8 Begroting Justitie en Veiligheid 2021

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Justitie en Veiligheid (VI) voor het jaar 2021 ( 35570-VI ).

De voorzitter:

Ik zie dat bijna alle Kamerleden er weer zijn. Dat geldt ook voor de bewindspersonen. Dan gaan we verder met de behandeling van de begroting Justitie en Veiligheid.

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

We waren gebleven bij mevrouw Yeşilgöz-Zegerius namens de VVD.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ik was net blij. Ik dacht: mijn collega Bente Becker heeft de collega's een beetje afgemat, dus die zijn moe, maar ze hebben kunnen uitrusten. Dus we gaan kijken hoe het gaat.

Voorzitter. Ik ben ook heel erg blij dat mijn collega Bente Becker keihard werkt om ervoor te zorgen dat we grip krijgen op wie ons land binnenkomt en wie ons land niet binnenkomt. Dat we weten wie de grens over komt en dat we maximaal kunnen voorkomen dat tussen de asielzoekers potentiële terroristen onze grens over wandelen. Ik ben ook blij dat Bente Becker ervoor knokt dat mensen die hier mogen blijven, leren hoe het leven in Nederland eruitziet. Dat ze weten dat de vrijheden die jij hebt, onverkort ook voor de ander gelden. En dat ze respect moeten hebben voor onze manier van leven. Want helaas maken we te vaak mee wat er gebeurt als dat respect er niet is. Als je het normaal vindt om homo's te belagen, omdat je vindt dat een man niet van een man kan houden. Als je in de moskee predikt dat onze vrije samenleving kapotgemaakt moet worden. Als je een voorbijganger bespuugt, omdat hij een keppeltje op heeft. Als je zelfs uitreist om je aan te sluiten bij IS en daadwerkelijk met ons in oorlog gaat. Of als je bereid bent een aanslag te plegen om onze manier van leven te vernietigen. Het afgelopen jaar hebben we gezien dat moslimterroristen niet aarzelen om dat te doen. We hebben het gezien in landen als Frankrijk en Oostenrijk. Ik heb het eerder gezegd: dat zijn landen die niet alleen in afstand dichtbij ons staan, maar ook in de manier van leven. Daarom raken die aanslagen ons zo. Ze moeten ons ook raken, want ze zijn gericht op het vernietigen van alles waar wij voor staan. Ook in ons land worden docenten, journalisten en cartoonisten bedreigd en geïntimideerd, omdat ze doen wat ze moeten doen: kinderen weerbaar maken en onze vrijheden beschermen. Al kunnen we helaas nooit 100% veiligheid garanderen, we doen er alles aan om ons land en onze Nederlanders veilig te houden. Dat doen we natuurlijk met de vele politieagenten, met de rechercheurs, met de veiligheidsdiensten: al die mensen die onvermoeibaar dag en nacht voor ons klaarstaan.

Voorzitter. Ik heb het eerder genoemd: we hebben de afgelopen jaren gelukkig heel veel wetten kunnen aannemen die ons land veiliger maken. Bijvoorbeeld voor mensen die ons land uitreizen. We hebben ervoor gezorgd dat we, als je eenmaal daar bent, kunnen zeggen dat we je paspoort intrekken, je nationaliteit afpakken, of verblijf in terroristisch gebied strafbaar stellen. Maar ook over terroristen in ons land hebben we gezegd dat we de voorhechtenis willen kunnen verlengen, zodat we ze langer kunnen vasthouden. We willen DNA-onderzoek kunnen doen. Als je vrijkomt en we vertrouwen het nog steeds niet, willen we dat onze veiligheidsdiensten je levenslang kunnen volgen als dat nodig is. We hebben vorige week zelfs twee moties aangenomen waarmee de meerderheid van de Kamer zegt dat ze de wet om het Nederlanderschap af te pakken, permanent wil maken. En we willen ons in het Schengengebied met elkaar sterk maken om haatpredikers te weren.

Voorzitter. Daarbij wil ik nog een opmerking maken. Het stoort mij mateloos dat als ik zeg dat we hier ook de vrouwelijke jihadisten niet willen hebben, er steeds een naïef beeld wordt geschetst van vrouwen die in onwetendheid hun man gevolgd zouden zijn en daar koekjes bakken, alsof zij de echte slachtoffers van deze ellende zijn. Deze vrouwen worden uitgenodigd voor interviews. Er worden tranentrekkende profielschetsen gemaakt. Er is zelfs een toneelstuk over een van deze terroristen, namelijk Laura H. Alles om deze vrouwelijke terroristen een gezicht te geven en onze sympathie op te wekken. Ik vind het echt een gotspe en een klap in het gezicht van alle slachtoffers van IS en hun nabestaanden. Ik knok liever voor de echte slachtoffers van jihadisten, zoals de jezidi's. Ik ben zo blij dat we hen binnenkort, op initiatief van de VVD, eindelijk in de Kamer kunnen spreken. Ik besteed graag mijn aandacht en tijd aan deze mensen die al zo veel hebben moeten lijden, in plaats van aan terroristen die medelijden zoeken. Spijt, gespeelde spijt of geen spijt: het zal wel. Wat de VVD betreft hebben ze hun recht om Nederlander te zijn, verloren.

Voorzitter. Ik begon mijn betoog met de opmerking dat de VVD precies wil weten wie ons land binnenkomt. Via de asielstroom, maar ook bijvoorbeeld via onze luchthaven. Dat is ook een belangrijke plek waar grenstoezicht plaatsvindt. De mensen die daar werken, zijn afhankelijk van de informatie die zij voor zich hebben. Door het belang van Schiphol en de grote hoeveelheden persoonsgegevens kan het een interessant doelwit zijn voor hackers en andere kwaadwillenden. De Algemene Rekenkamer heeft ons gewaarschuwd voor de kwetsbaarheid daarvan en de afhankelijkheden binnen onze vitale infrastructuren en processen. Het is belangrijk dat we dit signaal serieus nemen en een duidelijk beeld hebben van de risico's en de stappen die gezet moeten worden om dit op orde te krijgen. Graag een reactie van de minister. Ik ben overigens heel blij dat er, mede door de motie van CDA en VVD, bijna een miljoen euro extra gaat naar de voortzetting en uitbreiding van de aanpak ondermijning op Schiphol. Kan de minister nader toelichten wat hier concreet mee wordt gedaan?

Voorzitter. Terug naar de vrijheden die terroristen van ons proberen af te nemen. Het zijn vrijheden waar wij pal voor staan. Dat geldt ook voor onze persvrijheid. Waar we vroeger zorgeloos lachten om een cabaretier, onder de indruk waren van een treffende cartoon, of onze gedachten scherpten aan uiteenlopende standpunten in de media, zie ik dat men steeds terughoudender of zelfs angstiger wordt. Ook journalisten worden in hun vrijheid beperkt, zowel door terreur als door groepen die om andere redenen liever niet hebben dat zij hun werk vrij kunnen doen. Denk aan drugscriminelen. Journalisten verdienen onze bescherming, want ze staan aan de basis van onze democratie. Ik wil dan ook graag dat de minister kijkt of er bij de politie een landelijk aanspreekpunt kan komen voor de categorie zwaarder bedreigde journalisten. Wat mij betreft kan dat door de expertise van het Team Bedreigde Politici te gebruiken, want zij hebben de juiste kennis al in huis. Graag een reactie.

Ook wil ik aandacht vragen voor de veiligheid van freelancejournalisten. Het gaat dan om freelancers die geen groot mediabedrijf achter zich hebben staan en steun nodig hebben als zij veiligheidsmaatregelen moeten treffen. Ik hoor nu van freelancers dat zij er soms voor kiezen om hun verhaal niet uit te brengen, omdat zij zich zorgen maken over hun veiligheid. Als journalisten om deze reden verhalen laten gaan, dan is dat begrijpelijk maar tegelijkertijd zeer schrijnend. We mogen ons hier absoluut niet bij neerleggen. Dit is een directe aantasting van de vrijheid van pers. Ik wil graag dat het kabinet met de grote mediagiganten om tafel gaat om te kijken hoe er een fonds gevormd kan worden voor deze groep. Als je werkelijk denkt dat je journalisten in ons land kunt bedreigen, dan wordt dat wat de VVD betreft zwaarder bestraft.

We behandelen binnenkort het wetsvoorstel over de strafrechtelijke aanpak van ondermijning, waarbij het kabinet voorstelt dat er zwaardere straffen gaan gelden bij bedreiging van politici, rechters en advocaten. Dat is een prima voorstel, maar wat mij betreft horen daar absoluut ook de journalisten en cartoonisten bij. Ook zij dienen extra bescherming te krijgen. Wij zullen het wetsvoorstel daarop dan ook amenderen. Dit alles om de terroristen en andere criminelen niet te laten winnen. Dit is onze samenleving, dit zijn onze waarden. Vrijheid is hier normaal en die zullen wij blijven verdedigen. Dus je went er maar aan! Waar ik zelf nooit aan zou willen wennen, is de gedachte dat het andersom zou zijn en dat zij zouden winnen. Nooit meer wil ik meemaken dat we rouwen om de moord op een advocaat, zoals na de brute moord op Derk Wiersum. Wij mogen niet buigen voor de druk van criminelen op advocaten, journalisten, burgemeesters, makelaars, notarissen en andere ondernemers, voor de miljarden euro's zwart geld die in de bovenwereld witgewassen worden en voor het feit dat kinderen van acht als drugskoerier worden ingezet.

Het probleem van de ondermijnende drugscriminaliteit is immens en vraagt om een brede langetermijnaanpak, gericht op drie pijlers die u eerder al van de VVD heeft gehoord. Als eerste, preventie: hoe voorkomen we dat kleine jongens grote criminelen worden? Als tweede, repressie: het hard aanpakken van criminelen. En als derde, het onderuithalen van de manier waarop criminelen hun geld verdienen.

Om te beginnen met preventie: hoe voorkomen we dat jonge kinderen ingezet worden om drugs te dealen of geweld te gebruiken, waarmee ze een onuitputtelijke bron van nieuw personeel vormen voor drugsbazen? We weten dat vele jonge criminelen en drugscriminelen een licht verstandelijke beperking of een andere psychiatrische aandoening hebben. Zij zijn streetwise. Als we ze zouden spreken, zouden we waarschijnlijk niet eens doorhebben dat ze een heel laag IQ hebben. Maar het is wel zo. Dat is een groot probleem, want ze gaan de gevangenis in en uit, maar overzien de consequenties van hun gedrag niet. Zowel binnen als buiten detentie vallen zij ten prooi aan degenen die hen misbruiken. Zij zijn het voetvolk en worden vaak als eersten gepakt. Wie eenmaal in het criminele milieu zit, komt er nauwelijks uit. Hoe staat het met de toezegging van minister Dekker om te kijken of er voortijdig gescreend kan worden op licht verstandelijke beperkingen, zodat maatwerk geleverd kan worden om recidive te voorkomen? Minder recidive betekent minder slachtoffers. Ik neem aan dat we dat hier allemaal proberen te bereiken.

Daar past ook het voorstel van mijn collega Jeroen van Wijngaarden bij. Ook hij vraagt aandacht voor het feit dat kinderen niet crimineel geboren worden, maar dat ze crimineel gedrag kopiëren dat ze — helaas — in hun omgeving, zelfs binnen hun eigen gezin zien, bijvoorbeeld als hun grote broer hen is voorgegaan. De VVD wil dat, als dit soort kinderen gepakt wordt voor crimineel gedrag, in uitzonderlijk zware gevallen het hele gezin onder de loep kan worden genomen. We moeten oog hebben voor de broertjes en de zusjes. Daar blijf ik op hameren. Die mogen we ook niet vergeten. Graag een reactie.

Over preventie kan en moet nog veel meer gezegd worden, maar zoveel tijd heb ik nu ook weer niet. Met uw permissie ga ik door naar repressie: hoe zorgen we ervoor dat criminelen van de straat afgaan?

De voorzitter:

De heer Groothuizen.

De heer Groothuizen (D66):

Ja, ik doe het op dit moment omdat ik niet precies weet waar het betoog naartoe gaat.

De voorzitter:

Misschien moet u even wachten. Dan komt het vanzelf.

De heer Groothuizen (D66):

Mevrouw Yeşilgöz had een mooi betoog over vrijheid. Daar sloeg ik eigenlijk op aan. Ik denk dat dit betoog veel mensen aanspreekt. U zegt eigenlijk dat onze vrijheid wordt bedreigd van meerdere kanten. Dat kan criminaliteit, georganiseerde criminaliteit en terrorisme zijn. Daar moeten we ons tegen wapenen. Dan kun je nog iets vinden van hoe we dat doen, maar dat was volgens mij de kern van het betoog. Dat vind ik een mooi betoog.

Een van de dingen die onze vrijheid ook garandeert, is onafhankelijke rechtspraak. Op een ochtend, niet lang geleden, sloeg ik het conceptverkiezingsprogramma van de VVD open en toen verslikte ik me toch even in de cappuccino die wij bij D66 plachten te drinken. Daarin staat namelijk dat de VVD voorstelt om het Comité van Ministers uitspraken van rechters van het Europees Hof te laten corrigeren. Ik heb het niet doorgestuurd naar Warschau en Boedapest, maar ik kan me voorstellen dat daar de champagne ontkurkt is toen ze dit lazen. Kan mevrouw Yeşilgöz uitleggen hoe dit wat mij betreft krankzinnige voorstel past in haar betoog over vrijheid?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

De rechterlijke macht vormt natuurlijk een van de fundamenten van onze rechtsstaat. Dat hebben wij ook in het verkiezingsprogramma staan en dat zullen we altijd zeggen en verdedigen. Daar verandert dus helemaal niks aan. De rechter heeft en houdt altijd het laatste woord als het gaat over individuele gevallen. We willen vervolgens wel kijken wat zo'n uitspraak wellicht betekent voor jurisprudentie in onze wetgeving en voor hoe wij het hier hebben bedoeld. Daar kunnen we vervolgens met elkaar een democratisch debat over hebben. Ik vind het jammer dat de heer Groothuizen zich verslikt in zijn cappuccino, want dat is zonde van een goed kopje cappuccino, maar hij had me ook even kunnen bellen, want dan had ik het kunnen uitleggen. We verdedigen hier eigenlijk de rechtsstaat en ook de onafhankelijkheid van de rechters. Dat zegt het voorstel dus juist eigenlijk. We kijken dan met elkaar hoe we ervoor kunnen zorgen dat dit in deze tijd goed bij ons past.

De heer Groothuizen (D66):

Ik spreek weleens wat rechters en ik geloof niet dat die nou onmiddellijk het idee hadden dat de VVD hier voor ze op de bres sprong. Maar mevrouw Yeşilgöz kent haar eigen verkiezingsprogramma ook niet, want dit staat er niet. Het is de eerste bullet, en bullets zijn altijd belangrijk. Er staat echt: "het corrigeren van uitspraken van rechters van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens". Dat is het voorstel van de VVD. Dat is toch echt een flagrante schending van de scheiding der machten. Ik hoop dat mevrouw Yeşilgöz dat inziet en eigenlijk ook dat zij bereid is hier gewoon toe te geven dat de VVD dit zo niet moet doen.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Als het verduidelijkt moet worden, ben ik blij dat ik dat hier kan doen, en we zullen dat dan ook in de tekst doen. De rechter heeft en houdt altijd het laatste woord bij individuele zaken. Maar dat is niet per definitie zo in het wetgevingsproces en in hoe wij hier een samenleving inrichten. Daar moeten we vervolgens met elkaar ook een democratisch debat over kunnen hebben. Wat voor impact heeft dit op hoe we het hier met elkaar hebben ingericht?

De voorzitter:

Goed, dan stel ik voor ... O, ik zie nog de heer Azarkan en ook mevrouw Buitenweg. Doe rustig aan! Dit is uw favoriete microfoon, is mij opgevallen, meneer Azarkan. Ja, u mag hem gebruiken, hoor.

De heer Azarkan (DENK):

U heeft mij door; dat klopt inderdaad! Het is een geweldige plek om te staan. Het is dicht bij u. Ik voel de warmte.

De voorzitter:

Fijn! Dat schept meteen een band.

De heer Azarkan (DENK):

Nog even door op dit punt. Er is kritiek gekomen op de voorstellen die in het VVD-programma staan. Een ander voorstel is namelijk dat er niet meer getoetst kan worden aan het EVRM. De VVD weet ook dat wij hier geen hof hebben dat toetst aan onze Grondwet. Dat betekent dat mensen die gediscrimineerd worden, niet meer naar Europa kunnen om iets daar te laten toetsen. Dat zegt de VVD dus eigenlijk. Begrijp ik goed dat de VVD voorstelt dat we dat niet meer doen?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Nee. Zoals ik net tegen de heer Groothuizen zei, wil je weten of de jurisprudentie die ontstaat, past bij hoe je het hier in je land geregeld wilt hebben. Nationaal kunnen we heel veel. We hebben hier ook debatten met elkaar over. Maar internationaal kunnen we dat niet en dat is wat wij hier voorstellen. Wij zeggen: ook op internationaal niveau moet je met elkaar kunnen delen wat de uitwerking is. Is dit hoe we het ooit voor ogen hebben gehad en hoe het eruit had moeten zien? En dat doe je dan gezamenlijk. Het is eigenlijk precies wat ik ook tegen de collega van D66 zei. Dit geldt ook als het om het internationale aspect gaat. We verdedigen de rechtsstaat en de vrije rechtspraak in ons land en ook internationaal, juist om die te verstevigen en om ervoor te zorgen dat al die landen die blijven steunen.

De heer Azarkan (DENK):

Dat is geen antwoord op mijn vraag. Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius begint over jurisprudentie, maar ik ben daar nog niet. Wat volgens mij voorgesteld wordt, is dat iemand die hier in Nederland gediscrimineerd wordt, straks niet zo maar meer naar het Europese Hof kan om wat hier in Nederland gebeurt langs de meetlat van het EVRM te laten leggen en te laten toetsen. Volgens mij staat dat er. Dat is in schril contrast met wat Blok zei, toen hem werd gezegd: ja, je kunt geen onderdeel zijn van Europa en daar de voordelen van pakken, maar vervolgens niet meedoen als het gaat om de afspraken die we met elkaar gemaakt hebben en waarnaar je je moet schikken. Dan is het een soort cafetariamodel. We weten dat onze Grondwet hier niet getoetst wordt. We hebben hier geen situatie waarin dat voorkomt. Ik wil dus toch even vragen of Nederlanders die hier in Nederland gediscrimineerd worden, straks nog naar het Europees Hof kunnen om wat hier is gebeurd op basis van het EVRM te laten toetsen.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dat blijft Nederlanders vrij staan. Het gaat erom wat zo'n uitspraak vervolgens betekent. Wat betekent dit voor onze samenleving? Daar willen we dan een discussie over kunnen hebben. Daarom noem ik die jurisprudentie. Ik zie dat de heer Azarkan het een beetje ingewikkeld vindt. Ik wil het hier ook later nog weleens een keer goed uitleggen. Het staat ook aardig uitgebreid in ons verkiezingsprogramma. Waar het om gaat is dat de rechter per definitie het laatste woord houdt bij een individuele casus. Je ziet dat dit soms wordt doorvertaald naar onze samenleving, onze wetgeving en naar hoe wij het hier inrichten. Dan willen we hier wel met elkaar die discussie over kunnen voeren. Dat moet ook op internationaal niveau kunnen.

De voorzitter:

Laatste vraag.

De heer Azarkan (DENK):

Ja, het gaat hard, voorzitter. Ik dank mevrouw Yeşilgöz-Zegerius dat ze dit graag aan mij uitlegt. Ik heb niet haar niveau, dus ik vraag misschien wat meer tijd. Ik vind het heel prettig als ze de tijd wil nemen om het uit te leggen. Dank daarvoor. Begrijp ik het goed dat ze zegt: we eerbiedigen het individuele geval waarin iemand zijn recht haalt in Europa, maar als we op dat punt verkeerd zitten, dan betekent dit niet automatisch dat dit ertoe leidt dat de jurisprudentie doorwerkt in aanpassingen? Alle anderen die daarna komen, moeten het dus gewoon nog een keer doen, ook als we weten dat het niet goed is en dat we daar fout zitten ten opzichte van het EVRM.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

De vraag vond ik niet helemaal duidelijk. Het gaat erom dat rechters niet direct op die manier bijvoorbeeld onze wetten buiten werking kunnen stellen of invloed kunnen uitoefenen. We willen dan wel met elkaar dat gesprek aangaan, bij voorkeur ook op Europees niveau met de andere landen, om te kijken welke impact het heeft op de inrichting van de samenleving. Ik denk dat het gesprek gaande houden juist het allerbelangrijkste is. Daarom vind ik de opmerkingen en de ideeën die straks misschien van GroenLinks komen, maar die we ook in de media zagen over dit onderwerp, heel belangrijk. Je wil namelijk juist die discussie. Wat is de uitwerking? Waar is het EVRM ooit voor ingesteld? Hoe hebben we dat met elkaar vormgegeven? Wat betekent het vandaag de dag? Is dat iets wat we met elkaar op die manier kunnen verdedigen of moeten we daar wat aspecten van aanpassen of anders inrichten? Die discussie willen wij voeren. Ik denk dat dit heel belangrijk is.

Sorry, ik rond af. Ik denk dat het juist heel belangrijk is om iedereen betrokken te houden bij de vraag waarom dit soort wetgeving en rechten heel erg belangrijk zijn.

De voorzitter:

Mevrouw Buitenweg.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik denk dat ik een kans krijg om het nog een keer uit te leggen.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Ik denk het ook en ik denk dat het nodig is. Ja, het zou heel fijn zijn als mevrouw Yeşilgöz-Zegerius dat wil doen. Als het EVRM anders uitpakt dan lidstaten willen, is het altijd mogelijk om het EVRM aan te passen. Zo werkt dat. Meestal is er een uitspraak van de hoven. Dat zegt ook iets. Daarna heeft de politiek de mogelijkheid om samen met de lidstaten iets te amenderen, indien dit wenselijk is. Maar dat is niet wat de VVD zegt. De VVD zegt niet: we kunnen met z'n allen verdragen aanpassen, als we het daar unaniem over eens zijn. De VVD zegt: we willen dat het Comité van Ministers individuele uitspraken die ons niet zinnen, kan aanpassen. De VVD zegt ook: we willen dat de Nederlandse Grondwet wordt aangepast, zodat de rechterlijke toetsing van wetten aan het EVRM wordt beperkt. Het lijkt alsof de VVD is vergeten dat we in een democratische rechtsstaat leven en alleen denkt dat we in een democratie leven, waarbij het uiteindelijk alleen aan de politiek is om te bepalen hoe grondrechten moeten worden geïnterpreteerd. Mijn concrete vraag aan de VVD is: op welke wijze wil de VVD dat grondrechten worden getoetst? Dient dit te gebeuren aan het EVRM, aan een nationaal hof of hoe ziet de VVD dat voor zich?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dat is een heel goede vraag, omdat het op verschillende niveaus kan worden getoetst. Maar uiteindelijk, of het nou nationaal of internationaal is, wil je weten hoe dit uitwerkt in je eigen samenleving. Ik ga een voorbeeld aanhalen dat buiten Nederland ligt, maar dat voor mij een van de eerste momenten was dat ik heel erg begon na te denken over hoe dit uitpakt. Dat was tijdens mijn werkbezoek aan Italië, waarbij ik met verschillende mensen, officieren en rechters, sprak over de antimaffiawetgeving. Zij kwamen met allerlei voorbeelden met betrekking tot het EVRM. Zij zeiden dat zij het volgende vanuit Europa te horen krijgen: dit zijn grondrechten van criminelen en die schend jij, dus je moet je hele beleid en wetten anders inrichten. Zij zeggen: "Dit is eindelijk iets wat werkt. Eindelijk lukt het ons om die maffiosi voor te blijven en om ze langer vast te houden. En dan komt er een beroep op een van de mensenrechten die in het EVRM staan, bijvoorbeeld dat je een crimineel niet heel lang geïsoleerd kan vastzetten. Maar als we dat niet doen, gaan ze vanuit de gevangenis aanslagen organiseren." Dat hebben we eerder gezien en dat heeft Italië op een heel pijnlijke manier gezien. Dit is een voorbeeld. Ik besef heel goed dat dit niet het antwoord is dat mevrouw Buitenweg wil horen. Zij had het ook over Nederland, maar dit is wat er in Europa gebeurt. Wij willen kunnen toetsen wat voor uitwerking het heeft, wat het betekent. Laten we met elkaar dat debat aangaan.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Een debat is prima, maar het gaat hier over ... Ik hoop toch dat er wat dieper wordt nagedacht, ook vanuit de partij die de vrijheid én de democratie voorstaat in een rechtsstaat. Er staat hier dat rechters niet kunnen toetsen aan het EVRM. Als bepaalde wetten strijdig zijn met grondrechten, zoals bijvoorbeeld nu in Polen en Hongarije aan de hand is, dan wil de VVD dat het niet mogelijk is voor de rechter om zulke strijdige wetgeving buiten werking te stellen. Dat is wat er staat. Ik zie mevrouw Yeşilgöz nadenken en dat moet ze zeker gaan doen. Dus ik zou zeggen: grijp uw kans om te amenderen. Vindt de VVD het aanvaardbaar dat een rechter niet meer in de positie is om een wet buiten werking te zetten wanneer deze lijnrecht, flagrant, strijdig is met mensenrechtenverdragen?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Voorzitter. Ten eerste wordt hierover al heel lang nagedacht door de VVD. Dit is namelijk niet de eerste keer dat we dit hier neerleggen. U weet wellicht dat Klaas Dijkhoff en Halbe Zijlstra eerder hebben aangegeven, aan de hand van heel veel concrete casuïstiek, waarom we deze discussie juist met elkaar aan moeten gaan. Dit is dus iets wat al jaren wordt besproken, binnen mijn partij, maar ook hier. Dit is wat wij nu in ons verkiezingsprogramma neerzetten: zo zou het wat ons betreft eruit moeten zien. Ik denk dat het wel heel erg belangrijk is dat we dat op deze manier doen. Ik sta — als dat de vraag is — volledig achter het verkiezingsprogramma, met name omdat het een jarenlange ontwikkeling was om hier te komen en te zeggen: het heeft een uitwerking, waarvan je je kunt afvragen of dat is wat we met elkaar willen.

De voorzitter:

Dan ga ik naar de heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

De collega's die voor mij zeer kritische vragen hebben gesteld over dat hoofdstuk in het verkiezingsprogramma van de VVD over de rechtsspraak hebben natuurlijk groot gelijk. Want ook in mijn ogen geeft dat toch wel blijk van bijna antirechtsstatelijke opvattingen of in ieder geval hele riskante opvattingen over hoe je naar de rechtsspraak kijkt. Maar nu we toch het verkiezingsprogramma van de VVD aan het bespreken zijn — en dat heeft ook een relatie met de begroting van 2021; maakt u zich geen zorgen, voorzitter — gaat het ook over de rechtsbijstand. Ieder mens heeft recht op recht. De toegang tot het recht is het fundament van onze rechtsstaat. En wat doet nou de VVD al jaren? Die zeggen eigenlijk "de gesubsidieerde rechtsbijstand"— dus rechtshulp voor mensen die het commerciële tarief van een dure advocaat niet kunnen betalen — "vinden we eigenlijk maar lastig. Dat snoeien we terug". De VVD heeft daar eigenlijk heel weinig geld voor over. En nu zegt de VVD zelf in het verkiezingsprogramma: om de gesubsidieerde rechtsbijstand betaalbaar te houden, schaffen we het af voor echtscheidingszaken. Dat betekent dus gewoon dat mensen die in een complexe echtscheidingszaak terechtkomen, het maar zelf uit moeten zoeken. Waar is dan het mensenrecht gebleven van de toegang tot het recht, het fundament van onze rechtsstaat, in de ogen van de VVD?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Om te beginnen wil ik wel echt een opmerking maken over de bewering dat delen van de tekst waar we het net over hadden, antirechtsstatelijk zouden kunnen zijn. Dat mag de heer Van Nispen natuurlijk vinden, maar daar neem ik absoluut afstand van. Wat we hier doen, is juist de rechtsstaat beschermen, de positie van de rechters beschermen en ook zeggen: laten we met elkaar in debat gaan over hoe dat vervolgens uitpakt in de samenleving, want je wilt per definitie dat draagvlak altijd houden en de onafhankelijke rechterlijke macht beschermen. Dat is wat wij op deze manier willen bereiken. Daar kunnen we van mening over verschillen, maar ik laat mij niet zeggen dat de VVD antirechtsstatelijk zou zijn.

Deze vraag begrijp ik ook, want ik weet dat de heer Van Nispen vanuit de SP hier ook heel veel met mijn collega Jeroen van Wijngaarden over heeft gedebatteerd. Ik weet ook dat minister Dekker voor dit jaar en komend jaar 30 miljoen heeft uitgetrokken om toch weer extra te investeren in de rechtsbijstand, in de sociale advocatuur. Dus ik denk dat we daarin belangrijke stappen zetten. Ik deel met de heer Van Nispen dat de toegang tot de rechtsgang altijd open moet staan, voor iedereen die zijn recht wil halen. Maar we kunnen wel van mening verschillen over hoe we dat vervolgens inrichten.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Oké. Ik was gebleven bij repressie en de aanpak van drugscriminelen. De vraag daarbij is hoe we ervoor zorgen dat criminelen van straat gaan. Volgens bijna alle deskundigen zijn de twee belangrijkste instrumenten om georganiseerde misdaad aan te pakken en criminele netwerken op te rollen, data verzamelen, informatie delen dus, en het gebruik van kroongetuigen en spijtoptanten, mensen die die data vervolgens in de juiste context kunnen plaatsen, zodat we meer criminelen kunnen pakken. Op het eerste punt heeft u mij hier eerder voorstellen horen doen, onlangs nog met een collega van het CDA. Daar zetten we ook samen stappen. Dus ik wil nu graag over het tweede punt praten.

De huidige wettelijke kroongetuigenregeling bestaat iets meer dan vijftien jaar en is duidelijk aan modernisering toe. Deskundigen die wij spraken in binnen- en buitenland, zoals Italië, wijzen op het feit dat de kroongetuigenregeling nu alleen loont bij hoge strafvervolging, maar dat het veel beter zou zijn als het flexibeler ingevuld wordt. Kleinere criminelen kunnen opnemen, betekent niet alleen dat er dan wellicht geen of minder afspraken gemaakt hoeven te worden met notoire criminelen, die dan al heel wat op hun kerfstok hebben. Je kunt wellicht ook een groter deel van het netwerk oprollen door hun sleutelpositie en je voorkomt dat deze kleine criminelen die je in de kroongetuigenregeling hebt kunnen opnemen, uitgroeien tot grote bazen. Is het kabinet bereid de kroongetuigenregeling te moderniseren en in ieder geval dit concrete voorstel van de VVD daarin mee te nemen?

Dan over het veiligheidsplan dat niet alleen bij een kroongetuige gemaakt wordt, maar dat wat de VVD betreft ook standaard gemaakt zou moeten worden voorafgaand aan elke grote strafzaak gericht op de georganiseerde misdaad. We willen dat er altijd vooraf een veiligheidsplan ligt, waarbij niet alleen naar de veiligheid van de kroongetuige wordt gekeken, maar ook naar de veiligheid van diens familie, advocaten, rechters, officieren en andere betrokkenen. Graag een toezegging om dit gesprek op te pakken met Justitie.

Voorzitter. De afgelopen jaren zijn veel fundamentele fouten gemaakt rond de veiligheid van de kroongetuige en diens omgeving. Dan heb ik het natuurlijk nu specifiek over de Marengo-zaak. Ik heb hier keer op keer op keer vragen gesteld over: moord op een onschuldig familielid, moord op een advocaat, bescherming van andere advocaten om hun veiligheid, het net voor de vierde keer per ongeluk een foto delen van de kroongetuige en ga zo maar door. De minister heeft een paar weken geleden toegezegd ons vertrouwelijk te informeren over wat hier nou gebeurt, maar ik moet constateren dat er nog geen afspraak staat en dat ik er eigenlijk ook echt wel klaar mee ben. Ik wil weten waar het beter kan, zodat toekomstige slachtoffers voorkomen kunnen worden. Dus eigenlijk is mijn vraag nu inmiddels: wat is de reden dat de minister deze terugkerende vraag van de VVD zo makkelijk opzijschuift?

En dan de derde pijler: het verdienmodel van de criminelen onderuithalen. We kunnen er namelijk niet omheen om ook eerlijk te constateren dat als niemand drugs zou gebruiken, deze meedogenloze drugscriminelen niet zo ongelofelijk veel geld zouden verdienen met hun handel en we dus ook niet te maken zouden hebben met de agressieve en ondermijnende praktijken daaromheen, zoals het vermoorden van advocaten en het bedreigen van journalisten en burgemeesters. Ik wil van de minister dan ook weten of en, zo ja, hoe gekeken kan worden naar de effectiviteit van ons drugsbeleid, wat het huidige beleid eigenlijk oplevert en welke effecten het steviger aanpakken van drugs of legalisering — ik neem de beide uitersten — überhaupt zouden hebben als we ook gewoon realistisch rekening houden met het feit dat heel veel drugs naar het buitenland geëxporteerd worden.

Voorzitter. Zo zien we dat drugs ons land ook binnenkomen via zeehavens. Die havens willen geen concurrentienadeel. Dus deinzen ze terug voor intensieve controles als hun dat nadeel op zou leveren. Daarom moet het kabinet wat de VVD betreft op pad om een Noord-Europees zeehavenpact te starten met een gezamenlijk afsprakenplan over de mate van risico van drugscontroles op schepen. Daarbij moet ook samengewerkt worden met vertrekhavens om controles effectief in te richten. Alleen door samen te werken, kan het net sluiten. Hoe meer landen en zeehavens meedoen, hoe beter.

Op vergelijkbare wijze moet daarnaast ook worden gekeken naar pakketpost waarmee in anonieme pakketten pillen en coke nu de wereld over gaan. Daar hebben we ook eerder vragen over gesteld. Wellicht kan de minister daar nog nader op ingaan.

Ook is het ontzettend belangrijk om mensen weerbaar te maken tegen criminelen. En als dat niet gaat en mensen trappen toch in listen van tuig, zoals bij bankfraude, dan zien we te vaak dat slachtoffers volledig in de kou staan. Is de minister bereid zo snel mogelijk met de banken om tafel te gaan om ervoor te zorgen dat mensen die slachtoffer zijn geworden van dit soort criminelen ook gecompenseerd worden?

Voorzitter. Sta mij toe om hier een heel ander punt over compensatie te maken. De VVD heeft samen met de SP aandacht gevraagd voor mensen die het leven redden van een ander door een spontane reddingsactie en vervolgens zelf moeten opdraaien voor de kosten als er tijdens deze heldendaad schade ontstaat, bijvoorbeeld dat hun bril vernield wordt of hun telefoon wordt gestolen. Het antwoord van het kabinet op onze vragen kwam wel een beetje neer op "da's dan pech". Dit moet anders. Dus graag een reactie.

Van dezelfde categorie, waarbij de overheid eigenlijk zegt "pech voor u" zijn de inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel en de zichtbaarheid van adressen. Ondernemingen die op huisadressen zijn ingeschreven, zijn zichtbaar en daarmee is het zeer makkelijk te achterhalen waar iemand woont, soms met hele onveilige situaties van dien. Daar hebben wij helaas heel veel voorbeelden van binnengekregen. Wil je dat niet, dan moet je gaan betalen voor een postbus en dat zelf organiseren. Dat is wat de VVD betreft de omgekeerde wereld. Die adressen moeten gewoon niet meer automatisch openbaar zijn, maar alleen besloten in te zien zijn voor bevoegde partijen, bijvoorbeeld notarissen. Graag een toezegging dat dit geregeld gaat worden.

Voordat ik ga afronden, wil ik nog stilstaan bij een ander punt dat mij zeer raakt. U heeft mij er vaak over gehoord. Ik heb het over het gif dat "antisemitisme" heet. Eerst de beveiliging regelen en dan pas het gebak voor je bar mitswa. Elke dag je bewust zijn van het feit dat je uitgescholden gaat worden omdat je een keppeltje op hebt. Dat is de werkelijkheid voor zoveel joden in ons land. Ik ben blij dat met het initiatief van de VVD en de ChristenUnie 3 miljoen is vrijgemaakt om dit effectiever aan te pakken. De besteding zoals voorgesteld door het kabinet zou eerlijk gezegd niet een-op-een mijn idee zijn, maar ik ben bereid om te kijken wat dit voor effect zal hebben. Ik wil ook graag van het kabinet weten hoe de effectmeting is ingericht. Ik kon de belangrijkste post, een nationaal coördinator antisemitisme, niet zo duidelijk terugvinden. Ik neem aan dat dat aan mij ligt. Ik zou dus graag een toelichting krijgen. Waar kunnen we die post terugvinden? Hoeveel is hiervoor uitgetrokken? Is er al een nationaal coördinator? Wanneer begint hij en met welke opdracht?

Voorzitter. Na de bespreking van al deze punten zou je bijna vergeten hoe mijn collega Bente Becker aan dit verhaal begon: we hebben zo'n bijzonder land, waar we in vrijheid leven, maar die vrijheid is niet vanzelfsprekend en die zouden we met elkaar moeten koesteren. Daar zou ik ook graag mee willen afsluiten. Vandaag vragen wij onze bewindslieden met allerlei voorstellen en hopelijk ook met voorstellen van de collega's hier om die manier van leven te beschermen. Maar ik vind dat wij allemaal, als inwoners van ons land, pal moeten staan voor die vrijheden en dat we het doorgeven van het belang daarvan aan de volgende generaties niet alleen aan leraren, journalisten of cartoonisten moeten overlaten en niet vanaf onze bank makkelijk moeten zeggen: niet buigen, fiks jij het maar, sta jij maar voor die vrijheid. We moeten dit gezamenlijk doen, ook als inwoners van dit land. Nu deze mensen zo onder druk staan — we weten dat leraren moeten onderduiken en we weten dat journalisten bedreigd worden — en Samuel Paty het lesgeven zelfs met de dood heeft moeten bekopen, moeten we ook zorgen dat we daarnaast staan, niet alleen in woorden maar ook gewoon letterlijk. Mijn collega Bente Becker en ik hebben al eerder aangegeven dat we graag met een groep mensen die voor die vrijheid staan, de klassen ingaan en naar buiten zullen gaan. Ik hoop eigenlijk dat heel veel mensen zich daarbij aansluiten om te laten zien dat we altijd met meer zijn.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank. De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Mooie woorden, zeker op het laatst. Ik denk dat mevrouw Becker mij gaat verwijten dat ik VVD-corvee heb, maar ik doe het gewoon toch.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dat kan de beste overkomen.

De heer Van Nispen (SP):

Zeker, zo is het. Er moet toch nog een kritische vraag gesteld worden, want ergens in het betoog zei mevrouw Yeşilgöz-Zegerius: "We hebben zo veel wetten gemaakt om het land veiliger te maken." Dat zal zo zijn, maar het is vaak zo dat wetten als zodanig het land niet veiliger maken en dat je daar mensen voor nodig hebt. Dat zijn de agenten, die voor ons staan en een stap naar voren doen waar anderen een stap terug doen. Dat zijn onder anderen ook de officieren van justitie, mensen die in de gevangenis werken, mensen in de rechtspraak, mensen bij de reclassering en zoveel anderen; noem ze maar op. Ik noem ook de jongerenwerkers en aandacht voor preventie, die ook terecht is. Er zijn zo veel mensen die ons land veiliger maken. Dat is eigenlijk belangrijker dan het aanscherpen van wetten op kleine puntjes, zoals we af en toe zien. Soms bekruipt me het gevoel dat het aankondigen van een hogere strafmaat voor iets een beetje een afleiding is om te laten zien hoe stoer je bent en dat je het land veiliger wil maken. De VVD is eigenlijk tien jaar aan het besturen op dit ministerie van Justitie en Veiligheid. Als ik goed geteld heb — want dat is soms lastig — zijn er de afgelopen jaren acht bewindspersonen van de VVD geweest die daaraan hebben bijgedragen. In het verkiezingsprogramma van de VVD staat dat er meer wijkagenten moeten komen, dat er meer cyberexperts moeten komen, dat er van alles moet gebeuren, dat de ondermijning beter aangepakt moet worden. Wees dan even heel eerlijk: als je zo veel wensen hebt en straks weer zo veel beloften aan de kiezer gaat doen, geef dan ook een eerlijk beeld van hoe het ervoor staat en hoe de VVD het er na tien jaar Justitie en Veiligheid af heeft gebracht.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik ben heel erg blij met deze vraag, want we zien dat we alleen al in de afgelopen vier jaar bijna 1 miljard extra investeren in veiligheid. Dat is nog aanzienlijk meer dan wat in het coalitieakkoord stond, juist omdat we extra investeren in de aanpak van ondermijning, in de aanpak van drugscriminaliteit en in de aanpak van cybercriminaliteit. We investeren honderden miljoenen extra in de politie. U hoort mij niet zeggen dat dat genoeg is. Dat is het punt. Ik ben juist heel erg blij met die wetten, waarmee we niet slechts een klein dingetje hebben veranderd, maar ervoor hebben kunnen zorgen dat we de nationaliteit kunnen afpakken, dat we je paspoort kunnen afpakken en dat we kunnen tegenhouden dat je hier ooit weer terugkeert als je een terrorist bent. We hebben zo veel wetten aangenomen die heel erg belangrijk zijn. We hebben daar geld tegenover gesteld. En dan sluit ik mij mijn ogen natuurlijk niet voor de nieuwe uitdagingen die in de samenleving ontstaan en voor de zaken waar het nog beter moet. Ik spreek wekelijks, zo niet dagelijks met agenten en mensen die zich dag en nacht inzetten voor onze veiligheid. Ik weet waar zij tegen aanlopen. U heeft gezien, voorzitter, dat ik mij hier heb ingezet voor de tasers, voor bodycams, voor de bewapening van boa's die bevoegd en bekwaam zijn. Maar mijn wensenlijstje waarop staat wat ik voor al die mensen nog meer wil doen opdat zij weer veilig voor onze vrijheid kunnen staan, is niet klaar. En er komen nieuwe uitdagingen, dus u zult mij hier — als wij nog tien jaar de grootste zijn; ik mag het hopen — steeds weer zien, met elke keer nieuwe ideeën. En ik hoop ook samen met de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Als het goede ideeën zijn, dan kunnen we zeker samenwerken, maar gelet op het beleid van de afgelopen jaren op het terrein van Justitie en Veiligheid mag ik toch niet hopen dat de VVD nog een keer de grootste wordt. Kijk naar de staat van de politie: wijkagenten kunnen nog nauwelijks in hun wijk komen, de screening is op dit moment niet op orde en we zoeken zó veel meer agenten en rechercheurs door de kaalslag in het verleden. Kijk naar de problemen bij het Openbaar Ministerie: daar liggen stapels zaken op de plank, zaken waarin slachtoffers wachten op rechtvaardigheid. Kijk naar de achterstanden in de rechtspraak. Kijk naar het gegeven dat we veel te weinig kunnen doen met mensen die veroordeeld zijn. U zei "recidive bestrijden is slachtoffers voorkomen", maar waarom gebeurt er dan zo weinig met die mensen om ervoor te zorgen dat die recidive bestreden wordt? Er is nog zo ongelofelijk veel te doen. Dan kun je volgens mij niet zeggen: er zijn nieuwe ontwikkelingen en daarom moeten we dingen weer opschrijven in ons verkiezingsprogramma. Dat zijn allerlei ontwikkelingen die al jaren voorspeld worden. Mensen roepen al jaren dat een kaalslag dreigt bij justitie. Het is dus echt onvoldoende geweest. Nu we aan het eind van deze kabinetsperiode de balans opmaken, blijkt dat het eigenlijk gewoon onvoldoende is, gezien de staat van de politie en al die andere belangrijke organisaties in onze strafrechtketen. Ik denk echt dat het heel goed zou zijn als mevrouw Yeşilgöz-Zegerius dat zou erkennen.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Helaas hebben we op heel veel plekken moeten bezuinigen toen het door de crisis heel erg slecht ging. Dat is onder voorgaande kabinetten geweest, bijvoorbeeld onder het kabinet met de PvdA. Dat hebben we moeten doen. We hebben toen ook gezegd dat wij zodra er weer ruimte ontstaat, de eersten zijn die weer gaan investeren in bijvoorbeeld politie en justitie. En dat hebben we ook gedaan. Dat hebben we gedaan en dat wordt volop gedaan. Ik zei het al: bijvoorbeeld bijna 300 miljoen in de politie. Dat wil niet zeggen dat je morgen, oneerbiedig gezegd, een blik met agenten hebt klaarstaan dat je open kunt trekken. Mensen moeten gedegen opgeleid kunnen worden en vervolgens ervaring op kunnen doen. Ik zou ook willen dat het sneller kon, maar tegelijkertijd wil ik helemaal niet dat dit sneller kan, want ik wil dat mensen tijd hebben voor een goede opleiding. Dat betekent dat we met elkaar door moeten gaan. Helaas hebben we ook heel veel agenten van straat moeten halen toen de beveiliging van advocaten, rechters en officieren versterkt moest worden na de moord op Derk Wiersum. Ik ben blij dat het kabinet vervolgens heeft gezegd: wij gaan fors investeren in de aanpak van ondermijning. Ik ben ook heel blij dat niet is ingezet op deze kabinetsperiode, maar dat wordt erkend dat dit iets is van lange adem en dat je daar structureel in moet investeren. En dat doen we en dat blijven we doen op het moment dat er ruimte ontstaat. Ik heb wat amendementen van collega's gezien waarin een investering wordt voorgesteld en waarin bij de dekking staat: dat verdient zichzelf wel weer terug. Zo kun je dat niet waarmaken. Ik kom wel graag met goede plannen die ik ook echt waar kan maken.

De voorzitter:

Ik wil toch op iedereen een beroep doen om de interrupties en de antwoorden kort te houden. Dat geldt voor iedereen. Nou, arme mevrouw Van Beukering-Huijbregts. U moet nu het goede voorbeeld geven.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):

Dank u wel, voorzitter. Het is mijn allereerste interruptie.

De voorzitter:

Ja, weet ik.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):

Ik hou het heel kort. Ik hoor collega Yeşilgöz zeggen dat ze heel veel gesprekken voert met agenten op straat, wel dagelijks, wekelijks. In uw verkiezingsprogramma staat dat er veel meer achter jongeren aangezeten moet worden en dat er veel meer gecontroleerd moet worden. Tegelijkertijd zei u net: er is eigenlijk te weinig capaciteit; daar moet de komende jaren op ingezet worden. Ik vind dat niet te rijmen, dus ik wil graag weten hoe mijn collega daarnaar kijkt.

De voorzitter:

Ja, zo kan het ook.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Wat ik zojuist zei, en wat ook in het verkiezingsprogramma op verschillende plekken staat — ik zou de collega's dus willen uitnodigen om niet alleen de veiligheidsaspecten te lezen, maar ook de andere, want daar komt het ook terug — is dat je juist bij preventief optreden aandacht moet hebben voor de ggz-aspecten, voor de zorg, voor onderwijs. De afgelopen weken heeft u mijn collega's bij de begrotingsbehandeling gehoord. Op al die plekken doen zij voorstellen aan de preventieve kant om ervoor te zorgen dat we juist voorkomen dat jongeren de verkeerde kant op gaan. Maar u heeft mij ook altijd horen zeggen — sorry, voorzitter, maar deze moet er wel bij — dat de politie klaarstaat als je niet luistert, als je geweld of agressie gebruikt en we het punt van een goed gesprek voorbij zijn. Dat is wel een belangrijk aspect. Dan gaan wij je niet vertroetelen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):

Ik maak het weer zo ingewikkeld met mijn naam. Sorry daarvoor.

De voorzitter:

Ik ken het gevoel.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):

Dank u wel, voorzitter. Maar kijk, daar zijn we het over eens: we moeten natuurlijk preventief inzetten, we moeten natuurlijk op allerlei vlakken zorgen dat het niet nodig is dat we die jongeren achter de vodden gaan zitten. Maar dat is wel wat u in uw verkiezingsprogramma in het hoofdstuk Veiligheid benoemt, en daar maak ik mij zorgen over. U heeft een prachtig verhaal over vrijheid, en daar vinden wij elkaar in. Maar als het gaat over die jongeren, dan zegt u: als ze afglijden, dan gaan we er ook bovenop zitten en blijven we ze ook achtervolgen. Ik vind dat niet rijmen. Wat zegt u eigenlijk tegen die jongeren? Dat ze allemaal tegengehouden moeten worden, dat die jongere geen jongere meer mag zijn, dat iedereen die op straat rondloopt "dus" een crimineel in spe is? Ik wil graag van u horen wat u daarvan vindt.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ik zeg tegen jongeren die een eerlijke kans willen dat wij voor hen staan, dat wij hier op alle mogelijke manieren met voorstellen en ideeën komen en ervoor zorgen dat zij een eerlijke kans hebben op onderwijs, op een baan, op een huis. Daar hoort u al mijn collega's over. Er zijn ook jongeren die denken dat zij het kunnen maken om een buurt te terroriseren en die ervoor zorgen dat mensen niet eens meer naar buiten durven of hun hond durven uit te laten omdat zij dan vervolgens aangevallen worden of auto's in de fik worden gestoken. We hebben afgelopen zomer gezien wat er gebeurde met rellen in allerlei steden. Ik ben daar geweest, ik heb daar bewoners gesproken. Tegen die jongeren zeg ik: het moment van een goed gesprek zijn we nu echt onwijs voorbij; jij gaat met de politie mee, jij gaat voor de rechter belanden en we gaan bij jou thuis kijken naar je broertjes en zusjes. Ik zie D66 knikken van ja, ja, ja. Dus ik vraag D66: wat zegt u tegen al die bewoners?

De voorzitter:

Dat vraagt u straks.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Ja, dat zal ik zeker doen. Al die bewoners, die daar zitten en zich in hun eigen wijk onveilig voelen, wat zegt u daar dan tegen? Ik neem aan dat u daar met uw cappuccino langsgaat, maar ik denk niet dat ze dat zullen waarderen.

De voorzitter:

Mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Ja, voorzitter. Vanwege het beperkte aantal vragen dat ik mag stellen, heb ik ervoor gekozen om het hele betoog van mevrouw Yeşilgöz even af te wachten. En dan ga ik toch even terug, naar vrijwel het begin. Want ik hoorde haar spreken over een meldpunt voor bedreigde journalisten, en om dat onder te brengen bij het Team Bedreigde Politici. Nu zit dat bij de eenheid Den Haag en het bestaat uit negen personen. We weten allemaal dat het aantal bedreigingen van politici helaas toeneemt. Dus dan zou mijn directe vraag aan mevrouw Yeşilgöz zijn: steunt u de oproep van mijn fractie om dat team van negen personen uit te breiden?

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

De enige vraag die ik daarbij zou hebben, en het enige waarover wij van mening zouden kunnen verschillen, is: hoe gaan we dat betalen? Maar voor de rest steun ik het volledig. Ik moet u alleen eerlijk zeggen — en u heeft mij ook niet horen zeggen dat ik een zak met geld heb gevonden — dat dat het enige is waar ik op dit moment tegenaan loop, want ik deel het helemaal. Maar als ik dit nog mag toevoegen: ik kan het niet verkroppen dat we het wel voor onszelf regelen, maar bijvoorbeeld tegen journalisten zeggen "jij moet nog even wachten". En dat is waarom ik vandaag met dit voorstel kom, en zeg: laten we in ieder geval hun expertise inzetten voor die zwaardere groep bedreigde journalisten. Dat zijn er niet tientallen, gelukkig. Maar als we samen geld vinden om dat uit te breiden, sta ik naast u.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Yeşilgöz-Zegerius. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Buitenweg namens GroenLinks.

Mevrouw Buitenweg (GroenLinks):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Dit is het laatste begrotingsdebat voor deze bewindslieden in deze Kamerperiode. Ik zou willen beginnen om hun te vragen hoe zij het eigenlijk allemaal hebben ervaren, zowel persoonlijk alsook wat zij nu zien als de grootste ontwikkelingen op hun departement. En ook hoe zij aankijken tegen de onderlinge taakverdeling; was die nou goed geknipt aan de formatietafel? En welke boodschap hebben zij ook nog voor hun opvolgers?

Voorzitter. Als er één onderwerp centraal is komen te staan in deze periode bij de discussies hier bij JenV, dan is het ondermijning: de verwevenheid tussen onderwereld en bovenwereld, het constante gebeuk van de georganiseerde misdaad op onze samenleving. En we zijn helaas steeds opnieuw genoodzaakt geweest om de mensen te beschermen die in de frontlinie zijn komen te staan, waaronder burgemeesters, advocaten en families van kroongetuigen. Collega's spraken daar net ook al over. De aanpak van ondermijning is een enorme opgave. Daarbij gaat het deels over preventie, om het versterken van wijken, het verkleinen van de groep meelopers en het bieden van alternatieven aan kwetsbare jongeren, maar ook om een effectievere opsporing en vervolging, het vergaren en delen van informatie, internationale samenwerking en het pakken van criminelen waar het pijn doet. Als ik terugkijk op de debatten die we hebben gehad, dan zie ik dat er steeds plannen worden gepresenteerd en goede voornemens, om het foute geld nu écht af te pakken. Maar het resultaat is nog steeds bedroevend. Als ik het goed begrijp, zijn er inmiddels ook veel meer banken die hun verantwoordelijkheid nemen en signalen doorgeven aan het OM over waar mogelijk fout geld zit, maar vervolgens worden deze signalen vaak niet opgepakt. Mijn vraag aan de minister is: waar ligt dat aan en wat is er nodig om een omslag te maken, maar nu echt?

Het OM, politie en de rechtspraak zijn cruciaal in het beschermen van onze rechtsstaat. Het is belangrijk voor hun slagkracht dat wij geen jojobeleid voeren, maar langjarige continuïteit garanderen in visie en bekostiging. De motie-Rosenmöller c.s., die is aangenomen in de Eerste Kamer, heeft geleid tot een onderzoek naar hoe we die continuïteit kunnen realiseren. Kan de minister ervoor zorgen dat het onderzoek op tijd klaar is om een rol te spelen tijdens de volgende formatie?

Voorzitter. Ook voor mij is dit de laatste begrotingsbehandeling. In de afgelopen jaren heb ik vaak aandacht gevraagd voor zaken die buitenproportioneel hard vrouwen raken, zoals verkrachting, stalking en culturele en religieuze praktijken die vrouwen klein houden. Ik heb het gehad over de golf aan bedreigingen en intimidaties die vooral vrouwen en mensen met een migratieachtergrond te verwerken krijgen wanneer zij zich roeren in het maatschappelijk debat op sociale media. Ik heb het ook gehad over partnermoord. Vandaag is de internationale dag tegen geweld tegen vrouwen. Ik wil de minister vragen hoeveel vrouwen dit jaar zijn vermoord door hun partner of ex-partner. Want natuurlijk kunnen we er trots op zijn dat het totale aantal moorden in Nederland de afgelopen jaren is gedaald, maar als ik het goed heb, is juist sprake van een stijging van het aantal vrouwelijke slachtoffers. Ook dat is ondermijnend in een rechtsstaat.

Op deze dag wil ik de minister ook vragen zich uit te spreken over een relatief nieuw verschijnsel: deepnudes. Deepnudes zijn foto's en video's die via kunstmatige intelligentie zo zijn gemanipuleerd dat het lijkt alsof iemand naakt is of seks heeft. Volgens onderzoek is het grootste deel van alle deepfakes pornografisch. Ze worden vervolgens vaak gedeeld of als video geüpload bij websites als Pornhub. Verschillende Nederlandse presentatrices zijn hier al het slachtoffer van geworden, en dat geldt ongetwijfeld voor nog heel veel meer vrouwen die niet bekend zijn, maar wel een rancuneuze ex hebben. We hebben in het buitenland gezien dat deepnudes ook worden ingezet om vrouwen monddood te maken en te vernederen. Zo zei een slachtoffer dat het voelde alsof duizenden haar naakt hadden gezien; het voelde alsof haar lichaam niet meer van haar was. Hoe wordt hier nu tegen opgetreden? Ik denk dat het tijd is om hier regels voor te maken. Moet het niet gewoon verboden worden om deepnudes te verspreiden als degene die erin figureert, daarvoor geen toestemming heeft gegeven? Samen met het CDA overweeg ik een motie over dit onderwerp.

Van slachtoffers van wraakporno en andere ellende begrijp ik dat het nog steeds ontzettend lastig is om beelden snel van internet verwijderd te krijgen. Ze weten vaak ook niet waar ze precies moeten aankloppen. Dat lees ik ook in een recent onderzoek van het WODC. Daarin wordt voorgesteld om een meldpunt in te richten waar mensen advies kunnen krijgen over de juiste route in hun specifieke situatie. Dat lijkt me eigenlijk een heel goed plan. Hoe ziet de minister dat?

Voor het beschermen van onze privacy is natuurlijk een belangrijke rol weggelegd voor de Autoriteit Persoonsgegevens. In deze digitale tijd is het cruciaal, niet alleen voor onze privacy, maar ook voor het realiseren van heel veel andere mensenrechten, waaronder gelijke behandeling en eerlijke verkiezingen, dat we leren heel zorgvuldig om te gaan met informatie, dat datalekken worden aangepakt, dat het verkopen van persoonsgegevens wordt begrensd. Daarvoor moeten we de autoriteit in positie brengen. Ik vind de voorstellen van het kabinet hiervoor echt ondermaats. De voorzitter van de autoriteit zei het treffend: de achterstanden zijn zo groot dat het lachwekkend is. Privacy is geen dingetje van activisten, maar is van steeds groter belang voor onze vrijheid en autonomie. Vandaar ons amendement, althans, het amendement dat is ingediend door de SP, voor extra financiering.

Voorzitter. We hebben ook een amendement met betrekking tot kinderporno en kindersekstoerisme. Met de komst van het internet zien we een veel bredere verspreiding en ook nieuwe vormen van misbruik. Ik vind het moeilijk om het hier plenair zo droog te bespreken, maar ik wil wel duidelijk maken waar we het over hebben. Steeds vaker worden kinderen op bestelling voor de webcam misbruikt. Virtuele sekstoeristen hebben het kind zelf niet vast, maar hebben wel de regie en bieden geld, zodat anderen bepaalde handelingen verrichten. Zij kunnen toekijken, via moeilijk traceerbare livestreams. Het gaat dan om kinderen zo jong als 3 jaar oud.

Het aantal meldingen van online seksueel kindermisbruik is de laatste jaren exponentieel gegroeid van 3.000 meldingen in 2014 tot meer dan 30.000 in 2018, maar het aantal opsporingsambtenaren is al die jaren nagenoeg gelijk gebleven. Ik weet dat de onvrede daarover breed gedeeld wordt in deze Kamer, en misschien ook wel door de ministers. Maar toch zie ik die benodigde extra investering in menskracht en in nieuwe technologie niet terug in de begroting. Ik vraag de minister om dit te herzien, ook voor al die rechercheurs die namens ons het zware werk doen van online opsporing van kindermisbruik.

De rechtsstaat zoals we die kennen in de fysieke wereld, blijkt niet op dezelfde manier aanwezig in de wereld online. Er zijn nieuwe verschijningsvormen van misdrijven die we daarvoor niet kenden: deepnudes maar ook phishing, hacking en spoofing. Slachtoffers voelen zich vaak schuldig en dom, omdat ze filmpjes hebben opgenomen of te gemakkelijk wachtwoorden hebben gebruikt en doen geen aangifte. Het is vaak onduidelijk wie nu welke normen moet handhaven. Zijn dat nou de techbedrijven of andere bedrijven? Is het de overheid en, zo ja, welke overheid, in welk land dan? Er is ook simpelweg te weinig capaciteit om deze extra dimensie, die dus is toegevoegd, goed aan te kunnen pakken. Want ja, de gewone dingen gaan ook gewoon door. En de agenten die ik spreek, zitten al tot over hun oren in het werk. En ze geven al vaak het uiterste.

Dat stelt ons voor een heel serieus probleem. Als we er niet in slagen om de pakkans te verhogen voor cybergerelateerde misdaden, dan tast dit het vertrouwen aan in de overheid als regulerend orgaan. Dan rest wantrouwen, en mogelijk eigenrichting. Los van andere zaken, zoals preventie en betere samenwerking tussen cyberteams, denk ik dat we de capaciteit van de politie op dit terrein moeten verhogen. Een deel van die capaciteit kan verkregen worden door de taken van de politie op andere terreinen te verlichten.

Het meest evidente voorbeeld daarvan is ten aanzien van de zorg en begeleiding van mensen met verward gedrag. In 2018 heeft het Schakelteam onder leiding van Onno Hoes een flink aantal voorstellen gedaan om ervoor te zorgen dat de politie hierin ontlast wordt en dat de mensen de juiste zorg krijgen van de juiste zorgverleners. Maar waarom verloopt de opvolging van die aanbevelingen zo traag? Hoe kan het dat twee weken geleden de minister en de staatssecretaris van VWS nog aan de Kamer schreven dat zij de aard en de exacte omvang van het probleem nog in kaart zouden brengen, omdat het nog onvoldoende scherp in beeld was? We moeten nu niet gaan studeren maar zo langzamerhand echt zorgplekken gaan creëren, want deze vertraging is schadelijk voor de mensen die de zorg nodig hebben en voor de politiemensen die vaak voelen dat ze tekortschieten omdat ze niet weten waar ze iemand heen moeten brengen. En het is schadelijk voor de politiecapaciteit. Graag een reactie.

Voorzitter. In het afgelopen jaar is de temperatuur in de Nederlandse samenleving flink opgelopen. De polarisatie neemt toe, nepnieuws floreert, demonstraties verharden, journalisten worden belaagd en er worden intimiderende huisbezoekjes afgelegd. En, natuurlijk, confronterende discussies zijn gezond. Maar intimidaties vormen een aantasting van mensenrechten. Mijn fractie vindt het van groot belang dat dit effectiever wordt aangepakt, online en offline.

We zien dat voor de beveiliging van politici en journalisten die onderdeel uitmaken van een instituut meer aandacht en zorg is gekomen. Dat is heel belangrijk en goed. Maar we horen ook van bijvoorbeeld directeuren van organisaties, van spraakmakende figuren in het maatschappelijk middenveld en van zzp'ende columnisten dat zij deze begeleiding missen. Ik begreep dat collega Yeşilgöz-Zegerius het daar net ook over had. Wij horen dat zij zich alleen voelen staan en vaak niet weten hoe zij nu om moeten gaan met die bedreigingen, waar zij heen kunnen. Sinds kort is het wel mogelijk om de Kamer van Koophandel over te halen om je contactgegevens niet te verkopen, maar dat is heel erg moeilijk en heel vaak lukt dat niet. En dat is gewoon niet oké. Ik vraag de minister om in kaart te brengen hoe we ook zulke mensen, die actief zijn in het democratisch maatschappelijk debat, beter kunnen beschermen. Ook ik zag wel wat in een voorstel dat net werd gedaan, om een soort bijzondere eenheid van de politie daarvoor aan te stellen. Mijn vraag is of de minister daar ook iets in ziet.

De zaak die NRC-columniste Clarice Gargard had aangespannen nadat ze een hoop seksistische en racistische bagger over zich heen had gekregen, laat zien dat het Openbaar Ministerie wel een tandje bij mag zetten bij het aanpakken van online ellende. Want het was niet het OM, het waren de vrienden van Gargard die zich door 76.000 reacties op internet hebben heen geploegd en ervoor hebben gezorgd dat een aantal mensen zijn veroordeeld wegens discriminatie en opruiing. Hoe kijkt de minister nu aan tegen de rol van het OM?

Voorzitter. Om je recht te halen, bijvoorbeeld in een civiele procedure, moet je wel toegang tot de rechter hebben. Die toegang wordt belemmerd als de procedures te complex of te duur zijn. Vandaar het amendement van de collega's Van Nispen en Van den Berge voor het verlagen van de griffierechten voor de burgers en het mkb. Ik heb goede hoop op brede steun.

Voor de toegang tot het recht is het ook belangrijk dat iedereen die dat nodig heeft, wordt bijgestaan door een advocaat. Daarvoor moeten er dus voldoende sociale advocaten zijn. De minister voor Rechtsbescherming erkent dat sociale advocaten worden onderbetaald, maar hij heeft hun positie niet verbeterd. Steeds vaker hoor ik van mensen dat zij moeite hebben om een advocaat te vinden. Als er geen advocaat is, is er vaak ook geen zaak. Nu schreef de minister ons blij dat het aantal zaken waarin de overheid partij is, is afgenomen. Maar kan het ook zo zijn dat mensen simpelweg geen goede advocaat meer vinden en dat er op deze wijze ook minder zaken komen? Hoe zorgt de minister er nou voor dat hij goed in de gaten houdt of iedereen die op zoek is naar een advocaat daar ook makkelijk toegang toe heeft?

Ten slotte heb ik twee vragen ten aanzien van nationale veiligheid. Mijn fractie blijft het onbegrijpelijk vinden dat we het Chinese bedrijf Huawei toestaan in belangrijke onderdelen van het 5G-netwerk, in plaats van Europese bedrijven als bijvoorbeeld Ericsson of Nokia. Net zoals we het bizar vonden dat het Chinese Hytera nu onze C2000-apparatuur levert, in plaats van KPN. Maar goed, ik wil niet alleen dwarsliggen, maar vooral vooruitkijken.

Het is nodig dat we als Nederland en Europa stimuleren dat vertrouwde, Europese leveranciers tot de wereldwijde top horen en blijven horen. Dat vraagt wat GroenLinks betreft om een langetermijnindustriepolitiek waarin we investeringen in Europese technologie aanmoedigen. Is de minister bereid met zijn collega van BZK te bespreken hoe we het gebruik van Europese technologie door marktpartijen kunnen stimuleren, ook voor de veiling van de rest van 5G?

Mijn tweede vraag aan de minister is of hij alsnog bereid is om de aanbeveling van de WRR op te volgen en een cyberafhankelijkheidsbeeld wil laten opstellen. In de afgelopen jaren zijn we voor onze vitale infrastructuur te zeer afhankelijk geworden van private partijen, die bovendien in buitenlandse handen zijn. Het is voor onze nationale veiligheid belangrijk om die afhankelijkheid in kaart te hebben en grenzen te kunnen trekken. Te vaak is cybersecurity alleen een feestje voor de IT-afdelingen. Maar het gaat om strategische overwegingen. Zouden we het bijvoorbeeld aanvaardbaar vinden als KPN Security in buitenlandse handen komt? Als nationale overheid hebben we er nu geen goed beeld van hoe ketens in elkaar zitten en van welke partijen het functioneren van vitale processen in Nederland afhankelijk is. Samen met de VVD overweeg ik daarom een motie voor een cyberafhankelijkheidsbeeld, om een scherper en completer beeld te krijgen van de digitale weerbaarheid van Nederland.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Buitenweg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Ojik, ook namens de fractie van GroenLinks.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Afwachten en wegkijken, dat lijkt me na ruim drieënhalf jaar een passend motto voor het beleid rond asiel en migratie van deze staatssecretaris en haar voorganger. Afwachten en wegkijken. Afwachten als in de Europese Unie een tiental landen zich inzet om de uit de Middellandse Zee geredde vluchtelingen eerlijk in Europa te verdelen. Wij doen alleen mee als iedereen meedoet. Afwachten als de onderhandelingen over een humaan en effectief Europees asielbeleid jarenlang in een impasse verkeren, zodat veel kostbare tijd verloren gaat. En afwachten als de Marokkaanse ambassadeur, met wie je afspraken wilt maken over het terugnemen van uitgeprocedeerde en afgewezen asielzoekers, niet eens de moeite neemt om te reageren op je ingesproken voicemailbericht. Afwachten en wegkijken.

Wegkijken als de Libische kustwacht met ons geld vluchtelingen oppikt en terugbrengt naar een van de elf strafkampen waar straffeloos gemarteld wordt en waar, zoals de Nederlandse arts Aniek Crombach, die assisteerde op de Sea-Watch 4, pas nog uit eigen waarneming getuigde, veel vrouwen, mannen en ook minderjarigen slachtoffer zijn van seksueel geweld. "Die kampen moeten onmiddellijk dicht" zei minister Kaag zo'n drie jaar geleden namens het kabinet. Hoe staat het daar eigenlijk mee? Is het verantwoord steun te blijven geven aan een kustwacht die mensen, door ze terug te brengen, blootstelt aan dit soort geweld?

Er is sprake van wegkijken, ook bij de mensonterende situatie op de Griekse eilanden. We willen best 100 kinderen overnemen, maar vraag me niet waarom dat nog steeds niet is gebeurd. Wegkijken bij de honderden mensen die verdrinken op de Middellandse Zee en bij de pushbacks voor de Griekse kust. Kan de staatssecretaris aangeven wanneer we ons aanbod tot overname van 100 kwetsbaren, waarover in de coalitie zo hard onderhandeld moest worden, gestand doen?

"Afwachten en wegkijken" lijkt ook het motto jegens de eigen IND. Alles was erop gericht om voor de jaarwisseling de achterstanden bij de IND weg te hebben, zo verzekerde de staatssecretaris keer op keer. Bij de oprichting van de taskforce in maart. Na berichten in de Volkskrant van begin augustus dat het bij die taskforce een chaos zou zijn. In een brief van 7 september en een daaropvolgend debat, waarin de staatssecretaris het wegwerken van de achterstanden voor het einde van het jaar niet "zomaar een prioriteit" noemde, maar "een van mijn belangrijkste prioriteiten". De staatssecretaris weet het nog. Zelfs op 3 november, drie weken geleden, kwam er nog een brief aan de burgemeesters en de commissarissen van de Koning waarin letterlijk stond: de taskforce is erop gericht om voor het einde van 2020, dus voor het einde van dit jaar, de achterstanden bij de IND volledig weg te werken.

Twee weken later bleek dat fakenieuws. 8.000 zaken afgedaan, nog 7.000 te gaan, zo lezen we in de brief van 18 november. Ik geloofde mijn ogen niet. Wat is er in die twee weken in hemelsnaam gebeurd? Heeft de staatssecretaris zitten slapen? Heeft de IND haar verkeerd geïnformeerd? Of heeft zij de Kamer niet verteld wat zij allang moet hebben geweten? Wanneer hoorde zij ervan? Heeft zij al die maanden geen nattigheid gevoeld en het idee gehad de Kamer eerder te informeren over het op de klippen lopen van een van haar belangrijkste beleidsprioriteiten? Ik reken op een heel precies antwoord.

Het nieuwe uitstel brengt ondertussen veel asielzoekers, van wie velen inmiddels zo'n twintig maanden moeten wachten op het eerste gesprek, tot wanhoop. Mensen die na 1 april asiel aanvroegen, zitten in het reguliere proces en gaan nu vaak voor op degenen die onder de taskforce vallen en die al zo lang moesten wachten. Hoe leg je dat uit? Hoe groot is de kans dat ook in het reguliere proces nieuwe vertraging optreedt? Hoe ziet nu het plan eruit voor de afhandeling van de 7.000 resterende gevallen die onder de taskforce vallen? Hoe gaat de staatssecretaris die onrust wegnemen?

Ik heb verder een paar belangrijke, maar kleinere punten, waar ik graag aandacht voor wil vragen. In de eerste plaats de toetsing door de IND van de geloofwaardigheid van asielzoekers met een lhbti-identiteit. Ik geloof dat het mevrouw Becker was die er ook over sprak. De staatssecretaris gaat nu onderzoek instellen naar aanleiding van verklaringen van asielzoekers uit Oeganda die vals lijken. Er zijn ook voorbeelden van het omgekeerde, namelijk dat de geloofwaardigheid van asielzoekers die een heel geloofwaardig verhaal lijken te hebben als het gaat om hun identiteit, negatief wordt beoordeeld door de IND. Ik wil de staatssecretaris vragen of zij bereid is om het onderzoek dat ze wil doen naar aanleiding van de situatie van de Oegandezen naar alle gevallen te verbreden, en dus voor alle gevallen goed te kijken naar de toetsing die de IND doet op de geloofwaardigheid van het verhaal over de seksuele geaardheid.

Mijn laatste punt gaat over staatloosheid. Wij hebben daar eerder over gesproken. De staatssecretaris heeft bij meerdere gelegenheden toegezegd aan de Kamer om met een wetsvoorstel te komen, uiterlijk afgelopen zomer. Die tijd ligt nu achter ons en ik zou haar willen vragen om nu snel met zo'n wetsvoorstel te komen. Wellicht kan zij in haar beantwoording daarover straks een harde toezegging doen.

Voorzitter. Er is ook goed nieuws, en daar sluit ik graag mee af. Deze week stuurden vijf burgemeesters namens zo'n 175 gemeenten en vijf provincies een brief aan de staatssecretaris, waarin zij vroegen om een gesprek om concrete afspraken te maken over de opvang van kwetsbare asielzoekers van de Griekse eilanden. Die 175 gemeenten zijn van een zeer brede politieke samenstelling. Zo'n beetje alle politieke partijen zijn op enigerlei wijze vertegenwoordigd in hun colleges van burgemeester en wethouders. In die 175 gemeenten is daar kennelijk draagvlak voor. Ik zou de staatssecretaris willen vragen om dat gesprek zo snel mogelijk aan te gaan en concrete afspraken over opvang van kwetsbaren van de Griekse eilanden te maken, waar al die burgemeesters om vragen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Ojik. Dan neemt mevrouw Van Toorenburg het over.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Ik dacht dat mevrouw Van Toorenburg onderweg was naar de interruptiemicrofoon.

De voorzitter:

Nee hoor, ze is nu aan de beurt. Zij mag naast me komen zitten, want ze is geblesseerd. Ik geef mevrouw Van Toorenburg het woord namens het CDA.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Voorzitter, dank u wel. Je moet nooit leilindes snoeien op een niet goed vastgezette trap. Dat is gewoon dom. Maar daardoor kan ik kan er vandaag wel met een gestrekt been in. Dat zal ik ook doen, maar ik doe het alleen spreekwoordelijk. Eigenlijk ben ik wel blij met wat dit kabinet tot stand gebracht heeft, al heb ik ook nog best wel wat noten op mijn zang.

Ik spreek in de Kamer vaak over internetcriminaliteit. Het blijft maar voortgaan en iedere keer heeft het weer een andere vorm gekregen. Zeker met de intelligente lockdown, het thuiswerken en de anderhalvemetersamenleving heeft de criminaliteit zich weer verder verplaatst. Er is een enorme toename van internetcriminaliteit, vooral via internet en een heel bijzondere vorm via de telefoon. Daarbij doet een oplichter zich voor als iemand van de bank en plukt zijn slachtoffer helemaal leeg. Mevrouw Buitenweg heeft er terecht ook al een opmerking over gemaakt. Het is heel erg akelig, want mensen voelen zich vervolgens ook schuldig. Ben ik nou zo dom, denken ze. Helemaal niet, we zien zelfs dat het Team Ondermijning zijn eigen telefoons niet goed heeft weten te beveiligen. Als ze het daar al niet kunnen, hoe kan ik dan van mijn moeder verlangen dat zij het wel kan? De minister van Justitie en de minister van Financiën hebben een gesprek gevoerd met de banken. Er zijn goede plannen gemaakt, maar ik zie nog wel dat gegevensdeling en samenwerking de crux blijven. De Kamer heeft ook een gesprek gehad met de banken. Daar zit nog steeds een pijnpunt. Wij willen graag weten hoe beter inzichtelijk kan worden gemaakt wat er op het terrein van gezamenlijke gegevensverwerking voor de aanpak van internetoplichting nog noodzakelijk is om effectief te kunnen opereren, en wat onder de huidige wetgeving de knelpunten zijn die de aanpak bemoeilijken. Kan de minister daar iets over zeggen?

Een ander punt is de zedenwetgeving. Dat is ook iets waar ik me al jaren mee bemoei. Ik ben er dankbaar voor dat de minister van Justitie en Veiligheid aan de slag is gegaan met de speciale wetgeving over verkrachting, maar ik ben nog wel benieuwd wanneer we het voorstel in de Kamer mogen verwachten. Ik begrijp dat het financieel nog best ingewikkeld is hoe je het moet handhaven. Ik hoor dus graag wanneer wij over die wet kunnen spreken, maar het is heel goed dat de minister de handschoen heeft opgepakt.

Er blijven natuurlijk heel akelige dingen gebeuren. Mevrouw Buitenweg van GroenLinks gaf daar al een goede voorzet voor. Wij maken ons hele grote zorgen over een nieuwe verschijningsvorm, namelijk de deepnudes. In Zondag met Lubach liet men zien waar al die deepfakes toe kunnen leiden. Heel akelig, maar je kunt nu dus ook iemands kleding helemaal uitwissen en vervolgens iemand laten deelnemen in een pornofilm. Het is echt verschrikkelijk. Ik denk dat het echt belangrijk is dat we gaan kijken wat we daaraan kunnen doen. We willen graag weten wat het kabinet daaraan gaat doen. We zien bijvoorbeeld ook dat bij wraakporno iemands hele leven wordt vernietigd. Daarom heeft het kabinet dit terecht zo aangepakt. Mensen kunnen er bijna niet meer mee verder. Daar zie je hele akelige voorbeelden van. Ook die deepnudes zijn niet van echt te onderscheiden. Hoe gaat het kabinet hiermee aan de slag?

Dan ga ik spreken over ondermijning. Wij hebben het vaak over het feit dat er goede stappen worden gezet en dat er veel meer geld voor komt. Dat is helemaal prima. Maar we zien wel een nieuwe verschijningsvorm. Die verschijningsvorm baart ons heel veel zorgen, namelijk dat op dit moment ambtenaren de hoek in worden geprocedeerd. Misdadigers starten procedures tegen individuele ambtenaren, die zich natuurlijk helemaal onzeker beginnen te voelen. Wat gaan we daaraan doen? In Brabant wordt hiernaar nu onderzoek gedaan. We willen weten hoe groot dit probleem precies is. Zijn het incidenten of is het een trend? Hoe kunnen gemeenten zich daartegen wapenen? Wij willen graag van het kabinet horen hoe zij naast de gemeenten gaan staan om dit op te lossen.

Dan is het voor mij altijd een eer om te mogen spreken over het aandachtsveld van collega Chris van Dam. Hij zit vandaag het onderzoek naar de toeslagenaffaire voor en daarom mag ik het doen. Hij is degene die altijd een lans breekt voor de politie, maar nu mag ik het namens hem doen. Dit kabinet heeft heel veel werk verzet op het terrein van de politie. Ook wat de samenwerking betreft, is er heel veel goed gegaan. Maar er is ook een punt dat niet goed functioneert: de samenwerking in de forensische opsporing. De driehoek van politie, NFI en OM, allemaal professionals die op hoog niveau aan het werk zijn, kan de informatie nauwelijks delen. Hun samenwerking wordt nog steeds bemoeilijkt door de systemen die daaraan dienstbaar zijn, terwijl we zien dat het heel erg belangrijk is. Ze kunnen zo veel, maar in die samenwerking zit het iedere keer fout. Wij zouden willen dat er in die ketensamenwerking voor de forensische opsporing echt een serieuze stap wordt gezet. Hoe ziet de minister dit? Wat kan hij hieraan doen?

Dan over de waardering van de politie, wat ook een heel belangrijk punt is. Terecht krijgen mensen een bonus, want ze zijn echt naar voren gestapt. Dat is iets wat ze altijd al doen, maar dat doen ze ook in deze ingewikkelde tijd, waarin wij allemaal stiekem een stapje naar achteren willen zetten. Wanneer iemand met een pistool staat te zwaaien, rennen wij allemaal weg, maar de politie gaat eropaf. Uiteindelijk moeten we hen daarvoor waarderen. Maar aan de andere kant zien we dat als er met de politie iets gebeurt, het wel een beetje ingewikkeld is. Ik heb het dan vooral over de PTSS-afdoening. Het kabinet heeft heel belangrijke stappen gezet. Er is een nieuwe regeling, want de minister wil dat ook fatsoenlijk oplossen, maar dan zitten we met een potje voor beroepsziekten waarvan ik me afvraag of er wel genoeg geld in zit. Ik krijg signalen dat dat niet zo is en dat we uiteindelijk moeten afwachten hoeveel geld ervoor beschikbaar is. Maar dat kan toch niet de bedoeling zijn? Kijk bijvoorbeeld ook naar de nieuwe beroepsziekte tinnitus, waardoor je een gierende piep in je oren hoort. Dat komt door schoten, maar ook door hard vuurwerk. Is het nu zo dat de politie afhankelijk wordt van het potje voor beroepsziekten om daarvoor gecompenseerd te worden?

Ik zie allemaal interrupties, voorzitter.

De voorzitter:

Ik zie mevrouw Helder en de heer Van Nispen.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik hoorde collega Van Toorenburg spreken over de terechte bonus van €300 die de politie krijgt. Nu zijn er in de media berichten verschenen van een jongerenbeweging in Amsterdam, die dit €300 bonus noemde voor het in elkaar meppen van mensen met wie je het niet eens bent. Dat is niet ludiek bedoeld, wel in tweede instantie, maar dat is niet ludiek. Ik heb de minister daar helemaal geen afstand van horen nemen. Hij is heel veel in de media geweest met allerlei wetsvoorstellen en interviews, maar daar heb ik de minister niks over zien twitteren, niets over horen zeggen en er geen enkele opmerking over horen maken in een interview. Wat vindt collega Van Toorenburg daarvan?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Ik vond het ijzingwekkend. Ik dacht ook: zijn ze hier helemaal gek geworden? Maar vervolgens zag ik een heel adequaat optreden van de politie, die daarvan aangifte heeft gedaan. Volgens mij past het een minister van Justitie dan om terughoudend te zijn. Maar ik kan me voorstellen dat als we de minister vragen om aan te geven wat voor gevoel hij hierbij heeft, hij dat wel heel graag kwijt wil. Ik denk dat hij precies hetzelfde denkt als u, want dit kan natuurlijk niet.

Mevrouw Helder (PVV):

Ja, afrondend. Dat moet de minister niet hier plenair doen en dat moet de korpsleiding ook niet met een persbericht doen, maar daar moet je gelijk keihard overheen gaan. We hebben toch allemaal Twitter. Reageer daarop. Al had de minister — ik zie hem al heftig nee schudden, want hij ergert zich blijkbaar — dat maar gedaan over die bonus. Had hij daar maar meteen adequaat op gereageerd. Dank voor het antwoord van collega Van Toorenburg, maar deze opmerking wilde ik afrondend even maken, want de minister had daar stante pede afstand van moeten nemen. Het is veel te laat.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Als je het internationaal bekijkt, weet ik niet of we nou zo trots moeten zijn op bewindslieden die flippend elke keer zitten te twitteren. Maar als deze minister vindt dat hij daar wat over moet zeggen, dan heb ik wel graag dat hij dat in dit huis kan doen.

De heer Van Nispen (SP):

De SP vond die waardering, die bonus voor de politieagenten, ook hartstikke goed. Ik vond het alleen ergens wel wrang dat dat uit de politiebegroting zelf moest komen. Dat betekent namelijk dat het eigenlijk het salaris was van agenten die er niet zijn. Dat het betaald moest worden uit het salaris van collega's die er niet zijn, omdat er te weinig agenten zijn, vond ik er wel heel wrang aan.

Maar goed, over de politie. Volgens mij zijn de problemen bij de politie groot. We weten dat er de komende jaren 17.000 agenten gaan uitstromen en we weten dat wijkagenten niet of nauwelijks nog in de wijk zijn. We zijn op zoek naar een heleboel mensen. Mijn probleem hiermee is dat de minister een veel te rooskleurig beeld schetst. Hij schetst een veel te optimistisch beeld. Ik houd van optimisme, maar volgens mij is het een beetje misplaatst. Alsof we in 2024 de bezetting weer op orde zouden hebben! Hoe moeten we ooit de politieorganisatie weer op sterkte krijgen als je kijkt naar de uitstroomcijfers die ik noemde en naar de Politieacademie, waarvan het budget de afgelopen jaren alleen maar is gekrompen en waar minder mensen werken? Delen mevrouw Van Toorenburg en het CDA de vrees dat het beeld helaas te rooskleurig is en dat het goed zou zijn als er een realistische visie komt op hoe we de basis bij de politie weer op orde kunnen krijgen?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Natuurlijk is het vervelend dat het geld daarvandaan komt. Je hebt liever dat we ergens een hele grote boom hebben, midden op een plein in de hoofdstad, en dat we daar dan heel hard aan kunnen schudden; dan dwarrelt al dat geld naar beneden en dat kunnen we dan gebruiken. Maar die boom ken ik niet. Dus ja, als er geld wordt uitgegeven aan de politie, dan komt dat ergens uit de begroting van de politie. Helaas is dat zo. Dat wil ik daarover zeggen.

Dit kabinet heeft heel veel meer geïnvesteerd in de politie. Met elkaar zijn we er verantwoordelijk voor dat we dat blijven oppakken. Ik hoop dus dat straks in ieder verkiezingsprogramma, van iedere politieke partij hier in dit huis, staat dat er extra geld naar de politie moet, want dat zal moeten gebeuren. Ik ben het helemaal met u eens. Ik zie ook dat de wijkagenten nauwelijks toekomen aan hun belangrijke werk op het gebied van preventie dat ze moeten doen. Ik zie ook dat de politie echt iedereen wil beschermen, maar dat ze van gekkigheid niet meer weten waar ze het zoeken moeten. We zien het ook weer nu Nieuwjaar eraan komt en er overal weer ellende is. De politie baalt er ook vreselijk van. Die kunnen hun werk bijna niet doen. Dus laten we allemaal in onze verkiezingsprogramma's schrijven dat we heel veel meer geld voor de politie willen. Dan kunnen we misschien de daad bij het woord voegen.

De voorzitter:

Gaat u verder, mevrouw Van Toorenburg.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

We kunnen ook op een andere manier aan de politie laten zien dat we ze zo waarderen. Dat is een meer symbolische manier, namelijk met het medaillebeleid. We hebben een heel mooi beleid bij de politie voor wanneer iemand overstijgend, in het landelijk belang, iets heel bijzonders heeft gedaan. Ik ben er in de eerste plaats eigenlijk wel benieuwd naar hoe vaak die medaille nou is uitgereikt.

Maar zouden we die hele grote heldhaftigheid eigenlijk ook niet bijzonder moeten waarderen wanneer die op lokaal niveau heeft plaatsgevonden en wanneer een lokale politieagent iets heel bijzonders heeft gedaan en misschien wel met gevaar voor eigen leven heeft opgetreden om iemand te redden? Zouden we daar ook niet een hele mooie medaille voor kunnen bedenken? Ik ben heel benieuwd hoe de minister daarnaar kijkt. Het CDA zou dat heel erg graag willen.

We willen ook heel graag iets wat ons al jarenlang niet lukt, namelijk dat we de politie een rol geven bij het defilé op Veteranendag. Er zijn allerlei mitsen en maren en allerlei ingewikkeldheden waarom dat niet lukt, maar toch willen we er iets mee. Misschien kunnen we wel wat anders bedenken. Althans, de heer Chris van Dam heeft iets anders bedacht. Hij geeft terecht aan dat Apeldoorn een beetje het kloppend hart van de politie in ons land is. Heel veel mensen denken bij de politie aan Apeldoorn. Zouden we geen apart defilé kunnen organiseren voor oud-politieagenten die in het binnen- en het buitenland fantastisch werk hebben gedaan? Dan kunnen we hen ook toejuichen en hun laten zien hoe dankbaar we daarvoor zijn. Ik zou dus graag willen weten of het kabinet daartoe bereid is.

Dan verleg ik mijn aandacht naar de minister voor Rechtsbescherming. Ik ga hem direct op zijn huid zitten over die waardeloze lootboxes in populaire videogames. Hoelang moeten we nou nog met elkaar blijven toekijken hoe onze jeugd vergiftigd wordt? Waarom treedt de Kansspelautoriteit nog steeds niet handhavend op tegen developers van deze games? Ze moeten toch begrijpen dat ze hun verantwoordelijkheid moeten nemen en dat ze jongeren niet langer moeten verleiden om te gaan gokken. Uiteindelijk verliezen mensen geld. Het is een verschrikkelijke ellende. Ik wil graag weten wanneer de Ksa eens een keer stopt met alleen maar waarschuwen en eindelijk eens een keer boetes gaat opleggen.

Wat ons ook heel erg stoort, is dat we een conceptvisie van de Kansspelautoriteit hebben gezien, waarin ze nog steeds doen alsof de kabinetsvisie de kabinetsvisie van Teeven was. Het moest toch niet veel gekker worden! Die hebben we niet voor niks van tafel geveegd; die was niet goed. Maar de Kansspelautoriteit zegt, ook in gesprekken met partners, dat de kabinetsvisie … En dan komen ze met allemaal akelige Teeventeksten. Dat is niet de bedoeling. Ik wil dus graag klip-en-klaar van het kabinet horen dat daar niet langer naar wordt gekeken, want dat kan toch niet de waarheid zijn waar we met elkaar iets mee willen?

Tot slot kom ik bij het onderdeel asiel en migratie. Dat is ook een heel erg belangrijk punt. Ik kijk even stiekem of ik niet iets ben vergeten. Meestal sta ik en dan heb ik heel scherp voor ogen of ik iets ben vergeten. Nee, ik ben niets vergeten.

Ik kom bij het onderdeel asiel en migratie van de staatssecretaris. Daar kan ik kort over zijn, want we hebben daar al verschillende debatten over gevoerd. Het belangrijkste is natuurlijk dat wij het meeste verwachten van Europese samenwerking. Ik gaf dit ook al aan in het interruptiedebat met mevrouw Becker van de VVD. Als dit niet lukt, dan moeten we bereid zijn om na te denken over een mini-Schengen. Dat is allemaal tot je dienst. Maar ik denk dat in eerste instantie de sleutel in Europa ligt. Daar hebben we dus de debatten over gevoerd.

Wij willen wel met deze staatssecretaris spreken over het feit dat het ons heel erg stoort dat de afhandeling van de asielaanvragen nog steeds totaal is vastgelopen. We kregen daar een brief over. Mij bekruipt dan zo'n gevoel van: hoe kan dit nou? Hoe kan het nou dat zulke verkeerde inschattingen zijn gemaakt? Was dat nou wensdenken? Was het de bewindspersoon naar de mond praten? Of is de top van de IND zo losgezongen van de werkelijkheid, dat ze niet meer weten wat ze via de staatssecretaris aan de Kamer moeten vertellen? Ik wil graag weten hoe het mogelijk is dat ze zo de plank hebben misgeslagen over de uitvoering.

Ik licht dit punt er vandaag uit, omdat het heel grote consequenties heeft. Uiteindelijk lopen onze asielzoekerscentra vol en we weten dat niemand in Nederland op een nieuw asielzoekerscentrum zit te wachten. Hoe komt dat? Dit komt a, doordat het niet goed is verdeeld over het land. Ik klaag daar hier echt over. Ik wil antwoord krijgen op de vraag hoe het kan dat een paar gemeenten, kijk naar Harderwijk en Dronten, straks meer asielzoekers opvangen dan heel Zuid-Holland en Zeeland bij elkaar. Hoe bestaat dat toch? Het schuift allemaal maar een beetje de regio's in. Die krijgen de ellende. Hoe groot is die ellende? Nou, enorm! Kijk eens naar de berichten van Overloon, waar ze helemaal niet meer weten wat ze met al die overlast moeten. Ik begrijp niet dat van de 63 gemeenten waar deze mensen gehuisvest zijn, maar 10 gemeenten de extra gelden hebben ontvangen die waren gereserveerd voor overlastgemeenten. Zelfs de ketenmariniers wisten niet waar zij moesten zijn voor deze middelen. Ik wil dus graag van de staatssecretaris horen hoe ze dit gaat oplossen, zodat het geld wel kan worden gebruikt daar waar het nodig is. Ik kan niet meer terug naar het zonnige zuiden als ik hier niet een vraag heb gesteld over de crepeersituatie in Overloon.

Tot slot, voorzitter, nog één opmerking. We hebben inderdaad onlangs een stemming gehad over de motie van de heer Baudet. Daar is heel erg veel commotie over ontstaan. Ik denk dat het belangrijk is om dat hier met elkaar te benoemen. Wat het CDA betreft, is er absoluut nooit ook maar enige bedoeling geweest om de ngo's te criminaliseren. Maar aan de andere kant willen we ook niet dat ngo's per definitie worden uitgesloten van strafbaarheid. Daar is ook een Kamerbrede motie over aangenomen, indertijd nog van mevrouw De Pater-van der Meer. Iedereen heeft deze motie gesteund. Anders wordt het namelijk een leuke truc van mensensmokkelaars om te zeggen: ik heb het gedaan als ngo. Dat was wat ons betreft de strekking van deze motie. Maar misschien is het ook goed voor al die organisaties die zich dagelijks inzetten voor vluchtelingen en mensen die hulp nodig hebben, om even klip-en-klaar duidelijk te maken wat de bedoeling van de staatssecretaris is geweest, toen zij deze motie oordeel Kamer gaf.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. U was bang dat u over uw tijd heen zou spreken, maar u heeft nog zesenhalve minuut over. Meneer Voordewind, hebt u een vraag?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik krijg nog graag opheldering over die laatste opmerking met betrekking tot de motie die het CDA heeft gesteund. Het is goed dat mevrouw Van Toorenburg dit iets nuanceert, maar de strekking van de motie was wel degelijk om de regeling voor het niet-criminaliseren van ngo's die mensen op zee redden, eruit te halen. Dat was de strekking van de motie van de heer Baudet. Die motie heeft het CDA ondersteund. Zegt het CDA nu: "Maar dat willen we helemaal niet. We willen helemaal niet al die ngo's die goed werk doen, criminaliseren, maar misschien moet wel worden gekeken naar hoe dit in z'n werk gaat. Worden er geen mensensmokkelaars geholpen?" Is dat de portee van het CDA? Of staat het CDA nog volledig achter de motie, door te zeggen: nee, we moeten wel degelijk ngo's kunnen criminaliseren?

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Nee, we willen geen algehele uitsluitingsclausule hebben voor wie dan ook, dus ook niet voor ngo's. Voor helemaal niemand. Want we hebben natuurlijk met de Sea Watch ook een hoop ellende gezien. Daar verschillen wij over van mening, maar wij blijven erbij dat dat echt een aanzuigende werking had en heel veel ellende heeft veroorzaakt, en dat willen we niet. We willen niet dat ngo's per definitie strafbaar zouden zijn, integendeel, want dat zou nogal wat zijn. Bovendien is het hele internationale zeerecht, dat wij een warm hart toedragen, daar ook heel duidelijk over: als je iemand ziet, dan ga je die natuurlijk redden. Hoezo zou je daar strafbaar voor zijn? Maar de discussie ging over de vraag of die clausule opnieuw moet worden neergezet in allerlei regelingen zodat ze nooit en te nimmer strafrechtelijk aansprakelijk zijn. Die clausule willen wij eruit hebben. Dat was de portee van deze motie en daar staan we voor, net zoals we dat indertijd in de Kamer — volgens mij zelfs nog met steun van de ChristenUnie — hebben afgesproken. Dat is vervolgens ook uitgesproken door onze Hoge Raad. Dat is niet de minste, en die heeft ook aangegeven dat er altijd maatwerk zal moeten worden geleverd.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Als er criminele activiteiten bij ngo's of op schepen plaatsvinden, dan komt de rechter daaraan te pas. Dat is trouwens bij Sea Watch verschillende keren geprobeerd, maar niet gelukt. Ze zijn nooit veroordeeld voor criminele activiteiten. Maar de portee van de motie was … Als je het omdraait, zeg je: criminaliseren mag wel. De regeling zoals die er nu stond in het voorstel, was: criminaliseer ngo's niet, oftewel: verwijt ze niet bij voorbaat dat ze deelnemen aan criminele activiteiten. De motie draaide dat om en ik vond dat jammer. Ik heb daar ook tegengestemd, maar dat was wel de portee van de motie.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Daarom is het ook zo belangrijk dat die ngo's in het geweer zijn gekomen en dat ze hebben gezegd: wat overkomt ons nu, denken jullie nou dat wij een grote zooi misdadigers zijn? Daarom pak ik het hier vandaag ook zelf op en zeg ik: nee, dat is nooit de bedoeling geweest en dat zal de bedoeling ook nooit zijn, maar wat we ook niet willen is dat er opnieuw het hele spel op de wagen komt om de ngo's per definitie allemaal uit te sluiten. Dat is wat ons betreft de portee van deze motie. Zo heeft volgens mij ook de staatssecretaris haar begrepen; anders had zij haar ook nooit oordeel Kamer gegeven. Zij is immers ook niet iemand die op zo'n manier over die ngo's denkt. Daarom vind ik het belangrijk dat we dat hier vandaag nog een keer bespreken. Eigenlijk zijn we nog een beetje aan het nakauwen op een motie waar terecht zorgen over zijn gerezen en dan moet je wel de moed hebben om die zorgen hier vandaag te adresseren.

De heer Van Ojik (GroenLinks):

Dat vind ik inderdaad heel goed. Overigens heeft mijn collega Niels van den Berge dat debat gedaan, maar die motie — dat is dan toch nog mijn vraag aan mevrouw Van Toorenburg — roept het kabinet nu op om te proberen een bepaalde passage in het migratiepact eruit proberen te onderhandelen. Die passage zegt: het internationaal recht verplicht je om, als je een drenkeling ziet en je komt daar met je boot aanvaren, die drenkeling te redden. Dat is wat die passage in het migratiepact zegt. Dus kun je mensen die dat redden doen, nooit criminaliseren omdat ze iemand redden. Dat staat er nu in. Mevrouw Van Toorenburg zegt: wij hebben alleen maar willen zeggen dat je, als je criminele activiteiten doet, daar dan wel voor vervolgd moet kunnen worden. Nu ben ik benieuwd of zij meent dat dat consequenties heeft, of moet hebben, voor het onderhandelen van het kabinet in Brussel. Of zegt mevrouw Van Toorenburg: nee, er zijn weliswaar misverstanden ontstaan, maar ik sta er nog steeds achter dat die passage eruit moet? Dat is namelijk wel belangrijk.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Volgens mij is het BNC-fiche van dit kabinet daar heel helder over. Wij willen niet een algehele uitsluitingsclausule. Daar gaat het ons om. Natuurlijk zitten er altijd rottige teksten in een motie van Forum, net zoals er weleens rottige teksten zitten in een motie van de PVV. En dan kun je wel zeggen "ik ga nooit voorstemmen", alleen maar omdat er soms weleens een zin in staat waarvan je je afvraagt of die nou wel zo belangrijk is. Wat ons betreft gaat het over waar je het kabinet mee op pad stuurt en daar ben ik vandaag heel helder over. Wat ons betreft mag er nooit een algehele uitsluitingsclausule zijn. Dat hebben we als Kamer ook niet gewild. Die dreigt daar even in te komen, maar ik vind het belangrijk dat het kabinet vasthoudt aan de uitgangspunten die Nederland hooghoudt, namelijk geen uitsluitingsclausule. De Hoge Raad heeft aangegeven dat indien er iets fout gaat, het OM zal optreden en de rechters ernaar zullen kijken, en die ruimte is in Nederland voldoende gewaarborgd, en terecht, want dat is heel belangrijk.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Toorenburg. Dan is het woord aan mevrouw Kuik namens het CDA.

Mevrouw Kuik (CDA):

Voorzitter, dank. Ik zal ingaan op de onderdelen drugsaanpak, mensenhandel en prostitutie. Shady figuren zoeken naar de mazen in de wet en verdienen over de rug van de gezondheid van onze jongeren. We zien de opkomst van designerdrugs. De chemische samenstelling wordt iets veranderd en het krijgt een andere naam. Hoewel het vrijwel gelijk is aan het middel dat verboden is onder de Opiumwet, is 3-MMC — "Poes" voor intimi — legaal. Dat het zo makkelijk en legaal te verkrijgen is, doet ook iets met de risicoperceptie van jongeren: het zal wel meevallen; het mag. Dat is overigens hetzelfde verhaal als bij lachgas. En dat terwijl jongeren in werkelijkheid hun eigen proefkonijnen zijn. Normstelling is ook voor jongeren cruciaal. Ik wil van de minister weten waarom we als Kamer nog steeds moeten wachten op de wijziging van de Opiumwet vanwege nieuwe psychoactieve stoffen. We geven criminelen nu veel te makkelijk een voorsprong. We moeten sneller op snode zaken kunnen inspelen om ze te belemmeren.

Willen de normen effect hebben, dan is het volgens het CDA van belang naar alle spelers in die drugsketen te kijken, dus ook naar de gebruikers. Er zijn werkculturen, zoals op de Zuidas, die zo fysiek zijn dat mensen snuiven om langer door te werken. Er zijn festivals waar een pilletje erbij blijkt te horen. Maar het is niet normaal om een pilletje of een snuif te nemen. Je financiert de criminele wereld, met alle mensenrechtenschendingen en milieuvervuiling die daarbij horen. Drugscriminelen spannen beïnvloedbare jongeren voor hun karretje. Een op de tien ondervraagde scholen zegt maandelijks of zelfs meerdere keren per maand signalen te krijgen van criminele uitbuiting. De Zuidasser en de festivalgangers worden bevoorraad, terwijl de toekomst van deze jonkies op het spel staat. Het zorgt voor een verdere tweedeling in de samenleving en dat mogen we niet accepteren. Daarbij is corona nu ook een kans voor het nieuwe normaal, ook in de festivalscene. Ziet de minister dit ook? Kap met gedogen: afpakken en bezit beboeten.

Voorzitter. Dan het veelkoppige monster van mensenhandel en de misstanden in de prostitutie. Willen we georganiseerde mensenhandel succesvol aanpakken, dan moeten we een georganiseerde aanpak vanuit verschillende perspectieven en disciplines hebben: niet alleen de politie, maar ook de gemeenten en de gezondheidszorg. Die basis is gelegd met het plan Samen tegen mensenhandel, maar de uitvoering gaat veel te traag. Ik zou de staatssecretaris willen aanmoedigen om in de laatste maanden van dit kabinet goed door te pakken. We wachten nog steeds op de Wet regulering sekswerk. De capaciteit van zedenrechercheurs, waarop door de Kamer is ingezet, is niet op het beoogde niveau. Al tien jaar geleden werd de webcrawler aangekondigd om makkelijker uitbuiting op te sporen, maar die is vanwege privacy nog steeds niet volop in gebruik. Het is toch te gek voor woorden hoe traag wij kunnen reageren op die criminele wereld, die de nieuwste van de nieuwste methodes gebruikt om niet gepakt te worden? We zijn met onze Nederlandse regelgeving echt beter in staat de privacy van criminelen te waarborgen dan de bescherming van slachtoffers. Dat is frustrerend, ook voor crimefighters bij het OM en bij de politie en voor de hulpverleners, maar nog het meest voor slachtoffers. Waar zitten dan de knelpunten bij die webcrawler? Vertel het ons. Dan weten we wat we moeten aanpassen.

Voorzitter. Als je niet zoekt, zie je mensenhandel niet. Het is een haaldelict. Er is nauwelijks zicht op de meest kwetsbare groep minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting. De Nationaal Rapporteur zet zich in om slachtoffers in beeld te krijgen, maar door gebrekkige financiering kan hij zijn werk niet volledig doen. Ik vraag de staatssecretaris: dit kan toch niet de bedoeling zijn? Daarnaast is de drempel voor slachtoffers van uitbuiting om hulp te zoeken vaak hoog. Chatfuncties verlagen die drempel. Dat zien we bij de chatfunctie van Fier, waar slachtoffers via de chat voor het eerst hun verhaal vertellen over hun uitbuitingssituatie. Toch is zo'n brede chatfunctie nu niet een vast onderdeel van het programma Samen tegen mensenhandel, terwijl een van de doelstellingen juist is slachtoffers snel en adequaat te signaleren en de benodigde zorg en ondersteuning te geven. De staatssecretaris is trekker van dit programma. Zo'n chatfunctie is vanuit verschillende ministeries van belang. Hoe gaat zij dit een vast onderdeel maken van het programma en dit borgen?

Voorzitter. Gedwongen prostitutie bestaat doordat er een hele keten is die dit mogelijk maakt. En een cruciale schakel in deze keten — in mijn ogen ook de zwakste schakel — is de klant en die voelt nauwelijks de consequenties. Onlangs kreeg een man die betaalde seks had met een meisje van 16 weer maar één dag cel en verder een taakstraf opgelegd. Kijk, op deze manier gaan wij klanten niet afschrikken. De staatssecretaris is bezig met de uitvoering van een motie om klanten aan te pakken, maar wanneer gaan we dat nou in de praktijk zien?

Voorzitter. De klant wordt in mensenhandelzaken nog veel te veel gezien als bijvangst en dat moet anders. Hij zou veel meer een target moeten zijn. Daarbij helpt een volwaardige strafbaarstelling, iets wat voor klanten van minderjarigen onder de 16 niet in het mensenhandelartikel 248b is geregeld. Dat is een gemis en zo blijkt dat ook uit signalen van de praktijk. Ik zou graag willen dat in het wetsvoorstel seksuele misdrijven wordt geregeld dat betaalde seks met 16-minners strafverzwarend is en ook in de Wrs de leeftijd van tot 21 mee te nemen. Want al die schakels in dat mensenhandelverhaal, in die mensenhandelketen moeten we aanpakken, juist ook die klant.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Kuik. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Nispen namens de SP.

De heer Van Nispen (SP):

Dank u wel, voorzitter. Wij behandelen vandaag inderdaad de laatste begroting van deze ministers. Dat is ook wat mij betreft een moment om de balans op te maken. We kregen een minister van Justitie en Veiligheid die met zijn boekje Rafels aan de rechtsstaat de lat voor zichzelf toch wel erg hoog had gelegd. En we kregen een minister voor Rechtsbescherming, voor het eerst. Dus ook daar waren de verwachtingen hooggespannen. Maar we moeten ook de balans opmaken na tien jaar premier Rutte, tien jaar VVD-beleid op het ministerie van Justitie en Veiligheid. Wat heeft tien jaar premierschap van Rutte ons land nou gebracht op het gebied van de veiligheid en de opsporing, de staat van de politie en op het gebied van de rechtsstaat? Is het recht er nou voor iedereen?

De rode draad is volgens mij de harde conclusie dat er veel meer investeringen nodig zijn op allerlei gebieden, veel meer investeringen. Dat is eigenlijk heel erg triest. We krijgen straks weer allerlei verkiezingsbeloftes. Er werd alweer naar verwezen. Dat roept bij mij de vraag op: waarom wachten we daar dan mee als we zien dat de nood zo hoog is?

Laat ik beginnen met de politie. Er zijn veel te weinig agenten en rechercheurs om hun werk goed te kunnen doen. Ze worden daar onvoldoende toe in staat gesteld door ons en dat is een hele slechte zaak. Er zijn te weinig collega's, er is te hoge werkdruk, te veel bureaucratie. Je ziet dat wijkagenten nog niet of nauwelijks in de wijken komen in sommige buurten omdat ze weggetrokken worden voor de nooddiensten. Hoe kun je dan mensen in de wijken kennen en ook gekend worden door die mensen uit de wijken? Waarom laten we dat gebeuren, is mijn vraag aan de minister.

Ik vind dat de minister ook een veel te rooskleurig beeld schetst van de staat van de politie en hoe de politieorganisatie eruit gaat zien in 2024, alsof dan de bezetting op orde is. Ik zou willen dat het zo was, maar als we eerlijk zijn dan moeten we toch vaststellen dat dat zeer waarschijnlijk niet het geval zal zijn. Als je kijkt naar de uitstroomcijfers: de komende jaren vertrekken er 17.000 agenten uit de politieorganisatie. En als je kijkt naar de instroomcijfers, die steeds jaar op jaar niet worden gehaald, en als je ziet dat de investeringen in ons politieonderwijs achterblijven, dan stemt dat toch niet bepaald tot dat rooskleurige beeld dat de minister steeds schetst. Waarom tellen we aspiranten nog steeds volwaardig mee, terwijl we weten dat die maar voor 20% inzetbaar zijn? Waarom is de screening bij de politie niet op orde? Kortom, kan de minister een realistisch beeld schetsen van de politieorganisatie in het jaar 2024? Laten we daar nou vooral eerlijk over zijn. Dat is toch belangrijk voor de discussie?

Bij het Openbaar Ministerie zijn de problemen ook groot. Ook daar zijn er te weinig collega's en te weinig mensen, en is er te veel werk waar te weinig geld tegenover staat. Dat is eigenlijk bijna hetzelfde verhaal. Er liggen stapels met zaken op de plank te wachten. Stapels met dossiers. Dat zijn niet stapels papieren; het gaat daarbij om mensen. Het gaat om mensen die het slachtoffer zijn van mishandeling, van bedreiging en soms zelfs van zedendelicten. Die slachtoffers wachten op rechtvaardigheid, als die er ooit gaat komen. Dat verwijt ik die hardwerkende mensen bij de politie en bij het Openbaar Ministerie niet. Dat is het gevolg van politieke keuzes, of eigenlijk het gevolg van politieke keuzes die niet gemaakt zijn maar wel gemaakt hadden moeten worden. Erkent de minister dat ook in het Openbaar Ministerie forse investeringen nodig zijn om de basis op orde te krijgen?

Dit alles gebeurt in een tijd dat de georganiseerde criminaliteit, al veel genoemd vandaag, heel ernstige vormen heeft aangenomen. Er is een advocaat vermoord, Derk Wiersum. De broer van een kroongetuige is vermoord. Er zijn nog veel meer onschuldige slachtoffers gevallen. Heel veel mensen worden bedreigd en moeten beveiligd worden door diensten die daar eigenlijk ook te weinig capaciteit voor hebben. Waarom stellen we de mensen in de frontlinie dan onvoldoende in staat om de georganiseerde criminaliteit echt stevig aan te pakken? Waarom wachten met nieuwe investeringen als je nu al van diverse partijen hoort en in hun programma's kunt lezen dat nieuwe investeringen nodig zijn? En hoe zit het met die preventie? Hoe voorkomen we nou dat de straatschoffies uitgroeien tot geharde criminelen?

Een van de verklaringen voor het feit dat de georganiseerde criminaliteit zulke ernstige vormen heeft kunnen aannemen, is dat misdaad nog steeds loont. Misdaad loont gewoon. Nog steeds. Vrijwel alle strafbare feiten gaan om geld, maar de opsporing draait nog steeds onvoldoende om geld, ondanks alle verzoeken die wij daar altijd toe doen. Volg nou het geld, follow the money. Ga het ook halen bij die witteboordencriminelen. Daar gebeurt gewoon nog onvoldoende. Er zijn te weinig financieel rechercheurs. Er is nog te weinig samenwerking met onder andere de FIOD. We moeten daar veel meer in investeren. Een van de vele voorstellen die de SP samen met onder andere GroenLinks heeft gedaan, is om te investeren in meer financieel rechercheurs, omdat misdaad niet moet lonen.

Ook bij de rechtspraak zijn de achterstanden groot. En die waren al groot, maar ze zijn door corona alleen nog maar erger geworden. Dat is een groot probleem. Mensen hebben ook recht op snel recht. Eigenlijk zijn er veel meer rechters en ondersteuners nodig. En het is al gezegd: je trekt niet zomaar een blik rechters open. Nee, dat klopt, dus als we blijven doen wat we al deden en we laten mensen opleiden — dat is natuurlijk heel goed — dan duurt het nog jaren voordat we rechters op die plek hebben.

Ik vind eigenlijk dat we die tijd niet hebben. Het moet wel zorgvuldig, maar ik ga hier toch de vraag stellen aan de minister voor Rechtsbescherming om met de Raad voor de rechtspraak te bespreken of het misschien een optie zou kunnen zijn om te kijken naar de meest ervaren topacademici binnen de rechtbanken, die daar dus werken in de ondersteuning en bij de gerechtshoven, en te kijken of je die een aanstelling kunt geven als rechter, en ze tegelijkertijd in opleiding kunt zetten, zodat je meer ondersteuners kunt werven. Het is misschien een onconventionele gedachte, maar ik vind het toch goed om hier te bespreken of dat misschien een mogelijkheid zou zijn. Het geeft die mensen ook perspectief, zodat ze niet vertrekken uit de rechtspraak, wat nu helaas vaak het geval is. Graag een reactie daarop van de minister.

En als mensen dan gestraft worden, dan moeten we zorgen dat die mensen eigenlijk als betere mensen, en niet als slechtere mensen, in de samenleving terugkeren. Recidive bestrijden is slachtoffers voorkomen. Maar veiligheid is wel mensenwerk. Dat veranderen we niet alleen met wetten en regels. We moeten er ook voor zorgen dat er voldoende mensen werken binnen de muren van de gevangenissen, dat de reclassering daar voldoende mensen voor heeft, dat bij de forensische zorg de werkdruk niet te hoog is. Ook op dat punt zijn er allerlei problemen, dus ook op dat punt heeft de SP een voorstel ingediend.

Voorzitter. Dan ben ik eigenlijk al, langzaam, geschoven naar het beleidsterrein van de minister voor Rechtsbescherming. Als we de balans opmaken op het gebied van de rechtsstaat, de toegang tot het recht, dan word ik daar bijna een beetje verdrietig van, ware het niet dat het me vooral strijdvaardig maakt. Laat ik het maar gewoon zeggen: ik vind eigenlijk dat de minister voor Rechtsbescherming er op dat punt echt bizar weinig van gebakken heeft. En eigenlijk zou hij de titel "minister voor Rechtsbescherming" niet mogen dragen, wat mij betreft. De toegang tot het recht is het fundament van onze rechtsstaat. Iedereen heeft recht op recht. En als mensen hun recht niet meer kunnen halen, dan blijft onrecht bestaan.

Vanaf dag een had deze minister het rapport van de commissie-Van der Meer op zijn bureau liggen, waaruit duidelijk bleek dat sociaal advocaten een veel te lage vergoeding krijgen; dat ze echt uren moeten werken, soms wel 40 uur, om voor 10 uur betaald te krijgen. Dat weet de minister, en hij heeft daar eigenlijk helemaal niks aan gedaan. In plaats daarvan kwam hij met een omstreden stelselherziening waar eigenlijk maar één goed onderdeel in zat, namelijk het terugdringen van zaken tegen de overheid. En uit allerlei bronnen weten we dat het op dat punt eigenlijk ook voor geen meter loopt, helaas. Dat is echt heel erg jammer, maar ook op dat punt, dat enige goede punt uit het programma, is het nu aan het mislukken. Verder is het politiek omstreden. En ik voorspel: die stelselherziening van de minister gaat er ook nooit komen. Maar dan heeft deze bestuurder van de VVD, dus een vakkundige, ervoor gezorgd dat er jarenlang niet is gedaan wat had moeten gebeuren, namelijk een redelijke vergoeding voor sociaal advocaten. Die plannen van de minister zorgen alleen maar voor meer ongelijkheid. Sociaal advocaten vertrekken uit het stelsel, en die ben je dan voorgoed kwijt voor de rechtshulp aan mensen die geen dure advocaten kunnen betalen. Kantoren gaan op dit moment failliet. En we zien gewoon dat mensen met juridische problemen, tegen de overheid zelf, tegen hun werkgever, tegen de huisbaas of tegen een ex in een echtscheiding, zolang de VVD dat niet heeft afgeschaft, geen advocaat meer kunnen vinden om hun zaak te behartigen.

We laten de rechtzoekende op dit moment gewoon keihard in de kou staan. Ik hoor van advocaten dat zij de 35ste zijn die zijn gebeld door mensen met een echtscheidingszaak. Hoe heeft de minister dit nou kunnen laten gebeuren? Het is echt ongelofelijk. Ik wil graag een zwartboek aanbieden, dat ik samen met de Vereniging Sociale Advocatuur Nederland heb geschreven, waarin ik de signalen van advocaten heb verzameld. En het is nog niet eens volledig; ik heb het beknopt gehouden. Maar ik wil één ding van de minister: ik wil echt dat hij dit vanavond nog geheel gaat lezen — nogmaals, ik heb het beknopt gehouden — en dat hij morgen met een reactie komt, om die leegstroom uit de sociale advocatuur en die afbraak van de rechtsbijstand niet te laten gebeuren, om daarmee te stoppen, en om morgen de toezegging te doen dat hij eindelijk aan het werk gaat als minister voor Rechtsbescherming, en dat hij deze ernstige problemen gaat oplossen. Zorg voor die redelijke vergoeding voor de sociaal advocaat. Want als alleen nog maar rijke mensen hun recht kunnen halen, dan krijgen wij klassenjustitie in Nederland, en dat mag deze minister voor Rechtsbescherming niet laten gebeuren.

En het is ook belangrijk dat het recht in de buurt plaats kan vinden, bijvoorbeeld in Huizen van het Recht, zoals de SP heeft voorgesteld. Er is al één Huis van het Recht opgericht in Heerlen, mede dankzij een burgemeester die daar heel bevlogen over was, en een rechtbankpresident in Zuid-Limburg. Maar dat moet op veel meer plekken. Ik vind eigenlijk de ambities van deze minister — verschillende partijen hebben dat altijd gesteund — veel te mager. Er gebeurt gewoon te weinig. Er staat te weinig geld tegenover. We zien toch juist in deze coronatijd, waarin veel meer digitale procedures plaatsvinden, hoe belangrijk het is dat iedereen daaraan mee kan doen, dus niet alleen de mensen die digitaal vaardig zijn, niet alleen de mensen die heel zelfredzaam zijn. Eigenlijk zou je in iedere stad en in ieder dorp een plek moeten hebben waar mensen naartoe kunnen om uit te leggen wat hun probleem is, om daar hulp of de juiste doorverwijzing te krijgen en om daar gebruik te kunnen maken van de voorzieningen om, zo nodig, digitaal te kunnen procederen. Het is zo logisch, maar er gebeurt op dat vlak eigenlijk veel te weinig.

Dat brengt mij op een aantal andere punten, voorzitter. Een daarvan is de bescherming van onze privacy. Het belang van een sterke Autoriteit Persoonsgegevens is al toegelicht door mevrouw Buitenweg. De achterstanden zijn te groot. Die zouden moeten worden weggewerkt, want op dit moment heb je als privacyschender eigenlijk heel weinig te vrezen van onze privacywaakhond, die we gewoon te weinig tanden hebben gegeven. Dat is echt een groot probleem. Ik wil de minister vragen daar fors in te investeren. Als hij dat niet toezegt, kan de Kamer voor het amendement van mevrouw Buitenweg en mij stemmen.

Daarover heb ik nog één vraag. De privacywaakhond moet toezicht houden op privacyschendingen van alle mensen, van alle bedrijven en van alle ministeries. Denk bijvoorbeeld aan de Belastingdienst, aan wat er is geflikt bij de slachtoffers van de toeslagenaffaire. Dat had misschien veel eerder ontdekt kunnen worden als onze privacywaakhond z'n zaken op orde had gehad en slagkracht had gehad. Waarom betaalt dan alleen Justitie dit? Zou het niet logischer zijn om andere ministeries ook mee te laten betalen?

Ook over bankfraude is het al gegaan. Ik noem het probleem van spoofing. Banken zijn er voor onze samenleving. Ze zijn er om ons spaargeld veilig te stallen en om onze financiële zaken netjes te regelen. Maar er wordt door criminelen misbruik gemaakt van het vertrouwen dat mensen in banken hebben. Je wordt gebeld door je bank, althans, dat denk je, want dat nummer staat er, maar het blijkt een crimineel te zijn die je al je spaargeld afpakt en dat wegsluist. Die handeling heb je dan zogenaamd zelf verricht. Maar daar kunnen mensen helemaal niets aan doen. Ook dat is hier vandaag al gezegd. Kassa heeft dat aangetoond, Radar heeft dat aangetoond; we weten gewoon hoe dat zit. Wat doen nou sommige banken? Die laten slachtoffers keihard in de kou staan. Ik vind echt dat dat niet kan. Dat is niet rechtvaardig. Zo kan dat niet. De SP wil vandaag, in navolging van andere partijen, de minister ertoe oproepen om dat op te lossen en ervoor te zorgen dat banken de slachtoffers gaan compenseren en dat het geld wordt afgepakt van die criminelen. Misdaad mag niet lonen, zeg ik nog maar een keer.

Het is ook al gegaan over het belang van de aanpak van kindermisbruik en het internet schoonhouden van kinderpornografie. Daar hebben we geen politiek verschil van opvatting over, maar als dat zo is, hoe kan het dan dat het Expertisebureau Online Kindermisbruik in zijn voortbestaan wordt bedreigd vanwege te weinig financiën? Dan zeg ik tegen de collega's: dit is echt een probleem dat wij, in de twee dagen waarin wij hier dit debat voeren, op zijn minst moeten oplossen; dit moeten we veranderen in de begroting van deze minister.

Nog één vraag over de LEBZ, de Landelijke Expertisegroep Bijzondere Zedenzaken. Daar is een maatschappelijke en wetenschappelijke discussie over op dit moment. Er is een aangehouden motie van de SP, GroenLinks en de PvdA om daar onderzoek naar te doen. Ik overweeg die volgende week in stemming te brengen, omdat ik echt denk dat we dit serieus moeten nemen. Mensen hebben hier onze aandacht voor gevraagd. We hebben er gisteren als commissie nog een petitie over ontvangen. Laten wij ons als Kamer uitspreken voor het belang van zo'n onderzoek.

Dan nog het onderwerp adoptie, weer heel wat anders. Bij interlandelijke adopties uit het verleden zijn zaken misgegaan. Daar loopt een onderzoek naar. Dat zullen we af moeten wachten. Maar in de tussentijd verjaren de zaken van de mensen die de vergunninghouder aansprakelijk hebben gesteld. Dat komt doordat de verjaringstermijn, de civiele verjaringstermijn, begint te lopen op het moment dat de adoptie plaatsvond. Zo hebben we dat geregeld in het civiele recht. Maar op het moment dat de adoptie plaatsvond, ging het om een klein kind, vaak zelfs een baby. Die zijn met veel dingen bezig, maar niet met het voeren van rechtszaken en het verzamelen van bewijs. Ik vind dat dus niet rechtvaardig. Ik vind dat dat niet kan. Dus mede namens de heer Van der Staaij van de SGP stel ik vandaag voor om die verjaringstermijn af te schaffen of om die in ieder geval pas te laten beginnen met lopen op het moment dat de geadopteerde 18 wordt, omdat je je dan pas volledig realiseert wat er gebeurd is. Ook op dat punt overwegen wij natuurlijk een motie.

Tot slot het onderwerp sektes. Er zijn naar schatting nog steeds ongeveer 80 sektes actief in Nederland en die maken nog steeds heel veel slachtoffers. Nou hadden we daar een meldpunt voor, maar zeer tegen de zin van de SP is dat meldpunt, Sektesignaal, wegbezuinigd. Dat punt wordt nu gemist. Ik krijg daar veel berichten over van mensen die om hulp vragen. Experts krijgen daar veel berichten over. Mensen weten gewoon niet meer waar ze naartoe moeten. Volgens de minister kunnen zij overal bij de politie gewoon terecht, maar daar zit niet altijd de juiste expertise. Er moet dus weer één punt komen waar slachtoffers en familieleden terechtkunnen om hulp te krijgen en doorverwezen te worden, en om de signalen per sekte te verzamelen om die aanpak te verbeteren. Dat stel ik mede voor namens de heer Van Wijngaarden van de VVD.

En helemaal tot slot, voorzitter. Dit is misschien een pessimistisch verhaal geworden, omdat ik vind dat het op heel veel punten heel erg anders moet. Dit is het resultaat van tien jaar premierschap Rutte op het gebied van de veiligheid en op het gebied van de rechtsstaat. Maar het goede nieuws is: andere politieke keuzes zijn mogelijk. De SP heeft er al een heleboel ingediend. En dat zullen wij blijven doen, in het belang van de veiligheid, in het belang van de rechtsstaat.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Nispen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Jasper van Dijk. Dit is de tweede begroting waarbij ik u meemaak, meneer Jasper Van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ja, voorzitter, dit is een van mijn liefhebberijen. Ik zat net te kijken: wat een indrukwekkende lijst met sprekers komt er vandaag langs!

De voorzitter:

Ja. Tot nu toe gaat het prima.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Tot nu toe.

De voorzitter:

Tot nu toe, ja.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Het is een lijst met een aantal fameuze duo's.

De voorzitter:

Ja, ook.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik noem bijvoorbeeld het duo Yeşilgöz/Becker: echte crimefighters, die hun naam waarmaken namens de VVD! Maar ik moet zeggen: het duo Van Nispen/Van Dijk kan er ook wat van. Let maar eens op!

De voorzitter:

Zo is dat. Nou, laat het eens zien!

De heer Jasper van Dijk (SP):

Voorzitter. Ik ben het wel eens met de heer Van Nispen. Je wilt er een vrolijk verhaal van maken, maar dan ga je kijken naar het beleid en dan lukt dat gewoon niet. Het is gewoon bagger. Ik kan er niks anders van maken.

De voorzitter:

U begon zo aardig.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Precies. Ik heb de hele avond zitten denken: hoe kan ik daar nou toch een vrolijke draai aan geven? En dan kom ik hiermee. Maar u kent mij, voorzitter: als het niet om de inhoud gaat, ben ik altijd heel vrolijk.

Voorzitter. Het asielbeleid rammelt aan alle kanten, zowel in binnen- als buitenland. Eerst het binnenland. De zogenaamde asielketen — zo heet dat dan — is volledig vastgelopen. Ik heb het ook al van andere sprekers gehoord. Mevrouw Van Toorenburg zei het bijvoorbeeld ook. Dan heb je het dus over de IND, waar de asielzoekers zich aanmelden. Dan heb je over het COA, waar de mensen in de asielzoekerscentra zitten. En dan heb je het over de huisvesting. De achterstanden bij de IND zijn echt schrikbarend. Er zouden dit jaar 15.000 zaken afgerond worden, maar er liggen er nog 7.000. De staatssecretaris heeft van de week eerlijk gezegd: het gaat me niet lukken. Ze noemt het zelf zeer pijnlijk. En dat is het ook, niet in de laatste plaats voor de asielzoekers zelf die al maanden wachten op hun gesprek. 7.000 zaken blijven liggen; een blamage!

En er is ook nog eens een tekort aan bedden in die asielzoekerscentra. 5.000 plekken moeten erbij gezocht worden, maar we zien dat de azc's hun deuren sluiten. Gemeentes zien af van de opvang van nieuwe asielzoekers. Hoe is dat mogelijk? U heeft toch juist meer plekken nodig? Kunt u ons morgen uitleggen hoe dat nou gaat in die onderhandelingen met die gemeentes? Die gemeentes zeggen: nee, wij willen het niet meer; wij willen geen nieuwe azc. De staatssecretaris heeft een acuut probleem.

En dan, last but nog least, de huisvesting. Dit jaar wachten 12.000 statushouders op huisvesting en volgend jaar komen er daar nog 27.000 bij. Voor al die mensen moet een woning gevolgen worden, terwijl er sprake is van een wooncrisis. Kortom, achterstanden bij de IND, een tekort aan bedden en een tekort aan woningen. Wat vindt de staatssecretaris er zelf van? Waarom zouden we haar nieuwe beloftes, die ze ongetwijfeld morgen gaat doen, nu wel moeten geloven? Eerdere beloftes zijn evident niet waargemaakt. Dat kan niet.

Mag ik haar wijzen op een plan van mij, dat ik eerder aan haar voorganger heb gegeven maar dat eigenlijk nu net zo actueel is? Daarom wil ik het haar nu ook aanbieden. Het bevat vier voorstellen voor een eerlijker verdeling van vluchtelingen over Nederland, met vier aanbevelingen. Zorg ervoor dat rijke en arme gemeentes evenredig bijdragen aan opvang, verdeel vluchtelingen eerlijk binnen gemeentes, maak kleinschalige opvanglocaties en zorg voor een buffer om in te spelen op nieuwe instroom. Daar heeft het aan ontbroken de afgelopen jaren. Er werd gedacht: ach, het valt wel mee met die instroom; we kunnen die azc's en het aantal bedden wel sluiten. En nu zitten we met grote tekorten.

Ik bied het hierbij aan, voorzitter, zodat de huidige staatssecretaris er ook kennis van kan nemen. Alstublieft. Ga ermee aan de slag en voorkom ook dat er noodopvang moet komen.

Voorzitter. En dan de problemen met de IND. Volgens VluchtelingenWerk is er volgend jaar een tekort aan middelen, omdat u had beloofd dat die achterstanden dit jaar zouden worden opgelost, maar dat is niet gelukt. Nu moeten die volgend jaar weggewerkt worden, maar dan wordt er gekort op het budget. Klopt dat, vraag ik staatssecretaris, en is zij om die reden genegen om mijn amendement te omarmen voor extra middelen bij de IND, zodat er voldoende personeel is?

Dan naar het buitenland, naar Europa, waar evengoed grote problemen zijn met de opvang. Hoe staat het met het migratiepact dat door de Europese Commissie is aangeboden? Is er al afstemming? Is er al consensus binnen lidstaten? Graag een update.

En hoe staat het nu met de opvang van vluchtelingen van de Griekse eilanden? We weten dat het kabinet na de verschrikkelijke brand in Moria besloot om 100 mensen op te vangen. Het was een schamel aantal, maar vooruit, het zijn wel 100 mensen. Maar klopt mijn observatie dat er nog steeds niemand naar Nederland is gekomen? Ondanks het feit dat Duitsland en ook andere landen al wel mensen hebben opgevangen vanuit Moria, vanuit de Griekse eilanden, maar Nederland nog niet. Hoe komt dat dan? Waarom Duitsland wel en Nederland niet? Komt dat doordat Nederland bepaalde eisen stelt, bijvoorbeeld dat het kinderen moeten zijn van niet ouder dan 14 jaar, bij voorkeur meisjes? Kunt u eens reageren op het meest recente artikel van Ingeborg Beugel, journalist van De Groene Amsterdammer: Nederland handelt niet in het belang van de minderjarige vluchtelingen, maar uit eigen belang? Het is vanochtend gepubliceerd op groene.nl. Graag een reactie.

Voorzitter. Tot slot nog vier punten. Er zijn zorgen over de verhoogde taaleis bij de naturalisatietoets. Tienduizenden mensen kunnen hierdoor niet naturaliseren. Zie het artikel van Tamar de Waal in de NRC van gisteren. Graag een reactie. Is de staatssecretaris bereid om bij die naturalisatietoets meer maatwerk toe te passen? Dat staat ook in mijn aangehouden motie 32824, nr. 308, die ik graag in stemming breng.

Dan de brief over de heer Al-Showaikh, die naar Bahrein werd uitgezet. Hij werd gemarteld en zit nu in de gevangenis. Hoe kan de staatssecretaris volhouden dat dit ordentelijk is verlopen? Graag een reactie op de brief van VluchtelingenWerk, dat aangeeft dat de persoon wel degelijk naar een ander land wilde vertrekken, namelijk naar Iran.

En dan twee vragen aan minister Dekker. Kan huwelijkse uitbuiting worden ondergebracht bij mensenhandel? Mevrouw Becker zei daar behartenswaardige woorden over. Graag een reactie op mijn aangehouden motie 35413, nr. 5.

Tot slot. De minister wil het bedrag dat deurwaarders in rekening mogen brengen met 16% verhogen. Is dat nu wel verstandig in deze coronatijd, waarin mensen het toch al moeilijk hebben, in armoede verkeren en met hoge schulden te maken hebben? Ik overweeg op dat punt een motie.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan ga ik naar de heer Groothuizen namens D66.

De heer Groothuizen (D66):

Dank u wel, voorzitter. Eind augustus van dit jaar bezocht ik Warschau. Ik wilde zelf eens gaan praten met de mensen die dagelijks te lijden hebben onder de aantasting van de Poolse rechtsstaat. Zoals u weet, probeert regeringspartij PiS de rechterlijke macht in Polen in het gareel te krijgen en het recht op een eerlijk proces staat daardoor fors onder druk. Er is sprake van politieke inmenging bij de benoeming van rechters. Rechters die hun vak wel onafhankelijk proberen uit te oefenen, kunnen worden berispt en bestraft door een nieuwe tuchtkamer.

Zo ook rechter Igor Tuleya, van wie vorige week de immuniteit is opgeheven. Ik had met hem en zijn advocate afgesproken in een restaurant, en toen ze aan het tafeltje aanschoven waar ik was gaan zitten, was die advocate behoorlijk van slag. De heer Tuleya was namelijk net voor dat restaurant agressief aangevallen, het effect van een haatcampagne, gevoed door PiS. De heer Tuleya bleef er zelf stoïcijns onder. Maar dat de onafhankelijke rechter vaak het eerste slachtoffer is als de druk op de rechtsstaat toeneemt, werd me zo wel griezelig duidelijk, en dat slechts 800 kilometer hiervandaan. Polen ligt in onze Europese Unie. De vraag is: wat doen de EU en Nederland er eigenlijk aan om dat te stoppen? Zeker, er worden stappen gezet. De Europese Commissie is een aantal inbreukprocedures gestart. Het rechtsstaatmechanisme lijkt — als het doorgaat, want dat staat ook weer onder druk — een stap vooruit. De vraag is wel of het voldoende is. De Poolse problemen raken ook Nederland. De Amsterdamse Rechtshulpkamer heeft vragen gesteld aan het Europese Hof van Justitie: kunnen we Poolse verdachten en veroordeelden nog wel overleveren? Daarmee raakt de betonrot in de Poolse rechtsstaat ook Nederland. Om de voormalige vicepresident van de Raad van State, de heer Donner, te citeren: "We moeten zeker zijn van elkaars rechtsstaat. Als dat niet meer werkt, dan zakt de hele zaak potentieel in elkaar."

De vraag is dan ook of het niet tijd wordt dat Nederland zelf juridische stappen gaat ondernemen. In onze Grondwet staat dat Nederland de internationale rechtsorde bevordert. Daar hoort ook bij het afdwingen van gemaakte afspraken. Daarom mijn vraag aan de minister voor Rechtsbescherming: kan Nederland bijvoorbeeld een procedure starten tegen Polen op grond van artikel 259 van het EU-Werkingsverdrag, vanwege het niet nakomen van een verplichting onder het Unieverdrag? Graag een uitgebreide reactie van de minister.

Voorzitter. Nederland is geen Polen. De rechtsstaat hier is sterk en veerkrachtig, maar er zijn wel problemen. De daling van de geregistreerde criminaliteit en van het slachtofferschap tussen 2009 en 2019 is een goede en eigenlijk ook best wel indrukwekkende ontwikkeling, maar de impact van georganiseerde criminaliteit, die met zijn enorme criminele winsten de bovenwereld dreigt te corrumperen, is zorgwekkend. De benauwde situatie van kerninstituties als het Openbaar Ministerie, de rechtspraak en de advocatuur verdient ook onze aandacht. Er is na de crisis van 2008 hard bezuinigd door de kabinetten-Rutte I en II, en er is te weinig geïnvesteerd in vernieuwing.

Als je van een afstand naar alle rijksbegrotingen kijkt, zie je dat eigenlijk alle economische groei dit jaar wordt opgesoupeerd door de zorg en de sociale zekerheid. De rechtsstaat lijkt daaronder te lijden. Het is volgens mij dan ook valide om de vraag te stellen: mag onze rechtsstaat ook wat kosten? Hoe kijkt de minister van Justitie daartegen aan? Hoe denkt hij de rechtsstaat ook in de toekomst financieel gezond te houden? Graag een reactie.

We zien dat de werkdruk ook is toegenomen. Dat is niet zozeer het gevolg van een toegenomen aantal zaken, maar vooral van een verandering in soorten zaken. Die zijn complexer geworden. Bovendien zijn de verwachtingen van de samenleving toegenomen, bijvoorbeeld als het gaat om de rechten en de bejegening van slachtoffers. Dat zijn vaak begrijpelijke ontwikkelingen, maar het brengt wel heel veel extra werk, tijd en complexiteit met zich mee. De politiek moet ook naar zichzelf kijken. Alle snel wisselende prioriteiten die worden meegegeven aan politie en OM helpen ook niet om het allemaal goed uit te voeren.

Je ziet de problemen terug in de strafrechtketen. Het actieplan dat we vorige week hebben gekregen, bevat goede keuzes, maar impliciet erkent het ook de problemen: een gebrek aan samenwerking in de keten en tegengestelde prikkels. Daardoor functioneert die keten bepaald niet optimaal. Laat ik er geen misverstand over laten bestaan. Ik vind dat organisaties in de keten hun eigen verantwoordelijkheid moeten houden als het gaat om de oordeelsvorming. De politie gaat over het opsporen, het OM geeft daar leiding aan en de rechters zijn onafhankelijk. De overkoepelende vraag is wel: hoe kun je die strafrechtketen nu slim organiseren in een samenleving die zo snel verandert?

Wat daar naar mijn idee niet bij helpt, is steeds meer overlegstructuren. Voor de ondermijnende criminaliteit — ik noem het liever de georganiseerde criminaliteit — hebben we het Strategisch Beraad Ondermijning, het Aanjaagteam Ondermijning, het Landelijk Overleg Veiligheid en Politie en het Strategisch Beraad Veiligheid. We hebben het LIEC, het RIEC en sinds kort nog een aparte dg. Het is dus overal behoorlijk druk, maar vaak niet op de werkvloer, waar het werk gedaan moet worden. Mijn vraag aan de minister van Justitie is hoe hij de tegengestelde prikkels in de keten eruit gaat halen. Hoe gaat hij er nou voor zorgen dat die organisaties echt beter gaan samenwerken, het liefst zonder eindeloze overlegstructuren, maar wel met een gezamenlijke doelstelling? Graag een reactie.

Dit kabinet heeft de afgelopen jaren zeker goede stappen gezet, met investeringen in de politie, de rechtspraak, de forensische zorg, het schrappen van een bezuiniging op het OM en een kleine investering in de rechtsbijstand. Maar er is nog veel te doen. Op lange termijn is er volgens mij vooral behoeft aan een stabiele financiering. Maar ook op korte termijn kunnen we nog wel stappen zetten, bijvoorbeeld bij de rechtsbijstand. Sociaal advocaten, zeker in het personen- en familierecht, hebben het zwaar. Ik hoor heel graag van de minister voor Rechtsbescherming of er dit jaar wat geld overblijft bij de rechtsbijstand, zodat wij volgend jaar daarmee vooral die groep kunnen gaan helpen.

Een andere uitdaging is cybercrime. Ik geloof dat mevrouw Van Toorenburg er ook over sprak. Veel criminaliteit is nog steeds klassiek: inbraken, overvallen en vernielingen. Cybercrime is dat niet. Het is een van de terreinen waarop we zien dat criminaliteit toeneemt. Door corona is dat nog verergerd. De overheid heeft veel moeite om de ontwikkelingen op dat gebied bij te benen. Er is geïnvesteerd, zeker bij de politie, maar bijvoorbeeld het Openbaar Ministerie heeft echt nood aan meer cyberofficieren. Deelt de minister die inschatting en zo ja, hoe kan hij dit probleem gaan oplossen?

Voorzitter. Ter afsluiting van het Justitiedeel blijf ik nog even bij het OM. De minister mag zich in Nederland mengen in individuele strafzaken. Hij kan opdracht geven tot vervolging of tot opsporing. Dat is me de afgelopen jaren steeds meer gaan verbazen. Is het te rechtvaardigen dat een politieke ambtsdrager zich kan mengen in een individuele strafzaak? Heeft de minister het recht om te zeggen dat de ene persoon moet worden vervolgd en de andere niet? Ik denk het eigenlijk niet. Ik heb daarom een initiatiefwetsvoorstel gemaakt om die bijzondere aanwijzingsbevoegdheid te schrappen, alsook de daarmee gepaard gaande inlichtingenplicht. Het is dan enkel nog aan de rechter om het handelen van het OM in een concrete zaak te beoordelen. Ik heb dat voorstel vandaag in consultatie gegeven. Ik heb het hier liggen en zou de bode graag willen vragen om het rond te delen onder de collega's.

Voorzitter. Ik ga door. Nee, ik ga niet door, want ik zie de heer Van Nispen staan.

De voorzitter:

Ja, ik ook. De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Laat ik eens wat ongebruikelijks doen: laat ik de woordvoerder van D66 een compliment maken voor het feit dat hij een initiatiefwet maakt over een belangrijk onderwerp. Wij hebben gezien dat het de afgelopen jaren een aantal keren fors heeft geschuurd op dit onderwerp, bij de zaak van Shell en mogelijke bemoeienis van het ministerie, bij de zaak Wilders met bemoeienis van het ministerie. In hoeverre komt het initiatief van de heer Groothuizen aan dit soort bezwaren tegemoet? Daar hoor ik hem graag over. Ik heb nog een andere vraag, die ik maar meteen meeneem.

De voorzitter:

U zou alleen een compliment maken.

De heer Van Nispen (SP):

Ja, dat is waar. Maar ik zal ook een hele schappelijke vraag stellen.

De voorzitter:

Formuleert u het dan heel vriendelijk?

De heer Van Nispen (SP):

Ja, zeker. We krijgen dadelijk collega Van Dijk nog, natuurlijk! Mijn vraag gaat over de rechtsbijstand. Ik vind het een terechte vraag of er dit jaar wat geld overblijft en of we dat kunnen inzetten waar de nood het hoogst is. Dat is inderdaad bij de vergoedingen voor de personen- en familierechtadvocatuur. Stel dat het om enkele miljoenen gaat; dat weet ik niet, maar dat hoop ik. Erkent de heer Groothuizen dat dit veel te weinig is en dat een volgend kabinet — eigenlijk deze minister, want het is zijn werk geweest — eindelijk de conclusies van de commissie-Van der Meer moet naleven? Vindt hij ook dat de minister op zijn minst helemaal klaar en netjes, doorgerekend en wel, moet achterlaten wat het dan zou moeten zijn?

De heer Groothuizen (D66):

Vraag één: ja. We kennen de zaken Shell, Wilders en internationale ontwikkelingen. We zagen gisteren weer een nieuw arrest van het Europese Hof van Justitie die bevestigde dat het OM door die aanwijzingsbevoegdheid toch niet helemaal wordt gezien als een onafhankelijke, rechtelijke autoriteit. Dat leidt tot problemen bij het Europese aanhoudingsbevel. Al die ontwikkelingen hebben mij ertoe gebracht dit wetsvoorstel in te dienen. Het is dus een conglomeraat. Ik denk dat de kern van het probleem niet zozeer het gebruik van de aanwijzingsbevoegdheid is, want het gebeurt maar zelden. Maar het feit dat die bevoegdheid bestaat en dat het OM ook met gevoelige zaken naar het departement gaat om de minister te informeren, omdat hij anders zijn verantwoordelijkheid niet kan invullen, leidt ertoe dat er allerlei gekke dingen gebeuren, namelijk dat ambtenaren gaan meedenken en dat er een heel circuit is. Ik ga niet alles herhalen, want u kunt het nalezen. Ik denk dat we daarvan af moeten. Ik hoop dat dit wetsvoorstel daaraan bijdraagt.

Het antwoord op de tweede vraag: ja, ik denk dat er meer nodig is. Ik zei al dat we een kleine stap hebben weten te zetten. Dat was nog een heel gevecht. Maar we zijn er nog niet. Ik denk dat er extra geld voor nodig is en daarom staat het in ons verkiezingsprogramma.

De voorzitter:

Meneer Azarkan, een heel korte vraag. Heel kort.

De heer Azarkan (DENK):

Ik ben als was in uw handen: een hele korte vraag. Ik vind het heel interessant wat collega Groothuizen zegt. Ik zag het een uur of vijf geleden ook al voorbijkomen op Twitter. Ik was dus al een beetje op de hoogte. Kan de heer Groothuizen even kort uitleggen — dat gun ik hem ook — wat hij bedoelt als hij zegt dat een bewindspersoon zich niet kan mengen in een individuele rechtszaak ten aanzien van de informatie die wel bij een bewindspersoon moet komen? Bij de zaak-Wilders is dat volledig uitgezocht en was de conclusie dat uit niets bleek dat er iets anders is gebeurd dan dat het wettelijke recht op informatie was nageleefd, en verder geen bemoeienis. Hoe verhoudt zich dat tot elkaar?

De heer Groothuizen (D66):

Het klopt. Ook het hof heeft in die zaak vastgesteld dat het geen reden ziet voor politieke inmenging. Ik zie die ook niet. Wat we wel hebben gezien — dat is glashelder geworden, ook uit alle informatie die we hebben gekregen — is dat allerlei ambtenaren allerlei bewegingen gaan maken. Zij doen dit, omdat ze op de hoogte waren van die zaak vanwege het bestaan van de aanwijzingsbevoegdheid en de informatieverplichting van het college aan de minister over die zaak. Mensen gaan erover meepraten en meedenken. Je krijgt dan een hele rare vermenging. In de zaak-Wilders leidde dat tot een hele discussie. In de eerdere zaak-Wilders hebben we gezien dat de toenmalige minister — even uit mijn hoofd was dat Hirsch Ballin — tot drie keer heeft gezegd: ik heb twijfels bij een beslissing van het OM en wil dat er een deskundige naar gaat kijken. Die vermenging vind ik ongewenst. Het zit 'm dus niet zozeer in het echte gebruik van die aanwijzingsbevoegdheid, want dat gebeurt niet zo vaak, maar meer in het informele effect dat die heeft.

De voorzitter:

Ja?

De heer Groothuizen (D66):

Ik zie de minister nog niet heel veel enthousiasme uitstralen.

De voorzitter:

Hij is met andere dingen bezig. Hij luistert. Laat hem een beetje met rust. Hij moppert een beetje, maar kan niks terugzeggen. Dat is een beetje vervelend. Mevrouw Kuik.

Mevrouw Kuik (CDA):

Ik zit te twijfelen of het voor deze woordvoerder of de volgende woordvoerder is, maar over drugscriminaliteit heb ik D66 nog niks horen zeggen. Ziet D66 ook dat die tweedeling er is in de samenleving, waarbij jongeren worden geronseld om drugs te brengen en de festivalganger en de Zuidasser ze maar lekker gebruiken zonder dat zij daarvan de consequenties voelen?

De heer Groothuizen (D66):

Ik weet niet of dat een tweedeling is, maar er zit natuurlijk een duidelijk verband tussen gebruik en het feit dat er productie en handel is. Dat lijkt me evident.

Mevrouw Kuik (CDA):

De vraag is dan ook of D66 het belang ziet om de gebruiker aan te pakken om de drugscriminaliteit effectief terug te dringen, want de gebruiker houdt die wel in stand.

De heer Groothuizen (D66):

Ik weet niet zo goed wat u met "aanpakken" bedoelt. Ik zie wel reden om mensen die drugs gebruiken erop te wijzen dat het doorgaans niet wordt gemaakt door mensen met de beste bedoelingen en onder goede omstandigheden, maar doorgaans door criminelen in een nare schuur in Brabant die ergens hun afval laten wegstromen. Ik denk niet dat je een jacht op de gebruiker moet initiëren. Je schiet daar te weinig mee op en het zal een hoop vervelende neveneffecten hebben. Ook moeten we niet de ogen sluiten voor het feit dat heel veel drugs die in Nederland worden verbouwd of geproduceerd naar het buitenland gaan. We moeten onszelf niet wijsmaken dat we het probleem hebben opgelost door de vraag in Nederland aan banden te leggen. Dat zou een te makkelijke conclusie zijn.

Mevrouw Kuik (CDA):

Volgens mij hebben we dit onderdeel, het aanpakken van de gebruiker, de hele tijd laten liggen in Nederland. Er is een hele keten waardoor de drugscriminaliteit bestaat. De gebruiker kan gewoon op een festival een pilletje nemen en de handhavers kunnen niet goed genoeg ingrijpen. Juist door het af te pakken en het bezit te beboeten, kunnen handhavers veel effectiever optreden tegen drugscriminaliteit en tegen het bezit van drugs.

De heer Groothuizen (D66):

Volgens mij maakt u nu dezelfde fout door het weer te vernauwen. Volgens mij is het geen gebruiker-handel-productieverhaal. Er is productie en een groot deel daarvan gaat naar het buitenland. Dat geldt zowel voor de hennep als voor de synthetische drugs. De massaal in Nederland en België ingevoerde cocaïne gaat voor een groot deel ook weer naar het buitenland. De gebruiker is onderdeel van de cyclus, maar we moeten niet de illusie hebben dat als we de gebruiker aanpakken, we dan dit probleem hebben opgelost. Samen met collega Bergkamp heb ik denk ik een jaar geleden een manifest gemaakt waarin we hebben geprobeerd om dit wat breder te trekken. Ik denk dat die verbreding belangrijk is. Je moet proberen internationaal samen te gaan werken om te kijken of je die koers echt kunt verleggen, na gaan denken over de vraag welke drugs het meest schadelijk zijn, iets doen met de gebruikers, de georganiseerde criminaliteit blijven bestrijden, maar je moet ook proberen te werken aan internationaal draagvlak voor een echt andere aanpak. Want ik zie ook steeds meer politie- en OM-mensen zeggen: we gaan het uiteindelijk met een pure war on drugs ook niet oplossen. Dat is een mening die ik deel.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik sluit graag even aan, want we zijn beland bij de juiste woordvoerder. Ik wilde beginnen over dat manifest met als titel Ik maak me druk. Ik maak me ook druk, niet alleen over de uitdagingen die wij in onze rechtsstaat hebben, maar vooral over de oorzaak van alle ellende, en die zit 'm wel in de drugscriminaliteit. De liquidaties die we zien, raken aan de advocatuur en de rechtspraak. Ik vraag daar wel een reflectie op van de heer Groothuizen. Want een van de pleidooien in dat manifest was: we gaan drugs legaliseren en we gaan een staatscommissie inrichten om ons hele drugsbeleid te hervormen. Wat is dan de reflectie van de heer Groothuizen op het rapport dat door de heer Noordanus van het Strategisch Beraad Ondermijning naar voren is gebracht en dat duidelijk zegt: een pact voor de rechtsstaat, maar geen legalisering? Kan de heer Groothuizen daar eens op ingaan?

De heer Groothuizen (D66):

Volgens mij heb ik dat net gedaan, maar ik wil het nog wel een keer doen. Het zijn volgens mij meerdere sporen. Het is het aanpakken van de georganiseerde criminaliteit en niet de illusie hebben dat je, als je stappen gaat zetten richting legalisering en regulering, daarvan af bent. Want dan vergeet je de internationale markt. Ook andere landen waar stappen worden gezet, laten zien dat je echt moeite moet doen om dat aan te pakken en ook het legale deel te beschermen. Daar moet je niet naïef in zijn. Die naïviteit zie ik soms wel terug. Aan de andere kant moeten we ook niet denken dat, als we keihard de gebruikers gaan aanpakken, we de problemen hebben opgelost. Mensen willen nou eenmaal genotmiddelen gebruiken. Dat is al tientallen jaren het geval en we krijgen het al tientallen jaren internationaal niet onder controle. Daar wil je ook iets mee. Volgens mij is het en-en-en. Ik vond eerlijk gezegd de conclusie van het manifest niet zo schokkend: een staatscommissie instellen die er eens breed over gaat nadenken. Maar ik begrijp dat het bij mevrouw Van der Graaf wat andere associaties oproept.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik weet dat als D66 zijn eigenlijke doel nog niet weet te realiseren, het van stal halen van een staatscommissie altijd een optie is als tussenstap naar wie weet wat nog meer. Ik weet dat D66 er voorstander van is dat je het recht op genot zou moeten vastleggen, maar ik hoor … Ja, dat hebben ze volgens mij ergens opgeschreven in hun verkiezingsprogramma of iets dergelijks. Dat moet er komen. Daar vind ik van alles van.

De heer Groothuizen (D66):

Ik weet het niet. Ik ben er wel een groot voorstander van. Ik ga in ieder geval dadelijk genieten van een biertje.

De voorzitter:

U bent voor recht op geluk. Mevrouw Van der Graaf.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dat zou ik ook mooi vinden, recht op geluk. Even terug naar de kern van de zaak. Legalisering is niet de oplossing. Ik hoor D66 zeggen: wij leggen de rode loper uit, kom maar hier, Mexicanen, kom maar hier, Colombianen. Dat is het antwoord van D66 op de drugscriminaliteit. Dat kan toch niet waar zijn?

De heer Groothuizen (D66):

Ik weet niet precies waar mevrouw Van der Graaf deze samenvatting vandaan haalt. Volgens mij heb ik een tamelijk genuanceerd betoog. Ik sluit niet uit dat sommige mensen in mijn achterban vinden dat het te genuanceerd is, maar volgens mij is dit niet wat ik zeg. Mevrouw Van der Graaf is bang voor de Mexicanen, maar die zijn er al. Die staan namelijk nu al in Brabant die pillen in elkaar te draaien. Ik heb daar toevallig twee jaar geleden, toen die signalen kwamen, al eens vragen over gesteld aan de minister. Zij denkt dat wij de rode loper hebben uitgelegd, maar ze zijn er al. Die drugs zijn er, ze komen de havens binnen en zullen de havens binnen blijven komen zolang mensen behoefte hebben en bereid zijn om daarvoor te betalen. Ik denk dat mevrouw Van der Graaf onder ogen moet zien dat het simpele feit dat we dit soort middelen verbieden, betekent dat je de markt, die er nu eenmaal is, in handen geeft van criminelen. Dat zijn meestal niet de mensen aan wie je de markt in handen wilt geven.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Ik kan niet anders concluderen dan dat je met een pleidooi voor legalisering, een belangrijk onderdeel in dat manifest, een gespreid bedje maakt. Ik hoor een zeker ongemak in de reactie van de heer Groothuizen en ik ben blij dat te bespeuren, want ik hoop dat hij, en met hem D66, zij aan zij wil staan om die criminaliteit aan te pakken. Ze zijn hier al, maar we moeten de pakkans vergroten. Collega's begonnen daar al over. Ze zijn er al, maar we willen ze alsjeblieft weg hebben. En dan moeten we zeker niet de rode loper uitleggen.

De heer Groothuizen (D66):

U hoort geen ongemak. Het is gewoon complexe materie. Dan is het antwoord niet: we gaan het legaliseren, want dan hebben we het probleem opgelost. Maar het antwoord is ook niet: we gaan de gebruikers aanpakken en dan hebben we het probleem opgelost want dan wordt er niet meer gebruikt en dan vergeten we ook maar even de internationale markt. Het is dus niet zozeer ongemak, maar het is — net als asiel en migratie, waar ik het straks over ga hebben — een buitengewoon complex probleem dat je niet een-twee-drie even kunt oplossen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Groothuizen (D66):

Dat brengt mij bij het onderdeel migratie, over complexe problemen gesproken. Een Afrikaans gezegde luidt: als je snel wilt gaan, ga alleen; als je ver wilt komen, ga samen. Samen gaan is bij dit onderwerp bepaald geen sinecure. Het onderwerp migratie is complex en gevoelig. Emoties voeren daarbij vaak de boventoon, en het debat gaat heel vaak over incidenten en niet over oplossingen. Bij een recente stemming over het Europese migratiepact werden maar liefst dertien van de zeventien moties verworpen. Dat tekent het gebrek aan overeenstemming in de Kamer. Dat is volgens mij problematisch. Als je dit vraagstuk echt wilt aanpakken, is samenwerking noodzakelijk.

Voorzitter. Een van de thema's waarop we elkaar zouden moeten vinden, is denk ik goede uitvoering. Dat brengt mij naadloos bij de IND. De wachttijden zijn enorm. Dat klinkt bureaucratisch, maar het heeft grote gevolgen voor mensen. Mensen met een goede kans op asiel zitten lang te wachten op een beslissing. In de tussentijd staan ze aan de kant. Dat is niet goed voor hen en niet goed voor ons.

Voorzitter. Dat stukje tekst was een exacte kopie van mijn tekst van vorig jaar. Dat maakt pijnlijk duidelijk dat we onvoldoende zijn opgeschoten. Dat bleek ook uit de brief van de staatssecretaris aan de Kamer van vorige week. Daarin moest zij bekennen dat het de taskforce niet lukt om de achterstand dit jaar weg te werken. Ik kan niet zeggen dat ik echt verrast was, maar ik was wel teleurgesteld. De brief roept de nodige vragen op. De staatssecretaris verwijst veelvuldig naar het coronavirus. Ik snap dat dat niet helpt, maar het virus was er ook al toen de taskforce op 1 april begon.

Ook andere delen van de brief wekken wat verbazing. De staatssecretaris schrijft: "Gebleken is dat de taskforce intensievere begeleiding nodig heeft dan waar rekening mee werd gehouden. Het uiteindelijk beslissen op asielaanvragen is een vak waarvoor geen school bestaat." Tja, die conclusie hadden we denk ik van tevoren ook wel kunnen trekken.

Ook wordt de conclusie getrokken dat de verwachte versnelling vanaf september toch niet de versnelling brengt waarop was gehoopt. Dat roept allemaal de vraag op of er niet een veel te rooskleurig beeld is geschetst. Graag een reflectie op dat punt van de staatssecretaris.

Voorzitter. De vraag is ook of die te rooskleurige voorstelling van zaken niet nog steeds wordt gegeven. Tussen nu en het eind van dit jaar zouden we nog 1.800 zaken moeten wegwerken. Hoe realistisch is dat eigenlijk, vraag ik de staatssecretaris. Ook de reguliere voorraad roept wat vragen op. Tussen 1 april en 1 november is op een derde van de 7.500 aanvragen beslist. Is dat voldoende om te voorkomen dat je weer achterstanden krijgt? Of zien we de volgende lading er alweer aankomen? Graag een reactie op dit punt van de staatssecretaris.

Voorzitter. Er is nog een punt waarop ik ruimte voor samenwerking en vooruitgang zie. De doelen van het kabinet zijn betere afspraken met herkomstlanden, meer terugkeer en het verminderen van irreguliere migratie. Dat leest als een regelrechte opmaat naar meer legale migratiekanalen. Het openen van legale migratieroutes kan namelijk helpen bij het maken van betere afspraken met landen van herkomst, bij het bevorderen van terugkeer, bij het verminderen van irreguliere migratie en bij het vervullen van vacatures. Dat hebben wij niet alleen verzonnen, maar dat zeggen ook heel veel experts, zoals de tamelijk milde mensen van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken, maar ook ambtenaren van het ministerie van Financiën.

Toch zie ik bij een groot deel van de Kamer iets wat nog het meest lijkt op een allergische reactie als het gaat over het thema legale migratie. Er lijkt onwil te zijn om daar serieus over na te denken, terwijl we toch allemaal grip op migratie willen. Volgens mij zouden we de kop niet in het zand moeten steken, maar moeten proberen te leren van andere landen, zoals Duitsland, Canada en Frankrijk, die hierin vooroplopen, in samenwerking met onder andere Egypte en Tunesië. Hoe kijkt de staatssecretaris hiertegen aan? En wanneer komt zij eindelijk met een schriftelijke, en ik hoop uitgebreide reactie op ons voorstel van eerder dit jaar?

Voorzitter, tot slot. Mevrouw Becker sprak er ook al over: we hebben de laatste tijd gezien dat er in azc's veel incidenten zijn geweest, of in ieder geval lijken te zijn geweest. Mensen worden daar belaagd en soms zelfs echt aangevallen vanwege hun geaardheid. Het dieptepunt was dat iemand met kokend water werd overgoten. Het is natuurlijk buitengewoon triest als mensen hier bescherming komen zoeken en hier vervolgens worden aangevallen. Ik moet zeggen dat ik het triest vind dat de mensen die dat doen vaak ook bescherming zoeken. Volgens mij zijn we het daar breed in deze Kamer over eens. Welke oplossing ziet de staatssecretaris om dit probleem op korte termijn op te lossen? Hoe kunnen we de sociale veiligheid in de azc's vergroten?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Jasper van Dijk.

De heer Jasper van Dijk (SP):

Ik heb nog een vraag over naturalisatie. We hadden een paar weken geleden een begrotingsoverleg over integratie met de minister van Sociale Zaken. Hij verwees ons toen naar de staatssecretaris van Asiel en Justitie. Vandaar dat ik nu bij u terechtkom. Uw partijgenoot, de heer Paternotte, vond het een aangelegen punt dat duizenden ingeburgerde migranten, statushouders, of nieuwe Nederlanders, de naturalisatietoets niet gaan halen. Die is namelijk verhoogd naar niveau B1. Op zich is het prima om ambitieus te zijn in het taalniveau, maar duidelijk is dat duizenden mensen de toets niet gaan halen. Bij de inburgering hebben we dan maatwerk. We hebben dan andere soorten toetsen. Maar bij de naturalisatie hebben we dat niet. Bent u het ermee eens dat we ook hier maatwerk moeten toepassen?

De heer Groothuizen (D66):

Ik ben niet de woordvoerder, dus ik zit hier niet zo heel goed in. Ik zou zeggen: streef naar een goed ambitieniveau, maar zorg dat het voor mensen wel te doen is. Maar dit is wel het terrein van de heer Paternotte. Ik ben bereid om nog even contact met hem te zoeken, zodat ik in tweede termijn een beter antwoord kan geven, anders sta ik hier misschien onzin te verkopen. Dat zou ik de heer Van Dijk niet willen aandoen.

De voorzitter:

Ik kijk naar de heer Moorlag en dan naar mevrouw Becker.

De heer Moorlag (PvdA):

De heer Groothuizen legt terecht de vinger op de zere plek waar het gaat om het afwerken van de 15.000 zaken bij de IND. Er resteren nog 7.000 zaken. In de begroting wordt ervan uitgegaan dat de taskforce eind dit jaar klaar is. Er gaat 100 miljoen minder naar de IND toe. Is de heer Groothuizen van mening dat de capaciteit van de taskforce wel op peil gehouden moet worden, en dat daar desnoods extra middelen voor uitgetrokken moeten worden?

De heer Groothuizen (D66):

Ik kan die 100 miljoen minder niet plaatsen. Wij hebben ooit —- dat was samen met mevrouw Van Toorenburg — rond het kinderpardon een pleidooi gehouden om twee dingen te doen: extra geld voor de IND en een andere financieringssystematiek. Ik heb mij er laatst weer eens in verdiept wat dit betekent. Volgens mij zaten wij op ongeveer 300 miljoen en zitten wij nu structureel op een basis van ongeveer 375 miljoen. Ik zie van dit jaar op volgend jaar een heel kleine daling in de begroting van een paar miljoen. Misschien kan de staatssecretaris dit wat beter uitleggen. Dus ik kan die 100 miljoen niet plaatsen. De systematiek is toen ook verlengd, om te voorkomen dat je continu fluctuaties hebt. Daar zit ook het mechanisme in — maar misschien kan de staatssecretaris dat beter uitleggen — dat voorkomt dat je, als je iets onder de prognose zakt, meteen terug moet. Een soort buffer, als het ware. Daarmee zou ik denken: dan hebben wij in ieder geval een aantal stappen gezet. Of het helemaal voldoende is en of wij nog zouden moeten finetunen, weet ik niet, maar volgens mij is hiermee het harmonicaeffect dat er in ieder geval in zat — dat ben ik wel met u eens — er wel uitgehaald. Dus ik weet eerlijk gezegd niet of geld nu het grootste probleem is. Volgens mij is het grootste probleem dat er in 2016 is bezuinigd op de IND. Dat stel je op enig moment vast. En vervolgens ga je continu achter de feiten aan lopen. Dan moet je geld vinden, mensen aannemen, mensen opleiden. Dat kost ook weer capaciteit bij de IND en dan ben je anderhalf jaar verder. Volgens mij worstelen wij nog steeds met de naweeën van vooral die keuze.

De heer Moorlag (PvdA):

Deelt de heer Groothuizen in elk geval mijn opvatting? Wij krijgen signalen dat er ook gewoon goede menskracht — de heer Groothuizen zei dat daar geen opleiding voor bestaat — en gewoon knowhow verdwijnt bij de IND, terwijl die 7.000 nog moeten worden afgedaan. Mijn vraag is hoe de heer Groothuizen daartegen aankijkt. Hoe gaan wij de continuïteit waarborgen?

De heer Groothuizen (D66):

Dat is een superterechte vraag. Dat doe je dus niet door zo'n harmonicasysteem te hebben. Ik hoop dat dat er een beetje uit is gehaald. Maar ook op andere manieren moet je die knowhow behouden. Dat is voor mij ook een van de redenen om altijd met enige aarzeling over de problemen bij de IND te spreken, want het lijkt mij ook niet supermotiverend voor de mensen die daar werken als zij continu al die ellende over zich heen krijgen. Maar anderzijds kun je problemen ook moeilijk onbesproken laten. Dus volgens mij gaat het om een stabiele financiering en de organisatie op orde. Volgens mij is een deel van de problematiek bij de IND ook gewoon matig management, slechte sturingsinformatie en het niet op orde hebben van de werkwijze. Het zijn deels politieke keuzes, maar deels ook organisatie en management.

Mevrouw Becker (VVD):

Is de heer Groothuizen het met mij eens dat het voor een goed werkend asielbeleid en het draagvlak daarvoor in Nederland heel belangrijk is dat asielzoekers die uitgeprocedeerd zijn en te horen hebben gekregen dat zij moeten vertrekken, dat ook daadwerkelijk doen? En weet hij wat volgens onderzoek daarvoor uiteindelijk de meest effectieve methode is vanuit de overheid?

De heer Groothuizen (D66):

Het antwoord op de eerste vraag is ja, het antwoord op de tweede vraag is nee.

De voorzitter:

Zo kan het ook, mevrouw Becker.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik heb gevraagd of de heer Groothuizen weet wat de meest effectieve methode is. Het is opmerkelijk dat het antwoord op die vraag nee is.

De heer Groothuizen (D66):

Ik weet niet naar welk onderzoek u verwijst. Volgens mij zijn er geen makkelijke oplossingen voor de migratieproblematiek, dus als u er nu eentje uit de hoge hoed tovert, zal ik daar eens goed naar kijken. Maar ik dacht: ik probeer het kort te houden.

Mevrouw Becker (VVD):

Sorry, ik strooi weer zand in uw raderen, ik zal het kort houden. Ik vraag dit natuurlijk niet voor niets. Uit onderzoek blijkt dat het van belang is om iemand die zich mogelijk aan het toezicht gaat onttrekken, die mogelijk helemaal niet bereid is om mee te werken, die misschien al op de avond voordat hij te horen krijgt dat hij weg moet met onbekende bestemming vertrekt, in de illegaliteit belandt en misschien wel criminele dingen gaat doen, eerder vast te zetten. Nederland strijdt ook in Europa om daarvoor richtlijnen aangepast te krijgen en om overlastgevers sneller te kunnen vastzetten. Wat lees ik in het verkiezingsprogramma van D66? D66 wil asielzoekers die uitgeprocedeerd zijn minder snel in detentie kunnen zetten. Sterker nog, ze zeggen: we willen eigenlijk dat de asielzoeker een soort garantstelling zou moeten afgeven, zodat mensen minder vaak worden vastgezet dan nu het geval is. Ik snap dat eerlijk gezegd niet zo heel goed, dus misschien kan de heer Groothuizen dat uitleggen. Denk hij niet dat het draagvlak voor asielzoekers die echt recht hebben op opvang daarmee veel meer wordt ondermijnd? Mensen zullen namelijk alleen maar zien: ze gaan niet weg, ze blijven hier en we kunnen ze niet eens vastzetten.

De heer Groothuizen (D66):

Ik snap het volgende best wel. Als je mensen wilt uitzetten, ervan uitgaande dat je het land waarnaar ze moeten worden uitgezet erin meekrijgt om dat te realiseren, helpt het als die mensen tussen vier muren en achter een dichte deur zitten. Je hoeft dan niet naar die mensen op zoek. De vraag of je dat wil, is natuurlijk deels ook een morele keuze. Waarom zou je namelijk mensen opsluiten die op zich niks hebben misdaan, behalve dat ze op zoek zijn naar een beter leven? Die vraag ligt volgens mij voor. Daarom zijn wij wat betreft opsluiten een stuk terughoudender dan u. Ik blijf dat ook. Ik vind echt dat dat ook een morele grens is. Ik snap heel goed dat we er strafrechtelijk op moeten ingaan als mensen stafbare feiten plegen. We hebben de vreemdelingenbewaring voor als er hele duidelijke signalen zijn dat mensen die op korte termijn het land worden uitgezet zich willen onttrekken. Dat snap ik ook. Ik vind ook dat we steeds moeten kijken naar alternatieven. Maar om de ruimte heel breed te houden om maar zo veel mogelijk mensen te kunnen uitzetten door ze van tevoren een lange periode vast te zetten ... Daar voel ik inderdaad niks voor, omdat het niet alleen gaat over praktische zaken maar ook over morele keuzes over wat je met mensen doet.

Mevrouw Becker (VVD):

De heer Groothuizen doet nu of het een morele kwestie is, maar is hij het met mij eens dat deze mensen gewoon een juridische vertrekplicht hebben en dat ze zich daar niet aan houden? Hij zegt dan dat hij zo goed begrijpt dat die mensen een beter leven willen. Ik begrijp dat ook, maar we kunnen het de samenleving toch niet aandoen dat we dan vervolgens niet handhaven als mensen niet willen vertrekken? Nogmaals, je kunt van alles moreel vinden. Zij hebben toch echter de juridische plicht om te vertrekken? Als ze dreigen dat niet te doen, dan moeten we ze toch in detentie kunnen zetten? Kan de heer Groothuizen misschien concreet maken op welke momenten we nu mensen in detentie zetten waarvan hij in zijn verkiezingsprogramma zegt dat hij dat nog minder vaak wil gaan doen?

De heer Groothuizen (D66):

Volgens mij is het vastzetten van mensen wel degelijk een morele keuze. Ook op andere punten waarvan wij zeggen dat er sprake is van ongewenst gedrag kies je welk repertoire aan sancties en maatregelen je eventueel inzet. We hebben niet al te lang geleden een discussie gehad over de Coronawet. Wij willen graag dat mensen een veilige afstand in acht nemen. Vervolgens is dan nog wel de vraag hoe hoog de boete is die je daarop zet. Vind je dat hechtenis daarop ook een passende sanctie is? Hier heb je een vergelijkbare discussie. Natuurlijk vind ik ook dat mensen die hier niet mogen blijven, moeten vertrekken. Ik vind ook dat je daarvoor een bepaald instrumentarium moet hebben. Daar hoort vreemdelingenbewaring bij. Om dat heel breed in te zetten en iedereen maar zo veel mogelijk vast te zetten in de hoop ze vervolgens het land uit te krijgen, is volgens mij wel weer een stap verder. Daar ben ik niet bereid in de richting van mevrouw Becker te bewegen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Groothuizen. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Van Beukering-Huijbregts, ook namens D66. Ik begrijp dat de linkse oppositie niks meer hoeft te zeggen. Mevrouw Van Beukering-Huijbregts.

Mevrouw Van Beukering-Huijbregts (D66):

Dank u wel, voorzitter. De afgelopen kabinetsperiode stond in het teken van een aantal fundamentele veranderingen in het veiligheidslandschap. De opkomst van de georganiseerde misdaad, die natuurlijk al langer gaande was, werd pijnlijk duidelijk met als dieptepunt de moord op advocaat Derk Wiersum. Veel criminaliteit verplaatste zich naar het internet. Dat werd door de coronacrisis nog eens versneld. Ook de bestrijding van criminaliteit verandert, waarbij dataverzameling en kunstmatige intelligentie een steeds grotere rol spelen. Ondertussen zien we dat het klassieke werk van de wijkagent juist onder druk staat. In mijn inbreng wil ik eerst ingaan op de rol van tech, data en privacy in ons overheidsbeleid. Daarna ga ik in op veiligheid op straat en veiligheid online. Tot slot zal ik stilstaan bij het bredere vraagstuk hoe de politiefunctie in Nederland wordt ingevuld en hoe die zich verhoudt tot de functie van de boa.

Voorzitter. Vorige week stemde de Kamer over een motie die de regering verzocht het gebruik van etniciteit en nationaliteit als risicofactor in algoritmes door de politie tegen te gaan. Tot mijn grote verbazing werd deze motie met een kleine meerderheid verworpen; een motie die de regering simpelweg vraagt om artikel 1 van onze Grondwet te waarborgen. Wellicht dacht men: vanzelfsprekend moet de overheid onze grondrechten waarborgen. Maar we zien keer op keer, of het nou bij Defensie of bij de Belastingdienst of bij de politie is, dat de overheidsdiensten die de wet moeten handhaven daarbij zelf de wet overtreden. Ik vraag het kabinet daarom nogmaals of het kan borgen dat etniciteit en nationaliteit niet in risicoprofielen worden gebruikt.

Het project in Roermond waar de motie over ging, is namelijk slechts één voorbeeld waarbij algoritmes worden ingezet om criminaliteit te voorspellen. Het zogeheten Criminaliteits Anticipatie Systeem heeft de politie landelijk uitgerold. Toch is er over de effectiviteit weinig bekend. Indicatoren om dat te meten, ontbreken. Deelt de minister de mening dat een landelijk systeem met in potentie een enorme impact op rechten van de burgers en het werk van de politie enige bewezen effectiviteit zou moeten hebben, en dat die effectiviteit niet bepaald kan worden als er geen doelstellingen of indicatoren worden vastgesteld? Zo ja, is de minister bereid om met de politie in gesprek te gaan over doelstellingen en indicatoren waarmee de effectiviteit van het systeem gemonitord kan worden?

Het recente onderzoek van Bits of Freedom roept de vraag op waarom niet eerst de verouderde ICT-infrastructuur verbeterd is voordat er in dit soort nieuwe systemen geïnvesteerd wordt. Het besef dat dataverzameling en de inzet van algoritmes onze grondrechten kunnen schaden, lijkt er nu gelukkig wel te komen. Vrijdag kregen we een brief, medeondertekend door minister Dekker, waarin een mensenrechtentoets wordt aangekondigd. Kan de minister de laatste stand van zaken toelichten? Wordt deze toets een verplichting, voorafgaand aan het uitrollen van nieuwe projecten waarbij gestuurd wordt op kunstmatige intelligentie?

Het gaat hier namelijk niet alleen om bescherming tegen discriminatie. Ook het recht op het beschermen van persoonsgegevens is een grondrecht. Nog niet zo lang geleden sloegen we documenten op in een archief. Begon het archief vol te raken, dan werd het tijd om eens goed op te ruimen. Met de digitale wereld is er nauwelijks nog een rem op het opslaan en bewaren, en dus verzamelen we steeds meer data met middelen als slimme camera's, flitsapparatuur en drones. Maar terwijl de databerg gigantischer wordt, groeit het budget van de Autoriteit Persoonsgegevens niet mee. Duizenden klachten en duizenden datalekken werden niet opgepakt. Gelukkig werd vorige week aangekondigd dat er toch nog 7 miljoen euro voor de Autoriteit Persoonsgegevens wordt vrijgemaakt. Daarmee wordt overigens slechts de huidige capaciteit behouden. Voor de langere termijn biedt dit nog geen oplossing. Hoe gaat het kabinet ervoor zorgen dat de Autoriteit Persoonsgegevens ook in de toekomst de steeds maar zwaarder wordende taak kan blijven vervullen?

Voorzitter. Dan kom ik bij veiligheid. Zeker in deze tijd probeer ik een dagelijkse wandeling erin te houden. Nu het weer vroeger donker wordt en het als gevolg van corona erg stil is op straat, merk ik dat ik het minder aangenaam vind om in m'n eentje te wandelen. Dat zet mij wel aan het denken. Met name vrouwen voelen zich nog te vaak onveilig op straat. 40% van de vrouwen voelde zich weleens onveilig in 2019. Voor jonge vrouwen was dat zelfs 54%, het dubbele van jonge mannen. Dat was voordat de straten stiller werden als gevolg van de coronamaatregelen. De forse daling van de afgelopen tien jaar in criminaliteit op straat is niet terug te zien in de veiligheidsbeleving van mensen. Met de Veiligheidsmonitor brengt het ministerie dit helder in kaart, maar de cijfers roepen de vraag op wat er met die inzichten wordt gedaan. Daarom vraag ik de minister of hij bereid is om de bevindingen uit de Veiligheidsmonitor, met name dat jonge vrouwen zich nog te vaak onveilig op straat voelen, onder de aandacht te brengen bij de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Veiligheidsberaad.

Waar corona zorgt voor stilte op straat, neemt activiteit online juist toe, online shoppen, online vergaderen, maar helaas ook online intimidatie. Ook online zijn vooral jonge vrouwen daar het slachtoffer van. Plan International publiceerde vorige maand een internationaal onderzoek waaruit bleek dat 58% van de meisjes en jonge vrouwen slachtoffer is geweest van online-intimidatie. In bijna de helft van de gevallen ging het om bedreiging met fysiek of seksueel geweld. Voor Nederland zijn de cijfers vergelijkbaar. Een feit waarop we op de Internationale Dag voor de Uitbanning van Geweld tegen Vrouwen niet aan voorbij mogen gaan.

Graag hoor ik van minister Dekker hoe het staat met de laagdrempelige voorziening voor slachtoffers van internetcriminaliteit waar de Kamer eerder dit jaar om vroeg naar aanleiding van het burgerinitiatief Internetpesters aangepakt. Ook zou de minister in gesprek gaan met providers en platforms om hen op hun verantwoordelijkheid aan te spreken en op de wet te wijzen. Wat is daar uitgekomen?

Voorzitter. In mijn laatste stuk wil ik stilstaan bij de wijkagent, dé spil in het veiligheidsbeleid, die door overbelasting met andere taken steeds minder aan het werk in de wijk toekomt. Ondertussen zien we dat de boa's juist steeds vaker de gaten in het politiedomein moeten opvullen. Het roept de vraag op wie welke functie zou moeten vervullen in het moderne veiligheidslandschap. Mijn voorganger diende twee jaar geleden al een motie in die verzocht om samen met de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid tot een antwoord op die vraag te komen. Dit jaar ging de minister daar eindelijk met de WRR over in gesprek en afgelopen zomer kregen we de onderzoeksopzet te zien. Nu bleek tot mijn verbazing dat juist de boa uit het vraagstuk is weggelaten. Kan de minister toelichten waarom er niet gekeken wordt naar de rol van de boa, terwijl de motie-Den Boer daar toch expliciet om vroeg? Is de recente pilot waarbij boa's met wapenstok worden uitgerust, niet bij uitstek een ontwikkeling om daarin mee te nemen?

Ik wil nog kort stilstaan bij diversiteit en inclusie bij de politie. Ik heb goede hoop dat het nieuwe programma Politie voor iedereen eraan bij zal dragen dat iedereen zich veilig voelt in de organisatie. In dat kader heeft D66 tijdens het notaoverleg Politie samen met GroenLinks en de Partij van de Arbeid een motie ingediend over roze en blauw. We horen graag de laatste stand van zaken van de minister.

Naast veilige teams richt het programma zich op competente teams. Daarmee wordt meer maatwerk aangebracht in het diversiteitsbeleid. Mooi. Toch is het nog niet helemaal duidelijk wat dit concreet betekent. Enerzijds wordt er gesproken over selectie op basis van diversiteit en competenties in een team, anderzijds wordt gesteld dat de bestaande streefcijfers behouden blijven. Ik zou hier graag wat meer duidelijkheid over krijgen van de minister. Op basis waarvan gaat de politie diversiteitsbeleid voeren en welke streefcijfers worden daarbij gehanteerd?

Voorzitter. Ik wil graag afsluiten met een positieve noot. D66 is blij met de pilot met discriminatierechercheurs en de effectieve monitoring van de aanpak van etnisch profileren.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van Beukering. Dan geef ik nu het woord aan de heer Moorlag namens de PvdA. Hoeveel minuten wilt u voor uw eerste termijn gebruiken?

De heer Moorlag (PvdA):

Eens kijken. Ik meen dat ik totaal 15 minuten heb, dus ik zou er nu graag 12 gebruiken.

De voorzitter:

Prima, doen we. Gaat uw gang.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Toen ik een aantal collega's hier hoorde pleiten voor een keiharde aanpak van probleemjongeren, realiseerde ik mij hoe bijzonder het eigenlijk is dat ik het woord voer bij deze behandeling van de begroting Justitie. Toen ik jong was, en dat is echt heel lang geleden zal ik u verklappen, was ik zoals ze dat in Groningen zeggen "geen beste". Ieder weekend met een stuk in de kraag op een opgevoerde brommer rondscheuren, een weekend was eigenlijk niet geslaagd als er geen flinke knokpartij was geweest en ik heb me ook bezondigd aan het slopen van wegmeubilair.

Voorzitter. Mijn loopbaan op het verkeerde pad is voortijdig tot een einde gekomen. Dat is niet gekomen, zo zeg ik tegen de heer Markuszower, doordat ik in de kraag ben gevat en met een minimumstraf in Veenhuizen ben opgesloten. Nee, dat is gekomen doordat ik het geluk heb gehad dat ik werd aangenomen als leerling-ziekenverzorger in een psychogeriatrisch verpleeghuis. Dáár ben ik gesocialiseerd.

Voorzitter. Ik heb die kans gekregen. Maar kansen zijn niet eerlijk verdeeld. En veiligheid is ook niet eerlijk verdeeld. Er zijn te veel wijken waar problemen cumuleren. Schooluitval, werkloosheid, kleine criminaliteit, ernstige ondermijnende criminaliteit stapelen zich daar op. Vorig jaar heeft mijn collega Attje Kuiken tijdens de begrotingsbehandeling een motie ingediend waarin de regering is gevraagd om, geïnspireerd door het Nationaal Programma Rotterdam Zuid, een betere wijkgerichte aanpak op te stellen met als doel de met ondermijning samenhangende problemen sterk te verminderen. Elementen daarin zijn een mix van preventie en repressie: betere begeleiding van jongeren, beter onderwijs, verlaging van schooluitval, jeugdhulp die op orde is en vergroting van de pakkans. Die motie is met brede steun aangenomen. De minister van Justitie en Veiligheid heeft welwillend op die motie gereageerd. Hij meent dat de motie is uitgevoerd door te verwijzen naar de investeringen in de preventieve lokale aanpak. Hij zegt samen met de gemeenten en het Strategisch Beraad Ondermijning met de verdere uitwerking van de gebiedsgerichte aanpak bezig te zijn. De minister somt dat op in zijn brief van 13 november. Er zijn stappen gezet. Daarover geen enkel misverstand. Maar is het genoeg? Nee, het is niet genoeg. Naast de eerdere gelden is er nu voor het offensief tegen ondermijnende criminaliteit incidenteel 15 miljoen in 2021 en 10 miljoen in 2022 beschikbaar gekomen voor de lokale en regionale aanpak. Dat is incidenteel geld, terwijl de problematiek structureel is.

In het manifest Een Pact voor de Rechtsstaat wees het Strategisch Beraad Ondermijning erop dat er jaarlijks structureel 400 miljoen nodig is: 200 miljoen voor het versterken van de strafrechtketen, 100 miljoen voor de gebiedsgebonden sociaalmaatschappelijke aanpak samen met justitie, en 100 miljoen voor het versterken van de lokale en regionale bestuurlijke aanpak. In juni riepen vijftien burgemeesters in het manifest "Kom op voor de meest kwetsbare gebieden" op tot meer capaciteit en vooral ook meer snelheid. Zij wezen er terecht op dat er vanwege de coronacrisis snel investeringen nodig zijn, vooral in de kwetsbare wijken waar criminaliteit als een virus om zich heen grijpt, zo schreef men letterlijk. De situatie is potentieel explosief. Denk daarbij aan de uitwassen van rellen in Kanaleneiland, de Schilderswijk of Duindorp.

Voorzitter. Ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten uit zorgen. De vijftien burgemeesters willen samen met hun stedelijke partners de samenwerking met het Rijk sterk intensiveren. Een van de opgaven die zij schetsen, ziet op het aanpakken van de ondermijning en het verbeteren van de leefbaarheid. Jongeren die op de goede weg waren, lopen het risico om weer af te glijden naar de misdaad. De bedrijfstak criminaliteit houdt zich niet aan de lockdown. Er is meer capaciteit nodig, zowel in de preventie als irepressief. Daarbij gaat het om een scala aan maatregelen: het tegengaan van onderwijsachterstanden, een snelle toeleiding naar werk, schuldhulpverlening en de aanpak van huiselijk geweld. Kortom, investeringen in leefbaarheid en veiligheid.

Ik spreek de minister van Justitie en Veiligheid erop aan om op zijn eigen terrein te zorgen voor in de eerste plaats meer capaciteit bij de politie en het Openbaar Ministerie, en meer wijkagenten. Neem daarbij ook de oproep van de politiebonden ter harte. Wijkagenten kunnen achter de voordeur komen. Zij kennen de jongeren die problemen hebben en problemen veroorzaken. Bij mij in de gemeente was dat trouwens politieagent Dobma. Ik moest zelf mijn brommer in zijn busje laden toen hij hem in beslag nam. Die wijkagenten kennen de jongeren en de ouders. Ze hebben contact met vertrouwenspersonen en hulpverleners in de wijk. Zorg ook voor meer aangiftepunten, spreekuren en politiebureaus in de wijken, is mijn oproep. Zorg ervoor dat de politie weer tot in de haarvaten van onze wijken komt.

Zorg er ook voor dat de hulpverlening voor verwarde personen verbetert. Te vaak krijgt de politie problemen op haar bord geschoven die buiten haar domein en taken vallen. Dat zijn geen primaire politietaken. Daarom moeten de begeleiding en behandeling van verwarde mensen worden verbeterd. Er moeten voldoende plekken zijn voor respijtzorg en crisisopvang, en laagdrempelige toegang tot de ggz, waardoor de politie de zorg snel kan overdragen en verwarde mensen niet meer onnodig in de cel of op straat belanden. Mijn vraag aan de bewindslieden is of zij dit onderschrijven. Nemen zij de oproep van de vijftien burgemeesters ter harte? Zijn zij bereid om, naast de incidentele middelen, structureel extra middelen in te zetten om de politiezorg in de wijken, waar problemen zich opstapelen te verbeteren?

De voorzitter:

Ik zie de heer Van Nispen en mevrouw Helder, voor één vraag. De heer Van Nispen.

De heer Van Nispen (SP):

Ik heb een vraag aan de heer Moorlag. Of moet ik, als ik naar die inleiding luister, zeggen: Wild West William? Er wordt een terechte wensenlijst opgesomd door de Partij van de Arbeid: meer wijkagenten en van alles en nog wat. Dat kan ik totaal onderschrijven, maar laten we toch even heel eerlijk zijn. Als ik met politieagenten spreek ... Ik geef van heel veel beleid de VVD de schuld en dat is ook vaak terecht, maar als je met agenten of politiebonden spreekt, zeggen ze vaak: het probleem is nu niet meer zozeer het geld, maar de kaalslag die onder Rutte II heeft plaatsgevonden. Al zou je er nu extra geld in stoppen — dat wil mijn partij heel graag, dat wil de heer Moorlag volgens mij ook en een heel groot deel van de Kamer zal straks in de verkiezingsprogramma's zeggen dat dat nodig zal zijn — je krijgt nauwelijks nog agenten gevonden. Die zijn allemaal vertrokken onder de kaalslag die onder Rutte II heeft plaatsgevonden. Hoe kijkt de heer Moorlag daarop terug? En hoe denkt de heer Moorlag dat dit op de korte termijn wel op te lossen is, met het wensenlijstje dat hij net opnoemde?

De heer Moorlag (PvdA):

Vanuit het oogpunt van volledige rechtvaardigheid: het is niet zo dat de SP altijd de VVD de schuld geeft. De PvdA krijgt zijn portie ook regelmatig van de SP. Dat wil ik wel even opgemerkt hebben. Het klopt dat de PvdA in een moeilijke periode, die ook financieel moeilijk was, regeringsverantwoordelijkheid genomen heeft. Maar de suggestie die in de vraag zit, namelijk dat er agenten zijn ontslagen in die periode, is naar mijn smaak misplaatst. De PvdA staat, en stond ook tijdens dat kabinet, gewoon voor het versterken van de wijken en de buurten. Dat is al decennialang een thema voor de PvdA en dat blijft ook een thema voor de PvdA zolang de problematiek in de buurten en de wijken niet adequaat is opgelost.

De voorzitter:

Mevrouw Helder, uw laatste vraag. Die bewaart u?

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter ...

De voorzitter:

Nee. Mevrouw Helder.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik zal het kort houden en de vraag concretiseren. Waarom zijn er dan onder Rutte II meer dan 200 politiebureaus gesloten? Ze zijn niet allemaal weg, dus we zouden er best een paar kunnen heropenen of "bemensen", zoals ik dat tegenwoordig moet noemen. Wat vindt de heer Moorlag daarvan?

De heer Moorlag (PvdA):

Daar ben ik wel een voorstander van. Dat heb ik ook in mijn pleidooi genoemd, maar of dat allemaal grote, fysieke bureaus moeten zijn, daar zet ik een vraagteken bij. Maar ik vind wel dat er steunpunten in de wijken moeten komen, zodat de wijkagent zichtbaar is en mensen daarnaartoe kunnen. Ik heb het zelf in mijn plattelandsgemeente gezien. Daar was het politiebureau bij het gemeentehuis ingetrokken, maar het grootste deel van de tijd was het onbemenst. Ik vind een gemeentehuis ook niet echt een ideale plek. Ik vind dat de politie in de wijken moet zijn.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Moorlag (PvdA):

Voorzitter. Justitie in de buurt, niet alleen politie maar ook justitie. In ons verkiezingsprogramma — en dat deden we ook eerder in de Kamer — breken we een lans voor de vernieuwing van de rechtspraak. Het gaat daarbij om voorbeelden zoals de buurtrechter, de succesvolle spreekuurrechter in Noord-Nederland of de schuldenrechter. Ik noem ook de invoering van vrederechters naar Belgisch-Frans voorbeeld. Dat zijn rechters die letterlijk en figuurlijk dichter bij de mensen staan en die snel en efficiënt rechtspreken. Er lopen al dergelijke experimenten. Die zijn succesvol en positief geëvalueerd. Deze projecten moeten gaan uitmonden in een rechtspraakbrede implementatie van een nabijheidsrechter. De PvdA juicht dat toe, maar ik heb wel zorgen over de stappen die gezet moeten worden naar de structurele invoering en inbedding in de rechtspraak. De tijdelijke experimentenwet zal pas in werking treden als alle algemene maatregelen van bestuur die daarvoor nodig zijn, klaar zijn. Hoe gaat de minister zorgen voor tempo? En is de financiering van de experimenten niet te krap om echte stappen in de praktijk te kunnen maken?

Voorzitter. Ik kom bij het onderwerp asielbeleid. Het asielbeleid is, in goed Gronings gezegd, eigenlijk een puinhoop. Het is hardvochtig als het om medemenselijkheid gaat en het is onbekwaam als er wel moet worden opgetreden. De lange wachttijden bij de IND-taskforce zijn niet opgelost. Kwetsbare mensen kwijnen weg in de modder van Moria en van effectief terugkeerbeleid is nog lang geen sprake.

Allereerst de mensonwaardige toestanden in Moria op Lesbos. Daar staat ondertussen alweer de zesde winter voor de deur. Waar andere landen, zoals Duitsland, kinderen uit deze ellende hadden, doet Nederland vrijwel niets. Waar de Duitse bondskanselier de moed had om te zeggen "Wir schaffen das", is de opstelling van onze regering: we hebben er niks mee te schaften. Maar het gaat hier om kinderen! Waarom blijft de opstelling zo hardvochtig? En waarom neemt de staatssecretaris het signaal van de 175 gemeenten, waar de heer Van Ojik ook aan refereerde, niet serieus?

Voorzitter. Dan de wachttijden van de IND. De staatssecretaris beloofde dat voor het eind van het jaar de wachtlijst voor 15.000 asielaanvragen weg zou zijn. In september gaf de staatssecretaris nog aan dat de opstartproblemen van de taskforce voorbij waren. Dat bevestigde ze nogmaals begin november. Nu, een paar weken later, blijkt opeens dat nog ruim 7.000 aanvragen op de plank zullen blijven liggen. Hoe is dat mogelijk? Bij interruptie stelde ik al dat uit de begroting blijkt dat ervan wordt uitgegaan dat de taskforce alle zaken voor 2021 zou hebben afgehandeld. Er gaat ook minder geld naar de IND. Is de staatssecretaris bereid om dit terug te draaien? Is zij bereid om ervoor te zorgen dat de capaciteit van de taskforce niet wordt teruggedraaid zolang die aanvragen nog niet zijn afgewerkt?

Waar de PvdA ook zorgen over heeft, is de gezinshereniging van statushouders. De staatssecretaris schrijft in een brief dat zij een piek van hun komst in de eerste helft van 2021 wil voorkomen. Kan de staatssecretaris hierover opheldering geven? Wat bedoelt de staatssecretaris? Wordt er bewust ingezet op het vertragen van gezinshereniging omdat de staatssecretaris haar zaakjes niet op orde heeft?

Ik sluit af. Ik heb eigenlijk te snel gesproken, dus ik heb nog wat spreektijd over. Die zou ik willen besteden aan de NVWA, waar ik vanavond ook over spreek bij de begroting LNV. Gebleken is dat de NVWA niet in staat is om 100 van de 150 taken in haar toezichts- en handhavingsdomein op een adequate wijze te kunnen verzorgen en te kunnen behartigen. Als het stroomopwaarts bij de NVWA niet goed is geregeld, dan gaat het stroomafwaarts bij het Openbaar Ministerie mis. Ik heb in het verleden Kamervragen gesteld, omdat er ook vanuit het Openbaar Ministerie signalen kwamen dat vanwege een tekort aan toezicht en handhavingsdruk mensen gewoon vrijuit gaan. De financiële prikkels in het landbouwsysteem om bijvoorbeeld de mestwetgeving te overtreden, zijn zo sterk en criminelen gaan daarbij vrijuit. Ik kijk dan ook naar de crimefighters van de VVD bijvoorbeeld. Moeten wij stroomopwaarts bij de NVWA de boel niet gaan verbeteren? Die problemen daar zijn hardnekkig en ik weet dat deze bewindslieden er niet verantwoordelijk voor zijn, maar zij hebben er wel een belang bij. Mijn vraag aan de bewindslieden is: willen zij zich inzetten en zich hard maken voor het oplossen van de problemen in het toezichts- en handhavingsdomein, omdat dat een vitaal onderdeel is van de justitiële keten? Ik hoop dat zij mij hierin royaal tegemoet willen komen.

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel. Dat krijg je ervan als je een Landbouwwoordvoerder op Justitie zet: dan wordt er toch ergens een lijntje gemaakt om het over de NVWA te kunnen hebben. Ik vind dat wel knap, meneer Moorlag. Vanavond gaat de begroting Landbouw verder. Meneer Wassenberg is het daarmee eens, toch? Ja, dat dacht ik al. Dan is nu het woord aan mevrouw Van der Graaf namens de ChristenUnie.

Mevrouw Van der Graaf (ChristenUnie):

Dank u wel, mevrouw de voorzitter. De ChristenUnie gelooft dat het de roeping van de overheid is om mensen recht te doen. Elke Nederlander moet zich rechtvaardig behandeld weten, en waar dat niet gebeurt moet hij of zij zijn of haar recht ook kunnen halen. Dan moet de rechtsstaat er voor je staan. Gelukkig is dat vaak het geval, getuige de topvijfklassering van Nederland in de internationale rule-of-lawindex.

Voorzitter. Het beschermen van de rechtsstaat en het doen van recht aan iedereen vraagt continu om aandacht. Daar hebben we het vandaag over, want we bespreken de plannen van de bewindslieden voor het komende jaar, zoals neergelegd in de begroting van Justitie en Veiligheid. Er zijn belangrijke stappen gezet als het gaat om investeringen in de politie, het OM, de rechtspraak en de rechtsbijstand, maar we zijn er nog niet. Want we zien de uitdagingen, we zien de tekorten, we zien de achterstanden, we zien de krapte bij deze organisaties, maar het vraagt tijd om onze rechtsstaat goed te onderhouden.

Voorzitter. Ik vraag vandaag aandacht voor een aantal mensen waarvan de ChristenUnie denkt: daar moeten we het komende jaar op focussen. Dat zijn allereerst de mensen in de prostitutie. We zijn dit parlementaire jaar gestart met een fundamenteel debat over prostitutie. Voor de ChristenUnie is duidelijk dat we twintig jaar na de afschaffing van het bordeelverbod een andere weg in moeten slaan. Gelukkig was de kern en de winst van dat debat dat eigenlijk breed werd erkend dat de afschaffing van het bordeelverbod twintig jaar geleden niet heeft gebracht wat ervan werd verwacht. De staatssecretaris heeft aangekondigd dat ze met een onderzoek zou komen naar het model dat onder andere in Zweden wordt gehanteerd. Ik vraag de staatssecretaris wanneer wij die opzet tegemoet kunnen zien, zodat we het erover kunnen hebben of daarin de juiste dingen worden onderzocht. We wachten met smart op de Wet regulering sekswerk. Ons geduld raakt op. Wanneer kunnen we ons hier als Kamer over buigen?

Voorzitter. Een van de grootste uitdagingen ligt op het gebied van de bestrijding van mensenhandel. Niet voor niets is het ook een prioriteit in de Veiligheidsagenda van deze periode. Maar we zien dat het behalen van de doelstellingen keer op keer achterblijft. De doelstelling van 240 OM-verdachten, zaken die bij de rechter aangekaart kunnen worden, wordt gewoon niet gehaald. Het afgelopen jaar waren het er weer 100 minder. Ik vraag het kabinet: waarom lukt het niet? Met collega Kuiken van de PvdA heb ik ook een motie ingediend om vast te houden aan die doelstellingen en daar fors in te investeren. Ik krijg dus graag een reactie van het kabinet. Hoe zou het die mensen komend jaar wel voor de rechter willen brengen?

Voorzitter. Mensenhandel is een aantasting van de waardigheid en de integriteit van de mens, en een inbreuk op de persoonlijke vrijheid. Het is een grove mensenrechtenschending. We hebben er dan ook niet voor niets een hele zware straf op staan: twaalf jaar. Artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht is de langste bepaling die we in dat wetboek kennen. Maar de toepassing van die bepaling is vaak complex en wordt als ingewikkeld ervaren door de mensen in de praktijk. Van mensenhandelrechercheurs krijg ik te horen dat ze regelmatig uitwijken naar een lichter vergrijp, omdat het moeilijk is om de bewijslast voor mensenhandel rond te krijgen. Officieren van justitie worstelen met het opstellen van een scherpe tenlastelegging, en rechters geven bij mij aan soms met kromme tenen over te moeten gaan tot vrijspraak.

De jurisprudentie hierover heeft zich intussen gevormd. De Hoge Raad heeft daar behoorlijk zijn stempel op gedrukt. Op een aantal onderdelen van dit artikel was wat de wetgever daarin had opgeschreven blijkbaar onvoldoende en is er het bestanddeel uitbuiting aan toegevoegd, dat veel moeilijker te bewijzen is. Ik geef een voorbeeld. Het overbrengen van iemand met bijvoorbeeld een taxi van het ene land naar het andere land met het doel om diegene in de prostitutie te brengen, hadden we als wetgever strafbaar gesteld. Maar in de jurisprudentie is daar nu nog weer het bestanddeel uitbuiting aan toegevoegd om iemand voor mensenhandel te kunnen veroordelen. Ook is het door de wetgever strafbaar gesteld om iemand te dwingen de opbrengsten uit prostitutie af te staan. Maar waar de dwang om je geld af te staan strafbaar was gesteld, moet er nu ook altijd uitbuiting worden bewezen, wat veel moeilijker rond te krijgen is. De Hoge Raad gaat hiermee eigenlijk veel verder dan de wetgever destijds had bedoeld. Ook de advocaat-generaal die over de zaken van de Hoge Raad van een Roemeense prostituee heeft geschreven, wijst daarop. Ik vraag het kabinet om hier niet alleen naar te kijken — ik heb gezien dat de staatssecretaris dat wil doen — maar om ook daadwerkelijk met dit artikel aan de slag te gaan om mensenhandel effectiever strafbaar te stellen.

Voorzitter. De wetgeving rondom de webcrawler is keihard nodig. Die heeft een steviger juridische basis nodig om online kindermisbruik beter op te kunnen sporen. Het wordt nu meegenomen in de modernisering van het Wetboek van Strafvordering, maar ik vraag het kabinet: kunnen we dit onderdeel niet naar voren halen en eerder behandelen?

Voorzitter. Ik heb het afgelopen jaar op verschillende momenten aan de bel getrokken over de hulpverlening van Stop it Now!. Die hulpverlening is belangrijk om slachtoffers van kindermisbruik te voorkomen. Er ligt een Kameruitspraak, die gesteund is door de hele Tweede Kamer, om te kijken hoe de bereikbaarheid van deze telefoonlijn kan worden verbeterd. Ze misten namelijk twee op de drie telefoontjes. Ik heb hier nog niets concreets op gezien. Ik vraag de minister wanneer hij komt met een voorstel tot verbetering.

Voorzitter, dan drugs. Vorige week sprak ik met een aantal mensen die herstelden of zijn hersteld van een forse drugsverslaving. Stoere mannen sprak ik, die op een kwetsbaar moment in hun leven aan die drugs verslaafd zijn geraakt. Het begon vaak met softdrugs. Dat was immers makkelijk te verkrijgen. Maar daar bleef het niet bij. En ook vandaag de dag is drugs met een paar muisklikken te verkrijgen. Met een enkele muisklik kun je Poes, 3-MMC, kopen, zo'n designerdrug. Mevrouw Kuik begon er ook over. Wanneer komt de wetgeving die er werk van gaat maken om dit sneller aan banden te kunnen leggen? Hoe staat het met die wetgeving voor lachgas en de nieuwe psychoactieve stoffen? Het is een samenwerking tussen VWS en JenV. Kunnen wij deze wetgeving nog dit jaar tegemoetzien?

Voorzitter. Ik vraag me af wat nou eigenlijk precies de maatschappelijke kosten zijn die drugs, drugshandel, drugsgebruik en alle gevolgen daarvan met zich meebrengen. We zien dat er veel mensen geliquideerd worden, dat er grote witwasonderzoeken en rechercheonderzoeken zijn, dat er drugslabs worden opgerold en moeten worden opgeruimd en dat er kosten zijn voor het milieu. Ik vraag het kabinet om deze maatschappelijke kosten in beeld te brengen en om daarnaar te kijken, maar ook naar de kosten die dit meebrengt voor de zorg voor mensen met een drugsverslaving. Graag een reactie daarop van de minister.

Voorzitter, dan de minister voor Rechtsbescherming. We hebben in de afgelopen jaren vaak gesproken over gokken. De minister voor Rechtsbescherming weet dat ik me daar enorm veel zorgen over maak, helemaal omdat volgend jaar de onlinegokwebsites gelegaliseerd kunnen worden, wat tot heel veel meer gokkers en gokverslaafden zal gaan leiden. Maar we hebben helemaal niet goed in beeld hoeveel mensen er nou eigenlijk gokverslaafd zijn. De verslavingsorganisaties kunnen de gokverslaafden niet als een aparte categorie inbrengen, waardoor we de cijfers niet helder in beeld hebben. Ze vallen in een restcategorie en daarom hebben we er geen goed zicht op. Ik vraag de minister voor Rechtsbescherming, die nu nog verantwoordelijkheid draagt voor het verslavingsbeleid rond gokken, om hier wat aan te doen en om deze gok- en gameverslaafden expliciet zichtbaar te maken in de cijfers van mensen die nu in behandeling zijn.

Voorzitter. De ChristenUnie is blij met de extra coronasteun die het kabinet heeft gegeven aan de sociaal advocaten, maar we vragen het kabinet om het geld voor de rechtsbijstand dat dit jaar is overgebleven, ook volgend jaar in te zetten voor de rechtsbijstand.

Ik vraag de minister voor Rechtsbescherming ook hoe het staat met mediation. De ChristenUnie is er namelijk van overtuigd dat het voor alle partijen positief kan zijn als we inzetten op verzoening en conflictbeheersing aan het begin van een juridisch conflict. De Innovatiewet strafvordering, waarin een stap in deze richting wordt gezet, is net terug van de Raad van State, maar het heeft wel tien maanden geduurd voordat het voorstel naar de Raad van State ging. Ik hoop dat we de stap naar de Kamer sneller zullen zetten, dus wanneer kunnen wij deze wet tegemoetzien?

Ik sluit mij aan bij de vraag van de PvdA over de buurtrechters.

Voorzitter. Ik sluit af met het feit dat we in dit jaar herdenken dat we 75 jaar geleden bevrijd zijn en in Nederland 75 jaar vrijheid kennen. Een heel bijzonder moment in het afgelopen jaar waren de excuses van de minister-president namens de regering aan de joodse gemeenschap voor het handelen van de overheid tijdens de Tweede Wereldoorlog. We vinden het belangrijk dat we dit jaar ook extra geld hebben vrijgemaakt voor de bestrijding van antisemitisme. Ik vraag de minister van Justitie wanneer de nationaal coördinator antisemitismebestrijding er komt en hoe de organisaties bij het geld kunnen dat daarvoor beschikbaar wordt gesteld.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Van der Graaf. Dan geef ik nu het woord aan … Nee, nog niet aan u, meneer Wassenberg, maar aan de heer Voordewind namens de ChristenUnie. De heer Voordewind heeft niet zo veel minuten. Die heeft mevrouw Van der Graaf allemaal opgemaakt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Dank u wel, voorzitter. Inderdaad heel weinig minuten voor heel veel onderwerpen. Ik begin dan ook maar snel. Het regeerakkoord had afgesproken een menswaardig en effectief asielbeleid op te zetten. Terecht, maar ik maak me wel zorgen over dat eerste deel: die menswaardigheid. Ik zie dossiers langskomen die grote vragen oproepen. We hebben onnavolgbare beoordelingen gezien in bekeringszaken en bij lbti's. We zagen serieuze vluchtverhalen bij de kinderpardonzaken. We hebben mishandeling gezien van teruggestuurde Soedanese asielzoekers. De ACVZ heeft kritiek geuit op de manier waarop de landeninformatie wordt gebruikt. Amnesty stelt dat de IND te rigide afwijst in gevallen dat de identiteit niet kan worden aangetoond. Als de rechter de IND terugfluit, gaat de IND steevast in hoger beroep bij de Raad van State. Het zijn te veel voorbeelden, en daar komt de Bahreinse zaak nog eens een keer overheen. De man wordt hier afgewezen en vervolgens daar veroordeeld tot levenslang. Het zijn allemaal voorbeelden waarbij mijn fractie zich afvraagt: wordt het geen tijd om de IND grondig te laten doorzoeken? Kan een onafhankelijke, externe deskundigencommissie worden samengesteld om de besluitvorming bij de IND door te lichten? Ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris, hoewel ik vrees dat die niet heel positief zal zijn.

Afgezien van de twijfels over de kwaliteit van de beslissingen, duurt het ook nog allemaal lang. De achterstanden zijn bekend. De taskforce is van start gegaan. We zijn nog niet op de helft en de staatssecretaris hoopt aan het einde van dit jaar over de helft heen te komen. Het ziet ernaar uit dat we een groot deel volgend jaar nog moeten doen. Ik heb dezelfde vragen als ik hier langs hoorde komen over de financiering van de taskforce. Die was volgens mij bedoeld voor dit jaar, maar nu gaan we daar overheen. Hoe gaat de staatssecretaris dit nu betalen? Kloppen de geruchten dat we 120 miljoen minder gaan betalen aan de IND? Ik kan dat niet helemaal scherp krijgen, dus ik hoor graag een reactie van de staatssecretaris.

Voorzitter. In het regeerakkoord stonden ook hele goede dingen, zoals de flexibele opvang, de kleinschalige opvang, het tegengaan van verhuizingen van kinderen et cetera et cetera. We hebben nu geen pieken meer, maar wel een groot tekort in de opvangplaatsen. Hoe kan het nou dat dat nog steeds zo is? Wanneer krijgen we de implementatie van het staatloosheidsverdrag naar de Kamer? Kan de staatssecretaris toezeggen dat dat echt volgende week gebeurt?

Voorzitter, tot slot. De staatssecretaris wil de alleenstaande asielkinderen niet tot hun 21ste laten begeleiden door Nidos. Er ligt wel een aangenomen motie van collega Van Toorenburg. Ik vraag de staatssecretaris om die motie alsnog uit te voeren.

Dan de Griekse eilanden. Ik lees een zin waarin drie disclaimers staan, bijvoorbeeld "het liefst voor de kerst" en "zo snel mogelijk". Ik druk de staatssecretaris op het hart om alles op alles te doen om deze 100 kinderen met hun ouders voor de kerst naar Nederland te halen.

Helemaal tot slot sluit ik mij aan bij de oproep van Jasper van Dijk als het gaat om maatwerk bij de taaltoets bij de naturalisatie.

Tot zover, voorzitter. En dat in drie minuten.

De voorzitter:

Keurig. Dank u wel, meneer Voordewind. Dan bent u nu aan de beurt, meneer Wassenberg, namens de Partij voor de Dieren. U hebt vijf minuten voor uw eerste termijn.

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Stond ik weer te trappelen van ongeduld in de coulissen. Dat komt natuurlijk omdat je als landbouwwoordvoerder meedoet aan een justitiedebat.

Voorzitter. Ik vraag bijzondere aandacht voor mijn eerste woorden, want die vormen eigenlijk de kern van mijn betoog. "We moeten goed voor onze dieren zorgen. Ze verdienen aandacht en bescherming. Daarom is het belangrijk dat we zo snel en effectief mogelijk optreden als het misloopt. Dierenleed moeten we aanpakken."

Ik zie nog geen blik van herkenning bij de minister, maar het zijn letterlijk zijn woorden. Op 4 oktober 2018, 783 dagen geleden, gaf het ministerie van Justitie een persbericht uit over het wetsvoorstel waarmee de minister het mogelijk wil maken dat dierenmishandelaars een houdverbod krijgen als zelfstandige straf. Daarna werd het oorverdovend stil. Het wetsvoorstel zou in het najaar van 2019 naar de Kamer gaan. Dat werd uitgesteld. Dat werd opnieuw uitgesteld. Nu blijkt dat het wetsvoorstel nog altijd niet naar de Raad van State is gestuurd. Het staat althans niet op de website bij de wetsvoorstellen die in behandeling zijn. Dit is echt een schoffering aan het adres van de Kamer, die al meermalen om dit wetsvoorstel heeft gevraagd. Dat heb ik niet alleen gedaan; ook collega Weverling van de VVD heeft het verschillende keren gevraagd. De Partij voor de Dieren is het echt zat. Als de minister dit wetsvoorstel niet eind januari naar de Kamer stuurt, zullen wij zelf een wetsvoorstel indienen. Ik zou graag van de minister willen horen waarom het zo lang duurt. Wanneer komt het wetsvoorstel? Wanneer gaat het naar de Raad van State? Krijgen wij het als Kamer eind januari?

Voorzitter. Dan de aanpak van de ondermijnende georganiseerde criminaliteit. Dit is terecht een speerpunt van de minister, maar de georganiseerde criminaliteit houdt zich ook onder meer bezig met de honden- en kattenhandel omdat daarop zo goed als geen toezicht is. Dat bleek vorige maand opnieuw toen de minister van LNV een rapport van Deloitte over het disfunctioneren van de NVWA naar de Kamer stuurde. Daar hebben we de NVWA weer. Daaruit blijkt dat de NVWA volkomen tekortschiet. Twee derde van de taken wordt domweg niet uitgevoerd. Deloitte keek ook naar het toezicht op en handhaving van de honden- en kattenhandel, en ook daar laat de NVWA grote steken vallen. In de hondenhandel is het toezicht sterk onvoldoende, schrijft Deloitte. Er is een toezichtintensiteit van 3% en dat zou minstens 10% moeten zijn. In de kattenhandel is helemaal geen toezicht aanwezig. Waar dat toe leidt, zagen we afgelopen zondag bij Undercover in Nederland: zieke katten, soms expres gefokt met genetische afwijkingen, katten onder de vlooien, katten met vervalste papieren en geen enkele controle door de NVWA. Bovendien is de handel in dieren steeds vaker een alternatief voor de handel in drugs, vanwege de lage pakkans en de lage straffen. Ook wordt hierop nauwelijks gecontroleerd. De minister van LNV concludeerde dat de problemen bij de NVWA zo groot zijn dat ze wil onderzoeken of er taken zijn die door andere organisaties kunnen worden uitgevoerd. Ik vraag daarom aan de minister van Justitie of hij bereid is om de noodkreet van minister Schouten te beantwoorden. Is hij bereid om de malafide handel in honden, en in dieren in het algemeen, aan te pakken als een vorm van georganiseerde criminaliteit? Is hij bereid de dierenpolitie daarop te zetten en die ook uit te breiden? Want die is echt heel hard nodig.

Dan de misstanden rond de inzet van politiehonden. Zembla kwam vorige week met een aantal pijnlijke onthullingen. Politiehonden werden veelvuldig ingezet bij arrestaties. Zij zijn het op een na zwaarste geweldsmiddel van de politie, na het vuurwapen. Dit leidt per jaar tot honderden incidenten waarbij verdachten gebeten worden. Sommige zaken zijn excessen, zoals die van een politieagent die een hond in de nek van een verdachte gooit, de hond vervolgens minutenlang laat bijten en de verdachte letterlijk nog een aantal trappen na geeft. Naar deze zaak en een paar andere zaken loopt inmiddels een onderzoek. Dat is heel goed, maar te vaak blijkt de politiehond een oncontroleerbaar geweldsmiddel met een hoog risico op letsel bij zowel de verdachte als de hond. Honden laten niet los op commando en bijten een verdachte in plaats van één keer meerdere keren, met flinke wonden tot gevolg, soms zelfs botbreuken. Soms moeten de honden door de geleider met behulp van een stropkoord half gewurgd worden voordat ze loslaten. Bij de politie in Rotterdam worden agenten getraind om een hond door een autoraam naar binnen te gooien, met alle gevolgen van dien.

Voorzitter. Ik heb een oproep en een aantal vragen aan de minister. Ik wil de toezegging dat de politie in Rotterdam, en waar dan ook in het land, stopt met het gooien van honden door het autoraam van een verdachte. Graag een reactie. Daarnaast vraag ik de minister met klem om een breed onderzoek te starten naar de doelmatigheid en wenselijkheid van de inzet van politiehonden als geweldsmiddel. En ik wil de minister vragen om nog eens kritisch naar de voorliggende nieuwe ambtsinstructie voor politiehonden te kijken. Volgens politiewetenschapper Timmer kan met het voorstel van de minister zelfs een jeugdige dief van een rolletje drop gepakt worden door een politiehond. Graag een reactie.

De minister kijkt verbaasd, maar het is allemaal in die uitzending van Zembla te zien. Misschien zou hij die eens een keertje kunnen bekijken.

De voorzitter:

Bent u klaar, meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja, ik ben klaar.

De voorzitter:

Dan ga ik naar mevrouw Van Toorenburg, want zij heeft een vraag aan u.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Natuurlijk waren de dingen die in Zembla zijn getoond schokkend. Ik heb inderdaad begrepen dat er onderzoek naar wordt gedaan. Ik wil er nog een ander aspect bij halen. Het is u waarschijnlijk niet ontgaan dat een fantastische politievlogger, een geweldig persoon bij de politie die iedereen probeert te vertellen hoe het bij de politie gaat, met de dood is bedreigd door mensen die deze filmpjes zagen. Zullen we dan hier met elkaar zeggen dat dit werkelijk waar onaanvaardbaar is en dat daar heel hard tegen opgetreden moet worden? Dus niet alleen optreden tegen mensen die fouten maken met hondengeleiding, maar zeker ook tegen mensen die aan de hand van dit soort filmpjes nu op de politie reageren.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik ben het daar helemaal mee eens. Ik vind inderdaad dat die bedreigingen volstrekt ontoelaatbaar zijn en dat ertegen moet worden opgetreden. Dat staat los van de vragen die ik heb gesteld. Dat moet worden onderzocht. Ik vraag antwoorden van de minister. Maar dit soort bedreigingen zijn ook voor de Partij voor de Dieren onacceptabel.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Dan toch nog één aanvulling. Ik kan me herinneren — of ik moet me heel erg vergissen — dat de Partij voor de Dieren tegen stroomstootwapens was. Wij hebben altijd gezegd: wij willen graag die stroomstootwapens, omdat een hond soms heel veel letsel kan veroorzaken. Moet de Partij voor de Dieren haar idee over het stroomstootwapen niet een beetje herzien?

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik heb aan de minister gevraagd wanneer de hond wordt ingezet en of er onderzoek kan komen naar wanneer wel en wanneer niet. Wij zijn inderdaad tegen die stroomstootwapens, de tasers. Ik ben het wel met mevrouw Van Toorenburg eens dat je, als je het vuurwapen hebt als zwaarste middel, ook daaronder moet kijken. Wij waren niet enthousiast over de taser. De politiehond leidt vaak tot gigantische problemen, ook omdat politiehonden dieren zijn die vol met adrenaline zitten op het moment dat zij worden ingezet. Een hond die vol zit met adrenaline, krijg je niet zo makkelijk van een verdachte af. Het zijn geweldsmiddelen die niet te controleren zijn.

De voorzitter:

Dan ga ik naar mevrouw … Heel kort dan.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Het is dus wat de Partij voor de Dieren betreft of foei zeggen of de kogel. Want alles wat ertussen zit, is kwijt. Ik snap echt niet wat hij nu zegt.

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat zeg ik helemaal niet. Dat is een hele rare opmerking van u.

Mevrouw Van Toorenburg (CDA):

Nee, want u wilt het stroomstootwapen niet en u wilt de hond niet. Wat doen we dan? Of foei zeggen, of een vuurwapen.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik zeg heel duidelijk dat er regels voor de hond moeten komen. Die zijn er op dit moment niet. Ik zeg dat die zeer schaars zou moeten worden ingezet en ik zeg inderdaad dat de taser wat ons betreft geen alternatief is. Ik vraag de minister: wat kun je doen om het gebruik van de politiehond te verminderen, omdat het schadelijk is voor de hond en voor de verdachte? Dat is volgens mij niet zo'n heel moeilijke vraag.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Mevrouw Van Toorenburg heeft wel een goed punt. Haar vraag was ook niet zo moeilijk. Het is terecht dat er goed naar de honden gekeken moet worden, dat er goed geëvalueerd wordt en dat er regels komen. Voor tasers hebben we al heel duidelijke regels. Maar partijen zoals de Partij voor de Dieren blijven daartegen. Ik neem aan dat ze ook nog steeds tegen zaken als bodycams zijn en tegen preventief fouilleren. Wat wilt u dat de politie dan nog wel kan doen? Want dan kom je toch echt uit bij wat mevrouw Van Toorenburg zegt: een kogel of foei. Wat moet de politie dan wel doen?

De heer Wassenberg (PvdD):

Dat zijn een heleboel vragen. Preventief fouilleren moet heel goed geregeld zijn. Dat moet door de rechter worden bepaald. De rechter moet zich daar uiteindelijk over kunnen uitspreken. Dan zijn we daar niet tegen. Ik vraag inderdaad aan de minister om te kijken naar de inzet van de politiehond en wat we eventueel daarnaast kunnen gebruiken. Wat ons betreft is die taser niet toelaatbaar, maar het is natuurlijk onzin om te zeggen: het vuurwapen of helemaal niks. Er zijn nog wel andere middelen die je kunt gebruiken. Het zijn niet de enige wapens van de politie.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Daarom zit ik ook door te vragen. Wat er vaak gebeurt bij debatten die over veiligheid gaan, is dat alle partijen eerst vol lof over de politie beginnen en daarna in hun praatje de politie wegzetten als mensen die zouden discrimineren, etnisch profileren en niet kunnen omgaan met bepaalde wapens die hun zijn gegeven. Op die manier ondermijnen we het vertrouwen dat we hebben in de politie. De Partij voor de Dieren zegt: tasers gaan we niet doen. Wij vragen heel normaal: wat dan wel? Wat zit er nog tussen een goed gesprek en een kogel? Wat zit daartussen volgens de Partij voor de Dieren? Dan kunnen we het daar ook over hebben. We kunnen onze agenten niet met lege handen op criminelen afsturen. En dat is wel waar je op uitkomt als je elk instrument dat we willen meegeven met mitsen en maren opzijschuift en zegt: dit doen we niet en dat doen we ook niet. Wat geven we die mensen wel mee? Ze kunnen daar niet met lege handen staan als ze voor onze veiligheid staan.

De heer Wassenberg (PvdD):

Maar ze staan ook niet met lege handen. Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius maakt er een volstrekte karikatuur van, alsof er alleen de politiehond of de taser is en verder helemaal niks. Wat een onzin is dat! Natuurlijk zijn er meer manieren die de politie kan gebruiken en die de politie ook gebruikt.

De voorzitter:

Welkom in de commissie.

De heer Wassenberg (PvdD):

Ja.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Wassenberg.

De heer Wassenberg (PvdD):

Vanavond sta ik weer gewoon in mijn vertrouwde LNV-commissie.

De voorzitter:

Een vertrouwde omgeving. Dat is landbouw.

De heer Wassenberg (PvdD):

Daar kan het trouwens ook hard tegen hard gaan.

De voorzitter:

Ja, dat weet ik. Dank u wel, meneer Wassenberg. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bisschop namens de SGP. Meneer Wassenberg gaat toch even proberen om het uit te praten. Dat vind ik eigenlijk wel heel lief.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Soms vraag je je af: wat gebeurt er allemaal? Als je aanslagen in Frankrijk, geweld in Oostenrijk en dreiging in Nederland op je laat inwerken, kan dat je beangstigen. Dat kan mensen als het ware lamslaan van zorg. Ik zeg het uit de grond van mijn hart: toch weet je bij dat soort momenten ook dat er troost mag zijn, en steun. De Bijbel spreekt daarover, met de tekst: al ga ik door het dal van de schaduw des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want de Here zal bij mij zijn. Zo kan de Bijbel troost geven. Ik wens u, collega's, bewindspersonen en ondersteuning allemaal toe dat u daar op die manier vertrouwen en rust in mag vinden, ondanks gevaren, risico's, ellende en geweld waarmee we geconfronteerd worden.

Voorzitter. Ondertussen is een van de kerntaken van de overheid natuurlijk om de veiligheid voor iedereen te waarborgen. Daarmee staat of valt een goede overheid. Ik wil een aantal thema's aan de orde stellen, om te beginnen antisemitisme. Het is volstrekt onaanvaardbaar dat de NOS heeft moeten besluiten om het omroeplogo van haar satellietwagens te verwijderen vanwege bedreiging en intimidatie. Maar is de minister zich ervan bewust dat bijvoorbeeld de redactie van het Nieuw Israëlietisch Weekblad als enige redactie in Nederland al meer dan vijf jaar noodgedwongen op een geheim adres verblijft?

Het dreigingsniveau voor de Joodse gemeenschap is nog altijd hoog. Kan de minister ervoor instaan dat de beveiliging van de Joodse gemeenschap niet wordt afgeschaald? Daar lijkt nu af en toe sprake van te zijn. Als mensen vanuit de Joodse gemeenschap aangifte van bedreiging willen doen, worden meldingen van antisemitisme niet altijd als zodanig geregistreerd, hebben we gemerkt. Hoe gaat de minister ervoor zorgen dat dat wel gaat gebeuren? Wanneer wordt in de praktijk uitvoering gegeven aan de aangenomen motie inzake de IHRA-definitie?

Voorzitter. Een ander puntje: DNA-afname. In de opsporing van verdachten zijn er heel wat verbeterpunten, onder andere bij de afname van DNA. In plaats van een daling van het aantal veroordeelden dat nog geen DNA heeft afgestaan, is er sprake van een toename van het aantal veroordeelden dat nog geen DNA heeft afgestaan. Er zijn duizenden gevallen bijgekomen. Hoe kan dat? Ik zou daar graag een toelichting op willen van de minister.

De commissie-Hoekstra concludeerde in 2015 al: neem eerder wangslijm af, namelijk op het moment van inzekerheidstelling. Ik zou zeggen: minister, doe wat beloofd is. Blijf dit niet eindeloos bureaucratisch bekijken, over allerlei hobbels struikelend, maar stuur spoedig een wetsvoorstel hierover naar de Kamer. Een van de collega's merkte eerder deze dag op dat de privacy van verdachten beter beschermd lijkt dan die van slachtoffers. De concrete vraag is wanneer we dat wetsvoorstel tegemoet kunnen zien.

Voorzitter. De afgelopen jaren is ook flink geïnvesteerd in de opsporing en vervolging van mensenhandelaren. Opmerkelijk is dat in de begroting staat dat de doelstellingen voor 2020 definitief naar beneden worden bijgesteld. Een vergelijkbare winstwaarschuwing, zal ik maar even zeggen, wordt opgenomen voor 2021. De SGP constateert dat dit op gespannen voet staat met de afspraken die het kabinet in zijn eigen regeerakkoord heeft vastgelegd en die in de aangenomen motie-Van der Graaf/Kuiken door de Kamer zijn omarmd. De opsporing van mensenhandelaren vormt een cruciale pijler onder de aanpak van mensenhandel en is nog altijd niet op orde. Is de staatssecretaris voornemens de aangenomen motie-Van der Graaf/Kuiken met prioriteit en voortvarendheid uit te voeren? Graag een aangekleed ja.

De capaciteit lijkt op papier op orde. Maar hoeveel van deze capaciteit is daadwerkelijk inzetbaar, en hoe is deze expertise geborgd? Net zo opmerkelijk is het om te lezen dat de webcrawler nog altijd niet operationeel is, terwijl deze meer dan tien jaar geleden werd aangekondigd in de strijd tegen het bezit, verspreiden en vervaardigen van afbeeldingen van seksueel misbruik van kinderen. Wat is hier aan de hand? Wat gebeurt hier nu?

Dan het thema prostitutie. In coronatijd, in vergelijking met voorgaande jaren, is al meer dan het dubbele aantal vrouwen duurzaam gestopt met hun werk in de prostitutie. Dat heeft alles te maken met de mogelijkheden die hen geboden worden om uit te stappen. Vrouwen kunnen niet uitstappen als er geen hulp komt voor het vervolg, bijvoorbeeld het vinden van huisvesting. De DUUP voorziet in uitstapgeld, maar lijkt te ongericht te zijn. Kan de minister toezeggen dat nog eens goed wordt gekeken naar de kaders waarbinnen dat uitstapgeld besteed wordt? Dus daadwerkelijke ondersteuning, financiële ondersteuning en materiële ondersteuning van de uitstapsters.

Het punt van drugs is denk ik voldoende aan de orde geweest, zij het dat ik nog wil attenderen op een prachtig voorbeeld dat wij tegenkwamen van de bestrijding van drugscriminaliteit. Het team Weerijs, een basiseenheid bij de politie, heeft politiebestanden en openbare data bij elkaar gebracht in een interactieve criminele kaart, en dat leverde heel succesvolle afpakacties op. Daaraan koppel ik de volgende vraag: wat kan de minister doen om dit soort slimme initiatieven te versterken en te voorkomen dat die voortijdig in schoonheid sterven?

Dan het punt van de rechtsbescherming van kinderen. Wij willen graag aandacht voor de erkenning van de rechtsbescherming van ouders bij maatregelen van de Kinderbescherming. De SGP deelt de opvatting van de minister dat de kinderrechter in het belang van het kind alle feiten, meningen en interpretaties moet kunnen wegen. De realiteit is echter dat die ruimte volgens velen in de praktijk onder druk staat als gevolg van te weinig tijd en te weinig geld — dat heeft alles met elkaar te maken, uiteraard. Het instrumentarium blijft onbenut en onjuiste gegevens blijven te vaak een eigen leven leiden. Hoe gaat de minister voor Rechtsbescherming dit probleem bij de wortel aanpakken?

Het punt van adoptie. De minister voor Rechtsbescherming heeft in juni vorig jaar aangekondigd geadopteerden te ondersteunen in hun zoektocht naar hun biologische ouders. Dat is een heel waardevolle toezegging. Er is ook een budget van 1,2 miljoen voor beschikbaar gesteld. Dat is goed. Wij willen geen Rupsje Nooitgenoeg zijn, maar er is meer nodig, merken wij, voor de financiering van onafhankelijk grootschalig en voortvarend veldwerk en DNA-rootsonderzoek in het land van herkomst door de stichtingen voor geadopteerden. Is de minister bereid om geadopteerden werkelijk te ondersteunen in hun zoektocht, verder te ondersteunen en uitvoering te geven aan zijn toezegging van vorig jaar? Vorderingen in adoptiezaken zijn vaak al verjaard omdat de verjaringstermijn in dit soort zaken begint te lopen op het moment dat de adoptie plaatsvindt en de betrokkene dus nog een jong kind is. Ik sluit daarom graag aan bij de aangekondigde motie van collega Van Nispen om daar een passende maatregel in te nemen, waardoor geadopteerde kinderen niet achteraf geconfronteerd worden met een verstreken verjaringstermijn. Ik sluit mij daar graag bij aan.

Dan de politie. Dankbaarheid voor het werk van de politie en boa's willen we uitspreken namens de fractie. Ook in deze periode konden wij op hen rekenen. De SGP constateert dat er in toenemende mate sprake is van pedojagers. Wij zien het als een zorgelijke ontwikkeling als burgers voor eigen rechter gaan spelen. Bij ons leeft wel de grote vraag hoe het komt dat deze zogenaamde pedojagers pedofielen binnen een mum van tijd weten op te sporen en te confronteren met hun daden, terwijl de politie hier als het ware het nakijken heeft. Deelt de minister de mening dat het tekort aan opsporingscapaciteit daarvan in elk geval mede een oorzaak is?

Dan de wijkagenten. Wij hebben al vaker betoogd dat die naar ons oordeel onmisbaar zijn om de veiligheid te borgen. Zij verblijven in de haarvaten van de samenleving en kunnen ongelofelijk veel preventief werk doen. Het frustreert ons dat blijkt dat wijkagenten veel te vaak moeten bijspringen bij noodhulp en steeds minder tijd hebben om misdaad te voorkomen. Uit particuliere kring en uit eigen ervaring weet ik dat dit gebeurt en dat zij aan hun werk als wijkagent gewoon veel te weinig tijd kunnen besteden, omdat er noodhulp nodig is. Om niet achter de feiten aan te lopen, moet er snel gehandeld worden om de druk op wijkagenten te laten afnemen. Een verhoging van het aantal fte's bij de basispolitie en een duidelijke afbakening van het taakveld van wijkagenten zouden een goed begin zijn. Is de minister bereid om voor de oplossing van dit probleem ook te kijken naar politievrijwilligers en de Nationale Reserve? We krijgen regelmatig seintjes dat daar zeer gemotiveerde mensen zijn die dolgraag vanuit maatschappelijk verantwoordelijkheidsbesef een training willen volgen en een aandeel willen leveren in het helpen beveiligen van de samenleving. Is de minister bereid om die categorieën ook in de oplossing te betrekken?

Agenten op straat staan vooraan om de veiligheid van de samenleving te waarborgen, maar dat lijkt bij de korpsleiding soms onvoldoende door te dringen. Ik verwijs naar de VIK-onderzoeken, waaruit blijkt dat er veel is misgegaan en die hebben geresulteerd in een echt onthutsend en beklemmend rapport. De vraag aan de minister is: herkent de minister deze signalen omtrent de VIK-onderzoeken en hoe gaat de minister de daarin gesignaleerde misstanden aanpakken en beëindigen?

Voorzitter. Bijna als laatste kom ik op asiel en migratie. Het eindrapport over het asiel- en migratiebeleid van Rutte III ziet er niet fraai uit. De achterstanden bij de IND zijn niet voor het einde van het jaar weggewerkt, zoals de staatssecretaris een- en andermaal plechtig beloofde, met de hand op haar hart. De opvanglocaties zijn dichtgeslibd. Volgend jaar ligt er een gigantische opgave om statushouders te huisvesten. Overlast en criminaliteit door asielzoekers is vorig jaar enorm gestegen. De lang beloofde migratiedeals met landen zoals bijvoorbeeld Afghanistan zijn niet gekomen. De terugkeer van migranten naar veilige landen blijft zeer problematisch. Kan de staatssecretaris aangeven wat ze in de laatste maanden van haar regeerperiode nog echt voor elkaar gaat krijgen? Dat betreft dus een soort resultaatsgarantie. Wanneer kunnen we het voorstel van een structurele dwangsomwet verwachten? Ik kom op mijn derde vraag. In juni nam de Kamer mijn motie aan om afspraken te maken met andere West-Europese landen om rondreizende groepen veiligelanders in kaart te brengen en uit te zetten naar het land van herkomst. Hoe ver is de staatssecretaris hier intussen mee?

Voorzitter. Dan het EU-migratiepact. Daar is lang naar uitgekeken. Het voorliggende voorstel biedt volgens de SGP echter nog te weinig houvast om meer controle te krijgen over wie Europa binnenkomt. Mijn concrete vragen zijn als volgt. Welke concrete maatregelen dragen bij aan het voorkomen van vertrek van migranten uit herkomstlanden? Oftewel, hoe ontmoedigen we die migratie? Ik realiseer me dat dat beleidsterreinoverstijgend is, maar we moeten naar mijn overtuiging daar wel een deel van de oplossing zoeken. Mijn volgende vraag is of de regering bereid is om voorstellen te doen voor opvang in de regio, om te voorkomen dat mensen naar de EU-grens toekomen. Daarbij lijkt het voorstel om asielzoekers te hervestigen als zij 20% kans maken op asiel mij toch redelijk slap. Die lat moet veel hoger. Deelt de staatssecretaris de mening dat voor een echt effectief terugkeerbeleid migranten voorafgaand aan hun uitzetting in principe altijd onder besloten toezicht moeten worden geplaatst? Is zij bereid om zich hiervoor in Europa sterk te maken?

Voorzitter. Ik had nog een opmerking over Griekenland. Wij hebben in september gepleit voor operatie Achilles, een civiel-militaire noodoperatie. Er zijn EU-maatregelen langszij gekomen. Mijn vraag aan de staatssecretaris is of zij erkent dat een dergelijke civiel-militaire operatie ten behoeve van de vluchtelingen, die daar soms al maanden in uitzichtloze situaties verkeren, alleen nog maar urgenter is geworden? Erkent zij ook dat we niet alleen maar op Europa moeten koersen, maar dat we ook bilateraal actie kunnen ondernemen, eventueel en desgewenst met andere landen tezamen, in bilateraal overleg?

Voorzitter, ik dank u zeer.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Dan geef ik tot slot het woord aan de heer Azarkan namens DENK.

De heer Azarkan (DENK):

Dank u wel, voorzitter. Ik kreeg net een treurig bericht binnen. Diego Armando Maradona is overleden: Pluisje, jeugdheld. Hij is 60 jaar geworden.

Voorzitter. Het zijn bijzondere tijden. Wat vandaag nog zo is, kan morgen anders zijn. We hebben, nu het kabinet aan zijn einde komt, een wooncrisis, we hebben een migratiecrisis, zo hoorde ik, en we hebben ook nog een coronacrisis. Als die laatste één ding duidelijk maakt, is het dat we afhankelijk zijn van elkaar maar ook wel van de overheid voor onze veiligheid en ons welzijn.

We zijn ook meer dan de optelsom van de individuen. We zien dat COVID-19 naast die gezondheidscrisis en naast de economische crisis ook een geweldscrisis is. En niet alle Nederlanders zijn zelfredzaam, hoe graag we dat ook zouden zien. We zien een toename van huiselijk geweld. De stress en spanning binnen gezinnen nemen toe, en de Kindertelefoon voerde de afgelopen maanden 50% meer gesprekken over huiselijk geweld, van 1.000 per dag naar 1.500. Het aantal slachtoffers van kindermishandeling en seksueel geweld is verdubbeld. UNICEF Nederland luidt ook de noodklok. De gevolgen van de genomen maatregelen treffen kinderen, jongeren en andere kwetsbaren aanzienlijk, en dat niet alleen hier maar ook in het Caribisch deel van Nederland.

Te midden van al die onzekerheid moeten de burgers juist nu kunnen rekenen op goed functionerende instituties van de rechtsstaat. Ik vraag of het kabinet zich daarvan bewust is. Wat gaat de minister doen om deze meest kwetsbare groepen zo goed mogelijk te beschermen, zeker in deze lastige tijden? Ziet de minister ook extra ondersteuning en middelen voor zich om instanties die hier helpen, te financieren dan wel te ondersteunen?

Voorzitter. Ik maak me zorgen over de toegang tot het recht. Dat doe ik al een aantal jaar. Toegang tot het recht is in onze rechtsstaat een fundamenteel recht voor mensen. Het is ook de basis van onze rechtsstaat. Dat moeten we niet door rechtse symboolpolitiek laten afbreken. De voorganger van deze minister, de VVD-staatssecretaris Fred Teeven, was eerlijk. Hij zei: kijk, als je een advocaat gewoon niet zo veel tijd geeft, wordt het ook niet zo veel met zijn verdediging. Vrouwe Justitia is blind, en dat is maar goed ook, want als ze zou zien hoe de regering-Rutte met de rechtsstaat omgaat, zou ze zich kapot schamen.

We zien een aantal problematische ontwikkelingen. De sloopkogel van Sander Dekker raast nog steeds door het stelsel van de sociale advocatuur. De sociaal advocaten worden onderbetaald en er is een enorme leegloop. De enige die dat niet ziet, is de minister zelf. We zien ook dat steeds meer boetes en straffen worden uitgedeeld buiten de rechter om, de zogenaamde strafbeschikking voor zaken tot zes jaar cel. We zien ook dat de kosten om te procederen dermate verhoogd zijn dat burgers afzien van het halen van hun recht. De minister zit op het verkeerde spoor. Hij denkt via efficiency kostenvoordelen te halen. Dat dacht het kabinet ook bij de jeugdzorg, maar we zien nu hoe de werkelijke kosten als een boemerang terugkeren. Maar ja, dan is deze minister allang gevlogen.

Voorzitter. Ik kom bij asiel en immigratie. De verkiezingen naderen, en dus zoeken politieke partijen ook zondebokken om de schuld te geven voor alles wat misgaat. Met grootse, onuitvoerbare plannen proberen ze de aandacht af te leiden van het eigen falen. De feiten zijn pijnlijk: 79,5 miljoen burgers op de vlucht voor oorlog, geweld, honger of politieke vervolging, een verdubbeling ten opzichte van tien jaar geleden. De oorzaken zijn veelal proxyoorlogen, rampen en klimaatverandering.

Overvolle vluchtelingenkampen en een schrijnend gebrek aan hygiëne en medische zorg zien we aan de randen van Europa. Tekenend voor de wijze waarop we met vluchtelingen omgaan, is wat er gebeurd is in het kamp Moria. Het kabinet weigerde ook maar één van deze alleenstaande, kwetsbare kinderen uit Moria op te nemen. Zelfs toen het tot de nok gevulde kamp afbrandde, kregen we een cynisch en inhumaan spel. Onder aanvoering van de harteloze VVD werd er een deal gemaakt. De uitkomst: Nederland neemt niemand extra op. Wat zijn het CDA, de VVD, D66 en de ChristenUnie toch gierig met het steunen en het helpen van kinderen. Ze laten ze creperen: kinderen die in die overvolle kampen beschimmeld brood eten, soms buiten in de vrieskou slapen, en dagelijks met geweld te maken hebben.

Voorzitter. Het toppunt voor mij was dit: de VVD was zó trots op die hardvochtige deal dat ze een compliment wilden van Wilders, en wij kennen zijn opvattingen over vluchtelingen en asielzoekers. We zien ook dat het draagvlak voor vluchtelingen steeds meer afneemt. Ook over migranten, mensen van migrantenafkomst, die hier al generaties zijn, wordt steeds negatiever gesproken. Ik maak me daar echt zorgen om.

We zien ook dat steeds meer politici flirten met radicale denkbeelden. Het kabinet waarschuwde daar al eerder voor. Maar we zien nu ook in de Eerste en Tweede Kamer nazitermen als "omvolking" door de PVV gebezigd worden. Die dragen bij aan de normalisering van radicalisering en inspireren terroristen. Het zijn termen uit het nazitijdperk, zoals onze minister-president aangaf in de Eerste Kamer, waar men toen preekte voor het behouden van het zuivere ras.

Voorzitter. De AIVD en de NCTV waarschuwen voor de opkomst van extreemrechtse groeperingen. DENK maakt zich zorgen over deze ontwikkelingen. We zagen een aantal jaren geleden een onderzoek naar de PVV langs de fascistische meetlat. Let wel: dit is niet iets wat ik zelf zeg, dit is gewoon een onderzoek aan een Nederlandse universiteit. Dat onderzoek werd beloond met een 10. Er zijn treffende overeenkomsten tussen het gedachtegoed van de PVV en het fascisme. Het gevoel van een overweldigende crisis — lees: de dreigende overheersing door de islam — het groepsdenken — dat noemen ze ook wel een volksgemeenschap — het cultiveren van het slachtofferschap, de demonisering door de progressieve links elite, de vrees dat de Nederlandse identiteit door de invloed van de islam verzwakt, het dreigen met uitzetting van moslims en het leiderschap van Wilders dat boven elke tegenspraak verheven is: het is gevaarlijke retoriek die zijn uitwerking niet mist.

De voorzitter:

Ik zie ook mevrouw Becker staan, maar eerst de heer Markuszower.

De heer Markuszower (PVV):

Het is geen interruptie per se, maar een persoonlijk feit, ook namens mijn collega's. Kijk, wie hier nu demoniseert, is de heer Azarkan. Als de heer Azarkan meent dat een democratisch gekozen partij hier in de Tweede Kamer, de PVV, ikzelf, mevrouw Helder, meneer Van Dijk die hier zitten, gelijkstaan aan fascisten … Wat doet men met fascisten, het meest verwerpelijke in onze geschiedenis dat we kennen? Dat is demonisering. Het is gevaarlijk wat u doet. U moet daar afstand van nemen. Wij werpen het in ieder geval verre van ons. Wij laten het ons niet zeggen, welk flutonderzoek — ik wilde eigenlijk een ander woord gebruiken — daar ook aan ten grondslag ligt.

De heer Azarkan (DENK):

Ik heb hier een paar keer gedebatteerd met de heer Wilders. Die gaat er echt prat op dat hij met onderzoeken komt die bijvoorbeeld aantonen dat moslims allemaal extremisten zijn. Dat kan hier dag in, dag uit gezegd worden. Ik zeg niet dat dit mijn woorden zijn. Dit is gewoon een onderzoek aan een gerenommeerde universiteit. De PVV is de partij van het benoemen. Ik benoem dit, omdat het onderzocht is. Ik zeg erbij dat het niet per se mijn opvatting is, maar ik zie dat dat zo is. Ik zie ook een opkomst van rechtsextremisme. Ik denk dat we moeten optreden tegen ál het extremisme.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik vind ook dat we tegen alle extremisme moeten optreden. Daarom hebben wij een paar weken geleden een motie ingediend om te bekijken of er een juridische grondslag kan komen om een organisatie die ultranationalistisch is en die extreemrechts is, de Grijze Wolven, in Nederland te kunnen verbieden. Daar heeft DENK als enige partij tegengestemd. Waarom?

De heer Azarkan (DENK):

Omdat wij in een rechtsstaat leven. Het is niet aan DENK om organisaties te verbieden. Het is niet aan politieke partijen om organisaties te verbieden. Als organisaties over de schreef gaan, hebben we op dit moment voldoende ruimte om naar de rechter te gaan. Het kan strafrechtelijk. Als dat leidt tot verbieden, is dat wat de rechter besluit, niet wat politieke partijen hier doen. Ik heb gezien dat er hier in deze Kamer ook moties zijn ingediend om bijvoorbeeld het Haga Lyceum te sluiten. Let wel: een school die beschermd wordt door artikel 23 van onze Grondwet. Ik weet dat die moties ingediend worden door de PVV. Ze worden ook ingediend en vaak ook gesteund door de SGP. Het is niet aan Kamerleden om te bepalen wanneer een organisatie verboden wordt. Het is niet aan de Kamerleden om te bepalen of een school gesloten wordt. Daar hebben we echt andere instituten voor.

Mevrouw Becker (VVD):

Dat is het nou juist wél. Het is wel aan de politiek om te bepalen wanneer een organisatie te ver gaat. Daarom heeft bijvoorbeeld minister Dekker de aanscherping van artikel 2:20 naar de Kamer gestuurd. Dat is zodat we organisaties waar zaken gebeuren die tegen de rechtsstaat ingaan, sneller kunnen verbieden. Dat betekent dus ook dat je de vrijheid van vereniging niet absoluut kan verklaren voor iedereen ook als daardoor extremistische en radicale ideeën worden verspreid. Daar is wel degelijk een grens aan. Of zegt de heer Azarkan hier nu werkelijk: al is het radicaal, al is het extreem, we hebben nou eenmaal die vrijheid en die ga ik verdedigen in plaats van de vrije Nederlandse samenleving? Verdedigt hij liever dat Turks nationalistische, extremistische gedachtegoed dat via die Grijze Wolven wordt verspreid, dus dat zij de vrijheid hebben om dat te doen, dan de vrijheid van al die Nederlandse mensen die gewoon in vrijheid willen opgroeien en niet met dat gedachtegoed lastig zouden moeten worden gevallen omdat dat onze samenleving in gevaar brengt? Waarom verdedigt hij niet dat laatste maar verdedigt hij dat eerste?

De heer Azarkan (DENK):

Zodra het hier gaat over Turkse organisaties, islamitische organisaties of islamitische scholen, dan merk ik dat er binnen deze Kamer iets heel vreemds gebeurt: wij vergeten echt dat we een Grondwet hebben. Wij vergeten dat wij hier vrijheden hebben waar organisaties rechten aan ontlenen. Ik weet dat mevrouw Bente Becker die wil afbouwen. Dat staat in haar verkiezingsprogramma: grondwettelijke vrijheden zouden eigenlijk internationaal minder moeten worden getoetst. Ik sta daar niet voor. Ik vind dat wij met elkaar het debat moeten aangaan op basis van de inhoud. De organisatie waar mevrouw Bente Becker over spreekt, krijgt op dit moment van tien steden subsidie. Betekent dat nou dat u tegen die steden gaat zeggen dat zij in overtreding zijn? Betekent dat dat die steden voor de rechter worden gedaagd omdat ze een organisatie helpen die kennelijk verboden is? Ik denk dat het verstandig is dat we het aan de rechters, de recherche en andere organisaties overlaten om ervoor te zorgen dat organisaties die over de schreef gaan, op die manier worden beoordeeld. Als die dingen doen die tegen de wet ingaan die wij hier met elkaar maken, dan is het prima dat ze verboden worden. Maar tot die tijd past het ons om op afstand te blijven.

Mevrouw Becker (VVD):

Nee. Nu valt de heer Azarkan het principe van onze rechtsstaat aan. Nu zegt hij eigenlijk dat wij als wetgever, als wetgevende macht, als politiek, geen enkel instrument zouden mogen hebben om die wet aan te passen zodat een organisatie verboden kan worden. U zegt eigenlijk dat het niet verboden is en dat het dan maar door een rechter getoetst moet worden. Maar als de rechter zegt dat dit moet kunnen onder de huidige wetgeving, dan zouden wij toch moeten zeggen dat het niet gewenst is en dat we het dus niet meer mogelijk willen maken? En inderdaad, ik wil niet dat die subsidie vanuit de gemeenten naar deze organisatie gaat. Daar heb ik ook een motie over ingediend die zegt: geen subsidies meer naar anti-integratieve organisaties. Die is ook aangenomen. Daar heeft DENK ook niet voorgestemd. DENK kiest kennelijk wel voor de vrijheid van dit soort organisaties en gaat dan tegen mij zeggen: mevrouw Becker valt hier Turkse organisaties of islamitische organisaties aan. Geenszins. Ik vind het prima, goed zelfs, dat mensen nog voeling hebben met het thuisland, dat ze het gevoel hebben: dit is mijn Turkse cultuur, dit is mijn Turkse taal. Maar we hebben het hier over de Grijze Wolven, met een radicaal gedachtegoed. De heer Azarkan zou naast mij moeten staan om daartegen te strijden. Ik vind het jammer dat hij dat niet doet. Maar voorzitter, ik ben bang dat ik geen ander antwoord krijg, dus wil ik deze interruptie voor mijn laatste vraag aan de heer Azarkan gebruiken.

De heer Azarkan (DENK):

Dit was de inleiding nog?

Mevrouw Becker (VVD):

Eergerelateerd geweld. Ik ben daar ontzettend tegen aan het strijden, want ik vind dat dat niet moet kunnen. Ik heb een motie ingediend om eergerelateerd geweld strenger te kunnen bestraffen. Daar heeft DENK als enige tegengestemd.

De heer Azarkan (DENK):

Zeker.

Mevrouw Becker (VVD):

Waarom?

De heer Azarkan (DENK):

Dat ga ik u uitleggen. Kijk, het valt me op dat "eergerelateerd geweld" altijd gebruikt wordt voor mensen met een migrantenafkomst. Ik heb van de week een dame uitgenodigd die hierop gepromoveerd is. Zij heeft heel veel onderzoek gedaan naar eergerelateerd geweld, dat echt verschrikkelijk is. Dat moeten we ook bestrijden. Waar zij op tegen is en waar ik op tegen ben, is dat we dat bij mensen met een niet-migrantenafkomst vaak huiselijk geweld noemen. We noemen dat gezinsdrama's. Dus iemand doodt zijn kinderen. Daar is nooit sprake van eergerelateerd geweld, alsof mensen zonder migrantenafkomst geen eer kennen, alsof het bij mensen met een migrantenafkomst per saldo altijd maar de eer is. Ik vind dat onjuist. Ik vind niet dat je mensen voor hetzelfde vergrijp zwaarder zou moeten straffen. Sterker nog, ik heb in mijn tijd — dan praat ik over 2008 tot 2010 — een programma gerund om gezinnen beter voor te lichten zodat mensen dat goed kunnen herkennen. Ik sta aan de kant van het bestrijden van geweld als dat eergerelateerd is. Maar ik zie geen onderscheid tussen iemand die zijn vrouw en kinderen vermoordt en iemand die dat doet, en zegt dat te doen, vanuit zijn eergevoel. Ik zie geen onderscheid.

Mevrouw Becker (VVD):

Ik maak mij grote zorgen over de slachtoffers omdat de heer Azarkan hier kennelijk voorlichting over heeft gegeven, want hij heeft het echt niet begrepen. Misschien moet hij eens gaan praten met bijvoorbeeld Janine Janssen, de expert van het Landelijk Expertise Centrum Eergerelateerd Geweld. Zij zegt met koeienletters: eergerelateerd geweld is iets anders dan huiselijk geweld. Wat is het grote verschil? Bij huiselijk geweld gebeurt dat in de privékring, waar bijvoorbeeld — heel erg, heel erg — een echtgenoot zegt: ik ga geweld gebruiken tegen mijn vrouw. Bij eergerelateerd geweld keurt de hele familie het goed omdat de eer van de familie zou zijn aangetast door bijvoorbeeld het gedrag van die vrouw. De ooms, de vaders, de hele familie zegt: de eer kan alleen nog maar hersteld worden als haar geweld wordt aangedaan. Dus er is een grote groep van medeplichtigen. En ja, helaas, dat gebeurt in patriarchale eerculturen, die uit andere landen hiernaartoe komen. Dat moeten we toch durven benoemen? Gaat u nou voor die slachtoffers staan of beschermt u eigenlijk de daders die dat vanuit die cultuur zouden doen? Dat zouden we toch niet moeten willen? Dus nogmaals, verdiept u zich er nog eens in en heroverweeg om met ons deze strijd aan te gaan in plaats van het te bagatelliseren en te doen alsof het hetzelfde zou zijn als huiselijk geweld. Dat is het echt niet.

De heer Azarkan (DENK):

Ik zie heel vaak dat mij woorden in de mond worden gelegd. Dat gebeurt mij de laatste tijd nogal vaak. Laat ik helder zijn: ik keur het geweld volledig af. Dat doe ik altijd. Als dat betekent dat mensen om die reden dood worden gemaakt, dan hoort daar een straf bij. Maar wat ik niet wil, is dat er bij mensen met een migrantenafkomst heel snel het stempel "eergerelateerd geweld" bij wordt gehaald. Ik zeg dat niet alleen. Ik heb vorige week gesproken met iemand die hierop gepromoveerd is. Ik wil graag het gesprek daarover aangaan, maar ik heb daar gewoon een andere kijk op dan mevrouw Becker.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Azarkan (DENK):

Voorzitter. We zien dat politieke uitspraken de voedingsbodem kunnen zijn voor radicalisering en daarmee individuen aan kunnen zetten tot daden. Ik vraag de minister: waar liggen de grenzen? Hoe kunnen we het extremisme aanpakken en de samenleving veilig houden? Ik pleit voor een uniforme aanpak van extremisme, ongeacht de achtergrond. Daarom ben ik ook blij dat er 3 miljoen euro is opgenomen voor de bestrijding van antisemitisme en dat er nog eens €40.000 extra is vrijgemaakt voor de bescherming van joodse religieuze instituten.

Voorzitter. Kunnen we dezelfde aanpak kopiëren voor de bestrijding van moslimhaat? Ik heb daar ook een initiatiefnota voor aangekondigd. Want uit de cijfers blijkt dat moslims disproportioneel vaker slachtoffer zijn van discriminatie en een gewelddadige bejegening. Het aantal geregistreerde incidenten van godsdienstdiscriminatie neemt toe, waarvan het merendeel betrekking heeft op discriminatie van het islamitisch geloof. We zien in de afgelopen jaren enorme aantallen vernielingen van islamitische gebedshuizen, tot aan een terroristische aanslag. Hebben die moskeeën geen recht op extra ondersteuning? Kunnen die geen aanspraak maken op bescherming? Waarom worden moskeeën niet beter beschermd door de Grondwet?

Voorzitter. Tot slot de politiemensen. Deze minister heeft vorig jaar besloten om 17.000 politiemensen uit te rusten met een stroomstootwapen, onder het mom dat het geweld tegen de politie toenam. Dat was het belangrijkste argument. Maar dat blijkt jarenlang een verkeerd gecommuniceerd beeld te zijn geweest. Dat er een toename van geweld is, is onjuist. Er is juist sprake van een daling, zegt nota bene een lector aan de Politieacademie. Dat betekent dat het stroomstootwapen is ingevoerd op basis van oneigenlijke argumenten en onjuiste informatie. Ik heb al eerder bezwaar gemaakt tegen de invoering. De risico's zijn te hoog, er is niet goed getest en de noodzaak van een stroomstootwapen is echt te laag.

Voorzitter. Ik wil nog even stilstaan bij de technologie die wordt ingezet door de veiligheidsdiensten, waaronder de politie. Ik heb mijn vraagtekens bij de inzet van data om misdaad vroegtijdig op te sporen. De politie is in verschillende steden aan het experimenteren en burgers worden ingezet als menselijke proefdieren. Het is een kwalijke zaak om burgers ongeïnformeerd te laten participeren in een overheidsexperiment. We zien ook dat de politie data gebruikt voor predictive policing, om algoritmes mee te ontwikkelen. De Europese Raad geeft zelfs aan dat dit leidt tot discriminatie en bijdraagt aan etnisch profileren. Hoe kunnen dergelijke projecten, zoals project Sensing in Roermond, worden goedgekeurd? Kan de minister de Kamer nader informeren over het gebruik van artificial intelligence bij de politie? En wat is het wettelijk kader voor het gebruik van algoritmes voor opsporing? Tot slot zou ik willen weten welke instituten daar toezicht op houden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Azarkan. Daarmee zijn we ook aan het einde gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Morgen gaan we verder met de termijn van de zijde van de regering.

De vergadering wordt van 18.17 uur tot 19.03 uur geschorst.

Voorzitter: Martin Bosma

Naar boven