4 Gevolgen van de coronacrisis op LNV-terrein

Aan de orde is het debat over de gevolgen van de coronacrisis op LNV-terrein,

en de behandeling van:

- het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2020 (Tweede incidentele suppletoire begroting inzake Noodpakket banen en economie) ( 35442 );

- het wetsvoorstel Wijziging van de begrotingsstaat van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (XIV) voor het jaar 2020 (Derde incidentele suppletoire begroting inzake noodpakket banen en economie en maatregelen inzake aanpak stikstof) ( 35452 ).

De voorzitter:

Dan is nu aan de orde het debat over de tweede en derde incidentele suppletoire begroting, Kamerstukken 35442 en 35452, en over de gevolgen van de coronacrisis op LNV-terrein. Ik heet de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit van harte welkom.

De (algemene) beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef als eerste spreker mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren het woord.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel, voorzitter, goeiemorgen.

De voorzitter:

Lang niet gezien!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, lang niet gezien. Het is ineens een LNV-weekje in deze zaal.

De voorzitter:

Inderdaad.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

En dat werd tijd ook.

Voorzitter. Vandaag een samengesteld debat over de steunpakketten waar het kabinet toe besloten heeft en over de gevolgen van de coronacrisis voor de dieren, waar de Partij voor de Dieren al in een vroeg stadium om heeft gevraagd, en de landbouw als geheel.

Met uw toestemming wil ik graag kort terugkomen op het debat dat we gisteren hebben gevoerd over de nertsen. Als er één gevolg van de coronacrisis voor dieren duidelijk is, dan is het wel in de nertsenhouderij. Er zijn twee voorstellen vanuit de Kamer ingediend. Het ene voorstel, van de Partij voor de Dieren en de Partij van de Arbeid, zegt: leg op basis van de grond waar je ook andere sectoren mee hebt beperkt een fokverbod op aan de nertsenhouderij, gewoon conform de maatregelen die het kabinet ook in andere sectoren heeft getroffen. Dat betekent dat je het volksgezondheidsrisico beperkt, maar dat je niet voor enorme bedragen hoeft te compenseren, want je blijft in dezelfde systematiek. Er ligt ook een voorstel van CDA en GroenLinks om een riante stoppersregeling vorm te geven, die nertsenhouders zou moeten verleiden om nog dit jaar te stoppen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Daar wil ik bezwaar tegen maken. Het woord "riant" komt nergens voor. Er wordt ook geen bedrag genoemd. Er wordt aan de minister gevraagd om met een voorstel te komen. Dit vind ik dus echt bezwaarlijk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Een terechte opmerking. De motie vraagt om een stopregeling die zo aantrekkelijk moet zijn dat alle nertsenhouders eind dit jaar nog gestopt zijn. Ik vul daar zelf bij in dat dit riant is. Ik kijk naar de Kamer. Het lijkt erop dat die motie het gaat halen, dus dat de Kamer daarvoor gaat stemmen. Als dat zo is, vind ik dat we het dicht moeten timmeren. De motie vraagt om het zo aantrekkelijk mogelijk te maken en om nertsenhouders te verleiden om te stoppen. Dan ga je veel geld uitgeven, dus dan moeten we ook wettelijk borgen dat het fokverbod op 1 januari 2021 daadwerkelijk ingaat. Daar zal de Partij voor de Dieren een amendement op indienen zodat we het, als de Kamer hiervoor kiest, helemaal dichttimmeren. We vinden dat we dat verplicht zijn aan de dieren.

Voorzitter. Dat over de nertsen. Nu al die andere dieren in de veehouderij. We hebben minister Schouten meteen vanaf het uitbreken van de coronacrisis gezegd dat daar problemen gaan optreden, op twee niveaus. Het kabinet heeft maatregelen aangekondigd op advies van het RIVM, namelijk om thuis te blijven als je ook maar een klein beetje ziek bent. We zijn gewend om met een snotneus gewoon te gaan werken, maar de richtlijn was om dat nu niet te doen, omdat het gevaarlijk is voor de bestrijding. Dan weet je dat slachtpersoneel en toezichthouders uit komen te vallen. Dus alleen al op basis van dat gegeven konden we zien aankomen dat er problemen zijn of gaan ontstaan als er in de veehouderij wordt doorgefokt terwijl je slachtcapaciteit vermindert, want de aantallen dieren in de stallen blijven gewoon op hetzelfde niveau. Dit terwijl de minister vlak voor het uitbreken van de coronacrisis eindelijk aan de Kamer had toegegeven dat de druk op het slachtproces zo groot is dat de regels voor voedselveiligheid en dierenwelzijn onvoldoende gewaarborgd kunnen worden. Dus het was al heel nijpend. En toen kwam die coronacrisis er nog bij. En toen zagen we dat de slachthuizen brandhaarden zijn voor corona.

Wij vinden het echt ongelofelijk dat de minister niet heeft ingegrepen. Ja, ze heeft de sector gevraagd om vrijwillig fokbeperkingen in te stellen, maar ze weet niet wat daar precies mee gebeurd is. Hoeveel dieren zitten er nu minder in die stallen? Ze weet het niet. Hoeveel vlees is er al opgeslagen in de vriezers? Er is ook een enorme daling in de afzet gekomen vanwege het beperken van de export en het stilvallen van de horeca en vriezercapaciteit is natuurlijk niet oneindig. Dus als je niet ingrijpt in de aanvoer moet je straks vlees vernietigen. Ik dacht toch dat deze minister de minister tegen de voedselverspilling was. De reactie van de minister was: ik kan geen fokbeperkingen instellen; daar heb ik geen wettelijke grond voor. Ook daarom zal de Partij voor de Dieren vandaag een amendement indienen om te zorgen dat ze die grond in elk geval wel heeft, zodat ze, om drama's te voorkomen, omwille van het dierenwelzijn kan besluiten om over te gaan tot fokbeperkingen.

Dan wijs ik de minister er ook op dat ze na de ongelofelijk warme, hete zomer van afgelopen jaar de Kamer al had gezegd dat ze met maatregelen zou komen. Ook toen zagen we dat het slachtproces voortdurend door moest blijven draaien en dat je in de problemen komt als je het proces stillegt, omdat dieren dan in overvolle stallen blijven zitten. Dus alleen al op basis van de evaluatie van die zomer, waarbij de minister heeft gezegd dat ze maatregelen zou treffen, had ze begin dit jaar al moeten besluiten tot een structureel lagere bezetting van de stallen.

De heer Geurts (CDA):

Ik zit even met een dilemma. Ik hoor mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren hier aangeven dat ze met een amendement komt over een fokverbod. Ik ken het amendement niet. Omdat ik de inhoud niet ken, vind ik het heel moeilijk om daarover te discussiëren. Hoe kunnen we zo'n vergaande stap zetten in het economisch eigendom via een amendement waarover we niet kunnen debatteren? Ik vind dit eigenlijk — laat ik het gewoon eerlijk zeggen — niet kunnen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Het amendement is vergaand in voorbereiding. Dus het wordt zo meteen rondgedeeld. Het is niet zo dat het amendement regelt dat er op dit moment fokbeperkingen worden ingesteld, maar wel dat de minister daar de juridische grond voor heeft. In de beantwoording van onze vragen zei ze: ik kan het niet; ik heb geen juridische grond om op basis van dierenwelzijnsoverwegingen over te gaan tot fokbeperkingen. Wij vinden het verstandig als die juridische grond er wel is. Dan heb je vervolgens natuurlijk een politiek debat over de vraag of de minister gebruik gaat maken van die mogelijkheid. Maar dat die mogelijkheid er helemaal niet is, vinden wij niet verantwoord.

De heer Geurts (CDA):

Ik kan me hier dus totaal niet op voorbereiden. Het wordt hier even gedeponeerd door de Partij voor de Dieren, zonder dat we daar inhoudelijke stukken onder hebben. Dat debatteert heel moeilijk, vind ik, buiten het feit dat voormalig minister Van Aartsen in het verleden een fokverbod in Nederland heeft afgekondigd, dat ook in werking is geweest. Dus er zijn op andere gronden best wel mogelijkheden voor fokverboden. Zeg dus niet dat er geen enkele grond is. Maar ik ken de inhoud van het amendement niet. Ik vind het gewoon onbehoorlijk dat de Partij voor de Dieren dit effe hier dropt en denkt dat een meerderheid van de Kamer dit wel gaat steunen, terwijl we er niet over kunnen debatteren. Ik vind dat echt niet kunnen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik denk dat de heer Geurts zichzelf onnodig tekortdoet, want hij heeft als het goed is gewoon alle vragen van de Partij voor de Dieren in de richting van de minister kunnen lezen en ook wat de minister daarop heeft gezegd. Ze heeft gezegd dat ze wel op basis van allerlei andere overwegingen, bijvoorbeeld volksgezondheid, een fokbeperking kan instellen, maar niet vanwege het simpele feit dat er problemen ontstaan in de slachthuizen of dat afzet wegvalt. We hebben gezien dat de export is stilgevallen en dat de horeca is stilgevallen, waardoor overvolle stallen ontstaan met allerlei dierenwelzijnsproblemen van dien. We weten bijvoorbeeld dat kalfjes vaak al te maken hebben met longontsteking in die stallen. Moeten ze daar langer blijven staan, dan wordt het risico alleen maar groter. Ze worden te zwaar voor de stallen zoals die zijn ingericht. Wij vinden het dus ongelofelijk dat er wel allerlei gronden zijn om fokbeperkingen in te stellen, maar niet omwille van de reden dat je dierenwelzijnsschade probeert te voorkomen.

De voorzitter:

Volgens mij heeft u uw punt duidelijk gemaakt. Heel kort, meneer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Ik zal proberen het heel kort te doen. Mevrouw Ouwehand gaat voorbij aan het punt dat wij er hier een gedegen debat over zouden moeten kunnen voeren. Dat wordt mij nu onmogelijk gemaakt, want u bent zo na een halfuur vertrokken. Dan ligt er een amendement hier waar we voor of tegen gaan stemmen. Ik vind dat gewoon onbehoorlijk: zo'n vergaande stap op deze manier.

Mijn tweede punt is: moet ik op basis van schriftelijke inbrengen en schriftelijke vragen van de Partij voor de Dieren 's avonds of in de voorbereiding op dit debat gaan bedenken wat de partij zou kunnen inbrengen in het debat? Dan wordt het toch wel heel lastig in deze Kamer.

De voorzitter:

Goed, u heeft uw punt gemaakt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, daar wil ik graag iets op zeggen.

De voorzitter:

Kort graag.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vind "onbehoorlijk" echt ... Tja, je mag zelf je woorden kiezen, maar ik houd er niet van. Het is het CDA geweest dat heeft gezegd: "Nee, we hoeven hier geen debat over te voeren. We doen het lekker schriftelijk." Dus hebben we het schriftelijk gedaan. En dan zegt het CDA nu: "Ja, schriftelijk? We weten toch helemaal niet wat er gewisseld is tussen de minister en de Partij voor de Dieren?" Hou nou op! We hebben in april al om dit debat gevraagd. Het CDA vond het niet nodig. Nu doen we het alsnog.

De voorzitter:

De heer Bisschop, een korte vraag of opmerking. Goedemorgen.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, ik zal mijn uiterste best doen mij te beperken. Ik wil toch al wel een beetje het debat aangaan met mevrouw Ouwehand. Bedoelt mevrouw Ouwehand met dat amendement alleen maar een tijdelijk verbod, of moet dat ook een latere en langere doorwerking krijgen?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee. Het amendement regelt dat er een grond komt om omwille van dierenwelzijn, het voorkomen van dierenleed, fokbeperkingen in te stellen als de minister dat opportuun acht, of als de Kamer haar daarom vraagt. Het amendement regelt dus alleen maar dat die grond er komt, want we hebben nu van de minister gehoord dat ze op basis van allerlei overwegingen kan ingrijpen, maar niet op basis van dierenwelzijn. Wij vinden dat een beetje gek in de wet die er is om dierenleed in Nederland te voorkomen, om dieren een beetje bescherming te bieden.

De heer Bisschop (SGP):

Maar dat betekent dus dat het de bedoeling van mevrouw Ouwehand is om in de wet niet alleen een grond te leggen voor tijdelijke en noodsituaties, maar voor alle situaties. Als een minister maar tot de conclusie komt dat het dierenwelzijn ermee gediend is — stel, er zit een minister van de Partij voor de Dieren — dan wordt er een definitief fokverbod ingesteld. Is dat een juiste interpretatie, of ben ik dan wat te kort door de bocht?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

In grote lijnen klopt dat wel. Als dierenleed dreigt te ontstaan, moet de minister kunnen ingrijpen door fokbeperkingen in te stellen. Dat is de grond die wij proberen te regelen in de Wet dieren. Ik zeg het nog maar even: dat is de enige wet die wij hier hebben die dieren in de veehouderij een beetje moet beschermen. Ze vallen niet te beschermen, maar grijp dan in elk geval in als het dierenleed echt excessief wordt.

De voorzitter:

Tot slot op dit punt, de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Afrondend. We weten allemaal hoe de Partij voor de Dieren daarover denkt. Dat zou dus betekenen dat de Partij voor de Dieren nu eigenlijk via een binnenbocht probeert een definitieve basis te leggen voor het definitief terugdringen van het fokken van dieren. Ik vind het staatsrechtelijk een buitengewoon kwalijke manier van handelen — dat ben ik volledig eens met collega Geurts — als je er hier niet een fundamenteel debat over voert maar het even via een amendementje regelt. Sorry, voorzitter, een beetje hard. Daar bied ik ook mijn excuses voor aan, maar ...

De voorzitter:

Nee hoor, het valt wel mee.

De heer Bisschop (SGP):

... zo kan dit dus niet.

De voorzitter:

Ik ben wel wat gewend.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ook de SGP heeft het voorstel van de Partij voor de Dieren ... Ik heb in april gevraagd om hier een debat over te voeren. Toen werd er gezegd: nee joh, dat doen we allemaal wel schriftelijk. Als je de mogelijkheden van oppositiepartijen om op tijd een debat aan te gaan met iedereen de hele tijd zo inperkt, dan komt het hierop neer. Maar u kunt het amendement gewoon steunen. Dat beveel ik van harte aan.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik heb een vraag. In de aankondiging van de amendement zei de Partij voor de Dieren net dat ze iets wil vastleggen over de nertsen. En daarna ...

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee, het zijn twee verschillende amendementen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

O ...

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat van de nertsen is er nog niet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Oké, want ik dacht net: ik hoor eerst iets over nertsen en dan over kalveren. Wij hebben op grond van de volksgezondheid de mogelijkheid om in te grijpen in het fokken, maar nog niet op andere gronden. Daar gaat het ene amendement over. Hoe ziet het andere amendement eruit? Dat heb ik ook niet gezien.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat amendement komt er ook aan. Dat zal regelen dat de ingangsdatum van het verbod op het fokken van nertsen die nu 1 januari 2024 is, 1 januari 2021 wordt. Er is een motie die weliswaar uitspreekt dat nertsenhouders dit jaar allemaal moeten stoppen via een regeling die hen daartoe moet verleiden, maar dan denk ik dat je het ook moet dichttimmeren, want dan wil je niet dat er een nertsenhouder is die zich niet laat verleiden en toch doorgaat.

De voorzitter:

Maar dat amendement komt nog?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat amendement komt nog. Ja, gisteren lag er ineens dit voorstel. Ik vroeg me toen af hoe we het kunnen dichttimmeren, als dat het is en de Kamer het gaat steunen.

De voorzitter:

Gaat u verder, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel. Voorzitter. Het lijkt de Partij voor de Dieren dus volstrekt logisch om in elk geval een grond te hebben om op basis van dreigend excessief dierenleed te kunnen handelen. Dieren in de veehouderij lijden al iedere dag, laten we dat niet vergeten, maar ergens moet daar toch een grens aan zitten, zodat je op andere gronden kunt zeggen: even wat minder fokken. Ik noem nadrukkelijk de hitte, als omwille van dierenwelzijn een vervoersverbod wordt opgelegd. En terecht dat de minister besluit tot een temperatuur van 35 graden. Dat moet nog veel lager, maar goed, er wordt een grens gesteld. Als het warmer is dan 35 graden zet je dieren niet in een transportwagen naar het slachthuis. Maar als je niet ingrijpt in de fok ... We weten het van de vleeskuikenhouders, die kunnen nergens heen. Dus die dieren moeten per se in de hitte toch naar de slacht, anders ontstaan er dierenwelzijnsproblemen in de stallen. Voor zulke situaties moet de minister een grond hebben om te kunnen zeggen dat er een hete zomer komt en dat ze met maatregelen komt. Het zou nog beter zijn als de minister structureel besluit tot een lagere stalbezetting, zodat je eventueel hitte of crises kunt opvangen zonder dat dit meteen tot excessieve dierenwelzijnsproblemen in de stallen leidt. Maar kijk de Partij voor de Dieren eens constructief zijn, dat voorstel doe ik hier vandaag niet eens. Ik roep de minister er wel toe op, maar dat zou pas een fundamenteel debat zijn. Het enige wat we met het amendement doen — en nogmaals, de collega's krijgen het zo meteen rondgedeeld — is de juridische grond voor de minister creëren zodat zij kan ingrijpen omwille van dierenwelzijn.

De Partij voor de Dieren was echt onaangenaam verrast door de manier waarop de minister is omgegaan met de problemen die wij konden zien aankomen. Op een gegeven moment begon het ook door te dringen in de rest van de samenleving. De minister werd door NOS Radio 1 Journaal gevraagd of het klopte dat er problemen in de slachthuizen waren, of het klopte dat als die stilvallen er problemen ontstaan in de stallen, en hoe het zat met het dierenwelzijn. Toen zei ze: het probleem mag niet op het bord komen van de boeren. De vraag ging over dierenwelzijn.

In zo'n reactie zitten precies de hoop en de wanhoop tegelijk. Dat de minister niet over dierenwelzijn wilde spreken, geeft aan dat de minister heel goed weet dat daar een groot probleem is. Iedereen die af en toe probeert zijn familieleden te laten zien wat er gebeurt in de veehouderij, kent dat: oei, dit vind ik te erg om naar te kijken, maar ja wel gewoon doorgaan met vlees eten. De wanhoop zit erin dat mensen, en de minister dus ook, zo makkelijk weg bewegen van het pijnlijke dat daadwerkelijk aan de gang is. Die dieren zitten in overvolle stallen. Daarnaar werd gevraagd. Het antwoord kan dan niet zijn dat het niet op het bordje van de boeren mag worden geschoven. Waar waren de boeren met op tijd ingrijpen om te zorgen dat deze problemen zich niet voordeden? De slachthuizen hebben zich niet aan de regels gehouden en dragen een belangrijk deel van de verantwoordelijkheid, ook simpelweg vanwege de regels waar ik in het begin al over sprak, namelijk de richtlijn dat je thuis moet blijven als je ziek bent. Je weet dat in een slachtproces dat toch al geen millimetertje lucht meer toelaat, problemen gaan ontstaan. Ook boeren hadden met hun sectororganisatie zelf op tijd moeten ingrijpen in plaats van er schande van te roepen dat de Partij voor de Dieren waarschuwde voor de toestanden die zouden ontstaan. Dus durf te kijken naar wat het betekent voor de dieren en durf maatregelen te nemen.

Ik heb een vraag over wat ik in de media las over de organisatie van varkenshouders, die het over noodvoorzieningen had. Ik weet niet zo goed hoe dat zit. Wat kan de minister daarover vertellen? Klopt het dat varkenshouders — want die indruk kreeg ik uit dat bericht — wel degelijk noodvoorzieningen hebben om dieren buiten hun stal te houden als het in de stal onhoudbaar wordt? Heeft iedere varkenshouder dat? Wat zijn de regels daarvoor? Kan de minister met de sector daarvan gebruikmaken door tegen de sector te zeggen: dat moet dan dus, als je noodvoorzieningen hebt, dan moet je die nu gebruiken om ervoor te zorgen dat de ellende in de stallen niet te veel oploopt. Het was voor mij nieuw. Dus ik ben heel benieuwd naar de mogelijkheden.

Ik maak ook een doorstapje naar de hete zomer die er nu aankomt. De minister heeft de Kamer na de vorige hittegolven gezegd met maatregelen te komen. We hebben nog geen wetsvoorstel gezien om het vervoer daadwerkelijk wettelijk te verbieden bij meer dan 35 graden. We hebben dus ook nog geen plannen gezien om ervoor te zorgen dat de overbezetting in de stallen wordt aangepakt, dan wel dat de slachttempo's in de slachterijen worden verlaagd om te zorgen dat je enige fluctuatie hebt en problemen kan opvangen.

Voorzitter. Dan de twee steunpakketten die voorliggen. Waar heel Nederland hard geraakt is — ik noem bijvoorbeeld de cultuursector — was er ineens het bericht dat er 650 miljoen aan steun komt voor de sierteeltsector en de aardappelteelt. De reacties in de agrarische media waren: "royale steun in coronacrisis van het eigen ministerie" en "een beloning voor effectief lobbywerk". Dat is best zuur voor de mensen in de cultuursector, die met hele grote tekorten zitten en die de helft kregen, na heel veel aandringen.

Maar dan de voorwaarden die daaraan gesteld moeten worden. Deze minister heeft toch ook gezegd dat we met het landbouwgif echt een omschakeling moeten maken? Nou zijn sierteelt en aardappelen goed voor 65% van het middelengebruik in Nederland. Die steun kan wat ons betreft niet los worden gezien van daadwerkelijke actie van de minister op dat terrein. Niet alleen maar ambitie, niet alleen maar "we willen naar de helft in 2030", maar ook echt iets doen. Ik noem ook de lelies en de mensen die in de buurt wonen van die velden, waarvan de Kamer heeft gezegd: doe dan minstens een afstandsnorm, zodat er een afstand zit tussen die velden die met heel zwaar gif worden bewerkt, en de plekken waar mensen wonen en waar kinderen buiten spelen. Ook dat — het is het minimale — is nog niet geregeld. Dus wij roepen de minister op om sowieso werk te maken van haar ambities en zéker in het licht van de royale steun die is uitgedeeld aan de sierteelt- en de aardappelsector.

Tot slot ligt er ook een steunpakket voor de visserij. Nou was het begin deze week Wereld Oceanen Dag. Als ze een dag voor je uitroepen, is dat meestal slecht nieuws. Dat betekent meestal dat we er aandacht voor moeten hebben omdat het niet goed gaat. De oceanen worden bevolkt met plastic. Een heel groot deel daarvan is afkomstig uit de visserij en de oceanen worden overbevist. Grijpt de minister ook dit moment aan om de overbevissing aan te pakken, om de vervuiling van de oceanen met plastic visnetten aan te pakken? We vinden het ongepast om wél sectorsteun op te tuigen en niets te doen voor die kwetsbare natuur die we te beschermen hebben.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dan geef ik nu het woord aan de heer De Groot namens D66. Gaat uw gang.

De heer De Groot (D66):

Voorzitter. Als de coronacrisis één ding heeft aangetoond, is het hoe kwetsbaar onze relatie met de natuur is. Dat wisten we al, maar dat komt nog eens naar voren. En hoe kwetsbaar onze landbouw is. Monoculturen, gericht op grote export. Zo'n crisis laat dan ook zien dat onze boeren kwetsbaar zijn, in ieder geval dat ons systeem zodanig is ingericht dat het niet tegen een stootje kan. Dan kom je eigenlijk automatisch in de categorie grote overheidssteun. Maar de coronacrisis heeft ons ook geleerd dat het tijd is om weer eens te gaan samenwerken met de natuur in plaats van daartegenin. Die natuurinclusieve samenleving is noodzakelijk als een soort verzekeringspremie om ons door volgende crises, die ongetwijfeld gaan komen, heen te helpen.

Voordat ik inga op de steunregeling wil ik een aantal opmerkingen maken die wat verder van huis zijn. Dat gaat over de handel in wilde dieren. De internationale handel in planten en dieren is een groot risico voor de volksgezondheid. De laatste decennia zijn virusuitbraken uitstaan door de handel in en consumptie van wilde dieren: SARS, MERS, ebola en corona zijn de bekendste voorbeelden. China heeft naar aanleiding van de uitbraak van het coronavirus een verbod ingesteld op het eten en fokken van wilde dieren, maar er zijn nu alweer signalen dat China dit verbod losser gaat maken. Het is daarom zeer belangrijk dat alle landen hun verantwoordelijkheid nemen. Is de minister bereid om op de biodiversiteitstop in China begin 2021 het belang van het stoppen van illegale handel in planten en dieren te agenderen? Vaak wordt illegale handel in wilde dieren gezien als een ver-van-mijn-bedshow, iets wat alleen in China gebeurt op markten waar vleermuizen en pangolins worden verkocht. Maar Nederland is met de Rotterdamse haven en Schiphol, de mainports, eigenlijk van oudsher al een draaischijf in die illegale handel. Het wordt tijd dat Nederland zijn verantwoordelijkheid neemt en een voortrekkerspositie inneemt om de illegale handel gewoon te stoppen.

Welke stappen gaat de minister zetten om illegale handel in planten en dieren te stoppen? Ziet de minister kansen in het instellen van hogere straffen? Is zij bereid controles op mainports zoals de Rotterdamse haven te versterken? Welke rol ziet zij voor ketensamenwerking, bijvoorbeeld met grote distributiecentra waar internationale handel samenkomt? Is de minister bereid om meer in te zetten op het ontnemen van criminele winsten in de illegale dieren- en plantenhandel? Want er gaat heel veel geld in om. Niet alleen de minister van LNV is verantwoordelijk voor deze problemen. Het is kabinetsbreed: VWS, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en JenV zijn erbij betrokken. Zorg dus dat het op de agenda komt, met een goede samenwerking. Kan de minister toezeggen dat zij in gesprek gaat met haar collega's om het belang van dit onderwerp op de kaart te zetten?

Voorzitter. Naast illegale handel is habitatverlies een belangrijke oorzaak van het verspreiden van ziektes. Ontbossing, klimaatverandering en verlies aan biodiversiteit brengen namelijk een groot risico met zich mee. Door ontbossing worden de dieren in de bossen, die leven in een natuurlijke omgeving, naar de stad verjaagd zodat het contact met mensen toeneemt. Hierdoor komen ze gewoon vaker met elkaar in contact. Denk hierbij aan ebola, dat ontstond bij bosranden in Afrika waar dieren die besmet waren met het ebolavirus in contact kwamen met de bevolking. Het is daarom essentieel dat er een wereldwijd akkoord komt voor de natuur, net als bij klimaat. D66 heeft met steun van deze Kamer de minister daartoe opgeroepen, tot een "Parijs voor de natuur". Hoe staat het daar nu mee? Welke stappen zijn er gezet? Alleen wanneer de wereld samenwerkt, kan habitatverlies worden bestreden, kan biodiversiteit worden behouden en komen wilde dieren minder in aanraking met de mens. Is de minister het met D66 eens dat habitatverlies zo snel mogelijk moet worden tegengegaan? Welke actie onderneemt ze in Europees verband?

Voorzitter. Ook bij de intensieve veehouderij hebben we gezien dat we kwetsbaar zijn. Het is bekend dat mensen die in de omgeving van de intensieve veehouderij wonen, gezondheidsproblemen hebben, met name bij de longfunctie. Dat geldt met name bij geitenhouderijen. Hoe gaat het met het onderzoek dat de minister heeft toegezegd? Zijn er al eerste resultaten? Gaat dat over alle dieren die in de intensieve veehouderij leven? Het aantal geiten in Nederland is verdrievoudigd in de periode 2010-2019. Er is een moratorium in bepaalde provincies. Wil de minister er met de provincies goed op toezien dat dat moratorium gehandhaafd wordt zolang de onderzoeksresultaten nog niet bekend zijn? Gelet op de politieke situatie in sommige provincies kon het namelijk ook weleens wat losser worden.

Voorzitter. Kringlooplandbouw is bij uitstek de manier om de voedselproductie robuuster en minder kwetsbaar te maken, met boeren die tegen een stootje kunnen. Maar hoe staat het nu met de kringlooplandbouw? U heeft een prachtige visie, u heeft een uitvoeringsnota neergelegd, maar waar zijn nu die concrete stappen, van dag tot dag, op het gebied van beter omgaan met de bodem, rijpe mest in plaats van rotte mest, minder input van kunstmest en bestrijdingsmiddelen en, niet in de laatste plaats, het gewoon niet meer geven aan dieren van voer dat mensen ook kunnen eten? Want dat is het meest verspillende element in ons voedselsysteem. Wanneer kunnen we een reactie verwachten op de motie die de Kamer heeft aangenomen over de rol van de supermarkten en de verwerkende industrie in de transitie naar kringlooplandbouw? Ik zou daar graag een antwoord op hebben van de minister.

Voorzitter. Vandaag gaat het over een pakket van 600 miljoen om de akker- en tuinbouw te steunen in deze tijden van corona. D66 begrijpt dat het in het kader van de haast die er was bij dat pakket moeilijk was — wij hebben daarop aangedrongen — om daar ook voorwaarden aan te verbinden op het gebied van duurzaamheid. Wel heeft de minister sinds die tijd al kunnen nadenken over de wijze waarop ze voorwaarden verbindt aan eventuele vervolgpakketten. We zijn benieuwd wat dan die voorwaarden zijn, bijvoorbeeld op het gebied van bestrijdingsmiddelen. Dat zou ik graag horen van de minister.

Voorzitter, ik rond af. We hebben gezien dat de coronacrisis ons systeem, ons voedselsysteem dat al buitengewoon kwetsbaar is en onze relatie met de natuur die ook al buitengewoon kwetsbaar is, op pijnlijke wijze aan het licht heeft gebracht. We kunnen alleen met veel overheidssteun investeren om het oude systeem nog te handhaven. Dat is eigenlijk een gemiste kans. Wat was het mooi geweest als we dergelijke fondsen beschikbaar kunnen stellen om de landbouw en om de natuur robuuster te maken, zodat wijzelf, de boeren en de natuur tegen een stootje kunnen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Fijn om te horen dat ook D66 zegt: hé, we moeten goed kijken naar wat zulke pandemieën veroorzaakt. Drie grote factoren zijn de handel in wilde dieren, het verlies van natuur en onze eigen veehouderij. Ik vroeg me af: dat verlies van natuur, daar is natuurlijk minister Kaag vooral verantwoordelijk voor. De import van palmolie bijvoorbeeld gaat ten koste van kostbaar regenwoud. Staat D66 ook klaar om met haar het debat aan te gaan om die risicofactoren in te dammen?

De heer De Groot (D66):

Sterker nog, de inzet van minister Kaag en de hele fractie van D66 is natuurlijk om te zorgen dat je de regenwouden veel beter gaat beschermen en dat als je internationale handel hebt, die alleen in duurzame producten plaatsvindt. Dat is absoluut de inzet van D66.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dan geef ik voor de rest van dat debat mee dat ook duurzame palmolie zorgt voor vernietiging van het regenwoud en dat je er daarmee dus niet bent. Ik kijk heel erg uit naar de verdergaande stappen die we samen kunnen gaan zetten om het kabinet op te roepen tot meer actie.

De voorzitter:

Nou, dat klinkt heel positief.

De heer De Groot (D66):

Elke stap telt, voorzitter. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer De Groot. Dan is nu het woord aan de heer Weverling namens de VVD-fractie.

De heer Weverling (VVD):

Dank u, voorzitter. Op maandagochtend 16 maart stond ik in alle vroegte op bloemenveiling FloraHolland in Naaldwijk, en wat ik daar aantrof was ontreddering. Een sfeer van ontreddering. De coronacrisis was een ware mokerslag voor de sierteelt. De handel in bloemen en planten was compleet stilgevallen. Bijna de helft van de producten werd vernietigd, omdat er geen kopers voor waren. Gewoon doordraaien. Dat deed me pijn. Pijn omdat de ziel en zaligheid van honderden telers en hun medewerkers voor niets was geweest. Pijn omdat telers zagen hoe hun bedrijven, met jarenlang keihard werken opgebouwd, in een paar weken dreigden om te vallen. In die dagen werden onverkochte bloemen gratis uitgedeeld aan zorgpersoneel. Ludieke acties kwamen op gang om mensen aan te sporen geen toiletpapier te hamsteren, maar bloemen. Met creativiteit en hard werken werd er gered wat er te redden viel. Daarvoor een groot compliment. Wat er wel verkocht werd, kende een lage verkoopprijs, met grote gevolgen: tientallen procenten omzetderving, liquiditeitsproblemen en daardoor kredietbeperkingen. De dagen tot een faillissement werden geteld. In die onzekere tijd heeft dit kabinet razendsnel hulp geboden door 650 miljoen euro uit te trekken om getroffen telers, handelaren en boeren de crisis door te helpen. Er is nog ruimte voor verbetering, maar dat snelle optreden verdient ook een groot compliment.

Niet alleen de telers werden getroffen, maar ook de handelsbedrijven en de veiling zelf. Doordat wereldwijd de export tot stilstand kwam, werden de hele productiecyclus en het logistieke proces ontwricht. Die verstoring zorgde ook voor problemen verderop in de keten. Daarmee dreigde de hele keten als basisinfrastructuur ineen te storten. Als dat was gebeurd, was Nederland veel kwijtgeraakt. Onze tuinders en boeren zorgen voor lokaal geproduceerd voedsel, voor exportwaarde en voor agrarische innovaties die de hele wereld overgaan. Zo voeden wij de groeiende wereldbevolking. Vorig jaar werd voor 6,2 miljard euro aan sierteeltproducten naar het buitenland geëxporteerd en in totaal voor ruim 94 miljard aan landbouwproducten. Nederlandse landbouwinnovaties helpen ook ontwikkelingslanden om hun landbouwsector op te bouwen. En dat kwijtraken zou een aderlating voor Nederland en voor de wereld zijn geweest. Gelukkig greep het kabinet dus snel in. In eerste instantie vaak met generieke maatregelen, en veel van die maatregelen werkten niet goed voor de tuinbouwsector, een echte hightech productiesector met seizoenspieken en veel doorlopende operationele kosten. In tegenstelling tot veel andere bedrijven zit het kapitaal van boeren of telers in producten die gewoon doorgroeien, corona of geen corona, kopers of geen kopers.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik hoorde de heer Weverling iets zeggen over Nederlandse agrariërs in ontwikkelingslanden en ik moest even denken aan de rozenkwekers in Afrika. Want ik hoorde aan het begin van deze crisis dat deze mensen, deze Afrikanen die werken bij Nederlandse rozenkwekers in Afrika, allemaal niet in dienst zijn. Ze zijn allemaal naar huis gestuurd en die hebben vanaf dag één geen inkomsten meer gehad. Wat vindt de heer Weverling daarvan?

De heer Weverling (VVD):

Een interessante vraag van mevrouw Bromet. Kijk, ik denk dat het heel goed is dat Nederlandse kwekers in andere landen helpen om daar juist voor het kweken van mooie producten te zorgen. Dus ik denk ook dat het goed is dat daar veel aan arbeid wordt gedaan en aan werkverschaffing. Als dit een gevolg is van de coronacrisis, dan is dat natuurlijk een pijnlijke situatie.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik vind het goed dat de heer Weverling dit toegeeft. Met arbeidskrachten uit Afrika worden er nu rozen gekweekt op grond waar ook voedsel gekweekt kan worden. Dan kan het argument nog staande blijven dat die mensen daar dan een inkomen krijgen van de rozenkwekerij. Maar als ze meteen op straat staan als de rozenmarkt instort, dan is dat een hard gelag.

De heer Weverling (VVD):

Ik onderschrijf wat mevrouw Bromet zegt. Natuurlijk is het een hard gelag als mensen op straat komen te staan, zeker in de Afrikaanse landen. Ik denk in oorsprong dat het mooi is dat Nederlandse kwekers elders in de wereld helpen om daar producten te telen. In dit geval worden rozen verderop in de wereld geteeld. Dat gebeurt veel in Afrika. De hectares rozenteelt in Nederland zijn inderdaad in de afgelopen decennia heel wat minder geworden. Dat komt omdat het gewoon een dure teelt is en dat er natuurlijk steeds meer regelgeving komt, waardoor het productieproces in Nederland gewoon te duur is, waardoor veel partijen uitwijken en juist van waarde kunnen zijn in andere landen. Als we het dan hebben over de rozenteelt op het Afrikaanse continent: ja, ik zou willen dat we daar ook meer andere teelten gaan krijgen en dat we die landen zelfvoorzienend kunnen maken. Er is een mooi project, Seed NL, om de zaadindustrie van Nederland juist meer in Afrika te laten landen en daar mensen zelfvoorzienend te laten worden. Als we mooie projecten kunnen bedenken tussen enerzijds waterputten, zaadveredeling, lowtech kassen met daarbij ook voedselproducten dan zou dat zeker mijn voorkeur hebben.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dat brengt mij op een ander onderwerp, namelijk de kippenmarkt in Afrika. In bepaalde landen is die totaal verdwenen, doordat Nederland daar eieren naar toe brengt die daar worden uitgebroed, waarna de kippen weer terug naar Nederland gaan. De kippenboeren daar zitten met hun handen in het haar. Ze hebben gewoon geen inkomsten meer. Dat is het tegenovergestelde van wat de heer Weverling nu betoogt, dat landen zelfvoorzienend moeten zijn.

De heer Weverling (VVD):

Ik moet u eerlijk zeggen dat ik me daar niet veel in verdiept heb. Ik kan u dus niks over de kippenboeren in Afrika zeggen. Mijn focus ligt meer op de plantaardige sector.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Tot slot: ik wilde alleen een punt maken van onze enorme exportpositie, die gevolgen heeft voor arme landen. We zullen zien wat de komende maanden als gevolg van de coronacrisis gaan brengen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Weverling (VVD):

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Ik wist niet dat u niets van kippen afwist! Dat is ook nieuw.

De heer Weverling (VVD):

Dank u wel. Laat ik doorgaan.

Voorzitter. Het is positief dat er nu een sectorspecifieke regeling is voor de sierteelt en voor de voedingstuinbouw. Omdat er zo snel ingegrepen moest worden, was er geen tijd om de regeling tot in de puntjes uit te werken. Dat is begrijpelijk, maar hierdoor heeft de VVD nog wel een aantal vragen over de precieze randvoorwaarden. Hoe werkt bijvoorbeeld het 30%-ondernemersrisico in de praktijk uit? Zijn er telers voor wie dat uiteindelijk toch te hoog is gebleken? Wat is de onderbouwing voor het gebruiken van een plafond op de regeling, waardoor meer omzet ook meer ondernemersrisico betekent? Wat is de overweging geweest om de plantveredelaars, een belangrijk onderdeel van de tuinbouwketen, niet in aanmerking te laten komen? En hoe komt de minister bedrijven te hulp die recent zijn overgenomen of opgericht en die nu buiten de boot vallen omdat ze in de afgelopen drie jaar nog weinig omzet hadden?

Voorzitter. Niet alleen de sierteeltsector kwam tot stilstand, maar ook de toeleveranciers van restaurants raakten door de horecasluiting in één keer hun klanten kwijt. Producten, zoals komkommers, cressen of champignons, vonden niet langer hun weg naar de horeca. Gelukkig biedt de huidige regeling ook voor die telers een oplossing, als ze maar kunnen aantonen dat 75% van hun producten naar de horeca gaat. Wat zijn de ervaringen daarmee tot zover? Hebben telers veel moeite om aan te tonen dat ze aan die 75%-eis voldoen en hoe strikt wordt die ondergrens gehanteerd?

Het wegvallen van de food service als gevolg van de coronacrisis duurt helaas langer dan gedacht. De horeca en de catering komen maar langzaam op gang. Hoe kijkt de minister daarnaar met het oog op de aflopende regeling? Aan de food service wordt door de voedingstuinbouw vaak meer verdiend dan aan andere afzetmarkten, omdat de brutomarge hoger is. Waarom is ook voor deze sector gekozen voor steun op basis van de brutomarge en niet op basis van de bruto-omzet, zoals eerder voorgesteld? En wordt er ook gekeken naar de situatie van telers van producten die alleen geschikt zijn voor de food service en niet voor de retail?

Voorzitter. Dan de visserij. Ook de visserij had het moeilijk door de horecasluiting. De afzetmarkt voor vissoorten die vooral in restaurants worden gegeten, viel volledig weg. Daar kwam kort geleden ook nog het nieuws overheen dat wetenschappelijk is aangetoond dat het onrechtvaardige pulsverbod juist wel duurzaam is, iets wat wij in Nederland natuurlijk allang wisten. Ook voor de visserij zijn er nu regelingen, bijvoorbeeld het beschikbaar stellen van mkb-kredieten. Maar welk langetermijnperspectief kan de minister de vissers bieden? Wat is haar eerste stap bij het van tafel krijgen van het Europese pulsverbod?

Het kabinet heeft ook een bedrag beschikbaar gesteld voor de frietaardappeltelers. Het is goed dat de minister aandacht heeft voor deze sector, want met het wegvallen van de vraag naar friet ligt hier een stevig probleem. De regeling is nu van kracht. Kan de minister de laatste stand van zaken geven? De VVD vindt het jammer dat de regeling opgezet is om een beperkt aantal telers tegemoet te komen en dat er niet is gekeken naar en geen rekenschap is gegeven van de doorwerking van de huidige situatie naar het volgende oogstseizoen. Mijn fractie heeft een aantal vragen gesteld over de interpretatie van die regeling. Het is jammer dat het proces gelopen is zoals het is gegaan. Kan de minister voor de zomer de voortgang sturen van de uitvoering van de regeling? Gezien de gewijzigde interpretatie vindt mijn fractie het belangrijk dat het bedrag beschikbaar blijft voor het wegwerken van de voorraden. De vraag vanuit de horeca komt langzaam op gang, maar de frietaardappeltelers gaan het verlies van de omzet niet inhalen. Om de gevolgen voor volgend jaar te beperken is het zaak dat er juist nu stappen gezet gaan worden.

Voorzitter. Of het nou om vis, bloemen, vee of groenten gaat, het weer op gang krijgen van de export is voor alle sectoren van belang. Dat gebeurt nu langzaamaan. Het zou fantastisch zijn als we snel terugkomen op het exportniveau van voor de coronacrisis. Zo kan men ook buiten Nederland van onze producten genieten. Daarbij is Europa onze belangrijkste afzetmarkt. Hoe functioneren de green lanes binnen Europa? Welke exportbelemmeringen ervaart men bij het exporteren naar buiten Europa en hoe kunnen we die wegnemen? Is er bijvoorbeeld wel voldoende vrachtruimte in de luchtvaart beschikbaar om bloemen te kunnen exporteren?

De Nederlandse telers en tuinders zijn nu de ergste schok te boven. De handel trekt weer wat aan. Nu is het zaak om met hard werken de schade in te halen, maar we moeten ook naar de toekomst kijken. Een innovatieve, duurzame en weerbare tuinbouwsector is daarbij het doel, want de coronacrisis en ook eerdere crises, zoals de EHEC-crisis, hebben ons geleerd dat de tuinbouwketen kwetsbaar is voor plotselinge verstoringen. Is de minister bereid om met de tuinbouwsector in gesprek te gaan om die kwetsbaarheden te verkennen en te kijken hoe de hele keten robuuster kan worden? Dan kun je een domino-effect voorkomen, waarvan ook andere partijen uit de keten en andere landen de dupe kunnen worden, juist omdat Nederland wereldwijd de draaischijf is. Denkt de minister dat de tuinbouwsector nog voldoende financiële slagkracht heeft om in duurzaamheid te blijven investeren? Misschien dat we het net aan redden, maar er zijn ook duurzaamheidsambities. Kan daar nog wel in worden geïnvesteerd? Hoe kan de sector daar dan bij geholpen worden door de minister?

Voorzitter, ik rond af. We zijn er nog niet, maar namens de VVD maak ik een groot compliment aan de minister voor haar voortvarende aanpak tot dusver. De ondernemers en medewerkers uit de tuinbouwsector zelf krijgen een nog groter compliment. Zij bleven op de been in een moeilijke tijd en hebben hun toegevoegde waarde duidelijk aangetoond. Het is nu zaak om de ogen op de toekomst te richten, zodat de hele wereld van onze mooie bloemen, planten en groenten kan blijven profiteren.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Weverling. Dan is nu het woord aan mevrouw Bromet namens GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dank u wel, voorzitter. Het werd al door mijn collega's gememoreerd: Nederland is de tweede exporteur van de wereld als het gaat om landbouwgoederen en kennis. Zoals bekend is GroenLinks helemaal niet per se trots op het feit dat wij tweede exporteur van de wereld zijn als het gaat om de goederen, maar wij vinden wel dat de kennis van belang kan zijn voor andere landen, als voorbeeld voor de wereld. We spelen daarom ook een belangrijke rol in de transitie naar een duurzamer voedselsysteem, maar het maakt ons ook kwetsbaar, zeker in een internationale gezondheidscrisis zoals nu. Als de export ineens wegvalt, verdwijnt daarmee ook een grote inkomstenbron van tuinders en boeren. Dat is de kern van het probleem waar we het vandaag over hebben. We moeten zorgen voor een weerbare landbouwsector, vindt GroenLinks.

Het is ook wel leuk om te zien wat er gebeurt op het moment dat ineens alles anders wordt. Ik vroeg een GroenLinksboer — die bestaan ook — hoe het met hem gaat en hij zei: het gaat eigenlijk hartstikke goed, want we hebben een winkel aan huis en het is ongelooflijk hoeveel mensen nu producten bij ons komen kopen; we kunnen het bijna niet aan, zoveel omzet maken we. Hij was dus ook een profiteur van deze crisis. Dat is ook wat GroenLinks belangrijk vindt: korte ketens, mensen die direct hun goederen, hun voedsel, op de boerderij kunnen kopen. We hebben in de crisis gezien dat de boeren die daar al mee bezig waren, nu koploper zijn. Mijn vraag aan de minister is: hoe kunnen we nou nog meer stimuleren dat consumenten en producenten dichter bij elkaar komen te staan?

Dan de sierteelt. De export van snijbloemen viel in het begin van de crisis volledig weg. De heer Weverling had het er al over. Er kon niets anders meer bedacht worden dan het vernietigen van de oogsten. Dat is natuurlijk verschrikkelijk om te zien, ook als je weet hoeveel water en bestrijdingsmiddelen er gebruikt zijn om die bloemen te maken, en dan komen ze niet eens in een vaas terecht. Gelukkig brachten vele mensen nog wel een bloemetje naar de zorgmedewerkers, maar daarmee werd de handel niet hersteld. Hoe gaat het nu met de sierteelt? Is de sierteelt weer aangetrokken? Zijn de problemen daar over? Hoe snel is dat herstel gegaan?

Afgelopen jaar kwam de minister met een Toekomstvisie gewasbescherming 2030. Dat vinden wij een goede start, maar kan de minister ingaan op hoe de steunmaatregelen zich verhouden tot deze toekomstvisie en tot het uitvoeringsprogramma dat op dit moment ontwikkeld wordt? Heeft zij nagedacht over het stellen van voorwaarden aan de steun — D66 had het daar ook al over — om andere maatschappelijke doelen te helpen? Want het zou ook een kans kunnen zijn als je wél voorwaarden stelt; die zijn nu niet gesteld. Maar als je minder bestrijdingsmiddelen en minder mest wilt — zo zijn er allerlei dingen waar we hier als Kamer over spreken, en die ook verwoord zijn in de toekomstvisie van de minister voor de landbouw — is het dan geen gemiste kans om die steun ongeclausuleerd te verlenen in plaats van dat je voorwaarden stelt waardoor je met het maatschappelijke geld dat we in de sector steken, ook die maatschappelijke doelen kunt verwezenlijken? Graag een reactie.

Zo was het ook mis in de aardappelsector. Er woont vlak bij mij in de Beemster een boerin, die een contract had met een supermarkt, en die supermarkt legde haar aardappelen niet in de winkel. Maar er lagen wel aardappelen uit Israël in alle supermarkten. Dat is heel pijnlijk, ook voor consumenten. Heel veel mensen snappen niet hoe dat kan. Hoe kan het nou dat wij prima aardappelen kunnen telen hier in de Beemster — extra lekker, ik heb ze ook gegeten — en dat de boer er niet van afkomt, maar dat wij tegelijkertijd zien dat de aardappelen uit Israël, die waarschijnlijk goedkoper zijn, wél in de winkel liggen? Dat is echt een verwording. Ik zou graag van de minister willen weten hoe zij dit gaat veranderen.

Dan de link met stikstof, de veehouderij en het EU-herstelplan. We hebben maandag van Remkes kunnen horen dat de stikstofuitstoot in 2030 met 50% verminderd moet zijn. Dat was voor GroenLinks geen verrassing, want we hebben nu bij de Raad van State een initiatiefwet liggen waarin diezelfde 50% in 2030 ook genoemd wordt. Tegelijkertijd moeten we enorme stappen nemen om onder de 1,5°C temperatuurstijging te blijven in 2030. De minister schrijft in de beantwoording van de feitelijke vragen dat "waar mogelijk de aanpak van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies gekoppeld wordt aan de aanpak van de coronacrisis". Kan zij voorbeelden geven waarbij zij hiermee rekening heeft gehouden? Hoe heeft zij die verschillende vraagstukken gecombineerd?

Inmiddels is ook het herstelplan van de Europese Commissie naar buiten gekomen. Ook daarin wordt een combinatie met de Green Deal bepleit. Dat is wat ons betreft cruciaal. Hoe ziet de minister deze steunmaatregelen in het kader van het herstelplan en de Green Deal?

Je kunt geld dat van de belastingbetaler is maar één keer uitgeven. GroenLinks wil dus ook bepleiten dat er integraal gekeken wordt naar de uitgave van het geld, dus niet alleen naar het redden van het inkomen van de boer, maar ook naar al die andere dingen waar we hier al jaren en jaren aan proberen te werken. Ik vraag dit juist omdat het op Europees niveau in ieder geval lijkt alsof die integrale visie nog ontbreekt. In het huidige GLB wordt het geld namelijk gebruikt als onderdeel van het EU-herstelplan. Daarmee komt er 4 miljard extra voor de eerste pijler. Dat gaat over de directe betalingen. Dat zijn betalingen die gaan naar mensen op basis van de grond die zij bezitten en niet op basis van de maatschappelijke doelen die ze nastreven. Het gaat naar grootgrondbezitters en naar de industriële veehouderij. Wat vindt de minister hiervan?

Ten tweede gaat er vanuit Europa extra geld naar plattelandsontwikkeling. Dat is een potje waaruit mooie dingen zoals landschapselementen betaald worden. We hebben het er dinsdag nog over gehad bij de behandeling van het Nationaal Bomenplan van de SP en GroenLinks. Normaal gesproken moet het in de Nationale Strategische Plannen ook over natuur- en klimaatmaatregelen gaan. De 15 miljard die in het herstelplan is toegevoegd, is daar alleen van uitgezonderd. Dat vinden wij een gemiste kans. Wat vindt de minister hiervan en gaat zij er in Europa voor pleiten om voorwaarden te stellen aan steun?

Voorzitter. Ten slotte hebben agrarische ondernemers ook gebruik kunnen maken van generieke steunmaatregelen, zoals de NOW, uitstel van betaling van belastingen, en tijdelijke inkomenssteun voor zelfstandigen. Hier is ook geen enkele duurzaamheidsvoorwaarde aan gesteld. Toch gaat het opgeteld om bijna 90 miljoen die de landbouwsector via de generieke maatregelen extra heeft ontvangen. En dat wordt nog veel meer. Er zijn geen voorwaarden gesteld. Kan de minister een laatste stand van zaken geven? Om welke bedragen gaat het? En kan de minister uitleggen hoe zij dit voor zich ziet in relatie tot de klimaat- en biodiversiteitscrisis?

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan geef ik nu het woord aan de heer Geurts namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Wat de coronatijd laat en liet zien, is dat voedsel van levensbelang is. Enkele maanden geleden sloegen we in Nederland massaal aan het hamsteren. Zo onzeker waren we of we de volgende dag nog wel voldoende voedsel zouden hebben. Er is zelfs even aan gedacht om de Hamsterwet, waarmee je regels zou kunnen stellen om het hamsteren van goederen in buitengewone omstandigheden tegen te gaan, uit het stof te halen. Niet alleen in de steden, maar ook in de dorpen werd er gehamsterd. In het CDA-verkiezingsprogramma hebben we opgeschreven dat wij CDA'ers niet geloven in de traditionele tegenstelling tussen stad en platteland. We spraken de wens uit om in elke stad een lokaleproductenmarkt te organiseren voor producten uit de eigen regio. Ik heb me nooit kunnen voorstellen dat de coronacrisis lokale producten zo populair zou maken. Ook luisterwaardig is de podcast van mijn fractievoorzitter Pieter Heerma over de stand van land. Daarin wordt duidelijk dat boeren naar nieuwe manieren zochten en zoeken om hun producten te verkopen, bijvoorbeeld de lokale markt hier in Den Haag. Ook boodschappen doen bij de lokale boer is hot geworden door de coronacrisis; GroenLinks, mevrouw Bromet, refereerde daar net ook aan. Daarnaast bakten we ons in quarantaine blijkbaar suf, want ik hoorde en zag dat het meel niet aan te slepen was. Bij mij in de buurt sloten de molens zelfs wegens de drukte.

Deze voorbeelden onderstrepen in ieder geval het cruciale belang van de land- en tuinbouwsector voor onze voedselvoorziening. De coronacrisis laat daarmee ook het belang zien van het strategisch nadenken over die voedselvoorziening, bijvoorbeeld met betrekking tot het geostrategisch belang van voedselzekerheid en zelfvoorziening qua voedsel binnen de Europese Unie. Ik zou graag van de minister horen welke stappen zij zet om hierover zowel nationaal als op Europees niveau strategisch na te denken en hier beleid op te voeren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik denk dat het een goed idee is om daar strategisch over na te denken. Ik denk wel dat het handig is om onderscheid te maken tussen voedsel dat we nodig hebben en misschien een beetje overdaad. Want ik zag ook berichten dat bijvoorbeeld de afzet van kippenpoten enorm is gedaald, omdat mensen eerder wel een voorgebakken emmer vol met kippenpoten kochten om 's avonds te snacken voor de televisie. Maar dat gingen ze nu niet meer doen, want dan moet je het zelf allemaal maken en de KFC was dicht. Een deel van het voedsel dat wij consumeren, is dus eigenlijk niet eerlijk, omdat andere mensen minder hebben.

De voorzitter:

En uw vraag?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Mijn vraag is gewoon als volgt. Ik sluit me aan bij de oproep van het CDA om strategisch te kijken naar voedselzekerheid, maar is het CDA ook bereid om dan te erkennen dat we hier misschien net even te veel kostbare eiwitten opeten, dat we dat anders moeten doen en dat we minder dierlijke producten moeten gaan eten?

De heer Geurts (CDA):

Ik dacht: waar wil mevrouw Ouwehand heen? Maar de kern zat natuurlijk in het laatste stuk van wat ze zegt: minder dierlijke producten. Daar hebben wij — het CDA en de Partij voor de Dieren — een verschil van mening over. Er is ook nog een andere kant. Ik kan de woorden van mevrouw Ouwehand even niet reproduceren, maar een vrije vertaling van de samenvatting van wat er gezegd werd, is dat het verkeerd is om hier voedsel te produceren. Ik denk dat de Duitsers, de Belgen en het Verenigd Koninkrijk het helemaal niet verkeerd vinden dat wij hier zaken doen, want de meeste export gaat naar die landen. Dat zijn toch onze buurlanden. Het is dus in het belang van onze samenleving, maar ook in het belang van de samenleving binnen Europa om de net door mij genoemde zelfvoorzienendheid binnen Europa en de voedselzekerheid binnen Europa goed en duidelijk vorm te blijven geven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik vroeg expliciet naar een onderscheid dat je moet maken. Ik verwijs naar de voormalige mensenrechtenrapporteur van de Verenigde Naties voor het recht op het voedsel, die de westerse landen nu al jarenlang voorhoudt dat er een verschil is tussen voedsel en vulling en dat wij hier in het rijke Westen heel veel vulling allemaal "opconsumeren". Die hebben we dus eigenlijk niet nodig; het is ook niet zo heel gezond voor je en het is eigenlijk luxe. Als je goed kijkt naar de verdeling van kostbare eiwitten, zouden we dat iets minder moeten doen. Dat is strategisch kijken naar voedselzekerheid op de lange termijn, want als we zo veel dierlijke eiwitten blijven consumeren als we doen, krijg je geen eerlijke verdeling van voedsel in de wereld, terwijl ik het CDA daar volgens mij wel toe hoorde oproepen. Mijn aansporing zou dus zijn: denk daar eens over na en geef gewoon toe dat als we het eerlijk willen doen en als we voedselzekerheid in de wereld willen, we ook onze eigen consumptie wel wat moeten bijstellen.

De heer Geurts (CDA):

Volgens mij gebeurt dat. Zeker in Nederland maar ook in andere West-Europese landen wordt daarover nagedacht en wordt daar ook naar gehandeld. Maar we kunnen niet verbloemen dat in opkomende landen — kijk naar China, een opkomend land op het punt van voedselconsumptie, en kijk naar India — de behoefte aan dierlijke eiwitten gewoon substantieel aan het toenemen is. Daar zeg ik niet bij dat dat allemaal hier in Nederland geproduceerd moet worden, maar ik sluit aan bij wat GroenLinks net zei: die kennis van die land- en tuinbouw mogen wij exporteren naar het buitenland, maar je kunt in de toekomst kennis alleen maar blijven exporteren als je hier in Nederland ook productie blijft houden om die kennis te kunnen ontwikkelen. Ik denk dat er in West-Europa al heel strak naar dat voedselpatroon gekeken wordt. En ja, als ik daar van u verder over moet nadenken, doe ik dat met alle liefde. Dat doe ik volcontinu, alleen al omdat u erover begint.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik hoor het CDA vol trots spreken over de Nederlandse voedselproductie en dat wij ook eiwitten kunnen produceren voor Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk. Maar ik hoor helemaal niets over de nadelen die daaraan verbonden zijn. We zitten midden in een stikstofcrisis. Ziet de heer Geurts dat we toch nog wel een probleempje hebben met al de eiwitten die we hier op Nederlands grondgebied voor half Europa aan het creëren zijn?

De heer Geurts (CDA):

We kunnen een heel milieudebat gaan voeren. Ik dacht net: de minister zal wel denken dat dit een minidebat over de begroting lijkt — dat is het natuurlijk ook — maar dan de LNV-begroting die we na Prinsjesdag behandelen. Zo bedoelde ik het; dank voor de aanvulling, zodat ik nog iets kan specificeren. Ik ben trots op onze boeren en tuinders en hetgeen wat wij hier produceren. We doen dat ook efficiënt. Efficiënt is blijkbaar een lelijk woord aan het worden in onze samenleving, maar we doen het in Nederland afgezet ten opzichte van de rest van de wereld met zo min mogelijk druk op het milieu. Kan het beter? Als mevrouw Bromet aan mij vraagt of het beter kan, zeg ik: ja, het kan beter en daar worden ook elke dag stappen voor gezet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Goed dat de heer Geurts zegt dat het beter kan. Dat vindt GroenLinks ook. Wij zijn ook trots op wat er al bereikt is, maar het kan ook soms een beetje minder.

De heer Geurts (CDA):

Ik zag laatst een staatje. Dan vraag ik me af wat minder is. Tegenwoordig moet je een beetje oppassen met wat je allemaal noemt, maar volgens mij is het aantal koeien nu net zo hoog als 70 jaar geleden, dus: meer, minder, klaar. Ik zie dat de heer De Groot explosief uit zijn stoel aan het krabbelen is.

De voorzitter:

U mag hem niet uitlokken. Hij zit heel rustig.

De heer Geurts (CDA):

Jammer, voorzitter, dat ik hem van u niet mag uitlokken. Ik zal proberen om me daaraan te houden.

Voorzitter. De coronacrisis laat ook minder mooie dingen naar boven komen. Het is toch ongelofelijk en triest dat bepaalde afnemers van land- en tuinbouwproducten oneerlijk handelen en misbruik denken te moeten maken van de coronacrisis. Mij bereikten verhalen dat lopende afleveringsafspraken eenzijdig werden gewijzigd. Ook werden er eenzijdig prijsafspraken doorgevoerd, bestellingen afgezegd en betalingstermijnen overschreden. Kortom, oneerlijke handelsafspraken. Graag hoor ik van de minister wat de bevindingen van de Autoriteit Consument & Markt zijn geweest op dit punt. Hoe staat het met de invoering van de in het regeerakkoord opgenomen voedselscheidsrechter?

Voorzitter. Complimenten aan de minister voor de snelheid waarmee ze een steunprogramma voor de sierteelt en frietaardappelen heeft vormgegeven. Uit het veld verneem ik wel wat geluiden — ik zeg heel nadrukkelijk: ik hoor wat geluiden — dat de spelregels met betrekking tot de frietaardappelen zijn veranderd tijdens de uitvoering van de regeling. Dat zou weer tot gevolg kunnen hebben dat er mogelijk maar een gedeelte van de toegezegde 50 miljoen uitgekeerd zou kunnen worden. Tegen mijn collega's zeg ik dat boeren bij lange na niet de kostprijs vergoed krijgen; om dat ook maar even op te helderen. Zou de minister dit misschien wat kunnen ophelderen, als zij dit punt ook vernomen heeft? Ik denk dat het goed is om daar wat toelichting op te geven, voordat allerlei geruchten mogelijk de waarheid zijn.

Voorzitter. Ik verbaasde mij er ook over dat boeren geen duidelijkheid krijgen over hoe ze zelf geteelde aardappelen aan hun koeien mogen gaan voeren, als ze een gecombineerd akkerbouw-veehouderijbedrijf hebben. Door de coronaomstandigheden en de aangepaste werkwijze van de Kamer heb ik rechtstreeks contact opgenomen met het ministerie over dit soort signalen uit de samenleving. Tot op heden is mij niet gebleken dat hier een oplossing voor is. Ik vraag graag een reactie van de minister vandaag hierop, want ik denk dat het van belang is dat hier duidelijkheid over komt.

Voorzitter. Er zijn ook problemen in de kalverhouderij, met name bij de vrije kalverhouders die wat moeite hebben met de afvoer van hun kalveren. De eendenhouderij die zelf actie heeft ondernomen — ik zeg gelijk tegen mevrouw Ouwehand dat dit niet tot dierenwelzijnsproblemen heeft geleid — staat nu alleen en wordt zelfs belaagd door dierenrechtenextremisten. Ook de situatie in de pluimvee- en varkenshouderij staat onder druk. Dat heeft er gewoon ook mee te maken dat er een wereldwijde coronacrisis is. Ook de visserij heeft het zwaar te verduren, niet in de laatste plaats door de onduidelijkheden rondom de brexit. Ziet de minister nog oplossingen voor deze sectoren of is de problematiek op dit moment al een stuk rustiger?

Voorzitter. Minister Hoekstra gaf in een interview in De Telegraaf aan dat de rekening van corona niet naar de gewone man mag. Tot mijn verbazing zag ik in een Kamerbrief dat de minister voornemens was volgend jaar de NVWA-tarieven met zo'n 6 miljoen euro te verhogen voor de land- en tuinbouw, terwijl de dienstverlening rondom de export in coronatijd door de NVWA was verminderd. Ja, ik realiseer me — zeg ik tegen de medewerkers van de NVWA — de redenen waarom, maar de dienstverlening is wel al verminderd. Zet de minister met het CDA niet liever in op herstel van de economie in plaats van op het verhogen van de lasten?

Voorzitter. Een deel van de gemeenteraad van Apeldoorn — een heel ander onderwerp — heeft middenin de coronacrisis gevonden dat de intensieve veehouderij moet verdwijnen. Buiten het feit dat het CDA dit veel te kort door de bocht vindt gaan, vind ik het onbehoorlijk dat je mensen tergt die dag en nacht bezig zijn met hun bedrijf om door de corona-, prijs- en droogtecrisis heen te komen. Toen ik dat bericht hoorde vroeg ik mij af of het verstandig is dat gemeenten vooruitlopen op en verdergaan dan het beleid van minister Schouten. Vindt de minister het verstandig dat Apeldoorn of welke andere gemeente dan ook een eigen rigoureus beleid gaat voeren? Wat vindt de minister ervan als elke gemeente in Nederland eigen landbouwbeleid gaat voeren? Wat voor overheid ben je dan?

Namens het CDA heb ik de afgelopen jaren al een aantal keren in debatten een pleidooi gehouden voor het fiscaal reserveren voor bijvoorbeeld perioden van droogte, leegstand na dierziekten en andere calamiteiten. Ook de coronacrisis laat zien dat dit niet overbodig zou zijn. De minister heeft nog weinig gedaan met onze suggesties. Althans, het is niet zichtbaar. Ik kan het niet opmaken uit stukken of uit woorden. De vraag is hoe ze daar op dit moment tegen aankijkt. En voordat de minister het zegt, ga ik het zelf zeggen: we hebben als CDA samen met de SGP en steun van andere politieke partijen wel een verbetering van de brede weersverzekering kunnen bewerkstelligen. Ik ben de minister ook zeer erkentelijk en heel dankbaar dat ze zich daarvoor heeft ingezet in het kabinet.

Voorzitter. Met name in Afrika, maar ook in Azië en Latijns-Amerika dreigt een voedselcrisis te volgen op de gezondheidscrisis. Er wordt in het Wereldvoedselprogramma van de Verenigde Naties zelfs voor gewaarschuwd dat door de coronacrisis het aantal mensen in acute hongersnood kan verdubbelen van 135 miljoen naar 260 miljoen aan het eind van dit jaar. Volgens de minister maken de FAO, de Wereldvoedselorganisatie en de Wereldbank per land een analyse van deze situatie en willen zij met het Nederlandse bedrijfsleven bekijken hoe er bijgedragen kan worden aan het robuuster en duurzamer maken van de voedselsystemen in de getroffen landen.

Ik hoorde zostraks een debat tussen GroenLinks en de VVD dat ging over de pluimveesector. Toevallig woon ik in de gemeente Barneveld: pluimvee-city van Nederland. Dus ik heb daar iets van meegekregen als gewone burger. Ik zie hele mooie initiatieven vanuit de gemeenschap van Barneveld richting Midden-Afrika, Noord-Afrika, maar ook zuidelijk Afrika over hoe boeren op die plek zelf pluimvee kunnen houden met kennis vanuit Nederland. Soms begint het met kennis van wat wij in de jaren net na de Tweede Wereldoorlog deden, omdat de stroomvoorziening daar minder is. Je ziet daar echt hele mooie projecten. Ik wil u uitdagen om daar eens kennis van te nemen, want ik denk dat dat een heel mooi voorbeeld is.

Voorzitter. Afrondend op het thema waar ik het net over had, vraag ik de minister of zij kan aangeven op welke termijn zij aan dit voornemen gestalte wil geven en welke mogelijkheden zij ziet voor het robuuster en duurzamer maken van de voedselsystemen.

Tot zover.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Geurts. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter, dank u wel. Ik ben het van harte eens met die collega's die opmerken dat de coronacrisis onze kwetsbaarheid aantoont: de kwetsbaarheid van ons als samenleving en de kwetsbaarheid van ons als mens. Maar ik zou daaraan toe willen voegen: het toont ook aan hoezeer de gedachte van de maakbaarheid van onze toekomst en de maakbaarheid van de samenleving een enorme vorm van zelfoverschatting is. Wat mij betreft bepaalt het ons juist in onze afhankelijkheid, van elkaar onderling, maar vooral ook van de zegen en de bewaring van onze goede God.

Voorzitter. Het gaat om de kwetsbaarheid van alle sectoren, niet alleen van de landbouw. Het gaat om alle sectoren. We hebben het vandaag over de landbouwsector. En inderdaad, als je dan kunt aanschuiven aan keukentafels, voor zover dat nog mogelijk is — ik doe het digitaal — merk je dat daar zorg over heerst, of het nu gaat over de tomatentelers, de aardappeltelers of de kalverbedrijven. Ze zien opeens dikke rode cijfers. Die marktverstoring is ook niet van vandaag op morgen voorbij. Dit staat nog los van de toenemende maatschappelijke eisen aan de voedselproductie.

Voorzitter. Dank aan de minister voor de snelle reacties en de steun voor tuinders en aardappeltelers. Dat wordt zeer gewaardeerd. Als ik mijn oor goed te luisteren leg, lijkt er ondertussen sprake te zijn van een soort onderuitputting van het gereserveerde budget van 650 miljoen. Ik hoor graag de laatste stand van zaken.

Het is goed dat de minister snel met haar regeling kwam voor de aardappelsector. Het is nog onduidelijk hoe omgegaan wordt met de lage opbrengst van alternatieve bestemmingen voor de aardappelen. Ik zou zeggen: laat die maar gewoon buiten beschouwing. Het steunbedrag is niet overdreven hoog. Het blijft een groot zorgpunt hoe het seizoen 2020-2021 zal verlopen. De aardappelen zitten inmiddels in de grond. De kans is groot dat de vraag naar frietaardappelen het komende jaar nog bij lange na niet op het oude niveau komt. Dat betekent dat de markt dus fors onder druk blijft staan. Mijn vraag aan de minister is concreet of zij bereid is om in gesprek te blijven met de brancheorganisaties om te kijken hoe een nieuwe klap op de langere termijn kan worden voorkomen. Want ook als de crisissituatie rondom de coronapandemie voorbij is, zijn de gevolgen nog niet voorbij.

Het is ook goed dat de minister snel kwam met haar regeling voor de sierteelt, maar er is in de tuinbouw meer aan de hand. Verschillende groentetelers die een aanzienlijk deel van de oogst aan de horeca en catering leveren, vallen door de strenge voorwaarden toch buiten de regeling. Verder gaan tomaten en komkommers die normaal richting de horeca gaan, nu naar de supermarktschappen. Dat betekent een enorme prijsdruk voor alle telers, degenen die leveren, maar ook degenen die niet mogen leveren. En we staan nog maar aan het begin van het oogstseizoen. Deze groentetelers kunnen geen gebruik maken van de NOW-regeling, de noodmaatregel overbrugging voor werkbehoud, omdat het product wel geoogst moet worden. De vergoedingen in de Europese regelingen stellen te weinig voor en bieden in ieder geval geen soelaas. Heeft de minister het probleem voor deze groentetelers in beeld? Welke mogelijkheden ziet zij voor ondersteuning? Kan in het algemeen niet meer rekening gehouden worden met omzetderving ten opzichte van het verleden? Kan het meetmoment dus niet wat nader gepreciseerd worden?

Siertelers en andere tuinders verwachten ook in het derde kwartaal forse omzetverliezen, maar de huidige regeling loopt vandaag af. Dat is er de regeling aanvullende tegemoetkoming. Gaat de minister in gesprek met de sector om te kijken wat er de komende maanden nodig is? Daarmee sluit ik aan bij de vragen van collega Weverling. Is, gelet op de waarschijnlijke onderuitputting van het budget, verlenging mogelijk? De NOW-regeling is wel verlengd, maar zoals gezegd, daar kunnen deze ondernemers geen gebruik van maken.

Dan de kalverhouderij. Twee groepen zijn hard geraakt door de coronacrisis — extra hard misschien wel — maar vallen buiten de huidige steunregeling, namelijk eendenhouders en kalverhouders. Zeker vrije kalverhouders, die niet onder een integratie vallen, hebben te kampen met enorme omzetverliezen. Ik zag bedragen van honderdduizenden euro's langskomen. De problemen in de kalverhouderij raken natuurlijk ook de melkveehouderij, waar de jonge kalveren vandaan komen. De kalfsvleessector valt nog steeds buiten de Europese regeling. Als daar op korte termijn geen verandering in komt, is de minister dan bereid om de waarschijnlijke onderuitputting van het crisisbudget te benutten om bedrijven in deze sector op een of andere wijze te ondersteunen?

Tot slot het punt van fiscaal reserveren, waarvoor ook collega Geurts zojuist aandacht vroeg. De opbrengsten en omzetten in de landbouw fluctueren sterk. Dat is eigen aan de sector, in relatie tot de markt. Verschillende boeren hebben naast corona ook te maken met de gevolgen van de droogte, voor het derde jaar op rij. Dat onderstreept in mijn ogen de noodzaak om ervoor te zorgen dat agrarische bedrijven in vette jaren, die zij gelukkig af en toe ook hebben, eenvoudiger fiscaal kunnen reserveren voor magere jaren. Ik vraag de minister graag om actie op dit punt te ondernemen. Ik besef dat het een ander departement is, maar die verkokering moeten we achter ons laten.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Dan is nu het woord aan de heer Futselaar namens de SP.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. Bij de behandeling van de begroting van LNV afgelopen najaar, de begroting waarop wij nu twee correcties behandelen, begon ik met de constatering of voorspelling dat het een hard jaar zou worden. Ik geef toe dat ik toen alleen nog aan de stikstofcrisis dacht. Hoewel ik durf te beweren dat mijn sombere voorspellingen daarover toch wel redelijk zijn uitgekomen — als het gaat om "hard" verwijs ik ook naar de harde woorden die de heer Remkes afgelopen maandag heeft gesproken — had ik de meeste ellende die wij over ons heen hebben gekregen, niet voorzien. Ik had bijvoorbeeld afgelopen najaar niet voorzien dat wij nu begrotingswijzigingen zouden behandelen die de LNV-jaarbegroting, als je de apparaatskosten weglaat, bijna verdubbelen vanwege de steunmaatregelen rond corona. Ik had toen nog niet voorzien dat debatten over het disfunctioneren van slachterijen en de NVWA bijna wekelijks zouden gaan plaatsvinden, tot gisteren aan toe. En ik voorzag niet dat ik het CDA nog hartstochtelijk zou horen pleiten voor een voortijdige sluiting van de nertsenhouderij.

Vandaag bespreken wij met name de steunmaatregelen voor de agrarische sector en daarnaast de uitbreiding van de saneringsregeling voor de varkenshouderij. Ik zal het niet heel erg spannend maken: ik zal de SP-fractie adviseren om in te stemmen met deze begrotingswijzigingen. Ik moet zeggen dat we niet eens zo heel erg veel keus hebben, want een deel van het geld is gewoon al uitgegeven doordat de steunpakketten sinds mei openstaan. Je kunt altijd discussiëren over de aard en de omvang van de steunpakketten — terecht verwees mevrouw Ouwehand naar de karigheid waarmee sommige andere sectoren zijn geholpen — maar toch is het evident dat de tuinbouw- en aardappelsector een mate van steun verdienen, omdat zij direct en indirect getroffen zijn door maatregelen van onze overheid en andere overheden vanwege corona. De tuinbouw en sierteelt door het in een klap wegvallen van de export en de aardappelsector door het wegvallen van de horeca, die een directe afnemer was van producten van die sector. Wat de saneringsregeling voor varkens betreft kent de Kamer het standpunt van mijn partij over de omvang van de veestapel. Dus elk varken minder is er een meegenomen, waarbij ik wel wil benadrukken dat we wat ons betreft de gestapelde problematiek, niet in het minst ons stikstofprobleem, veel beter zouden kunnen aanpakken met een gericht opkoopbeleid. Dat vindt meneer Remkes overigens ook, maar daar zullen wij waarschijnlijk volgende week verder over discussiëren.

Dus voorzitter, steun voor de steun. Maar ik geef er wel een waarschuwing bij, want zoals alle economische steunpakketten is dit eindig. We zijn er nog lang niet, niet met de coronacrisis maar ook niet met de economische crisis die daaruit voortkomt. Alle negatieve prijsontwikkelingen op de wereldmarkt voor voedsel kan en moet de overheid niet gaan compenseren. Dat geldt ook waar ketens niet meer goed functioneren en voor extra kosten komen. Verschillende sprekers hebben al gewezen op de kwetsbaarheid van lange ketens, ook bij voedsel. Dat kan niet zo doorgaan. De vooruitzichten zijn wat dat betreft best wel somber; dat moeten wij hier ook constateren. En dan lijken wij ook nog eens opnieuw af te stevenen op een droge zomer.

Als ik dan toch iedereen een depressie aan het aanpraten ben, wil ik nog een laatste punt aanhalen, namelijk onszelf. De coronacrisis zorgt namelijk niet alleen voor veel menselijk leed in de eerste plaats, voor dierenleed, voor veel economische schade, maar zorgt ook voor bestuurlijke vertraging in heel veel dossiers. Ik wil u toch even voorrekenen, dat we na vandaag nog zo'n dikke drie weken tot het zomerreces hebben. Dan is deze Kamer met reces tot september.

Vanaf januari volgend jaar zal er waarschijnlijk vrijwel geen wetgeving meer behandeld worden in de aanloop naar de verkiezingen. Dat geeft dit kabinet en deze Kamer in deze samenstelling nog ongeveer viereneenhalve maand om zaken concreet te regelen. Viereneenhalve maand om een nieuw mestbeleid vast te stellen, als dat er komt. Om een bossenstrategie aan te nemen, als die er komt. Om werk te maken van kringlooplandbouw, weet u nog, meneer De Groot bijvoorbeeld, kringlooplandbouw? Dat zou volgens deze begroting in 2020 gaan gebeuren, daar werk van maken. Heeft u het al gezien?

Ik zelf eigenlijk niet, en dat wil ik niet eens als een verwijt brengen, want we hebben een stikstofcrisis gekregen, we hebben een coronacrisis gekregen, dat kost allemaal tijd en inzet. Maar ik stel het hier wel zakelijk, coalitiepartijen. Viereneenhalve maand effectief functioneren hebben we nog om iets voor elkaar te krijgen. Dus mijn advies zou zijn: tel uw knopen, stel uw prioriteiten, en als u er onderling niet uit komt — en eerlijk gezegd, u komt op dit moment niet supereendrachtig over op sommige dossiers — dan moet u misschien de oppositie eens opzoeken. Want dan kan er misschien nog iets bereikt worden. Verder vertragen lijkt mij geen zinvolle strategie meer in dit stadium.

Voorzitter. De tweede helft van dit begrotingsjaar gaat ook een hard halfjaar worden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Futselaar. O, de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Het ging heel snel. Ik wil toch één ding niet onbesproken laten. Dat zat in het begin van de bijdrage van de heer Futselaar, over de hartstochtelijkheid van de heer Geurts in relatie tot het afschaffen van de nertsenhouderij. Zo heb ik dat in ieder geval gisteren niet zelf inwendig ervaren, omdat ik gewoon weet hoe moeilijk de nertsenhouderij het heeft. Dus ik kan die classificatie "hartstochtelijk" in ieder geval niet delen. En het laatste punt, om dan maar weer positief te eindigen: heb ik hieruit begrepen dat de SP aanbiedingen doet om mee te denken over het vormgeven van beleid dat wat dichter richting de coalitiepartijen komt dan de eigen denkbeelden van de SP?

De heer Futselaar (SP):

Laat ik met het eerste beginnen. De term "hartstochtelijk" was van mij. Volgens mij heeft de heer Geurts gisteren de term "historisch" gebruikt, dus die kunnen we ook inzetten. Als het gaat om de positie van de SP ten opzichte van de coalitie, zie ik het liever zo. Ik denk dat wij dichter staan bij sommige coalitiepartijen dan het gemiddelde van de coalitie op dit moment. Als binnen de coalitie tegenstellingen ervoor zorgen dat er niets gebeurt, en op sommige dossiers heb ik de indruk dat de tegenstellingen zorgen dat er niets gebeurt, dan ligt het misschien voor de hand dat sommige coalitiepartijen — ik wil echt geen namen noemen — misschien wat meer de richting van de oppositie opzoeken.

De voorzitter:

De heer De Groot heeft het niet gezien. Ja, u moet opletten! Dank u wel, meneer Futselaar. Tot slot is het woord aan de heer Madlener namens de PVV.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Het zijn moeilijke en ingewikkelde tijden. De ontwikkelingen gaan snel en de gevolgen van de crisis zijn zeker nog niet allemaal te voorspellen. Er zijn sectoren waar de schade heel groot is, de aardappel- en sierteeltsector lijkt hier veel besproken en is hard getroffen. Ik ben ook vooral heel benieuwd naar de laatste stand van zaken, want het gaat allemaal snel en iedere week is er bijna een nieuwe situatie.

Wat mij is opgevallen is dat de tuincentra in Nederland het gigantisch druk hebben. Ik heb er ook een paar bezocht. De prijzen leken ook nog eens verhoogd te zijn in plaats van verlaagd, en er stonden rijen voor de deur. Dus daar gaat het in ieder geval goed. Dat zal in het buitenland dan ook wel zo zijn, denk ik. Ik denk dat de Belgen en de Duitsers en de Engelsen ook zin hebben om hun tuintje mooi te maken. Dan moeten we natuurlijk wel kunnen exporteren. Dat is de grootste bron van zorg.

Wij steunen het steunpakket voor de ondernemers die het moeilijk hebben, maar het op gang brengen van de export is natuurlijk het belangrijkste. Ik ben heel benieuwd naar de laatste stand van zaken. Ik wil ook weten of het steunpakket nu nog up to date is en of er geen andere, nieuwe verliezers of sectoren in de gevarenzone zijn.

En hoe staat het met de visserij? Dat is ook door anderen al gevraagd. Er is een Europees steunpakket, maar dat overlapt het Nederlandse beleid. Het is voor mij moeilijk te overzien hoe Nederland eruit komt in het Europese steunpakket. Wij hebben ook meer vrijheid gekregen, heb ik begrepen, om te schuiven met budgetten. Ook dat is al gevraagd door de SGP en daar kan ik me bij aansluiten. Zijn de grenzen dus open voor onze exportproducten en zijn er nog landen die dat tegenwerken? Staan er ondernemers op omvallen? Ook dat is voor mij onduidelijk. In de horeca weten we dat dat zo is, maar in de agrarische sector heb ik daar eigenlijk nog niet veel over kunnen vinden. Dat is toch waar het om gaat: om ondernemers de crisis door te helpen, zodat er geen bedrijven verloren gaan. Dat maakt deze extra steunbegroting wel een beetje cynisch, want een paar dagen geleden stond de heer Remkes nog een pleidooi te houden voor het vernietigen of wegpesten van een groot aantal boerenbedrijven.

Het onderwerp "slachthuizen en nertsen" is in andere overleggen besproken. Daar zal ik het vandaag niet over hebben.

De nationale steunmaatregelen lopen parallel met Europese steunmaatregelen. Ik kan niet goed overzien hoe dat elkaar overlapt. Ik ben benieuwd hoe Nederland eruit komt als het gaat om de Europese budgetten. Ik ben daar altijd beducht voor, want ik weet hoe dat gaat in Brussel. De nationalistische landen — de Fransen, de Polen — komen goed voor hun burgers op en Nederland is dan altijd wat milder, om het maar lief uit te drukken. Gaat Nederland de EU-gelden ook flexibeler benutten? Zullen wij niet proportioneel achterblijven bij het binnenhalen van die budgetten voor onze grote agrarische sector?

Ten slotte, voorzitter. Deze crisis heeft ons geleerd dat we zuinig moeten zijn op wat we hebben en dat een betrouwbare Nederlandse voedselvoorziening cruciaal is. Ik ben dan ook heel blij dat we nog zo veel boeren hebben en niet geheel afhankelijk zijn van het buitenland. Laten we dat koesteren en onze agrarische sector niet alleen als vervuilers zien ten koste van het milieu, want stikstof- en klimaatgedram kunnen we echt niet gebruiken in deze tijd.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Madlener. Daarmee zijn we aan het eind gekomen van de eerste termijn van de zijde van de Kamer. Ik kijk naar de minister of ze behoefte heeft aan een korte schorsing of dat we een schorsing van een halfuur houden, die dan ook gelijk de lunchpauze is. Ik schors de vergadering tot 12.10 uur. Of zullen we er 12.15 uur van maken? Ja. Dan schors ik de vergadering tot 12.15 uur.

De vergadering wordt van 11.39 uur tot 12.15 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit het woord.

Minister Schouten:

Dank u wel, voorzitter. Ik permitteer mij even om mij aan te sluiten bij de woorden die heer Bisschop net zei. We hebben het vandaag technisch gezien natuurlijk over een steunpakket, maar als je een beetje uitzoomt, zie je dat het hier gaat om een pandemie waarvan heel veel mensen pijn ondervinden, met vrienden en familie, maar ook economisch. Ik wil benadrukken dat het ook echt om het menselijk leed gaat dat hierachter schuilgaat. Het brengt ook dingen naar boven: de kwetsbaarheid van de mens en de kwetsbaarheid van de systemen die wij met elkaar gebouwd hebben. Een aspect daarvan is dat we denken dat alles maakbaar is, terwijl we nu zien dat dat eigenlijk heel snel omvalt als er iets gebeurt. Dat kan ons op een bepaalde manier ook wel nederig maken. We kunnen allerlei dingen bedenken en hebben allerlei zaken voor ogen die we willen en die we denken allemaal te kunnen realiseren, maar uiteindelijk leven we allemaal in afhankelijkheid. Dat geloof ik ook. Daar wilde ik even bij aansluiten voordat ik overga naar alle technische vragen die gesteld zijn.

Mevrouw Ouwehand heeft een uitvoerig betoog gehouden over het fokverbod. Dat sloot een beetje aan bij datgene waarover het debat gisteren ook voor een deel ging. Zij had toen ook al aangekondigd dat ze met amendementen zou komen. Ik ga meteen maar door naar de amendementen, want ik denk dat de discussie over wat daarin staat, gevoerd kan worden. Mevrouw Ouwehand heeft twee amendementen ingediend. Het eerste strekt ertoe het verbod op de nertsenhouderij al in te stellen in 2021. Dus zij vervangt de datum van 2024. Die gaat naar 2021. Daar hebben we het gisteren al over gehad. Je moet een reden hebben waarom je deze zaak naar voren haalt. De rechter zal ook toetsen op proportionaliteit. Er is tien jaar geleden een uitvoerig debat geweest, tot aan de hoogste rechter aan toe, over wat proportioneel is en hoe daartegen aangekeken wordt. Ik moet één ding toelichten. Het is mogelijk om een tijdelijk fokverbod — ik geloof dat de heer Geurts dat noemde — in te stellen op basis van besmettelijke dierziekten. Dat is opgenomen in de GWWD. Dat is gebeurd naar aanleiding van de varkenspest in 1997. Mijn ambtsvoorganger heeft toen besloten tot een tijdelijk fokverbod. Dus die grond van een besmettelijke dierziekte bestaat wel. Mevrouw Ouwehand vraagt om een permanent fokverbod. Dat kan uit het oogpunt van proportionaliteit problematisch zijn. Je moet dus ook een goeie onderbouwing hebben voor waarom je dat fokverbod invoert. Dit amendement gaat daarin te ver.

De voorzitter:

Ik dacht eerst mevrouw Ouwehand. Nee, eerst mevrouw Bromet. Prima.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik heb een korte vraag over de tijdelijkheid. Kan die tijdelijkheid ook drie jaar zijn?

Minister Schouten:

Dat hangt natuurlijk samen met de onderbouwing van de reden waarom je dat nodig hebt. Je zult dat dus wel heel goed moeten onderbouwen. Het gaat hier ook om de ontneming van eigendom, een heel zware grond waarop altijd wel getoetst wordt. Het ontnemen van je bezit en dergelijke is een van de harde toetsstenen waar altijd naar gekeken wordt. Je moet dat echt relateren aan een omstandigheid die zich op dat moment voordoet. Mijn inschatting is dat het bij de rechter heel moeilijk standhoudt als we nu al zouden vooruitlopen op van alles en het nu al invoeren als een preventieve maatregel.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voor de duidelijkheid: er liggen twee voorstellen voor, waaronder van de Partij van de Arbeid en de Partij voor de Dieren om het op grond van de Wet publieke gezondheid te doen. De Kamer stemt daar dinsdag over. Ook andere sectoren moesten gewoon dicht om de bestrijding van het coronavirus effectief op te kunnen pakken. Volgens die route kan je ook een fokverbod afkondigen. We worden gewaarschuwd voor fokken met dieren die bevattelijk zijn voor corona en een reservoir vormen: doe dat niet. Dat betekent dat je wel iets moet compenseren, maar niet de hoofdprijs. Gisteren in het debat kwam ook een ander voorstel op tafel: kom met een stoppersregeling die zo aantrekkelijk is dat alle nertsenfokkers in 2020 stoppen. Daar komt dit amendement uit voort. Als die regeling er komt ... Ik begrijp: we hebben er nog niet over gestemd en we weten ook nog niet hoe het kabinet er dan mee omgaat. Maar als de Kamer die route kiest en het kabinet ook, dan vind ik dat je het ook moet dichttimmeren. Daar is dat amendement voor bedoeld.

Minister Schouten:

Ik snap de achtergrond van het amendement. Ik probeer alleen de juridische kaders te schetsen waarbinnen ook gekeken zal worden naar de proportionaliteit van deze maatregel. Tot nu toe, ook als je kijkt naar de jurisprudentie en wat er rondom de nertsenhouderij is gewisseld, komt het steeds uit op een schadevergoeding dan wel een lange looptijd. Er is toen uiteindelijk gekozen voor de lange looptijd; dat is een uitfaseringsmaatregel. Als je hiertoe overgaat, dan zul je sowieso ook vraagstukken krijgen over schadevergoedingen. Als we tot een regeling komen, dan zouden die weleens hoger kunnen zijn dan een stoppersregeling. Ik waarschuw maar even: als u zo'n amendement aanneemt, kan het misschien wel een in de ogen van mevrouw Ouwehand tegengesteld effect hebben, namelijk dat je veel hogere schadevergoedingen moet gaan betalen.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben me daarvan bewust. Daarom kiezen wij nadrukkelijk voor een andere route. Maar als er dan toch veel geld wordt uitgetrokken, dan moet het ook echt afgelopen zijn. Dat is ons punt.

Voorzitter, in uw richting. We moeten goed kijken naar de timing, want we moeten eerst stemmen over die twee voorstellen. Dan moeten we nog horen wat het kabinet ermee gaat doen. Dus het zou kunnen dat ik dit amendement indien bij een volgend wetsvoorstel dat nog voor de zomer voorbijkomt, omdat we dan meer weten over waar de Kamer voor kiest en hoe het kabinet dat gaat oppakken. Ons punt is wel dat als er wordt gekozen voor de route van heel fors compenseren, het dan ook afgelopen moet zijn.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Schouten:

Ja, maar dat zal te maken hebben met de mate waarin een bedrijf al dan niet gebruik wil maken van zo'n regeling. Daar zal het op vast hangen. Ik kan iemand niet dwingen om een bedrag te incasseren. Als iemand zegt "ik wil geen bedrag, want ik wil door", dan is die mogelijkheid er. Dat is mijn punt. Aan de andere kant wil je proberen die discussie te voorkomen. Ik hoor ook dat de heer Geurts in zijn motie en mevrouw Bromet dat willen. Dat hoor ik ze eigenlijk zeggen.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, ik richt mij even vrij procedureel tot u. Ik ben nu even de weg kwijt ...

De voorzitter:

Ik ook een beetje.

De heer Geurts (CDA):

... hoe mevrouw Ouwehand nu dit amendement denkt te behandelen. Je kunt het niet aanhouden ...

De voorzitter:

Nee.

De heer Geurts (CDA):

... want dan zouden we de hele wet moeten aanhouden. Dat heeft niet onze voorkeur. Dus ja, hoe gaan we dit doen?

De voorzitter:

Wacht u heel even ...

De heer Geurts (CDA):

Hoe zit dit? Gaat ze het nu intrekken? Niet? Wel? Kunnen we het er niet meer over hebben? Ik vind het heel raar.

De voorzitter:

Goed. Mevrouw Ouwehand, we gaan geen procedurele discussie voeren. Inderdaad, u kunt een amendement in stemming brengen of intrekken. Aanhouden hoort er niet bij. Als u wil dat we daarover stemmen, dan moet u dat aan de Kamer voorstellen bij de stemmingen. Als niemand daar bezwaar tegen heeft, dan doen we dat. Maar dat is aan de Kamer. Ik zou het daarbij willen laten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Heel goed, voorzitter. Ik wilde zeggen dat ik het ook zo ga doen. Afhankelijk van de stemmingen zou het kunnen dat ik gedurende de stemmingen vraag om dit pakket één weekje uit te stellen, afhankelijk van hoe het loopt.

De voorzitter:

Ook daar heeft u een meerderheid van de Kamer voor nodig.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Zeker.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Schouten:

Ik vind het wel een zwaar middel om zo'n pakket dan uit te stellen. Maar goed, dat is de keuze van de Kamer. Dit wetsvoorstel gaat echt over iets heel anders dan de wet op het verbod op de pelsdierhouderij, maar dat is mijn persoonlijke opvatting.

Dan komen we bij het tweede amendement van mevrouw Ouwehand. Ik heb even zitten bedenken dat dit bijna wel het droomamendement van mevrouw Ouwehand kan zijn. Als het wordt aangenomen en zij de volgende minister van Landbouw wordt, waar zij natuurlijk heel veel ambitie op heeft, dan zie ik dat zij met dit artikel in de hand zomaar de hele veehouderij uit Nederland kan gaan halen. Zij heeft er namelijk een opvatting over in het kader van dierenwelzijn of dat wel of niet oké is. Dat hoorde ik haar net ook zeggen. Ik denk dat er dan wel een probleem gaat ontstaan, ook in het kader van de proportionaliteit. Dit amendement gaat over een fokverbod of regels voor het fokken van dieren voor alle diersoorten op basis van de gezondheid of het welzijn van dieren. Dat is wel heel open geformuleerd. Dat zou ik op deze manier dus ook moeten ontraden.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand tot slot op dit punt.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik ben blij te horen dat het voorzetje van de SGP ook wordt gedeeld door de minister, namelijk dat de kans heel reëel is dat de Partij voor de Dieren binnenkort de nieuwe minister van Landbouw levert. Dat biedt hoop.

Minister Schouten:

Haha. Gaat ze het ook doen? Dat is dan de grote vraag natuurlijk.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dat is dan natuurlijk de grote vraag, ja. Maar ik wil de minister wel even meenemen. Ik zal nog even goed kijken, maar het is een kan-bepaling, dus alleen de mogelijkheid wordt aan de wet toegevoegd. In de toelichting, die altijd ook telt, over hoe er vervolgens naar deze wijziging van de wet wordt gekeken als die is doorgevoerd, staat heel nadrukkelijk beschreven over welke situaties dat gaat. Dat is dus als er uitzonderlijke situaties zijn, zoals aankomende hitte, wegvallende afzet en problemen in de slachthuizen. Dus het amendement dekt al in in welke situaties je gebruik zou kunnen maken van deze bepaling als je het geluk hebt om de minister van Landbouw te zijn.

Minister Schouten:

Ik lees toch echt net wat anders in de toelichting. Daar staat: "beoogt de wettelijke basis te creëren om ook op andere gronden dan een besmettelijke dierziekte over te kunnen gaan ...". Dat klopt maar dan staat er: "zoals bij dringende of dreigende dierenwelzijnsproblemen". Dat is wel een heel open norm. Het is er ook nog eens een die dreigt, dus je weet ook nog geeneens wanneer het plaatsvindt. Dat is echt een open norm waardoor je eigenlijk op alle momenten zou kunnen overgaan tot een fokbeperking of een fokverbod. Dan kom je ook in de discussie of je het bezit, het eigendom van mensen, zo kunt beïnvloeden. Mijn inschatting is dat dat op basis van dit amendement en deze bepalingen te ver gaat.

De voorzitter:

Ik denk dat jullie genoeg van gedachten hebben gewisseld over dit amendement. U heeft uw best gedaan, mevrouw Ouwehand, om uw amendement toe te lichten. Ik heb niet de indruk dat jullie naar elkaar toe zouden groeien door meer interrupties.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Nee, maar voor de Handelingen wil ik toch opgemerkt hebben dat ik kijk of ik de formulering nog wat scherper kan laten aansluiten bij wat er wel degelijk in de toelichting staat: ja, het gaat dus om die dreiging. Als je weet dat de kans groot is dat er een hittegolf aankomt, dan kan je wel wachten, maar dan zitten dus al die vleeskuikens in die stallen. Er zijn 155.000 dieren afgelopen zomer doodgegaan in de stallen vanwege de hitte. Dat lijkt me een reële dreiging. Daar doel ik op.

De voorzitter:

Goed. Ik stel voor dat u verdergaat. Volgens mij was het oordeel duidelijk.

Minister Schouten:

Ja, ontraden.

Dan zijn er nog een paar andere vragen van mevrouw Ouwehand. Zij vraagt: klopt het dat varkenshouders ook noodvoorzieningen hebben en heeft de hele sector dit? Varkenshouders moeten op grond van de verplichting uit de IKB een noodhuisvestingsplan hebben in het kader van besmettelijke dierziekten. Er is met de sector afgesproken dat zij op korte termijn maatregelen daarvoor uitwerken, bijvoorbeeld door te kijken of ander voer kan bijdragen aan het minder snel laten groeien van de dieren om te voorkomen dat er te veel dieren in de stal komen te staan als er problemen komen in de keten. Het kan ook om extra noodhuisvesting gaan door bijvoorbeeld een tijdelijke overkapping te maken tussen twee stallen. Ik heb begrepen dat men de WUR heeft gevraagd om maatregelen in beeld te brengen die daaraan kunnen bijdragen. Dus het klopt dat daar ook naar wordt gekeken.

Er is gevraagd wanneer de regelingen rondom het vervoer boven de 35 graden in werking treedt. Die zal, als de Brusselse notificatie goed verloopt, eind deze maand in werking treden. We krijgen waarschijnlijk volgende week reactie uit Brussel, maar ik houd even een slag om de arm.

Over het slachttempo heb ik gister al aangegeven dat we daarnaar aan het kijken zijn, dat de NVWA ook daarnaar aan het kijken is en dat ik daar in het najaar bij uw Kamer op terugkom. Dus dat loopt ook.

Mevrouw Ouwehand vraagt ook naar de steunmaatregelen en de voorwaarden die daaraan zijn verbonden. Dat vroeg mevrouw Bromet onder anderen ook. De steun is gericht op het lenigen van de acute nood, het kunnen doorbetalen van rekeningen en salarissen. De regeling ondersteunt bedrijven met toekomstperspectief om ze overeind te kunnen houden. Dat is ook nodig om na de coronacrisis weer de nodige investeringen te doen, bijvoorbeeld in het kader van duurzaamheid. Daar hebben we natuurlijk ook wel wat afspraken over gemaakt. We hebben bij dit steunpakket, zoals bij alle andere steunpakketten van het kabinet, geen nadere voorwaarden gesteld, omdat het echt gericht was op het lenigen van de eerste nood en om daar echt doorheen te komen.

Voorzitter. Misschien is het ook goed dat ik gelijk een overzicht geef van wat de stand van zaken per gisteren was van de regelingen. Dan heeft uw Kamer dat ook gelijk allemaal scherp. Meerdere leden vroegen daar namelijk naar. Bij de sierteelt en het onderdeel voedingstuinbouw is tot gisteren voor ruim €156.000 aangevraagd. Excuses, dat moet 156 miljoen zijn. Ik zag een komma staan waar een punt stond. Het is ruim 156 miljoen. Op twee punten is de regeling nog wat gewijzigd, wat effect kan hebben op dit bedrag. Dat is namelijk het percentage dat vanuit de voedingstuinbouw aan de horeca zou moeten worden geleverd om daarvoor in aanmerking te komen. Dat was 75% en we hebben dat verlaagd naar 60%. Er valt dus een grotere groep vanuit de voedingstuinbouw onder de regeling. Dat zal echt een substantieel effect hebben op dit bedrag. Verder is in de regeling nu ook rekening gehouden — volgens mij stelde de heer Weverling daar een vraag over — met de grootte van de bedrijven. Met betrekking tot bedrijven die in de afgelopen drie jaar — we kijken drie jaar terug naar de gemiddelde omzet — net gegroeid zijn en daarmee geen rekening kon worden gehouden omdat ze nog geen omzet hadden op de groei, vindt nu een aanpassing plaats, zodat ook rekening wordt gehouden met het feit dat dat bedrijf gegroeid is. Dat zal ook nog wel invloed hebben op de bedragen. Overigens zullen de aanvragen tot 18 juni kunnen worden ingediend. Men heeft dus nog even tijd om de aanvragen goed en goed onderbouwd in te dienen, ook omdat we deze precisering van de regeling net hebben toegestaan, waarbij men daar ook nog de aanvragen op kan doen. Dus dit is tot en met gisteren de sierteelt. Ik zie dat enkele leden een interruptie willen plaatsen, maar misschien mag ik het even afmaken, dan kan ik gelijk de andere zaken ook even mee laten lopen.

De voorzitter:

Ja, dat mag.

Minister Schouten:

De frietaardappels. Daar is inmiddels een bedrag aangevraagd ter hoogte van 52,6 miljoen. Dat is dus over het maximum van 50 miljoen heengegaan. Hierbij geldt ook dat, als de bedragen fors toenemen, het bedrag van €0,06 per kilo omlaag zal moeten, zodat we niet door het plafond gaan. Deze regeling is dus eigenlijk op dit moment volgelopen.

Dan was er ook nog een vraag over de stilligregeling voor de visserijvloot. Daar is nu een aangevraagd bedrag van een goeie 6 miljoen. Dat is voor 238 aanvragen. Dat waren de vragen over de steunregeling en het overzicht.

De voorzitter:

Dan ga ik naar mevrouw Bromet. En dan de heer De Groot? Nee, de heer Weverling. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik heb een vraag over de sierteelt en de 156 miljoen die dus nog substantieel verhoogd wordt.

Minister Schouten:

Of dat substantieel wordt, weet ik niet, maar die zal nog wel wat verhoogd gaan worden, ook omdat er nog tijd zit in de aanvragen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Stel dat het verdubbelt, stel dat het 300 miljoen wordt. Dan is het nog maar de helft van het gereserveerde bedrag wat het kabinet voor de sierteelt beschikbaar heeft gesteld. Waar was die 650 miljoen op gebaseerd?

Minister Schouten:

Die was gebaseerd op een berekening dat er de afgelopen drie maanden — toen waren het de komende drie maanden, maar nu geldt dit achteraf — een vraaguitval was die vergelijkbaar was met wat er in het begin gebeurde rondom de sierteelt. We hebben gezien dat de markt gelukkig is aangetrokken en dat de situatie daar gelukkig verbeterd is ten opzichte van de eerste prognoses die er waren. Dat heeft invloed gehad op de hoogte van het bedrag. Als voorbeeld: we hebben er een grens van minimaal 30% omzetverlies in zitten. We zien nu dat er bedrijven zijn die daar niet boven komen en daardoor geen steun ontvangen.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Dit is een begrotingsbehandeling. Er wordt ons nu gevraagd om in te stemmen met een bedrag dat hoog is ...

Minister Schouten:

Zal ik dat toelichten? Ik geef nu de stand van zaken. Ik moet natuurlijk nog kijken hoe het einde eruitziet. De regels en kaders zijn duidelijk en alles wat over is, gaat gewoon terug naar de algemene middelen. Het is dus niet zo dat het aan mijn begroting wordt toegevoegd en dat ik dat elders kan gaan uitgeven. Dit was de maximale hoeveelheid die beschikbaar was voor deze regeling. Gelukkig zien we dat het met de markt beter is gegaan dan toen voorspeld werd. Uiteindelijk wil je dat daar gewoon regulier verdiend wordt. Als er geld over is, dan gaat dat weer terug naar de staatskas. Het is belastinggeld en daar moeten we zuinig mee omgaan.

De heer Weverling (VVD):

Ik dank de minister voor haar toelichting. Ik begrijp dat het percentage bij de food service van 75 naar 60 gaat. Dat is goed om te constateren; dank daarvoor. Ze had het over de groei van bedrijven in de afgelopen drie jaar; die wordt meegenomen. Dat is breder dan de food service?

Minister Schouten:

Ja.

De heer Weverling (VVD):

Dat had betrekking op de sierteelt?

Minister Schouten:

Ja, op de hele regeling.

De heer Weverling (VVD):

De hele regeling. Oké. Dat was mijn verhelderende vraag. Heeft u ook nog goed nieuws aan ons te melden over de plafonds? Tussen €500.000 en 3 miljoen zit een hele grote stap.

Minister Schouten:

Daarvoor gelden de regels zoals ze gelden. Die plafonds zijn ook afhankelijk van de omzet van bedrijven. Die staan vast en daar heb ik nu niks op te wijzigen. Dit zijn de kaders.

De heer Bisschop (SGP):

Ik dank de minister voor de toelichting. Die is helder. Wat betreft de maatregelen ten behoeve van de sierteelt en de tuinbouwvoedingsgewassen: de eis dat er voor 75% geleverd moet worden aan de horeca wordt teruggebracht naar 60%. Mijn vraag is: heeft de minister zicht op hoeveel bedrijven daardoor geholpen worden en op hoeveel bedrijven daardoor in de problemen blijven? Want mijn ervaring is dat lang niet alle bedrijven dat kunnen aantonen, zeker niet als er via derden geleverd wordt en dat soort zaken. Dan wordt het een stuk lastiger. Heeft de minister daar een wat nadere toelichting op?

Minister Schouten:

Ik heb de exacte hoeveelheid bedrijven nu niet scherp. Sterker nog, dat moet de komende weken blijken. Het gaat niet alleen over het percentage dat je levert aan de horeca, maar bijvoorbeeld ook over de vraag of er meer dan 30% aan omzetverlies is geweest. Die combinatie van factoren kan ik nu niet op voorhand allemaal inschatten. Ik zal kijken of ik daar enigszins een gevoel bij kan geven in de tweede termijn, maar ik temper eventjes de verwachtingen, want dat is van heel veel factoren afhankelijk, niet alleen van die 60%.

De heer Bisschop (SGP):

Dat snap ik. Maar laat ik de vraag als volgt stellen. Er waren overwegingen om die eis van 75% te verlagen naar 60%. Welke overwegingen zijn dat dan geweest?

Minister Schouten:

Dat heeft er vooral mee te maken dat we zagen ... Het doel van de regeling was om juist de voedingssectoren die met name getroffen werden door het sluiten van de horeca, tegemoet te komen. Daarbij zagen we dat we met de eis van 75% tot een groep kwamen die zo klein was dat we zeiden: dat is ook niet de portee van de regeling geweest. We wilden echt kijken naar bedrijven die voor het merendeel aan de horeca leveren, want dat was de achtergrond van de regeling. Andere partijen konden hun producten via andere kanalen, ook in de retail, afzetten. Mevrouw Bromet noemde het voorbeeld van een GroenLinksboer, maar we hebben gezien dat er in de retail veel meer geconsumeerd is. Ervan uitgaande dat de afzet daar wel gerealiseerd kon worden en dat er met name door het sluiten van de horeca problemen zouden optreden, is er gekozen voor die 60%.

De heer Madlener (PVV):

Mijn vraag sluit daar precies op aan. Mensen eten minder in de horeca, maar natuurlijk meer thuis. Ik zie ook in de supermarkt dat de prijzen van Nederlandse groenten, bijvoorbeeld komkommers, normaal zijn. Die zijn niet heel laag. Ik hoor net dat de prijzen op de veiling door de marktverstoring heel laag zijn. Oftewel: de supermarkten lijken enorm te profiteren van een hele grote omzet. Dat zie je ook terug in de winstverwachtingen van de supermarkten. Die zouden in de miljarden gaan lopen. Is het nu zo dat wij hier de winsten van de supermarkten aan het financieren zijn? Laat ik mijn vraag anders formuleren: is de minister bereid om met de hele retailketen, de supermarkten, maar bijvoorbeeld ook de tuincentra, te kijken of de afzet, de prijs, wel conform is, zodat de Nederlandse consument gestimuleerd wordt om vooral Nederlandse groenten en bloemen te consumeren?

Minister Schouten:

Volgens mij zijn dat drie vragen in één. Ten eerste de vraag of wij de supermarkten aan het financieren zijn. Nee, want dit zag juist op de bedrijven die het merendeel in de horeca afzetten, dus niet bij de supermarkten. Een neveneffect daarvan is natuurlijk dat die stromen dan niet in één keer allemaal op de markt voor consumentenbesteding komen, waardoor voor de hele sector de hele prijs naar beneden zou zakken. Je houdt daarmee dan ook — iedereen heeft daar last van — enigszins een prijs over voor degenen die aan de retail geven. Het is waar dat de retail — dat zagen we van de week — behoorlijke winsten heeft gedraaid. Ik denk dat u ook in de rij heeft gestaan bij de supermarkten de afgelopen weken. Mensen zijn vaak naar de supermarkten gegaan, maar overigens ook naar andere kanalen. Het kabinet kan dat niet verbieden. Dat is nu eenmaal hoe het gaat: als het ene dichtgaat, dan gaan mensen zelf op zoek naar voedsel op een andere plek. Dat soort zaken speelt echt tussen de supermarkten en de producenten en leveranciers, die daarover contracten en dergelijke met elkaar afsluiten. Ik zie nu dus geen rol voor mezelf om daarin te interveniëren.

De heer Madlener (PVV):

Dat laatste verbaast mij, want wij praten hier al jaren over het verdienmodel van de Nederlandse agrariërs. Die staan zwak ten opzichte van de supermarktinkoopketens. En ik zie nu in deze bijzondere tijd dat er hele lage prijzen zijn op de veilingen en dat de supermarkten in mijn optiek, zoals ik waarneem in mijn omgeving, normale prijzen rekenen voor groenten en fruit. Dat betekent dat de opdracht aan de minister is om die hele keten goed te analyseren en misschien met de supermarkten te gaan praten. Laten we elkaar steunen. Ook de supermarkten en de andere retailketens die goed of beter dan normaal draaien, moeten meehelpen. Ik vind het normaal dat de minister een beroep op hen doet. Is de minister bereid om daarnaar te kijken en misschien opnieuw met die supermarkten te gaan praten?

Minister Schouten:

Wij praten regelmatig met de supermarkten. Wij hebben het dan ook over zaken als eerlijke prijzen, de rol in de keten en de verantwoordelijkheid in de keten. Dat gesprek vindt dus sowieso plaats. Daar heeft corona geen verandering in aangebracht. Daarnaast hebben we natuurlijk ook het wetsvoorstel over oneerlijke handelspraktijken. Ik kan melden dat het wetsvoorstel nu naar de Raad van State is gestuurd, dus dat komt zeer binnenkort naar uw Kamer. Ik hoop dat dat nog voor de zomer lukt.

De voorzitter:

Echt waar? Want in elk debat wordt er een wetsvoorstel aangekondigd, dus ik hou mijn hart vast.

Minister Schouten:

Het ligt bij de Raad van State. Ja, sorry. Wij zijn nog gewoon bezig met ons werk.

De voorzitter:

Wij ook, alleen willen we ook een gedegen voorbereiding van wetten.

Minister Schouten:

Maar dat sluit elkaar volgens mij niet. Ik hoop dat het lukt om het wetsvoorstel voor de zomer nog naar de Kamer te sturen, anders is het misschien net na de zomer. Maar het ligt nu bij de Raad van State, dus het komt hopelijk snel uw kant op. Dan is het vervolgens aan u om te bepalen hoe met de behandeling wordt omgegaan.

In relatie tot het steunpakket voor de visserij vroeg mevrouw Ouwehand nog of ik het moment ook aangrijp om de vervuiling en de overbevissing aan te pakken. Zoals gezegd zijn de steunmaatregelen gericht op de acute nood in de sector. Daarnaast zijn we natuurlijk bezig met de verdere verduurzaming van de sector en zaken als de aanpak van het vervuilen van de oceanen. Daar hebben de collega's van IenW natuurlijk ook een belangrijke rol in.

Dan kom ik bij de vragen van de heer De Groot. Hij hield een vrij uitgebreid betoog over de illegale handel in wilde dieren en planten. Hij vroeg of ik bereid ben om dit te agenderen op de CBD COP.

De voorzitter:

Meneer Geurts, op het vorige punt?

De heer Geurts (CDA):

Ja. Ik vind het een abrupte overgang van het steunpakket naar een nieuw onderwerp, terwijl er nog wel wat vragen over het steunpakket openstaan.

Minister Schouten:

Ik heb het op woordvoerdersniveau gedaan, omdat het over zo veel onderwerpen gaat. Dus uw vragen komen nog aan de orde.

De heer Geurts (CDA):

Prima.

Minister Schouten:

Het was met recht een begrotingsbehandeling, zeg ik maar. Want het ging echt alle kanten op. Ik kom daarop nog bij u terug.

Ben ik bereid om dat ook te agenderen bij de CBD COP? Laat ik het zo zeggen: wij moeten onze inzet op de CBD COP nog bepalen. Wij moeten ook nog bepalen welke onderdelen precies wij ook zelf op de agenda zetten, al naar gelang welke er misschien toch al op de agenda staan, en wat dan onze inbreng zal zijn. De CVO van het ministerie gaat dit onderwerp sowieso al met de Europese collega's bespreken, ook om te zien hoe er in Europa over wordt nagedacht. Je staat in zo'n gremium toch ook wel wat sterker als je dat in Europees verband doet en niet alleen als Nederland. Er is natuurlijk al wel strikte regelgeving van CITES, die ziet op het beschermen van wilde dieren en planten. Maar laat ik toezeggen dat ik aangeef hoe ik hiermee omga als wij een brief sturen over onze inzet op de CBD COP. Ik denk dat we dan een uitgebreider debat over dit onderwerp kunnen voeren.

De heer De Groot vraagt ook of ik habitatverlies wil voorkomen. Ik heb onlangs ook al een brief gestuurd met collega Kaag, omdat Nederland in Europees verband ook bijdraagt aan het terugdringen van de mondiale problematiek van ontbossing en landdegradatie. Kortheidshalve verwijs ik even naar wat er in die brief is opgenomen over wat Nederland daarvan vindt.

Dan een vraag over de geitenhouderij. Wil ik erop toezien dat de provincies het moratorium handhaven? Het moratorium is door de provincies ingesteld. Het is dus ook aan de provincies om dat te handhaven. Zij zien ook toe op de vergunningverlening. Ik kan daar nu niet zomaar op ingrijpen. Maar de provincies hebben dat moratorium natuurlijk niet voor niets zelf ingesteld. Op het moment dat zij daar andere keuzes in gaan maken, zullen zij dat dus ook moeten verantwoorden aan hun eigen Statenleden en wat daar gaande is. Overigens is het aantal geiten in sommige provincies ondanks het moratorium wel toegenomen. Dat was nog gebaseerd op oude vergunningen. Daaraan zie je al dat het toch lastig is om dat niet helemaal af te schermen. Maar ik heb nu geen andere signalen dat provincies anders met het moratorium om willen gaan dan ze tot nu toe doen.

De heer De Groot vroeg mij zelfs ook nog — er komt hier van alles langs — hoe ik om wil gaan met gemeentes die moties gaan aannemen over de intensieve veehouderij. O, dat was de heer Geurts. Excuus. De heer Geurts vroeg dat, maar ik had zo de indruk dat het ook een beetje ... Ik las hier en daar wat terug over opvattingen over de motie die daar was aangenomen; laat ik het zo zeggen. Het is echt niet aan mij om nu een gemeenteraad te gaan zitten recenseren. Dat vind ik echt de bevoegdheid van de gemeente. Ik ga daar ook niet nader op in.

Hoe staat het met kringlooplandbouw, vraagt de heer De Groot. Voor het zomerreces — daar kom ik weer, voorzitter — informeer ik u nog over de stand van zaken van het Nationaal Programma Landbouwbodems. Dan kunt u dus de laatste stand van zaken op dat punt krijgen.

Wat betreft de kunstmestvervanging is de Kamer recent geïnformeerd over de stand van zaken in Brussel. Ik wil u even verwijzen naar de verzamelbrief mestbeleid. Het gaat de goede kant op. De inzet is om in de tweede helft van dit jaar duidelijkheid te krijgen vanuit de Europese Commissie om te zien of wij dierlijke mest als kunstmestvervanging verder kunnen gaan inzetten. Ten aanzien van voer zijn er natuurlijk ook afspraken gemaakt in het kader van stikstof, maar daar gaan we in 2020-2021 natuurlijk ook weer verder mee. We gaan ook verder met de sectoren in gesprek over de vraag hoe je daarmee om kunt gaan, ook om te zorgen dat de verliezen daar niet groter zijn dan noodzakelijk.

De reactie op de motie over de rol van de supermarkten krijgt u ook voor het zomerreces. Daarin staat hoe ik daarmee omga.

De heer De Groot vraagt ook nog: wat zijn nou de voorwaarden voor vervolgsteunpakketten in relatie tot duurzaamheid? Ik heb nu geen voornemen om verdere steunpakketten vorm te geven. Ik hoef daar nu dus ook niets over te gaan roepen, want die zijn er niet.

De voorzitter:

Heeft u alle vragen van de heer De Groot behandeld?

Minister Schouten:

Ja.

De voorzitter:

Dan de heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Ik wil de minister danken voor de toezegging om ter voorbereiding van de COP in China ook de illegale handel in dieren te agenderen, althans daarop terug te komen in een brief ...

Minister Schouten:

Daarop terug te komen. Ja.

De heer De Groot (D66):

... maar zich eerst vooral via de CVO ook in Europees verband daarvoor in te zetten. Dat is natuurlijk een hele goede weg. Dank u wel.

Minister Schouten:

Prima. Heel goed.

De heer Weverling had wat vragen over de sierteeltregeling. Ik meen dat ik die net ook al wel enigszins beantwoord heb, want hij had ook vragen over de plafonds voor de voedingstuinbouwregeling. Ik denk dat ik dat net allemaal heb toegelicht.

De heer Weverling vroeg nog specifiek naar de overweging om de plantveredelaars niet in aanmerking te laten komen. Dat hebben we destijds ook besproken met de verschillende sectoren die bij het steunpakket betrokken waren. Maar in maart bleek de situatie vooral acuut bij de vermeerderaars die aan de uitgangspunten van de regeling voldoen. Er moet sprake zijn van eigen productie, waarbij kosten tijdens het piekseizoen doorlopen, terwijl sprake is van acute vraaguitval bij producten die slecht of niet houdbaar zijn. Daar voldoen de telers allemaal wel aan, maar dat is niet specifiek het geval bij de veredelaars. Dat staat ook gewoon in de voorwaarden van de regeling.

Hoe kijk ik aan tegen een verlenging van de regeling? De regeling was er natuurlijk echt op gericht om soelaas te bieden voor de acute vraaguitval. We zien nu dat het erop lijkt dat de markt voor een deel herstelt. Daarmee is het ook echt bijna een soort klassieke regeling. We wilden de dip opvangen. We zien dat er inderdaad een dip is geweest. Het is niet helemaal terug op het oude niveau, maar we zijn in ieder geval wel vanaf het dieptepunt omhoog aan het komen. De regeling past dus goed bij die acute vraaguitval en ik ben dus niet voornemens om die regeling verder te verlengen dan wij nu hebben gedaan om dat dal echt in één keer op te vangen.

Waarom is er gekozen voor de brutomarge en niet voor de bruto-omzet? Dat heeft ook te maken met de groothandel. Daar is de brutomarge een geschikter criterium. Daarom zitten er bijvoorbeeld lagere inkoopprijzen in. Daar zijn de telers alweer voor gecompenseerd. Het heeft dus te maken met het geheel van de regeling.

Waarom is er niet ook gekeken naar de retail, naar wat daar afgezet wordt? In het interruptiedebatje dat ik net had met ... Ik ben uw naam vergeten. Madlener! In het interruptiedebatje met meneer Madlener bleek al dat er bij de retail natuurlijk ook echt een andere situatie was.

De visserij. De heer Weverling vroeg welke stappen ik aan het ondernemen ben om het pulsverbod van tafel te krijgen. Ik zeg het even uit mijn hoofd; pin me er dus niet op vast, maar we hebben eind juni of begin juli een Landbouw- en Visserijraad. Daar zal ik het advies van 20 mei onder de aandacht brengen. Ik zal de Commissie ook oproepen dit advies mee te nemen in de voortgangsrapportage van de Verordening Technische maatregelen, die voor het eind van dit jaar is voorzien. Daarnaast loopt er natuurlijk nog de procedure bij het Hof, waarin Nederland vraagt om nietigverklaring van het pulsverbod. Zo gebruiken wij dus ook het advies van 20 mei.

De heer Weverling vroeg ook naar de laatste stand van zaken ten aanzien van de frietaardappels. Die informatie heb ik net gegeven. Sta mij wel toe om even in te gaan op het gerucht — laat ik het zo maar noemen — dat de spelregels halverwege veranderd zijn. De heer Geurts vroeg daar ook even naar. Ik moet eerlijkheidshalve bekennen dat het mij echt wel heeft geïrriteerd dat het zo werd gesteld. Ik denk dat we gewoon kunnen zien dat de regeling eigenlijk helemaal volgelopen is en dat de regeling dus ook aansluit bij de in de sector levende vraag en behoefte. Bij ons zijn heel veel mensen heel hard bezig geweest om dit in korte tijd voor elkaar te krijgen. Dat was geen sinecure. Ik heb in de pers ook verhalen gelezen waarin gesteld werd dat onze ambtenaren opeens iets anders gingen doen dan zij hadden verteld. Laat ik één ding zeggen: "ambtenaren" bestaat niet; ik besta. Dan moeten ze mij dus aanspreken. Maar ik weet wel dat de ambtenaren die achter mij zitten, ongelofelijk hard gewerkt hebben om deze sector tegemoet te komen. Als dat de manier is om, als je steun krijgt, daarmee om te gaan, weet ik niet of dat de intentie vergroot om daar de volgende keer nog een keertje goed naar te gaan kijken. Dat is dus maar gewoon even een waarschuwing naar de sectoren zelf toe als zij menen dat er op die manier gecommuniceerd moet worden. En het is van meet af aan heel helder geweest. In de regeling staat dat alle vergoedingen die elders verkregen worden, van het steunbedrag afgetrokken zullen worden. Dat gaat over vergoedingen van overheidswege — denk bijvoorbeeld aan de NOW of andere regelingen waarmee steun wordt gegeven — maar zelfs ook over verzekeringsbijdragen die uitgekeerd worden. Die worden ook benoemd. Daarvan kan je best nog zeggen: nou heeft iemand het goed gedaan door zich te verzekeren, maar zelfs dat wordt ervan afgetrokken. Dat geldt dus ook voor vergoedingen die van elders komen. Als je bijvoorbeeld je aardappels levert aan een coöperatie of aan een verwerker die nog wel geld heeft om het vergoeden, dan is het aan de verwerker om eerst een vergoeding te geven, niet aan de overheid. Vervolgens is ook gesteld: stel dat wij voor een klein bedrag toch nog wat met onze aardappels kunnen doen, die hoogwaardig kunnen verwaarden, in plaats van dat ze laagwaardig in de biovergister eindigen, want dat wil je niet. Dan hebben we zelfs gezegd: als je daar een klein bedrag voor kunt krijgen, zullen we je niet het mes op de keel zetten; we pakken je niet terug op die €0,01 of €0,02. Kortom, deze regeling is compleet vormgegeven conform wat er op papier is gezet. Tegen iedereen die meent dat er zaken zijn veranderd, kan ik zeggen: dat is niet het geval. Als men zich ook nog zo gaat uitlaten over onze mensen, zou ik daar toch mee oppassen, ook vanwege alles waar men in de toekomst eventueel het ministerie nog voor nodig heeft. Dat was even mijn persoonlijke frustratie.

De aardappeltelers hebben tot 15 september om hun bewijslast aan te leveren. Dat was ook een vraag van de heer Weverling. Dan kan de balans worden opgemaakt. Ik zal u daarna informeren over de definitieve stand van zaken.

Dan de export. Welke exportbelemmeringen ervaart men, ook buiten Europa, en is er voldoende vrachtruimte beschikbaar in de luchtvaart? Zaken rond de luchtvaart spelen ook bij IenW. Daar wordt gekeken hoe daar handen en voeten aan gegeven kan worden. Even wat uitzoomend zeg ik over de export, waarover een aantal van uw leden al wat hebben gezegd: Nederland is economisch groot vanwege de export, maar daarmee soms ook kwetsbaar. Helemaal als je ziet dat derde landen — dus nog geeneens binnen Europa; ik denk dat daar de markt nog wel echt als één markt functioneert — zelf andere overwegingen maken ten aanzien van voedselzekerheid en productie. Nederland moet niet gaan zitten wachten tot dat plaatsvindt. We moeten vooraf nadenken over wat dat betekent. Ik ben het eens met mevrouw Bromet, die zegt dat de export van kennis daar ook een grote rol in heeft. Wij denken na over scenario's voor na covid. Ik denk dat iedereen dat moet doen. Maar het is natuurlijk zeker ook aan de sectoren zelf om erover na te denken wat het betekent voor bedrijven, hun sector, hoe zij zich daarop moeten aanpassen. Mijn verwachting is dat er de komende jaren juist door covid echt nog wat veranderingen zullen optreden op de markt die impact zullen hebben op de productie in Nederland.

Ben ik bereid om met sectoren in gesprek te gaan om deze kwetsbaarheden te verkennen? Ik ben altijd in gesprek met de sectoren en ik heb al aandacht gevraagd voor dit onderwerp in de gesprekken die ik gevoerd heb.

Denk ik dat de tuinbouw voldoende financiële slagkracht heeft om in duurzaamheid te investeren? Een van de redenen om de regelingen op te zetten, is om te zorgen dat vitale bedrijven straks weer de investeringen kunnen doen die nodig zijn. In die zin heeft de regeling mogelijk eraan bijgedragen om de stappen te zetten die nodig zijn.

Dat waren de vragen van de heer Weverling. Dan kom ik bij mevrouw Bromet.

De heer Weverling (VVD):

Dank voor de toelichting en de beantwoording van alle vragen. Ik probeer toch nog even te achterhalen wat de redenatie is achter het instellen van plafonds. Ik vind het best gek dat een ondernemer die veel omzet draait, en nu dus veel omzetderving heeft, minder vergoed krijgt dan een ondernemer met een kleinere omzet, die in verhouding net zoveel omzetderving heeft. Welke redenatie zit daarachter? Eigenlijk wordt er dus in zekere zin met twee maten gemeten. Als je een grotere ondernemer bent, kun je blijkbaar meer omzetderving handelen.

Minister Schouten:

Ik denk dat grotere ondernemingen meer mogelijkheden hebben om dit soort risico's te spreiden of zelf af te dekken. Dat zie je in de praktijk wel. Er is hier ook gerekend met de hele grote bedrijven en dat er in potentie ook hele grote bedragen naar die bedrijven kunnen, wat effect zou kunnen hebben op de uitputting van de regeling. We zien nu — gelukkig, zeg ik er maar bij — dat die uitputting niet zo groot is als initieel werd verwacht, maar als deze markt langere tijd slecht was geweest, hadden die grotere bedrijven een heel groot deel uit die pot kunnen halen. Dat zou mogelijk ten koste zijn gegaan van de vergoeding die voor andere bedrijven beschikbaar was. Daar wilden we een eerlijke verhouding in hebben.

De heer Weverling (VVD):

Ik begreep uit de schriftelijke beantwoording — ik meen van 28 mei — dat het toen ging om 2,4 miljoen, wat eigenlijk boven het plafond van 1 miljoen uitkwam. Ik weet niet wat de cijfers van gisteren waren. Ik weet ook niet of u die beschikbaar heeft.

Minister Schouten:

Zo gedetailleerd heb ik die niet.

De heer Weverling (VVD):

Dat kan ik me voorstellen. Bent u bereid om toch nog te bekijken of daardoor extra partijen buiten de boot vallen die echt een probleem hebben, met name omdat het vermoedelijk maar om een aantal aanvragen gaat?

Minister Schouten:

Dat zijn bedrijven die dan toch wel tot 1 miljoen kunnen krijgen. Dat vind ik niet weinig. Ik weet niet of u dat weleens krijgt overgemaakt van de overheid? Nee. En het is belastinggeld. Ik ken niet de laatste stand van zaken over welke bedrijven daar wel of niet onder vallen, maar ik ben nu niet voornemens om dat plafond in deze regeling te veranderen. Ik vind 1 miljoen een aanzienlijk bedrag voor een bedrijf, terwijl er niet meteen een prestatie of iets dergelijks tegenover staat.

De heer Weverling (VVD):

Ik onderschrijf volledig dat wij zeer zorgvuldig om moeten gaan met belastinggeld, maar er zijn nu eenmaal diverse teelten. Bij het ene bedrijf gaat het om perkgoed. Dat is minder kapitaalintensief. Er zijn ook heel veel kwekers die voor 15 à 16 miljoen euro hebben geïnvesteerd in hun bedrijf. Dat is dus heel kapitaalsintensief. In die verhouding is zo'n miljoen voor ons als normale mensen veel geld, maar voor een ondernemer een relatief klein bedrag.

Minister Schouten:

Dan hadden ze ook geen steun hoeven aanvragen als het allemaal niet zo veel voorstelde. Ik vind een miljoen echt wel een te verdedigen plafond, ook als je bedrijf groot is. Ik weet dat een aantal bedrijven echt een hele grote business hebben. Dat zijn ook bedrijven die mogelijkheden hebben om zelf risico's af te vangen en dergelijke. Vaak is dat toch net wat makkelijker voor een groter bedrijf dan voor een wat kleiner bedrijf. Daarmee is hier ook rekening gehouden, maar er is ook geprobeerd om de verdeling in die pot evenwichtig te houden en dan verwacht ik dat grotere bedrijven soms inderdaad wat meer aankunnen dan de wat kleinere bedrijven.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat u verdergaat. U was bij de beantwoording van de vragen van mevrouw Bromet.

Minister Schouten:

Ja, zij vroeg met name naar de korte ketens. Dat is een onderwerp dat mij aan het hart gaat. We zouden eigenlijk op dit moment de nationale handelsmissie hebben, juist om ook de korte keten te stimuleren. Die missie hebben we helaas moeten uitstellen vanwege corona. We zijn bezig om die nationale handelsmissie op een andere manier handen en voeten te geven. We willen dat niet loslaten. We willen ook echt de aandacht vestigen op die korte keten, op voedsel dat in de omgeving wordt geproduceerd. Ik ben het met mevrouw Bromet eens dat deze periode ook wel heeft laten zien dat veel mensen zich opeens bewust werden van voedsel. Waar komt het nu eigenlijk vandaan? Waar wordt het geproduceerd? Mensen hebben ook meer oog gekregen voor de producent die in de buurt de producten verbouwt. Daar willen we nog verder op aansluiten. Daarnaast heb ik natuurlijk — vorig jaar al — de groep die bezig is met korte ketens ondersteund in het nemen van initiatieven. Dat blijven we ook doen.

De vragen die mevrouw Bromet stelde over de sierteelt heb ik al beantwoord. Zij vraagt hoe het staat met het uitvoeringsprogramma voor de gewasbeschermingsmiddelen. We zijn op een haar na rond met het uitvoeringsprogramma. Ook dat zal hopelijk binnenkort naar uw Kamer komen. Sorry, er komt weer meer naar uw Kamer, maar het is bijna gereed. Het heeft soms wat langer geduurd door allerlei omstandigheden. Dat geef ik toe, maar ik geloof dat iedereen daar op dit moment last van heeft.

Hoe kan het dat de boer in Nederland niet van zijn aardappels af komt, maar er wel uit het buitenland wordt geïmporteerd om te verkopen? Dat zal te maken hebben met de contracten die al in een eerder stadium zijn afgesloten, omdat men verwachtte dat de aardappelen uit eigen land er niet meer zouden zijn en de aardappels uit het buitenland een aanvulling zouden zijn. Dat denk ik. Dat is de aanname. Maar het zijn contracten die vooraf worden afgesloten en het is niet zo dat ik achteraf allerlei zaken kan ontbinden. Maar het is wel zo dat wij het stimuleren om zo veel mogelijk producten uit eigen land te kopen, juist ook bij de supermarkten. Daarover heb ik ook gesprekken met hen: kijk wat je in de korte keten kunt doen om daar de producten in de schappen te leggen die hier worden geproduceerd. Ik weet niet exact wat de situatie is geweest bij deze supermarkt. Ik heb wel begrepen dat men daarna heeft gekeken wat men kon doen voor die — ik geloof dat het een mevrouw was — aardappelteler. Dat lijkt me ook goed. Vanuit mijn rol zijn we bezig om de supermarkten, maar ook breder, te stimuleren om juist de producten uit eigen land in te kopen. Dat is natuurlijk de eerste klap die je kunt maken om de eigen producenten in je eigen omgeving te ondersteunen.

De voorzitter:

Ik wil eerst kijken of alle vragen van mevrouw Bromet zijn beantwoord.

Minister Schouten:

Nee, nog niet.

De voorzitter:

Dan krijgt u nog de gelegenheid om daarop in te gaan.

Minister Schouten:

Even kijken. Zij vraagt hoe de steunmaatregelen zich verhouden tot de Green Deal. Het is niet zo dat wij de steunmaatregelen gerelateerd hebben aan de Green Deal. De steunmaatregelen waren er om die bedrijven in de lucht te houden. De Green Deal is een discussie op zich. Ik geloof dat de heer Timmermans nu ook aanwezig is in dit huis, dus daar kunnen de vragen worden gesteld.

De voorzitter:

Nou, digitaal.

Minister Schouten:

O, digitaal. Ik dacht dat hij hier echt was. O, hij is gewoon digitaal aanwezig.

De voorzitter:

Het is echt op afstand.

Minister Schouten:

Afstand, oké. Maar volgens mij vinden de gesprekken nu plaats. De Kamer krijgt nog een BNC-fiche over hoe wij de Farm to Fork-strategie appreciëren.

Mevrouw Bromet vraagt hoe ik aankijk tegen de hectarepremie in het huidige GLB. Zij kent mijn inzet in Europa, ook voor de herziening van het GLB. We pleiten als Nederland juist voor meer vergoeding voor specifieke diensten die geleverd worden. We hebben het afgelopen maandag, nee, dinsdag, over de bomen gehad. Daar zitten natuurlijk ook de landschapselementen bij. Dat zijn allemaal zaken die we willen meenemen in het NSP, het Nationaal Strategisch Plan. Dus wat ons betreft, wat Nederland betreft, vindt die verbreding in het GLB ook plaats.

Even kijken, de andere vragen heb ik beantwoord.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Nog even een vraag over de aardappels. Het ging mij niet zozeer om die boerin uit de Beemster of die ene supermarkt die Israëlische aardappels in het schap had liggen. Het is eigenlijk exemplarisch voor wat we heel veel zien, in heel veel supermarkten. Ik ben benieuwd wat de supermarkten zeggen als de minister de supermarkten hierop aanspreekt. De vervolgvraag is: kunnen de Nederlandse aardappeltelers eigenlijk concurreren op de wereldmarkt?

Minister Schouten:

Dat we nu met zo veel frietaardappels zitten, komt omdat we een van de grootste frietaardappelproducenten van in ieder geval Europa zijn. Omdat Europabreed de markt, de horeca, helemaal wegviel, bleven hier in Nederland heel veel frietaardappels over. Dus wij exporteren ook heel veel aardappels. Dat doet niet iedereen. Er zijn heel veel boeren die die aardappels exporteren.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het ging in dit geval dus niet om de frietaardappels maar om de consumptieaardappels, die in Nederland geteeld worden maar die de Nederlandse supermarkten niet hadden liggen. Het gaat niet over frietaardappels.

Minister Schouten:

Nee, oké, maar gewoon even breder over de aardappels. We zien dat Nederland echt een heel grote producent van frietaardappels is. We produceren ook veel consumptieaardappels. Nogmaals, ik weet bij deze specifieke casus niet de exacte reden waarom er hier een contract met het buitenland was. Dat staat los van mijn inzet om zo veel mogelijk op die korte keten in te zetten, zeker wat de retail betreft. Dat gesprek heb ik ook met de supermarkten, waarin zij uiteindelijk nog wel zelf de keuze hebben waar zij de aardappels vandaan halen; overigens niet alleen de aardappels maar ook andere groenten. Maar u kent mijn inzet op dit punt.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Het is het dilemma van de vrije markt en ik wens de minister veel succes in de gesprekken. Ik hoop ook dat het wat oplevert, maar ik vrees van niet. Ik hoor het ook graag van de minister als Nederlandse aardappeltelers niet meer kunnen concurreren met hun concurrenten in het buitenland.

Minister Schouten:

Dat is een hele generieke vraag. Het heeft ook te maken met de omstandigheden. Als je kijkt naar de prijzen waarvoor aardappels verkocht worden aan de ene kant en waarvoor ze in de supermarkt liggen aan de andere kant, zit daar een groot gat tussen. Dat heeft nog niet eens te maken met het buitenland, want het is ook zo in het binnenland. Ook die gesprekken voer ik met de supermarkten: wat is de marge, wat is je eigen rol en wat kun je doen om te zorgen dat de prijs betaald wordt? Dat is ook een van de handvatten die het wetsvoorstel oneerlijke handelspraktijken biedt, om die discussie te kunnen gaan voeren en om als er echt een conflict onder ligt dit ook te laten beslechten.

De voorzitter:

Goed gaat u verder. De heer Geurts is nu aan de beurt.

Minister Schouten:

Ik ben er bijna, voorzitter. Er zijn ook heel veel vragen al beantwoord.

De heer Geurts heeft een goed punt als hij zegt dat wij ook strategisch moeten nadenken over de voedselvoorziening en niet alleen op Europees niveau. Wij zijn natuurlijk heel erg met ons eigen land bezig en met wat daar speelt, maar de coronacrisis heeft ook in de breedte de kwetsbaarheden in ons hele voedselsysteem laten zien. Het is allemaal superefficiënt op elkaar ingesteld. Er hoeft maar een schakel uit te vallen en vervolgens kunnen wij overal in de wereld de effecten daarvan zien. Dat is helaas niet in het minst bij de landen die het armst zijn. Er is nu berekend dat waarschijnlijk weer meer mensen onder de armoedegrens komen. Waar het eigenlijk lange tijd best goed ging, zien wij nu dat het echt weer de andere kant op gaat. Dit is een heel complex van factoren. Het gaat te ver om de discussie hier te gaan voeren, maar ik geloof heel sterk dat Nederland er een ongelooflijk belangrijke rol in heeft om te zorgen dat alle landen ook zelf kunnen werken aan voedselzekerheid. Nogmaals, dat is wat mij betreft niet alleen in de handel van goederen maar zeker ook in kennis om landen minder afhankelijk te maken van verstoringen in de markt en in de keten, want daar vallen dan de grootste klappen. Dit is op zich ook een debat dat wij in Europa voeren. Wij doen dat dus niet alleen in Nederland. Het gebeurt ook met collega Kaag gezamenlijk. Wij doen dit in Europa, maar ook met het bedrijfsleven, de topsectoren, het Netherlands Food Partnership en andere landen waarmee wij coalities gaan vormen om dit vraagstuk verder te brengen. Ik ben zelf zeer gemotiveerd om dat te doen.

Dan de stand van zaken rond de oneerlijke handelspraktijken. Het wetsvoorstel komt zo spoedig mogelijk uw kant op als het van de Raad van State vandaan komt. Eerdaags, hopelijk.

Ik kom bij de vraag van de heer Geurts — daar zat hij inderdaad op te wachten en ik moet nu een antwoord gaan geven — dat boeren geen duidelijkheid krijgen om zelf geteelde aardappelen aan eigen koeien te mogen voeren als ze een gecombineerde opgave hebben. De frietaardappelen die niet meer gebruikt kunnen worden voor de productie van friet kunnen gebruikt worden als veevoer, ook op een eigen gemengd bedrijf of op een nabijgelegen bedrijf. In dat geval zullen er geen weegbonnen, vrachtbrieven of facturen zijn. Telers dienen dan de voorraad te laten taxeren door een erkend taxateur. Dat is dan het bewijsstuk waarmee men kan laten zien dat het aan de eigen dieren is gevoerd. Ik hoop dat dit de duidelijkheid is die de heer Geurts zocht.

De voorzitter:

Zijn alle vragen van de heer Geurts beantwoord, bijna?

Minister Schouten:

Even kijken. Over Apeldoorn heb ik het gehad. Dan de fiscale vraag van de heer Geurts. Wij hebben inderdaad de brede weersverzekering uitgebreid naar aanleiding ook van een motie van SGP en CDA. Wij hebben dit gelukkig helemaal rond kunnen krijgen. Dat is ook belangrijk voor het komend jaar, de komende zomer. Het verder kijken naar fiscale maatregelen zou ik ook samen met mijn collega van Financiën moeten doen. Ik sta daar niet negatief tegenover, maar misschien heeft de heer Geurts daar eerst zelf nog een opvatting over hoe hij dat vorm wil geven. Ik sta daarvoor open, laat ik het zo zeggen.

Over de mondiale voedselkwesties heb ik het net ook al gehad. Dat waren de vragen van de heer Geurts.

De heer Geurts (CDA):

Dank voor het antwoord over die gecombineerde bedrijven die een akkerbouwtak hebben en ook melkveehouderij. Wat voorraden taxeren betreft zijn er een aantal boeren die zaten te wachten op een antwoord, die dat niet kregen en die toch door moesten. Die hebben dat gedaan middels weegbonnen, dus zij hebben hun vracht opgeladen, die naar de weegbrug gebracht en hebben een weegbon daarvan. Ik neem aan dat dat dan ook een bewijsstuk is en dat dat betrokken kan worden.

Minister Schouten:

Ja, dat is een bewijsstuk.

De heer Geurts (CDA):

Gaat RVO hierover ook corresponderen met de betrokken boeren? Er liggen een aantal verzoeken bij RVO, heb ik begrepen.

Minister Schouten:

Ik zal RVO vragen om hier ook duidelijkheid over te geven richting de boeren.

De heer Geurts (CDA):

Dank u wel.

Minister Schouten:

De heer Bisschop heb ik ook al gezegd wat de laatste stand van zaken met betrekking tot de regelingen is.

Wil ik in gesprek blijven met brancheorganisaties om te kijken hoe een nieuwe klap op de lange termijn kan worden voorkomen? Wij blijven altijd in gesprek met allerlei sectoren. Dan gaat het natuurlijk ook altijd over de actuele economische ontwikkelingen, waarin ik ook altijd zeg dat ze zelf ook een verantwoordelijkheid hebben om voorbereid te zijn op alles wat er mogelijk kan gaan komen. Die gesprekken voeren wij sowieso ook.

Over de groenteteelt heb ik het net ook gehad en over de sierteelt ook. Dus ik heb al veel vragen van de heer Bisschop beantwoord in de bredere blokjes.

Dan kom ik bij de heer Futselaar. Van hem heb ik eigenlijk geen mapje. Hij had een mooi betoog, maar hij had nog geen vragen. Dus ik dank hem voor zijn betoog. O, hij weet alles al, zegt hij. Het is toch mooi dat je zelf stelt dat je alwetend bent. Ik denk dat dat een heel gerust gevoel geeft, meneer Futselaar! Zo ziet hij er ook uit.

De PVV vraagt of de grenzen open zijn voor de exportproducten. Binnen de Europese Unie zijn alle grenzen open, wereldwijd de meeste ook. En als dat niet zo is, wordt dat altijd weer in de gremia besproken die daarvoor zijn, waaronder de WTO.

Staan er ondernemers op omvallen? Wij weten dat ondernemers het in de breedte moeilijk hebben in deze tijd. Er zitten ook ongelofelijk veel verschillen tussen ondernemers, ook binnen een bedrijfstak. Ik kan niet uitsluiten dat er ondernemers omvallen. Dat is helaas ook de realiteit. Ik heb er geen exact zicht op hoeveel dat nu plaatsvindt, specifiek in de landbouw- en visserijsector. Maar voor de meeste mensen zal het niet makkelijk zijn in deze tijd.

Wat is de overlap tussen de nationale en de Europese steunmaatregelen, hoe verhouden die zich tot elkaar? Er zijn geen Europese steunmaatregelen voor de sierteelt, de voedingstuinbouw en de frietaardappelen. Daarom heeft Nederland dat ook zelf ter hand genomen. Daarnaast hebben we wel vanuit Europa de mogelijkheid gekregen om de particuliere opslag te regelen. Voor een aantal dierlijke sectoren is dat het geval. Dat zat in het steunpakket van Europa. Verder heeft Europa ook gezegd dat wij de mogelijkheid hebben om onbenutte middelen in de tweede pijler van het GLB in te zetten waar dat nog mogelijk is. In Nederland zijn de middelen vrijwel allemaal belegd, behalve de steun voor jonge boeren. Dat vond ik niet opportuun om nu in te zetten voor andere sectoren. Dus daar zat geen ruimte meer; daar is die overlap dan ook niet. Dus we hebben dit samenspel van nationale en Europese maatregelen.

En hoe staat het met de visserij in relatie tot het steunpakket? Daar heb ik net ook al een uitspraak over gedaan, met de stillegregeling en de aanvragen daarvoor.

Voorzitter. Ik zie nu net dat ik een gewijzigd amendement van mevrouw Ouwehand heb gekregen. Ik weet nog niet wat er gewijzigd is en of ik daarop moet reageren.

De voorzitter:

Misschien kan mevrouw Ouwehand dat heel kort toelichten.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik heb toegevoegd dat het gaat over de mogelijkheid om fokbeperkingen op te leggen in uitzonderlijke omstandigheden, wanneer we zien dat het dierenwelzijn in gevaar kan komen, bijvoorbeeld omdat er hittegolven aankomen, de productie wegvalt of slachterijen brandhaarden voor corona blijken te zijn. De term "uitzonderlijke omstandigheden" haalt hopelijk de angst bij de minister weg dat als de Partij voor de Dieren het in de volgende periode voor het zeggen heeft ...

Minister Schouten:

Nee hoor, ik ben helemaal niet angstig.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Oké, goed zo.

Minister Schouten:

Ik zie er alleen zo ongelofelijk naar uit dat mevrouw Ouwehand dan ook echt de minister wordt en dan ook gewoon draagvlak voor haar ideeën moet gaan vinden in de Kamer! Dat lijkt me nog wel een mooie uitdaging voor mevrouw Ouwehand.

Voorzitter. Het oordeel over het amendement verandert niet.

De voorzitter:

Dan wil ik u ontzettend bedanken voor uw antwoorden. Ik kijk naar de Kamerleden of er behoefte is aan een tweede termijn. Dat is het geval. Dan gaan we dat regelen.

Ik geef als eerste het woord aan mevrouw Ouwehand namens de Partij voor de Dieren.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter, dank u wel. Inderdaad, ik heb het amendement nog even aangescherpt. Het geeft de minister de mogelijkheid om tijdig in te grijpen om ernstig dierenleed in stallen te voorkomen. Ik kan het bij iedereen van harte aanbevelen. Laten we er dinsdag vóór stemmen.

De nertsendiscussie is wel een beetje ingewikkeld. Nogmaals, er ligt een voorstel voor van de Partij van de Arbeid en de Partij voor de Dieren om op basis van de Wet publieke gezondheid een fokverbod in te stellen op het fokken met nertsen. Het kabinet zegt dat het wel proportioneel moet zijn. Ik denk dus dat dat wel standhoudt, want mocht het tot een zaak komen, dan moet het kabinet bij de rechter kunnen verdedigen dat je, als je het niet doet, willens en wetens het risico neemt op een nieuwe besmetting. Dan moeten alle dieren weer worden gedood. Het kabinet zegt zelf dat ruimen een heel ingrijpend middel is. Ook dat speelt een rol in de proportionaliteit. Daarnaast speelt dat andere sectoren ook met ingrijpende maatregelen te maken hebben gekregen. Ik denk dus dat het kabinet dit heel goed kan verdedigen. Dit gaat dus het over het voorstel: niet fokken met nertsen.

Er ligt een ander voorstel voor, van het CDA en GroenLinks, dat zegt: kom met een regeling die nertsenhouders verleidt om te stoppen. Ik denk dan dat dat wel een hele riante regeling moet zijn, want anders stopt er niemand, maar ik begrijp dat dat weer niet helemaal de bedoeling is van GroenLinks. Het is het een of het ander: of er gaat heel veel geld naartoe en dan heb je de kans dat alle nertsenhouders stoppen, of je doet dat niet en dan ben je er nog steeds niet vanaf. Dat is dus wel ingewikkeld, moet ik zeggen. Ik zie dat mevrouw Bromet daar iets over wil zeggen. Ik denk dat dat fijn is.

De voorzitter:

Ja, mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Ik begrijp eigenlijk niet waar de Partij voor de Dieren zo moeilijk over doet. Gisteren hebben wij, GroenLinks en het CDA, voor elkaar gekregen dat er waarschijnlijk eind van dit jaar een einde komt aan de nertsenfokkerij, drie jaar eerder dan afgesproken. Als het op een wettelijke basis gaat, zoals de Partij voor de Dieren nu suggereert, heeft de minister net verteld dat er schadevergoedingen worden geëist. Dat kost ook geld. Dus ofwel kost het geld om nertsenhouders te verleiden, zoals met het voorstel van CDA en GroenLinks, ofwel kost het geld omdat we nertsenhouders een schadevergoeding moeten betalen. Wat maakt het nou uit? Waarom doet de Partij voor de Dieren nou zo moeilijk? Wees blij dat dit opgelost wordt na al die jaren! Daar kunnen we samen in optrekken. Doe nou niet net alsof er aan de ene kant een voorstel is van de PvdA en de Partij van de Dieren en aan de andere kant eentje van het CDA en GroenLinks, want we willen allemaal eigenlijk precies hetzelfde. Waarschijnlijk kost het ook allemaal net zo veel. Alleen word ik een beetje naar van het elke keer maar benadrukken dat het een riante regeling is of dat het goudgerande regelingen zijn. Dat hebben wij niet gezegd in onze motie. Het is ook niet de bedoeling van de minister, dus houd daarmee op.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Maar daar zit toch wel het probleem. Of het is zo riant dat je daadwerkelijk nertsenfokkers verleidt, of je komt met een magere regeling en dan gaat de fok gewoon nog steeds door. Dat laat de motie open en dat is heel vervelend. Daarom heb ik een amendement ingediend om te zeggen dat het dan ook afgelopen moet zijn. Dat is wel ingewikkeld, want we weten nog niet wat de Kamer gaat stemmen en ook nog niet hoe het kabinet daarmee omgaat. Maar dat het voorstel van CDA en GroenLinks ... Ik snap dat de wens is uitgesproken dat iedereen dit jaar nog stopt, maar het regelt dat niet. Dat is echt nog maar afwachten. Dat vind ik veel te tricky, zeker als je er geld naartoe gaat sturen. Nertsenhouders die al gestopt zijn ... Dat is gewoon een reëel punt dat D66 inbracht in het debat: er is gekozen voor een overgangsregeling en nu komt er toch geld bij. De mensen die al gestopt zijn, willen dan natuurlijk ook geld.

De voorzitter:

Mevrouw Ouwehand, gisteren is uitentreuren hierover gesproken. Ik geef u de gelegenheid om kort daarop te reageren, mevrouw Bromet. En ik wil u eigenlijk vragen om uw amendement verder in stemming te brengen. Mevrouw Bromet.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

We zullen bij de stemmingen zien wat er gebeurt. We zullen eind dit jaar zien of het gelukt is. Ik zou tegen de Partij van de Dieren zeggen: sluit je aan en zorg dat de nertsenhouderij voor eens en voor altijd dit jaar van de baan is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ja, dat willen we, maar we zijn er niet van overtuigd dat het voorstel van het CDA en GroenLinks daarvoor gaat zorgen. Dat wilde ik nu nog even memoreren. Het is een heel belangrijk debat. Dank daarvoor.

De voorzitter:

Zeker.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank daarvoor. Tot slot nog een motie over de bestrijdingsmiddelen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat er bestrijdingsmiddelen toegelaten zijn en gebruikt worden waarvan de werkzame stoffen geclassificeerd zijn als zeer giftig, moeilijk biologisch afbreekbaar, kankerverwekkend, schadelijk voor de voortplanting of hormoonverstorend, die zich ophopen in de voedselketen, of die het DNA van mensen kunnen beschadigen;

overwegende dat de minister van LNV heeft gezegd dat het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in 2030 zo veel mogelijk moet worden voorkomen;

overwegende dat dat van groot belang is en zeker vastgelegd dient te worden voor de meest gevaarlijke middelen;

verzoekt de regering wettelijk te borgen dat het gebruik van de meest gevaarlijke chemische bestrijdingsmiddelen voor de gezondheid van mensen en dieren in 2025 met de helft is verminderd ten opzichte van 2019, en in 2030 met 95% is verminderd ten opzichte van 2019,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Ouwehand. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 4 (35442).

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Dank u wel, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, mevrouw Ouwehand. Dan geef ik nu het woord aan de heer De Groot namens D66.

De heer De Groot (D66):

Voorzitter, dank u wel. De minister gaf aan dat er geen vervolg komt op de regelingen die er nu zijn. Dat is natuurlijk op zich goed nieuws, maar dat betekent niet dat de kwetsbaarheid van de sector nu weg is. Een voorbeeld uit de aardappelsector. Daar bleek het heel erg moeilijk om de aardappelen op een creatieve manier te verwerken tot bijvoorbeeld alcohol die je dan weer kunt gebruiken voor ontsmetting in derdewereldlanden. Daar bleek geen ruimte voor. Dus minister, ik blijf u oproepen om zich daar toch op voor te bereiden en ook op die manier voedselverspilling tegen te gaan. Vandaar deze motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat als gevolg van de coronacrisis de landbouwsector economische steun ontvangt;

overwegende dat dit een kans is om deze sector te stimuleren te verduurzamen;

verzoekt de regering aan toekomstige steunpakketten voor de landbouwsector voorwaarden op het gebied van duurzaamheid te verbinden,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 5 (35442).

De heer De Groot (D66):

En dan mijn tweede motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat mainports als Schiphol en de Rotterdamse haven een belangrijk knooppunt zijn voor illegale handel in wilde planten en dieren;

overwegende dat de illegale handel in wilde planten en dieren een groot risico vormt voor het verlies aan biodiversiteit en voor de volksgezondheid;

verzoekt de regering om het tegengaan van illegale handel in wilde dieren en planten te intensiveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Groot. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6 (35442).

Dank u wel, meneer De Groot. Dan geef ik nu het woord aan mevrouw Bromet namens GroenLinks.

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

Voorzitter. Ik heb twee moties.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat Nederland voor grote uitdagingen staat als het gaat om het oplossen van de coronacrisis, de biodiversiteitscrisis en het klimaatprobleem en dat de regering ernaar streeft de aanpak van deze crisissen te combineren;

verzoekt de regering voorwaarden te stellen aan eventuele toekomstige steunmaatregelen voor de landbouwsector, zodat niet alleen bedrijven of individuen profiteren, maar tegelijkertijd ook andere maatschappelijke problemen worden opgelost,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bromet. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 7 (35442).

Mevrouw Bromet (GroenLinks):

De tweede motie dien ik in samen met mijn collega van GroenLinks, Niels van den Berge.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat voor steunmaatregelen voor de sierteelt 650 miljoen gereserveerd is;

overwegende dat gebleken is dat door verbeterde afzetmogelijkheden in de sierteelt sprake is van (forse) onderuitputting van dit budget;

overwegende dat te veel zzp'ers en freelancers in de culturele sector nu geen of onvoldoende aanspraak kunnen maken op noodsteun omdat ze net niet aan de voorwaarden voldoen;

verzoekt de regering bij onderuitputting van het noodpakket voor de sierteelt het restant ten goede te laten komen aan noodmaatregelen voor makers in de culturele sector,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Bromet en Van den Berge. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (35442).

Dank u wel, mevrouw Bromet. Dan geef ik nu het woord aan de heer Geurts namens het CDA.

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter. Ik heb één motie en dat is de volgende.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering samen met het Nederlandse landbouwbedrijfsleven voor maart 2021 onderzoek te doen naar de mogelijkheden van fiscaal reserveren voor bijvoorbeeld perioden van droogte, leegstand na een dierziekte en/of andere calamiteiten die zich kunnen voordoen in de Nederlandse land- en tuinbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Geurts. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (35442).

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, afrondend. Ik heb geen goed gevoel over de manier waarop de amendementen van de Partij voor de Dieren zijn behandeld. Dat we daar op deze manier dinsdag over gaan stemmen terwijl we daar eigenlijk geen inhoudelijk debat over hebben kunnen voeren met de indiener, voelt absoluut niet goed. Maar goed, op de website van de Tweede Kamer staat een slogan van mij: Alles in afhankelijkheid van Hem — "Hem" met een hoofdletter. De mens wikt en God beschikt.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Geurts. Staat dat op de website van de Tweede Kamer? Nou, dan ga ik maar eens kijken. Ik denk dat ik alles onder controle heb, maar soms ontgaan me dingen. Dan geef ik nu het woord aan de heer Bisschop namens de SGP.

De heer Bisschop (SGP):

Voorzitter. Mooi dat collega Geurts zo trefzeker de spijker op de kop slaat.

Ik wil de minister danken voor de beantwoording van de vragen en de collega's voor deze gedachtewisseling. Dat is heel goed geweest. Eén punt blijft nog een beetje hangen bij mij en dat is het punt van de onderuitputting. Ik begrijp de gedachtegang van de minister: deze budgetten zijn beschikbaar gesteld; als die niet benut worden, dan vloeien ze terug. Ik gun de minister iets meer bewegingsvrijheid in het aanwenden van budgetten, zodat er bijvoorbeeld tussen verschillende sectoren of deelsectoren ook wat geschoven kan worden. Daartoe wil ik een motie indienen, luidende als volgt.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat sprake lijkt van onderuitputting van het voor het landbouwsteunpakket gereserveerde budget van 650 miljoen euro;

overwegende dat in verschillende sectoren in de landbouw, zoals de voedingstuinbouw en de kalverhouderij, zich nog grote problemen voordoen;

verzoekt de regering in overleg met sectororganisaties te bezien hoe het door onderuitputting resterende budget ingezet kan worden voor steun aan andere zwaar getroffen sectoren en bedrijven in de land- en tuinbouw,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Bisschop. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (35442).

Mevrouw Ouwehand, een korte vraag over de motie van de heer Bisschop.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Die dan toch ook weer over de nertsen gaat. Het valt me op dat de SGP nu het voorstel doet om geld van het steunpakket voor de sierteelt dat overblijft door te schuiven naar andere sectoren. Hoe gaat de SGP dan stemmen over de motie van het CDA die zegt: er moet ook nog geld naar de nertsenhouders? Komt dat daarbovenop wat de SGP betreft? Ik zou denken: als je dat wil, gebruik de onderuitputting dan voor dat plan.

De heer Bisschop (SGP):

Dat is wat mij betreft een beetje een vestzak-broekzakverhaal. Als het nu lukt om de beëindiging van de nertsenhouderij met drie jaar te vervroegen, dan denk ik dat je dat als een extra investering mag zien die je als samenleving doet. Dat hoeft niet ten koste te gaan van andere sectoren in land- en tuinbouw die daardoor dan onvoldoende ondersteund zouden kunnen worden. Ik zou dat een beetje een miezerige regeling vinden.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Bisschop. Dan is het woord aan de heer Futselaar, namens de SP, die altijd zorgt voor verrassingen. Ik ben benieuwd.

De heer Futselaar (SP):

Dank u, voorzitter. We hebben het gehad over de steunpakketten. Een aantal fracties hebben eraan gerefereerd dat er eigenlijk geen voorwaarden aan zijn gesteld, bijvoorbeeld over het terugdringen van bestrijdingsmiddelen, ook een wens van mijn partij. Maar ik vind het, ook met terugwerkende kracht, wel redelijk dat dat niet is gedaan. Want als een huis plotseling in brand vliegt, ga je niet zeggen: oké, blussen, maar ga wel dubbel glas nemen. Maar dat geldt niet voor eventuele toekomstige steunpakketten, want die zijn niet acuut. Dan heb je wel degelijk enige mate waarin je ervan uit kunt gaan dat er iets moet gebeuren. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende de grote opgaven op het gebied van duurzaamheid waar Nederland voor staat;

overwegende dat financiële middelen beperkt zijn en zo gericht mogelijk moeten worden ingezet;

verzoekt de regering bij het opstellen van toekomstige nieuwe steunpakketten voor de agrarische sector en de visserij het verwezenlijken van duurzaamheidsambities mee te wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Futselaar. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (35442).

De heer Futselaar (SP):

Voorzitter. Als u oplet, dan denkt u misschien: wat lijkt die motie op die van mevrouw Bromet en wat lijkt die van mevrouw Bromet op die van de heer De Groot. Dat is correct. Het is niet mijn gewoonte om dubbele moties in te dienen, maar de andere twee spreken expliciet over voorwaarden stellen, deze alleen over meewegen. Dat maakt het de minister weer net wat gemakkelijker om te accepteren.

De voorzitter:

Heel creatief. Dank u wel, meneer Futselaar. Dan kijk ik naar de minister. De moties worden gekopieerd en rondgedeeld. Daar wachten we even op.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef de minister het woord.

Minister Schouten:

Voorzitter. Ik lees de moties gelijk ter plekke, dus ik probeer het overzichtelijk te houden. Wat ik al zei: dit is met recht een begrotingsbehandeling geworden, want ik heb nu opeens een motie over gewasbescherming en allerlei doelen waar we het debat hier nog helemaal niet over hebben gevoerd. Dit lijkt mij dan ook een motie die we mogelijk zouden kunnen behandelen bij het gesprek dat we gaan krijgen over de visie op het gewasbeschermingsmiddelenbeleid. Ik vraag mevrouw Ouwehand daarom om deze motie, op stuk nr. 4, aan te houden, om hierover nog een keer een inhoudelijk gesprek te hebben, want we hebben het hier helemaal niet over gehad. Als ze dat nu niet wil doen, dan zal ik de motie moeten ontraden.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Ik overleg even met mijn collega Wassenberg, die bij ons de nieuwe landbouwgifwoordvoerder is.

Minister Schouten:

Het is u gewoon afgepakt!

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Laat ik het zo zeggen: ik vind het een mooi dossier.

De voorzitter:

Maar wat was het oordeel over deze motie?

Minister Schouten:

Ik heb mevrouw Ouwehand verzocht de motie aan te houden; anders is ze ontraden.

De voorzitter:

Gaat u verder.

Minister Schouten:

Ik kom toe aan de tweede motie, de motie-De Groot op stuk nr. 5, waarover ik iets ga zeggen wat ik bij de andere moties ook ga zeggen. Ik ben helemaal niet voornemens om nieuwe steunpakketten vorm te geven. Ik vind het dus een motie die vooruitloopt op iets wat ik niet van plan ben. Daarom ontraad ik deze motie.

Dan de derde motie, op stuk nr. 6, ook van de heer De Groot. Dit is eigenlijk een ongedekte motie, zeg ik maar. Ik heb al aangegeven hoe we in Europa willen gaan kijken hoe we de aanpak van illegale handel meer kunnen gaan stroomlijnen, dat de CVO zich daarover inzet en daarmee bezig is. Alleen, deze motie suggereert dat wij ook meer moeten gaan handhaven en meer mensen erop moeten gaan zetten om te kijken of er illegale handel plaatsvindt en om die ook te beboeten. Ik heb daar nu gewoon geen ruimte voor in de begroting. Wij doen hier echt al het een en ander. Wij hebben altijd grote acties, ook rondom Cites. Die hebben altijd mooie termen: pangolin en wat voor namen dan ook. Hier wordt echt inzet op gepleegd, maar er wordt nu aan mij gevraagd om dat te gaan intensiveren en daar heb ik het geld niet voor. Ik ga dat dus nu ontraden.

De voorzitter:

Een korte vraag van de heer De Groot.

De heer De Groot (D66):

Ik begrijp dat, maar dat is niet direct wat de motie vraagt. Waar het om gaat, is om de controles effectiever te maken, om samen te werken en om ervoor te zorgen dat de handhaving ... Nederland is echt al 30 à 40 jaar een draaischijf daarin en we krijgen het maar niet onder controle. Dus in die zin is de motie een oproep om de controles echt effectiever te maken. Wellicht kan de minister daar een onderzoek naar doen. Zo zou ze de motie ook mogen lezen.

Minister Schouten:

Een onderzoek naar het effectiever ... Ja, maar dan wordt het echt een andere motie. Dan wordt het een onderzoeksmotie en dan wil ik graag een gewijzigde motie, want dit is echt een andere motie op dit punt. Er zijn weleens dingen die misschien niet zo heel goed gaan op ons beleidsdossier, maar dit is echt een goed team. Dit zijn mensen die daar heel dedicated op zitten. Handel in wat voor illegale activiteiten dan ook is sowieso ingewikkeld. Dat is geen makkelijk vraagstuk, maar ...

De voorzitter:

Maar in welk opzicht wordt de motie dan gewijzigd? Als die rondgedeeld wordt, wat is dan het oordeel? Ik weet het niet.

Minister Schouten:

Ik weet niet hoe de wijziging gaat luiden.

De voorzitter:

Ja, maar we gaan dinsdag stemmen.

De heer De Groot (D66):

Voorzitter, ik zal de motie wijzigen in die zin dat er wordt gevraagd naar een onderzoek om de controles die er nu zijn, effectiever te maken door een verbetering van de samenwerking tussen de verschillende betrokken diensten.

Minister Schouten:

Mijn stelling is dat er al heel goed wordt samengewerkt.

De voorzitter:

Dus?

Minister Schouten:

Dan zou ik haar gewoon ontraden, want de suggestie is dat dat niet gebeurt en dat is niet zo.

De voorzitter:

Dan gaan we naar motie ...

Minister Schouten:

Maar ik vind het jammer, want ik heb volgens mij net allemaal toezeggingen gedaan over hoe we straks met wilde dieren omgaan. Dus het is ...

De voorzitter:

Ik hoor u zuchten. Ik zucht met u mee.

Minister Schouten:

Als ik toezeggingen doe, dan is het wel handig als die ook gewaardeerd worden. Maar ja ...

De voorzitter:

Meneer De Groot? Alleen om de motie aan te houden of in te trekken.

De heer De Groot (D66):

Ik heb de minister bedankt voor de toezegging, maar die gaat over de inzet in internationaal verband ...

De voorzitter:

Nee, het oordeel is al duidelijk, meneer De Groot. Gaat u verder, minister.

Minister Schouten:

Dan kom ik weer bij het stellen van voorwaarden aan eventueel toekomstige steunmaatregelen. Ik ben niet voornemens om andere steunmaatregelen te nemen, dus ik ontraad deze motie.

De voorzitter:

Ja, meneer Futselaar, u was zo genuanceerd, dacht u.

Minister Schouten:

Nee, maar deze was van Bromet.

De voorzitter:

O, sorry. Ik zie de heer Futselaar staan. Die staat er alvast.

De heer Futselaar (SP):

Er gaan drie moties over steunmaatregelen die de minister niet van plan is te nemen. Maar de realiteit is natuurlijk dat wij nu debatteren over een pakket van honderden miljoenen aan steunmaatregelen die de minister oorspronkelijk ook niet van plan was om te nemen. Regeren is vooruitzien en dat geldt natuurlijk ook voor de Tweede Kamer.

Minister Schouten:

Maar dan had de heer Futselaar ook de motie van mevrouw Bromet kunnen ondertekenen. Daar zocht u ook de nuance in. Maar goed, dan ga ik een discussie aan die we niet willen.

De voorzitter:

Ja, dan krijgt de heer Futselaar toch het woord.

Minister Schouten:

O, dat gaat hij ook doen.

De heer Futselaar (SP):

Ik ben een heel makkelijk mens. Als ik denk dat het stellen van voorwaarden misschien iets te strak is voor het kabinet en ik ze beter kan vragen om dingen mee te wegen, dan schrijf ik dat op, juist om het kabinet meer mogelijkheden te geven om te luisteren naar de wens van de Kamer.

Minister Schouten:

Dan de motie op stuk nr. 8 over het gebruiken van de onderuitputting bij de sierteelt voor de culturele sector. Ik zou zeggen: ga deze discussie ook met de minister van Financiën aan, want ik denk dat dit bij hem ligt. Ik moet deze motie nu ontraden, want de kaders zijn duidelijk. Alle covidsteun die gegeven is, is extra geld. Dat geld is er niet zomaar op de begroting bij gekomen. De minister van Financiën is daar ook vrij helder over geweest. Dat geld gaat weer terug naar de staatskas op het moment dat er onderuitputting is. Het debat over wat daar dan verder mee gebeurt, lijkt me niet het debat dat we in deze commissie moeten voeren. Ik ontraad deze motie dus.

Dan de motie op stuk nr. 9 over het onderzoek naar fiscaal reserveren voor de land- en tuinbouw. Ik snap de gedachte die daarachter zit. Ik zie ook best de haken en ogen die daarachter zitten. Ik ga met de collega van Financiën even kijken of we hier eventueel wat handen en voeten aan kunnen geven. Dan zou ik de motie oordeel Kamer kunnen geven.

De voorzitter:

Heel kort, de heer Madlener.

De heer Madlener (PVV):

Het is weliswaar niet mijn motie, maar er zijn natuurlijk veel meer sectoren die te maken hebben met cycli of crises. Ik noem de horeca. Het is toch vreemd als we agrarische ondernemers, hoe lief ik ze ook heb, hier anders gaan behandelen dan horecaondernemers of andere sectoren? Dus kan dat onderzoek verbreed worden naar de gehele Nederlandse economie?

Minister Schouten:

Nee, ik reageer op een motie die voorligt. Het is niet mijn voorstel. Ik zou zeggen: ga in conclaaf met de heer Geurts. Als het breder wordt, gaat die over mijn bevoegdheden heen. Want ik ga niet over allerlei andere sectoren. Gevraagd is om dit te onderzoeken. Ik weet niet of daar wat uitkomt. Ik zie het als een inspanningsverplichting, niet als een resultaatsverplichting. Ik kan daarnaar kijken; ik weet niet wat eruit komt.

De voorzitter:

Goed. Gaat u verder. Dan zijn we bij de motie van de heer Bisschop op stuk nr. 10.

Minister Schouten:

Ook hier hetzelfde verhaal. De onderuitputting gaat terug naar de staatskas. Dat is ook de lijn die is afgesproken met Financiën. Dat geldt overigens voor alle steunpakketten, niet alleen voor die van mij. Deze motie moet ik dus ontraden.

De voorzitter:

Korte vraag, de heer Bisschop.

De heer Bisschop (SGP):

Dat snap ik. Ik snap de denklijn ook. Waar het hier alleen om gaat, en daarin onderscheidt deze motie zich ook van andere moties, is dat het binnen de sector blijft. Het gaat over de landbouw, de tuinbouw, en daarbinnen zie je soms dat budgetten niet helemaal matchen. Daarom is het verzoek om het budget binnen de sector landbouw te mogen benutten, om knelpunten die daar zijn op te lossen. Wat daarna overblijft, vloeit natuurlijk terug. Daarmee ben ik het volkomen eens.

Minister Schouten:

Normaal is het zo dat in het geval van onderbesteding je dat geld ook nog wel op andere plekken in de begroting mag gebruiken waar een tekort is. Je mag dan binnen een begroting zeggen: hé, hier kunnen we het op deze manier oplossen. Bij de covidmiddelen is dat echt anders. De covidmiddelen zijn niet als regulier begrotingsgeld aan mijn begroting toegevoegd. Die zijn echt geoormerkt voor het doel waarvoor ze aangevraagd en toegekend zijn. Dat is wat anders dan het inzetten voor de andere sectoren. Vandaar dat dit anders is en ik deze motie dus moet ontraden.

De voorzitter:

De laatste, op stuk nr. 11.

Minister Schouten:

Ja, de laatste. Die betreft de discussie die ik net had met de heer Futselaar. Ik ben niet voornemens om een nieuw steunpakket op te stellen. Dus ook deze motie moet ik ontraden.

De voorzitter:

Dan wil ik de minister bedanken voor haar antwoorden. Ik wil ook de Kamerleden bedanken.

De (algemene) beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de suppletoire begroting gaan we volgende week dinsdag stemmen. Ook gaan we stemmen over de amendementen van mevrouw Ouwehand en de ingediende moties.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering even. Want om 14.00 uur gaan we eerst stemmen en daarna hebben we een VAO en een debat.

De vergadering wordt van 13.48 uur tot 14.00 uur geschorst.

Naar boven