de VVD, is er trots op dat we in dit beschaafde land, tussen alle gedoe door en ondanks alle problemen, ook en juist in staat zijn te blijven nadenken over het verbeteren van het welzijn van dieren en ook daarvoor wetten en regels te maken die onverantwoordelijk en onfatsoenlijk omgaan met dieren tegengaan. Het is mijn eer om daar vandaag als woordvoerder voor te mogen pleiten.

Voorzitter. Dat brengt me bij de tweede fundamentele vraag die mij regelmatig wordt gesteld. Het is meer een constatering. Dierenwelzijn zou niet bij de VVD passen; dat zou niet liberaal zijn. Gevraagd wordt waarom we toch samen optrekken met de Partij voor de Dieren of de PVV. Voorzitter, sta me toe daar kort op te reflecteren.

Dierenwelzijn is niet links of rechts. Hoe je aankijkt tegen de relatie tussen mens en dier is gebaseerd op principiële keuzes. Er zijn mensen die redeneren vanuit een raar soort beginsel om vervolgens op basis daarvan tot de conclusie te komen dat het dier fundamenteel gelijkgesteld moet worden aan de mens. De consequentie van die redenering is dat de mens het dier niet in bezit mag hebben en dat mensen überhaupt geen dieren mogen houden. De redenering is dat ten gevolge daarvan eventuele inbreuken op het welzijn van het dier door de mens vanzelf verdwijnen. Dat lijkt een simpele, logische redenering, maar die eindigt uiteindelijk in het feit dat we afstevenen op een samenleving zonder dieren. Een voorbeeld. De mens is gelijk aan de hamster. Daardoor mag de hamster geen bezit zijn en dus niet als huisdier gehouden worden en alleen in het wild voorkomen. Einde hamster. Of: de mens is gelijk aan de bruine beer. Daardoor mag de bruine beer niet in een dierentuin verblijven en moeten alle dierentuinen dicht. Einde bruine beer. Vaak realiseren mensen het zich niet, maar dat betekent ook het einde van al die fokprogramma's en brede onderzoeksprogramma's in onze Europese dierentuinen, waardoor veel soorten momenteel niet meer met uitsterven bedreigd worden.

Voorzitter. In de ogen van de VVD is het in bezit hebben van dieren wel degelijk geoorloofd. Volgens ons liberalen heeft de mens de vrijheid om dieren in eigendom te hebben. En ja, dat brengt vanzelfsprekend en onomstotelijk verantwoordelijkheid en zorgplicht met zich mee. Het is dan ook de taak van de overheid om kaders te stellen voor die verantwoordelijkheid en die zorgplicht: kaders die aangeven welke dieren men in bezit mag hebben en welke niet, kaders inzake gezondheid, bewegingsvrijheid, nut, voeding, ongerief en stress. Daar horen kaders bij die gaan over handhaving en over aanspreken. Helaas horen daar ook kaders bij die gaan over straffen, omdat de manier waarop sommigen in Nederland omgaan met de vrijheid om dieren te bezitten, niet past binnen de afgesproken kaders die bij die vrijheid horen, omdat sommigen helaas niet om kunnen gaan met de verantwoordelijkheid die nou eenmaal hoort bij vrijheid en omdat sommige mensen dieren niet goed behandelen, dieren verwaarlozen en soms zelfs actief mishandelen. Sommige mensen in bepaalde situaties veranderen in notoire dierenbeulen, waarbij alle fatsoen als sneeuw voor de zon verdwenen lijkt te zijn en er vreselijke dingen gebeuren.

Daarom hecht de VVD als liberale partij zo veel waarde aan dierenwelzijn. Misschien dat we het de laatste tijd wat meer of wat explicieter benoemen, maar het onderwerp is niet links of rechts. Het is heel erg VVD dat je het in eigendom hebben van dieren als een normale waarde in onze samenleving omarmt, dat je die vrijheid voor de mens als uitgangspunt hanteert en dat je ervoor kiest om dieren te mogen houden. En als je daarvoor kiest, ligt de verantwoordelijkheid om daar fatsoenlijk mee om te gaan bij jou. Daarnaast ligt bij de overheid de verantwoordelijkheid om daar kaders voor op te stellen en op de naleving daarvan toe te zien.

Daarom is de VVD blij met deze wetsaanpassing. Blij, omdat de wet na vandaag op een aantal punten extra mogelijkheden biedt aan de rechterlijke macht en aan handhavers. Blij, omdat niet fatsoenlijk omgaan met dieren beter en zwaarder bestraft kan worden. En blij, met de erkenning dat het mishandelen of verwaarlozen van dieren onverantwoordelijk en onfatsoenlijk en dus strafbaar is.

Voorzitter. Het vandaag voorliggende voorstel gaat over wijzigingen in vier verschillende wetten. Laat ik maar kort toelichten wat die wetswijzigingen zijn en hoe de VVD daartegen aankijkt.

Als eerste, de wijziging in het Wetboek van Strafrecht. De VVD vindt het niet oké dat mensen een vechthond inzetten als wapen. Dat is niet oké voor de mens en niet oké voor het dier. Het aanhitsen van een dier, het actief op mensen en dieren afsturen van een agressieve hond, is ontoelaatbaar. Het is dan ook goed dat dit met de wijziging in het Wetboek van Strafrecht tot misdrijf gerekend wordt. Ik kom hier straks nog even op terug.

Voorzitter. Als tweede, de wijziging in het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie kan straks al tijdens het proces een houdverbod opleggen, waardoor dieren al vanaf het moment van de constatering van de mishandeling of verwaarlozing uit hun benarde situatie kunnen worden gehaald en niet pas nadat de rechter soms maanden of jaren later tot een uitspraak komt. Ook dit is een mooie stap.

De wijziging in de Wet economische delicten, waardoor nu ook niet-productiedieren onder die wet vallen, geeft de overheid de mogelijk om steviger in te grijpen bij malafide horrorfokkers. Het is goed dat die toevoeging er komt. We hopen dat het Openbaar Ministerie er dankbaar gebruik van maakt. Dat kan bijvoorbeeld bij situaties zoals recent in Eersel, waarbij we zagen dat de maatschappelijke onvrede over de manier waarop puppy's en teefjes gehouden worden mede wordt bepaald door de onmacht van het bevoegd gezag om te kunnen optreden. Kan de minister bevestigen dat deze ogenschijnlijke onmacht voor de aanpak van dit soort fokkers met deze wetswijziging definitief verleden tijd is? En, zo nee, waar liggen dan wellicht nog uitdagingen?

Voorzitter. De Wet dieren krijgt een aantal wijzigingen die toezien op een beter welzijn voor dieren. Zo kunnen dierenmishandelaren straks een gebiedsverbod opgelegd krijgen of verplicht worden tot het volgen van een cursus. Ze kunnen ook geweigerd worden bij tentoonstellingen, wedstrijden of keuringen wanneer hun dieren toch verboden lichamelijke ingrepen hebben ondergaan, zoals de eerder genoemde gecoupeerde staart.

Voorzitter. De overheid krijgt met deze wetswijziging de mogelijkheid een houdverbod als zelfstandige maatregel op te leggen en niet langer alleen als een tijdelijke maatregel of bijzondere voorwaarde bij een andere straf. De lengte van het houdverbod dient uiteraard in relatie te staan tot de mate van verwaarlozing of mishandeling. De VVD laat die afweging binnen de kaders van de wet dan ook met plezier en in alle vertrouwen aan het Openbaar Ministerie en de rechter.

Ik hoorde laatst in een podcast het volgende voorbeeld. Een dame kreeg op last van de rechter een straf. Zij mocht maar maximaal vijf katten houden, en niet meer. Daarvoor bewaarde ze meer dan 40 katten in haar vriezer. Zij is daarvoor bestraft met een houdverbod. Twee keer per jaar komt de inspecteur van de landelijke inspectiedienst langs om het houdverbod te handhaven. Prima geregeld.

Voorzitter. Mijn partij kan zich echter ook voorstellen dat er situaties zijn waarbij het overduidelijk is dat de persoon in kwestie na meerdere keren bestraft te zijn voor het mishandelen van dieren structureel heeft laten zien niet fatsoenlijk met dieren om te kunnen gaan, dat die persoon de vrijheid om dieren te mogen bezitten niet aankan en dat die persoon de verantwoordelijkheden die horen bij het houden van dieren niet zal waarmaken; gisteren niet, vandaag niet, morgen niet, nooit niet. Voor die gevallen, die structurele dierenbeulen, en om glashelder vast te stellen dat het verwaarlozen en mishandelen van dieren in onze samenleving onacceptabel is, is de VVD-fractie voorstander van de strafmaatregel om in dergelijke uitzonderlijke gevallen de bevoegdheid tot het houden van dieren voor de resterende periode van het leven in te nemen. Daarom dient de VVD samen met de Partij voor de Vrijheid, de Partij voor de Dieren, de BoerBurgerBeweging, het CDA, JA21, de Partij van de Arbeid, GroenLinks en de SP een aanpassing op de wet in, een amendement op het voorstel dat een levenslang houdverbod als strafmaat voor herhaalde verwaarlozing of meermaals mishandelen van dieren toevoegt aan de wet.

Voorzitter. Daarnaast resteren er nog enkele vragen richting beide bewindspersonen over het wetsvoorstel. Als eerste de vraag: hoe regelt de minister de handhaving op het houdverbod? Hoe geeft zij inhoud aan doelmatigheid en veiligheid van de handhaving in de praktijk? Handhavers leggen vaak in hun eentje huisbezoeken af. We horen van handhavers, inspecteurs van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en van de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming dat ze in sommige gevallen belangrijke informatie missen wanneer ze een houdverbod op locatie controleren. Denk aan informatie over agressief gedrag van mens of dier, informatie over eventuele andere straffen of boetes die zijn opgelegd of juist inmiddels al zijn voldaan en informatie die bij andere overheidsdiensten wel beschikbaar is. Hoe kunnen we de handhavers beter ondersteunen? Hoe kunnen we hun werk veiliger en effectiever maken? Kan dat bijvoorbeeld door betere uitwisseling van informatie? Kunnen beide ministers samen eens kijken of de informatie van instanties zoals het Centraal Justitieel Incassobureau, de politie, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en de NVWA eenvoudiger gedeeld kan worden, zodat handhavers beter voorbereid hun werk kunnen doen?

Voorzitter. De wetswijzigingen met betrekking tot het houdverbod hebben betrekking op particuliere houders, zo lezen wij in de memorie van toelichting. Professionele veehouders die de fout in gaan, kunnen nu immers al bestraft worden op basis van de Wet op de economische delicten en wel door een gehele of gedeeltelijke stillegging van de onderneming, wat bij bedrijfsmatige houders de facto neerkomt op een houdverbod. Het nieuwe zelfstandige houdverbod kan echter zowel aan particuliere als aan bedrijfsmatige houders van dieren opgelegd worden, zo hebben we kunnen lezen in de nota naar aanleiding van het verslag. Kan de minister nog eens glashelder uitleggen in welke gevallen de wetswijzigingen ten aanzien van het houdverbod ook van toepassing zijn voor professionele veehouders? Is de Wet op de economische delicten op dit moment nog niet in alle gevallen toereikend? Wanneer verwacht zij dat in de praktijk gekozen zal worden voor de bestuurlijke route, via de Wet op de economische delicten, en wanneer voor de strafrechtelijke route? Is het aannemelijk dat vanwege proportionaliteit en kosten normaliter bij zaken met professionele houders eerst de Wet op de economische delicten zal worden ingezet?

Voorzitter. Hoe ziet de minister van LNV dat? Op welke wijze verwacht hij dat de NVWA met de uitbreiding van mogelijkheden voor de aanpak van verwaarlozing om zal gaan? Is het inderdaad aannemelijk dat ook de NVWA voor de bestuursrechtelijke route zal kiezen, met het strafrecht als extra stok achter de deur? Graag van beiden op dit punt een reactie.

Voorzitter, dan mijn laatste punt.

De voorzitter:

Er is nog een vraag van de heer Sneller op dit punt.

De heer Sneller (D66):

Misschien begrijp ik de heer Haverkort verkeerd, maar kan hij nog iets meer uitleggen waarom de Wet op de economische delicten een bestuursrechtelijk traject zou zijn en het Wetboek van Strafrecht een strafrechtelijk traject? Ook met de Wet op de economische delicten wordt toch gewoon strafrechtelijk vervolgd?

De heer Haverkort (VVD):

Dat is zeker waar. Daar heeft de heer Sneller gelijk in. Hij is jurist en ik niet, dus daar overtreft hij mij. In essentie zou het mooi zijn als de volgorde zou zijn dat we eerst kijken naar de inzet van de Wet op de economische delicten, omdat daar in mijn veronderstelling de gedachte achter zit dat die sneller kan, minder kosten met zich meebrengt en daardoor wellicht proportioneler is. Ik noem dat de bestuursrechtelijke route, maar de heer Sneller heeft gelijk: daar kan natuurlijk ook een strafrechtelijk traject achter zitten, waardoor beide elkaar versterken. Dat zou kunnen.

Voorzitter. Ik hoor graag van beide ministers een reactie op dit punt.

Als laatste vraag ik aandacht voor een vaak onderbelicht, maar wel groot maatschappelijk probleem. Dat betreft de bijtincidenten. Ik zei al dat ik er nog op zou terugkomen. Jaarlijks worden er helaas zo'n 150.000 mensen door een hond gebeten. Dat zijn er ongeveer 400 per dag. Een deel van deze bijtincidenten leidt tot een huisarts- of ziekenhuisbezoek. Het aantal bijtincidenten waarbij honden andere honden bijten, is waarschijnlijk een veelvoud van dit aantal. Recent schreef een plastisch chirurg in een opiniestuk in de Volkskrant over aanvallen door hoogrisicohonden. Daarbij raken kinderen voor het leven beschadigd. Hij legde daarbij een directe relatie tussen de slechte registratie van bijtincidenten en het ontbreken van maatregelen. Mijn voorganger, Arne Weverling, heeft dit onderwerp al in de zomer van 2020 aan de orde gesteld. Uit de reactie van toenmalig minister Schouten blijkt ook dat de versnipperde en gebrekkige registratie niet bijdraagt aan het voorkomen van bijtincidenten.

Voorzitter. Collega Weverling en de plastisch chirurg in de Volkskrant zeggen beide dat bijtincidenten beter voorkomen moeten worden. Hoe zien beide ministers dat? Hoe voorkomen we dat hoogrisicohonden überhaupt kunnen bijten? Klopt het dat het ministerie van LNV nog altijd geen analyses heeft over bijtgrage rassen, omdat vanwege de versnipperde registratie van bijtincidenten daar geen gegevens van kunnen worden geleverd?

Voorzitter. Gemeenten zijn momenteel leidend in het registreren en afhandelen van bijtincidenten. Burgemeesters kunnen ultimo overgaan tot inbeslagname van de hond. Maar elke gemeente kent haar eigen beleid en registratie in een landelijk systeem is niet verplicht en is dus niet uniform geregeld. Kan de minister aangeven wat zij kan doen om gemeenten te verleiden tot landelijke registratie? Ik begrijp dat er al wel een werkend systeem is, dus dat zou toch zonder al te veel moeite moeten kunnen worden geregeld?

Voorzitter. Honden die bijten, doen dat helaas vaak omdat er in hun gedrag door de manier van houden al vanaf de puppytijd angst en onzekerheid bij de hond bestaan. Kan de minister aangeven wat zij met de voorliggende wet straks beter kan dan nu in de aanpak van houders waar zich recidive van bijtincidenten voordoet? Natuurlijk, het aanhitsen is nu een misdrijf, ook wanneer het aanhitsen richting dieren plaatsvindt. Maar is er wellicht ook een relatie tussen goed houderschap en het voorkómen van bijtincidenten? Wordt daar wellicht onderzoek naar gedaan? Zijn houders van bijtende honden straks, naast strafbaar vanwege aanhitsing, mogelijk ook strafbaar vanwege verwaarlozing?

Voorzitter. Ik rond af. Nederland is een veilig, welvarend en zeer beschaafd land, waar het houden van dieren algemeen geaccepteerd en normaal is. Gelukkig zijn er heel veel houders van dieren die lief, verantwoord en heel goed voor hun kat, hond of cavia zorgen. Voor die mensen is vandaag slechts een bevestiging van wat zij al weten en deden. Maar juist voor diegenen die de verantwoordelijkheid niet aankunnen en die keer op keer de fout ingaan, is het goed dat de overheid na vandaag over meer en betere middelen beschikt om in te kunnen grijpen als het nodig is. Juist voor die mensen is het goed om te beseffen dat het houden van dieren niet vanzelfsprekend is, maar dat het gepaard gaat met zorg, veiligheid en voedsel, en dat wanneer er aan die verantwoordelijkheid getornd wordt, de overheid er ook voor de dieren is.

De VVD hoopt, zoals altijd, dus ook hier, dat strafmaatregelen vooral preventief werken in de samenleving en dat een levenslang houdverbod niet nodig hoeft te zijn. Het verwaarlozen en mishandelen van dieren dient echt nergens voor en is onacceptabel. Ik zeg dus tegen diegenen die daar wellicht nog aan twijfelen: doe dat nou gewoon niet; ga gewoon goed met je dieren om en weet dat je in het uiterste geval de vrijheid om dieren te mogen houden levenslang kwijtraakt; denk erom.

Voorzitter. Ik wacht met belangstelling de beantwoording van het kabinet af.

Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De volgende spreker zal de heer Graus zijn, namens de Partij voor de Vrijheid.

De heer Graus (PVV):

Dank je wel, meneer de voorzitter. Ik wil allereerst toch meneer Haverkort danken — dat mag hier ook gezegd worden; ik heb dat ook al een paar keer bilateraal gedaan — want sinds de beste man er is, is de VVD misschien wel 180 graden gedraaid op het gebied van dierenwelzijn. Zo zie je — dat wil ik ook tegen andere Kamerleden zeggen — dat één man of één vrouw een verschil kan maken binnen de fractie. Dat is heel belangrijk. Je moet ook binnen een fractie vaak vechten. Ik weet niet of hij dat heeft moeten doen. Maar in de fractie begint het gevecht al: je moet eerst alles door de fractie heen drukken. Daarna heb je nog te maken met de Kamer en met de regering. Vaak krijg je ook nog met de Eerste Kamer te maken. Maar je moet altijd overal vechten en dat begint in de fractie. Ik wil meneer Haverkort prijzen. Ik heb het er ook met meneer Wassenberg, van de Partij voor de Dieren, over gehad en we hebben samen nog nooit zo veel voor elkaar gekregen als nu, sinds hij er zit. Dat compliment verdient hij gewoon, ook namens de dieren, want wij spreken ook namens dieren. We spreken niet alleen maar namens mensen; we zijn ook dierenvertegenwoordigers.

Tegen meneer Sneller wil ik nu toch nog even zeggen — ik wilde net niet te lang bij de interruptiemicrofoon staan — dat D66 de fulltimedierenpolitie de das om heeft gedaan. Die was heel goed bezig. Daardoor hadden we optimale controle, handhaving en opsporing. Dat is allemaal de das om gedaan. Nu heb je te maken met een parttimedierenpolitie die niets meer voor elkaar krijgt. Die mensen gaan allemaal gefrustreerd naar huis toe.

Eén man, een van de beste dierenpolitiemensen, is vertrokken naar de LID, de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming. Hij zei: bij de dierenpolitie mocht ik op een gegeven moment nog maar een paar uur per week bezig zijn met dierenwelzijn; dan zag ik die honden buiten liggen aan zo'n korte ketting, honden die geschopt en geslagen werden, en dan wist ik dat er een mishandeld dier in de knel zat, maar dan moest ik naar huis of andere dingen gaan doen. Die jongen kon daar niet meer mee leven. Ik zou dat ook niet kunnen. Als ik ergens een mishandeld dier zie, zou ik ook niet meer naar huis kunnen rijden of iets anders kunnen doen, want je wilt dat opgelost hebben. Zo zijn wij, bij de dierenpolitie; ik beschouw het namelijk toch altijd een beetje als mijn geestelijk kind. Dat is waarschijnlijk ook de reden dat het om zeep is geholpen.

Het waren allemaal mensen met passie voor dieren. Ze waren goed opgeleid en kregen er goede trainingen voor. Die heb je nodig. Als je die meteen naar een paardenmarkt stuurt, is het probleem toch gelijk opgelost? Daar krijgen ze lesmodules voor. Logisch. Er kan iemand van de NVWA of de LID mee als het gaat om gezelschapsdieren, maar juist die duoteams zijn zo succesvol. Nu ontspringen heel veel dierenbeulen de dans. Geloof me, heel veel dieren worden nu mishandeld zonder dat er iets aan wordt gedaan, en dat allemaal door zo'n politiek spelletje. Dat vind ik verschrikkelijk, echt waar.

Want die mensen waren er. Het waren allemaal bestaande agenten. Zij kregen die taak. Een oud-commissaris van de Amsterdamse politie zegt: het is een eliteteam van de politie, heel geliefd bij de mensen. Ik heb ook mensen gesproken die een beetje een hekel hebben aan de politie — die heb je ook; die beledigen de politie — maar geen hekel hebben aan de dierenpolitie. Iedereen was dol op de dierenpolitie, de fulltimedierenpolitie. Het is gewoon puur een politieke pesterij en daar baal ik gigantisch van, echt waar.

Als meneer Sneller ooit pech krijgt op de snelweg, hoeft hij ook niet de ANWB te bellen, want er zijn ook andere monteurs die hem de volgende dag kunnen helpen. Er werd net namelijk gezegd: het kan ook door andere agenten. Nee, je moet specialisten hebben.

Het technische geneuzel over de wet, dat het gaat om een wijziging van het Wetboek van Strafrecht, het Wetboek van Strafvordering en de Wet dieren laat ik even achterwege. Zo bespaar ik weer een paar minuten. Dan ga ik meteen door naar m'n eigen ding, want dat andere is toch alleen maar technisch geneuzel waar de mensen thuis niets aan hebben en de dieren ook niet.

144 Red een dier is ooit, samen met de dierenpolitie, een van mijn geesteskinderen geweest. Dat zullen ze ook altijd blijven. 144 Red een dier is ook om zeep aan het gaan. Ik heb met meneer Wassenberg van de Partij voor de Dieren en meneer Haverkort van de VVD een werkbezoek gebracht aan 144 Red een dier. Het gaat om een meldpunt in Driebergen, dat eigenlijk een alarmcentrale moet worden met opvolging, dus echt een meldkamer. We zijn er geweest. We hebben ook mee mogen luisteren met meldingen en dergelijke. Maar er zijn gewoon echt te weinig mensen. Er moeten een paar fte's bij. Ze kunnen op deze manier namelijk gewoon niet fatsoenlijk hun werk doen. We hebben daar wat informatie gekregen, maar die mensen willen ook niet met getallen gaan strooien. Ze zeggen: dit is wat we denken. Ik wil graag een onderzoek hebben naar hoeveel fte's erbij moeten. Het gaat niet om heel veel mensen, maar ze moeten hun werk optimaal kunnen doen. Die meldkamer moet eigenlijk 24/7 bemand zijn. Die mensen kunnen dan inderdaad dierenambulances aansturen en de dierenpolitie. We hebben ze echt nodig. Ze moeten er echt komen.

De snelheid, de tijdigheid waarmee dit gebeurt, is namelijk ook belangrijk als een dier in nood is. De hulpdiensten komen namelijk vaak niet tijdig genoeg bij een diertje aan. Dat is zonde, want we hadden het misschien kunnen redden. Ik krijg hier graag een reactie op. Mogelijk kan er een onderzoek komen en anders moet ik daar weer een motie voor indienen. Mogelijk kan de minister … Er werd al gezegd: de minister van Justitie en Veiligheid is een dierenvriend. Ik geloof dat meneer Wassenberg dat zei. Ik zie haar meer met haar hond afgebeeld dan met haar man! Je kunt echt zien dat ze een dierenvriend is. Ik weet ook dat de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit — dat heeft hij met veel toezeggingen nog getoond bij het voorlaatste debat over dierproeven — vanuit zijn geloof werkt en dient. Hij weet ook dat het allemaal bijzondere schepselen van God zijn. Hoe dan ook; hij heeft ook zijn goede kant getoond. We moeten de dingen in deze periode dus kunnen aftikken.

Meneer de voorzitter. Ik heb eigenlijk ook nog een puntje over die 144 alarmcentrale. Van de dierenpolitie zijn ons 500 fulltime werkende mensen afgepakt. We wilden daar ook veldpolitie van maken: de terugkeer van de veldpolitie. Heel veel ellende vindt namelijk plaats in bossen, duinen en velden. Daar is de controle echt nihil. Gelukkig wordt er door stroperij, maar ook door het dumpen van drugsafval plotseling gezegd: daar moeten we eens wat gaan doen. Vanwege drugsafval. Dus als dieren worden mishandeld, wordt er niks gedaan, maar door het dumpen van drugsafval — je zou die gasten bijna dankbaar moeten zijn — komt er plotseling heel veel aandacht voor de duinen, velden en bossen. Maar die veldpolitie moet terugkomen. De dierenpolitiemensen die fulltime ingezet kunnen worden, moeten ook echt de terugkomst betekenen van de veldpolitie. De boswachters hebben het namelijk ook heel zwaar. Dat zijn ook mensen die niet goed geoutilleerd zijn. Die worden ook geïntimideerd en bedreigd. Het is verschrikkelijk wat er allemaal gebeurt.

Ik heb een paar amendementen gesteund van meneer Wassenberg en meneer Haverkort. Dank daarvoor, jongens, dat jullie zo sportief zijn om samen te werken. Het gaat dan inderdaad om de verhoging van de maximumstraffen en een levenslang houdverbod bij het doden van dieren. Ik vraag daar al zeventien jaar om. Ik ben heel blij dat het er allemaal is.

Even over die verhoging van die maximumstraffen, meneer Wassenberg. We hadden het er net even over. Een interruptiedebatje is er eigenlijk niet goed genoeg voor. U had het over die grotere gereedschapskist, via u, meneer de voorzitter. Maar ik wilde natuurlijk ook alleen een minimum. Wij willen het liefst echt dat een rechter zegt: je moet minimaal een jaar gevangenisstraf opleggen voor dierenmishandeling. Daar zullen we het nooit over eens worden, ook niet met een meerderheid van de Kamer. Het is goed dat de rest ook nog verhoogd wordt met uw gereedschapskistje; het mag van mij zo hoog worden als het kan. Er moet alleen wel een grens worden gelegd. U had het over het stellen van kaders. Een rechter moet wel binnen die kaders kunnen werken. Meneer Wassenberg zei dat zelf ook. Hij zei: een rechter kan nu niet meer opleggen. Maar je moet rechters vaak ook … Als wij het in meerderheid willen — ik weet dat de meerderheid van de bevolking het wil — moeten er ook minimumgevangenisstraffen worden opgelegd aan dierenbeulen.

Dank u wel, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Er is een vraag van de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

De heer Graus stelt me nu een vraag. We hebben er net al een interruptiedebatje over gehad. Ik heb eerst even één vraag aan de heer Graus. Dat kan door de snelheid. We hebben natuurlijk die amendementen voorbereid. Meneer Graus staat niet onder dat amendement om het doden van dieren via de algemene maatregel van bestuur tegen te gaan, om dat in de wet te zetten. Ik begrijp dat hij er ook onder wil staan? We kunnen dat dan meteen even regelen; dat doe ik met alle plezier.

De heer Graus (PVV):

Ja. U had de hint natuurlijk al begrepen. Heel graag, meneer Wassenberg. Dank daarvoor, dat dat mogelijk is.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dan gebeurt dat. Dan ga ik daar op deze oneigenlijke manier stiekem toch nog even iets over zeggen. Op het moment dat je minimumstraffen invoert, heb je alleen maar kans dat er op alle mogelijke manieren geprobeerd gaat worden om dat op een andere manier te doen. Je moet dat dus gewoon niet doen. Je moet de gereedschapskist groter maken en niet kleiner maken. Wij vinden allebei dat die zaken zwaarder bestraft moeten worden. Dat kan gewoon door het amendement dat we hebben ingediend, waar de heer Graus trouwens ook bij staat. Hij was een van de eersten mede-indieners.

De heer Graus (PVV):

Ik respecteer net als de heer Wassenberg de trias politica, maar wij kunnen wel als hoogste ambt in Nederland — wij hebben hier immers het hoogste ambt — de rechtspraak iets opleggen, door te zeggen "minimale straf". Ik snap niet zo goed hoe dat zou bijten met het voorstel dat de heer Wassenberg heeft gedaan, want ik ben ook voor die ophoging. Ik heb ook meegetekend met de heer Wassenberg. Heel veel rechters en officieren van justitie blijken totaal onwetend als het om dieren gaat. Totaal onwetend. Dat is gewoon zo. Dat is gewoon feitelijk zo. Vandaar dat wij vragen om dieren-officieren van justitie en dierenrechters: gespecialiseerde mensen. Waarom zou je niet zeggen: wat er ook gebeurt, wij willen met z'n allen in Nederland dat een dierenbeul minimaal een jaar gevangenisstraf krijgt? Daar beginnen we al mee. Dat een rechter er dan zes of zeven jaar bovenop doet, moet hij helemaal zelf weten. Maar minimaal een jaar! Want nu gebeurt er niets. Dat is ook zo met die ophoging van meneer Wassenberg. U kunt wel zeggen 10 jaar, 20 jaar of 30 jaar, maar als een rechter die straf niet oplegt, gebeurt het niet. Einde oefening. Daar staan we dan met onze trias politica.

De voorzitter:

Het is eigenlijk niet de bedoeling dat er vanuit het katheder vragen worden gesteld, die vervolgens beantwoord worden. Ik ben ruimhartig. Het gaat om een wetsvoorstel, dus nog een keer de heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

We hebben het nu over die minimumstraf, terwijl ik daar niet meer op zou terugkomen. Over het feit dat heel veel officieren er heel weinig vanaf weten, heb ik een aantal duidelijke vragen aan de minister gesteld. Ik vraag ook om met het Openbaar Ministerie in conclaaf te gaan over de strafvorderingsrichtlijn, want dat is inderdaad wel belangrijk. Ik wacht echter op het antwoord van de minister. Dat wilde ik zeggen over wat de heer Graus vroeg.

De heer Graus (PVV):

Voorzitter, dank voor uw coulance in dezen. Het is inderdaad zo. Ik zal dat ook doen. Maar geloof me, ik ben ook voorstander van die ophoging. Ik heb het amendement meegetekend. Maar als je geen basis legt van minimaal een jaar, gebeurt er niets. Je kunt wel naar 30 jaar gaan, maar als een rechter het niet oplegt, gebeurt het gewoon niet. Dat is het probleem. Er ligt een aangenomen motie van mevrouw Helder en van mij over gevangenisstraffen voor dierenbeulen. We waren er blij mee, maar de rechters doen het niet! Ze kunnen het, maar ze doen het niet. We moeten dus ook daar druk leggen. We moeten ons niet laten piepelen; wij zijn het hoogste ambt hier en wij bepalen de kaders. Dat moeten we gewoon doen. Ik reken op steun van de heer Wassenberg en van iedereen hier. We zullen het inderdaad even afwachten. We stoppen dit nu, meneer Wassenberg, dan kunnen we ook de voorzitter geruststellen.

Ik wilde nog zeggen dat ik met de heer Haverkort en de heer Wassenberg een werkbezoek heb afgelegd aan 144 Red een dier en de dierenpolitie. Daar was ook een zeer vooraanstaand iemand aanwezig, die wereldwijd bekend is op zijn gebied, dr. Van der Goot van het Veterinair Forensisch Team. Hij werkt daar inmiddels overigens niet meer. Hij heeft ons nog kennis meegegeven over hoe belangrijk een veterinair forensisch team is voor de politie. Dat team wordt momenteel bemenst door dr. Verkerk. Volgens mij is zij de eerste veterinair forensisch arts in Europa. Die beste mevrouw kan het werk gewoon niet meer aan. Ze krijgt al die ellende uit het hele land, al die dieren die met stenen kapot zijn geslagen en de meest gruwelijke dingen. Verbrande katten, van alles. De meest verschrikkelijke dingen. Ik ben heel veel meegelopen. Omdat ik niet doorbreek bij de Kamer en de regering wil ik eigenlijk voorstellen dat we met beide ministers en de Kamerleden die er behoefte aan hebben een werkbezoek brengen aan het Veterinair Forensisch Team. Dan zorg ik ervoor dat er de meest verschrikkelijke obducties op tafel komen te liggen. Daar zal ik echt voor zorgen en dan zal iedereen zien dat we daar wat aan moeten doen, want als mevrouw Verkerk straks vermoeid tegen een boom aan rijdt, is er niets meer. Dat kan niet. Dat Veterinair Forensisch Team geeft zelfs al advies in het buitenland. Het gaat zich zelfs met stroperij bezighouden in Afrika. Het kan niet dat wij zo'n autoriteit helemaal kapot laten gaan. Dat is verschrikkelijk.

Ik heb in het interruptiedebatje met de heer Wassenberg al het volgende voorbeeld gegeven. Een man gooit een hond in het water en zegt: ik kon de crematie niet betalen, dus ik heb hem in het water gegooid. Die hond wordt door de brandweer uit het water gehaald en gaat naar het Veterinair Forensisch Team. Dan blijkt dat die hond heeft zitten krabben in die zak, zijn hele snoet heeft verbrand aan die juten zak, zijn wolfsklauw is afgebroken. Die hond is dus levend in die zak in het water gegooid. Nu was het plotseling niet meer het dumpen van een goed — want zo wordt een dier helaas nog gezien — of als een milieudelict. Nee, het werd plotseling een ernstige strafzaak. Zo iemand kan gewoon een gevangenisstraf en een houdverbod krijgen. Dat moet hij ook krijgen. Hij moet een torenhoge boete krijgen. Hij moet gewoon gepakt worden. We hebben het Veterinair Forensisch Team dus heel dringend en hard nodig. Ik hoop dat de ministers dat kunnen toezeggen. Altijd als ministers meegaan, krijg je ook Kamerleden mee die normaal gesproken niet meegaan. Meneer Haverkort en meneer Wassenberg doen dat uit zichzelf al. Dit zou ik in ieder geval graag willen. Dat zou een heel sympathieke toezegging naar mij toe zijn en het kost niet veel. De dienstauto's rijden namelijk toch al door het land. Ik zou het heel fijn vinden als dat kan. Ik reken dus op een toezegging, meneer de voorzitter.

Veel is al gezegd. Daar kan ik me bij aansluiten. Ik sluit me natuurlijk helemaal aan bij mijn Limburgse dierenvriend meneer Wassenberg. Dat hoef ik dus niet allemaal te herhalen. Dat geldt ook voor hetgeen de heer Haverkort heeft gezegd.

Dan over het doden van dieren, en dan vooral gezelschapsdieren. Bij een dier in het wild is het anders, hoe naar dat ook is. Ik heb bijvoorbeeld weleens meegemaakt dat een reetje werd aangereden. Als je dan op een dierenarts moet wachten terwijl dat dier ligt te creperen, dan zou zelfs een politieagent of een jachtopziener dat diertje vlug uit het lijden kunnen verlossen. Dat is dus iets anders. Gezelschapsdieren moeten altijd pas worden gedood na een diagnose door een dierenarts en middels euthanasie. Dat kan vandaag de dag met een infuusje. Dat gaat heel humaan. Dat kan allemaal zonder de nare, brandbare stoffen die ze vroeger ingespoten kregen. Alles kan dus. Ik wil me dan aansluiten bij hetgeen meneer Wassenberg daar nog over zei.

Voorts blijven wij natuurlijk pleiten voor hoge gevangenisstraffen. De motie van de PVV over de gevangenisstraffen is aangenomen. We willen hoge gevangenisstraffen. Ik heb echt een meerderheid van de Kamer nodig om druk te leggen op rechters en officieren van justitie. Ook de regering kan daarbij helpen. Die kan dat rechtstreeks doen. Waarom gaan we dat niet regelen met z'n allen? Het is toch te gek voor woorden dat als je een dier helemaal de tering schopt, erg mishandelt en er de meest nare dingen mee doet, je gewoon een taakstrafje krijgt? Dat kan toch gewoon niet? Of je in de evolutieleer gelooft of in het scheppingsverhaal, zij waren er eerder dan wij. Ze zijn hypersensitief. Het zijn heel gevoelige, intelligente wezens. Het is toch gewoon schandalig dat … Een dier hoeft niet boven een mens te staan. Die gekkies heb je ook. Dat ben ik niet. Maar als een dier wordt mishandeld, waarom moet dat dan als minder worden gezien? Dat zijn toch ook allemaal levende wezentjes die bescherming moeten hebben? Dat wil ik graag.

De boetes zijn erg verhoogd, ook bij de NVWA. Dat moet ik toegeven. De boetes zijn verhoogd, maar we willen ze nog hoger hebben. We willen bijvoorbeeld ook dat kosten na een dierenmishandeling verhaald worden op de dader. We hebben het gezien bij Tommy. Dat weet meneer Wassenberg ook nog wel. Dat was een hond die nota bene door de politie mishandeld is. Die mensen zitten met duizenden euro's aan kosten. Dat kan toch allemaal niet? Ook bij een gewone dader moet de schade verhaald worden op die dader. Daar had ik ook graag een toezegging van de minister van Justitie en Veiligheid over gehad.

De verhoging van de straffen heb ik al behandeld, met meneer Wassenberg. De minimumstraffen moet ik opgeven, zeg ik via de voorzitter tegen meneer Wassenberg en tegen iedereen. Daar worden we nooit in gesteund, terwijl dat het beste voorstel is dat je kunt hebben. Maar blijkbaar landt dat niet. Ik denk dat, als ik er ooit niet meer ben, het er wel komt. Dat zie je altijd. Dan kan het plotseling allemaal wel.

Ik wilde nog vragen naar de lesmodules. Daar had meneer Wassenberg het ook over. We hebben daarom gevraagd. Dat is eigenlijk een toezegging geweest van de voorganger van deze minister van Justitie en Veiligheid. De lesmodules zouden gaan gelden voor alle algemene opsporingsambtenaren. Een van de hoogste mensen binnen de dierenpolitie was daar heel enthousiast over. Ik was dat in eerste instantie minder. Maar ik denk: het is wel wat waard als zij allemaal die lesmodules krijgen. Je kunt best ook officieren van justitie in die lesmodules over dierenwelzijn meenemen, want zij zijn ook vaak onwetend. Je zou er dan plotseling vele duizenden "dierenpolitiemensen" bij hebben. Ik merkte dat de korpsleiding, waarvan een deel inmiddels weg is, daar ook wel enthousiast over was. Ook binnen de dierenpolitie was men er enthousiast over, terwijl zij altijd alleen die 500 fulltime dierenpolitiemensen wilden. Dat zou dus een middenweg kunnen zijn. Ik vond het heel sympathiek wat meneer Wassenberg zei over de officieren van justitie, maar je zou dit eigenlijk voor alle betrokkenen en alle actoren moeten doen. Die lesmodules zijn er. Ze worden ook op de Politieacademie aangeboden. Er worden tal van mensen ingevlogen die ter zake deskundig zijn, ook als het gaat om de combinatie met huiselijk geweld. Vaak is dat een-op-een te vertalen naar dierenmishandeling. Dat zijn zaken waar ik ook graag een reactie op wil hebben. Dat bespaart dan ook moties. Als de minister het wil onderzoeken, dan kan ik daar desnoods later, in de begrotingsbehandeling, op terugkomen.

Tot slot het beroepsverbod, want daar zit ik wel mee, meneer de voorzitter. Kijk, al die ellende die al jarenlang in die slachthuizen gebeurt, ben ik spuugzat. Die gasten worden dan wel vaak ontslagen in het ene slachthuis, maar dan gaan ze ergens anders gewoon weer aan het werk. Waar is de EU als je ze nodig hebt: ze gaan gewoon net over de grens aan het werk en dan gaan ze daar dieren martelen! Dan zie je ook dat de EU voor geen meter werkt. Er moeten daar echt registraties voor komen en die mensen moeten gewoon een beroepsverbod krijgen. In het Duits klinkt dat altijd een beetje naar: Berufsverbot, maar het klinkt ook wat krachtiger. Dat moet er gewoon echt komen, want dit kan niet zoals het nu gaat.

We hebben het niet alleen over slachthuizen. Sorry dat ik de heer Wassenberg weer moet noemen, maar hij had ook de langste spreektijd van geloof ik 30 minuten of zo. Ik kan veel naar hem verwijzen. Ik heb laatst gezien dat die hondenfokker, die horrorfokker, een heel vriendelijke journalist ging mishandelen. Dat had die trouwens bij mij niet klaargespeeld, want ik had me wel verdedigd. Die man was te netjes, maar ik had hem wel even geleerd hoe dat werkt, want je moet jezelf verweren op zo'n moment, want als dat niet gebeurt ... Hier moet echt iets aan gebeuren. Dit kan niet en daar moet ook gewoon een beroepsverbod voor komen.

Dat staat nog los van de vraag hoe het in godsnaam kan dat daar zoveel honderd dieren in beslag worden genomen, maar dat er enkele tientallen achterblijven. Hoe kan dat toch in godsnaam? U moet zich eens voorstellen dat dat kinderen zijn. De jeugdzorg zegt: twee kinderen hebben brandwonden en zijn mishandeld, maar het derde kunnen we daar laten zitten, want daar hebben we niks aan gezien. Nee, maar dat is de volgende die aan de beurt is, hallo! Zoiets kan je toch niet volgen? Dat is toch onwaarschijnlijk? Je krijgt dit ook niet uitgelegd. Ik heb daar honderden mailtjes over gehad van mensen die zeggen: "Hoe kan dat nou? Waarom laten ze die daar?" Daar moet echt een einde aan komen en dat kunnen we nu al regelen. Kom je binnen bij een dierenbeul en je vindt daar één mishandeld dier, dan gaat de rest ook mee. Tot ziens, einde oefening. Dat levenslange houdverbod gaan we nu allemaal aftikken, maar dat kan nu al gebeuren. Ik vind dat echt onwaarschijnlijk.

Daar wil ik het bij laten, meneer de voorzitter. En nogmaals dank voor uw coulance. U bent een fijne voorzitter voor ons geweest vanavond. Ook namens de dieren bedankt en gezegende avond.

De voorzitter:

Dank u wel voor uw inbreng. Er zijn nog drie sprekers van de zijde van de Kamer en die wil ik alle drie nog de gelegenheid geven. Daarna hebben we een dinerpauze. De eerstvolgende spreker is mevrouw Van der Plas, die namens de BoerBurgerBeweging het woord gaat voeren. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Voorzitter, inwoners van Nederland en natuurlijk ook de mensen op de publieke tribune die dit debat vandaag volgen. Dat we dierenmishandeling en dierverwaarlozing tegen moeten gaan, daar is iedereen het over eens. De vraag is hoe je dat het beste doet. Wat mij betreft is het voorliggende wetsvoorstel een mooie stap. Een houdverbod als zelfstandige maatregel, een gedragsaanwijzing met bijvoorbeeld een gebieds- of contactverbod of het verplicht inschakelen van professionele hulp, maar ook bijvoorbeeld de educatieve maatregel. Dat kan allemaal op mijn steun rekenen.

Voorzitter. Als het gaat om dierenmishandeling en dierverwaarlozing dan zit er wat mij betreft een verschil tussen zware mishandeling en het slecht voor een dier zorgen omdat men simpelweg te weinig weet over het dier. Het is allebei erg en niet toelaatbaar, maar het vraagt in mijn ogen wel om een andere aanpak. Zo zijn er mensen die hun huisdier martelen — we hebben hier de gruwelijke voorbeelden van de collega's gehoord — zelfs tot de dood erop volgt. Dat is een bewuste daad waar de dader zelfs van geniet. Ik vind het verschrikkelijk, afschuwelijk en onbegrijpelijk dat mensen dit kunnen doen.

In het verleden is al vaak gebleken dat de grenslijn tussen het mishandelen of kwellen van dieren en het mishandelen van mensen dun is. Seriemoordenaars blijken vaak begonnen te zijn met het martelen van dieren. En dan heb ik het hier over het doelbewust mishandelen en martelen van dieren, bijvoorbeeld tot de dood erop volgt of het dier niet meer kan lopen, blind wordt of allerlei andere verschrikkelijke dingen. In mijn ogen hebben mensen die dit doen, ook dringend psychische hulp nodig en moeten we de dieren echt beschermen voor deze mensen. In het huidige wetsvoorstel staat een houdverbod als zelfstandige maatregel, met een maximale straf van tien jaar.

Voorzitter. Ik begrijp dat mensen een kans moeten krijgen om zichzelf te verbeteren, maar als dit vaker voorkomt, waar ligt dan de grens? Hoe vaak accepteren we dat iemand een dier martelt en hoe vaak accepteren we herhaling? Als het aan mij ligt, dan geven we rechters de mogelijkheid om een zelfstandig houdverbod voor het leven op te leggen. Ik steun dan ook het amendement van de heer Haverkort op dit onderwerp en ben benieuwd naar de reactie van de minister hierop.

Voorzitter. Van een andere orde zijn broodfokkers. We kennen ze vooral van de honden, maar er zijn ook andere soorten broodfokkers. Zij kunnen moeilijk aangepakt worden. Ik denk dat de voorliggende wetswijziging daar niet heel veel aan doet, omdat de wijziging vooral ingaat op straffen. Vanuit het werkveld hoor ik dat er een heel groot handhavingsprobleem ligt. Dan doel ik niet op de personeelstekorten, die er ook zijn, maar dan doel ik erop dat de uitwerking van de regelgeving voor allerlei diersoorten ontbreekt. Daarmee ontbreken de handvatten voor handhavers. In de landbouw is alles tot in detail voorgeschreven, maar in de hobbydierhouderij is dat beslist niet zo.

Mijn voorstel zou zijn om via de gidsen voor goede praktijken, die op zich al beschreven zijn in de wet- en regelgeving, meer handvatten te bieden aan de handhavers. Deze gidsen kunnen nu vanuit een sector worden ingediend en worden dan beoordeeld door de minister. Ik weet dat er een aantal in de maak is voor kleine hobbydieren. Ik vraag me af of we dat systeem niet iets kunnen aanpassen, bijvoorbeeld door dit in gezamenlijkheid met de sector te doen als ministerie, en dan zonder het entreegeld van €1.000, dat nu gevraagd wordt. Om een gids voor goede praktijken beoordeeld te krijgen, moet iemand namelijk €1.000 betalen. Bij jurisprudentie is al bepaald dat deze gidsen als leidraad voor handhavers gehanteerd mogen worden. Zou dit niet een mooie aanvulling zijn op dit wetsvoorstel? Wil de minister hier eens naar kijken?

Voorzitter. Ik wil ook aandacht vragen voor de kopers van puppy's van broodfokkers, want broodfokkers bestaan omdat er mensen zijn die de dieren uit deze fokkerijen kopen. Soms beseffen mensen niet dat het gaat om broodfok, maar soms beseffen mensen dat wél en kopen ze juist een pup uit de broodfok om een dergelijke pup te redden. Elke pup die van een broodfokker gekocht wordt, houdt dit systeem in stand. Naast de broodfokkers zijn er fokkers die via richtlijnen fokken en mensen met gelegenheidsnestjes. Ik vind het belangrijk om dit onderscheid te noemen. Broodfokkers spelen in op de wens van particulieren om een hond te kopen die zij mooi vinden.

Ik noem even het voorbeeld van de bordercollie. Een bordercollie is er in vele kleuren. De zogenaamde blue merle, met blauwe ogen, is heel populair. Er zijn fokkers die fokken via de standaarden van de Raad van Beheer op Kynologisch Gebied in Nederland. Deze honden krijgen een stamboom. Er is jaarlijks een beperkt aantal van deze honden beschikbaar. Er zijn er te weinig om aan de vraag te voldoen. Bovendien zijn deze honden relatief duur en zijn er doorgaans zeer lange wachtlijsten. De gemiddelde particulier die niet veel weet van het ras maar vooral voor de mooie ogen en de vacht gaat, komt al snel uit bij een andere fokker. De kans is dan groot dat dit een broodfokker is. Deze heeft meestal geen wachtlijst, dus de impulsaankoop is zo gemaakt. Mensen die zo'n hond kopen, hebben waarschijnlijk niet in de gaten dat zij medeverantwoordelijk zijn voor dove pups. Om verzekerd te zijn van een mooie blue merlepup, met blauwe ogen, wordt er namelijk gefokt met een combinatie die vanuit de rasvereniging verboden is vanwege juist het risico op dove pups.

Los daarvan, de keuze voor een ras moet een bewuste keuze zijn. Natuurlijk koopt men een hond die men ook mooi vindt, maar neem het voorbeeld van de bordercollie. De bordercollie is een schapendrijver, een heel gevoelige hond, die zeer nerveus wordt van drukke kleine kinderen. U zult er nog van schrikken hoe vaak bordercollies herplaatst moeten worden omdat de hond niet samenging met de baby of de peuter in het gezin.

Hoe gaan we dit soort zaken nu voorkomen? Dat is een vraag die ik mijzelf stel. Mensen hebben vaak simpelweg te weinig kennis van de hond die ze aanschaffen. Het is eigenlijk heel raar dat je in Nederland voor heel veel zaken een diploma nodig hebt, maar niet voor het aanschaffen van een hond of een ander dier. We moeten broodfokkers aanpakken, maar we moeten ook iets doen aan de kant van de kopers. Misschien moeten we een soort proeve van bekwaamheid gaan invoeren. Ik ben heel benieuwd hoe de minister en de rest van de Kamer hierin staan.

Voorzitter. Er ligt een amendement voor van de Partij voor de Dieren over een verbod op het doden van gehouden zoogdieren niet zijnde productiedieren. Ik begrijp de bedoeling van het amendement. Ik wil het ook meetekenen, ik ga het ook meetekenen en ik sta erachter. Ik heb daar een vraag over. Dit amendement heeft als bijeffect dat hobbydierhouders van bijvoorbeeld zeldzame konijnenrassen, voor wie het financieel niet te doen is om een zwak, pasgeboren konijntje naar een dierenarts te brengen om te vragen of het dier gedood mag worden, hier ook door getroffen worden. Dit verlengt, in mijn optiek, het lijden, omdat er dan tijd tussen zit. Dierenartsen zitten er bovendien ook niet op te wachten. Er zijn in dit soort sectoren richtlijnen beschikbaar rondom het doden van dieren. Fokkers van dit soort zeldzame huisdieren zijn prima in staat om zelfstandig in te schatten wat de overlevingskansen zijn voor het dier en of er sprake is van ondraaglijk lijden. Het gaat hier om liefhebbers, die vaak al vele jaren bezig zijn met het ras. Zij hebben doorgaans dan ook veel kennis van dat ras.

Voorzitter. Treft zo'n amendement dan niet dit soort kleine fokkers van zeldzame rassen? Ik ben het eens met de Partij voor de Dieren dat het niet acceptabel is dat dieren gedood worden omdat ze bijvoorbeeld niet het goede uiterlijk hebben. Daar waar regels zijn opgesteld omtrent het correct doden van dieren, bijvoorbeeld omdat de dieren lijden, lijkt het me zinvol om dit lijden niet te verlengen doordat er eerst een afspraak gemaakt moet worden bij een dierenarts. Let wel: het gaat hier om zeer kleine, kwetsbare dieren. Voor bijvoorbeeld paarden geldt dat nooddoding altijd wordt uitgevoerd door een dierenarts. Hiermee is er al een borging. Hoe beoordeelt de minister dit?

Kan de minister ook reageren op het rapport van de Raad voor Dierenaangelegenheden over het doden van zorgbehoevende dieren? Wanneer kan die reactie komen?

Voorzitter, ik wil graag afsluiten. Ik had dezelfde soort vragen als de heer Haverkort met betrekking tot de veehouderij, dus die hoef ik hier niet meer te stellen. Daar sluit ik mij dus graag bij aan.

Daar wil ik het graag bij laten. Dank u wel.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. De heer Futselaar staat op. Dat is helemaal terecht, want hij gaat namens de Socialistische Partij het woord voeren. Gaat uw gang.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Het grote voordeel als je deze Kamer verlaat en na een tijdje weer terugkomt, is dat je soms eindelijk vooruitgang ziet in dossiers die je eigenlijk al had opgegeven. Ik kan het iedereen hier dus aanraden om dat ook te doen. Het is al gezegd, maar een wens van de SP is ook al heel lang dat dierenmishandeling en dierenverwaarlozing beter worden aangepakt. Al in 2010 steunden wij de genoemde motie-Van der Ham, die de regering opriep om met een zelfstandige maatregel te komen.

Ik wil niet meteen in de verwijtende sfeer komen, want we hebben twee ministers zitten die het voorstel wél naar de Kamer hebben gestuurd. Dat is dus winst. Misschien is het echter handig om toch kort te reflecteren op waarom het nou zo lang heeft geduurd voordat deze wet tot stand is gekomen. Een van de redenen voor de lange vertraging die de minister in de schriftelijke ronde aandroeg, was dat de benodigde financiering voor het wetsvoorstel nog gevonden moest worden. Dat is toch wel een bijzondere reden, vooral als de minister vervolgens schrijft dat de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming in zijn advies over het wetsvoorstel heeft aangegeven "niet te verwachten dat het wetsvoorstel tot extra uitvoeringslast leidt" en "dat nieuwe taken kunnen worden geïntegreerd in de reguliere werkuitvoering". Hoe zit het nou? Is de verwachting nou wel of niet dat het wetsvoorstel tot hogere lasten gaat leiden en dat er compensatie voor moet komen? Ik mag hopen dat de financiën wel geregeld zijn, want deze wet mag geen dode letter worden.

Er is al wat gezegd over handhaving. Daar zal ik straks nog meer over zeggen.

Dat gezegd hebbende, is de SP ervan overtuigd dat dit wetsvoorstel in brede zin zichzelf zal uitbetalen. Zo is berekend dat de NVWA op dit moment ongeveer een kwart van haar capaciteit besteedt aan zogenaamde risicobedrijven. Dat zijn de bedrijven waarvan je een sterk vermoeden hebt dat er iets mis is, bijvoorbeeld omdat er in het verleden al iets mis was. Er zijn vanavond al veel voorbeelden langsgekomen. Denk aan foute puppyfokkers. Ik zou nog een bedrijf willen noemen, een dierenverhuur- en dierenfokbedrijf uit Appeltern. Ik zal de naam niet noemen, maar de eigenaar heet ongetwijfeld Bert. Afgelopen maand is daar nog een controle geweest door de NVWA. Toen was daar niets op orde. In februari is er een controle geweest. Toen deugde het ook al niet. Elke keer worden er tonnen aan dwangsommen opgelegd. Er zijn honderden dieren aanwezig die slecht gehouden worden.

Voorzitter. Het is ook niet zo dat er niks gebeurt in de praktijk in het veld. Alleen, de middelen ontbreken om een streep te trekken en te zeggen dat we dit langdurig niet meer gaan toestaan. Daarom is het zo goed dat dit wetsvoorstel er is, ook omdat ik ervan overtuigd ben dat het op de langere termijn middelen zal besparen. Dat is niet waarvoor we het doen — we doen het voor de dieren — maar het kan geen kwaad om een extra voordeel te noemen.

Dan inhoudelijk. Op dit moment is voor het opleggen van een houdverbod vereist dat een voorwaardelijke of deels voorwaardelijke straf wordt opgelegd. Dat is een probleem, want dan moet er ook een voorwaardelijke straf zijn. Na de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel kan de rechter ook in het geval van een geheel onvoorwaardelijke veroordeling een houdverbod opleggen, al dan niet in combinatie met andere straffen. De verwachting is dan ook dat het houdverbod hierdoor vaker zal worden opgelegd. Dat is wat ons betreft goed nieuws en een veel krachtiger signaal dan de huidige praktijk, waarbij je een houdverbod alleen als bijzondere voorwaarde kan opleggen. Het is ook mooi dat een houdverbod toch nog steeds maatwerk biedt aan rechters, bijvoorbeeld door middel van het gebiedsverbod. Als het zinvol is, kunnen ze dat ook doen. Je mag dan bijvoorbeeld niet bij de plaatselijke kinderboerderij komen. Als het niet zinvol is, kun je gewoon een houdverbod opleggen.

Wij vinden het lastig dat een houdverbod pas kan worden opgelegd bij een veroordeling. Dat kan bijvoorbeeld niet bij iemand die ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard. Wij begrijpen dat vanuit juridisch oogpunt — zo'n verbod is een middel binnen het strafrecht — maar het is toch wel vreemd. Er kunnen heel veel redenen zijn waarom iemand ontoerekeningsvatbaar wordt verklaard, maar ik denk hoe dan ook dat je zo iemand niet naar huis laat gaan met de mededeling: niet meer doen, maar we kunnen je geen houdverbod geven. Wat is in zulke gevallen de stok achter de deur? Ik kan me namelijk voorstellen dat een educatieve maatregel ook niet heel erg veel uithaalt als iemand ontoerekeningsvatbaar is. Wij maken ons dus wat zorgen om die specifieke categorie.

Dan de educatieve maatregel. Die steunen wij als middel voor de gereedschapskist om toekomstige dierenmishandeling en -verwaarlozing te voorkomen, maar hoe gaat die bestuursrechtelijke maatregel nou precies werken? Gaat zo'n cursus echt effect hebben als iemand — ik zeg het maar even heel plat — overduidelijk knettergek is? Welke andere bestuursrechtelijke middelen zijn er nog om toekomstige dierenmishandeling en verwaarlozing te voorkomen?

Als er niet wordt voldaan aan de educatieve maatregel, moet iemand een boete betalen. De minister gaf in de schriftelijke ronde aan dat de kous niet af is als er niet wordt voldaan de educatieve maatregel en de boete is geïnd, want als je bij een volgende controle weer in overtreding blijkt te zijn, wordt er opnieuw gehandhaafd. Je vraagt je toch af: is dit voldoende afschrikwekkend? Hoe hoog is de boete? Maar ook: wanneer vindt die controle plaats? Wie voert die controle in de praktijk uit? Gebeurt dat direct op het moment dat iemand niet meewerkt aan de educatieve maatregel, of moet er bijvoorbeeld eerst een nieuwe melding van dierenmishandeling worden gemaakt? Dan kun je maanden verder zijn. Dat zijn maanden waarin dierenmishandeling of -verwaarlozing, wellicht door gebrek aan kennis — want dat is ook een reden van dierenmishandeling — door kan gaan. We hebben dus ook wat handhavingsvragen.

Het is ook belangrijk — daar is al iets over gezegd — dat de regering ervoor zorgt dat mensen die de fout in zijn gegaan, ook de benodigde psychische hulp krijgen, zodat ze niet in herhaling vervallen en recidive voorkomen wordt. Denk aan hulpverleners en reclassering als er verwaarlozing is geconstateerd. Sommige mensen zijn gewoon hufters. Die moeten we "hufters" noemen; daar hoeven we niet bang voor te zijn. Maar er zijn ook mensen die geestelijk niet goed in staat zijn om dieren te houden. Daar speelt misschien veel andere problematiek, zoals schulden, verslaving en gedragsproblemen. Dat moet je dan wel integraal aanpakken. Je moet het niet alleen aan het toeval overlaten of er misschien ook een keer een hulpverlener over de vloer komt. Krijgen ketenpartners, zoals je die noemt, daarvoor middelen en toegang tot die gegevens?

Dan de duur van het houdverbod. Daar is ook al wat over gezegd: tien jaar bij recidive ophogen naar twintig jaar. Wij begrijpen dat, maar eerlijk gezegd — die discussie is al gevoerd — begrijpen wij niet precies waarom een levenslang houdverbod geen optie zou zijn. Wij kunnen wel doen alsof het mensen ernstig in hun vrijheid beperkt om een leven lang geen dieren meer te kunnen houden, maar het houden van dieren is toch geen fundamenteel grondrecht? Waarom zou het recht om dieren te mogen houden zwaarder wegen dan het mogelijk voorkomen van dierenmishandeling? Want uiteindelijk maken we de overweging: hebben dieren niet ook een fundamenteel recht om niet mishandeld te worden? Daar komt bij dat landen als België en Duitsland wel ervoor hebben gekozen om een permanent houdverbod mogelijk te maken. Waarom zouden wij dat dan niet doen? Niet dat we de Duitsers en de Belgen in alles moeten volgen, maar bij sommige zaken hebben ze wel verstand van zaken.

Sinds 2018 kennen we de Wet langdurig toezicht, waarmee het mogelijk is om langer en intensiever toezicht te houden op voormalige tbs'ers en andere zeden- en geweldsdelinquenten. Zo nodig kunnen zij zelfs levenslang worden gemonitord. Waarom kan zoiets niet ook geregeld worden voor mensen die een houdverbod opgelegd krijgen, uiteraard te bepalen door de rechter? Dan kunnen wij toch, net zoals bij bijvoorbeeld de Wlt, de rechter jaarlijks of elke twee jaar laten toetsen of verdieping nog gerechtvaardigd is? Graag een reactie.

Over de amendementen die wij steunen, is al genoeg gezegd.

Misschien nog een concreet hypothetisch voorbeeld. Stel dat iemand een houdverbod opgelegd krijgt voor tien jaar. Laten we zeggen dat die persoon in die tien jaar niets geks heeft gedaan, misschien omdat hij strikt onder toezicht staat van familie — dat gebeurt misschien als iemand niet zo goed mee kan — maar dat er in die tien jaar ook niks is veranderd aan de mentale gesteldheid. Na tien jaar overlijdt oma, die altijd toezicht hield, en vervalt deze persoon toch weer in de oude gewoontes en maakt zich schuldig aan dierenmishandeling en dierenverwaarlozing. Want ja, het houdverbod is niet meer van kracht, dus mag hij weer dieren houden. Het is toch lastig uit te leggen dat je, ook als je zo'n situatie ziet aankomen, niet kunt ingrijpen.

Laatste punt, voorzitter: handhaving. Daar is ook al iets over gezegd. Het is heel fijn dat er een zelfstandig houdverbod komt, daar is ook brede steun voor, maar dat heeft maar betrekkelijk zin als er niet ook op gehandhaafd wordt. Hoe wordt erop toegezien dat mensen zich aan een verbod houden? De minister geeft in een schriftelijke reactie aan dat er bewust voor is gekozen om de naleving van de gedragsaanwijzing door verschillende partijen te laten plaatsvinden, maar ze geeft ook aan dat het wenselijk is om in de praktijk zo veel mogelijk één instantie met het toezicht te belasten, juist om te voorkomen dat allerlei afstemming een probleem vormt. Daar zijn we het mee eens, maar hoe dan? Aan de ene kant heb je een breed palet aan toezichthouders en aan de andere kant heb je een duidelijke wens om het bij één partij neer te leggen. Kan de minister schetsen hoe dat in de praktijk gaat? Bij wie zal het gros van het toezicht komen te liggen? Ik vind het niet zo wenselijk om bij een houdverbod de rechter per geval te laten beslissen welke instantie wordt belast met het toezicht op dat houdverbod. Dat lijkt ons niet de beste werkwijze. Je kunt je afvragen of rechters die afweging wel kunnen maken en of je het niet onnodig ingewikkeld maakt. Dus wie gaat nou handhaven in de praktijk?

Samenvattend, voorzitter. Ik ben gewoon zes minuten eerder klaar; dat zal u goeddoen. De SP is in grote lijnen positief over de wet. Het is goed dat die er is. Er is lang op gewacht. Wij zien mogelijke problemen in de categorie ontoerekeningsvatbaren en we hebben wat zorgen over de handhaving. We zullen de amendementen die zijn ingediend afwegen, voor zover we ze zelf niet mee hebben ingediend. Afgezien daarvan kan deze wet op de enthousiaste steun van de SP rekenen.

De voorzitter:

Nog een vraag van de heer Graus. Gaat uw gang.

De heer Graus (PVV):

Meneer Futselaar bracht een heel nieuw puntje in. Bij geestelijk instabiele mensen of geesteszieke mensen, of hoe je het allemaal wil noemen, wordt door hulpverleners heel vaak gekeken of er een kindje in huis is. Als het nodig is, wordt zo'n kindje altijd in veiligheid gebracht. Maar bij dieren gebeurt dat niet. Vindt meneer Futselaar met mij — ik heb daar weleens eerder voorstellen voor gedaan, maar die heb ik nu niet ingebracht — dat als er hulpverleners binnenkomen bij een geestesziek of geestelijk instabiel iemand, er ook moet worden gekeken of er dieren in huis zijn, net zoals ze dat met kinderen doen?

De heer Futselaar (SP):

Dat lijkt me verstandig. Wat het ingewikkeld maakt, is dat er mensen zijn die best geestelijk ergens een probleem kunnen hebben, maar toch nog steeds prima voor een dier kunnen zorgen. Een hulpverlener zal eigenlijk moeten constateren of het dier wordt mishandeld of verwaarloosd. Zo ja, dan moet er absoluut ingegrepen worden. Ik denk niet dat bij iedereen die iets heeft, automatisch elk dier zou moeten worden weggehaald. Dat gaat me net iets te ver, maar ik denk eerlijk gezegd ook niet dat de heer Graus dat bedoelde.

De heer Graus (PVV):

Het gaat meer om het volgende. Er zijn vragenlijsten die zijn bedoeld voor als hulpverleners binnenkomen. Een van de vragen daarop is, als het om mensen gaat, of er kinderen in huis zijn of aanwezig zijn. Zo zou je dat ook bij een diertje kunnen doen. Je kan een dier ook controleren op bijvoorbeeld hematoom of noem allemaal maar op. Je zou het wel kunnen nakijken. Op de vragenlijst voor humane hulpverleners zou dan ook moeten komen te staan dat ook de dieren vermeld moeten worden. Dat gebeurt nu niet. Dat is mijn vraag.

De heer Futselaar (SP):

Ik snap de heer Graus nu beter. Registratie lijkt mij sowieso een goed idee.

De voorzitter:

Dank, meneer Futselaar. Tot slot in deze eerste termijn van de zijde van de Kamer is het woord aan de heer Bisschop, die namens de Staatkundig Gereformeerde Partij gaat spreken.

De heer Bisschop (SGP):

Zeker, voorzitter, en niet namens de Socialistisch Gereformeerde Partij, zoals een leerling ooit foutief invulde. Ik heb dat antwoord niet goedgerekend. Nee, dat knaagt altijd nog wel een beetje aan me, maar het is eerlijk om te zeggen.

Voorzitter. Ik vind het altijd een beetje een lastige positie dat je de laatste barrière bent tussen de sprekers en de maaltijd, maar ik zal proberen om het compact te houden.

Voorzitter. Het is prachtig om te horen hoe breed gedragen wordt dat huisdieren recht hebben op een goede verzorging. Ik zou willen onderstrepen dat dit in de eerste plaats de verantwoordelijkheid van de eigenaar is. Gebeurt dat niet, neemt die zijn verantwoordelijkheid niet, dan is een stevige aanpak nodig. En inderdaad — er is al vaak aan gerefereerd — komen uitwassen helaas nog veel te vaak voor. Die schrijnende, soms gruwelijke voorbeelden zijn soms te gruwelijk om te beschrijven. Het is dan ook goed dat het voorliggende wetsvoorstel het instrumentarium voor handhaving en bestraffing versterkt. Wij willen wel dat de handhavingsinzet effectief is en niet een wassen neus wordt. Een stevige, realistische aanpak is nodig. Vanuit die ambitie heeft de SGP hierbij nog wel een aantal vragen. Die klinken kritisch, maar zijn vooral bedoeld om te zorgen dat het instrumentarium waar we met dit wetsvoorstel aan werken, inderdaad slagkracht heeft.

De eerste vraag is: wie is de dierhouder waar de wet zich op richt? Het kabinet zegt enerzijds dat het gaat om de particuliere houder en niet om de professionele, omdat daarvoor aparte regels gelden. Anderzijds schrijft het kabinet dat het begrip "houden" ruim uitgelegd moet worden. Concreet is de vraag: hoe zorgt het kabinet ervoor dat er een juridisch duidelijke splitsing tussen de particuliere en de professionele houder geformuleerd wordt?

Het tweede punt. De minister van LNV krijgt de bevoegdheid om bestuurlijke maatregelen op te leggen aan bedrijven als ze ook het welzijn van dieren in gevaar kunnen brengen. Dat gaat tot sluiting van het bedrijf aan toe. Tot nu toe is dat beperkt, zo zegt de wet, tot het schaden van de gezondheid van mens of dier. Het moet mij van het hart: "welzijn" is wel een heel rekbaar begrip. Daarmee wordt, als we niet oppassen, dit een heel vergaande bevoegdheid. Tegelijkertijd biedt de huidige wetgeving ook al mogelijkheden om via de strafrechtelijke route dieren in beslag te nemen en bedrijven te verbieden om dieren te houden. Ik hoor graag van de minister een nadere duiding. Waarom vindt de minister deze aanvulling nodig? En hoe kijkt de minister ertegen aan om te kiezen voor een zekere inperking of beperking, een nadere bepaling van de bevoegdheid, tot gevallen waarin sprake is van aantoonbare verwaarlozing en ondervoeding? Dan heb je het begrip "welzijn" al nadrukkelijker begrensd. Ik begrijp uit de praktijk dat vooral de onduidelijkheid van begrippen met betrekking tot het schaden van de gezondheid en het welzijn van dieren het lastig maakt om daadwerkelijk te handhaven en te bestraffen. Graag een reactie van de minister over hoe gezorgd wordt voor een verduidelijking en concretisering.

Het derde punt. Een vraag over de mogelijkheid om een educatieve maatregel op te leggen. Aan dierverwaarlozing ligt vaak een ander probleem ten grondslag; niet alleen onkunde maar ook psychosociale problematiek. Dat is niet op te lossen met een educatieve maatregel. Het is meer iets voor de Sociale Dienst van een gemeente. Hoe willen de bewindslieden dit opgepakt zien?

Dan het vierde punt, over de aangescherpte bepalingen met betrekking tot het aanhitsen van dieren tegen mensen of tegen andere dieren. Een concreet voorbeeld: welke ruimte krijgt een waakhond en mag je een hond nog wel aansporen om kraaien uit je groentetuin weg te jagen? Mag je een hond wel aanmoedigen om vossen, wolven of andere predatoren op afstand te houden van je schaapskudde? Is het niet verstandig om verschil te maken tussen privaat en publiek terrein? Wat vinden de bewindslieden van het voorstel om de focus te leggen op aanhitsen zonder redelijk doel, in ieder geval wat betreft aanhitsen tegen andere dieren? Waarom wordt het aanhitsen tegen andere dieren direct als een misdrijf gezien? Wanneer wordt het behandeld als een overtreding en wanneer is het een misdrijf? Dat laatste alleen als de ander ook daadwerkelijk schade lijdt, of moet het ruimer opgevat worden? Graag een nadere reflectie hierop.

Dan als laatste en vijfde punt: de verschillende amendementen. Ik zeg de indieners toe dat we daar met een constructieve blik naar gaan kijken. Op voorhand een paar punten waarover we nog aarzelen. Ik zet wat vraagtekens bij het amendement om dierhouders te verbieden zelf hun zoogdieren of eventuele andere diersoorten te doden. Dat klinkt sympathiek, absoluut. Er zijn schrijnende voorbeelden waarvan je zegt: hoe is het mogelijk, hoe krijgt iemand het in zijn hoofd? Maar deskundigen waarschuwen voor ongewenste neveneffecten, waaraan een van de collega's ook al heeft gerefereerd, zoals dat dieren dan maar in de vrije natuur worden losgelaten die daar niet thuishoren. En hoe groot is dit probleem ten opzichte van andere dierenwelzijnsproblemen? De Landelijke Inspectie Dierenbescherming krijgt nauwelijks meldingen over het doden van dieren, lees ik. De NVWA geeft aan dat zij niet de capaciteit heeft om bij particulieren te gaan handhaven en heeft vooralsnog andere prioriteiten. Kan de minister daar nader op ingaan? Wat betekent dit amendement voor de handhavingsinzet?

Verder vind ik thuisslacht in bepaalde gevallen absoluut acceptabel, mits dat op een deskundige manier gebeurt, bijvoorbeeld van konijnen. Ik doe daarom liever een beroep op de eigen verantwoordelijkheid van de hobbydierhouders dan dat ik symboolwetgeving zie komen. Ik zeg niet dat het dat is, maar het kan ook een soort signaal zijn zonder dat er gehandhaafd wordt, en dat moeten we niet hebben.

Voorzitter. De SGP wil zich intern ook goed beraden op het amendement over een houdverbod van maximaal 30 in plaats van 10 jaar. Ook dat zou dan gepaard moeten gaan met periodieke controle of toetsing. Is een dergelijke handhavingsinzet realistisch? Ook wil ik wijzen op de opmerking van de Raad van State bij de door de regering voorgestelde maximale termijn van tien jaar voor het houdverbod. De Raad van State wijst erop dat deze afwijkt van de maximale termijn van vijf jaar voor vrijheidsbeperkende maatregelen wat betreft contacten met mensen; collega's hebben daar al aan gerefereerd. En dat geldt dan te meer voor het voorliggende amendement. Gaat het zo niet te veel uit elkaar lopen? Kortom, ik hoor hierop graag de reactie van het kabinet.

Daar wil ik het graag bij laten, voorzitter. Dank u zeer.

De voorzitter:

Dank. We zijn aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik stel voor dat we gaan schorsen voor de dinerpauze tot 19.30 uur. Dat geeft denk ik de ministers ook voldoende tijd om de beantwoording voor te bereiden en ik hoop dat zij ook nog wat kunnen eten in die tijd.

De vergadering wordt van 18.42 uur tot 19.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van de Wet aanpak dierenmishandeling en dierverwaarlozing. We zijn toe aan de eerste termijn van de regering. Twee bewindslieden zullen het woord voeren. Als eerste is het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid. Gaat uw gang.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank, voorzitter. Ik dank de leden voor hun inbreng in de eerste termijn. Het is inderdaad best bijzonder en mooi om hier te staan bij de behandeling van een wetsvoorstel dat gaat over maatregelen om dieren beter te beschermen tegen mishandeling en verwaarlozing, iets waarin we elkaar vrij snel vinden en waarover we eensgezind zeggen dat we daarbij sterker moeten optreden. Het is, denk ik, ook heel goed om vervolgens in de systematiek wel stil te staan bij de vraag of dit dan de beste manier is om dat te doen.

Dieren spelen een heel belangrijke rol in het dagelijkse leven van heel veel mensen, of het nou gaat om huisdieren, landbouwdieren of dieren in de natuur. Overal in de maatschappij komen mensen met dieren in aanraking. Als mens hebben we de bijzondere verantwoordelijkheid om goed voor dieren te zorgen. Het is onderdeel van onze beschaving. Volgens mij zei de heer Haverkort dat ook. Dieren zijn immers geen dingen waarmee je kunt doen en laten wat je wilt. Integendeel, het zijn levende wezens met gevoel. Dieren hebben een eigen intrinsieke waarde. Het is aan ons om die intrinsieke waarde te respecteren en daarnaar te handelen.

Die verantwoordelijkheid wordt gelukkig door de meeste mensen zeer serieus genomen, maar helaas niet door iedereen. Dierenmishandeling en dierenverwaarlozing zijn ernstige schendingen van de intrinsieke waarde van een dier. Regelmatig lezen we in de media gruwelijke berichten over dieren die door hun houder ernstig zijn toegetakeld. Vandaag hebben wij daar ook voorbeelden van gehoord. Ik moet eerlijk bekennen dat ik meestal snel doorschakel, omdat ik het heel zwaar vind om te lezen dat dieren in erbarmelijke omstandigheden worden gehouden of niet de zorg krijgen die ze nodig hebben. Ik denk dat dat voor de meeste mensen geldt. Ik denk dat het ons allemaal raakt. De gevolgen van mishandeling en verwaarlozing zijn dus niet alleen groot voor het betrokken dier, maar voor de hele samenleving. Dit soort misstanden raakt mij ook persoonlijk. Ik zie het dan ook als een belangrijke verantwoordelijkheid om dieren daartegen te beschermen. En dat is precies wat we met dit wetsvoorstel willen doen, waaraan we met dit wetsvoorstel willen bijdragen.

De belangrijkste verandering is de introductie van het dierhoudverbod als een zelfstandige strafrechtelijke maatregel. Het zelfstandig houdverbod kan door de strafrechter worden opgelegd en houdt in dat de veroordeelde voor een bepaalde tijd geen dieren meer mag houden. Door het houdverbod kan worden voorkomen dat een veroordeeld persoon opnieuw dieren mishandelt of verwaarloost. Het houdverbod is dus een preventieve maatregel en niet bedoeld als straf. Een houdverbod kan op dit moment alleen als onderdeel van een voorwaardelijke straf worden opgelegd. Dat betekent dat de rechter beslist dat een deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd op voorwaarde dat betrokkene geen dieren meer houdt. Als betrokkene het houdverbod overtreedt, wordt het voorwaardelijke deel van de straf alsnog ten uitvoer gelegd. Door dit wetsvoorstel is een houdverbod straks in meer zaken mogelijk, namelijk ook als onderdeel van een onvoorwaardelijke veroordeling. Een zelfstandige houdverbod kan daarnaast veel effectiever worden gehandhaafd en in geval van recidive voor een fors langere duur worden opgelegd.

Voorzitter. Ik zal eerst ingaan op de vragen over het houdverbod en andere strafrechtelijke onderdelen van het wetsvoorstel. Dan heb ik nog een mapje met andere hele belangrijke vragen en daarna ga ik in op de amendementen die bij mij liggen.

Ik begin dus met het deel over het houdverbod. De eerste vraag die voor mij ligt, is de vraag van de heer Futselaar. Hij vraagt waarom ik tegen een levenslang houdverbod ben, terwijl het in andere landen wel mogelijk is om dit verbod op te leggen. Het klopt dat het in andere landen wel mogelijk is om een levenslang houdverbod op te leggen. Mijn terughoudendheid in de schriftelijke ronde is vooral ingegeven door het feit dat het Nederlandse strafrecht tot nu toe geen vrijheidsbeperkende maatregelen kent die direct levenslang kunnen worden opgelegd. Ik moet zeggen dat ik wel begrip heb voor de wens om dat in dit specifieke geval wel mogelijk te maken. Dus ik begrijp het. Ik begrijp ook de onderlinge discussie. Aan de ene kant moeten we kijken hoe ons rechtssysteem in elkaar zit en hoe we wetgeving hebben opgebouwd. Aan de andere kant bereiken ons zeer regelmatig berichten over afschuwelijke gevallen van dierenmishandeling of verwaarlozing. En dan denk je: het kan toch niet zo zijn dat zo iemand na een bepaalde periode toch weer een dier mag houden?

Ik denk dat het wetsvoorstel dat hier ligt, maar ook een eventueel levenslang verbod — ik heb gezien hoeveel partijen daaronder staan — in ieder geval een heel sterke, normerende werking zouden kunnen hebben. Dat is ook een van de insteken van het voorstel dat voorligt en ook wel fors is: eerst tien jaar; bij recidive is twintig jaar mogelijk en dan kan elke keer met twintig jaar verlengd worden. Dat is ook zeer zwaar. In die gedachtegang van ons zoals die op papier staat, ziet u ook hoe wij daarnaar hebben gekeken. In die zin staan we daar ook weer niet zo heel ver vanaf.

De heren Bisschop en Sneller zeiden: voor vrijheidsbeperkende maatregelen tegen mensen geldt een maximale vijf jaar. Sorry, volgens mij was het een discussie onderling, maar dat kwam wel langs. Ze vroegen: gaat het uiteindelijk niet te veel uit elkaar lopen als je hier een levenslang verbod van maakt? Zo vat ik het maar even samen. Dat is een heel terecht en heel valide punt. Dat is ook een van de redenen waarom ik mij eerder in de schriftelijke behandeling terughoudend heb uitgesproken over de mogelijkheid van een levenslang verbod. Tegelijkertijd snap ik, zoals gezegd, ook de meerwaarde, de discussie, de behoefte en de emotie daarachter. En dat het niet alleen om emotie gaat, heb ik ook gezien; er zit ook een inhoudelijk verhaal achter. Daarbij moet je denken aan gevallen van zeer, zeer ernstige recidive, van zeer ernstige mishandeling waarbij recidive plaatsvindt. Dan heeft iemand meermaals laten zien een heel groot gevaar voor dieren te vormen. Het gaat dan over dat soort uitzonderlijke gevallen. Dan kan een levenslang houdverbod een ultiem middel zijn om te verzekeren dat diegene niet meer de kans krijgt om dieren schade toe te brengen. In het voorstel zoals we dat hebben neergelegd, waarbij je steeds de optie hebt om het twintig jaar te verlengen, zit dat ook. Maar levenslang kan dat ook bieden.

Het strafrecht kent naast deze maatregel ook andere instrumenten. Dat zeg ik ook richting de heer Bisschop, want dat was volgens mij ook een kern van zijn vragen. Dan kan je dus denken aan de terbeschikkingstelling. Die is bedoeld voor personen die een groot gevaar voor de samenleving en dus voor andere mensen opleveren. Even los van dierenmishandeling kan ook die maatregel in de ernstigste gevallen voor het leven duren. We hebben dus al voorbeelden waarbij dat kan. Hier betreft het niet de bescherming van mensen maar de bescherming van dieren. Als je hierbij voor levenslang zou gaan, is het dus niet per se zo dat het dan te veel uit elkaar gaat lopen.

De heer Haverkort vroeg: hoe kunnen we handhavers ondersteunen bij controles op het houdverbod? Los van hoelang het duurt, hoe ga je die handhavers ondersteunen? Natuurlijk is goede handhaving cruciaal als je wil zorgen dat de maatregel effectief is. Daar gaat het over. Op dit moment werken de betrokken partijen al regelmatig samen bij het toezicht. Ze wisselen ook informatie uit. De partijen hebben daarvoor ook een samenwerkingsovereenkomst en een verstrekkingswijzer opgesteld. Dat zeg ik erbij omdat er ook werd gevraagd naar de informatiedeling: kunnen mensen ook effectief optreden? Tijdens de casusoverleggen tussen de betrokken organisaties wordt besproken wie wanneer de controle uitvoert. Daarbij wordt er ook op individueel niveau samengewerkt. Dat betekent dat de inspecteur en de politieagent contact met elkaar onderhouden en elkaar blijven informeren. Daar zijn mogelijkheden voor. Tegelijkertijd valt er altijd nog winst te behalen in het slimmer en efficiënter met elkaar samenwerken, zoals bij eigenlijk alles in het domein van Justitie en Veiligheid. Bij de implementatie van dit voorstel zal met politie, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming worden gesproken, om betere samenwerkingsafspraken te maken. We zullen dus binnen de waarborgen en de grondslagen die er zijn, kijken hoe we nog nauwer kunnen samenwerken om ervoor te zorgen dat de maatregel effectief is. Er zal ook nadrukkelijk worden gekeken naar betere informatie-uitwisseling.

De heer Haverkort (VVD):

Dit antwoord maakt mij natuurlijk heel erg blij, dus dank aan de minister daarvoor. Ik hoop alleen dat zij ook bereid is om de toezegging te doen om als dat overleg er dan geweest is en we die wet daadwerkelijk hebben geïntroduceerd, ze dat dan ook gaat terugkoppelen aan de Kamer.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Misschien kunnen we het nog beter als volgt doen. Sowieso is terugkoppelen helemaal prima. We zullen een jaar nadat het wetsvoorstel is ingegaan ook een uitvoeringstoets of een invoeringstoets doen. Is het nou een invoeringstoets of een uitvoeringstoets? Dat vergeet ik altijd! Ik hoor "invoeringstoets". Die doen we, waarbij we in ieder geval gaan kijken of alles inderdaad zo is gegaan als we aan de voorkant dachten dat het zou werken en uitpakken. Volgens mij vroeg de heer Sneller ook naar een evaluatie. Die zal ook plaatsvinden, na vijf jaar. Na een jaar doen we dus die invoeringstoets, waarvan dit ook een onderdeel zal zijn, en na vijf jaar doen we die evaluatie. En als we hier voor die tijd al wat over te melden hebben of wat van de Kamer nodig hebben — dat kan ook zo zijn — dan komen we zeker bij u terug.

De heer Haverkort vroeg ook of het zelfstandig houdverbod ook voor professionele veehouders geldt. In het wetsvoorstel wordt bij het zelfstandig houdverbod geen onderscheid gemaakt tussen bedrijfsmatige houders en particuliere houders. Voor beiden geldt dat als jij je schuldig maakt aan dierenmishandeling of -verwaarlozing, een houdverbod tot de mogelijkheden behoort. Een houdverbod aan bedrijfsmatige houders zal er in de praktijk vaak op neerkomen dat het bedrijf wordt stilgelegd. Ik denk dat mijn collega daar nader op ingaat. Je zou kunnen stellen dat de gevolgen van een opgelegd houdverbod daarmee voor een bedrijfsmatige houder in potentie groter zijn dan voor een particuliere houder. Het ligt in de rede dat de strafrechter die omstandigheid meeweegt bij zijn beslissing om al dan niet vervolgens een houdverbod op te leggen. In de ernstigste gevallen, waar we het vandaag ook over hebben, maakt de wet er geen onderscheid tussen of je particulier bent of het vanuit een bedrijf doet.

De heer Haverkort vroeg ook waarom de Wet op de economische delicten op dit moment ontoereikend is om een houdverbod op te leggen. Die wet is vooral gericht op professionele houders. Als een ondernemer een strafbaar feit pleegt dat onder die wet valt, dan kan hierna als bijkomende straf diens onderneming voor maximaal een jaar worden stilgelegd. Ik moet het anders zeggen. Als een ondernemer een strafbaar feit pleegt op dit moment, dan kan het voor maximaal een jaar worden stilgelegd. Deze wet is echt alleen bij zeer specifieke overtredingen van regels op het gebied van dierenwelzijn van toepassing als het gaat over de economische delicten. Dierenmishandeling en dierverwaarlozing zijn strafbaar gesteld in de Wet dieren. Het tijdelijk stilleggen van ondernemingen is bij de delicten op dit moment nog niet als zelfstandige maatregel mogelijk. Het houdverbod als zelfstandige maatregel voegt er dus echt wat aan toe en brengt hier verandering in, specifiek op dat punt. De maatregel kan straks in alle strafrechtelijke dierenwelzijnszaken worden opgelegd als dit nodig is om nieuw dierenleed te voorkomen. Daarnaast kan het zelfstandig houdverbod voor een veel langere duur worden opgelegd dan bij het stilleggen van iemands onderneming op basis van de Wet op de economische delicten. Dat is heel specifiek het verschil.

De heer Futselaar vroeg of het geen probleem oplevert als verschillende partijen kunnen worden aangewezen om toezicht te houden op het houdverbod. Het is zo dat er op dit moment verschillende partijen zijn die door de rechter kunnen worden belast met het toezicht op een houdverbod. Het gaat over de politie, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming. Ze hebben wel elk een eigen specialisatie. Daar is wel op die manier naar gekeken. De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit concentreert zich bijvoorbeeld vooral heel erg op professionele houders en de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming juist op particuliere houders. De expertisen en specialismen zitten juist bij de verschillende toezichthouders. Dat betekent dat de samenwerking tussen hen cruciaal is en op onderdelen versterkt kan worden. Dat is ook onderdeel van de implementatie van het wetsvoorstel.

Het is misschien nog goed om te benadrukken dat we zien dat het toezicht in veel gevallen goed loopt, dus dat er goed samengewerkt wordt en dat het goed op elkaar aansluit. Daarom lijkt het me goed om het vooral bij die deskundigheden te houden en te kijken hoe men nog beter op elkaar kan aansluiten.

De heer Futselaar (SP):

Ik zou er zeker niet voor pleiten om er nog een toezichthouder bij te voegen. Het punt is alleen dat de rechter op het moment dat een houdverbod wordt opgelegd daarbij ook moet benoemen welke specifieke instantie dat toezicht gaat uitvoeren. Dat vereist op z'n minst dat de rechters genoeg kennis hebben van hoe het precies zit. Ik kan me ook voorstellen dat je bij sommige hondenfokkers nog best moeilijk een onderscheid kunt maken tussen waar professioneel begint en waar particulier eindigt. Dat heeft dan weer met het aantal te maken, geloof ik. Ik kan me gewoon voorstellen dat het in de praktijk nog weleens complex is en dat er in ieder geval in de uitvoering genoeg kennis moet zijn.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, en tot nu toe laat de huidige situatie ons zien dat het in de praktijk niet tot problemen leidt en dat de rechter daar goed mee uit de voeten kan. Dat blijft echter wel een aandachtspunt. Het blijft ook heel belangrijk dat de toezichthouders daarom goed met elkaar samenwerken. Dat het een aandachtspunt is, neem ik graag mee. Ik snap ook heel goed dat de heer Futselaar dat aanhaalt. Vooralsnog zien we in de praktijk dat dat goed gaat.

De heer Futselaar vroeg ook of het houdverbod als zelfstandige maatregel aan een ontoerekeningsvatbare verdachte kan worden opgelegd. Een voorwaarde voor oplegging van het zelfstandig houdverbod is dat de betrokkene is veroordeeld wegens een strafbaar feit. Als iemand ontoerekeningsvatbaar wordt geacht, dan zal diegene niet strafrechtelijk zijn veroordeeld of worden veroordeeld. In dat geval is er dus geen sprake van een veroordeling en kan het zelfstandig houdverbod niet worden opgelegd. Dat is een theoretische situatie. Er zaten natuurlijk wat meer vragen daarachter en daaronder. Uit de praktijk zijn ons nu geen signalen bekend dat dit een groot probleem vormt. Ik kom straks wel te spreken over multiproblematiek in een omgeving waarin dit een van de problemen is. Dan is de vraag: hoe ga je er dan mee om? Volgens mij zaten er twee onderdelen in die vraag en dit is even het antwoord op het eerste deel.

De heer Futselaar (SP):

Voor de helderheid: het was niet zozeer een vraag, maar een constatering. Dit geldt dus niet voor ontoerekeningsvatbare mensen. De constatering is dat er dus een potentiële lacune is, om het zo maar te zeggen. Er kunnen zich in ieder geval situaties voordoen bij bepaalde groepen waarvan je als samenleving misschien wel zou willen dat zij een houdverbod hebben, omdat zij gewoon duidelijk niet tot houden in staat zijn, maar die geen veroordeling hebben en dus geen verbod opgelegd kunnen krijgen. Wij zoeken nog een beetje naar een manier om daar iets voor te regelen, om te voorkomen dat we daar misschien nog iets overhouden, omdat we weten dat deze problematiek soms ook gewoon echt te maken heeft met gebrek aan kennis en vaardigheden om met dieren om te gaan.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Fair enough. Excuus dat wij de gedachtegang van de heer Futselaar meteen met een antwoord hebben ingevuld, terwijl hij dat zelf ook had gedaan. Maar wellicht is het ook wel een heel terecht punt voor ons om mee te nemen, bijvoorbeeld in de invoeringstoets. We kunnen daarin wellicht kijken of er dat soort situaties geweest zijn, die we nu niet voorzien op basis van datgene wat ik zojuist verteld heb. Zo ja, wat voor gaten vallen er dan en hoe kunnen we dat dan met elkaar vullen? Juist daarom is er na een jaar en na vijf jaar een evaluatie. Aan de voorkant denken we dat dat niet zal gebeuren, maar als het toch gebeurt dan wil je niet zeggen: dat is dan pech. We kunnen dat dan samen oppakken.

De heer Futselaar had ook nog een vraag — ik denk dat het een vraag is, maar dat gaan we nu weer zien — over de mogelijkheid van levenslange monitoring bij een houdverbod, zoals langdurig toezicht, in ieder geval bij tbs. Laat ik zeggen dat monitoring mogelijk is. Hoe lang en hoe vaak er gemonitord wordt, zal ook afhankelijk zijn van de risico's. De toezichthouders kunnen dan de monitoring doen.

Dan ben ik in principe bij het mapje strafrechtelijke handhaving.

De voorzitter:

De heer Graus wil nog een vraag stellen over het houdverbod.

De heer Graus (PVV):

Als u mij toestaat, meneer de voorzitter. Ik ben er niet over begonnen in mijn termijn, maar ik was even aan het nadenken over die strafbaarstelling. Ik heb er in het verleden weleens naar gevraagd en het schoppen van een hond is wel strafbaar gesteld, maar het slaan van een hond niet. Ik heb eigenlijk nooit een terugkoppeling gekregen op de vraag waarom dat zo is. Er zou bekeken worden of dat ook strafbaar gesteld zou kunnen worden. Kan de minister daar misschien in haar tweede termijn op terugkomen?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, dat zal ik doen. Dat kan ik nu zelfs al: het kan allebei onder mishandeling vallen. Dat komt zomaar in mij op. Nee, ik krijg het in de app. Bij beide zaken gaat het om mishandeling en verwaarlozing, en dus niet per se om de manier waarop dat gebeurt; het gaat om de uitkomst.

Dan zijn we bij het volgende mapje. De heer Wassenberg vraagt: waarom is er niet gekozen voor aparte regels voor inbeslagname van dieren, zoals verzocht door de NOvA, en gaan we dat misschien nog doen? De zorgen die de Partij voor de Dieren uitspreekt over in beslag genomen dieren en met name het behandelen van dieren als doorsneevoorwerp en het voortijdig euthanaseren, zoals de heer Wassenberg het heeft opgebouwd in zijn verhaal, worden niet door ons herkend. In beslag genomen dieren worden namelijk ondergebracht bij een geschikte opslaghouder, die tijdens de inbeslagneming voor het dier blijft zorgen.

Slechts in zeer uitzonderlijke gevallen kan het aan de orde zijn om voor de inhoudelijke behandeling van de strafzaak een dier te euthanaseren; dat is zeer uitzonderlijk. Het kan dan gaan om dieren die zo zwaar zijn mishandeld of verwaarloosd dat het in het belang van het dier is om het uit zijn lijden te verlossen. Of het kan bijvoorbeeld gaan om een gevaarlijke hond die bij een bijtincident betrokken is en waarvan het gedrag dusdanig onherstelbaar en verstoord blijkt te zijn dat de hond een groot gevaar voor de omgeving oplevert. Het is vast beleid van het Openbaar Ministerie dat eerst door deskundigen een risicobeoordeling wordt gedaan. Het dier wordt daarbij onderzocht. Dan wordt bekeken of euthanasie van het dier inderdaad onvermijdelijk is. Indien geadviseerd wordt om tot euthanasie over te gaan, wordt de eigenaar van het dier over dit voornemen en de uitkomsten van de risicobeoordeling geïnformeerd. Dit stelt de eigenaar in de gelegenheid om een klaagschrift over de inbeslagneming in te dienen bij de rechtbank. Dat betekent dat de inbeslagneming en het voornemen tot euthanasie door de rechter worden beoordeeld en dat de rechter beslist op het klaagschrift.

Het beeld dat dieren voortijdig worden geëuthanaseerd, zonder dat de eigenaar daar kennis van heeft en zonder dat er een rechter aan te pas komt, herken ik niet, vanwege de zorgvuldige inrichting zoals we die hier hebben. Voor zover wij weten, gebeurt in de praktijk juist het tegenovergestelde: omdat het om een zeer verstrekkende beslissing gaat, wordt de eigenaar standaard geïnformeerd en kan diegene de zaak ook voorleggen aan de rechter.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik heb andere signalen. Het is een beetje moeilijk om die in dit debat te delen, omdat het gaat over individuele casussen en namen. Ik overweeg hierover in tweede termijn een motie in te dienen, maar daarover moet ik nog even overleggen met mijn medewerkers. Ik stel voor dat ik de casussen die ik heb, deel met de minister. Ik kan me voorstellen dat ik de motie straks dan aanhoud. Dan kijk ik hoe de minister reageert op de zaken die ik haar voorleg. De motie kan ik dan altijd later nog een keer in stemming brengen. Ik zal de informatie die wij hebben dus delen met de minister. Dan kunnen we hier later — dat zal dan ook na de stemmingen van komende dinsdag zijn — nog op terugkomen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Prima, dat lijkt me een goed idee.

De heer Wassenberg vroeg ook: is er genoeg capaciteit en kennis bij de politie om diergerelateerde criminaliteit aan te pakken? Bij de politie zijn er op dit moment zo'n 240 themahouders Dieren werkzaam, die in het bijzonder beschikbaar zijn voor het oppakken van diergerelateerde zaken. Ik weet dat de heer Graus — dat heb ik vanavond ook weer gehoord — zich druk maakt, als ik het zo mag formuleren, over het feit dat de dierenpolitie er niet meer is. Dat is heel begrijpelijk, maar het is denk ik wel goed om te benadrukken dat er mede door de inzet van de heer Graus 240 themahouders Dieren werkzaam zijn. Dat is geborgd bij de politie en die borging verdwijnt niet meer. Dat is denk ik toch ook het resultaat van de volharding en vasthoudendheid van de PVV hierin. Dat wilde ik toch even benadrukken. Alle kennis en expertise zijn niet verloren.

Tegen de heer Wassenberg zeg ik het volgende. Deze politiemensen zijn hiervoor na hun basispolitieopleiding extra geschoold aan de Politieacademie. Zij stellen kennis over dit thema breed beschikbaar binnen de basisteams en ondersteunen ook bij grotere onderzoeken. Binnen iedere eenheid zijn er daarnaast ook medewerkers beschikbaar die als ambassadeurs dieren kennis over het thema dieren en andere diergerelateerde onderwerpen verspreiden en combineren met hun eigen vakgebied. Voor deze ambassadeurs is digitaal onderwijs beschikbaar.

Een ander voorbeeld is de integratie van diergerelateerde problematiek in het onderwijs over huiselijk geweld. Als ik mij niet vergis, hebben we het daarover hier in het verleden ook gehad. Je ziet vaak een combinatie van die problematiek. Daar wordt dus ook extra aandacht aan besteed. Met deze kennis en capaciteit is de aanpak en zorg diergerelateerde criminaliteit en welzijn binnen de politie echt goed geborgd. Dat wil ik extra benadrukken. Daar wordt heel veel aandacht aan besteed en ik vind dat dat ook zo moet blijven.

De heer Graus vroeg of officieren en andere betrokken actoren hierover ook lesmodules van de Politieacademie kunnen volgen. Hoe kunnen we dat nog beter borgen? Voor het Openbaar Ministerie en rechterlijke machten bestaat een afzonderlijke module over dieren. Die bestaat al. Voor de handhavers en toezichthouders is zowel zelfstandig onderwijs op verschillende plekken, zoals eigen onderwijs bij de NVWA en de politie, als digitaal onderwijs beschikbaar. De politie werkt bijvoorbeeld samen met het ministerie van LNV en de HondenCampus aan een module over verantwoord houderschap van honden. Die is bestemd voor toezichthouders, handhavers en gemeenten, maar ook voor het Openbaar Ministerie.

De stichting Mendoo heeft een digitale module over huiselijk geweld en dierenmishandeling voor hulpverleners. Deze module is mede ontwikkeld door de politie. De NVWA, de politie, de RVO, het ministerie van LNV en de LID werken aan de lesmodule roofvogels en uilen voor het verbeteren van kennis binnen deze diensten. Dat laat zien dat hier breder en specifieker op wordt ingezet.

De heer Graus vroeg of er voldoende capaciteit is bij 114. Het is waar dat ze het erg druk hebben. De meldkamer is een van de onderdelen die wordt betrokken bij de omvorming van de Landelijke Eenheid. We zijn daar bezig met een fikse reorganisatie. We zullen ervoor zorgen dat de meldkamer wordt geborgd in die nieuwe Eenheid Landelijke Expertise en Operaties van de Landelijke Eenheid. Voor de omvorming worden nu scenario's uitgewerkt. Dus hoe het precies zit, wie, waar; daar zitten we nu middenin. Ik kom hier in een ander kader ook graag bij u op terug. Dat zal onder andere via die halfjaarrapportages politie zijn, die naar de andere commissie gaan.

Volgens mij was er ook een verzoek of een vraag over een gezamenlijk werkbezoek. Daar ben ik altijd meer dan toe bereid.

De heer Wassenberg (PvdD):

Misschien komt het antwoord nog, maar we hebben het inderdaad gehad over de kennis van dierenwelzijnszaken bij politie en justitie gehad. De minister zegt dat er bij de opleiding van officieren van justitie aandacht is voor dierenwelzijn. Maar ik heb in mijn bijdrage gezegd dat dat een keuzevak is. Ik vind het belangrijk dat dat gewoon breder in de organisatie terugkomt. Uit het rapport van Beke van een aantal jaar geleden blijkt dat de kennis over dierenwelzijn heel ongelijk verdeeld is. Bij het ene arrondissementsparket is daar wel kennis over en bij het andere helemaal niet. Dat hangt van de individuele officier af. Is de minister bereid om te zeggen dat de vrijwilligheid voor dat keuzevak bij de opleiding van de officieren van justitie bij SSR wordt weggehaald, dat elke officier van justitie hierover ten minste wel enige basiskennis zou moeten hebben en dat het dus in de opleidingen geregeld wordt? Kan de minister ook garanderen dat de vereiste kennis over dierenwelzijnszaken bij elk parket aanwezig is en dat die niet wordt overgelaten aan de toevallige interesse van een aanwezige officier van justitie?

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

In het kader van de implementatie van het wetsvoorstel zal ik sowieso graag in gesprek gaan met het Openbaar Ministerie en de rechtspraak over de vraag hoe we die kennis goed kunnen borgen. Dus mag ik deze vraag op die manier meenemen? Dat houdt ook in dat we het OM vragen hoe er nou voor wordt gezorgd dat officieren en rechters de juiste kennis hebben en of er een andere manier van borging nodig is dan de huidige.

De heer Wassenberg (PvdD):

Akkoord. Ik weet niet op welke termijn het gesprek plaats gaat vinden, maar als dat niet nog vele maanden gaat duren en we als Kamer ook over de uitkomst ervan geïnformeerd worden, dan kan ik later nog besluiten of ik er nog een motie over indien — er zijn immers debatten genoeg over bijvoorbeeld politie of justitie — om dit mogelijk nog wat aan te scherpen. Ik vind het namelijk erg belangrijk dat die vrijwilligheid er vanaf gaat.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het zal gaan over de implementatie van het wetsvoorstel. Ik ga er dus van uit dat de Eerste Kamer het voortvarend kan oppakken. Dan hebben we een jaar om te kijken naar de invoeringstoets. In die fase kom ik sowieso met verschillende vraagstukken terug. Dat zal wel iets langer duren dan een paar maanden, denk ik, omdat het wetsvoorstel eerst geïmplementeerd moet worden. In de implementatiefase ga je dat soort gesprekken aan. Dat de heer Wassenberg er een terugkoppeling van wil, is me helder.

De heer Graus (PVV):

Dank voor de toezegging van het werkbezoek. Het was meer het Veterinair Forensisch Team. Ik zou graag de leden en de ministers eens willen laten zien hoe zo'n obductie gaat en wat er allemaal uitkomt. Vaak is het zo dat zo'n diertje dat niet mishandeld lijkt, toch mishandeld blijkt. Dat zou ik graag doen. We kunnen dat combineren met een bezoek aan 144. De minister zei trouwens 114. Heel veel mensen denken nog dat het 113 is, want dat was eerst het alarmnummer. Toen werd het 114. Dat is wel belangrijk. Er zou ook nog iets worden gedaan aan de naamsbekendheid. Heel veel mensen bellen namelijk 114. Misschien kan de minister daar ook nog eens over nadenken. Dat werkbezoek zal ik regelen met de PA's.

Ik heb nog een opmerking wat betreft de dierenpolitie. Eigenlijk moet de politiek dichter bij de mens komen. Vandaag gaat het om de dierenpolitie. Iedereen wist wat het was. Op een gegeven moment werden het "taakaccenthouders dierenwelzijn" en nu krijg je helemaal spontaan diarree van wat het nu weer is geworden. Waarom doen we dat? Waarom blijft het niet gewoon de dierenpolitie in de volksmond? Ik kan het gewoon niet begrijpen. De minister heeft het niet bedacht, maar ik vind het zo'n pesterij om er alles aan te doen om maar niet dat woord "dierenpolitie" te noemen. Het is gewoon de dierenpolitie. De minister zei net: de dierenpolitie bestaat niet meer. De dierenpolitie is alive and kicking! Er zijn er zelfs al 240 en het gaan er nog veel meer worden met die lesmodules van de heer Wassenberg en van mij. Laten we het alstublieft zo blijven doen. Laten we dat nu doen. De mensen vinden het sympathiek. Het is leuk. Een korpschef zei ooit: het is een point of no return. We kunnen niet meer zonder dierenpolitie, ook vanwege imagoschade. Zeg dus alstublieft niet "de dierenpolitie bestaat niet", want de dierenpolitie is pas net begonnen.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Het gaat erover dat je de expertise binnen het korps hebt. Daarover ben ik het ongelooflijk eens met de heer Graus. Die expertise hebben dus al die honderden mensen. Zij zorgen ervoor dat de kennis geborgd blijft. Ze zijn echter niet alleen voor de dieren vrijgemaakt. Dat is de reden dat ik net iets andere woorden kies. Ik begrijp echt wat de heer Graus zegt. Het is waar, het woord heeft een enorme gunfactor. Dat begrijp ik ook vanwege de inhoud van het werk. Ik wilde vooral benadrukken dat alle inzet van de mensen die daarvoor hebben gepleit niet voor niets is geweest. Dat het organisatorisch wat veranderd is, wil nog niet zeggen dat die kennis, expertise en het belang zijn verdwenen. Integendeel. Daar vinden we elkaar.

Ik had nog een vraag van de heer Wassenberg over een gesprek met het OM over de strafvorderingsrichtlijnen. Het Openbaar Ministerie heeft in de behandeling van het wetsvoorstel mede aanleiding gezien om met ingang van 1 december 2021 de strafvorderingsrichtlijn voor dierenmishandeling en dierenverwaarlozing aan te scherpen. Ik zal naar aanleiding van dit debat weer in gesprek gaan met het Openbaar Ministerie om te vragen of zij aanleiding ziet om de strafvorderingsrichtlijn nogmaals aan te scherpen en de strafeisen te verhogen. De rolverdeling is dat ik altijd die vraag kan neerleggen, maar dat de afweging daarna aan het Openbaar Ministerie is, zoals de heer Wassenberg zelf al aangaf.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dank voor deze toezegging. Ik denk dat er zelfs twee momenten zijn om dat terug te koppelen. Naar aanleiding van het debat, maar zoals de minister zei zal dit voorstel redelijk gemakkelijk door de Tweede Kamer gaan. Als ik kijk naar degenen die de amendementen ondertekenen, zou het ook zomaar eens soepel door de Eerste Kamer kunnen gaan. Ik hoop dat dat ook geen vele maanden of zelfs meer dan een jaar hoeft te duren. Ik vind het ook belangrijk dat iedereen daarna op de hoogte wordt gesteld, ook het Openbaar Ministerie. Daarbij gaat het om de strafvorderingsrichtlijnen en om het nieuwe wetsvoorstel onder de aandacht te brengen. Als de minister dat nu wil toezeggen, is dat heel fijn. Dank daarvoor. En dan hopelijk over een jaar of iets langer nog een keer.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, dat lijkt me wel, voorzitter. De heer Haverkort vroeg wanneer er wordt gekozen voor bestuursrechtelijke handhaving en wanneer voor strafrechtelijke handhaving; wordt het bestuursrecht bijvoorbeeld altijd eerst ingezet? Bij dierenwelzijnszaken is bestuursrechtelijke handhaving het uitgangspunt. Dat is gericht op herstel, waarbij de houder zo veel mogelijk de gelegenheid wordt gegeven om de overtreden situatie te herstellen. Daarbij kan bijvoorbeeld een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang worden opgelegd. Inzet van het strafrecht is aan de orde bij de meest ernstige zaken, of als sprake is van recidive. Het opleggen van gevangenisstraffen behoort dan tot de mogelijkheden. Door de betrokken organisaties wordt in de praktijk per casus bekeken wat op dat moment wijsheid is en of bestuursrechtelijke of strafrechtelijke handhaving vervolgens aan de orde is. Wellicht ten overvloede, maar met dit wetsvoorstel wordt de strafrechtelijke gereedschapskist voor de aanpak van dierenmishandeling en -verwaarlozing dus fiks uitgebreid.

Dan ben ik bij andere heel belangrijke vragen. Is er een voornemen om onderdelen uit het wetsvoorstel op verschillende momenten in werking te laten treden? Dat was een vraag van de heer Sneller. Dat voornemen is er niet. Het doel is om het wetsvoorstel in één keer en als geheel in werking te laten treden. Het kan wel zo zijn dat de implementatie van het ene onderdeel van het wetsvoorstel meer tijd kost dan het andere, zoals we dat bij wetten wel vaker zien. Dat is op dit moment niet de verwachting, moet ik erbij zeggen. In theorie is het wel mogelijk dat we daar op een moment achter komen. Aan de voorkant en met alle gesprekken die daarover zijn gevoerd, lijkt het daar niet op. Met het oog op uitvoering is die mogelijkheid wel ingebouwd, voor het geval dat dit zal gebeuren. Dan kunnen we onderdelen verschillend in werking laten treden. Daarmee kun je borgen dat een wetswijziging pas in werking treedt als de uitvoering daar klaar voor is. Dat is natuurlijk heel belangrijk. Zoals gezegd heb ik op dit moment geen aanleiding om aan te nemen of te denken dat dit het geval zal zijn of dat het nodig zal zijn.

De heer Sneller stelde ook een vraag over evaluatie. Die heb ik beantwoord. Die komt er zeker.

De heer Haverkort vroeg: zijn houders van bijtende honden straks niet alleen strafbaar op basis van aanhitsen, maar ook op basis van dierverwaarlozing? Het is heel goed mogelijk dat in zaken waarin een dier is aangehitst er ook sprake is van strafbare verwaarlozing. De strafbaarstelling van aanhitsen richt zich vooral op het gevaar dat een dier voor mensen en dieren in de omgeving zal opleveren of oplevert. De strafbaarstelling van dierverwaarlozing strekt vooral tot bescherming van de gezondheid en het welzijn van het dier zelf. In een strafzaak kunnen dus heel goed beide strafbare feiten aan de orde zijn. Het Openbaar Ministerie zal dan van geval tot geval kijken of vervolging van beide delicten opportuun is.

De heer Bisschop vroeg of het aanhitsen van een dier tegen andere dieren ook direct als misdrijf wordt gezien. Ja. Het nieuwe misdrijf heeft zowel betrekking op het aanhitsen tegen mensen als het aanhitsen tegen dieren. In beide gevallen gaat het om een misdrijf. Het Openbaar Ministerie kan hier in de strafeis wel onderscheid in maken. Dat geldt ook voor de straf die de rechter dan zal opleggen. Voor strafbaarheid is niet vereist dat het dier daadwerkelijk tot aanvallen is overgegaan. In veel gevallen zal dit voor het Openbaar Ministerie wel een belangrijk aspect zijn voordat tot vervolging wordt overgegaan. Zaken waarin het aanhitsen tot schade of letsel heeft geleid zijn immers ernstiger dan zaken die zonder gevolgen zijn gebleven.

De heer Bisschop zei: is het, als het gaat om het aanhitsen van dieren, toegestaan om een waakhond te hebben? Wanneer is dat dan aanhitsen, en hoe ziet dat eruit? Hij vroeg ook nog: is het verstandig om onderscheid te maken tussen aanhitsen op privaat en publiek terrein? Aanhitsen is op dit moment al strafbaar gesteld als overtreding in het Wetboek van Strafrecht. Met dit wetsvoorstel wordt dit delict omgevormd tot misdrijf en wordt de reikwijdte van het delict uitgebreid, zodat ook het aanhitsen van een dier om een ander dier aan te vallen strafbaar wordt. Net als nu geldt voor het nieuwe misdrijf dat het aanhitsen opzettelijk en wederrechtelijk moet plaatsvinden. Dat betekent dat het echt moet gaan om gevallen waarin je willens en wetens een dier ertoe aanzet om zonder redelijk doel een ander mens of dier aan te vallen. Dat is de definitie daarvan. Het hebben van een waakhond of het wegjagen van andere dieren uit je tuin is op dit moment niet strafbaar. Dat blijft ook zo. Dit wetsvoorstel ziet daar niet op. Het is daarom niet nodig om in de wetstekst expliciet onderscheid te maken tussen privaat en publiek terrein. In de praktijk kan het onderscheid door het Openbaar Ministerie wel worden meegenomen bij de beoordeling of vervolging wordt ingesteld.

De heer Bisschop en de heer Futselaar zeiden: dierenmishandeling gaat vaak gepaard met andere problematiek, zoals psychosociale problematiek. Daar hadden we het net even over. Hoe gaan we daarmee om? Het is vaak niet maar één ding. Dat is denk ik een heel wezenlijk punt. De politie heeft ook richting ons en richting mij aangegeven dat er bij personen die zich schuldig maken aan dierenmishandeling of dierverwaarlozing vaak ook sprake is van andere problematiek, bijvoorbeeld op psychisch of sociaal vlak. De handhavende instanties, waaronder de politie, zijn zich daarvan bewust. Ze kijken dus breder naar de problematiek. In dat kader kan bijvoorbeeld om advies worden gevraagd aan de reclassering of aan andere partners. Zo kan in kaart worden gebracht of betrokkene hulpverlening nodig heeft. Dat betekent, en volgens mij zei de heer Bisschop dat ook, dat we altijd naar die bredere context moeten kijken en die ook mee moeten nemen in onze aanpak, juist om niet alleen dieren, maar ook mensen te kunnen beschermen en recidive te voorkomen. Volgens mij vroeg de heer Futselaar of er nog andere elementen zijn waar rekening mee gehouden wordt. Beschikbare relevante informatie zoals schuldenproblematiek wordt erin meegenomen.

De heer Bisschop (SGP):

Dank aan de bewindsvrouwe voor de beantwoording. Ik wil even terug naar het vorige punt, dat van dat aanhitsen, want dat lijkt mij van belang. Als ik mij goed herinner, is niet in de wettekst opgenomen dat eigenlijk "zonder redelijk doel" de crux is. Maar ik begrijp van de minister dat dat het interpretatiekader is en dat dat ook het punt is waar het hier over gaat: aanhitsen zonder redelijk doel. Is het bedoeld om gevaar af te wenden of wat dan ook, dan is het niet aan de orde.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja. Het is extra goed om dat hier even uit te spreken, dan wordt het ook onderdeel van de wetsbehandeling. Het gaat echt over willens en wetens een dier ertoe aanzetten om zonder redelijk doel een ander mens of dier aan te vallen. Dat is helemaal correct.

De heer Haverkort vroeg hoe dit wetsvoorstel helpt in de aanpak van houders die meermaals betrokken zijn bij bijtincidenten. De belangrijkste verandering die dit wetsvoorstel brengt, is de introductie van dat zelfstandig dierhoudverbod. Die preventieve maatregel is echt bedoeld om recidive tegen te gaan. Betrokkene mag dus geen dieren meer houden, waardoor je ook kunt stellen dat er geen risico meer zal zijn op bijtincidenten. We hadden het er net al over dat goede handhaving nogal relevant is, maar dat is hoe dit dan geregeld wordt.

De heer Haverkort zei in zijn bijdrage ook dat het delict aanhitsen wordt omgevormd tot misdrijf. Daar hadden we het net ook over. Het bereik van de strafbaarstelling wordt uitgebreid naar situaties waarin een dier wordt aangehitst om een ander dier aan te vallen. Daarnaast wordt het strafmaximum verdubbeld van een half jaar hechtenis naar een jaar gevangenisstraf. Wij zijn ervan overtuigd dat er van al deze stappen een afschrikwekkende werking uitgaat en dat dit zal bijdragen aan het voorkomen van recidive. Dat is ook de intentie erachter.

De heer Graus vroeg of ik kan toezeggen dat de noodzakelijke medische kosten ... Laat ik het zo zeggen: ik heb deze vraag zo opgeschreven, maar ik weet niet helemaal zeker of ik hem goed begrepen heb. Ik dacht dat de vraag was of noodzakelijke medische kosten die een slachtoffer voor zijn dier heeft moeten maken, door de dader worden vergoed. Niet helemaal?

De heer Graus (PVV):

Het komt op hetzelfde neer. Ik zei eigenlijk: als iemand een dier zo zwaar mishandeld, worden er vaak ook veterinaire kosten gemaakt door het baasje. Ik vind dat die moeten kunnen worden verhaald op de dierenbeul die het gedaan heeft.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ja, precies. Verhalen kan. Je kunt die kosten meenemen in de strafrechtelijke dierenwelzijnszaak. Als je die zaak rond kunt krijgen, kun je die kosten verhalen en dat kan nu al.

De heer Graus (PVV):

Die dieren komen vaak terecht in een opvang en dan ontstaat er ook een gemeentelijk probleem. Maar de kosten worden eigenlijk nooit verhaald, terwijl die opvangcentra en die dierenasiels eigenlijk altijd in geldnood zitten. Dat bedoel ik ook. Dus ook als de eigen baas zijn hond mishandeld en die hond wordt in beslag genomen en wordt opgevangen, dan worden die veterinaire kosten niet verhaald op de dader, in dit geval het baasje, de eigenaar.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Ik denk dat ik het antwoord hierop wel scherp heb, dat het wel kan en dat het besluit over die vordering aan de rechter is. Maar ik ga het voor de zekerheid toch even na. Ik kom er in tweede termijn op terug of wat ik nu zeg helemaal klopt.

De heer Haverkort (VVD):

Dank aan de minister voor de beantwoording over de juridische kant van dat aanhitsen en het feit dat dat een misdrijf wordt. Volgens mij hebben we daar beide een helder beeld over. Dat is fijn. Ik schat zomaar in dat de minister van Landbouw straks nog ingaat op de dynamiek rondom de registratie bij gemeentes en waar dat eventueel beter kan. Maar ik ben ook wel benieuwd hoe de minister van Justitie en Veiligheid aankijkt tegen wat toch een niet al te beste registratie blijkt te zijn, en of die vanuit haar optiek anders en beter kan. Gevallen waarin sprake is van recidive moeten immers bij het Openbaar Ministerie terechtkomen, zodat er ook daadwerkelijk gehandhaafd kan worden.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Voor het begin van het antwoord moet ik toch naar mijn collega van LNV verwijzen. Uiteindelijk is samenwerking echt heel erg cruciaal. Denk aan de toezichthouders met elkaar. Wie ziet wat voor het eerst, waar wordt de melding gedaan, en wordt vervolgens de politie en de inspectie ingeschakeld? Maar de registratie zit echt niet bij mij. Daar heb ik niet zo'n goed beeld van.

Ik heb wel een beeld van de reden waarom dit wetstraject zo lang heeft geduurd, waarover de vraag van de heer Futselaar ging. Het heeft ook een hele lange doorlooptijd; dat kunnen we alleen maar onderschrijven. Het had veel eerder bij uw Kamer moeten worden ingediend en de aanloop verdient ook niet echt de megaschoonheidsprijs; ik denk dat ik dan namens mijn collega's spreek, maar we hebben het niet met elkaar doorgenomen. In de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel heb ik een tijdlijn geschetst en verschillende omstandigheden genoemd. Die gaan onder andere ook over de financiën. Waarschijnlijk komt de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit daar nog op. Het had gewoon eerder gekund. Daarbij is het denk ik fair om te zeggen dat het wetsvoorstel ook bijna een jaar in de Tweede Kamer heeft gelegen. Ook dat is niet zo handig als je iets heel snel wil behandelen.

Dan zijn we bij de twee amendementen. Daarna ben ik klaar.

Eerst het amendement op stuk nr. 17, zoals dat bij mij heet, ter vervanging van nr. 11. Dat is een amendement over het levenslang dierenhoudverbod. In mijn antwoorden daarover heb ik al aangegeven waarom ik denk dat het wetsvoorstel dat we hebben ingediend, dat sterk normerende karakter heeft. Het laat heel duidelijk zien dat je, als dat nodig is, na tien jaar met twintig, twintig, twintig jaar verlenging bij wijze van spreken tot het einde der tijden een dierenhoudverbod kunt hebben. Ik voel wel heel erg sterk mee met de gedachte achter het amendement. Dieren moeten beter worden beschermd. Ik zie ook dat er een meerderheid is in de Kamer die zegt: maak hier nog een ander signaal van dan dat je hier nu voorlegt. Als ik kijk naar de recente uitspraken van rechters in dierenwelzijnszaken, dan verwacht ik wel dat een houdverbod niet snel levenslang zal worden opgelegd, moet ik zeggen. Tegelijkertijd doet dat er niet aan af dat de dreiging van een levenslang houdverbod een heel sterk signalerende en normerende werking naar de samenleving kan hebben. Dat is natuurlijk ook de reden waarom wij zo'n stevig wetsvoorstel neerleggen met een optie tot verlenging met elke keer twintig jaar. Alles gezegd hebbende laat ik het amendement oordeel Kamer, omdat ik de beweging begrijp en ook de wens om een langer houdverbod mogelijk te maken dan nu met dit wetsvoorstel mogelijk is. Je zou dan denken dat de heer Wassenberg daar blij mee is, maar … Ik weet niet in hoeveel woorden ik "oordeel Kamer" moet zeggen? Ik denk al. Dat was best goed, hè, voorzitter? Ik ben zelf ook onder de indruk.

Dan het amendement op stuk nr. 19 ter vervanging van nr. 16. Dat gaat over de verhoging van de strafmaxima. Het amendement verhoogt de wettelijke strafmaxima voor een groot aantal strafbare feiten waarbij dieren zijn betrokken, zoals dierenmishandeling, dierverwaarlozing en het illegaal doden van een dier. In de praktijk zien we dat de opgelegde straffen in dierenwelzijnszaken lager zijn dan de huidige strafmaxima. De huidige maxima bieden daardoor voldoende ruimte om zwaarder te straffen indien de rechter daartoe aanleiding ziet. Wederom, als je kijkt naar de insteek en de intentie van wat wij hier voorleggen, voel ik mee met het idee achter het amendement. De hogere strafmaxima geven een duidelijk signaal af aan de samenleving van wat we met elkaar niet accepteren en werkt afschrikwekkend. Daarnaast worden hogere maxima vaak wel betrokken in de eis van de officier van justitie en de strafoplegging door de rechter. Hoewel de huidige wettelijke strafmaxima in de praktijk niet knellen — ik heb hier ook weleens wetten verdedigd waarbij ik zei "het knelt wel", maar bij deze knelt het niet — sta ik vanuit de optiek zoals we hier met elkaar hebben besproken, toch sympathiek tegenover het amendement. Als de heer Wassenberg blijft zitten, krijgt hij voor dit amendement ook oordeel Kamer.

De voorzitter:

U krijgt een duim. Heel goed. Dat was ook het einde van de beantwoording van de zijde van de minister van Justitie en Veiligheid. Nadat zij de papieren heeft verzameld, is het woord aan de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, die in zijn beantwoording ook nog in zal gaan op het amendement op stuk nr. 20. Gaat uw gang.

Adema:

Dank u wel, voorzitter. Het is een belangrijk debat vandaag. Dierenwelzijn is buitengewoon belangrijk. Ook deze minister wil zich inzetten om het dierenwelzijn in Nederland te bevorderen. Dat is noodzakelijk. Anders zouden we immers ook niet over deze wet spreken. Ik heb de bijdragen in dit debat natuurlijk goed gevolgd. Ik proef daarin de eensgezindheid voor een aanpak ten behoeve van een beter dierenwelzijn. Ik zal u zeggen dat als je een aantal decennia terugkijkt en naar een debat over hetzelfde onderwerp kijkt, er ook wel wat is veranderd. Je ziet dat de Kamer nu ook een afspiegeling is van de samenleving, denk ik. De samenleving vraagt hier namelijk ook om.

Dierenwelzijn is belangrijk, want de dieren zijn ons toevertrouwd. We moeten daar als goede rentmeesters mee omgaan. Daarom is dit wetsontwerp ook zo van belang. We hebben de voorbeelden vandaag gehoord. Ik hoef die niet te herhalen. We hebben vreselijke voorbeelden gehoord van mensen die op een vreselijke manier met dieren omgaan. Daar moet op ingegrepen kunnen worden, ook op een manier waardoor herhaling wordt uitgesloten. Met de maatregelen in deze wet kunnen we dierenmishandelaars écht een stuk steviger aanpakken dan nu. Ik ben daar blij mee. Ik vind dat namelijk heel belangrijk. Als er sprake is van situaties die écht niet door de beugel kunnen, waar dieren de dupe van zijn, dan moet worden opgetreden.

In de praktijk lopen we ook aan tegen beperkingen. In mijn gesprekken met de NVWA hoor ik die beperkingen ook. Daarom ben ik ook zo blij dat er nu een nieuwe instrumentenkoffer aan het palet van de NVWA wordt toegevoegd. Daarom ben ik ook blij met het zelfstandige houdverbod, waar de minister van Justitie en Veiligheid zojuist over sprak. Maar ook bestuursrechtelijk zijn er belangrijke aanscherpingen die mijn aanpak met deze wet kunnen verstevigen. Ik noem de educatieve maatregel. Ik noem de mogelijkheid om bedrijven vaker te kunnen sluiten als zij dierenwelzijnsovertredingen begaan. Ik noem het aangescherpte verbod op het vertonen van dieren waarbij bepaalde fysieke ingrepen zijn toegepast.

Ik ga over tot de beantwoording van de vragen. Om ervoor te zorgen dat de heer Wassenberg niet de hele termijn van mijn beantwoording op het puntje van zijn stoel moet zitten en zich moet afvragen of hij wel of niet naar de microfoon moet lopen, begin ik met zijn amendement op stuk nr. 20. U hebt eerder een amendement ingediend. U hebt ook in de eerste termijn aangegeven dat de reikwijdte daarvan zodanig was dat dat eigenlijk niet toepasbaar was. Vervolgens hebt u het amendement aangepast. Ik kan niet anders dan het in ieder geval vanzelfsprekend met u eens zijn dat het doden van dieren zorgvuldig afgewogen moet worden en dat het verbod op het doden van dieren het principiële uitgangspunt moet zijn. Daarom is dit amendement ook in lijn met mijn inzet. Ik zou graag op basis van dit amendement het traject van de algemene maatregel van bestuur in gang zetten. Daarbij heb ik dan aandacht voor de handhaafbaarheid, de uitvoerbaarheid en de uitzonderingsgevallen. Die zijn ook voorbijgekomen. Ik ga daar nu niet op in. Dit geeft juist de ruimte voor precisiewerk. Zo kunnen we ervoor zorgen dat we de uitzonderingen die echt niet onder deze reikwijdte moeten vallen, nu ook een plek kunnen geven. Ik ben u dus ook erkentelijk dat u de beweging hebt gemaakt om het op deze manier te regelen. Ik zeg u toe dat wij binnen een halfjaar met een ontwerp-AMvB komen en dat we die voorhangen bij de Kamer.

De voorzitter:

Geeft u het amendement op stuk nr. 20 daarmee ook oordeel Kamer?

Adema:

Ja, dat kan niet missen. Meneer Wassenberg kan in dit geval dus ook weer blijven zitten. Het amendement op stuk nr. 20 krijgt inderdaad oordeel Kamer, voorzitter. Sorry.

De voorzitter:

Helder. Er is nog een interruptie van mevrouw Van der Plas.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dan staat mevrouw Van der Plas maar even op, in plaats van de heer Wassenberg. Ik snap het amendement ook, maar ik worstel er wel een beetje mee. Ik wil namelijk zeker weten dat dit amendement er niet toe leidt dat voor mensen, zoals fokkers van konijnen, het volgende gebeurt. Ik heb het dan over de gewone, goede fokkers die met rassen werken. Ik heb het over mensen die kennis van zaken hebben. Zij hebben in een nestje bijvoorbeeld een dier dat kwetsbaar is, dat geen overlevingskans heeft, om wat voor reden dan ook. Ik wil zeker weten dat dit amendement er niet toe leidt dat zij dan een halve dag moeten wachten voordat de dierenarts er is en het dier dan onnodig lijdt. Ik wil daar voor mezelf heel graag duidelijkheid over hebben. Dat werkt dus dierenleed alleen maar in de hand. Er wordt natuurlijk ook heel veel dierenleed opgelost — dat snap ik — maar dit werkt dan weer averechts. Zou de minister kunnen toelichten hoe dat op dat moment zit? Mag iemand een dier dan wel of niet doden?

Ik heb daarop een aanvulling, want dat hoort ook bij de vraag. Sommige mensen houden kippen in de tuin en willen op een gegeven moment thuis een kip slachten. Er zijn heel veel mensen die dat niet leuk vinden, maar zo gaat dat nou eenmaal al duizenden jaren. Zou dit dan ook betekenen dat je niet meer thuis je kip mag doden voor de thuisslacht, voor eigen consumptie of voor kleinschalige huisverkoop? Want ik heb begrepen dat thuisslacht nog steeds mag, onder hele strenge voorwaarden. Hoe zit dat?

Adema:

Mevrouw Van der Plas gaat al in op de drie vragen die ik nog had liggen over dit onderwerp, voorzitter. Allereerst de vraag over het doden van de konijnen. In uitzonderlijke gevallen blijft het mogelijk om dieren die ondraaglijk lijden — daar schaar ik dit geval misschien ook wel onder — zelf te doden. Thuisslacht kan in bijzondere gevallen. Dieren die op een nette manier gehouden worden, met het oog op consumptie, vallen ook niet onder deze wetgeving.

Dan heb ik de vraag van mevrouw Van der Plas ...

De voorzitter:

Dat roept weer een reactie op van de heer Sneller.

De heer Sneller (D66):

De minister zei: ik stuur die ontwerp-AMvB naar de Kamer in het kader van de voorhang. In het amendement staat niet dat er een voorhangprocedure gaat gelden. Hoe is de minister voornemens om de Kamer te betrekken bij het opstellen van die AMvB en bij eventuele wijzigingen? Ik denk dat het nuttig is om dat te weten, want een aantal van deze discussies komt hier dan wel of juist niet terug.

Adema:

Die kunnen hier dus wel terugkomen.

Ik heb nog een vraag van mevrouw Van der Plas over de nooddoding van paarden. Voor paarden wordt de nooddoding altijd uitgevoerd door een dierenarts. Dat kan altijd. Dat blijft ook kunnen. Een dierenarts kan in het belang van het dier altijd een paard euthanaseren. Dat blijft dus ook mogelijk met het amendement.

Dan een vraag van meneer Bisschop. Die gaat eigenlijk ook over dit amendement, namelijk over de handhavingscapaciteit voor particulieren. Bij het opstellen van de algemene maatregel van bestuur moeten we kijken naar de handhaving door de NVWA, maar ook naar de handhaving door andere handhavingspartners. Niet alleen de NVWA handhaaft hierop; er zijn meerdere partijen die dat doen. De capaciteit is dus groter dan alleen maar die van de NVWA. Natuurlijk zal die capaciteit nadrukkelijk aan de orde komen bij de behandeling van de AMvB.

Meneer de voorzitter. Dat was wat mij betreft het deeltje dat gaat over het amendement van de heer Wassenberg.

Dan ga ik naar een pakketje vragen over huisdieren, impulsaankopen, het couperen van paarden enzovoorts. De heer Wassenberg vroeg: is de minister bereid om een motie uit te voeren waarin wordt gevraagd om een verplichte bedenktijd voor de aankoop van huisdieren om impulsaankopen terug te dringen? Op dit moment laat ik een grootschalig onderzoek uitvoeren onder ruim 2.000 mensen naar de aanschaf van kortsnuitige honden. Daarin neem ik heel specifiek mee of die aanschaf een impulsinkoop is geweest of niet. Als ik weet dat veel mensen een dier in een impuls aankopen, kan ik bezien of een bedenktijd een gericht instrument kan zijn. Ik heb gekozen voor de doelgroep kortsnuitige honden omdat deze groep dieren erg populair is onder huisdierenbezitters en daarmee een goed beeld geeft. Als dat onderzoek voldoende informatie oplevert, kan ik het extrapoleren naar andere huisdieren en kunnen we ook het besluit nemen om bedenktijd als een gericht instrument in te zetten. Op zich is het een goed idee, maar laten we even het onderzoek afwachten. Dan kunnen we het ook op basis van feiten en cijfers doen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik wil daar iets over zeggen. Eerst dank ik de minister voor zijn appreciatie van het amendement. Op deze manier heb ik dat dan stiekem toch gedaan; ik vind dat heel fijn. Over die impulsinkopen. Afgelopen jaren hebben we een paar coronajaren gehad waarin mensen impulsaankopen deden. Dat waren niet alleen kortsnuitige honden, het waren ook konijnen, katten en cavia's. Een deel daarvan is gedumpt bij kinderboerderijen, over het hek gesodemieterd. Echt op een schofterige manier hebben ze die dieren gedumpt. Andere zijn gewoon afgemaakt en weer andere zijn in het bos achtergelaten. Het gaat dus over veel meer dan alleen die kortsnuitige honden. Ik snap dat de minister wil nagaan waarom mensen een kortsnuitige hond kopen, want die dieren zijn ziek en kosten uiteindelijk heel veel dierenartskosten. Maar dit gaat verder dan die kortsnuitige honden. De minister zegt: ik kan de uitkomsten extrapoleren naar andere dieren. Ik vraag me dat af, met alle respect. Ik denk dat het belangrijk is om impulsaankopen in het algemeen tegen te gaan. Het onderzoek naar die kortsnuitige honden steun ik en ik wil daar niets aan afdoen, maar het is niet waar wij om vragen. Dit gaat echt iets breder. Je zou een veel bredere doelgroep moeten onderzoeken dan alleen de kopers van kortsnuitige honden. Dat was eigenlijk mijn punt. Prima dus dat er onderzoek wordt gedaan, maar ik heb meer nodig.

Adema:

Ik begrijp uw vraag. Toch is het zo dat ook ten aanzien van kortsnuitige honden veel impulsaankopen worden gedaan, is onze verwachting. De argumentatie daarvoor moeten wij kennen. Wij moeten de motivatie van de mensen kennen. Waarom doen ze dat? Dan kun je ook instrumenten gericht inzetten, opdat ze het een volgende keer niet meer doen. Ik begrijp heel goed dat u zegt dat je het eigenlijk breder zou moeten trekken. Dan krijg je een breed onderzoek waarbij je ook weer een keuze moet maken: welke groepen doe je wel en welke niet? Dit is een heel gerichte groep. Laten we dit onderzoek afwachten. Op het moment dat we de resultaten van het onderzoek hebben, stuur ik die ook naar de Kamer toe, zodat u daarvan kennis kunt nemen en we met elkaar het gesprek kunnen voeren over: wat is nou de betekenis van dit onderzoek voor eventueel een smalle of brede inzet van bedenktijd? Op zich kan het instrument bedenktijd werken, maar ik wil dat wel graag doen op basis van zo'n onderzoek. Het zou breder kunnen, vanzelfsprekend. Wat betreft de kortsnuitige honden: dat heeft heel erg te maken met de aaibaarheidsfactor, zonder na te denken over de consequenties daarvan voor het dier en voor het houden van die honden. Het kan wel een heel mooi beeld geven van de wijze waarop mensen tot de beslissing komen om zo'n hond te kopen. Dat kan ons erg helpen bij het inrichten van een eventuele bedenktijd.

De heer Wassenberg (PvdD):

Niets van wat de minister zegt is onwaar, maar het is ook niet het hele verhaal. Als het gaat om die kortsnuiten, hebben mensen zich daar vaak wel op de een of andere manier in verdiept. Ze denken dat die hond status oplevert of ze vinden het misschien hele mooie dieren. In coronatijd zag je dat mensen zeiden: "Ik zit hier thuis te werken in mijn eentje en vind dat een beetje saai. Weet je wat? Ik koop een kat, ik koop een hond, ik koop een konijn, want dan heb ik wat aanspraak." Toen de coronamaatregelen voorbij waren, werden al die dieren gedumpt. Dát waren de echte impulsaankopen. Mensen gingen naar een tuincentrum bij wijze van spreken of naar een dierenwinkel …

De voorzitter:

Wilt u iets bondiger zijn in de vraag?

De heer Wassenberg (PvdD):

… om daar een dier te kopen. Maar juist bij die kortsnuitige honden hebben mensen er zich vaak wel al op de een of andere manier in verdiept. Dat bedoel ik met dat het niet breed genoeg is en dat je ook echt de mensen wil bereiken die even dat konijn of die kat kopen bij een fokker, zonder daarbij naar het uiterlijk te kijken, en die een dier kopen omdat het een dier is.

Adema:

Ik begrijp wat u zegt, maar ik weet niet of de coronaperiode de referentieperiode moet zijn voor een onderzoek. De coronaperiode hebben we achter ons gelaten. We moeten toch ook kijken naar de huidige situatie. Ik betwijfel of er een goede afweging wordt gemaakt rond kortsnuitige honden. Als bekende influencers met kortsnuitige honden daar via filmpjes op social media aandacht voor vragen, denk ik dat er heel veel mensen zijn die zeggen "dat wil ik ook, die koop ik", zonder dat ze daarbij nadenken over de gevolgen hiervan. Ik denk eerlijk gezegd dat er heel veel mensen zijn die ook dat type honden toch wel in een impuls kopen. Het onderzoek is eind dit jaar beschikbaar en stuur ik dan naar de Kamer. Ik wil toch voorstellen om het onderzoek zo te laten doorgaan. Eind dit jaar komt het onderzoek naar de Kamer en dan gaan we wat mij betreft het gesprek daar met elkaar over voeren.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Adema:

Ongeveer dezelfde vraag heeft mevrouw Van der Plas ook gesteld: is er genoeg kennis bij de aanschaf van een hond? Ik ben het natuurlijk zeer met u eens dat mensen goed moeten nadenken over de keuze die zij maken, ook als zij een hond aanschaffen. Overigens is er over honden wel heel veel informatie te vinden. Verkopers zijn ook verplicht om die informatie te verstrekken. Goede verkopers doen dat ook en gaan niet over één nacht ijs voordat een hond verkocht wordt aan een koper. Ik heb daar vanmiddag nog een goed voorbeeld van gehoord. Daarnaast onderzoek ik wel welke informatie mensen tot zich nemen voordat ze een hond aanschaffen, om te bezien of ik ook gerichter beleid kan maken om daar meer op te sturen. Dat wil ik even afwachten.

Dan de vraag van de heer Sneller over het couperen van paarden en hoe de nieuwe regelgeving wel of niet gaat leiden tot beter toezicht en meer handhaving. Ik ben heel blij met dit onderdeel, want tot nu toe geldt dat als bij tentoonstellingen gecoupeerde dieren worden aangeboden, een medische reden aantoonbaar moet zijn en er eventueel kan worden gehandhaafd als die medische reden er niet is. Dat onderscheid zorgde ervoor dat er gewoon te veel werd toegelaten, omdat men geen onderzoek deed naar de medische achtergronden van het couperen. Vanaf nu zijn gecoupeerde beesten gewoon verboden. Dat geldt voor alle dieren op een tentoonstelling. Daarmee kun je veel makkelijker handhaven; ze mogen er gewoon niet meer zijn. Het vraagt geen extra capaciteit, want de NVWA gaat naar tentoonstellingen toe en kan nu veel scherper handhaven. Ook de organisatoren van tentoonstellingen kunnen nu veel strikter de toegangscontrole doen, want er mag geen gecoupeerd dier meer naar een tentoonstelling komen.

Dan de vraag van de heer Haverkort over het aanpakken van hondenfokkers: kan de minister bevestigen dat de ogenschijnlijke onmacht bij de aanpak van broodfokkers met deze wetswijziging definitief verleden tijd is? Ja, het wetsvoorstel biedt een uitbreiding van de mogelijkheden om malafide fokkers strenger aan te pakken. Ik kan u vertellen: Deurne is voorbijgekomen, we hebben Eersel voorbij laten komen. Nu hebben we mogelijkheden om dit soort fokkers tijdelijk te schorsen, of tijdelijk te sluiten, als wij zien dat het welzijn van dieren in gevaar is. Op dit moment kan dat alleen als het betrekking heeft op de gezondheid van mens of dier. En dan gaat het ook over het welzijn en de zorg voor de dieren. Daarnaast is er het houdverbod van maximaal twintig jaar. In de praktijk komt dat er bijna op neer dat het bedrijf wordt stilgelegd. Ik ben ongelofelijk blij als dit doorgaat. Wij kunnen er niet op wachten. Ook in de gesprekken met de NVWA komt dit vaak voorbij. We willen heel graag met deze middelen kunnen ingrijpen en dat gaat ook zeker gebeuren.

Dan is er gevraagd of de toepassing van het houdverbod bij veehouderijen ook geldt bij de professionele veehouders. Jazeker. Ook professionele veehouders hebben de opdracht en de verantwoordelijkheid om te zorgen voor het welzijn van hun dieren. Ook bij professionele veehouders komen misstanden voor en die kunnen we op deze manier aanpakken.

Dan een vraag van meneer Thijssen. Fantastisch dat u er weer bent. Ik zag een lege stoel en ik dacht: dat vind ik toch wel jammer, maar gelukkig, u bent er weer, dus wij kunnen het erover hebben. De vraag ging over het houdverbod voor doorgefokte dieren dat ik heb aangekondigd. We hadden het al even over de kortsnuitige honden. Kan dat niet met dit wetsvoorstel? Dit wetsvoorstel gaat in de basis over de zorg voor dieren en over hoe je omgaat met het welzijn van dieren. Bij het houdverbod voor doorgefokte dieren gaat het specifiek over het dier. Het is niet goed dat die dieren zijn doorgefokt en die dieren hebben daar last van, maar je zou in de basis kunnen zeggen dat iemand met een doorgefokt dier toch goed zorgt voor dat dier. Dat klinkt gek, maar zo is het natuurlijk wel. Zorgt hij niet goed voor dat dier, dan geldt deze wetgeving. Maar die andere wetgeving, over het houdverbod voor doorgefokte dieren, heeft betrekking op het feit dat hij dat dier heeft.

De heer Thijssen had ook een vraag over het ondersteunen van de minima, dus de mensen die moeten zorgen voor een dier. Soms kan dat niet en dan kan dat leiden tot verwaarlozing. De gemeentes helpen de minima financieel. Daar hoort dat ook. Ik kan me in deze tijd goed voorstellen dat mensen met een kleine portemonnee moeite hebben om voor het dier te zorgen. Ik zie trouwens ook weleens mensen keuzes maken die ik knap vind, waarbij dat dier zo'n positie in het gezin heeft dat er goed voor wordt gezorgd, ondanks dat de inkomsten niet erg hoog zijn. Ik heb daar ongelofelijk veel respect voor. Ik ben een onderzoek gestart naar de prijsontwikkeling in de dierenzorg in relatie tot mensen die dat misschien niet goed kunnen betalen. Daarover was een motie van mevrouw Beckerman van de SP. Dat onderzoek loopt. Eind dit jaar zal ik de Kamer hierover informeren en dan kunnen we kijken wat de uitkomsten daarvan zijn, wat er al dan niet nodig is en hoe we dat kunnen aanpakken.

Cameratoezicht bij fokkers. Ik werk momenteel aan de verplichting van cameratoezicht bij slachthuizen en verzamelcentra. Meneer Graus heeft ook een opmerking gemaakt over hoe het in slachthuizen toegaat. We hebben hierover recent beelden gezien en die maken dat cameratoezicht daar absoluut noodzakelijk. Een dergelijke verplichting die voorgesteld wordt, moet wel proportioneel zijn in relatie tot het doel. Deze afweging wordt echt per doelgroep gemaakt. Het punt dat hierbij speelt is de inbreuk op de privacy, zeg maar. We kunnen niet alles met verplicht cameratoezicht. Voor de doelgroepen die we vanavond bespreken, is die keuze nog niet gemaakt en dat ga ik hier ter plekke ook niet doen. We gaan beginnen met het te regelen bij de slachthuizen. Daar zetten we nu op in. Op basis van de ervaring met die wetgeving kunnen we kijken hoe we dat ook in andere sectoren doen. Ik sluit dat niet uit, maar op dit moment kunnen we dat niet meenemen.

De heer Graus (PVV):

In mijn eigen stad Heerlen word ik overal waar ik loop ook in de gaten gehouden door camera's. Als je niks te verbergen hebt, vind je dat goed en veilig. Waarom zou dat in slachthuizen en verzamelplaatsen en op andere plekken niet kunnen? Het is namelijk geen inbreuk op de privacy, want het gebeurt bij alle burgers. We worden allemaal continu gefilmd en in de gaten gehouden door de overheid. Bovendien: wie kan de beelden uitlezen? De NVWA, de Dierenpolitie. Wat is daar mis mee? Dat zijn allemaal professionals en dan is er geen sprake van inbreuk op privacy. Als die mensen dierenmishandeling constateren, kunnen ze iemand bij zijn veter pakken; daar zijn die camera's voor. Hoe moet dat dan gelden voor het cameratoezicht, hier in Den Haag en in Heerlen en overal? Dat valt toch niet te rijmen?

Adema:

Ik begrijp uw vraag. Ten eerste gaat de wet waar ik het over heb, echt over slachthuizen en verzamelcentra. Aan camera's in de publieke ruimte zijn via justitie heel strenge eisen verbonden, en daarbij gaat het om de publieke ruimte en de publieke taak van de overheid. Dat is een andere situatie dan die waarin de overheid bij wijze van spreken in mijn woning een camera neerhangt — ik maak het even heel privé — om te kijken of ik, als ik dieren in huis heb, daar goed mee omga. Dat geldt dus ook voor bedrijven. Dat is echt wat anders. Je kunt dat niet zomaar een-op-een doorvertalen. Dan zijn wel degelijk privacyaspecten aan de orde. Nogmaals, wij zetten nu in op de slachthuizen en verzamelcentra. Dat wordt ook een verplichting. Daar gaan we nu mee aan de slag. Laten we die slag eerst maken. Ik sluit niet uit dat we dat in de toekomst ook in andere sectoren gaan doen, maar ik zet nu eerst in op deze sectoren. Het is een heel lastig traject met veel angels en klemmen. Laten we daar nu eerst doorheen gaan bij de slachthuizen en bij de verzamelcentra, want het is echt nodig dat het daar gaat gebeuren.

De heer Graus (PVV):

Inderdaad. Bij mensen thuis en zo: dat begrijp ik ook wel. Daar had ik het ook niet over. Maar stel: overal waar met dieren wordt gewerkt, zeker als er commerciële doeleinden zijn, of bij hondenfokkers waar het continu misgaat. Ik vind dat die dan geen hondenfokkers meer mogen zijn en dat dan een beroepsverbod moet gelden, maar stel. Als ik dan niet mijn zin krijg, zou je dan ook nog tijdelijke camera's van de politie of de NVWA kunnen plaatsen? Als dan iets wordt geconstateerd, dan is het ook opgelost, hè? Daar kan ook nog mee gewerkt worden. En dat ligt ook wat minder gevoelig op het vlak van privacy, want als die een paar keer een waarschuwing heeft gehad, is het wel een controle.

Adema:

Of we dat nou met een tijdelijke camera doen of met een permanente camera: in beide gevallen gaat de beperking van de privacy zeker op. Het is dus niet zo makkelijk om het dan maar tijdelijk te doen. Het is duidelijk dat wij toezien op malafide fokkers enzovoort. Juist dit instrumentarium geeft de ruimte om door te pakken. En dan zijn die camera's niet meer nodig, want dan is het gewoon afgelopen. Dan wordt gewoon via steekproeven gekeken of die persoon inderdaad geen honden meer fokt. Dit instrumentarium hebben wij juist nodig om dat soort hondenfokkers te kunnen stoppen. Dat cameratoezicht is dan ook niet meer nodig. Nogmaals: bij slachthuizen en verzamelcentra gaan we dat wel doen. Ik sluit niet uit dat daar in de toekomst andere sectoren aan worden gekoppeld, maar we zijn nu bezig met wetgeving op het gebied van deze twee sectoren, en daar wil ik het op dit moment toe beperken.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Adema:

Dan de vraag van mevrouw Van der Plas. Zij refereert aan het rapport van de Raad voor Dierenaangelegenheden over het doden van zorgbehoevende dieren. Dat rapport stuur ik op korte termijn ter informatie naar de Kamer. Daar zal dan ook een appreciatie van dat rapport bij zitten.

Dan het onderwerp gids voor goede praktijken. Is het bijvoorbeeld mogelijk om te regelen dat de kosten daarvan worden weggenomen? Ik vind dat op zich een heel sympathiek voorstel. Toen ik het voor het eerste hoorde, dacht ik: nou, waarom doen we dat niet? Maar volgens de wetgeving mag echt iedereen een dergelijke gids komen aanvragen. Dat is heel breed. Die €1.000 dient juist als drempel om ervoor te zorgen dat niet werkelijk iedereen dat doet. Bij het voorbereiden van de antwoorden op de vragen tijdens de maaltijd heb ik mijn collega's gevraagd of je het niet per sector zou kunnen regelen, zodat die €1.000 kan vervallen. Toen werd me verteld: "Ja, als dat zo in wetgeving zou zijn vastgelegd. Dan zou dat weleens kunnen, maar werkelijk iedereen kan dat doen, en dan wordt de drempel om dat te gaan doen wel heel erg laag. Dan wordt het gewoon te breed en dan leidt dat tot een teveel." Het is overigens wel zo dat we indieners heel graag ondersteunen en meedenken over de inhoud. Dat doen we ook. Tot nu toe is er één indiener geweest.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dat snap ik inderdaad. Het moet natuurlijk niet zo zijn dat er ineens 10.000 van die dingen bij het ministerie op het bureau belanden en dat dan ik-weet-niet-hoeveel geld besteed moet worden om die allemaal te beoordelen. Ik snap dus dat er een drempel is. Maar stel dat iemand die gids heeft ingediend en dat het echt een goede gids is voor de praktijk. Zou zo iemand die €1.000 dan niet terug kunnen krijgen? Dan stuurt niet iedereen zomaar wat, wat dan beoordeeld wordt. Zou dat misschien een optie zijn?

Adema:

Ik vind dat op zich geen slechte gedachte. Ik wil daar nog even naar kijken, maar ik vind de gedachte op zich niet raar. Dan moet er namelijk ook met een bepaalde kwaliteit gewerkt worden. Mag ik deze suggestie meenemen en hier bij u op terugkomen?

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ja.

Adema:

Dan de uitbreiding van de maatregel voor sluiting van bedrijven. Dat was een vraag van de heer Bisschop: waarom vindt de minister deze aanvulling nodig en kan de minister er ten minste voor zorgen dat de bevoegdheid ingeperkt wordt tot gevallen waarbij sprake is van aantoonbare verwaarlozing en ondervoeding? In de praktijk is gebleken dat er echt behoefte is aan deze uitbreiding, maar ik wil de heer Bisschop ook geruststellen: een bedrijf kan alleen in zeer ernstige gevallen gesloten worden, juist omdat dat zo'n ingrijpende maatregel is. Er is dus ook geen reden om de bevoegdheid in te perken. Maar we willen die wel hebben, want dierenwelzijn vinden we van belang.

Dan de grens aan het bedrijfsmatige. De heer Bisschop vroeg ook: wie is de dierhouder waarop de wet zich richt, en hoe zorgt de minister voor een juridisch duidelijke splitsing tussen een particuliere en een professionele houder? De focus ligt op de particuliere houders, maar dezelfde maatregelen gelden ook voor bedrijfsmatige houders zoals veehouders. Daar heb ik net ook al wat over gezegd. In de toelichting bij het Besluit houders van dieren over bedrijfsmatige houders van gezelschapsdieren zijn criteria opgenomen om dit onderscheid te maken. Dit zijn onder andere het fokken voor en het verkopen aan anderen dan familie en vrienden, het opvangen tegen een vergoeding, het inschrijven bij de Kamer van Koophandel en het adverteren ermee. Dat zijn criteria waarnaar gekeken wordt. Voor honden en katten is er bovendien een getalsmatige indicatie. Als iemand in twaalf maanden meer dan twintig honden of katten verkoopt of opvangt of fokt, wordt het gezien als bedrijfsmatig.

Dan de heer Sneller, rondom preventie. Wij doen heel veel aan preventie. We proberen via de juiste kanalen de juiste informatie te verstrekken. Dan denk ik aan de RVO en LNV. Het Landelijke InformatieCentrum Gezelschapsdieren is ook een hele belangrijke. Ik blijf mij inzetten voor preventie. Excessen gebeuren vaak bij iemand die het moedwillig doet. Diegene kan dus ook hard worden gestraft. Maar het kan ook komen doordat men echt niet weet hoe je met zo'n dier moet omgaan. Dat kan ook een oorzaak zijn. In beide gevallen kan die educatieve maatregel worden opgelegd, zodat ook degene die eigenlijk niet wist hoe hij moest omgaan met het dier daarin wordt bijgeschoold, zodat het een volgende keer goed gaat.

Dan de vraag van de heer Futselaar: hoe gaat de bestuursrechtelijke maatregel precies werken? De vraag was: als iemand knettergek is, gaat dat dan effect hebben, en welke andere middelen zijn er om dierenmishandeling en -verwaarlozing te voorkomen? Kijk, een maatregel moet altijd passend zijn bij het individu. Dat kan niet anders. Er kunnen omstandigheden zijn, zoals in de eerste termijn ook door verschillende Kamerleden is aangestipt, waarbij er een hele specifieke aanpak noodzakelijk is en waarbij je niet zomaar een bestuursrechtelijke maatregel kunt opleggen. Er kunnen bepaalde problemen zijn, zoals psychische problemen. Er kan van alles aan de hand zijn. Hier past dus ook maatwerk en wat mij betreft ook vooral de menselijke maat. Maar als iemand een maatregel kán krijgen, dan moet die wat mij betreft ook opgelegd worden.

Dan de boete bij de educatieve maatregel. Als de boete geïnd is, is de kous niet af, want als je bij de volgende controle weer in overtreding blijkt, wordt er opnieuw gehandhaafd. Is dit voldoende afschrikwekkend, is er gevraagd. Er vinden natuurlijk controles plaats: wordt de educatieve maatregel uitgevoerd? Deze controles worden door de Landelijke Inspectiedienst Dierenbescherming en de NVWA gedaan. Als die maatregel niet wordt nageleefd, wordt er een boete opgelegd. De invulling van die educatieve maatregel wordt nog verder uitgewerkt.

De heer Futselaar (SP):

Mijn angst zit een beetje in het volgende. We hebben het onder andere over een paar mensen met hardnekkige recidieven. Dat is bijna de kern waar de wet voor wordt gemaakt. Stel dat iemand zo'n educatieve maatregel krijgt, daar geen zin in heeft, niet wil meewerken en vervolgens een boete krijgt, dan is het idee dat de kous niet af is, want er kan geconstateerd worden dat het nog steeds niet voldoet. Is dat dan pas op basis van iemand die weer een melding doet dat er iets mis is of wordt er standaard ingebouwd dat ze nog een keertje langskomen om te kijken of jij wel goed met je dieren omgaat? Het moet er niet weer van afhangen dat iemand jaren later zegt: die pony's zijn nog steeds niet in orde.

Adema:

Ik begrijp de vraag van de heer Futselaar. Natuurlijk, maar dan valt hij weer binnen het reguliere toezichtkader. Dan wordt hij bezocht, dan wordt toezicht gehouden en dan kan het opnieuw worden toegepast.

Meneer de voorzitter. Dan gaan we naar mijn een-na-laatste pakketje. Dat zijn de vragen over de NVWA, over capaciteit en dat soort zaken. De vraag is op welke wijze ik verwacht dat de NVWA met deze uitbreiding van mogelijkheden voor de aanpak van verwaarlozing om zal gaan. Ik heb hier natuurlijk gesprekken over met de inspecteur-generaal. Met deze maatregelen, met deze instrumentenkoffer zoals die voorbijkwam, hebben wij de mogelijkheid om direct een einde te maken aan een onveilige omgeving. Samen met de NVWA bezie ik wat de mogelijkheden zijn om dit instrument zo effectief en zo breed mogelijk in te zetten, zodat bij herhaalde misstanden bij fokkerijen te allen tijde direct een einde gemaakt kan worden aan een onveilige omgeving voor alle aanwezige dieren. We zijn bezig met dat onderzoek. Dat loopt nog.

De heer Thijssen had een vraag over de publiciteit en onder andere de recente reportage van EenVandaag. Wordt het melden van misstanden bij de NVWA makkelijker? Hoe zit het met die misstanden? We hebben een eerder debat, een vragenuur, gehad. Daar heeft u ook aan gerefereerd. Ik ben dus in gesprek met de inspecteur-generaal. Zoals u weet, zullen wij op 31 mei, dacht ik uit m'n hoofd, een debat hebben over de NVWA. Er komt een brief van mij naar uw Kamer. Daarin zal ik verslag doen van de gesprekken die ik gevoerd heb met de inspecteur-generaal. Daar zullen deze punten aan de orde komen. Het zal duidelijk zijn dat die brief er voor 31 mei is. Dat zult u begrijpen.

Dan de vraag van de heer Wassenberg over het in beslag en in bewaring nemen van honden. Hij vroeg ook naar het wegnemen van álle honden, dus bijvoorbeeld als je ziet dat er bij een fokker 200 honden zitten, waarvan 150 er slecht uitzien en 50 er goed uitzien. Een inbeslagname is een forse maatregel. Op het moment dat we te veel honden meenemen die er goed uitzien, kan dat bij de rechter eventueel niet standhouden. We moeten daarin ook een juridische afweging maken hoever we kunnen gaan. Wij willen die afweging goed kunnen maken. Ik denk overigens wel dat in de komende periode het in beslag nemen van bijvoorbeeld honden bij fokkers zal toenemen. Of het in beslag nemen van dieren; laat ik het zo zeggen. We zijn met de Dierenbescherming in gesprek om te kijken hoe we tot een uitbreiding van opvanglocaties kunnen komen. Dat moet ook direct kunnen gebeuren. Dat geeft al aan dat we daar fors op inzetten. Maar nogmaals, de maatregel moet proportioneel zijn en er moeten echt geen andere, minder ingrijpende herstelmaatregelen kunnen worden ingezet, want de rechter toetst daar gewoon aan. De NVWA en de LID beoordelen tijdens iedere inspectie de omstandigheden ter plaatse op dat moment. Als wel alle dieren in beslag genomen moeten worden, dan gebeurt dat natuurlijk ook.

De voorzitter:

Meneer Thijssen, heeft u nog een interruptie op het vorige punt? Ja? Dan is er eerst nog even een interruptie van de heer Wassenberg op dit punt en daarna de heer Thijssen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik snap dat antwoord niet helemaal. Stel dat je een fokker hebt met 400 honden. De minister zegt: je neemt de helft in beslag en de andere helft niet. Dit zijn vaak fokkers die niet voor de eerste keer worden betrapt. Dit zijn vaak fokkers die keer op keer de fout in gaan. Die hebben een hele geschiedenis bij de NVWA. Je weet dat het altijd fout gaat. Als je dan de helft van de dieren in beslag neemt en de helft van de dieren bij zo'n boef laat zitten, dan weet je dat als je drie weken later terugkomt, het met de honden die er nog zijn ook heel slecht gaat. Waarom haal je niet gewoon bij iemand die herhaaldelijk heeft bewezen niet met dieren om te kunnen gaan, zo'n schoft, alle dieren weg? Waarom laat je het gewoon opnieuw misgaan? Want dat gebeurt eigenlijk in de praktijk. Waarom wordt er pas zo laat ingegrepen? Waarom wordt er pas ingegrepen als er publiciteit komt en House of Animals beelden openbaar maakt? Waarom zegt de NVWA eerst een dossier op te gaan bouwen, terwijl er, als het kinderen zouden zijn, meteen zou worden ingegrepen?

De voorzitter:

Ik telde acht keer "waarom", maar dit is één vraag.

Adema:

Ik weet niet of ik het met één "daarom" kan beantwoorden. Als er misstanden worden aangetroffen en als dat keer op keer gebeurt, dan wordt er natuurlijk steeds zwaarder ingegrepen. Wat dat betreft ben ik heel blij met deze wetgeving, want dan kunnen we daar ook een einde aan maken. We moeten eigenlijk een beetje af van dat keer op keer. We moeten ervoor zorgen dat we harder ingrijpen op het moment dat duidelijk is dat er structurele problemen zijn. We moeten dan het houdverbod kunnen gaan instellen enzovoorts. Maar de rechter toetst onze beslissingen op proportionaliteit. Als er, in een praktisch geval, van de 200 honden 180 à 190 fout zijn en er 10 goed zijn, dan is het natuurlijk logisch dat alle honden worden meegenomen. Maar op het moment dat die verhoudingen anders komen te liggen, dan houdt het vanwege de proportionaliteit geen stand meer bij de rechter. Dat betekent dus in feite dat als je 200 honden hebt en het bij de helft daarvan fout is …

Ik begrijp de frustratie van de heer Wassenberg als het gaat om herhaalde maatregelen, maar zo zit het bestuursrecht nou eenmaal in elkaar. Ik kan u zeggen: als wij bij een houder bijvoorbeeld 200 honden zouden ophalen en 100 honden zouden niet op basis van … We treffen die honden op dat moment aan en dan worden ze beoordeeld. We kunnen dan niks aan die houder doen. We moeten het echt op het dier beoordelen. Dat is het toetsingskader dat we op dit moment hebben. Wij willen graag ook breder kijken, naar de houder. Daarom zitten we met elkaar in dit debat: om ervoor te zorgen dat we juist ook die houder kunnen aanpakken, want dat wordt noodzakelijk. Daarom ben ik zo blij met het instrumentarium dat hier geboden wordt.

De voorzitter:

Afrondend, want ik heb al twee keer hetzelfde antwoord gehoord.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja. Dan zal ik mijn vraag toch iets anders stellen. Ik begrijp het als het gewoon over een normale zaak zou gaan, maar we hebben het nu over de fokker die ik net als voorbeeld heb genoemd. Dat is iemand die sowieso al herhaaldelijk de fout in is gegaan als het gaat om honden, die is veroordeeld vanwege aanranding, die bedorven vlees verkocht, ook aan restaurants, en die gewoon een strafblad had van hier tot ginder. Dat was dus niet zomaar iemand die voor de eerste keer tegen de lamp liep. Dat was iemand die een heel scala aan overtredingen begaan had. Er was dus volgens mij alle aanleiding toe om al die honden in beslag te nemen. Zo iemand zou dan nu waarschijnlijk een houdverbod krijgen, maar ik vind dat de NVWA echt te laks is geweest, omdat zij pas is opgetreden toen er publiciteit kwam. Daar wil ik nog even een antwoord op van de minister, als dat kan.

Adema:

Ik ben daar met de ig over in gesprek. Hij is overigens ook in gesprek met de ngo's: hoe kan het dat jullie dat wel registreren en wij niet? Hij nodigt de ngo's ook allemaal uit. Zij hebben afgesproken om dat gesprek aan te gaan — daar is hij ook al mee bezig — en om daar misschien zelfs onderlinge afstemming in te vinden.

De voorzitter:

De heer Thijssen heeft nog een vraag over het vorige punt, geloof ik. Gaat uw gang.

De heer Thijssen (PvdA):

Ja, maar het linkt wel heel erg hier aan. Hier gaat het natuurlijk om: er wordt iets geconstateerd, maar wanneer wordt nou de stap naar het OM gezet, zodat er ook echt vervolging plaats gaat vinden? Het is dan belangrijk dat er geen angstcultuur is en dat de NVWA dierenwelzijn boven economische belangen zet. Daar krijgen we een brief over. Daar ben ik blij om. Ik ben ook blij dat dat debat er snel komt. Maar mijn vraag is: als deze wet straks wordt aangenomen, wordt het interventieprotocol bij de NVWA dan aangepast en zullen we dan zien dat de NVWA sneller de stap naar het OM zet en sneller overgaat tot vervolging, zodat het toezicht echt beter gaat werken?

Adema:

Het gaat niet alleen om de stap naar het OM; binnen het bestuursrechtelijk kader krijgen we ook veel meer mogelijkheden, zoals ik heb gezegd. Dus ja, het optreden van de NVWA zal hierdoor veranderen: de ene keer bestuursrechtelijk doorpakken, de andere keer via het OM.

De heer Thijssen (PvdA):

Maar even concreet: betekent dit dat het interventieprotocol wordt aangepast naar aanleiding van deze wet, zodat zij sneller …?

Adema:

Vanzelfsprekend. Ik kan u zeggen dat ik nog kom met een brief over de NVWA, zoals ik heb toegezegd. We hebben in gesprekken bepaalde casussen weleens geëvalueerd met elkaar. Heel vaak kwam in die gesprekken voorbij: had ik nou maar die wet gehad, want dan had ik ingegrepen. De instrumentenkoffer die de wet biedt, wordt natuurlijk in het interventieprotocol meegenomen en krijgt daar een vaste plek in. Er kan nu sneller worden opgetreden en doorgepakt. Vandaar dat het zo belangrijk is dat die wetgeving nu doorgaat, absoluut.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Adema:

Dan de heer Wassenberg over het verbeterplan voor de NVWA. We hebben net al even een discussie gehad over Eersel. Op basis van de vraag van de heer Thijssen heb ik aangegeven dat ik met de NVWA in gesprek ben en dat ik met een brief kom. Ik stel voor dat deze vraag daarin verder wordt meegenomen.

Dan de vraag van de heer Graus over het achterblijven van dieren. Daarom zijn we zo blij met deze wet, want nu kunnen we de zaak echt opruimen, omdat we nu ook de houder kunnen aanpakken. Dat is echt een verbetering. Nogmaals, waarom doen we het nu niet? Het moet standhouden bij de rechter en de opvang moet ook ruimte hebben, maar daar ben ik net uitvoerig op ingegaan.

Dan de vraag van de heer Thijssen. U refereerde er net al even aan in uw interruptie …

De voorzitter:

Ik onderbreek u even, want de heer Graus heeft toch nog een opmerking.

De heer Graus (PVV):

Dank aan de minister voor de beantwoording, maar dat is het volgende punt waar ik me zorgen om maak. Dat levenslange houdverbod komt er. Daar zijn we allemaal heel gelukkig mee. Maar wie gaat dat dalijk allemaal controleren? De NVWA mist arbeidskrachten. De dierenpolitie mist arbeidskrachten. Bij de LID zijn er ook maar een paar man, die heel Nederland moeten doorrijden. Daar maak ik me wel zorgen over. Mijn vraag, nu ook de minister van Justitie en Veiligheid erbij zit, is de volgende. Ik weet dat een oud-hoofdcommissaris zei: om de controles uit te kunnen voeren voor zo'n houdverbod, hoeven we niet per se een LID'er, een NVWA'er of iemand van de dierenpolitie te hebben; dat kunnen we ook laten doen door politievrijwilligers. Eigenlijk had ik dat aan de andere minister moeten vragen, maar mogelijk kan er door u beiden eens over worden nagedacht. Dan hebben we namelijk meer mankracht. Als we politievrijwilligers kunnen inzetten om dit soort dingen te controleren, dan kunnen we echt stappen gaan zetten.

Adema:

Als je naar deze wetgeving kijkt, wordt er ook weleens gevraagd of er genoeg capaciteit is bij bijvoorbeeld de NVWA om toezicht te kunnen houden en te kunnen handhaven. Dat is best wel een probleem. U hebt dat zelf ook aangegeven. Er zijn ook mensen bij gekomen bij de NVWA. Ik ben er zelfs van overtuigd dat deze wetgeving de NVWA meer ruimte geeft en meer capaciteit biedt. Waarom? Je kunt nu sneller doorpakken en een einde maken aan de situatie, waar je anders keer op keer terug zou moeten komen via bestuursrechtelijke procedures. Dat betekent dus dat je veel minder inzet op de probleemgevallen hebt, omdat je die kunt stoppen. En dat betekent dat je capaciteit vrijspeelt om ook het reguliere toezichtkader op een goede manier te kunnen invullen. Ik denk dus dat dit leidt tot het verleggen van de werkzaamheden die uiteindelijk leiden tot meer toezicht. We houden dat toezicht inderdaad met verschillende organisaties.

De specifieke vraag over de vrijwillige politie is wel echt voor mijn collega. Zoals u weet, ga ik daar niet over.

De heer Graus (PVV):

Ik zal nu goed gaan adresseren. U gaat wel over de LID. In het verleden hebben wij ik weet niet hoeveel moties ingediend om de LID uit te breiden. Die heeft namelijk maar een paar mensen voor heel Nederland. Daar gaat deze minister wel over. Als het om de dierenpolitie gaat, kan men met politievrijwilligers werken, maar de LID heeft inderdaad al de bevoegdheden om het allemaal te controleren. Het zullen wel meer mensen moeten worden. Met het aantal mensen dat ze nu hebben, kunnen we dit niet op het bordje van de LID neerleggen. Dat gaat gewoon niet. Daar hebben ze eenvoudigweg de tijd niet voor.

Adema:

Ik begrijp wat de heer Graus zegt. We hebben alleen net al een forse investering in de NVWA gedaan. Er zijn 500 mensen extra aangenomen. Er worden nog meer nieuwe mensen aangenomen. Er wordt landelijk dus al fors ingezet op toezicht- en handhavingscapaciteit. Dat heeft dit kabinet ook in het coalitieakkoord afgesproken. De capaciteit wordt dus al vergroot. Dat is dan toevallig niet bij de LID, maar wel bij de NVWA. Er wordt dus extra geïnvesteerd.

Nog even wat betreft de vraag van de heer Thijssen over de relatie tussen de NVWA en het Openbaar Ministerie. De NVWA heeft haar samenwerking met het Openbaar Ministerie de afgelopen periode geïntensiveerd, juist om ook sneller door te kunnen schakelen naar het strafrechtelijke traject. Dat is dus zeker wel een stok achter de deur, zoals u dat noemde.

Over de handhaving van het houdverbod heb ik al wat gezegd. Dat was ook een vraag van de heer Futselaar, maar ik heb daar al wat dingen over gezegd.

Hij heeft ook vragen gesteld over de uitvoeringslasten van het wetsvoorstel. Wij verwachten dat het wetsvoorstel an sich niet leidt tot hogere lasten, want wij gaan ervan uit dat de efficiency — ik heb het net al genoemd wat betreft de NVWA — wordt verhoogd. Deze wetgeving kan dus al binnen de huidige budgettaire kaders worden uitgevoerd.

Voorzitter. Dan heb ik nog een paar vragen over bijtincidenten. Dat is mijn laatste mapje.

De voorzitter:

Fijn!

Adema:

Dat dacht ik al! Goed.

De eerste vraag is van de heer Haverkort en gaat over het verleiden van de gemeenten tot landelijke registratie. Zoals u weet, bestaat sinds eind 2022 de mogelijkheid om de registratie via boa's uit te voeren. Dat is het landelijke hondendossier. Daar kan het in geregistreerd worden. Eind 2022 waren er dertig gemeenten die daarbij aangesloten waren. Dat zijn ze nog niet allemaal, hoor ik u denken, en dat klopt. We hebben met de VNG overleg gevoerd om ervoor te zorgen dat gemeenten er intern meer aandacht aan geven en hun boa's instrueren om gebruik te maken van het registratiesysteem. De VNG heeft er publiciteit aan gegeven. We wachten even af wat dat gaat opleveren. Als het te traag gaat, gaan we weer met de VNG in gesprek om ervoor te zorgen dat meer gemeenten zich aansluiten bij het systeem. Nieuwe gebruikers van het systeem worden verplicht om een onlinecursus te volgen, zodat we landelijke uniformiteit hebben in het systeem.

Dan de vraag van de heer Haverkort over de hoogrisicohonden. Hij vroeg hoe we voorkomen dat die überhaupt kunnen bijten. Klopt het dat het ministerie van LNV nog altijd geen analyse heeft van bijtgrage rassen, vroeg hij ook, omdat de registratie van bijtincidenten daar geen gegevens van kan opleveren. Dat is zo. We hebben die gegevens niet. Overigens is het niet helemaal te voorkomen en heeft het niet altijd te maken met het ras. Het heeft meer te maken met factoren als socialisatie, opvoeding, training en huisvesting. Dat zijn vaak aspecten die ervoor zorgen dat honden dit gedrag vertonen. We kunnen de incidenten niet relateren aan bijtgrage rassen. Het is ook niet zinvol om dat te doen. We moeten er meer voor zorgen dat die andere aspecten worden aangepakt.

De heer Haverkort (VVD):

Dank aan de minister voor het antwoord. Het houdt me nog wel een klein beetje bezig. Aan de ene kant zegt hij dat slechts 30 van de circa 350 gemeenten gebruikmaken van de landelijke mogelijkheid om te registreren. Hij zegt dat hij dus geen zicht heeft op wat er uit de registratie komt en dat hij niet de analyses kan maken die wenselijk zijn. Dat begrijp ik volledig. Hij zegt daarna dat hij wel in staat is om de conclusie te trekken dat het niet ligt aan bijtgrage rassen. Dat kan ik niet helemaal aan elkaar knopen. Ik zou graag willen dat LNV beleid maakt op basis van de data, waardoor we het risico op bijtincidenten fors zien dalen. Tijdens het commissiedebat Dierenwelzijn hebben we het gehad over de pilot om gedrag van honden aan te passen. Die zouden we laten doorlopen. Dat is repressief, aan de achterkant. Ik zou ook graag willen dat we aan de voorkant iets preventief doen. Daar gaat dit hele debat over. Als dat niet werkt, kunnen we nog straffen ook, hebben we vandaag begrepen. Ook de opmerking dat de VNG het moet gaan doen: dat is mijn interpretatie, maar die stelt mij niet heel erg gerust. Ik ga het de minister nog een keer vragen. Ik wil het in tweede termijn met een motie bekrachtigen, maar ik krijg liever een knikje dat de minister het ook zonder motie zou willen toezeggen. Kunnen we richting dit najaar met een plan of een denklijn komen, waarbij we heel concreet de data op orde brengen — het zijn vele bijtincidenten, zo'n 150.000 — en met een plan vanuit LNV beleid kunnen ontwikkelen om een aantal bijtincidenten in de samenleving te voorkomen?

De voorzitter:

Helder. Al heeft u wel heel veel bijzinnen gebruikt, waardoor je heel goed moet luisteren.

Adema:

Dat kan niet met een knikje, helaas. Dat zou voor mensen met een visuele beperking ook niet goed zijn, dus ik zeg er graag wat bij. Het systeem is net operationeel. Sinds eind 2022 is het operationeel. Laten we even afwachten welke data eruit komen. Ik ben het zeer met u eens dat die data veel inzicht kunnen geven in de factoren die een rol spelen bij bijtgedrag. Je moet wel voldoende schaal hebben. Je moet voldoende massa hebben in de data om er conclusies aan te kunnen verbinden. Dus mijn voorstel is: laten we eerst kijken hoe we de implementatie verder kunnen intensiveren met de gemeenten. Daar zijn we serieus met hen over in gesprek. Ik ben best bereid om bijvoorbeeld begin volgend jaar te kijken wat daar uitkomt aan data en wat dat ons oplevert, en om dat met de Kamer te delen. Dan kunnen we kijken of het zinvol is om op basis van die data te komen tot beleid rondom dit probleem.

De heer Haverkort (VVD):

Ik zal het aantal bijzinnen beperken, voorzitter. Mag ik dan aan de minister vragen of hij voor het commissiedebat over dierenwelzijn, dat ongetwijfeld in januari 2024 weer geagendeerd wordt, met een brief komt waarin helder wordt hoe die data inmiddels bij gemeentes gebruikt worden en ook hoe ze zijn beeld op dat moment vormen ten aanzien van de inhoud en de analysemogelijkheden van die data? En mag ik ook van de minister horen dat we met elkaar hopen dat het leeuwendeel van de gemeentes hier tegen die tijd daadwerkelijk in participeert?

Adema:

Ook uw partij heeft ongetwijfeld wethouders in de gemeenten. Dat geldt voor alle partijen hier. Het is goed om de wethouders in de gemeenten op te porren om hier hun boa's op te zetten. Natuurlijk is het van belang dat we dit doen. Het is van belang dat gemeenten zich hier zo veel mogelijk bij aansluiten en dat we zo veel mogelijk data hebben. Eigenlijk zouden alle gemeenten dit gewoon moeten doen, zodat we een goed en helder beeld krijgen. Daar werken we samen met de VNG aan. Wij kunnen niet elke gemeente gaan nabellen om te vragen of ze aansluiten. Dat is een taak van de VNG. Laten we dit afspreken: begin volgend jaar, voorafgaand aan het debat over dierenwelzijn, kom ik met een brief waarin we de stand van zaken rondom de dataverzameling en de interpretatie daarvan door deze minister aan u meegeven als input voor het debat dat dan zal volgen.

De voorzitter:

De minister vervolgt zijn betoog.

Adema:

Ik heb dan nog een vraag over de relatie. Dan kom je ook een beetje uit bij de aspecten die ik noemde rondom bijtgrage honden. Die hebben niet met rassen te maken. Ze hebben vooral met socialisatie, huisvesting en goed houderschap te maken. U vraagt ook of er wellicht een relatie is tussen goed houderschap en het voorkomen van bijtincidenten, en of daar onderzoek naar gedaan wordt. Dit sluit natuurlijk aan bij mijn beantwoording van zonet: die relatie is er wel degelijk. Opvoeding, training en huisvesting zijn de factoren die daarbij horen. Dit is onlangs bevestigd door een analyse die wetenschappers van de Universiteit Utrecht hebben gepubliceerd over de verschillende eigenaargerelateerde factoren die een rol hebben gespeeld bij bijtincidenten in Nederland. De Universiteit Utrecht heeft hierover dus een onderzoek gepubliceerd.

Dat was volgens mij de beantwoording van de vragen in de eerste termijn, voorzitter. Dank u.

De voorzitter:

Heel goed. Dank voor uw beantwoording. We gaan gelijk door met de tweede termijn. De heer Wassenberg kondigde aan dat hij nog een motie wil indienen. Verder hebben alle amendementen nu een ander nummer vanwege de ondertekening. Ze hebben allemaal oordeel Kamer, dus ik ga ervan uit dat de tweede termijn heel kort en bondig zal zijn. De heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter, dank u. Gaat de tijd nog lopen? Die staat nu op 11 minuten. Ik kan u geruststellen: die zal ik niet tot de laatste minuut opsouperen.

De voorzitter:

Dat is een derde van de door u opgegeven tijd. Ik had al verwacht dat u die niet zou gebruiken.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Ik vond het een prettig debat. Ik vond het een fijn debat, met heel mooie uitkomsten. Ik wil hier toch nog even benadrukken dat het geen vanzelfsprekendheid is dat Kamer, kabinet, links en rechts samen optrekken. Dat is weleens heel anders geweest. Ik ben daar heel blij mee.

Ik dank de collega's voor de samenwerking. Dat begon met collega's Graus en Haverkort, en op een gegeven moment sloot een heel groot deel van de Kamer zich daarbij aan. Ik vond dat ook heel fijn. Ik dank zeker ook beide ministers voor hun antwoorden en hun appreciaties. Ik ben daar heel blij mee. Ik denk dat we vandaag, op 11 mei, een gigantische stap hebben gezet op het gebied van de bescherming van dieren. Dat wou ik hier toch even benadrukken. Ik denk dat we hier later op kunnen terugkijken als een historisch debat als het gaat om de bescherming van dieren.

We gaan regelen dat er een levenslang houdverbod komt voor de ernstigste dierenbeulen. Ik hoop dat het nooit wordt opgelegd, maar als het nodig is, kan de rechter daartoe overgaan. We hebben een verhoging van de maximumstraffen voor dierenbeulen geregeld, van drie naar vijf jaar. Ook daarvan hoop ik dat de rechter er niet vaak gebruik van hoeft te maken, maar als het nodig is in extreme gevallen, dan moet dat gebeuren. Ook heel belangrijk. Ten slotte een verbod op het zelfstandig doden van dieren, bijvoorbeeld als ze de verkeerde kleur hebben of als ze te oud zijn om nog met winst te kunnen worden verkocht. Ook dat is echt een heel belangrijke stap. Dat hebben we allemaal samen geregeld, Kamer en kabinet, dus veel dank daarvoor. Voor dieren is dit een ontzettend belangrijke dag.

Voorzitter. Om de samenwerking nog een keer te illustreren, ga ik een motie indienen — ik denk dat hier even een gepaste stilte kan vallen — samen met mevrouw Van der Plas en verder niemand anders. Het is gewoon een motie van twee partijen die vaak lijnrecht tegenover elkaar staan, maar hierin samen optrekken. Dat is geïnspireerd door het betoog van mevrouw Van der Plas. Die motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat een houder volgens de Wet dieren verplicht is om over voldoende kennis en vaardigheden te beschikken voor het houden van een dier;

constaterende dat het in de praktijk vaak aan die kennis ontbreekt;

constaterende dat veel gevallen van dierenverwaarlozing veroorzaakt worden door dit gebrek aan kennis;

overwegende dat het vooraf voorkomen van dierenverwaarlozing beter is dan achteraf moeten ingrijpen;

overwegende dat door het volgen van een cursus zowel dierenleed voorkomen kan worden alsook abnormaal en ongewenst gedrag van dieren;

verzoekt de regering om alle toekomstige eigenaren van honden verplicht een cursus te laten volgen bij een erkende instelling;

verzoekt de regering tevens te onderzoeken of mensen met onvoldoende financiële draagkracht hiervoor deels vergoed kunnen worden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg en Van der Plas.

Zij krijgt nr. 24 (35892).

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik zie dat er een foutje in mijn originele motietekst staat. Die ga ik even met de hand corrigeren. Het indienen van moties blijft toch handwerk.

Voorzitter. Ik had al aangekondigd dat ik een motie zou indienen over de strafvorderlijke inbeslagname. Ik heb ook al tegen de minister gezegd dat ik haar nog wat achtergrondinformatie wil overhandigen. Dat zou ik graag bij dezen via de bode willen doen. Alstublieft. Dank.

Ik dien de motie nu in, maar ben van harte bereid om haar dadelijk aan te houden totdat de minister hier goed naar heeft kunnen kijken. Dat kan ook nog nadat er over de wet en alle amendementen is gestemd. Ik geef de minister dus tijd om hier rustig naar te kijken. De motie luidt als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat dieren bij strafvorderlijke inbeslagname volgens de wet als voorwerpen worden beschouwd;

constaterende dat dit meerdere malen heeft geleid tot schrijnende situaties waarbij inbeslaggenomen dieren worden geëuthanaseerd — "vernietigd" — of herplaatst — "vervreemd" — soms nog voordat een rechter uitspraak heeft kunnen doen;

constaterende dat de Nederlandse orde van advocaten aanbeveelt om een speciale regeling in het leven te roepen voor dieren die strafvorderlijk in beslag worden genomen;

overwegende dat dieren geen voorwerpen zijn;

verzoekt de regering aparte regels op te stellen voor de inbeslagname van dieren, waarbij het welzijn en de intrinsieke waarde van dieren worden gewaarborgd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Wassenberg, Graus en Futselaar.

Zij krijgt nr. 25 (35892).

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat was het, voorzitter. Nogmaals: een fijn debat, een belangrijk debat, een debat met fantastische uitkomsten, vooral voor alle dieren in Nederland. Nogmaals dank aan de Kamer, dank aan de ministers en dank aan u als voorzitter.

De voorzitter:

En dank aan u voor uw inbreng in tweede termijn. De heer Sneller heeft geen behoefte aan een tweede termijn, de heer Haverkort wel. Dan bent u nu aan de beurt en mag u uw tweede termijn namens de VVD uitspreken.

De heer Haverkort (VVD):

Voorzitter, dat kan heel kort. Dank aan u, dank aan de ministers voor hun inbreng. Ik constateer samen met de heer Wassenberg dat het een bijzonder debat was. Bijzonder omdat zowat Kamerbreed, zou ik bijna willen zeggen, het belang van het dierenwelzijn onderstreept is. Dank aan alle partijen die dat amendement meehelpen ondersteunen. Goed om daarbij nog even te vermelden dat ook de heer Grinwis van de ChristenUnie — we zullen dat uiteraard nog aan Bureau Wetgeving laten weten — het amendement voor het levenslange houdverbod meetekent. Voor de rest kijk ik uit naar de stemming en die zal aanstaande dinsdag zijn.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Graus.

De heer Graus (PVV):

Dank u wel, meneer de voorzitter. Ik wil allereerst beide ministers danken, ook voor hetgeen is toegezegd. We gaan zeker op werkbezoek met de minister van Justitie en Veiligheid naar het Veterinair Forensisch Team. De minister van LNV liet zich er niet over uit, maar misschien wil hij nog wel aansluiten. De obducties zijn namelijk heel belangrijk om bewijs naar boven te halen. Wie erbij wil zijn, kan er bij zijn, bij dezen. Maar ik ga in ieder geval met de minister naar het Veterinair Forensisch Team toe om het belang daarvan aan te tonen.

Meneer de voorzitter. Ik heb nog één opmerking naar de minister van LNV. Ik had het net over de LID. Ik heb begrepen dat er nogal wat jongens, een stuk of zes, LID'ers, helden, op de tribune zitten. Maar het blijkt dus dat de dames en heren van de LID nu ook al beroepsmatig controles houden. Ik wist dat niet. Dat is voor mij nieuw. Ik was daar onwetend in. Ze doen dus al heel veel taken die eigenlijk bij de politie en de NVWA horen. Vandaar dat ik dit zeg. Ik geloof dat het er nu 25 zijn. Dat kan natuurlijk niet, voor heel Nederland! Ook die mensen hebben namelijk wisseldiensten, zijn ook weleens ziek, gaan ook weleens op vakantie of krijgen ook weleens kinderen. Dat is allemaal heel normaal. Dat zijn er natuurlijk veel te weinig. Daar moeten we in de toekomst echt iets aan doen. Mogelijk kan de minister daar met de begroting al rekening mee houden.

Meneer de voorzitter, u ook bedankt.

De voorzitter:

Graag gedaan.

De heer Graus (PVV):

Ik vond u een hele prettige voorzitter. Dat zeg ik niet snel, maar dat was u wel. Een gezegende avond, allemaal. Dit is een historische dag voor de dieren, meneer Wassenberg. Dank aan jullie allemaal hier.

De voorzitter:

Ook u bedankt, meneer Graus. Dan is het woord aan mevrouw Van der Plas, als zij behoefte heeft aan een tweede termijn. Ja. Gaat uw gang.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Dank u wel. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er voor kleine huisdieren die hobbymatig gehouden worden door fokkers weinig regels uitgewerkt zijn over hoe de dieren te houden;

constaterende dat het hierdoor lastig is om te handhaven wanneer deze dieren niet goed gehouden worden;

overwegende dat het instrument van de gids voor goede praktijken volgens jurisprudentie door handhavers gebruikt mag worden bij de handhaving;

constaterende dat het laten beoordelen van een gids voor goede praktijken €1.000 kost;

overwegende dat dit een belemmering kan zijn voor een organisatie om een gids voor goede prakijken in te dienen;

overwegende dat de Nationale ombudsman stelt dat de overheid er is voor de burger en niet andersom;

verzoekt de regering om te onderzoeken of de kosten voor het laten beoordelen van de gids voor goede praktijken terugbetaald kunnen worden aan de indiener(s) indien de gids akkoord wordt bevonden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 26 (35892).

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er voor kleine huisdieren die hobbymatig gehouden worden door fokkers weinig regels uitgewerkt zijn over hoe de dieren te houden;

constaterende dat het hierdoor lastig is om te handhaven wanneer deze dieren niet goed gehouden worden;

overwegende dat het instrument van de gids voor goede praktijken volgens jurisprudentie door handhavers gebruikt mag worden bij de handhaving;

verzoekt de regering om mee te denken met betrokken organisaties die werken aan gidsen voor goede praktijken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Plas.

Zij krijgt nr. 27 (35892).

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Rest mij nog de ministers te bedanken voor de antwoorden, en de staf voor de ondersteuning en het helpen bij die antwoorden. Het is altijd belangrijk om te weten dat er vele mensen hard werken achter de schermen, maar hier nooit zo op het podium staan. Die noem ik dus bij dezen.

Ik wil me aansluiten bij de woorden van de heer Graus. Het is mooi dat we hier strengere wetgeving kunnen maken voor mensen die stelselmatig en doelbewust hun dieren een verschrikkelijk leven geven, martelen, kwellen en wat al niet meer zij. We hebben verschrikkelijke verhalen hierover gehoord. Ik ben dus blij dat daar op deze manier wat aan kan gebeuren. Dank ook aan de voorzitter, de bodes en de staf van de voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Plas. De heer Futselaar.

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Het wordt bijna een Oscarceremonie, dus laat ik alvast mijn manager bedanken. Dank aan de leden van het kabinet, niet in het minst omdat ik het eens was met bijna alles wat zij hebben gezegd. Ook op dat gebied is het dus een historische dag, zou ik bijna zeggen. Dat kan betekenen dat ik vandaag relatief mild ben of dat u bovengemiddeld zinnige dingen heeft gezegd. Dat zijn de twee opties, hoor ik minister Yeşilgöz zeggen. Dat klopt.

Er ligt een goede wet voor. Er zijn amendementen om die nog beter te maken. In de kern is het echter een goede wet, die de positie van dieren hopelijk gaat verbeteren.

Ik heb in mijn bijdrage specifiek aandacht proberen te vragen voor de vraag waar er nog lacunes zijn. Wij zagen een potentiële lacune in de ontoerekeningsvatbaar verklaarde mensen. Als je niet veroordeeld wordt, kun je namelijk ook geen houdverbod krijgen. Ik had een motie klaarliggen waarin gevraagd wordt naar een onderzoek, maar de minister heeft min of meer gezegd dat dit bij de invoeringstoets wordt meegenomen. Dat is helemaal niet hetzelfde als een voldragen onderzoek, maar ik vind ook dat als er iets gegeven wordt, je niet alles moet overweldigen met moties. Die motie dienen we dus niet in. Ik ga ervan uit dat iemand bij het ministerie nu denkt: we moeten dit niet vergeten. Anders is de les dus dat je over alles een motie moet indienen. Zo werken we aan elkaars lerend vermogen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Fijn dat u niet nog een motie heeft ingediend. Dank voor de toelichting.

De heer Bisschop heeft zich verontschuldigd.

Ik kijk nog even naar de heer Thijssen. Hij mag als laatste spreker van de Kamer in de tweede termijn het woord voeren.

De heer Thijssen (PvdA):

Op zo'n historische dag moet ik natuurlijk ook zeggen dat het echt "historisch" is, haha! Het is ook historisch dat we het van links tot rechts zo met elkaar eens zijn. Dat vind ik fijn.

Laten we hopen dat een aantal amendementen het halen, zodat de wet nog beter wordt.

Verder kijk ik uit naar de brief en het debat over de NVWA. Ik heb namelijk een aantal rapporten aangehaald in mijn bijdrage in eerste termijn. We hebben niet alleen een goede wet nodig, maar we hebben ook goede handhaving nodig. Zo kan de wet ook geëffectueerd worden. Dat is echter iets voor het volgende debat. Daar kijk ik dan ook naar uit.

Dank, voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Er zijn vier moties ingediend, waarvan drie voor de minister van LNV zijn en één voor de minister van JenV is. Kunnen zij gelijk door met de beantwoording? Zo te zien is dat het geval. Dat is fijn.

Dan geef ik het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Dank, voorzitter. Ik ga gewoon direct naar die ene motie. Dat is de motie op stuk nr. 25. Er was al aangekondigd dat die zo aangehouden kon worden. Dat is dus heel fijn. Dank voor de artikelen. Die nemen wij mee. Dat wordt vervolgd. Ik zal even kijken of we een logisch haakje kunnen vinden voor de terugkoppeling. Anders gebeurt dat op een apart moment.

Ik had nog één vraag van de heer Graus. Die ging over de kosten van de inbeslagneming en de zorgkosten voor de dieren. Inderdaad, het Openbaar Ministerie en de rechter kunnen bij hoge kosten een zwaardere straf eisen of opleggen. Het gaat dan vaak om ernstige zaken. Daar kan dan ook zeker rekening mee gehouden worden.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de heer Wassenberg. Is de door hem ingediende motie bij dezen aangehouden? De minister heeft namelijk toegezegd om er werk van te maken.

De heer Wassenberg (PvdD):

Zeker, voorzitter. De motie is aangehouden. Ik wil nog wel aan de minister vragen op welke termijn we een antwoord kunnen krijgen. Ik snap dat daar misschien wel een paar weken overheen gaan. Als de minister zegt "dat kan nog allemaal in deze maand mei, bijvoorbeeld over een week of drie", dan weet ik ongeveer waar ik aan moet denken. Volgens mij is het namelijk niet extreem ingewikkeld wat ik heb gevraagd, maar misschien oordeelt de minister daar anders over.

Minister Yeşilgöz-Zegerius:

Vanuit deze plek is het altijd heel makkelijk om te zeggen dat het in een paar weken kan, maar daarvoor moet ik echt bij de ambtenaren zijn, die het even goed moeten uitzoeken. Laten we zeggen: zo snel mogelijk. Ik hoop dat het voor de zomer kan. Het zou kunnen dat ik 'm er net overheen til. De heer Wassenberg kan er echter zeker van zijn dat we er serieus naar kijken. Dat doen we sowieso.

De voorzitter:

De heer Wassenberg is tevreden.

Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor zijn motie (35892, nr. 25) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de minister van LNV.

Adema:

Dank je wel, voorzitter. Ik heb drie moties te appreciëren.

Allereerst ga ik naar de motie-Wassenberg/Van der Plas op stuk nr. 24. Die gaat over de cursus voor nieuwe hondenbezitters. Het klinkt als een heel sympathieke motie. Alleen, het is niet verstandig. Wij doen dat niet. Overigens zijn verkopers van honden ook gehouden om ervoor te zorgen dat de kopers van honden goed voorbereid zijn op de komst van de hond. U vraagt ook om een financiële bijdrage voor degenen met onvoldoende draagkracht, maar dat moeten we niet doen, want dat levert een enorme administratievelastendruk op. Bij het krijgen van kinderen hoeft er ook niet eerst een cursus gevolgd worden voordat het kind kan komen. Hiervoor doen we dat dus ook niet. Dat gaan we niet doen. Ik ontraad deze motie dus, meneer de voorzitter.

Dan heb ik de motie ...

De voorzitter:

Dat was motie op stuk nr.?

Adema:

De motie op stuk nr. 24.

De voorzitter:

Die is ontraden.

Adema:

Meneer de voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 26. In een interruptie in de eerste termijn heeft u gevraagd: kan het ook andersom? Dat doet u in deze motie. Maar dat betekent dat wij een heel afwegingskader moeten maken voor wanneer de kwaliteit wel of niet goed is. Dat vraagt heel wat inspanningen en heel wat rompslomp. Ik wil dat niet doen. Dat zorgt voor veel administratievelastendruk. Het levert ook hele discussies op. Ik wil deze motie dus ook ontraden.

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 26 is ontraden, maar mevrouw Van der Plas wil daar nog een vraag over stellen.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Misschien snap ik dan iets niet goed. Er moet nu toch ook beoordeeld worden of ze goed of slecht zijn?

Adema:

Ze kunnen worden ingediend, maar er is op dit moment geen algemeen beoordelingskader voor die gidsen. Als je een discussie gaat krijgen over het al dan niet terugbetalen van het geld, moet je eerst dat kader inrichten. Anders krijg je heel veel discussie over: krijg ik nou wel of niet terecht dat geld terugbetaald? Daar doen we de indieners en onze organisatie geen plezier mee. Dat moeten we niet doen. Er is wel een variant mogelijk, maar die ligt niet voor. Voor kleinere indieners zou je een wat lager bedrag kunnen doen. Maar deze manier is onverstandig. Dat gaat tot veel discussie leiden, ook met de indieners. Dan moet het weer terug en gaat het heen en weer. Dat is gewoon lastig.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Ik ga overwegen of ik de motie dan gewijzigd ga indienen. Misschien kan de minister nog wel iets toelichten. Nu is het als volgt. Je dient een gids voor goede praktijken in. Die moet dan worden beoordeeld. Dat staat ook op de website van het ministerie. Dan vraag ik me af: wat gebeurt er dan nu bij die beoordeling? Mensen betalen namelijk €1.000 voor die beoordeling.

Adema:

Nee, die €1.000 is het drempelbedrag om ervoor te zorgen dat niet iedereen gaat indienen. Dat is de reden om die €1.000 er niet af te halen, zoals ik in de eerste termijn heb gezegd. Dan kunnen te veel mensen indienen. Uiteindelijk worden die gidsen natuurlijk beoordeeld, maar er is geen algemene standaard waar ze aan moeten voldoen. Dat ga je wel vragen als je discussie krijgt over het wel of niet terugbetalen van het geld op basis van de kwaliteit van het document. Daar moeten we niet aan beginnen.

De voorzitter:

Tot slot.

Mevrouw Van der Plas (BBB):

Kan de minister een nieuwe, schriftelijke appreciatie geven als ik de motie gewijzigd indien?

Adema:

Dat kan natuurlijk altijd, maar u begrijpt dat ik 'm wel graag eerst zou willen zien.

Dan de laatste motie, meneer de voorzitter. Die gaat over het meedenken met de betrokken organisaties die werken aan gidsen voor goede praktijken. Die is een stevige onderstreping van het bestaande beleid. Deze motie kan ik dus oordeel Kamer geven. Ik heb bij de beantwoording van de vragen al aangegeven dat wij heel graag meedenken en meehelpen met de betrokkenen die komen met voorstellen voor gidsen — dat doen we ook — om ervoor te zorgen dat die gidsen op het juiste niveau komen.

Dank u wel, meneer de voorzitter.

De voorzitter:

Hartelijk dank voor uw inbreng. O, er is toch nog een vraag.

De heer Haverkort (VVD):

Als de minister zo enthousiast is over de motie, dan zou ik hem willen suggereren om 'm over te nemen. Dat scheelt dan dinsdag weer bij de stemmingen.

Adema:

Ik heb begrepen dat het hier gebruik is om moties oordeel Kamer te geven en ze niet over te nemen. Maar als mevrouw Van der Plas het prima vindt dat ik de motie overneem, dan neem ik 'm over.

De voorzitter:

Ze knikt ja. Daar is geen bezwaar tegen? Toch. De heer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Gaat het om de motie op stuk nr. 26 of de motie op stuk nr. 27?

De voorzitter:

De motie op stuk nr. 27.

De heer Wassenberg (PvdD):

Nee, daar wil ik echt nog even … Dat gaat …

De voorzitter:

Dat gaat te snel voor u. De regels zijn zo dat als een lid zich daartegen verzet, een motie niet kan worden overgenomen. Dan blijft het bij oordeel Kamer en kan er dinsdag over gestemd worden.

Ik dank de bewindslieden.

Adema:

Meneer de voorzitter, nou hebben wij de heer Wassenberg en een collega-Kamerlid zo goed proberen te bedienen en ja …

De heer Wassenberg (PvdD):

Daar moet ik toch even op reageren. Ik heb net een motie ingediend met mevrouw Van der Plas, maar we moeten ook weer niet te close worden, dat begrijpt de minister ook.

De voorzitter:

Oké. Er is veel consensus geweest vanavond. Dat is mooi.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Dinsdag wordt er gestemd over drie amendementen, die inmiddels andere nummers hebben gekregen: 21, 22 en 23. Zelfs dat kan nog veranderen, als er nog meer wijzigingen in de ondertekening komen, maar dat zien we wel. Er wordt mogelijk over drie moties gestemd: over twee zeker en of er over een derde wordt gestemd; dat hangt af van de vraag of mevrouw Van der Plas nog een gewijzigde motie indient. Daar komt dan nog een appreciatie van voorafgaand aan de stemmingen, die op dinsdag 16 mei zullen plaatsvinden. We zijn klaar voor vanavond en daarmee voor deze week. Wel thuis.

Naar boven