7 Begroting Justitie en Veiligheid 2021

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2021 ( 35570-VI ).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Ik geef de minister van Justitie en Veiligheid het woord.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Ik wil eerst de amendementen bespreken, dan enkele vragen van uw leden en ten slotte de moties.

Allereerst het amendement op stuk nr. 6 van de heer Van Raak over 600 miljoen extra voor de politiebegroting. Dat ontraad ik. Ik verwijs naar de eerste termijn. Daar heb ik uitvoerig uiteengezet hoe de omvangrijk de structurele en ook incidentele investeringen van dit kabinet zijn geweest, mede door moties van uw Kamer, laat dat duidelijk zijn. Het is wel passend om nieuwe investeringen van een dergelijke omvang aan een volgend kabinet te laten. Dat lijkt mij voldoende als uitleg waarom we deze motie ontraden.

Dan de motie van de heren Van Nispen en Van den Berge op stuk nr. 13 over 60 miljoen extra voor het Openbaar Ministerie.

De voorzitter:

U bedoelt het amendement, hè?

Minister Grapperhaus:

Amendement, excuus. Mijn fout. Het amendement op stuk nr. 13 wordt ook ontraden. Ook daar geldt in eerste instantie wat ik net heb gezegd ten aanzien van de politie. Daarnaast heeft het Openbaar Ministerie juist op het terrein van georganiseerde criminaliteit en een grotere focus op het afpakken van crimineel verkregen vermogen de laatste jaren extra middelen ontvangen. Ik heb u daarover bij brief van 17 november jongstleden uitvoerig geïnformeerd.

Dan het amendement op stuk nr. 15 van de heer Van Nispen over 100 miljoen extra voor de politie voor het afpakken van crimineel vermogen. Weer ontraden. Ook weer gezien het feit dat er nou juist door dit kabinet al structureel is gefinancierd en dat een dergelijk groot bedrag natuurlijk aan de orde zou moeten komen bij een volgend kabinet. De dg Ondermijning heeft nou juist de specifieke opdracht gekregen voor de regie op de afpakketen om in nauwe samenwerking met alle betrokken partners in te zetten op het verhogen van de afpakresultaten. Juist van dat Multidisciplinair Interventieteam heb ik gezegd dat ik dat in ieder geval nu wil realiseren. Dat gaat ook een heel grote rol spelen op het punt van het afpakken van crimineel vermogen.

De voorzitter:

Heel kort, meneer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Dank, voorzitter. Het komt niet helemaal als een verrassing. Ik heb hier toch een vraag over. Ik denk dat de minister niet kan ontkennen — dat horen we in de rondetafelgesprekken die we als Kamer hebben georganiseerd — dat er meer financieel rechercheurs moeten komen. Daar ligt genoeg werk voor. Indachtig de discussie die we hebben gehad — dat was onder andere met de VVD en het CDA, dat ook een motie heeft ingediend — over het laten uitrekenen van iets wat je investeert, wil ik aan deze minister vragen of nog steeds de kabinetslijn is, de gedachte is, dat een euro die je investeert in meer afpakken van misdaadgeld drie euro zou opleveren. Als dat niet zo is, lijkt het me heel goed om dat opnieuw te onderzoeken. Wat is dan nu wel de verwachting van de minister? Wat zouden investeringen in meer financieel rechercheurs op dit moment op kunnen brengen?

Minister Grapperhaus:

Dat vind ik nu, vandaag, een lastige vraag om te beantwoorden, zeker om die op basis van een vast stramien te beantwoorden. Ik denk dat in ieder geval de vele position papers die er de afgelopen tijd zijn gekomen van onder andere de burgemeesters en het Openbaar Ministerie laten zien dat het nog steeds van belang is — dat zal dan onder een volgend kabinet zijn — om te kijken naar verdere investeringen daarin.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Dan het amendement op stuk nr. 17 van mevrouw Buitenweg over 3,5 miljoen extra voor het Team Bestrijding Kinderporno en Kindersekstoerisme en een half miljoen extra voor het OM. Die ontraad ik ook. Mevrouw Buitenweg weet dat het onderwerp mij zeer aan het hart ligt, maar daarvoor is naast wat we allemaal nu al realiseren hierop, ook aan extra zaken, dit jaar geen ruimte. De afgelopen jaren hebben andere diensten van de politie extra middelen gekregen die ook indirect de TBKK's, zoals ik ze maar even voor het gemak noem, ten goede komen door nauwe samenwerking, onder andere de investeringen in het Team High Tech Crime.

Over de dekkingskant wil ik nog opmerken dat de middelen voor verkeershandhaving echt bedoeld zijn voor onderhoud en vervanging van verkeershandhavingsmiddelen zoals trajectcontroles en digitale flitspalen. En ik realiseer me dat we dit jaar heel scherp moeten letten op elke euro die wordt uitgegeven, omdat corona vanzelfsprekend flink ingrijpt in 's Rijks financiën; laat ik het maar zo zeggen. Ik wil dat toch in ieder geval gezegd hebben, want ik kan me natuurlijk wel voorstellen dat dit sommige leden teleurstelt.

Ik kom ten slotte op het amendement op stuk nr. 18, van de leden Van Nispen en Buitenweg, over het Expertisebureau Online Kindermisbruik. Ook dat amendement ontraad ik. Het Expertisebureau Online Kindermisbruik speelt, naast vele anderen, een belangrijke rol in de aanpak van online seksueel kindermisbruik. Er staat voor 2021 weer een bedrag van €168.000 begroot, en ik houd ook gaande 2021 oog en oor voor eventuele knelpunten. Ik merk nadrukkelijk op dat de financiële positie van het EOKM ook afhankelijk is van bijdragen van derden, en dat steeds is geweest. Er zijn bijvoorbeeld subsidies van de EU, bijdragen van de betrokken bedrijven en bijdragen uit fondsen. En overigens vind ik dat er ook meer financieel zou moeten worden bijgedragen door bedrijven aan het EOKM. Mag ik nog heel snel zeggen, voorzitter, dat dat bijvoorbeeld ook in Amerika gebeurt bij het zogenaamde NCMEC, het National Center for Missing & Exploited Children? De hal van het NCMEC is behangen met namen van bedrijven, van Google tot Budweiser en van Apple tot het bedrijfsleven.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen wil een vraag stellen. Doet u dat heel kort, meneer Van Nispen, want we hebben nog 61 moties te gaan.

De heer Van Nispen (SP):

Dat klopt, voorzitter. De minister kan vinden dat bedrijven daaraan moeten meebetalen, maar volgens mij is het ook een overheidstaak om te zorgen voor zo'n belangrijk bureau. De Kamer heeft heel veel aandacht gehad voor het belang van het bestrijden van kindermisbruik en het schoonmaken van het internet door walgelijk materiaal als kinderpornografie te verwijderen. Vorig jaar was er een bijdrage van uiteindelijk meer dan €700.000, en volgend jaar is er dus €168.000 voor. De minister zegt: ik ga gaande het jaar de vinger aan de pols houden en kijken wat ik steeds bij moet plussen. Daar kan een organisatie natuurlijk niet op draaien. Daar zijn mensen in dienst! Op die manier wordt die organisatie gewoon in haar voortbestaan bedreigd. Het amendement probeert een basis te leggen. Het is een zeer bescheiden amendement, van €300.000. Ik snap dat iedere euro moet worden omgedraaid, maar als deze dekking niet aanvaardbaar is voor de minister, hoop ik echt dat hij met ons meedenkt over wat er dan wel kan. En nogmaals, ik doe echt een dringend beroep op de Kamerleden om daar ook bij mee te denken, en om te kijken of we hier uit kunnen komen. Ik zou het echt zeer spijtig vinden als volgend jaar die organisatie niet meer bestaat omdat we vandaag niet het juiste besluit nemen.

Minister Grapperhaus:

Dit is natuurlijk niet het hele verhaal. Dat hele verhaal heb ik schriftelijk uiteengezet en heb ik net, zo snel als het ging, ook nog aangegeven. Ik heb gezegd: ik blijf in 2021 oog en oor bij het EOKM houden. Maar we moeten ons ook realiseren dat een deel van die €794.000 extra incidentele middelen waren. En we moeten zien dat er ook bijdragen zijn van derden. Ik noemde al de subsidies uit de EU.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Ja. Er is een aantal vragen gesteld. Ik begin met die van mevrouw Van der Graaf over dat overzicht van directe en indirecte maatschappelijke kosten van drugs. Ik wil in ieder geval duidelijk toezeggen dat er in januari een brief naar de Kamer komt waarin een overzicht staat van de verschillende onderzoeken en de beschikbare monitoring die er is. In de eerste termijn zei ik al dat we dan dus in kaart kunnen brengen wat er ontbreekt of meer nodig is, in overleg en samenwerking met mijn collega van VWS voor zover het gaat over gebruik. Ik wil ernaar streven dat we in het voorjaar van 2021 ook echt kunnen aangeven wat hier nou eigenlijk uit komt rollen. Maar ik moet hierbij een beetje een slag om de arm houden: we moeten eerst zien wat dan het aanvullend onderzoek zou inhouden dat gedaan moet worden.

Mevrouw Buitenweg vroeg naar het oprichten van een kenniscentrum dat mensen helpt bij het laten verwijderen van online content. Zij vroeg naar wat ik daarop heb geantwoord. In de eerste termijn heb ik hier al iets over gezegd, dus ik mag hopen dat dat verder afdoende is geweest.

Dan kom ik, voorzitter, op mevrouw Yeşilgöz, die een vraag had over vuurwerk.

De voorzitter:

Voordat u verdergaat: op het vorige punt mevrouw Van der Graaf. Ook een korte opmerking.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ja, ik heb een korte vraag. Dank aan de minister voor die royale toezegging over dat onderzoek. Betekent dat dat wij in maart al een beetje zicht hebben op de maatschappelijke kosten?

Minister Grapperhaus:

Ja, het idee is om u in januari een catalogus aan te bieden van wat we nationaal en internationaal aan onderzoeken hebben die hiervoor relevant kunnen zijn. Dan hoeven we die niet nog een keer te doen. Vervolgens zouden we met elkaar een route moeten uitstippelen. Ik neem aan dat er ergens eind januari nog wel een geschikt AO is om dat te doen. Dan kunnen we vaststellen wat er nog aan aanvullend onderzoek nodig is. Dat zou, als het meezit, in een paar maanden nog meer duidelijkheid kunnen brengen, maar daar moet ik wel een beetje een caveat op maken.

De voorzitter:

Tot slot mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dat snap ik. Dan zou de ChristenUnie in ieder geval heel blij zijn als de minister in januari er ook een rekensom bij kan leveren. Dat geef ik alvast mee.

Minister Grapperhaus:

Oké, ik begrijp dat voorschot op blijdschap. Misschien is blijdschap al aanwezig, maar daar plaats ik een dubbele caveat op, want ik weet gewoon niet hoe dat gaat.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Maar blijdschap creëren is misschien wel een van de grootste doelen in het leven.

Voorzitter. De Veiligheidsmonitor zal ik in het eerstvolgende Veiligheidsberaad, maandag aanstaande — tegenwoordig spreken we elkaar wekelijks, dat is misschien opgevallen — onder de aandacht brengen.

Voorzitter. Daarmee heb ik de vragen die voorlagen beantwoord en kom ik op de moties.

De voorzitter:

Kort, mevrouw Yeşilgöz.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

De minister begon volgens mij over vuurwerk en toen kwam er een interruptie.

Minister Grapperhaus:

Ja, excuus. Vuurwerk wordt straks verboden. Dat ligt bij de collega, de staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat. Zij gaat daarover. Het handhavingsbeleid is aan de lokale driehoek. Maar weet dat ik de komende maandagen met het Veiligheidsberaad uitvoerig spreek over hoe dat vorm zou moeten krijgen. Dat laat niet alleen onverlet, maar dat stimuleert ook dat de lokale driehoeken hun beleid formuleren. Hoe triest het ook moge zijn, aan gebeurtenissen in sommige plaatsen kan men al zien dat het noodzaak is om daarnaar te kijken.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg, ook een korte vraag.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik had gevraagd naar de VN-campagne tegen antisemitisme die begonnen is. Een twaalftal EU-lidstaten zijn daarbij aangesloten, maar Nederland niet. Ik vroeg me af wat het idee daarachter was.

Minister Grapperhaus:

Dat komt kennelijk voort uit een conferentie die op zichzelf was georganiseerd. Ik heb de tekst zojuist in de schorsing nagelezen. Wat daar in staat, spreekt mij zeer aan. Het thema dat daarin wordt aangeroerd, is dat er rondom zo'n coronavirus weer allerlei heel akelig antisemitisme opsteekt in de vorm van 'het is de schuld van de Joden'; walgelijk! Walgelijk en onzinnig. Dat is in ieder geval voor mij aanleiding om hier goed naar te kijken om te zien of we daar op enigerlei wijze bij kunnen aansluiten.

De voorzitter:

Goed. Nu de moties.

Minister Grapperhaus:

Nu de moties, voorzitter. Ja, ik ga snel en begin meteen. Ik zal de 'oordeel Kamer'-moties heel kort behandelen en de te ontraden moties wat langer, om eventjes uit te leggen waarom. Ik hoop dat u dat goedvindt, voorzitter.

De motie op stuk nr. 21 van mevrouw Helder over de politiebureaus ontraad ik. Dat strategisch huisvestingsplan is toen ingezet, ook met goedvinden van uw Kamer. Dat is nodig en doeltreffend. Dat loopt en daar heb ik ook vaker met de Kamer over gesproken. Ik vind dat we vooral in agenten en in goede middelen moeten investeren en niet zozeer in stenen.

Voorzitter. De motie op stuk nr. 22 is ook van mevrouw Helder. Die gaat over de PTSS-dossiers en het verrekenen van smartengeld. Ik wil met nadruk opmerken dat ik het onderwerp dat mevrouw Helder aansnijdt, heel sympathiek vind. Ik heb juist geprobeerd te sturen op die oude dossiers, het afgelopen jaar. Er is een commissie van onafhankelijken die gaat beoordelen wat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid de vergoeding zou moeten zijn. Ik moet dus deze motie ontraden, omdat die mij de regels zou laten opleggen waaraan die commissie zich juridisch moet houden, en dat zou ik niet goed vinden. Maar ik wil wel benadrukken dat ik de zorg van mevrouw Helder begrijp, dat het voor deze mensen goed en snel wordt afgewikkeld.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Ik kom begin december met een brief daarover bij uw Kamer.

Dan de motie van mevrouw Helder op stuk nr. 25 …

De voorzitter:

En de heer Wilders.

Minister Grapperhaus:

Over bedreigde politici. Die ontraad ik. Daar is ook geen dekking voor.

Dan kom ik bij de motie van de PVV.

De voorzitter:

Echt heel kort, mevrouw Helder, want we hebben 61 moties en als iedereen op de eigen motie gaat reageren, zijn we … Pardon, mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik dacht erover om de motie over PTSS aan te houden, maar dat wil ik uiteindelijk toch niet doen. De minister wil gewoon aansluiten bij wat maatschappelijk gebruikelijk is, dus een maximale schadevergoeding van €25.000 voor immateriële schade, en dat klopt gewoon niet, dus aanhouden heeft dan geen zin.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Grapperhaus:

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 26 van de heer Markuszower over artikel 68 van de Grondwet. Die ontraad ik, gelet op de overweging en het dictum van de motie. Ik wil nog eens benadrukken dat het kabinet de motie-Omtzigt, de 150-0-motie, zo noem ik die maar even, geheel volgt.

Dan hebben we de motie op stuk nr. 33 van mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, met de onderzoeksopdracht. Die geef ik oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 34, over de veiligheid van freelance-journalisten, ook van mevrouw Yeşilgöz, over kijken naar benodigde voorzorgsmaatregelen et cetera. Ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 35 over een gelijkwaardig aanspreekpunt voor zowel journalisten als voor politici. Ook oordeel Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 36 van mevrouw Yeşilgöz-Zegerius, mevrouw Van Toorenburg en mevrouw Buitenweg — ik moet natuurlijk alle namen noemen, excuus — over de openbare registers. Die verzoek ik aan te houden tot ik een gesprek ben aangegaan met de minister van BZK, want dit betreft het Kadaster en dat valt niet onder mij.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik wil de motie wel aanhouden, als we kunnen afspreken dat dat gesprek snel plaatsvindt en dat we ook echt snel een reactie kunnen krijgen, wellicht per brief. Dan kunnen we kijken wat we met de motie doen.

Minister Grapperhaus:

Ik zeg toe dat dat gesprek echt voor het kerstreces heeft plaatsgevonden, want deze maand is heel kort.

De voorzitter:

Op verzoek van mevrouw Yeşilgöz-Zegerius stel ik voor haar motie (35570-VI, nr. 36) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Grapperhaus:

De motie op stuk nr. 37 van mevrouw Buitenweg en mevrouw Van Toorenburg over de deep nudes geef ik zeer van harte oordeel Kamer.

Dan heb ik de motie op stuk nr. 38 van mevrouw Buitenweg en mevrouw Yeşilgöz-Zegerius over het cyberafhankelijkheidsbeeld. Als ik de motie zo mag interpreteren dat het gaat om het verbreden van de structurele aanpak op 5G-telecom naar andere vitale processen en het maken van risicoanalyses die inzichtelijk maken waar de afhankelijkheden zitten en adaptieve maatregelen mogelijk zijn, dan kan ik de motie oordeel Kamer laten. Ik zie in de zaal iemand knikken die daar vrij wezenlijk voor is, dus dan mag ik aannemen dat dat goed gaat.

Aanhouden vraag ik bij de motie op stuk nr. 42, over de digitalisering van werkprocessen in de strafrechtketen.

De voorzitter:

Van mevrouw Van Toorenburg en de heer Van Dam.

Minister Grapperhaus:

Begin december stelt de strafrechtketen het portfolio vast voor digitalisering, dus ik zou willen vragen om deze motie even aan te houden. Dat is de motie over forensische opsporing.

De voorzitter:

Mevrouw Van Toorenburg geeft aan dat zij de motie op stuk nr. 42 aanhoudt.

Op verzoek van mevrouw Van Toorenburg stel ik voor haar motie (35570-VI, nr. 42) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Grapperhaus:

Dan de motie op stuk nr. 43, de medaillemotie. Oordeel Kamer.

De voorzitter:

Nou, dan kan mevrouw Van Toorenburg de heer Van Dam blij maken. Hij zit er al! Hij is speciaal voor deze motie teruggekomen. Goed.

Minister Grapperhaus:

Het is niet altijd aan de heer Van Dam te zien, maar hij is heel blij.

Voorzitter. De motie-Van Toorenburg/Van Dam op stuk nr. 44. Dat is voor de PTSS'ers net even iets anders, want daar gaat het erom te garanderen dat de hoogte van het smartengeld niet afhankelijk wordt van de hoeveelheid geld die voor de afhandeling van beroepsziekten is gereserveerd. Deze motie krijgt oordeel Kamer. Want, inderdaad, dat mag natuurlijk nooit … Nou ja, oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 49 van mevrouw Kuik gaat over, als ik het kort mag zeggen, het regelen van minimumleeftijden, 16-minners, et cetera. Van harte oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 51 is de motie van de heer Van Nispen, waarin de regering wordt verzocht om met een realistische visie te komen over hoe de politie in 2024 eruit zal zien. Die ontraad ik. De Kamer wordt vier keer per jaar uitgebreid geïnformeerd over de staat van de politie. Twee keer in een halfjaarbericht en in de begrotings- en verantwoordingsstukken. Ik ben steeds graag bereid geweest — daartoe ben ik nog steeds bereid en dat zal mijn opvolger ongetwijfeld ook zijn — om te spreken over wat in die rapportage nog eventueel verbeterd kan worden, maar er moet niet nog meer verantwoordingslast bij komen.

Voorzitter. Dan de motie van de heer Van Nispen c.s. over de inspanningen om criminelen die bepaalde strafbare feiten plegen, op te sporen en om het misdaadgeld af te pakken. Oordeel Kamer.

De voorzitter:

Dat is nummer?

Minister Grapperhaus:

Stuk nr. 52. Excuus.

De motie van de heer Van Nispen op stuk nr. 54 inzake het meldpunt voor slachtoffers van sektes en hun familieleden enzovoorts: oordeel Kamer.

Voorzitter. De motie-Van Nispen op stuk nr. 55 over het inventariseren van de behoefte aan een wijkplaats ontraad ik. Veiligheidsmaatregelen hebben altijd impact op de persoon. Binnen het stelsel bewaken en beveiligen wordt ervoor zorggedragen dat personen zo veilig en zo ongestoord mogelijk kunnen blijven functioneren. Bij het besluit over maatregelen wordt altijd maatwerk toegepast om passende en proportionele maatregelen te treffen. Die zijn dus in verschillende vormen, soorten en maten aanwezig. Een wijkplaats kán een aanvullende maatregel zijn die de werkgever kan treffen om daar passende mogelijkheden voor te bieden, maar het is niet wenselijk dat de overheid wil sturen op dit soort aanvullende maatregelen. Vandaar ontraden.

De voorzitter:

Heel kort, de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Het gaat om de periode na de bedreiging, dus het heeft niks te maken met kritiek op wie of wat dan ook, of met capaciteit of zelfs investeringen. Omdat bedreigingen zo ingrijpend zijn, gaat het er juist om dat mensen in een vertrouwenwekkende omgeving weer tot rust kunnen komen, daarover kunnen praten et cetera. Het klinkt misschien een beetje soft, maar volgens mij is dat heel erg belangrijk. Mensen met een togaberoep — denk bijvoorbeeld aan advocaten — hebben natuurlijk niet zomaar een werkgever die dat even voor ze kan organiseren. Dat de overheid daar niks mee te maken zou hebben, lijkt mij dus wat vreemd.

Minister Grapperhaus:

Het zijn niet altijd werkgevers. Overigens, ik ken advocaten in loondienst, maar dat geheel terzijde. Ik blijf toch bij ontraden, omdat dit echt aanvullende zaken zijn, en daar moeten wij als overheid niet ook op gaan sturen.

De voorzitter:

Meneer Van Nispen? Ja.

De heer Van Nispen (SP):

Ik vind het jammer dat ik mij misschien niet goed heb uitgedrukt en dat in ieder geval de minister de bedoeling van mijn motie niet goed begrijpt. Ik ga de motie daarom aanhouden. Ik zal ervoor zorgen dat zowel de minister als de collega's beter worden geïnformeerd over in ieder geval het doel van dit voorstel.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Van Nispen stel ik voor zijn motie (35570-VI, nr. 55) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Minister Grapperhaus:

Prima, aangehouden.

Dan de motie-Groothuizen/Van Toorenburg op stuk nr. 60 over de capaciteit voor de aanpak van cybercrime. Die motie geef ik oordeel Kamer, althans, als ik de motie zo mag interpreteren dat, als zich extra investeringen voordoen, daarbij in ieder geval ook die keteneffecten meteen gaan meespelen.

Voorzitter. Dan de politiehondenmotie. Dat is de motie op stuk nr. 67 van de heer Wassenberg. Die ontraad ik. Het geconstateerde gebrek in de regelgeving wordt met de nieuwe ambtsinstructie hersteld. Dat heb ik in mijn eerste termijn gezegd. De hond is één van de doelmatigste en zwaarste beschikbare wapens van de politie, en dat moet ook zo blijven. Het is ook gewoon nodig voor de politie. Er is een debat geweest tussen de Kamerleden onderling over het feit dat we nu ook geleidelijk het stroomstootwapen aan het invoeren zijn. Dat is, denk ik, in dat opzicht een stap voorwaarts, hoe dan ook.

Dan de motie op stuk nr. 68 van de heren Wassenberg en Graus over het versterken van de capaciteit van de dierenpolitie om de malafide handel in dieren sterker aan te pakken. Die ontraad ik. Er zijn 180 agenten die hierin gespecialiseerd zijn. Mede door betere ketensamenwerking met de LIO en de NVWA kan er al heel veel. Meer agenten is niet verantwoord. Voor extra agenten is gewoon geen dekking. Ontraden dus.

Dan de motie op stuk nr. 69 over het verbod op en strafbaarstelling van het doden van gezelschaps- en landbouwhuisdieren, anders dan honden, katten en ganzen, hoewel dat niet in de motie staat, maar dat werd ongetwijfeld bedoeld, want dat is al in de wet geregeld. Maar deze motie is echt het terrein van de collega van LNV. Ik zou dus willen voorstellen dat de motie wordt aangehouden. Ik zal dan het verzoek overbrengen aan de minister van LNV. Die zal dan een appreciatie geven, maar ik kan niet garanderen dat dat volgende week al gebeurd is.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik zei het bij de aankondiging van de motie en we hebben het er gisteren over gehad: de minister kent kennelijk haar eigen wet niet. Toen ik namelijk zei dat het alleen maar over honden, katten en ganzen gaat, zei de minister niets anders dan: ik blijf erbij dat ik haar ontraad. Het probleem is dus, zoals ik al zei, dat cavia's met een stoeptegel of baksteen worden gedood ...

De voorzitter:

Dat heeft u gezegd.

De heer Wassenberg (PvdD):

Kan de minister dan ook aangeven dat in de wet alleen de bescherming van honden, katten en ganzen is geregeld, terwijl je met cavia's, hamsters, vogels en alle andere dieren als particulier kunt doen wat je wil?

Minister Grapperhaus:

Laat ik het als volgt stellen. Wat ik aan de minister van LNV zal overbrengen, is het stukje van het debat dat hierover is geweest. Dat is dus de bijdrage van de heer Wassenberg en ook dat wat ik er nu over zeg. Ik zal vervolgens vragen of zij daarop en op deze motie wil reageren. We hebben ook altijd nog het leerstuk van voortschrijdend inzicht. Wie weet hoe we dat in het leven ... Ik weet niet of dat ook voor dieren geldt.

De voorzitter:

Wat doet u met de motie, meneer Wassenberg? Aanhouden?

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik zal even overleggen met collega Graus, maar vooralsnog houden we haar niet aan.

De voorzitter:

Oké.

De heer Wassenberg (PvdD):

Het duurt nog een paar dagen voordat we erover gaan stemmen, dus ...

De voorzitter:

Dat is dinsdag.

Minister Grapperhaus:

Maar dan moet ik nu een oordeel geven. Dat is dan: ontraden. Dat zou ik echt jammer vinden, want ik denk dat het naar aanleiding van het debatje de moeite waard is om gewoon ...

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter, ik houd de motie even aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Wassenberg stel ik voor zijn motie (35570-VI, nr. 69) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Zo is dat. De motie is aangehouden en er komt een reactie van de minister van LNV hierop.

Minister Grapperhaus:

Ja, dankzij al het voortschrijdend inzicht, ook bij de dieren.

Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 70 van de heer Bisschop. Oordeel Kamer. Die gaat erover dat de IHRA-definitie herkenbaar naar voren komt in de opsporing. Ik wijs er overigens wel op dat ik eerder al eens een dergelijke motie, niet deze maar een iets minder vergaande, van collega Van der Staaij oordeel Kamer heb gegeven. Maar ook deze geef ik oordeel Kamer, want het is mij sympathiek.

Dan de motie op stuk nr. 73. Die moet ik ontraden. Die gaat over het verminderen van de fte's in de basispolitiezorg. Ik heb net een brief over de GGP gestuurd. De maatregelen die daarbij zijn aangekondigd, gaan ook echt helpen. Ik deel ook echt niet het beeld dat de politie de band met de wijken kwijt is. Ik heb daar in de schriftelijke beantwoording ook nog wat cijfers over laten zien. Die ga ik hier niet herhalen, voorzitter, zo beloof ik u, maar ik moet haar dus ontraden. Ik ga graag met de heer Bisschop in een volgend politiedebat verder spreken over wat ik in die GGP-brief heb geschreven.

Dan heb ik van de heer Azarkan nog een aantal moties. Eerst de motie op stuk nr. 75, over het intensiveren van de aanpak van extreemrechts. Die ontraad ik. Zoals uit het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland blijkt, heeft rechtsextremisme alle aandacht van de veiligheidsdiensten en NCTV. De aanpak en bestrijding van extremisme en contraterrorisme omvat indien nodig ook rechtsextremisme. Een intensivering daarvan is in dat verband dus niet aan de orde. De motie-Azarkan op stuk nr. 76, over het verrichten van een landelijk onderzoek naar discriminatoir, racistisch, vrouwonvriendelijk en homofoob taalgebruik door agenten werkzaam bij de nationale politie, ontraad ik. Er is een goed stelsel van klachtenafhandeling en een stelsel van vertrouwenspersonen, compleet met de dankzij een eerdere motie, van de heer Van Dam, ingevoerde ombudsman bij de politie. In dat verband komen we nog te spreken over de tekorten bij de zogenaamde VIK-klachtenbehandeling. Ik heb uw Kamer daarover een brief gestuurd.

Dan de motie-Azarkan op stuk nr. 78 over het per direct stoppen met het uitrusten van agenten met stroomstootwapens. Gezien wat ik daar zojuist over heb gezegd, mag u aannemen dat ik deze motie ga ontraden. Er is geen reden voor. Er wordt gemonitord en geëvalueerd. We hebben echt een heel zorgvuldig proces gevolgd. Dat heeft geleid tot deze geleidelijke invoering.

Ik ontraad de motie-Azarkan op stuk nr. 79 over het opschorten of staken van het gebruik van de politiehond. Ik verwijs naar wat ik daar eerder over zei naar aanleiding van de motie van de heer Wassenberg. Het is een belangrijk en noodzakelijk middel voor de politie.

Dan heb ik nog de motie op stuk nr. 80 van de heer Azarkan, over een wettelijk kader voor het gebruik van artificiële intelligentie door de nationale politie. Die motie ontraad ik. De politie is gebonden aan de rijksbreed geldende regelgeving en er is geen reden voor een apart kader daarvoor.

Als laatste de motie op stuk nr. 81, die de regering verzoekt om te onderzoeken op welke wijze de klachtenprocedure onafhankelijker gemaakt kan worden en ervoor te zorgen dat de uitspraken van de onafhankelijke klachtencommissie bindend worden. Die motie ontraad ik. Er is een goed stelsel van klachtenafhandeling. Ik zei het net al: recentelijk is er ook een ombudsman aan toegevoegd.

Dat waren de aan mij gestelde vragen en de door mij te behandelen moties.

De voorzitter:

Dank u wel. Mevrouw Yeşilgöz, is er een vraag blijven liggen?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Er is een nieuwe bij gekomen. Ik wil graag, gezien de urgentie, gebruikmaken van de gelegenheid om de minister een dringende vraag te stellen. We lezen net dat er een vrouwelijke terrorist onderweg schijnt te zijn naar Nederland. Zij wordt 'de mooie Angela' of 'jihadbruidje' genoemd. Ik hoop niet dat wij in dat soort belachelijke termen trappen. Ik zou graag van de minister de bevestiging willen hebben dat er alles aan wordt gedaan om te voorkomen dat deze terrorist Nederland inkomt.

Minister Grapperhaus:

Ik kan niet ingaan op een individuele casus. Dat is één ding. Een ander ding is: als een Nederlandse uitreizigster zich meldt bij de Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging, kan die persoon vragen om consulaire bijstand. Dan zou terugkeer plaats kunnen vinden onder begeleiding van de KMar en wordt de betrokkene in geval van verdenking van betrokkenheid bij terroristische misdrijven aangehouden op Schiphol, of in ieder geval bij aankomst in Nederland. Zolang als ik minister ben, is dat het vaste beleid en dat was het ook onder het kabinet-Rutte II.

De voorzitter:

Tot slot, mevrouw Yeşilgöz.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

In ons verkiezingsprogramma hebben we allerlei elementen staan waarmee we gaan proberen dat te voorkomen; dus ook geen consulaire hulp meer bieden. Maar goed, dat is voor later. Ik lees ook dat deze terrorist geholpen is door de terrorist die vastzit, Samir A. Wij hebben er heel veel geld tegenaan gegooid om hem te deradicaliseren, maar hij zamelt ondertussen geld in om dit soort terroristen hiernaartoe te halen. Dus ik zou toch graag willen dat de minister hier wat dieper induikt en de Kamer hierover informeert, want ik vind echt dat we er alles aan moeten doen om niet mensensmokkel, met terroristen, te faciliteren door ze vervolgens van de ambassade hiernaartoe te begeleiden.

Minister Grapperhaus:

Is dit een vraag?

De voorzitter:

Nee. Misschien is het goed om eerst kennis te nemen van zo'n bericht, want dit is iets wat mevrouw Yeşilgöz ter plekke noemt. Misschien is het voor u ook een reden om het eerst te lezen.

Minister Grapperhaus:

Ik heb het nieuwsbericht gezien. Dat stond ergens. Ik weet niet meer waar het precies stond, maar nogmaals, individuele casuïstiek kan ik hier niet bespreken.

Voordat ik ga zitten, wil ik nog wel het volgende zeggen. In mijn beantwoording van de vragen van mevrouw Buitenweg ben ik ingegaan op het ministerie en op de mensen die daar werken. Ik stel het zeer op prijs dat een aantal van uw leden heeft stilgestaan bij het enorme werk dat door alle ondersteuners is gedaan de afgelopen dagen. Als de heer Bisschop zegt dat niet alle antwoorden naar zijn kwalitatieve zin waren, dan moet hij mij en de collega's daarop aankijken. In ieder geval mij, want de collega's ga ik nu ook niet schuldig maken. Maar ik kan u verzekeren dat de ambtenaren ongeveer twee nachten hebben doorgewerkt.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan wachten we heel even totdat het spreekgestoelte is schoongemaakt. Wie krijgt dan het woord? Wat is de volgorde? Het woord is aan de minister voor Rechtsbescherming.

Minister Dekker:

Voorzitter. Dank. Ik heb in mijn inbreng de amendementen al van een advies voorzien. Ik weet niet of ik ze allemaal heb gehad. Het amendement op stuk nr. 8 krijgt oordeel Kamer. De amendementen op de stukken nrs. 10, 11, 12 en 20 ontraad ik.

Dan de moties. De motie van de heer Markuszower op stuk nr. 24 ontraad ik.

Datzelfde geldt voor de motie op stuk nr. 25 van de heer Markuszower.

De motie op stuk nr. 45 van mevrouw Van Toorenburg kan ik oordeel Kamer geven.

De motie van mevrouw Van Toorenburg op stuk nr. 47 over preventie idem dito.

De motie op stuk nr. 48 krijgt ook oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 53 ontraad ik. Ik heb aangegeven dat dit complexer is dan alleen maar de verjaringstermijn voor geadopteerden. Ik kan me voorstellen dat je in meerdere gevallen vraagt of het terecht is, daar waar het kinderen betreft, maar je kunt ook denken aan mishandeling in de jonge jaren. Dit zegt: je moet dat nu gaan veranderen. Dat vind ik net een stap te ver gaan. Vandaar ontraden.

Ook de motie op stuk nr. 57 van de heer Jasper van Dijk ontraad ik. Ik heb in de schriftelijke beantwoording al het belang aangegeven van deze stap in een veel breder geheel. We proberen het aantal deurwaardershandelingen enorm naar beneden te brengen. Tegelijkertijd, als je hier niets aan doet, is dat uiteindelijk in het nadeel van schulden maken. Vandaar ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 58. We hebben volgens mij een goed debat gehad over Polen. Ik begrijp de zorgen. Er loopt een inbreukzaak van de Commissie, die precies gaat over die tuchtkamer. Commissaris Reynders heeft de Poolse regering om opheldering verzocht over het doorgaan van de activiteiten van de Poolse tuchtkamer. Desalniettemin is het kabinet bereid om een eerste juridische analyse op te stellen van deze casus, zeg maar de onderzoekshandeling, en daarna gelijkgezinde lidstaten te benaderen om samen de route 259 te verkennen als voorbereidingshandeling. Dat is eigenlijk onderzoeken of dit verstandig is. Ik kan het oordeel aan de Kamer laten.

De motie op stuk nr. 59 krijgt oordeel Kamer.

Met de motie op stuk nr. 62 van mevrouw Van Beukering over de Autoriteit Persoonsgegevens kan ik echt niet goed uit de voeten. Er wordt gevraagd om in kaart te brengen wat we met de uitkomst gaan doen. Dat hebben we gedaan. Het onderzoek ligt er en ik heb u vorige week in een uitvoerige brief geschreven dat we met de aanbevelingen aan de slag gaan. Het tweede verzoek is om te onderzoeken hoe de capaciteit en middelen kunnen worden uitgebreid. Dat is vrij eenvoudig. Dat is een politieke keuze die je kunt maken, maar dat is niet de keuze die het kabinet op dit moment maakt. Als dat wel is wat er bedoeld wordt, moet de motie ontraden worden.

Bij de motie van de heer Bisschop op stuk nr. 74 aarzel ik wat over de appreciatie. Ik zou niet de indruk willen wekken dat kinderrechters hun werk niet goed doen of dat er sprake is van een gebrek aan geld waardoor ze daar niet goed aan toekomen. Maar ik ben wel bereid om het gesprek daarover aan te gaan met de Raad voor de rechtsspraak. Als ik de motie zo mag interpreteren, kan ik het oordeel aan de Kamer laten.

Tot slot de motie op stuk nr. 77. Die is volstrekt overbodig, want we doen al heel veel. Daarom ontraad ik die.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan gaan we weer even wisselen. Dan is nu het woord aan de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Ga uw gang.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dank, voorzitter. Er waren nog een paar vragen die ik zou beantwoorden in de tweede termijn.

De eerste vraag is van mevrouw Becker. Zij vroeg mij in eerste termijn wanneer een volgende evaluatie van het subsidiekader voor terugkeerprojecten verwacht kan worden. Vorige week heeft u mijn brief over de evaluatie van de zogenoemde OZV, Ondersteuning Zelfstandig Vertrek, ontvangen. Die evaluatie heeft dus recent plaatsgevonden. In 2021 zal een brede doorlichting van de subsidierelaties plaatsvinden, zoals ook in de begroting is aangekondigd. Daarin zal ook dit subsidiekader meegenomen worden.

Mevrouw Becker vroeg mij ook wanneer de nieuwe registratie van aantoonbaar vertrek mag worden verwacht. De inzet is om dat met ingang van de eerstvolgende rapportage vreemdelingenketen te doen. Deze is voorzien in het tweede kwartaal van 2021.

Dan had mevrouw Becker nog een derde vraag, over de AVG en de Top-X informatiedeling. Mevrouw Becker vroeg mij ook naar de AVG-belemmeringen. In mijn schriftelijke antwoorden heb ik aangegeven dat in het kader van de aanpak van overlast gevende asielzoekers bekeken wordt hoe — dus niet of, maar hoe — bepaalde vreemdelingrechtelijke informatie over overlast gevende asielzoekers kan worden gedeeld met gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie. Het gaat er dus om hoe die kan worden gedeeld. Daarbij wordt gekeken naar mogelijkheden als het afsluiten van convenanten, of, indien nodig, het aanpassen van wetgeving. Ik meen dat het mogelijk zou moeten zijn om eind januari helderheid te hebben over de mogelijkheden op dit punt. Ik zal de Kamer daarover vervolgens informeren.

Dan de vraag van de heer Van Ojik over Libië. Er is vele malen gesproken met de Kamer en met de heer Van Ojik over de samenwerking met de Libische kustwacht, vanuit het kabinet, door de premier, minister Kaag en minister Blok. We spreken onze Libische partners zowel in EU-verband, als in bilaterale contacten over de veranderingen die op dit terrein zo nodig zijn, waaronder het respecteren van internationale standaarden, verbeteren van de situatie in Libische detentiecentra, beëindigen van arbitraire detentie van irreguliere migranten, samenwerking met UNHCR en IOM, zowel in de detentiecentra als nu in het open centrum, en aanpak van smokkelaars, ook bij de kustwacht. Het belang van deze onderwerpen wordt door iedereen onderkend. Juist door het gesprek te blijven aangaan en elkaar met open vizier te blijven benaderen, lukt het om beetje bij beetje stappen te zetten. Denk aan het open centrum dat in gebruik is, het feit dat UNHCR en IOM aanwezig kunnen zijn bij de ontscheping in Libië en dat zij meer toegang hebben tot de detentiecentra. Kijk ook naar de resultaten van UNHCR en IOM in het kader van de evacuaties en vrijwillige terugkeer. Dat was niet mogelijk geweest als wij niet actief met de Libiërs in gesprek blijven.

Tot zover.

De voorzitter:

Een hele korte opmerking, meneer Van Ojik.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

De staatssecretaris leest nu een briefje voor, waarin staat dat we allemaal het goede voor hebben met deze situatie. Dat betwijfel ik ook niet, maar feit is dat er op dit moment nog elf detentiecentra in Libië open zijn, waar systematisch wordt gemarteld en sprake is van seksueel geweld. Doordat de Libische kustwacht met onze steun mensen daarnaartoe terugbrengt, stel ik de vraag aan de staatssecretaris of ze misschien het gevoel heeft dat we daar, in beperkte mate misschien, toch medeverantwoordelijk voor zijn. Ik zeg niet dat haar intenties, de intenties van het kabinet of de intenties van de hele Europese Unie niet goed zijn. Ik stel alleen vast dat dit op dit moment gebeurt. Ik vraag haar om zich daarvoor in te zetten in de Europese Unie, zodat we daar niet langer aan meewerken. Daar gaat mijn motie over. Die zal ze wel ontraden, als ik het zo hoor. Ik zou haar toch willen vragen om toch nog eens heel even na te denken, voordat ze op mijn motie gaat zeggen: we doen het allemaal al, het is niet nodig, het gaat de goede kant op, dus we laten het zo.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het belangrijke wat ik zojuist gezegd heb van de manier waarop zowel het Nederlandse kabinet bilateraal, alsook de Europese Unie, in gesprek is met de Libische partners, betekent dat stapje voor stapje — het zijn misschien kleine stapjes — vooruitgang wordt geboekt. Dat willen wij niet wegdoen. Wij vinden het belangrijk dat we die stapjes kunnen maken. Ik heb net verteld hoe het zit met het open centrum, de toegang, de situatie bij de ontscheping enzovoorts. De inzet is om dat gezamenlijk, bilateraal met de Europese Unie te doen. Daar boeken we een kleine voortgang, maar die voortgang is waardevol. Die willen we niet wegdoen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Voorzitter. Dan het amendement op stuk nr. 14 van de heer Jasper van Dijk. Helaas moet ik dit amendement ontraden. Conform de reguliere systematiek wordt bij de Voorjaarsnota 2021 bezien of een bijstelling van de budgetten van de IND nodig is op basis van de werkvoorraad van dat moment. Het dekkingsvoorstel gaat in tegen de begrotingsregels die een scheiding van inkomsten en uitgaven voorschrijven. Dit houdt in dat een intensivering van beleid niet gefinancierd dient te worden door een verhoging van de inkomsten, bijvoorbeeld via belastingen. Het kabinet is niet voornemens om van de begrotingsregels af te wijken. In de Voorjaarsnota komt er dus, indien nodig, een bijstelling. Om die reden ontraad ik het amendement.

Voorzitter. Dan de moties. Ik begin met de motie op stuk nr. 27 van de heer Emiel van Dijk en de heer Wilders. Deze motie ontraad ik, want we willen de samenwerking met Marokko op vele fronten verder brengen. Daar zet het kabinet actief op in.

Dan de motie op stuk nr. 28 van de heer Emiel van Dijk. Deze motie gaat over de Syriërs. Ik moet deze motie helaas ontraden. Zoals ik al vaker heb gezegd, bepaalt het kabinet op basis van de feiten uit ambtsberichten hoe de situatie is. Het volgende ambtsbericht staat gepland voor mei/juni 2021. Op dat moment wordt het beleid, indien nodig, herzien.

De motie op stuk nr. 29 is ook van de heer Emiel van Dijk. De motie gaat over de strafbaarstelling van de illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen en over het terugsturen van deze vreemdelingen. Ik moet deze motie helaas ook ontraden. Zoals de heer Van Dijk bekend, maakt strafbaarstelling van illegaal verblijf geen onderdeel uit van het regeerakkoord van dit kabinet. Daarmee is het ook geen onderdeel van de inzet.

Dan de motie op stuk nr. 30 van de heer Emiel van Dijk. De motie verzoekt om de grenzen te sluiten voor asielzoekers. Ik moet deze motie helaas ook ontraden. Het kabinet staat voor bescherming van vluchtelingen, in lijn met internationale verdragen. Dat zijn vluchtelingen die vanwege oorlogssituaties of geweld onze bescherming nodig hebben. Ik ontraad de motie.

Dan de motie op stuk nr. 31, van mevrouw Becker. De motie verzoekt de regering om met gelijkgezinde omringende landen te werken aan een sterker Schengen. Ik kan deze motie oordeel Kamer laten. Meerdere elementen van de motie sluiten aan op de kabinetsinzet, zeker in relatie tot Schengen. Bovendien heeft Nederland bij eerdere crises in de praktijk laten zien in staat te zijn om, waar nodig, op te schalen op het gebied van grensbeheersing. Het nieuwe onderzoek waar de motie om vraagt, gaat echt verder. Maar de wenselijkheid van de motie laat ik over aan het oordeel van de Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 32, van mevrouw Becker en mevrouw Van Toorenburg. Deze motie gaat over de lvv-convenantsafspraken. Los van de inhoud en de aanwezige mogelijkheden om financiering aan de gemeenten te stoppen, vind ik het op dit moment niet geschikt. De ontwikkelfase van de pilots is nog niet afgerond. Begin februari krijgen we de evaluatie. Dat is dus al heel snel. In februari 2021 komt de tussentijdse evaluatie van het WODC. Ik ben al met gemeenten in gesprek over afwijkingen ten aanzien van de werkwijze. Ik verwacht dat deze gesprekken op korte termijn tot resultaat leiden. Natuurlijk blijf ik uw Kamer informeren over de voortgang van de pilots. Ook zult u mijn reactie op de tussentijdse evaluatie ontvangen. Ik ontraad de motie dan ook.

Dan de motie op stuk nr. 39, van de heer Van Ojik, de heer Jasper van Dijk en de heer Moorlag over het onacceptabel lang wachten op zekerheid. Ik ben in de eerste termijn duidelijk geweest over mijn inzet op het punt van die motie. Ik zet alles op alles om achterstanden zo snel mogelijk weg te werken. Maar de motie formuleert een resultaatsverplichting, namelijk 1 juni. Dat past niet bij de aard van dit vraagstuk, juist omdat zorgvuldigheid en veiligheid elementen zijn waar we niet op willen inleveren. Daarom ontraad ik de motie.

Dan de motie op stuk nr. 40 van de heren Van Ojik, Moorlag, Jasper van Dijk en Wassenberg. Die betreft de brief van de burgemeesters van Nijmegen, Arnhem, Amsterdam, Leiden en Groningen. Ik waardeer het aanbod dat de gemeenten via die brief van de heer Bruls hebben gedaan. Het COA zal contact zoeken met deze gemeenten om daar invulling aan te geven. De motie vraagt echter om meer mensen te halen dan het kabinet heeft afgesproken en om die reden ontraad ik de motie.

De motie op stuk nr. 41 van de heer Van Ojik betreft de Libische kustwacht. De heer Van Ojik vermoedde al dat ik die motie zou ontraden en dat doe ik ook. Ik heb het zojuist al toegelicht. Samenwerking met de Libische kustwacht is essentieel om op die wijze met de Libische partners te kunnen samenwerken met respect voor internationale normen en verbetering van detentieomstandigheden. Die dialoog is cruciaal. Dat levert stapje voor stapje kleine resultaten op. Die motie moet ik dus ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 46 van mevrouw Van Toorenburg en mevrouw Becker. De motie betreft het eenmalige budget van 1 miljoen en de vraag of meer gemeentes daar nog aanspraak op kunnen maken. Ik ben eens met de overweging van de motie dat we het geld moeten inzetten. Laat dat helder zijn. Het is dan ook niet zo dat we het resterende bedrag níét voor dit doel besteden. Zoals ik in de schriftelijke beantwoording al aangaf, wordt het resterende bedrag gebruikt als subsidie voor extra maatregelen in de aanpak van overlast, zoals een tegemoetkoming in de financiering van de pendelbus tussen station Emmen en het aanmeldcentrum in Ter Apel. Als ik de motie zo mag lezen dat enkele openstaande knelpunten bij specifieke gemeenten opgelost moeten worden en dat er in 2021 weer adequate financiële middelen ingezet moeten worden, dan beschouw ik dat als ondersteuning van mijn inzet en laat ik de motie oordeel Kamer.

De voorzitter:

Ik zie dat er geknikt wordt. Die invulling is akkoord.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De motie op stuk nr. 50 van mevrouw Kuik en mevrouw Van der Graaf betreft een beter beeld van de slachtoffers van mensenhandel. Die motie kan ik oordeel Kamer geven. Uitbuiting van minderjarige meisjes en kwetsbare jongeren in het algemeen is iets wat te allen tijde voorkomen moet worden. Ik kan mij vinden in het voorstel.

Dan heb ik hier een motie zonder nummer. De motie betreft het verhogen van de taaleis. Was die motie aangehouden en houdt u die nog steeds aan? Die motie heeft dus geen nummer. Het betreft het verzoek om maatwerk. Het kabinet acht het van belang dat in het geval van naturalisatie is gewaarborgd dat iedereen het Nederlands beheerst op ten minste taalniveau B1. Ik heb dat ook al gezegd. Dat sluit aan bij het uitgangspunt in het regeerakkoord dat het Nederlanderschap iets is om trots op te zijn en iets dat je moet verdienen. Het wetsvoorstel is op dit moment in consultatie. De reacties daarop zullen nog moeten worden verwerkt en daarom is de motie op z'n minst ontijdig. Ik zou de indiener willen meegeven deze motie aan te houden.

De voorzitter:

Alsnog aanhouden is dus een verlenging.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Zo niet, dan moet ik de motie ontraden.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Nee, de motie is echt uitstekend. Die komt ook tegemoet aan een brede roep vanuit de samenleving om uw wetsvoorstel juist aan te passen en te verbeteren. U kunt dat dus meenemen in uw wetsvoorstel.

De voorzitter:

Oké, u brengt de motie dus in stemming.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Maar dan moet ik de motie ontraden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

De motie op stuk nr. 56 gaat over terugkeer en is ook van de heer Jasper van Dijk. Die motie gaat over de vraag waarom landen als Spanje en Frankrijk er wel in slagen enzovoort en verzoekt om een plan van aanpak voor terugkeer op uiterlijk 1 januari. Op 10 juli jongstleden ontving uw Kamer de brief over de uitvoering van de regeerakkoordafspraken. Dat was naar aanleiding van de motie-Becker over migratieovereenkomsten. Daarin worden de inzet en resultaten op dit gebied uitgebreid geschetst. Dat is inclusief een landenbeleid dat ook ziet op terugkeer. Ik zie de meerwaarde van het gevraagde plan van aanpak daarom niet en ik moet de motie dan ook ontraden.

Dan de motie op stuk nr. 60, van de heer Groothuizen, mevrouw Becker, de heer Voordewind en mevrouw van Toorenburg. Dat betreft intimidatie van lhbti-asielzoekers. Elk incident dat zich heeft voorgedaan, betreur ik ten zeerste en keur ik ten strengste af. Zoals ik ook heb aangegeven in mijn schriftelijke beantwoording op de vraag die hierover is gesteld, zet het COA zich volop in ter bescherming van alle asielzoekers en kwetsbare groepen daarbinnen, zoals lhbti-asielzoekers en religieuze minderheden. Desalniettemin is het altijd goed om te kijken wat er beter kan. Om deze reden laat ik de motie oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 63 van de heer Moorlag en de heer Jasper van Dijk over 7.000 wachtende asielzoekers wil dat ik maandelijks informeer. Ik geef die motie oordeel Kamer. Conform de afspraken die gemaakt zijn naar aanleiding van een motie van de heer Van Ojik is en wordt deze Kamer namelijk in 2020 al regelmatig geïnformeerd. Als ik deze motie van de leden Moorlag en Jasper van Dijk zo mag lezen dat in 2021 maandelijks de productie en de resultaten van de resterende 7.000 taskforcezaken publiek worden gemaakt, ook richting Kamer, dan geef ik die motie oordeel Kamer. Dat is dus vanaf 2021.

De voorzitter:

We zijn allang blij dat er een motie is die oordeel Kamer krijgt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan de motie op stuk nr. 64 van mevrouw Van der Graaf, de heer Bolkestein, mevrouw Kuik, de heer Moorlag en de heer Bisschop over artikel 273f Wetboek van Strafrecht. Het kabinet is bereid om de uitkomsten van de verkenning en een onderbouwd voorstel tot aanpassing van artikel 273f met de Kamer te delen. Deze motie krijgt dus oordeel Kamer.

De motie op stuk nr. 65 van de heer Voordewind, de heer Groothuizen, mevrouw Van Toorenburg, de heer Jasper van Dijk, de heer Wassenberg en de heer Van Ojik over 50 alleenstaande minderjarige vreemdelingen en 50 kwetsbare mensen in gezinsverband. De motie vraagt mij om me tot het uiterste in te spannen. Ik heb in de schriftelijke antwoorden aangegeven dat ik uw Kamer verzeker dat het ons streven is om de eerste overkomsten naar Nederland zo spoedig mogelijk en liefst voor de kerst te realiseren. Ik zie de motie als een aansporing in dit verband en laat het oordeel over die motie daarom aan uw Kamer.

Dan de motie op stuk nr. 66 over het onderzoek naar de asielketen, waar ik het over gehad heb. De heer Voordewind en uw Kamer hebben mijn toezegging gehoord over een externe doorlichting van de asielketen en ook mijn bereidheid om te bezien op welke wijze de aandachtspunten van de heer Voordewind betrokken zouden kunnen worden. De uitwerking van die aanpak wil ik de komende periode vormgeven op zorgvuldige wijze. Daarom verzoek ik de indiener om de motie aan te houden tot het moment van het toesturen van die aanpak, begin 2021.

De voorzitter:

Oké. Meneer Voordewind, een korte opmerking.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Daar dank ik de staatssecretaris voor en ik neem aan dat ze de inhoud van mijn motie dan daarbij betrekt.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Zeker. Nou, ik heb gezegd: wij gaan die aanpak bekijken. We hebben uw motie gezien en gelezen en wij gaan kijken of de inhoud van die motie — het is namelijk heel inhoudelijk voor degenen die de asieldossiers beoordelen — past in het plan dat wij ons voorstellen voor de aanpak van de doorlichting van de asielketen. Dat zullen we zorgvuldig bekijken. Dat zeg ik u toe.

De voorzitter:

Ja, gaat u verder. Het luistert heel nauw allemaal, begrijp ik. Ik hoor de heer Voordewind vanuit de bankjes zeggen dat hij de motie wil aanhouden.

Op verzoek van de heer Voordewind stel ik voor zijn motie (35570-VI, nr. 66) aan te houden.

Daartoe wordt besloten.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Dan de motie op stuk nr. 71 van de heer Bisschop over het terugkeerbeleid. Ik ben het geheel eens met de heer Bisschop dat een goede Terugkeerrichtlijn van het grootste belang is. Daar zet ik mij met kracht voor in. De koppeling die de heer Bisschop maakt, vind ik een stap te ver gaan, en wel om twee redenen. De Terugkeerrichtlijn maakt in de techniek van de Europese Commissie formeel geen onderdeel uit van het recente brede migratiepakket. Dat is misschien wel heel vreemd, maar het is formeel wel zo. De tweede reden is dat er in dat brede pakket vele elementen zitten waar we sterk aan hechten en voordelen van verwachten. Dan kom je meer op het benaderen van een pakket: als je dit niet doet, mag de rest ook niet. Maar de Terugkeerrichtlijn zit in de techniek van de Europese Commissie níét in het brede migratiepakket. Ik vind het wel noodzakelijk om het voortdurend te benadrukken en daar ook met kracht op in te zetten, samen ook met collega-lidstaten. Maar die druk zal er zeker ook zijn. Ik kan dus geen belemmeringen of voorwaarden aan het pakket koppelen. We beoordelen alle voorstellen op hun merites. Om die reden moet ik helaas de motie ontraden. Maar de heer Bisschop kan verzekerd zijn van onze inzet om de effectiviteit van terugkeer een belangrijk onderdeel te vinden.

De voorzitter:

En het oordeel is dus?

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Het oordeel is dat ik de motie helaas ontraad.

De voorzitter:

Mevrouw Becker, u heeft een korte vraag over uw motie?

Mevrouw Becker (VVD):

Een tijd geleden heb ik samen met mevrouw Van Toorenburg een motie ingediend die zegt dat de regering ervoor zou moeten pleiten bij de JBZ-Raden om de Terugkeerrichtlijn samen met het migratiepact te behandelen. Het zit er nog niet in, maar wij hebben ervoor gepleit om een en ander samen te behandelen. Die motie is aangenomen met een meerderheid van 80 leden in dit huis. Kunnen wij er dus van op aan dat de staatssecretaris er wel op gaat inzetten dat die samenloop er is? De motie van de heer Bisschop vraagt om het überhaupt niet te steunen als het niet lukt. Ik snap dat dat misschien nu nog te ver gaat. Maar is dat wel de inzet van het kabinet? Dat is voor onze eigen oordeelsvorming voor hoe wij gaan stemmen over de motie belangrijk. Daarom vraag ik het even.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Daar kan mevrouw Becker van verzekerd zijn. Ik heb het in de eerste termijn gezegd, maar ook nu weer in antwoord op de heer Bisschop: als die terugkeer niet goed geregeld wordt — dat betekent dat je je dus ook met de Terugkeerrichtlijn bezig moet houden — dan is dat pact ook niet zo heel erg nuttig, en die grensprocedure en dergelijke. Dus mevrouw Becker, mevrouw Van Toorenburg en al die 80 leden van uw Kamer die voor die motie hebben gestemd, kunnen ervan verzekerd zijn dat ik me daar zwaar voor zal inzetten.

Dan tot slot de motie op stuk nr. 72 van de heer Bisschop over de RUPS-regeling en de DUUP-gemeenten. Helaas moet ik die ontraden, want de DUUP is een decentralisatie-uitkering. Daar kan ik geen kaders voor stellen, juridisch gezien. Ik kan wel sterke boodschappen meegeven, maar ik kan zelf geen kaders stellen. Ik kan wel regelmatig contact met de centrumgemeenten hebben waar kennis en ervaring worden gedeeld. En er is geen twijfel of deze middelen aan uitstapprogramma's worden besteed. Die worden zeker besteed en over vier jaar is de evaluatie.

De voorzitter:

De heer Bisschop, een korte vraag.

De heer Bisschop (SGP):

Het is een soort doeluitkering, zou je kunnen zeggen. Dan is het toch normaal dat er kaders worden meegegeven voor de besteding van die gelden, zodat het niet opgaat — nou ga ik er even een karikatuur van maken — aan lantaarnpalen of stoeptegels? Nee, het is bedoeld voor deze ondersteuning in het kader van een uitstapprogramma. Ik zie dus het probleem niet.

Staatssecretaris Broekers-Knol:

Ik begrijp de frustratie van de heer Bisschop. We doen wat we kunnen binnen de juridische grenzen die er zijn. Omdat het een decentralisatie-uitkering is, kunnen we formeel-juridisch die kaders niet stellen, maar materieel wel, door onze gesprekken en door de sturing die we proberen te geven. Ja, op die manier wel.

Voorzitter, dat was het. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de behandeling van de begroting Justitie en Veiligheid. Ik dank de bewindslieden. Mevrouw Kuik heeft mevrouw Van Toorenburg bedankt voor haar inzet, want het is voor haar de laatste begroting. Ik sluit me daar van harte bij aan. Maar dat geldt niet alleen voor mevrouw Van Toorenburg; het geldt ook voor de heer Groothuizen, mevrouw Van Beukering-Huijbregts, de heer Voordewind, de heer Moorlag ... Ja, meneer Laçin, maar u heeft niet aan de begroting meegedaan; dat komt nog. Meneer Van Ojik, mevrouw Buitenweg ... We nemen geen definitief afscheid, want we zien elkaar. Ja, de minister ook, natuurlijk. Ik wil ook de ambtenaren bedanken voor hun ondersteuning, maar ook alle fractiemedewerkers die achter de schermen keihard hebben gewerkt om de Kamerleden te ondersteunen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

We gaan dinsdag over de moties stemmen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven