Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 90, item 5 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | nr. 90, item 5 |
Aan de orde is het Verantwoordingsdebat over het jaar 2018.
De voorzitter:
Aan de orde is het Verantwoordingsdebat over het jaar 2018.
Ik heet de minister-president, de minister van Financiën en de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van harte welkom.
Ik geef de heer Tony van Dijck namens de PVV als eerste spreker het woord.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Voorzitter, dank u wel. We kijken vandaag terug naar het jaar 2018, het eerste volle jaar van het kabinet-Rutte III. Eerlijk is eerlijk, ze hadden de wind mee. De economie groeide met 2,7% en de werkloosheid daalde naar een niveau van voor de crisis, naar 3,8%. 195.000 mensen vonden in 2018 een baan. Maar laten we niet vergeten dat deze mensen eerder hun baan zijn verloren door het verkeerde beleid van deze zelfde Mark Rutte. Feitelijk zijn we nu dus terug bij af. Laten we ook niet vergeten dat nog steeds meer dan een miljoen mensen langs de kant staan, ondanks deze gespannen arbeidsmarkt. Er zitten nog steeds 400.000 mensen in de bijstand. Dat aantal wil maar niet dalen. Er zitten ook nog steeds 250.000 mensen in de WW. Hoe is dat te verklaren? Dat is mijn eerste vraag aan de minister van Financiën. Bedrijven snakken naar personeel en tegelijkertijd zitten er 650.000 mensen in een uitkering. Dat kan toch niet?
Voorzitter. Daar zit een tevreden minister van Financiën; dat kun je zien. Het geld klotst namelijk bij zijn ministerie tegen de plinten. In 2018 haalde hij 285 miljard op aan belastingen. Dat is 14 miljard meer dan een jaar eerder. En voor 2019 loopt dit op tot boven de 300 miljard. 300 miljard aan belastingen en premies dragen wij af aan deze minister! Er komt zelfs zo veel geld binnen dat het hem niet eens lukt om het geld uit te geven. Vorig jaar werd 5,2 miljard minder uitgegeven dan begroot. Meer dan 2 miljard ligt voor wegen en defensie op de plank, onbesteed. Maar het ergste is nog dat begin van dit jaar de energierekening steeg met €335, terwijl nu uit de verantwoordingsstukken blijkt dat er nog 2,5 miljard aan subsidies voor duurzame energie ongebruikt ligt te verstoffen. Waar slaat dat op, vraag ik aan de minister. Toch komt er bij de Voorjaarsnota weer meer geld bij, voor defensie, voor klimaat, voor jeugdzorg. Ze krijgen allemaal een miljardje extra van deze minister. Of ze het wel kunnen besteden, dat zien we later wel. Kan de minister verklaren waarom hij denkt dat ze nu wel dat miljard kunnen besteden?
De cruciale vraag voor vandaag is namelijk: waarom krijgt de burger niets bij de Voorjaarsnota? Waarom wordt de koopkracht niet gerepareerd? Want we zien allemaal dat die gaat tegenvallen. Waarom worden de mensen in dit land stelselmatig overgeslagen en uitgeknepen? Ik snap dat niet. Waarom? De collectieve lasten stegen onder Mark Rutte van 35,5% in 2010 naar 39,6% nu. Oftewel, de lasten knalden met 75 miljard omhoog. Een record! In plaats van €1.000 erbij ging er bij elke Nederlander meer dan €2.000 vanaf. Mark Rutte en de VVD zijn daarmee de lastenkampioen van Nederland. Chapeau!
Toch belooft deze minister-president elk jaar weer meer koopkracht, zonder gêne. Hij roept: elke Nederlander zal gaan voelen dat het economisch weer beter gaat, mark my words. Hij belooft dikke koopkrachtplussen, waar uiteindelijk niets van terechtkomt. In 2017 zouden we er 1% op vooruitgaan, en dat werd 0,3%. De helft van Nederland ging erop achteruit. 2018 was een koopkrachtarm jaar volgens de minister, met een schamel plusje van 0,3%. Nu ook weer leverde een derde van Nederland koopkracht in, ondanks de hoogconjunctuur. Kostwinners, gepensioneerden, ze leverden allemaal in. En nu, dit jaar, zouden we het dan eindelijk gaan voelen: 1,6% erbij. Koop die auto! Ik hoor het Mark Rutte nog zeggen. Maar ook dit blijkt een grote scam. Door de vele belastingverhogingen van dit kabinet op btw en energie valt de inflatie namelijk veel hoger uit dan verwacht, waardoor de prijzen nu harder stijgen dan de lonen. Per saldo gaan we er dus bruto weer op achteruit. Dan kun je als minister van Financiën twee dingen doen: je kan de belastingen verlagen, zodat mensen meer overhouden in hun portemonnee, of je kan op je handen gaan zitten en hopen dat de werkgevers de lonen verhogen. Deze minister kiest voor het laatste. Da's lekker makkelijk.
De beloofde extra koopkracht moet dus van de werkgevers komen en niet van dit kabinet. En dat terwijl het overschot op de begroting 11,3 miljard bedraagt. Deze minister bulkt van het geld, ons geld, ons belastinggeld. Terwijl veel mensen nauwelijks kunnen rondkomen, zit deze minister als een Dagobert Duck zijn geld te tellen in zijn pakhuis.
En ondertussen maar beloven dat iedereen het gaat voelen en dat het beter gaat. Maar de mensen in het land voelen helemaal niks, helemaal niks. Ze voelen dat ze keer op keer belazerd worden door dit kabinet. Het reëel besteedbaar inkomen staat al sinds het begin van deze eeuw stil. De mensen worden geen cent wijzer van alle economische groei. Gepensioneerden hebben de afgelopen jaren fors ingeleverd, tot wel 15%. Anderhalf miljoen gezinnen kampen met problematische schulden. Een op de drie Nederlanders heeft serieuze geldzorgen en nul euro aan spaargeld anno 2019. Het gaat dus helemaal niet goed met de burgers in dit land.
De PVV wil dat het overschot van meer dan 11 miljard grotendeels wordt teruggegeven aan de burgers. Het is hun geld. Het is te veel opgehaald belastinggeld. Daarnaast was hun een koopkrachtplus beloofd en belofte maakt schuld. Het kan ook als we de btw-verhoging terugdraaien, het eigen risico afschaffen en de energierekening verlagen. Dat levert ieder huishouden €1.000 extra koopkracht op. Dat is de €1.000 die eerder werd beloofd door de heer Rutte. Dat kost ongeveer 10 miljard. Dat kunnen we makkelijk betalen door de winstbelasting voor multinationals niet te verlagen, want die is nergens voor nodig, en door het overschot deels te gebruiken. Ik zal hierover in tweede termijn een motie indienen.
Voorzitter. Wat valt er op bij asiel en immigratie? Het kabinet wil ons laten geloven dat de asielinstroom onder controle is, maar niets is minder waar. Ook in 2018 werden 37.000 asielzoekers verwelkomd. Dat zijn er meer dan 100 per dag. Daarbovenop komen nog andere migranten via gezinsmigratie, met als resultaat dat 90.000 niet-westerse migranten worden toegelaten in één jaar: een stad zo groot als Venlo en dat elk jaar weer. 90.000 niet-westerse migranten! Het toelaten van al deze mensen kost geld, veel geld, geld voor zorg, geld voor onderwijs, geld voor politie-inzet, geld voor uitkeringen, geld voor sociale huurwoningen. Ik wil weten wat dit de belastingbetaler elk jaar kost. Ik vraag het elk jaar weer en ik krijg nooit antwoord, want je mag niet weten wat het kost, maar we laten wel 100.000 mensen binnen en we geven ze allemaal een uitkering en een huis. Daar heeft men tenslotte recht op. Waarom mogen we dat niet weten?
Ik blijf nog even bij het asielthema, want het kabinet is ook zo gek geweest om 80.000 Syriërs binnen te laten. Terwijl grote delen van Syrië weer veilig zijn, gebeurt er niets om die Syriërs weer terug te sturen. Dat willen ze natuurlijk ook niet, want ze zitten hier goed met een uitkering in een sociale huurwoning. Ook hiervan wil ik weten: wat kost dit de belastingbetaler? Dit jaar dreigen namelijk 10.000 Syriërs een permanente verblijfsvergunning te krijgen omdat ze hier vijf jaar zijn. En dan krijg je ze natuurlijk nooit meer weg. Er is dus geen tijd te verliezen. Het is vijf voor twaalf. Óf je stuurt ze terug, óf je zit er een leven lang aan vast. Ik eis daarom van deze minister dat hij hun verblijfsvergunning intrekt en ze terugstuurt, want ze zijn keihard nodig om hun eigen land straks op te bouwen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Tony van Dijck. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van 't Wout namens de VVD.
De heer Van 't Wout (VVD):
Dank u wel, voorzitter. Verantwoordingsdag en het Verantwoordingsdebat zijn een belangrijke en misschien ook wel heel erg Nederlandse traditie. Zoals met meer Nederlandse tradities mogen we daar eigenlijk wel heel erg blij mee zijn. Het schijnt overigens ook inmiddels een traditie te worden dat de planning van het debat erover ieder jaar voor wat problemen zorgt. Maar het is goed dat we hier vandaag kunnen zijn, ook met de minister-president erbij. Welkom terug. U zit zo'n beetje al de hele week in de Tweede Kamer volgens mij.
Minister Rutte:
Wel even naar huis geweest!
De heer Van 't Wout (VVD):
Even naar huis geweest, en misschien ook nog lesgegeven vanochtend.
Voorzitter. Om dit debat te kunnen voeren, zijn wij natuurlijk in de eerste plaats heel veel dank verschuldigd aan de Algemene Rekenkamer, die ongelofelijk veel werk heeft verzet om al die cijfers van de overheid door te pluizen en te kijken of het klopt en het geld goed is besteed. Heel goed dat ze dat dit jaar weer gedaan hebben.
Voorzitter. Stel, je zou als ongeboren kind mogen kiezen in welk land ter wereld je geboren zou worden. Je weet niet wat je ouders doen of waar ze vandaan komen, maar je mag kiezen waar ter wereld je geboren wilt worden. Ik ben ervan overtuigd dat bijna alle kinderen, als ze die keuze zouden hebben, voor Nederland zouden kiezen. We zijn immers een van de rijkste, meest welvarende landen ter wereld. Maar ook veel breder dan al die economische dingen is dit een van de beste landen ter wereld om te wonen. We zien het in alle lijstjes. We zien het ook in de Monitor Brede Welvaart en als het gaat om dingen als welzijn en geluk. Ik geloof dat wij zelfs de langste mensen ter wereld zijn, en als ik naar de minister van Financiën en de premier kijk, zou dat zomaar kunnen kloppen.
Voorzitter. Onze eerste uitdaging is natuurlijk om die fantastische positie die Nederland in de wereld heeft te behouden. Daar zijn wij als politici voor ingehuurd. Het tweede is dat we er natuurlijk oog voor moeten hebben dat er achter al die prachtige macrocijfers nog genoeg Nederlanders zijn met dagelijkse zorgen en dagelijkse problemen. Ook daarvoor moeten wij hier iedere dag weer knokken, om die problemen en zorgen van een antwoord te voorzien.
Voorzitter. Het is een cliché — maar clichés zijn clichés omdat ze waar zijn — maar de wereld verandert in een enorm hoog tempo. Op allerlei gebieden zal dat ons continu weer voor nieuwe vragen en uitdagingen stellen. Ik zou daarover graag straks, verderop in mijn betoog, nog een aantal dingen aan het kabinet willen vragen.
Voorzitter. Willen wij die fantastische positie van Nederland in de wereld zo houden, dan zal dat alleen lukken als we samenwerken, nationaal en internationaal, als we over verschillen heen stappen, durven compromissen te sluiten, en ook maatregelen te nemen en keuzes te maken die misschien niet gelijk de populariteitsprijs opleveren. Uiteindelijk denk ik dat mensen alleen iets aan politici hebben die niet alleen maar commentaar geven maar vooral ook dingen doen. De PVV voelt zich nu om een wonderbaarlijke reden geroepen om naar voren te komen!
De voorzitter:
Ja. De heer Tony van Dijck.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De PVV wil namelijk ook die fantastische positie behouden waar de VVD over spreekt. Maar denkt u dat het helpt om elk jaar 100.000 niet-westerse immigranten binnen te laten, om die een uitkering en een woning te geven en om die in de klassen te laten zitten, mensen die de taal niet spreken? Denkt u dat het helpt om die fantastische positie van Nederland te behouden als u 500.000 niet-westerse immigranten in vijf jaar tijd binnenlaat?
De heer Van 't Wout (VVD):
Wat helpt is, denk ik, dat je politici en een kabinet hebt die doen wat mogelijk is om mensen die op de vlucht zijn voor oorlog en geweld hier een plek te geven, die doen wat mogelijk is om hen zo snel mogelijk aan de slag te krijgen en in hun eigen onderhoud te laten voorzien en die doen wat mogelijk is om mensen, zodra het kan, ook weer terug te laten gaan naar hun land van herkomst. Dat is veel complexer dan we soms zouden willen, maar als ik kijk naar de debatten die we de afgelopen jaren voerden — ik wilde er net wat over gaan zeggen — en als ik kijk naar waar we een paar jaar geleden op dat dossier stonden, constateer ik dat er veel werk is verzet. Ook hierbij zullen we keihard moeten knokken om dit te doen. Overigens, in al die cijfers neemt u natuurlijk ook de mensen mee die we keihard nodig hebben, bijvoorbeeld de kenniswerkers bij ASML. Ik neem aan dat de PVV toch niet van plan is om dat fantastische bedrijf om zeep te helpen door te zeggen dat die mensen hier allemaal niet meer mogen komen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
U laat 80.000 Syriërs binnen in een paar jaar tijd. U laat 100.000 niet-westerse immigranten binnen per jaar. De statistieken bewijzen het: 60% van die mensen zit in de uitkering, twee derde van die jongeren komt in aanraking met de politie. Dat zijn allemaal statistieken dat die mensen nou niet echt een asset zijn voor onze samenleving. U hebt het over het behoud van die fantastische positie, maar dan moet u die mensen niet binnenlaten. Dan moet u die mensen gewoon bij de grens tegenhouden. U doet niet uw best om ze terug te sturen, want dan zou u mijn motie straks meetekenen om dit jaar 10.000 Syriërs terug te sturen voordat ze een permanente verblijfsstatus krijgen. Maar dat doet u niet. U deelt paspoorten uit. U deelt verblijfsvergunningen uit. U deelt uitkeringen uit.
De voorzitter:
En de vraag is?
De heer Tony van Dijck (PVV):
U deelt sociale huurwoningen uit. U bent sinterklaas, u staat uit te delen en u bent niet voor het behoud van die fantastische positie. U bent Nederland aan het vergalopperen.
De voorzitter:
Wat is uw vraag, meneer Van Dijck?
De heer Tony van Dijck (PVV):
Waarom doet de VVD dat?
De heer Van 't Wout (VVD):
Het kan niet beide waar zijn: dat het zo'n enorme puinhoop is onder regeringen waar de VVD deel van uitmaakt en dat we zo'n mooi land zijn geworden. Dat kan niet beide waar zijn. Ik ontken niet, en ik denk niemand onderhand meer in deze Kamer, dat we hele grote uitdagingen hebben als het gaat om integratie en immigratie. Maar ik zei net iets wat ik dan ook terug zou willen zeggen tegen de PVV. Willen we dit land zo prachtig houden als het is, dan vereist dat samenwerking, niet alleen nationaal maar vooral ook internationaal. De oplossing om een soort muur om Nederland heen te gaan zetten, zal funest zijn voor de totale welvaart van dit land. Dit moet je Europees oplossen. Ik heb de PVV nog nooit één stap zien zetten om daar ook maar iets aan bij te dragen.
Voorzitter. Dit is één zo'n thema, als ik eens even terugdenk sinds ik in 2012 in de Kamer kwam ... Over heel veel dingen voeren we bijna het omgekeerde debat als zeven jaar geleden. Ik ben woordvoerder zorg geweest, ik ben woordvoerder sociale zaken geweest. Over de zorg voerde ik toen hele zware debatten over hele moeilijke maatregelen die we moesten nemen om het overheidshuishoudboekje weer op orde te krijgen. In mijn periode als woordvoerder arbeidsmarkt hadden we het over het grote vraagstuk hoe we de steil oplopende werkloosheid terug konden brengen. Met alle nuances — de heer Van Dijck zei net ook wat over de vele mensen die nog aan de kant staan — voeren we nu op heel veel punten eigenlijk bijna het omgekeerde debat. We voeren zelfs het debat over de zorg hoe we het extra geld dat beschikbaar is ook nog weggezet krijgen. Het grootste probleem op de arbeidsmarkt is niet meer de enorme werkloosheid, maar het enorme aantal vacatures en hoe we die vervuld gaan krijgen.
Voorzitter. In 2018, het jaar waar we hier vooral over spreken — de heer Van Dijck noemde net ook dat staatje al op — daalde de werkloosheid met 3,8%. Ik zeg hem na: dat zijn 195.000 mensen die een baan vonden. Hij maakte net een vergelijking met een stad als het gaat om immigranten. Ik maak een vergelijking met een stad: 195.000 mensen aan de slag, dat zijn meer mensen dan in Breda of Amersfoort wonen.
Voorzitter. De staatsschuld — misschien een wat minder tot de verbeelding sprekend of sexy onderwerp, maar wel belangrijk voor hoe we dit land achterlaten voor onze kinderen — daalde naar 52,4%. Er was een overschot op de begroting van 1,5% en de economie groeide met 2,7%. Dat was ook nog eens vooral het gevolg van het feit dat huishoudens veel meer consumeerden.
Voorzitter. De macrocijfers zijn dus domweg goed, maar die macrocijfers zijn natuurlijk geen doel op zichzelf. Ik denk niet dat iemand, behalve misschien een paar echte economen en econometristen in deze zaal, juichend thuiskomt als de AIQ is gestegen. Het gaat er vooral om wat dat nou betekent voor mensen aan de keukentafel, voor die mensen die dag in dag uit zorgen voor familie en hun kinderen, 's ochtends vroeg opgaan om aan de slag te gaan.
De heer Alkaya (SP):
De VVD komt met allemaal groene cijfers om het vervolgens weer te nuanceren. Gelukkig, zou ik willen zeggen. Maar ik ken de VVD toch ook als een bescheiden partij over de rol in de samenleving. In hoeverre is de VVD nou van mening dat die mooie cijfers komen dankzij de VVD? Dat kon je een beetje tussen de regels door horen, maar ik vermoed dat de VVD daar toch anders tegen aankijkt.
De heer Van 't Wout (VVD):
Als het goed gaat met een samenleving zoals de onze, is dat in de eerste plaats altijd te danken aan al die inwoners die iedere dag weer de schouders eronder zetten. Aan de mkb'er die de afgelopen jaren — ik ken er velen — bijna onder bijstandsniveau geleefd heeft, maar toch doorgeknokt heeft. Aan de politieagent die 's avonds zijn leven in de waagschaal zet om ons veilig te houden. Daar is dat in de eerste plaats aan te danken. Ik zou het mooi vinden als wij het eens zijn met de Socialistische Partij dat we relativerend moeten zijn over wat de overheid vermag voor het geluk van mensen, want dat ben ik zeker. Maar ik denk ook — daar is mede vanuit uw partij de laatste jaren toch veel kritiek op geweest — dat de overheid wel een rol heeft om het zo te organiseren dat het land maximaal tot zijn kracht kan komen. Ik verwees net naar de debatten die we de afgelopen zeven, acht jaar gevoerd hebben. Ik denk dat er verstandig beleid is gevoerd. Ik ben er trots op dat wij daar als VVD onderdeel van zijn geweest, met vele anderen, zeg ik daarbij.
De heer Alkaya (SP):
Het is niet zo dat ík zo tegen de overheid aankijk, maar het verbaast me dat de VVD ...
De heer Van 't Wout (VVD):
Daar was ik al bang voor.
De heer Alkaya (SP):
Dat heeft u dan goed opgemerkt. Het verbaast me dat de VVD als het slecht gaat, zegt: wij zijn hier om u te helpen en ondanks dat het slecht gaat, gaan wij nu verstandig beleid voeren. Dat zegt de VVD nu weer. Maar vervolgens gaat u wel lopen pronken met de goede cijfers. Ik zou willen stellen dat het juist ondanks de VVD goed gaat met het land. Het gaat goed dankzij de mkb'ers en dankzij de agenten die dag in, dag uit hard werken en Nederland inderdaad draaiende houden, ondanks de VVD. Want ook als ik aan het kabinet vraag — wat ik in de feitelijke vragenronde heb gedaan — wat het effect is geweest van de onkunde van het kabinet om dit geld en de middelen die nu beschikbaar zijn, uit te geven om zo de schade van Rutte I en Rutte II te herstellen, geeft het kabinet toe dat dat een negatief effect heeft gehad op de groei in Nederland. Als dit kabinet dus kundig genoeg was geweest om te investeren in de toekomst van het land en de koopkracht te herstellen, was het nog beter gegaan.
De voorzitter:
Wat is de vraag?
De heer Alkaya (SP):
Deelt de VVD de mening dat het in Nederland nog beter was gegaan en het herstel nog sneller was geweest als niet de VVD maar een wat socialere partij aan het roer had gezeten?
De heer Van 't Wout (VVD):
Nee.
De voorzitter:
Voordat ik u het woord geef, zeg ik het volgende. Iedereen heeft natuurlijk uitgebreide spreektijden ingevuld en dat is ook prima. Maar die spreektijden zijn vooral bedoeld voor jullie eigen inbreng en ik vraag om de interrupties wel kort en bondig te houden, echt een vraag te stellen en niet bij elke interruptie ook weer een hele lange inleiding te houden. Ik kijk u niet aan, want het is niet persoonlijk naar u bedoeld, of wat dan ook, maar ik kijk naar alle woordvoerders. Is dit afgesproken? Ja? Gaat u verder.
De heer Van 't Wout (VVD):
Ik vat de vraag zo samen dat de heer Alkaya eigenlijk vraagt of het land beter af was geweest met de SP in de kabinetten van de afgelopen periode. Dat waag ik toch enigszins te betwijfelen.
Voorzitter. Ik had het erover wat de macrocijfers betekenen en dat die betekenis voor mensen in hun dagelijkse leven het allerbelangrijkste is. Wat die macrocijfers betekenen, is vooral belangrijk voor de brede middenklasse die wij in Nederland gelukkig nog hebben. Ik wil daar zo meteen ook nog wat over zeggen. Die brede middenklasse is zo cruciaal voor onze samenleving.
Dan kom ik op een punt dat ook de heer Van Dijck in zijn betoog aanraakte. Een belangrijke ambitie van dit kabinet, die voor de VVD ook een reden is om deel te nemen aan deze coalitie, is dat we na hele zware crisisjaren nu ook willen dat mensen echt gaan voelen dat we erop vooruitgaan. Er is veel te nuanceren over koopkrachtcijfers en wat zij daadwerkelijk betekenen. Er was ooit een fantastisch filmpje van Arjen Lubach, waarin de hele systematiek achter koopkracht werd ontleed. Je mag dan onder andere geen dag ouder worden gedurende een heel jaar. Dat is complex, maar desondanks is dit natuurlijk wel een indicator die we moeten gebruiken. Het is ook goed dat we die hebben. De tweede nuancering is dat de vraag of het goed met je gaat en of het goed met het land gaat, natuurlijk breder is dan wat er in je portemonnee gebeurt. Daarom vind ik het ook goed dat dit kabinet fors investeert in allerlei dingen die we in ons dagelijks leven allemaal belangrijk vinden, of het nou gaat om veiligheid, goede zorg voor je ouders of grootouders of goed onderwijs voor je kinderen. Dat moeten we ook allemaal meewegen, maar dan blijft er het feit dat de koopkrachtstijging in het afgelopen jaar gewoon tegenvalt. Dat is misschien nog niet eens zo gek, omdat dat het eerste jaar was waarin het beleid in die zin enig effect kon hebben. De signalen die we voor dit jaar zien, nog los van de cijfers, stellen ook nog niet helemaal gerust. Gelukkig was het laatste bericht dat ik voorbij zag komen over loonstijgingen, wel weer wat beter dan wat we in april zagen, maar er is meer nodig.
De heer Azarkan (DENK):
Ik kon in het eerste deel een aardig eind meegaan met de collega van de VVD, maar hij komt nou op een punt aan waar ik het even kwijt ben. Hij zegt eigenlijk dat het ingezette beleid van het kabinet er nog niet toe heeft geleid dat die koopkracht is verbeterd. Kan de collega van de VVD iets meer duiden wat dat beleid dan was om te zorgen dat niet de economische groei toenam maar dat mensen dit daadwerkelijk in hun portemonnee zouden voelen?
De heer Van 't Wout (VVD):
Ik ga daar zo meteen nog wat uitgebreider op in voor de komende jaren. Wat 2018 betreft denk ik dat iedereen het hier met mij eens is dat we liever meer stijging hadden gezien dan die 0,3% van de koopkracht, maar dat is het volgende punt dat ik wilde gaan maken. Ik denk dat de overheid en dit kabinet daar echt hun deel wel genomen hebben. Dat geldt ook als je ziet wat we de komende jaren doen, met een forse lastenverlichting, met name voor burgers: 5 miljard euro is een van de grootste lastenverlichtingspakketten van de afgelopen tien jaar. Mijn punt, dat ik straks ook wil maken, is dat we als overheid niet alleen continu moeten kijken waar je die lasten nog verder kunt verlichten. Ik vind het bijvoorbeeld heel goed dat het kabinet al heeft aangekondigd dat het de komende tijd iets wil doen aan de stijging van de energierekening, maar die vooruitgang kan niet alleen van de overheid komen. Die zal ook van het bedrijfsleven moeten komen. Ik kan nu doorgaan met mijn betoog, maar misschien zit er nog een vraag tussen.
De heer Azarkan (DENK):
Volgens mij is het niet zo ingewikkeld. We hebben vorig jaar gezien hoe de kabinetsleden over elkaar heen buitelden, hoe ze elkaar de veren in de welbekende plek staken om te laten zien dat iedereen, 94% of 96%, erop vooruit zou gaan. Dat is gewoon niet gebeurd. De mensen zien wel de groei van de economie, met 2,7%, maar het kabinet kan nooit bepalen wat de inflatie is en wat de loonontwikkeling. En dus is die belofte die met hele grote woorden gedaan werd — ik heb het mevrouw Ollongren in een talkshow zien doen: "jazeker, iedereen gaat erop vooruit" — gewoon niet waargemaakt. Hoe kijkt de collega van de VVD aan tegen die belofte, waardoor mensen zeggen: ik word cynisch van de politiek, want het gaat hartstikke goed en de bedrijven doen het hartstikke goed, maar in mijn portemonnee zie ik dat niet terug?
De heer Van 't Wout (VVD):
We mogen er in Nederland heel blij mee zijn dat we onafhankelijke bureaus hebben die ons van cijfers voorzien over hoe het gaat met het land. Of het nou het CPB is of het Nibud, zij komen met cijfers die zeggen dat mensen erop vooruitgaan. Dat zijn altijd voorspellingen die mee of tegen kunnen vallen. We hebben in de afgelopen jaren beide gezien. Maar mijn pleidooi is: er is echt nog werk aan de winkel. Daar wilde ik ook net wat over gaan zeggen.
De voorzitter:
Tot slot, op dit punt.
De heer Azarkan (DENK):
Er wordt gezegd: Nederland is het mooiste land om in te wonen. Ik onderschrijf dat volledig; we doen het hartstikke goed. De woordvoerder zegt: de VVD heeft daar heel veel aan bijgedragen. Maar als ik dan kritisch word en vraag hoe het komt dat de beloofde koopkrachtontwikkeling geen waarheid is geworden, dan zegt hij: dat lag aan de onafhankelijke instituten, die een verkeerde berekening hebben gemaakt. Ja ... Dat is wegkijken.
De heer Van 't Wout (VVD):
Dat zeg ik helemaal niet. Ik zeg alleen dat die ons van cijfers voorzien en dat we daarin vorig jaar een kleine vooruitgang en het komende jaar een wat grotere vooruitgang zien. Je hebt met dat soort cijfers altijd, zoals u zelf ook aanhaalt, dat ook niet-beïnvloedbare factoren daarop inwerken. In de afgelopen jaren hebben we gezien dat dat soms meer en soms minder is. Mijn pleidooi is dat er nog werk aan de winkel is voor de overheid. Dan gaat het om het waarmaken van de belofte dat de energierekening straks omlaaggaat. Dan gaat het erom — dat zal altijd een inzet van de VVD blijven, ieder begrotingsjaar weer — dat je kijkt of er ruimte is om met name voor de middeninkomens wat aan lastenverlichting te doen.
Maar het kan niet alleen daarvandaan komen. Wil je echt vooruitgang in de portemonnee hebben, dan moet je ervoor zorgen dat mensen aan het werk gaan. Dat is het afgelopen jaar wél goed gegaan. De 195.000 mensen die van een uitkering naar werk zijn gegaan, zie je niet terug in de koopkrachtstatistieken. Maar op huishoudniveau is daar wel heel veel gebeurd, nog even los van het grote geluk dat het brengt als je weer aan de slag bent. Daar moet je dus vooral mee door blijven gaan.
Maar er is nog een ander punt, dat u al aanraakte en waarover ik het deels ook met u eens ben. Ik denk dat we echt van bedrijven mogen vragen om waar het kan, hun verantwoordelijkheid te nemen en nu ook de lonen omhoog te gooien. Ik denk dat dat in het belang van het bedrijfsleven zelf is en goed voor de stabiliteit van de samenleving en voor de tevredenheid van het personeel. Dan snap ik heel goed dat dat echt niet overal zomaar mogelijk is en dat zeker de kleinere bedrijven, die hele zware jaren hebben gehad, dat niet doen. Maar ... Misschien mag ik dit even afmaken, voordat de heer Nijboer interrumpeert. Ik heb gehoord dat het kabinet die oproep aan bedrijven ook doet. Ik noem minister Hoekstra en minister Wiebes, en eerder ook premier Rutte al. We moeten het bedrijfsleven daar echt op blijven aanspreken.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb hier zelf eerder ook voor gepleit. Toen was de VVD nog niet zover. Ik ben dus blij dat de VVD deze oproep aan het bedrijfsleven doet. Ik wil u nog wel vragen naar de rol van de overheid. Aan de ene kant heb je belastingverlagingen. Die zitten in de inkomstenbelasting. Tegelijkertijd heeft dit kabinet ook de btw verhoogd en de energierekening hoger gemaakt. Dat kun je wel weer terugdraaien, maar dat is natuurlijk niet zo geweldig geweest. En als overheid ben je ook nog werkgever. De loonsverhoging voor leraren is heel beperkt gebleven. Die krijgen niet wat ze verdienen. Wil de VVD ook aan die twee zaken wat doen? Of blijft u bij een oproep aan het bedrijfsleven?
De heer Van 't Wout (VVD):
Aan de energierekening wil ik zeker wat doen. Dat heeft het kabinet ook aangekondigd. Als tweede vraagt u: wij zijn ook een hele grote werkgever; kun je daar dan niet meer doen? Ik snap dat pleidooi wel, nog even los van de vraag of ergens financiële ruimte voor is, niet alleen omdat we allemaal waardering hebben voor de beroepen waarover we het hebben, maar ook omdat het potentieel een goede werking kan hebben als voorbeeld voor de rest van de samenleving. Stel dat er ruimte is voor dit soort dingen. Dan zou mijn afweging toch altijd wel een beetje als volgt zijn. Je kunt het heel specifiek uitgeven via de lonen van mensen die in de collectieve sector werken. Maar er zijn natuurlijk ook heel veel mensen op hetzelfde salarisniveau die niet bij de overheid werken. Dat geld kun je ook besteden om, door vrij gerichte lastenverlichting, daar iets te doen. We moeten straks bij de begroting eerst maar eens zien waarvoor er allemaal ruimte is, en dan kijken of er een grote balans te vinden is, maar mijn neiging zou zijn om eerder te kijken of we iets kunnen doen waar alle mensen van profiteren, dus zowel in de collectieve als in de niet-collectieve sector, in plaats van alles in te zetten op loonsverhoging bij de overheid.
De heer Nijboer (PvdA):
Over delen hiervan ben ik echt enthousiast, want voor de VVD was het de afgelopen tijd natuurlijk altijd: vestigingsklimaat voorop; lastenverlichting voor bedrijven is superbelangrijk. En nu zegt de VVD: de lonen moeten omhoog, want de middeninkomens lijden. Dat ben ik zeer met hem eens. Maar als de oproep van de heer Van 't Wout wordt gevolgd en bedrijven de lonen verhogen, dan zou de overheid dat toch ook moeten doen? Dan moet de overheid daar toch ook haar deel aan bijdragen? Het zou toch onredelijk zijn om tegen alle mensen in de marktsector te zeggen: de lonen moeten omhoog, maar wij als overheid trekken daar geen geld voor uit? Ik vraag u dus om dat wel te doen.
De heer Van 't Wout (VVD):
Dan kom ik toch een beetje met hetzelfde antwoord. Dit is natuurlijk zo'n wens waar je het bijna gelijk mee eens bent als je de rekening niet hoeft te betalen. Ik kan mij dat voorstellen. Als er de komende tijd financiële ruimte is, zou ik prioriteit geven aan die brede lastenverlichting, maar ik snap ook best het pleidooi om te kijken naar de rol van de overheid als werkgever.
De voorzitter:
De heer Nijboer.
De heer Van 't Wout (VVD):
Dit is natuurlijk ook niet het debat — sorry, voorzitter, want ik neem dit serieus — waarin wij de begroting behandelen, maar ik zeg daar niet automatisch nee tegen.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Nijboer (PvdA):
Dat is goed om te horen, anders zou de oproep wat gratuit zijn. Ik geloof dat er ruimte is bij de VVD, en die zullen we proberen te benutten bij de Voorjaarsnota.
De voorzitter:
De heer Tony van Dijck, een korte vraag.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Een korte vraag, voorzitter. Ik ben een beetje moe van het huiliehuilie van de VVD over de burgers: we zijn zo trots op de burgers en ze verdienen lagere belastingen en meer geld in de portemonnee. Maar de lasten worden sinds de VVD aan de knoppen zit structureel met 75 miljard verhoogd. Dat is wat de burgers voelen; niet die mooie praatjes, maar wat er feitelijk in hun portemonnee gebeurt. Nu zien we voor het derde jaar op rij dat de koopkracht tegenvalt. Wat gaat u doen bij de Voorjaarsnota? Gaat u nu nog iets herstellen of zijn het weer beloftes voor 2020?
De heer Van 't Wout (VVD):
Er ligt een heel regeerakkoord, dat voor een deel tot uitvoering is gekomen en voor een deel nog tot uitvoering moet komen, ook als het bijvoorbeeld gaat om lastenverlichting. Vorig jaar is niet alles daarvan al geëffectueerd. Bij iedere begroting zullen wij ervoor knokken om waar dat kan te kijken of er meer mogelijk is; dat zei ik zonet al. We hebben al gezegd dat we iets gaan doen aan de energierekening. Maar we moeten ook wel even kijken uit welke tijd we komen. Ik besef heel goed dat er heel veel gevraagd is van heel veel mensen in dit land, maar ik denk dat we daar gezond uit zijn gekomen. Ten tweede zie ik ook de PVV in veel debatten erg veel waarde hechten aan allerlei zaken waaraan we als overheid geld uitgeven, zoals de zorg. Dat geld zal ook ergens vandaan gehaald moeten worden, en de begroting moet ook sluitend zijn.
De heer Tony van Dijck (PVV):
De crisis is betaald door de burgers; dat is algemeen bekend. Nu gaat het wat beter. In 2017 was er een stijgende lijn, met 2,5% groei. Wat krijgen de burgers? 0,3%. De helft van Nederland gaat erop achteruit. Dan 2018. Wat krijgen de burgers? 0,3%. Een derde van Nederland gaat erop achteruit. Wat krijgen ze dit jaar? Door het beleid van de VVD met die stomme btw-verhoging knalt de inflatie omhoog en gaan ze weer onderuit in de koopkracht. Dit is het derde jaar op rij! Wie gelooft u nog? U zegt dat de burgers het moeten gaan voelen. Iedereen is het daarmee eens. Vervolgens staan alle signalen op rood dat de burgers het niet gaan voelen, en wat doet u? U hebt het weer over 2020. Maar dan is de hoogconjunctuur voorbij en zegt u: ja, nu kan het niet meer. Zo worden de burgers structureel voor de gek gehouden onder VVD-beleid.
De heer Van 't Wout (VVD):
Ik vind dit echt wel hele makkelijke praat, eerlijk gezegd. Ook in de cijfers van nu zit gewoon nog vooruitgang. En ja, de btw is verhoogd, maar u trekt continu één dingetje uit een heel pakket aan maatregelen. Dit is onderdeel van een pakket waarin ook de lasten op arbeid fors verlaagd worden. En waar wat meer kan: ja, graag.
De heer Alkaya (SP):
Ik wil hier kort op doorgaan. De VVD zegt dat we even moeten bekijken wat de begrotingsruimte is om de koopkracht van mensen echt daadwerkelijk te herstellen. Maar vandaag voeren we het Verantwoordingsdebat. Terugkijkend kunnen we in ieder geval vaststellen dat het in 2018 niet zo is gegaan als de VVD had beloofd, of zoals was beloofd en mensen is voorgehouden, en dat er een begrotingsoverschot is geweest. Wat vindt de VVD er terugkijkend van dat er én een begrotingsoverschot is — 11,3 miljard is op de plank blijven liggen — én dat de belofte over de koopkracht niet is nagekomen?
De heer Van 't Wout (VVD):
In deze vraag ligt volgens mij een pleidooi besloten om overschotten fijn uit te gaan delen. Dat klinkt heel aantrekkelijk, maar ik denk dat we in Nederland heel blij mogen zijn dat we een begrotingsbeleid hebben waarbij we in jaren dat er forse meevallers zijn, een deel reserveren om in jaren dat het wat minder gaat dat op te kunnen vangen. Onze staatsschuld zit nog steeds op het niveau van voor de crisis. Al die moeilijke debatten van een paar jaar geleden, waaraan ik refereerde, waren mede het gevolg van het feit dat daarvoor onvoldoende buffers waren opgebouwd om een crisis op te vangen. Ik vind het heel verstandig om nu het goed gaat een beetje oog te houden voor het moment waarop het wat minder kan gaan. De onzekerheid in de wereld is enorm. Kijk naar brexit, naar wat Trump aan het doen is en noem maar op. Ook het CPB waarschuwt dat het economisch weleens wat minder zou kunnen gaan. Ik snap dat je niet gelijk juichende mensen op een pleintje krijgt als je meevallers ook gebruikt voor de staatsschuld, maar dat neem ik dan maar voor mijn kap, want ik wil niet dat ik over tien jaar moet uitleggen waarom wij er niet voor gezorgd hebben dat we in deze goede tijd een beetje verstandig beleid hebben gevoerd, waardoor we dan hele rabiate dingen moeten gaan doen.
De heer Alkaya (SP):
Met alle respect, maar de VVD reageert nu alsof het een zwart-witverhaal is, alsof je die 11,3 miljard in z'n geheel moet besteden of helemaal moet sparen. De VVD kan toch prima toegeven dat een deel van die 11,3 miljard door het kabinet best besteed had kunnen worden om te werken aan meer koopkrachtherstel voor de mensen die al jarenlang hebben ingeleverd? Dat betekent niet dat je daardoor gelijk helemaal niets kunt opbouwen voor de jaren waarin het weer crisis zal zijn. Een deel van die 11,3 miljard had daar toch best voor gebruikt kunnen worden?
De heer Van 't Wout (VVD):
In theorie kan alles, maar ik vind dit verstandig. Overigens hebben we, zoals u wellicht ook weet, in het verleden ook al gezegd dat er wat ons betreft nog best eens gekeken kan worden naar het meevallersvolume dat we in het vorige kabinet hadden. Maar dat is een discussie die we bij de begroting maar weer eens moeten gaan voeren. Natuurlijk, in theorie kan alles, maar dan krijg je waarschijnlijk tien keer een klein deel. Ik denk dat dit kabinet verstandig begrotingsbeleid voert. Ik denk dat het nog steeds verstandig is. Ik snap dat het niet heel leuk is dat we er alles aan doen om de staatsschuld tot een verantwoord niveau terug te brengen, al was het maar omdat we nog steeds 6 miljard euro per jaar kwijt zijn aan rente. Dat geef ik liever aan andere dingen uit.
De heer Alkaya (SP):
Ik doe het Verantwoordingsdebat voor het eerst, maar volgens mij is het niet de bedoeling dat we terugkijken op het kabinetsbeleid van 2018 en dan zeggen: in theorie kan alles. Ja, in theorie kan inderdaad alles. Daar zijn we het vrij snel over eens met z'n allen. Dan zouden we dit debat ook niet hoeven te voeren. Maar wij moeten het kabinet toch afrekenen op het beleid dat is gevoerd? Het resultaat daarvan is dat een op de drie mensen koopkracht heeft ingeleverd terwijl de economie groeide. Daarnaast was er een begrotingsoverschot van 11,3 miljard. Daar mag de VVD toch wel een oordeel over hebben? Daarover kan de VVD toch zeggen dat het te veel was en dat het best wat minder had gekund of dat het prima is dat de koopkracht is achtergebleven en dat het geld naar de aflossing van de staatsschuld is gegaan?
De heer Van 't Wout (VVD):
Nee, ik denk dat het heel goed is dat vorig jaar 195.000 mensen aan een baan zijn geholpen. Ook dat soort zaken komen omdat wij al jarenlang een verstandig financieel beleid voeren. Daardoor hebben we een sterke economie waardoor dat mogelijk is. Natuurlijk wil iedereen altijd overal meer, maar politiek is keuzes maken in schaarste. Ik denk dat er het afgelopen jaar verstandig beleid is gevoerd en dat er waar het kan nog een stapje bij mag, zoals ik al een paar keer heb gezegd.
De heer Azarkan (DENK):
Ik wil toch nog even doorgaan op het punt dat mensen koopkrachtverbetering is beloofd en dat dit heel hard op tv is geroepen, waardoor dat ook afstraalde op het kabinet, maar dat het vervolgens wederom niet waar werd gemaakt. Als er dan door collega's wordt gevraagd of we niet iets zouden kunnen doen voor de mensen, dan wordt er verwezen naar dat dit verstandig is en volgens allerlei regels moet. Dan wordt er gezegd dat we het eerst moeten onderzoeken. Ik begrijp dat nooit zo goed, want het is een belofte die gedaan is. In die zin is er niet gezegd: let op, beste mensen, als de koopkrachtontwikkeling achterblijft en als de inflatie, die wij zelf voor een deel hebben veroorzaakt, toeneemt, dan heeft u eigenlijk helemaal niks in uw portemonnee. Ik wil mijn collega van de VVD vragen waarom hij een bedrijf als Shell of Unilever zo makkelijk 2 miljard structureel uit die ruif wil geven, zonder onderbouwing? Dat werd hier verdedigd alsof dit het belangrijkste was wat er moest gebeuren, maar zonder onderbouwing. Toen kon het wel: 2 miljard! Als we nu kijken, zien we dat Unilever het afgelopen jaar van 6 miljard winst naar 9 miljard winst is gegaan. Die hadden dit überhaupt niet nodig. Waarom wilt u de multinationals wel meteen die 2 miljard geven, maar de mensen 0,3%?
De heer Van 't Wout (VVD):
In het hele lastenbeeld van dit regeerakkoord gaat er 5 miljard euro aan lastenverlichting naar burgers. Als je kijkt naar het hele pakket en naar wat er nog op ons afkomt, denk ik dat er een hele nette verdeling ligt tussen wat je voor bedrijven en voor burgers doet. Je hebt die bedrijven wel nodig. We hebben de bakker en de slager op de hoek ook gewoon nodig. Die moeten de ruimte krijgen om hun werk te kunnen doen en om velen nieuw werk te geven, net zoals de 195.000 mensen die dit vorig jaar overkomen is.
De voorzitter:
Korte vraag, meneer Azarkan.
De heer Azarkan (DENK):
De collega van de VVD kan toch niet volhouden dat er een goed evenwicht is tussen wat er aan burgers wordt gegeven en aan bedrijven, zeker aan multinationals? Ik heb tijdens de begroting het voorbeeld gegeven van mevrouw Cornelissen: 2013 -6,3% voor haar pensioen, 2014 0%, 2015 0%, 2016 0%, 2017 0% en 2018 0% en zij moet nog een korting verwachten. Is dat wat de VVD evenwichtig noemt ten opzichte van een bedrijf als Unilever, waarvoor 2 miljard wordt uitgetrokken? De winst van dat bedrijf stijgt van 6 miljard naar 9 miljard. En de heer Van 't Wout zegt dan: dat vinden we evenwichtig; zo gaan we in dit land om met de verdeling van de welvaart.
De heer Van 't Wout (VVD):
Nee. Ik heb aangegeven hoe het lastenbeeld van dit regeerakkoord eruitziet. Ik vind dat daar een evenwicht in zit. Het gaat natuurlijk om veel meer dan één bedrijf. Dat weet de heer Azarkan ook. Er is hier geen paragraaf in het belastingstelsel die zich specifiek op één bedrijf richt. Overigens kan ik de heer Azarkan misschien deels tegemoetkomen, want ik vind wel dat we van de bedrijven waar het goed mee gaat, wel mogen vragen om er oog voor te hebben dat hun werknemers echt gaan meeprofiteren. Dat heb ik net ook al gezegd.
Over het thema, de vraag of mensen meeprofiteren van de economische groei en van groeiende bedrijfswinsten, is de laatste tijd veel gedebatteerd, ook buiten deze Kamer. Veel economen breken zich toch een beetje het hoofd over hoe het komt dat de loonontwikkeling achterblijft bij de economische groei, zeker in zo'n krappe arbeidsmarkt. Ik ben ervan overtuigd dat dit niet een dingetje is dat je zomaar even met een toverstokje op kunt lossen. Ik denk wel dat dit een van de vraagstukken is die we op de langere termijn moeten zien te beantwoorden. Het voordeel is dat het in Nederland nog relatief beter gaat dan in andere landen, want dit is een vraagstuk dat in vele economieën speelt. Ik had het net al even over het niet zo sexy begrip "AIQ". Die stijgt in deze kabinetsperiode wel weer. Wat we in andere landen heftiger zien gebeuren, is het gevolg van trends. Ik denk dat we ons er wel van bewust moeten zijn dat die trends evengoed op ons afkomen.
De voorzitter:
Gaat u verder.
De heer Van 't Wout (VVD):
Ja, ik was aan het praten.
De voorzitter:
Ik dacht dat u nog steeds bezig was met de beantwoording van de vraag van de heer Azarkan.
De heer Van 't Wout (VVD):
Dat vloeit vanzelfsprekend in elkaar over, voorzitter. De interrupties passen telkens precies bij waar ik in mijn betoog naartoe wilde.
De voorzitter:
Ik dacht: ik hou de spreektijden een beetje in de gaten, maar dit is prima.
De heer Van 't Wout (VVD):
Voorzitter. Ik weet dat we hier terugkijken op 2018, maar ik denk dat het in het verlengde van de dingen waar we minder tevreden over zijn, wel past om dit thema voor de wat langere termijn te raken. Ik zie dat dit kabinet bezig is met een aantal studies die gaan over de inrichting van ons land op de wat langere termijn. De commissie-Borstlap kijkt naar de arbeidsmarkt. Het gaat ook over verschillende onderzoeken naar een nieuw belastingstelsel die gedaan worden. Het gaat ook om onderzoeken die kijken waar voor de toekomst begrotingsruimte zit. Ik vraag het kabinet of het ervoor kan zorgen dat er straks, als we al die onderzoeken bij elkaar hebben, een beetje integraal naar gekeken wordt. Kan dan in die onderzoeken vooral de vraag worden meegenomen hoe we antwoord kunnen geven op dat belangrijke vraagstuk van hoe het gaat met de brede middenklasse in ons land? Hoe kunnen we ervoor zorgen dat de economische groei en de vooruitgang bij bedrijven meer in evenwicht komen met wat er in de lonen gebeurt? Graag een reactie daarop van het kabinet.
Voorzitter. Dan het jaarverslag zelf, waar ik met uw welnemen nog drie punten uit wil halen. Het is natuurlijk prachtig dat er een goedkeurende verklaring ligt van de Algemene Rekenkamer, maar eigenlijk mogen we natuurlijk ook niet anders verwachten. Er is wel enige reden tot zorg, want we zien dat de marge toch weer wat kleiner is dan vorig jaar. De Rekenkamer geeft ook aan dat hij die goedkeurende verklaring niet zomaar had kunnen afgeven als de regels die volgend jaar gehanteerd gaan worden voor een goedkeurende verklaring nu al hadden gegolden. Ik kan me toch niet voorstellen dat deze minister van Financiën volgend jaar de geschiedenis wil ingaan als de eerste minister van Financiën die deze eeuw geen goedkeurende verklaring aan de Kamer kan overleggen. Ik hoor graag van hem hoe hij dat gaat voorkomen. Ik ben erg bezorgd over het imago van deze minister van Financiën, zult u begrijpen. Dat moeten we een beetje stevig houden.
Voorzitter. Een tweede punt waar de Algemene Rekenkamer veel aandacht voor vraagt, is het personeelsbeleid van het Rijk, al was het maar omdat dit er een van de oorzaken voor is dat er nog geen geld besteed is aan sommige dingen waar we geld aan hadden willen uitgeven. Iedereen snapt wel dat je in een krappe arbeidsmarkt niet zomaar overal een blik mensen kunt opentrekken. Maar de Rekenkamer geeft aan dat er wel een wat breder probleem zit bij de rijksoverheid. Kijk naar de samenstelling van het personeelsbestand en het inzicht in wat er in de toekomst nodig is. Sommige onderdelen van de overheid beconcurreren elkaar. Ik hoor graag van de minister van Binnenlandse Zaken, die hier toch is, wat zij met die conclusies van de Rekenkamer gaat doen.
En dan het meest springende punt uit de verslagen die we dit jaar hebben gekregen, namelijk alles rondom ICT en met name de informatiebeveiliging. Dit ligt denk ik bij dezelfde minister. We weten allang dat het huwelijk tussen overheid en ICT-projecten over het algemeen niet het meeste gelukkige is, om het eufemistisch uit te drukken. Ook hierbij is er wel enig begrip voor dat dit nu eenmaal tijd kost. Maar dat begrip is er eerlijk gezegd minder als het gaat om de informatiebeveiliging. Het is cruciaal dat die bij de overheid op orde is. We hebben gegevens van burgers. We moeten ervan op aan kunnen dat die gewoon veilig zijn. Ik ben geschrokken van wat de Rekenkamer er ook dit jaar weer over zegt, tot en met de opmerking dat het ministerie van Buitenlandse Zaken schijnbaar straks dreigt te worden afgesloten van diplomatieke berichten, omdat de beveiliging van de computersystemen niet op orde is, om er maar eens eentje te noemen.
Dit is des te erger omdat dit niet voor het eerst is. Twee jaar geleden diende mijn collega De Vries al een motie in, die breed gedragen werd. Vorig jaar heeft de hele Kamer gezegd dat dit nu echt afgelopen moet zijn. Maar het zijn er meer geworden dan in het afgelopen jaar. Dat is gewoon echt niet goed. Ik denk ook niet dat wij het ons kunnen veroorloven om maar weer te wachten op wat de Rekenkamer ons hierover volgend jaar gaat berichten. Hier zitten dingen in die gewoon niet mis mogen gaan, dus die tijd hebben we niet. Wat mij betreft komt de minister nog voor de zomer met een overtuigend plan voor hoe ze dit gaat aanpakken, met als datum waarop dit voor elkaar moet zijn niet wanneer het volgende rapport van de Rekenkamer komt, maar gewoon 1 januari van het eerstvolgende jaar. Ik denk dat het ook niet te veel gevraagd is om als Kamer te vragen om daarover tussentijds gerapporteerd te worden. Ik vind het overigens goed dat de minister van Binnenlandse Zaken, die hier coördinerend minister op is, bij dit debat aanwezig is. Dat is een eerste signaal. Ik neem aan dat dit ook vooral vanwege dit thema is.
Voorzitter, tot slot. Ik vind het een groot goed dat wij in dit land instituties zoals de Rekenkamer en onze planbureaus hebben. We rekenen in dit land werkelijk alles tot twee cijfers achter de komma door. Dat leidt tot grote transparantie en tot verantwoording over de besteding van het vele belastinggeld dat hier wordt opgehaald. Het is misschien niet altijd de meest opwindende lectuur om tot je te nemen, maar zij is wel belangrijk, want die transparantie en verantwoording zijn immers de kern van onze democratie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. De heer Van Raan heeft een vraag.
De heer Van Raan (PvdD):
Ik heb met veel aandacht geluisterd naar het betoog van de heer Van 't Wout. Omdat in het Verantwoordingsdebat ook de Monitor Brede Welvaart tamelijk centraal staat, zat ik eigenlijk te wachten op de reflectie van de heer Van 't Wout op de houdbaarheid van het huidige economische systeem. De Monitor Brede Welvaart staat voor later namelijk redelijk in het rood bij met name twee cruciale zaken: de Living Planet Index en de cumulatieve CO2-uitstoot. Dat kan nog worden gekoppeld aan het feit dat het huidige economische systeem 2,8 wereldbollen vereist als de hele wereld zou leven als Nederland. Ik vraag mij dan ook af of de heer Van 't Wout daar nog wat over kan zeggen, want de Monitor Brede Welvaart zegt eigenlijk dat wat we gedaan hebben en aan het doen zijn niet houdbaar is. Misschien kan hij daar nog wat over zeggen.
De heer Van 't Wout (VVD):
Allereerst dank voor deze interruptie, want als ik überhaupt te weinig heb gezegd over de waardering voor de Monitor Brede Welvaart, dan biedt mij dit een kans om dat recht te zetten. De heer Van Raan zal het denk ik met mij eens zijn dat het grote beeld dat daaruit naar voren komt, is dat het nu en later heel goed gaat met ons land. Hij noemt de specifieke indicatoren. Dit kabinet is meer dan welk vorig kabinet dan ook bezig om alles te doen om ons klimaat voor de toekomst een beetje netjes aan onze kinderen over te dragen. Ik denk dat de monitor alleen maar een aansporing is om daarmee op een verstandige wijze door te gaan.
De heer Van Raan (PvdD):
Dan hou je jezelf zo ongelofelijk voor de gek dat het bijna niet te doen is om dat nu in een interruptie duidelijk te maken.
De heer Van 't Wout (VVD):
U heeft straks nog een termijn voor uw eigen betoog.
De heer Van Raan (PvdD):
Ik leg hier een belofte neer aan de heer Van 't Wout. Ik hoop dat hij die opneemt en dat wij daarover een keer gaan spreken, want hij zit er zo ongelofelijk naast. Dus daar ga ik graag met hem op een ander moment over in gesprek.
De heer Van 't Wout (VVD):
Die uitnodiging neem ik met graagte aan.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Snels namens GroenLinks.
De heer Snels (GroenLinks):
Voorzitter. De president van de Algemene Rekenkamer verwees in zijn presentatie naar de film Memento om duidelijk te maken dat je, om écht te weten wat de invloed van overheidsbeleid is, heel veel puzzelstukjes uit het heden en het verleden bij elkaar moet zoeken. Bij de voorbereiding van dit debat kreeg ik zelf de film Groundhog Day voor ogen. Daarin wordt eenzelfde dag steeds opnieuw beleefd, terwijl de hoofdrolspeler steeds ongelukkiger wordt. Dit is mijn derde Verantwoordingsdag en ik sta hier eigenlijk een beetje zoals ik hier vorig jaar en het jaar daarvoor stond — Groundhog Day — en met dezelfde vragen. Hoe gaan we zorgen voor aansluiting van de Monitor Brede Welvaart, die wordt vertaald in concrete beleidsdoelen die worden vastgesteld in de begroting en de beleidsplannen en waarover in het jaarverslag verantwoording wordt afgelegd? Wat waren de doelen van het overheidsbeleid? Hoe effectief is het beleid geweest om die doelen te halen? En wat hebben we geleerd? Dit is een belangrijk debat, omdat we burgers moeten kunnen vertellen of belastinggeld goed besteed is.
De mbo-studenten bij de V-100 stelden heel veel van dit soort verantwoordingsvragen. Welke doelen van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg zijn in 2018 gehaald en hoe heeft u dat gemeten? Kunt u toelichten waarom u er niet in geslaagd bent om voldoende medewerkers bij de politie aan te trekken en wat zijn de gevolgen daarvan geweest voor de veiligheid in 2018? Wat zijn uw plannen om het imago van het mbo te verbeteren en hoe gaat u mbo'ers meer kansen geven op een stage? Het zijn typische verantwoordingsvragen. De doelen zijn te koppelen aan de indicatoren over sociale ongelijkheid, veiligheid of zorg uit de Monitor Brede Welvaart en zouden een relatie moeten hebben met beleidsinitiatieven uit de begroting. Maar vaak zijn noch de doelen, noch het beleid, noch het leereffect te vinden; in ieder geval niet systematisch. De premier was vorig jaar vrij kort over de Monitor Brede Welvaart: leuk project, maar niet meer dan dat, want de overheid is geen geluksmachine. Maar het is eigenlijk precies zoals de Rekenkamer stelt: overheidsbeleid heeft invloed op ons leven. Dan moet de overheid toch ook integraal verantwoording kunnen afleggen over de effecten van beleid? De minister van Financiën sprak op Verantwoordingsdag over het gevoerde beleid in 2018. Bij zijn presentatie en in het Financieel Jaarverslag van het Rijk sprak hij uitgebreid over de mooie economische groeicijfers. Maar op Verantwoordingsdag en in het jaarverslag wordt met geen woord gesproken over brede welvaart. Wat krijgen we eigenlijk voor ons belastinggeld? Dat is toch eigenlijk de hoofdvraag die we op deze dag zouden moeten kunnen beantwoorden.
Mag ik dan als GroenLinkser eens naar een van onze multinationals verwijzen? In het prijswinnende jaarverslag van DSM worden brede doelstellingen verantwoord, niet alleen financieel, met een prominente plek voor de Sustainable Development Goals. De doelstellingen zijn ook nog gekwantificeerd. 75% van de gekochte elektriciteit moet hernieuwbaar zijn in 2030. 80% tot 90% van het afval moet in 2020 worden gerecycled. Er is ook nog een openhartig hoofdstuk toegevoegd met wat er vorig jaar eigenlijk is misgegaan en wat daarvan geleerd is. Dat ging onder andere over incidenten met personeel, een datalek en vervuiling van water in Peru.
Waarom lukt het grote bedrijven wel om integraal te rapporteren? Is het kabinet bereid om te kijken naar de beste voorbeelden uit het bedrijfsleven en daar wat van op te steken? Is het kabinet bereid om een plan van aanpak te maken om ervoor te zorgen dat we op termijn — dat is echt een ideaalsituatie; daar zijn we nog ver van af — de brede welvaart kunnen omzetten in beleidsdoelen? Het gaat erom dat we daar bij beleidsvoorstellen en bij de begroting zo concreet mogelijk over kunnen zijn en daar ook verantwoording over kunnen afleggen in het jaarverslag. Een hoofdstuk over wat er geleerd is van het verleden, zou wat mij betreft ook zeer toepasselijk zijn. Dan krijgen we samenhang — zie artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet — in de verantwoording, in de indicatoren voor brede welvaart en inzicht in kwaliteit. Dan kunnen we uiteindelijk de vragen van de mbo-studenten gemakkelijker beantwoorden. De minister gaf de heer Sneller en mij, als rapporteurs voor onder andere inzicht in kwaliteit, bij zijn presentatie complimenten voor ons werk. Dank daarvoor. Maar hij zal het mij niet kwalijk nemen dat ik wat ongeduldig ben. Groundhog Day was een mooie film. Maar ieder jaar hetzelfde debat, zonder voortgang? Dat is niet wat we willen.
Dan de resultaten. Ik begin met de Monitor Brede Welvaart. Complimenten aan het CBS: veel werk verricht, weer beter dan vorig jaar en echt een mooie integratie van de monitor en de Sustainable Development Goals. Een aantal trends kennen we al van vorig jaar. De hoge welvaart hier gaat ten koste van toekomstige generaties en mensen elders op de wereld. We hebben als land een te grote ecologische voedafdruk en de hoogste veestapeldichtheid van Europa. We stoten weer meer broeikasgassen uit dan het jaar ervoor. Onze import van natuurlijke hulpbronnen leidt in veel Afrikaanse landen tot problemen die de brede welvaart daar verlagen.
De heer Van Raan (PvdD):
Nog even over het vorige punt. Het betoog van de heer Snels van GroenLinks over het belang van de Monitor Brede Welvaart, over de cijfers die meetbaar moeten zijn en over dat het bedrijfsleven het misschien wel beter doet dan de overheid, was echt goed. Helemaal mee eens. Dan vraag ik me toch af waarom GroenLinks ermee heeft ingestemd dat juist het koolstofbudget uit de Klimaatwet gehaald is. Dat is nou net zo'n ding dat je heel goed kan meten en waar je heel goed op kan afrekenen. In de stukken kun je teruglezen dat de heer Klaver overtuigd is door de heer Wiebes om het koolstofbudget eruit te halen, want het was toch niet zo'n goed idee. Die twee dingen kan ik niet zo goed rijmen. Kan hij dat toelichten?
De heer Snels (GroenLinks):
Volgens mij is het wel voortdurend de vraag — en dat is ook de zoektocht bij het CBS — hoe je nou zo concreet mogelijk beleidsdoelen kunt vastmaken. Dat heeft iets met statistiek te maken, dat heeft iets te maken met "wat kun je meten" en dat heeft ook nog iets te maken met "hoe kun je het ook jaarlijks in beleid beïnvloeden".
Waar ik wel blij om ben, is dat het klimaatbeleid een van de uitzonderingen is van het totale overheidsbeleid, waarin we de doelen eigenlijk vrij concreet hebben. Die zijn vertaald vanuit de klimaatdoelstellingen van Parijs: de temperatuur beneden 2°C, of liever nog naar 1,5°C halen. Dat wordt weer vertaald naar een CO2-uitstoot en dat wordt dan weer vertaald naar de nationale doelen. Dus als er nog een van de beleidsterreinen is waar we grote stappen vooruit hebben gezet om zo concreet mogelijk te maken wat wij als land moeten doen in de internationale gemeenschap en daar ook afrekenbare doelen op te maken, dan is het nou juist wel klimaatbeleid.
De heer Van Raan (PvdD):
Een hoop mooie woorden en een glijbaan van een redenering. Maar een feit blijft dat het IPCC, maar ook de planbureaus, het erover eens zijn dat een koolstofbudget hét middel is om af te rekenen. En dat is nou net de tand die GroenLinks heeft laten trekken om de Klimaatwet tandeloos te maken. Dus ik volg de redenering van de heer Snels, maar de consequentie die hij eraan verbonden heeft, het gemak waarmee het koolstofbudget eruit gehaald is, doet toch een hele hoop kracht inbinden aan zijn betoog. Dat wou ik even zeggen.
De heer Snels (GroenLinks):
Dank daarvoor, maar ik denk nog steeds dat er een hele nauwe relatie is tussen de CO2-doelstellingen en het koolstofbudget, dus zeg maar de kapitale benadering en de benadering van hoe je nou jaarlijks naar beneden gaat. Volgens mij is die relatie vrij goed meetbaar.
Voorzitter. Waar was ik gebleven? Bij het klimaat. Ik zei het net: hier hebben we wel doelstellingen, bijvoorbeeld die van Parijs, als het gaat om klimaatverandering.
Als het gaat om natuur en biodiversiteit heb ik wel wat zorgen. Wat zijn hier nou precies de doelstellingen van het kabinet en hoe realiseren we die?
Een andere trend is de afruil tussen economische groei en welzijn. De groei is hoog en de werkgelegenheid is hoog. Daar is het kabinet trots op en terecht, maar de keerzijden zijn er ook. Tevredenheid over vrije tijd neemt af, en er is meer stress en minder regie over het eigen leven. Hoe kijkt het kabinet nou naar deze afruil en welke rol is er voor de overheid?
Het meest zorgwekkende als het gaat om brede welvaart is de stapeling van effecten. De verschillen zijn groot, met onderaan de ladder mensen met een lagere opleiding en een niet-westerse achtergrond. Hoge woonlasten, overgewicht, een laag subjectief welzijn, een laag inkomen, gezondheidsklachten en ook weinig vertrouwen in instituties en mensen. Dit is niet een probleem van koopkrachtplaatjes, maar een maatschappelijk en eigenlijk ook een democratisch probleem. Welke conclusie trekt het kabinet uit deze afruil?
Voorzitter. De minister van Financiën noemde twee weken terug zes successen, maar bij de wijze waarop hij dat deed zijn gelijk weer kanttekeningen te maken vanuit een oogpunt van verantwoording. Hij zei: Het kabinet verhoogde de salarissen van leraren in het primair onderwijs. Maar de Rekenkamer constateert dat er nog steeds geen zicht is op de resultaten van de aanpak van de werkdruk. Het kabinet werkte aan verbetering van bereikbaarheid en files, zei de minister. Maar ondertussen zien we dat de 130 km/h alleen maar heeft geleid tot meer files en niet tot kortere reistijden. Welke conclusie trekt het kabinet daaruit? Het kabinet wilde armoede aanpakken, zei de minister. Maar het aantal mensen in langdurige armoede is gestegen naar 600.000 en het percentage van de bevolking dat in relatieve inkomensarmoede leeft, is opgelopen tot 13,2%. Het kabinet wilde de handhaving van de socialezekerheidsregels versterken, zei de minister. Maar de helft van de mensen die in 2017 een uitkering aanvroeg, had op 1 oktober 2018 nog geen eerste gesprek gehad. Het kabinet sloot akkoorden om de zorg betaalbaar te houden, maar ondertussen luidden 250 wethouders van de coalitiepartijen de noodklok vanwege geldtekort voor de jeugdzorg. Het kabinet nam maatregelen om werken lonender te maken. Maar inmiddels zien we dat de lonen niet zijn gestegen, in ieder geval niet genoeg zijn meegestegen met de duurdere boodschappen.
Hier zie je wat de Rekenkamer volgens mij bedoelt met de film Memento. We hebben geen goed beeld van de effecten van oud beleid en maken al nieuw beleid zonder dat we weten wat daarvan de doeltreffendheid is. Daarom is het zo belangrijk om te leren van het verleden en concrete doelen te formuleren, zoals de Comptabiliteitswet voorschrijft.
Naar aanleiding van een toezegging kregen we deze week een brief van de minister van Financiën over de navolgbaarheid van de aanvullende post en de vervolgstappen verbetering artikel 3.1. Dat is een prima brief. Wat ik daar mis, is dat bij overboekingen vanuit de aanvullende post naar departementen niet alleen de navolgbaarheid naar begrotingsposten wordt verbeterd, maar dat direct daarbij ook de verantwoording in het kader van artikel 3.1 wordt toegelicht door de betreffende bewindslieden, want volgens mij is het juist bij nieuw beleid en juist bij nieuw geld belangrijk om artikel 3.1 bij Kamercommissies op het netvlies te brengen. Graag een reactie.
Voorzitter. Dan de publieke sector en geld dat op de plank blijft liggen. Het werk in de publieke sector is belangrijk voor ons welzijn, voor de aanpak van sociale ongelijkheid en dus voor welvaart in brede zin. Mijn partij spreekt al langer van een crisis, maar ook de Rekenkamer trok harde conclusies. Achtereenvolgende bezuinigingen hebben de kwaliteit van publieke dienstverlening aangetast. De consequenties van veel bezuinigingen zijn tot op de dag van vandaag merkbaar, en nog lang niet alle gaten zijn gedicht. Er zijn risico's voor de continuïteit van de dienstverlening, onder andere bij de zorg, Defensie, onderwijs en politie. Natuurlijk wordt er extra geïnvesteerd. We hebben dat debat meermaals gehad en dat zullen we ook bij de Voorjaarsnota gaan voeren. Maar de arbeidsmarkt is krap. Mensen zijn moeilijk te vinden, waardoor de werkdruk hoog blijft. De Rekenkamer zegt terecht: het is niet erg als geld doorgeschoven wordt als er nog geen goede bestedingsplannen zijn. Maar ruimhartiger zijn met salarisverhoging lijkt mij een inzet waar we geen spijt van krijgen als het gaat om het werk bij de politie, Defensie, onderwijs en zorg en het aantrekkelijker maken van dat werk. Graag een reactie.
Voorzitter. De Algemene Rekenkamer heeft zorgen over de rechtmatigheid bij ontvangsten, uitgaven en verplichtingen. De heer Van 't Wout sprak er ook al over. De rechtmatigheid was lager dan de voorgaande vijf jaar. Bij verplichtingen zat de minister met 99,07% zelfs op het randje van acceptabel. We hebben er in de jaren tachtig vele, vele jaren over gedaan om de boekhouding in Nederland op orde te krijgen. Baren deze cijfers de minister van Financiën zorgen? Wat gaat hij eraan doen? Hoe gaat hij voorkomen dat niet tijdig gemelde slotverschillen — de minister is hier zelf ook de fout ingegaan met verplichtingen voor ICT, de Belastingdienst en de Wereldbank — als onrechtmatig zullen worden gezien? Dan komen we inderdaad in het scenario van de heer Van 't Wout.
Voorzitter. Dan naar ICT. De Rekenkamer is ook kritisch over de ICT bij de rijksoverheid. De informatiebeveiliging is niet op orde. Er is een verhoogd risico op datalekken. Er is te weinig standaardisatie. De Kamer wordt slecht geïnformeerd over ICT-uitgaven en onnodige uitgaven aan systemen. We praten anno 2019 nog over het implementeren van regels uit 2012. Het aantal onvolkomenheden op het gebied van ICT is sinds 2015 verdubbeld van negen naar negentien vorig jaar. De Belastingdienst blijft een pijnlijk voorbeeld. Het ICT-systeem voor de omzetbelasting stamt uit 1982. Ik probeer mij voor te stellen hoe een ICT-systeem uit 1982 eruitziet. Dan krijg ik beelden van pacman voor ogen. Waarom kan het kabinet nog steeds niet goed in kaart brengen hoeveel de rijksoverheid jaarlijks uitgeeft aan het in stand houden van bestaande ICT-systemen? Gaat het kabinet bindende afspraken maken over het beheer binnen de rijksoverheid?
Voorzitter, tot slot. Vorige week waren er wat kleine berichtjes in de media over de unieke welzijnsbegroting van Nieuw-Zeeland, het well-being budget. Ik heb een blik geworpen op die begroting en die is echt interessant. Brede welvaart wordt centraal gesteld in het overheidsbeleid. Daarin worden concrete prioriteiten met concrete doelen gekozen voor bijvoorbeeld welzijn en het verminderen van armoede bij kinderen, maar ook voor sociale en economische innovatie en transitie naar een duurzame economie. Er wordt evidencebased gewerkt. Ministers moeten aangeven hoe doelen bereikt worden. En op basis daarvan wordt het budget verdeeld. Er volgt een impactanalyse en een evaluatie van het gekozen beleid. Dat is ongeveer onze Monitor Brede Welvaart, vertaald in beleidsdoelen en volgens artikel 3.1 van de Comptabiliteitswet beargumenteerd met leereffecten, zoals wij dat doen in het project Inzicht in Kwaliteit. Ik zei al dat de premier vorig jaar kort was in zijn waardering voor de Monitor Brede Welvaart, maar zouden hij en de minister van Financiën een reactie kunnen geven op de Nieuw-Zeelandse systematiek, die denk ik zeer leerzaam is?
Dank u wel.
Minister Rutte:
Ik ga er in oktober heen, dus ik kan het zelf bekijken.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Snels. Dan geef ik nu het woord aan de heer Slootweg namens het CDA.
De heer Slootweg (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Ook dank aan de leden van het kabinet. Ik ben bijzonder blij dat mevrouw Ollongren bij ons is. Dat geeft aan hoe belangrijk de ICT-problematiek ...
De voorzitter:
De minister van Binnenlandse Zaken.
De heer Slootweg (CDA):
De minister van Binnenlandse Zaken. Haar aanwezigheid geeft aan hoe belangrijk het kabinet de ICT-problematiek vindt. In mijn bijdrage kom ik erop terug.
Voorzitter. Deze jaarverslagen, deze slotwetten, zijn het eerste rapport van het kabinet. Het legt daarmee verantwoording af. Verantwoording afleggen is belangrijk, want daarmee proberen we het cynisme in de politiek te voorkomen.
Cynisme. Ik ervaar aan den lijve het wantrouwen dat veel mensen hebben tegen de politiek. Als de politiek met concrete antwoorden komt, zijn die vaak economisch of financieel, maar de mensen worden er niet zekerder van. Het lijkt wel of de politiek oppervlakkiger wordt naarmate de zorgen van mensen zich verdiepen: nog rauwere boodschappen, nog lozere beloften in de hoop gehoord te worden tijdens verkiezingscampagnes. En na de verkiezingen volgt de teleurstelling als de beloftes ijdel bleken en de politiek zijn normale gang gaat. Het is cynische politiek die op zichzelf het cynisme van de burgers voedt. Deze ontwikkeling vreet aan het fundament van de democratie en daarom moeten we dit cynisme bestrijden, want democratie houdt deze ontwikkeling niet eindeloos vol. Was getekend, Sybrand Buma.
Verantwoording afleggen is niet genoeg. De wijze waarop je dat doet, kan cynisme voeden. Voor mij is van belang dat we dit cynisme bestrijden door te proberen het vertrouwen in instituties te herstellen. En dan gaat het ook om een cultuuromslag. Tijdens de presentatie van de verantwoordingsstukken gaf Tjibbe Joustra ons aan dat het bewerkstelligen van een cultuuromslag misschien wel het moeilijkste is.
Voorzitter. Zo op het eerste gezicht is er weinig reden voor cynisme, maar juist voor optimisme. Het gaat goed met 's lands financiën. De economie groeide met 2,7% en dat is hoger dan het langjarig gemiddelde. Meer mensen vonden een baan. Het begrotingsoverschot steeg naar 1,5%, waardoor de overheidsschuld daalde naar 52,4%. Dat is een ruime marge om niet direct hard te hoeven bezuinigen wanneer het economisch tegenzit.
Wanneer we kijken naar de ontvangsten, uitgaven en verplichtingen van de rijksrekening, dan constateert de Algemene Rekenkamer dat meer dan 99% ervan rechtmatig is. Wel is er een duidelijk punt van zorg: het aantal fouten en onzekerheden is toegenomen ten opzichte van 2017. Gelukkig zijn er in tegenstelling tot vorig jaar geen ernstige onvolkomenheden. Toch kan mijn fractie zich vinden in de observatie van de Rekenkamer dat de toename van het aantal onvolkomenheden een reden tot zorg is. Er moet op dat punt echt een tandje bij.
Voorzitter. Dat grote begrotingsoverschot is niet iets goeds in zichzelf. De omvang van dit overschot komt door meevallende uitgaven en veel van die uitgaven schuiven door naar de komende jaren. Het wordt uitgegeven, maar niet nu. Omdat je weet dat deze uitgaven komen, vraagt dat om discipline om de meevallers niet aan te wenden voor andere uitgaven. Dit vraagt om goed rentmeesterschap.
Voorzitter. Naast de jaarverslagen is voor het tweede jaar de Monitor Brede Welvaart gepresenteerd. Hierdoor weten we ook welke richting het met Nederland opgaat in bijvoorbeeld welzijn, gezondheid, samenleving en veiligheid. Dit jaar is er ook een relatie gelegd met de Sustainable Development Goals, die internationaal worden gebruikt. Op tal van vlakken kunnen we onze positie hierdoor internationaal vergelijken. Dat vinden we winst. Wat bespreking wel moeilijk maakt, is het grote aantal indicatoren, en misschien nog wel meer het meetmoment van die indicatoren. We spreken vandaag over de jaarstukken van 2018, maar sommige indicatoren uit de monitor gaan over 2015. Een moeilijkheid is dat we daardoor misschien pas na de volgende verkiezingen iets kunnen zeggen over zo'n indicator en over de vraag of het beleid wel de juiste weg is ingegaan.
De mogelijkheid om te beoordelen of beleid succesvol is, hangt in grote mate af van de vraag hoe concreet doelstellingen worden geformuleerd. Mijn eerste vraag is: hoe kijkt het kabinet aan tegen een jaarlijkse rapportage over wat het doet om de "rode posities" — die maken onderdeel uit van de Sustainable Development Goals — te verbeteren? Kan het daarover rapporteren? Hoe kijkt het kabinet ertegen aan om juist bij die rode posities een aantal concrete doelstellingen te formuleren, zodat beter kan worden nagegaan of deze verbeteren?
Op één indicator van de Monitor Brede Welvaart wil ik aan de hand van de jaarverslagen dieper ingaan, en die is het vertrouwen in instituties. De monitor laat zien dat we enerzijds in een land leven waar mensen nog veel vertrouwen hebben in instituties. Maar we zien wel dat er sprake is van een afname in dat vertrouwen. Dat gaat ook over ons. Willen we samen de uitdagingen van morgen aankunnen, dan moet er onderling vertrouwen zijn tussen de inwoners, de bestuurders en de controleurs, over en weer en onderling. Lukt dat niet, dan voeden we cynisme. Mijn fractie ziet in veel van de geconstateerde onvolkomenheden terug dat te weinig wordt gedaan om te werken aan herstel van dat vertrouwen. Het vertrouwen in instituties kan worden aangetast als mensen bijvoorbeeld lezen dat er extra geld beschikbaar wordt gesteld om problemen op te lossen, maar vervolgens blijkt dat we niet zeker weten of met dat extra geld ook de juiste dingen worden gedaan. Ook kan het worden aangetast wanneer we regelingen zo ingewikkeld maken dat mensen afhaken en denken dat ze niet voor hen zijn bedoeld, en wanneer we beloftes om werk te maken van onvolkomenheden niet nakomen.
Voorzitter. Dit kabinet heeft in 2018 13 miljard meer uitgegeven dan in 2017. Gek genoeg kan die inzet van extra middelen het vertrouwen in instituties aantasten. Ik probeer een paar voorbeelden te geven die dat duidelijk maken. In 2017 wordt bij jou vastgesteld dat je daadwerkelijk gedeeltelijk arbeidsongeschikt bent. Je ontvangt een WGA-uitkering. Je hebt gemerkt dat zelfs in een gespannen arbeidsmarkt veel werkgevers bang zijn om jou aan te nemen. Je wilt je verhaal kwijt en je ervaringen delen in persoonlijk contact. Je hoort dat het UWV juist voor dat persoonlijk contact extra geld ontvangt, maar in oktober 2018, een jaar later, behoor jij nog tot de helft van de mensen met wie geen contact is geweest vanuit het UWV. Mijn fractie beseft heel goed dat het moeilijk is om mensen te vinden, maar wat wij dan niet verwachten is het volgende spelletje. In brieven aan de Kamer geeft de minister aan dat hij wil dat het UWV met alle — ik herhaal: met alle — WGA-gerechtigden die in 2017 zijn ingestroomd, persoonlijk contact heeft. Maar wat is nu de reactie? Nee, daar bedoel ik niet alle WGA-gerechtigden mee, maar alleen de mensen die overgedragen zijn aan het WERKbedrijf. Dit soort woordenspelletjes voeden cynisme en tasten het vertrouwen in instituties aan.
Extra geld is er ook voor de verpleeghuiszorg. Zorgkantoren hebben de rol om erop toe te zien dat het extra geld ook goed besteed wordt. Maar hebben ze daarvoor de juiste instrumenten? Kunnen zorgkantoren wel meten dat een verpleeghuis ook daadwerkelijk betere zorg levert, en daarvoor ingrijpen? Er is bijvoorbeeld ook een vraag die ik vanuit de V100 heb meegekregen: zoekt het kabinet ook uit of in 2018 de werkdruk in de zorg daadwerkelijk is verminderd en, zo ja, waaruit blijkt dat? Want wanneer we niet weten of met extra geld de verpleeghuiszorg beter wordt, wanneer werknemers in de zorg niet fit blijven, ben ik bang dat we over een aantal jaar weer te horen krijgen dat er nog meer geld nodig is. Of neem het onderwijs. Extra geld om de werkdruk te bestrijden is in 2018 in twee tranches beschikbaar gesteld. De Rekenkamer constateert dat zonder te weten of de eerste tranche effectief is, dat geld alweer wordt ingezet voor de tweede tranche.
Voorzitter. We zien in ieder geval twee oorzaken waardoor extra geld niet tot verbetering van resultaten leidt. Ten eerste zijn er onvoldoende mensen beschikbaar om de doelen uit te voeren. Ten tweede is de kwaliteit van ondersteunende diensten niet op niveau. Hoe kijkt het kabinet aan tegen een uitgebreide analyse van het absorptievermogen van het uitvoerend apparaat, waarbij de kernvraag moet zijn of men ook echt in staat is om extra middelen in te zetten voor betere resultaten? Veel van de uitvoering van het extra geld ligt niet direct bij het Rijk, maar bij scholen, verpleeghuizen of bijvoorbeeld het UWV. Sturing is dan moeilijker. Hoe kijkt de minister ertegen aan om ''hoe stuur ik succesvol op afstand?'' onderdeel uit te laten maken van het programma Inzicht in Kwaliteit?
Voorzitter. Zowel Defensie als Infrastructuur en Waterstaat worstelen al langer met het uitgeven van geld. Het is goed dat het kabinet veel in deze departementen investeert. Er is ook wel begrip voor het feit dat het in 2018 misschien niet allemaal kon worden uitgegeven, maar dat begrip wordt in de komende jaren wel minder. Wanneer deze departementen het geld niet uitgeven, heeft dat immers ook weer een effect op de economische groei van Nederland. Het niet onderhouden van bruggen kan echt een effect hebben op onze economische groei. Kan de minister uitleggen waardoor de middelen van deze ministeries telkens niet worden uitgegeven? Wat wordt er gedaan waardoor dat vanaf 2019 wel gebeurt?
Voorzitter. Een tweede oorzaak van het op het spel zetten van het vertrouwen in instituties is de ongelofelijke ingewikkeldheid van voorzieningen. Ook daarvan gaven de Rekenkamerrapporten een aantal voorbeelden. Ik wil dit onderschrijven met een brief die wij hebben gekregen van een mevrouw die moeite had om rond te kunnen komen. Ze had een klein baantje en ze gaf een overzicht van haar inkomsten en uitgaven. Nederland kent een relatief groot aantal kinderen die in armoede opgroeien. Om ouders die het financieel moeilijk hebben bij te staan, kennen we het kindgebonden budget. Uit haar overzicht bleek dat ze geen kindgebonden budget ontving. Wij waren verbaasd, wezen haar daarop en namen contact op met de Belastingdienst/Toeslagen. Wat blijkt? Ze was, overigens samen met zo'n 300 tot 400 andere ouders, gedupeerde van een systeemfout bij de Belastingdienst/Toeslagen en ontving ten onrechte geen budget. Gemiddeld gaat het om €1.000 per jaar.
Een ander voorbeeld is een vrijwilliger bij de belastingservice van de vakbond. Wanneer hij een lid wil helpen bij de invulling van belastingformulieren, moet hij daartoe gemachtigd worden. Tijdens het invullen merkt hij dat het lid recht heeft op een toeslag. Kan hij die gemachtigd aanvragen? Dat kan wel, maar daarvoor heeft hij weer een andere machtigingscode nodig. Die middag kan hij het lid niet helpen en gaat hij weg. Op die manier komen veel toeslagen niet bij mensen waarvoor ze bedoeld zijn.
Of neem ons belastingstelsel zelf. In Elsevier Weekblad stond een illustrerend verhaal van werkenden met een studerend kind. Een inkomensgroei van €5.000 bruto voor dit huishouden met een inkomen van €40.000 zorgt voor een nettovooruitgang van maar 25% en een marginale belastingdruk van 75%. Hoe kijkt het kabinet aan tegen het instellen van een onderzoek naar de prikkels in ons belastingstelsel? Is het niet zo dat er prikkels zijn die een bonus geven op bijvoorbeeld parttimewerk en die eigenlijk niet stimuleren om meer te gaan werken? Zou een deel van de vraag naar arbeid niet kunnen worden opgevangen door mensen meer te prikkelen en meer aan te moedigen om langer te gaan werken?
Voorzitter. Zowel binnen de begroting van Financiën als bij die van Justitie en Veiligheid zijn posten opgenomen die betrekking hebben op het in beslag nemen van roerende en onroerende zaken van criminelen. Er gaat nu veel tijd voorbij tussen beslaglegging en verkoop. Doordat daar zo veel tijd overheen gaat, vermindert de waarde sterk. Een in beslag genomen Audi die bijvoorbeeld vijf tot tien jaar later wordt verkocht, verstoft stevig en verliest zijn waarde. Hierdoor moet veel worden afgeschreven. Wij zouden sowieso graag zien dat er een integraal overzicht komt van in beslag genomen roerende en onroerende zaken, zodat we niet in verschillende jaarstukken moeten zoeken waar dat staat. En hoe kijkt de minister aan tegen een versnelde executie van de in beslag genomen goederen, zodat voorkomen kan worden dat waarde sterk vermindert?
Voorzitter. Mijn derde punt waardoor het vertrouwen in instituties wordt aangetast, is het nakomen van beloften. Er is ook wat goed nieuws, bijvoorbeeld bij het ministerie van VWS. Vorig jaar werden daar twee onvolkomenheden geconstateerd, waarvan één ernstige. Zowel bij de subsidieverstrekking als bij de informatiebeveiliging zijn goede stappen gezet. Met name bij subsidiebeheer kan het toezicht op het eventuele verstrekken van staatssteun nog aan kracht winnen, maar daar wordt aan gewerkt. Dit is echt belangrijk om mensen vertrouwen in instituties terug te laten krijgen.
Ten aanzien van de digitale rijksoverheid maken we ons echter ernstige zorgen, ten eerste over het IT-beheer. In 2017 werd door de Rekenkamer geconstateerd dat er nauwelijks eisen werden gesteld aan beheersactiviteiten die aan organisaties waren uitbesteed en in hoeverre de uitbestede beheersprocessen in control waren. Beterschap werd beloofd. In 2018 is de situatie niet veranderd. In 2017 constateerde de Rekenkamer dat een groot aantal ministeries de informatiebeveiliging, die ook betrekking heeft op privégegevens van onze inwoners, niet op orde had. Beterschap werd beloofd, maar in 2018 ziet de Rekenkamer dat de informatiebeveiliging nog steeds niet op orde is. Op dit terrein zijn er overigens ook grote problemen richting Caribisch Nederland. Tijdens het debat vorig jaar was er veel aandacht voor de beschikbaarheid van IT-personeel met de juiste kennis en competenties. Erkend werd dat dit weliswaar niet een-twee-drie op te lossen zou zijn, maar dat echt stappen zouden worden gezet. Geconstateerd moet worden dat de vraag naar IT-personeel voor het beheer en het onderhoud van systemen en het invoeren van nieuwe wetgeving de komende jaren groter is dan het aanbod. Dat wil ik toch wel eventjes op me laten inwerken: de vraag naar IT-personeel voor het invoeren van nieuwe wetgeving is groter dan het aanbod. Dit raakt de democratie. Nieuwe wetgeving kan wellicht niet of niet op tijd worden ingevoerd doordat de noodzakelijke mensen die dit IT-wise moeten ondersteunen, er niet zijn. Dit tast het vertrouwen in de instituties aan. Is de minister bereid om te rapporteren over de voortgang op het punt van IT-beheer, informatiebeveiliging en werving van ICT-personeel? En is hij bereid om binnen de begrotingscyclus bijvoorbeeld per kwartaal te rapporteren over voortgang op deze onderdelen?
Toen ik dit verhaal hierboven las, was ik toch een beetje bang dat mijn oproep om te werken aan versterking van het vertrouwen in de instituties door de genoemde voorbeelden wat zwart uitpakt. Ik zie echter ook dingen gebeuren die mijn vertrouwen in de instituties wél versterken. Laat ik er één noemen. Op de dag waarop we dit Verantwoordingsdebat zouden houden, gaf dit kabinet voor het eerst een groene obligatie uit. Ik ben dankbaar dat Nederland als eerste land met een triple A-rating een groene staatsobligatie uitgeeft. Met deze bijna 6 miljard worden uitgaven gefinancierd die voldoen aan concrete klimaatcriteria en daarmee bijdragen aan het terugbrengen van de CO2-uitstoot. Vorig jaar mocht ik namens de CDA-fractie hiervoor pleiten. Ik vind het ontzettend tof dat dat dan nu ook werkelijkheid is geworden.
Laten we ons verzetten tegen cynisme. Nogmaals, met een rechtmatigheid van ruim 99% en mooie economische cijfers is er voldoende reden om complimenten te geven. Kerkvader Augustinus schreef: "Waarom teleurgesteld zijn, waarom mopperen op God? (...) Want de hemel, de aarde en het water zijn niet slecht, en alles wat daarin is, vissen, vogels, bomen, ook niet. Al die dingen zijn goed." Net zomin als het zin heeft om op God te mopperen, heeft het zin om ervan uit te gaan dat de overheid of de politiek ons verlost van alle problemen en ons behoedt voor alle risico's. Het gaat erom of we willen werken aan een cultuur die openstaat om te leren van onvolkomenheden, om zo het vertrouwen in onze instituties te versterken.
De voorzitter:
Was u klaar, meneer Slootweg?
De heer Slootweg (CDA):
Ja.
De heer Alkaya (SP):
De heer Slootweg noemt, ik denk terecht, een heel aantal dingen die allemaal knagen aan het vertrouwen van mensen in de instituties en in de overheid. Maar is het grootste probleem niet dat politici zich niet aan beloften houden? Denkt de heer Slootweg ook niet dat als politici, zoals de premier, en ook de koning, zeggen "u gaat het economische herstel voelen; u gaat er in koopkracht op vooruit" en als mensen dat vervolgens helemaal niet voelen en een jaar later bevestigd krijgen dat het helemaal niet het geval is geweest, dat veel meer knaagt aan het vertrouwen van mensen in de overheid dan al die zaken die de heer Slootweg hier noemt?
De heer Slootweg (CDA):
Ik weet niet of het méér knaagt. We hebben deze discussie ook in een vorige periode gehad. Ik denk dat je als overheid nooit kan beloven dat mensen er in zo'n grote mate op vooruitgaan. Ik denk wel dat je kunt aangeven: we nemen maatregelen waardoor grosso modo de meeste groepen erop vooruitgaan. Maar een percentage aan zo'n belofte hangen is volgens mij onmogelijk door individuele omstandigheden die zich voordoen. Laat ik het als volgt aangeven. Dit gaat over standaardkoopkrachtplaatjes. Als iemand toch zijn baan verliest doordat het bedrijf failliet gaat, dan zit dat niet in dit soort plaatjes, maar zal die persoon dat wel merken. Als er persoonlijke omstandigheden zoals een scheiding zijn, dan zullen twee mensen het merken dat ze er niet op vooruitgaan. Je kan dus wel aangeven dat er niks verandert en dat er maatregelen worden genomen die grosso modo positief uitwerken, maar ik geloof er gewoon niet in dat je aan zo'n belofte een percentage kunt hangen. Ik heb dat eerder ook al eens aangegeven in een debat.
De heer Alkaya (SP):
Het wordt door veel mensen wel als een belofte ervaren, denk ik. Op veel bijeenkomsten is ook gezegd dat dat het geval zal zijn. En in de Troonrede heeft de koning dat ook gezegd. Dan is het niet gek dat mensen dat als een belofte ervaren. Maar als we terugkijken, dan zien we dat één op de drie mensen er zelfs op achteruit is gegaan. Dan kunnen we toch vrij veilig met elkaar vaststellen dat dat knaagt aan het vertrouwen van mensen in de overheid en dat het kabinet daar echt iets aan moet doen?
De heer Slootweg (CDA):
We moeten bij wat de heer Alkaya naar voren brengt, wel twee dingen van elkaar scheiden. Deze beloftes gingen volgens mij over 2019. Er is niet gesteld dat we er in 2018 zoveel procent op vooruit zouden gaan. Ik denk dat dat wel iets neerzet. Dat het aangegeven wordt, is wel een terecht punt. Dit soort dingen wordt soms boud beweerd, ook al gebeurt dat door onafhankelijke instituten. Want het is niet alleen het CPB; ook het Nibud heeft aangegeven dat dit zou gebeuren, mocht alles zo uitkomen. Ik denk dat je deze verwachtingen met een grote disclaimer moet geven. Daarom zou ik er zelf nooit zo'n cijfer aan willen hangen.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Alkaya (SP):
Als het nou gerommel in de marge zou zijn, zou ik in dat verhaal mee kunnen gaan. Maar een op de drie mensen is er zelfs op achteruitgegaan, terwijl de economie met bijna 3% groeide. Ik zal straks in mijn eigen termijn voorbeelden geven waaruit blijkt dat het wel degelijk beloftes waren voor het jaar 2018. Mensen zien dan achteraf dat er helemaal niks van klopt en denken: ik voelde het al helemaal niet, ik wist het, er werd tegen mij gelogen. Dat zien ze dan bevestigd en dan faalt het kabinet in het herstel van het vertrouwen dat mensen überhaupt zijn kwijtgeraakt door toedoen van het kabinet. Ze zijn het vertrouwen van mensen dus al kwijtgeraakt, en het lukt ze ook nog eens niet om dat in tijden van voorspoed te herstellen. Ik zou het heel fijn vinden als het CDA dat met mij vaststelt. En volgens mij is dat heel makkelijk vast te stellen, want iedereen voelt het.
De heer Slootweg (CDA):
Ik reageerde op het voorbeeld van de heer Alkaya over de 90%. Dat ging echt over 2019. Maar waarom vind ik dit belangrijk? Dit kabinet doet een heel aantal dingen. Dit kabinet investeert heel veel geld in een aantal zaken waarvan we volgens mij breed in de Kamer vonden dat die moesten worden gerepareerd. Dan ging het over de zorg, dan ging het over onderwijs en dan ging het over veiligheid. Dit kabinet neemt ook stappen die inderdaad als doel hebben gehad om mensen de lastenverlichting echt te laten voelen. Dit kabinet neemt ook stappen waarmee het het bedrijfsleven probeert te versterken. Ik wil het graag in die samenhang zien. Daarom geloof ik ook niet dat je op een van die onderdelen echt zo'n cijfer neer kan zetten. Dat vind ik niet verstandig en ik zou de heer Alkaya dan ook willen uitdagen. Ik heb dit op deze manier geuit. Ik vind het belangrijk dat alle drie die dingen gebeuren. En er zijn zo veel persoonlijke omstandigheden dat je zo'n percentage volgens mij nooit met zo'n zekerheid kan aangeven.
De heer Stoffer (SGP):
Ik wil eerst de heer Slootweg een compliment maken over zijn afsluiting. Die warme woorden pakten mij helemaal in; de woorden over Augustinus bedoel ik natuurlijk. Maar dat neemt niet weg dat ik daarvoor ook een moment had met een koude rilling. Ik wil even kijken of die klopt. Ik had namelijk altijd de indruk dat het CDA net als de SGP een echte gezinspartij is. Ik zie de heer Slootweg nog niet eens knikken. Ik had gedacht: nu gaat hij knikken. Maar ik hoorde hem ook iets zeggen over het oprekken van het belastingregime voor deeltijdbaantjes. Als ik dat goed vertaal — dat wil ik even zeker weten — zegt de heer Slootweg hiermee dat we de kloof tussen eenverdieners en tweeverdieners weer groter zouden moeten maken en daarmee een warm gezinsbeleid zouden moeten wegschuiven. Of hoor ik dat verkeerd?
De heer Slootweg (CDA):
De reden waarom ik ooit lid ben geworden van het CDA heeft er heel erg mee te maken dat het gezin door het CDA echt als hoeksteen wordt gezien. Dat betekent niet dat er maar één vorm van gezin mogelijk is, en dat dat alleen een gezin kan zijn met een eenverdiener. Ik weet niet of de heer Stoffer dat bedoelt? Ik kijk wel met zorg naar het volgende. In de voorbeelden, ook in de belastingvoorbeelden die we krijgen, lijkt het soms alsof het bijna niet loont om meer te gaan werken. Dat vind ik jammer. Als mensen dat zouden willen doen, denken ze: ja, maar ik ga er eigenlijk nauwelijks op vooruit. Ik kijk graag hoe dat onderdeel kan worden aangepakt, en ik zie dat ook echt niet als contrair met het gezin. Volgens mij kan je op zich nog heel goed samen werken. Het punt dat de heer Stoffer misschien aanhaalt, betreft de voorbeelden van een marginaal tarief dat nog echt boven de 100% uitkomt als het gaat om een eenverdiener. Ook dat onderdeel zou ik in zo'n analyse van het belastingstelsel willen zien, want dat is natuurlijk ook raar. Ook daarvan heb ik voorbeelden gezien. Iemand gaat van €28.000 naar €29.000, maar gaat er netto op achteruit. Dat zijn rarigheden in ons belastingstelsel.
De heer Stoffer (SGP):
Dit stelt me gelukkig een klein beetje gerust. Ik heb niet de indruk dat het CDA het gezin helemaal weglaat. Het gaat mij ook om een analyse en niet om de uitkomst dat we de kloof tussen een- en tweeverdieners groter maken.
De heer Slootweg (CDA):
Nee, zeker niet. Maar mensen willen soms wel allebei werken, bijvoorbeeld allebei parttime. Maar volgens mij moeten we geen stelsel willen hebben waarin het je eigenlijk niks oplevert als je vier uur meer zou kunnen gaan werken. Maar dat gebeurt dus ook bij tweeverdieners.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Stoffer (SGP):
Werken moet lonen. Daar zijn we het over eens.
De heer Slootweg (CDA):
Ja.
De heer Nijboer (PvdA):
Straks zijn we het allemaal eens! De PvdA is ook voor gezinnen, in heel veel verschillende samenstellingen, zeg ik tegen de SGP.
De voorzitter:
Het is heel stil in de zaal.
De heer Nijboer (PvdA):
Ik heb een vraag over het cynisme en het vertrouwen. Dat is eigenlijk de hoofdmoot van de analyse waarover het CDA zich zorgen maakt, en dat kan ik me goed voorstellen. Er zijn zojuist vragen gesteld over koopkracht en daar hebt u antwoord op gegeven, maar het geldt eigenlijk ook voor de hele investeringsagenda die het kabinet voor 2018 had beloofd. Die is op heel veel punten niet waargemaakt, bijvoorbeeld op zorg niet, op onderwijs niet, bij veiligheid niet, bij infrastructuur niet en ook bij Defensie niet. Zou het ook niet het cynisme voeden als ministers dat allemaal aan mensen beloven en het aan het eind van het jaar niet waar blijkt te zijn?
De heer Slootweg (CDA):
Over een deel van de terreinen waarover we dat gehoord hebben, bijvoorbeeld bij Defensie en voor infrastructuur, maak ik me ook zorgen. Zit er nou iets in de systematiek? Zit er wel voldoende prikkel op als je iets onbeperkt kunt doorschuiven? Het kan trouwens ook echt zo zijn dat er te weinig mensen zijn die het kunnen uitvoeren. Ik maak mij daar inderdaad zorgen over. Bij zorg en onderwijs zit het volgens mij anders. In het onderwijs is er een capaciteitsprobleem. Het is een probleem om mensen te vinden. Je ziet inderdaad dat hier en daar geld niet uitgegeven wordt. Ik weet niet hoe de heer Nijboer daarin staat, maar ik heb er zelf minder problemen mee als dat komt omdat bijvoorbeeld medicijnen goedkoper zijn geworden of er minder medische consumptie is. Ik vind wel dat je elke keer een duidelijke analyse moet maken van waar het 'm in zit. Alleen maar geld uitgeven omdat het beschikbaar is, moet volgens mij niet het doel zijn. Ik vind het lastiger bij investeringsdepartementen dan bij departementen waarbij ook andere zaken een rol kunnen spelen waardoor het meevalt.
De heer Nijboer (PvdA):
Over dat laatste ben ik wel een beetje bezorgd. De heer Slootweg heeft gelijk wat betreft die medicijnen. Als je daar minder voor hoeft te betalen, geef je minder uit dan verwacht. Dat is hartstikke goed. Daar zijn wij ook voorstander van. Dan zijn de farmaceuten ook geen spekkoper. Maar het gaat over 5,2 miljard. Dat is meer dan twee keer de dividendbelastingmaatregel. Dat is echt groot geld. Je hebt het dan niet over een incidentele meevaller hier of daar. Dan begrijp ik helemaal niks van het onderscheid dat het CDA maakt tussen Defensie en infrastructuur enerzijds en leraren voor de klas en verpleegkundigen fatsoenlijk belonen en hun werkdruk verlagen anderzijds. Waarom spreekt u het kabinet daar niet net zo hard op aan? Ik denk dat het onder de groepen mensen die hartstikke belangrijk werk voor de publieke zaak doen, het cynisme voedt als hun heel veel wordt beloofd wat niet wordt waargemaakt.
De heer Slootweg (CDA):
Daarom vind ik het voorbeeld over de werkdruk heel terecht. Dat sluit misschien ook wel een beetje aan bij wat de heer Snels eerder zei. Het gaat om de vraag of het geld op de juiste manier besteed wordt. Daarom vond ik het Rekenkameronderzoek heel treffend. We kunnen veel geld reserveren en uitgeven met het doel de werkdruk te verminderen, maar we weten soms niet eens of het geld dat uitgegeven wordt in een sector ook helpt. Ik wil dan ook dat het zo evidencebased mogelijk kan gebeuren. Over op zichzelf alleen geld geven, zeg ik: nee, ik wil ook weten of daar doelen mee behaald kunnen worden.
De heer Nijboer (PvdA):
Er is niemand die een begroting in de Kamer goedkeurt en dan zegt: gooi maar in de sloot, want het maakt ons niet uit waar het naartoe gaat. Dat is niet gebeurd. Er is gewoon 5,2 miljard beloofd vorig jaar en dat is afgestort in de staatsschuld. Dat zijn beloftes die niet zijn waargemaakt. Daar ben ik het niet mee eens. Ik vrees dat dit een van de onderdelen is die het cynisme bij mensen voedt.
De heer Slootweg (CDA):
Ik denk dat een groter onderdeel van het vraagstuk waarom geld niet wordt uitgegeven echt zit in het punt dat mensen waarvan wij dachten dat ze die taken uit zouden voeren, er gewoon niet waren. Ik denk dat dit echt de grote oorzaak is, naast een aantal andere onderdelen. Het is lastig, maar ik vind dat goed beheer dan toch vooropstaat in plaats van het zo te laten. Ik zeg niet dat de heer Nijboer daarvoor pleit hoor — begrijp me niet verkeerd — maar ik vind goed beheer belangrijker dan de precieze uitkomst. Dan wil ik graag dat er verstandig met het geld wordt omgegaan.
De heer Snels (GroenLinks):
Op hetzelfde punt. Ik had het niet zo expliciet in mijn spreektekst gezet omdat dit nogal wat tekst vergt, maar de heer Slootweg begint nu zelf over de publieke sector. Ik ben het met de Rekenkamer eens: als de bestedingsplannen nog niet goed genoeg zijn, bijvoorbeeld om de werkdruk te verlagen, is het niet per se erg om een en ander even uit te stellen. Maar er zit een rare paradox in de publieke sector. Aan de ene kant hebben we tekorten aan personeel, maar we hebben ook nog steeds zorgen over de loonstijgingen die in die sector plaatsvinden. Mag ik een aantal voorbeelden noemen? De cao ziekenhuizen: een onacceptabel loonbod, volgens de werknemers. De gehandicaptenzorg: het loonbod moet nog komen. De verpleeg- en verzorgingshuizen: de onderhandelingen lopen nog. Gemeentepersoneel: vastgelopen. Jeugdzorg: er is een ultimatum aan de minister gegeven. Er zijn dus heel veel voorbeelden in de publieke sector waarbij we aan de ene kant zien dat er sprake is van werkdruk en tekorten, en aan de andere kant een overheid zien, niet altijd direct maar ook indirect, die wel heel erg de hand op de knip houdt. Wat vindt de heer Slootweg daarvan?
De heer Slootweg (CDA):
U haalt ook een aantal voorbeelden aan waarbij niet direct het Rijk maar andere partijen eerst de onderhandelingen doen. Ik denk dat dit toch wel echt een teken is van de spanning op de arbeidsmarkt. Die spanning maakt de spanning op de cao-onderhandelingen ook groter. Dit kan dus echt een reden zijn voor een inhaalslag van de loongroei, waarvan we de laatste tijd zagen dat die toch een achterstand had. Daar wordt een robbertje over gevochten. Ik vind het dan minder verstandig als allerlei politici aangeven waaraan het moet worden uitgegeven. Ik heb er heel veel vertrouwen in dat de vakbonden er ten slotte uit zullen komen met de werkgevers, ook met overheidswerkgevers. Dan is het wel van belang dat het vertrouwen in de instituties over en weer blijft bestaan.
De heer Snels (GroenLinks):
De heer Van 't Wout begon niet voor niets over die discussie over de AIQ. Daar zit een bredere discussie achter. Die heeft iets te maken met de verschillende macro-economische ontwikkelingen en de trends die daarachter zitten, waardoor lonen niet genoeg stijgen en de winsten van bedrijven wel. Maar hierbij gaat het echt om de publieke sector. Soms is het indirect, maar het is wel een verantwoordelijkheid voor de overheid. Je ziet dat de knelpunten heel groot zijn. Dan zou de politieke inzet van de overheid en het kabinet op zijn minst kunnen zijn om wat ruimhartiger te zijn en om meer ruimte te besteden aan loongroei in de publieke sector. Dat is ook niet zomaar weggegooid geld. Het is bijna een no-regret option. Dat ligt toch in ieder geval als politieke uitspraak voor de hand?
De heer Slootweg (CDA):
In die zin ben ik misschien toch wat ouderwets. Bij loononderhandelingen denk ik dat de politiek echt wat op afstand moet blijven. We hebben wel op vele terreinen aangegeven dat we graag zien dat de lonen stijgen en dat er wordt ingezet op loongroei. Ik denk dat dit nog steeds kan. Maar ik vind het minder verstandig om vanuit het Rijk op de plek te gaan zitten van de cao-onderhandelaar.
De voorzitter:
Tot slot, de heer Snels.
De heer Snels (GroenLinks):
Ik vind het een wat matig antwoord. Ik denk zelfs dat de VVD, de heer Van 't Wout, dan meer ruimte gaf om bijvoorbeeld bij de komende begrotingen te kijken of er meer ruimte voor is. Want het begint wel met de ruimte die door de rijksoverheid wordt vastgesteld. Daarna is het inderdaad aan de werknemers en de werkgevers om erover te onderhandelen. Ik vind het wel opvallend, maar misschien heb ik het verkeerd geïnterpreteerd, dat de VVD meer ruimte lijkt te bieden dan het CDA. Dat lijkt niet helemaal te passen.
De heer Slootweg (CDA):
Ik herken mezelf niet zozeer in dat frame. Ik herken me wel in het frame dat ik zelf wat terughoudend ben om vanuit de politiek aan te geven wat er moet gebeuren. Ik heb er erg veel vertrouwen in dat men eruit komt, zowel van de kant van de vakbonden als van de kant van de partijen die namens de werkgevers onderhandelen. Daar wil ik die verantwoordelijkheid ook graag laten, omdat ik het allemaal veel problematischer vind als de politiek dit altijd gaat doen. Want als het dan weer iets minder goed gaat, wordt er misschien vanuit de politiek ook harder ingegrepen dan de vakbonden prettig vinden.
De heer Tony van Dijck (PVV):
Het cynisme waar de heer Slootweg het over had, zette mij ook aan het denken. Want waarom zijn de mensen zo cynisch? Maar dat komt natuurlijk ook omdat ze elk jaar maar weer hogere belastingen moeten betalen. En dat hoor ik helemaal niet terug. Het besteedbaar inkomen staat al zo'n beetje sinds 1977 stil. Dat weet de heer Slootweg ook. Met andere woorden, mensen werken, doen hun best, gaan naar school, studeren steeds meer en steeds langer, werkten eerst als kostwinner en toen met z'n tweeën. Het kan niet op. Dus ze buffelen maar door, maar uiteindelijk blijft het besteedbaar inkomen van een gezin gewoon hetzelfde. Zij profiteren niet mee van die welvaart. Wie profiteren mee? Dat zijn de bedrijven. Die maken flinke winsten. Dat weet de heer Slootweg ook. De overheid geeft een hoop geld uit. Dat komt ten goede aan burgers, maar dat komt grotendeels ook niet ten goede aan burgers. Met andere woorden, snapt u het cynisme? Als je steeds harder moet werken voor hetzelfde geld, dan word je daar een beetje moedeloos van.
De heer Slootweg (CDA):
Als u het beeld zo neerzet, zou je inderdaad zeggen dat het alleen maar voedsel is voor cynisme. Maar toch wil ik daar wel even een aantal zaken tegenover zetten. Over de vergelijking met 1977 is sowieso veel te zeggen. Toch vergelijk ik ons land in 1977 nog even met ons land in 2019. Ik zie dat er op het gebied van onze zorg sinds 1977 een heel mooie vooruitgang is geboekt. Als ik kijk naar het onderwijs en de dingen die mijn kinderen daar hebben en dat vergelijk met wat ik heb gehad, dan zie ik dat er gewoon vooruitgang is. Ik zie met wat voor systemen de politie kan functioneren: er is gewoon vooruitgang. Dat geldt ook op het punt van bedrijven. De winsten van bedrijven komen op de een of andere manier toch ook heel vaak weer in de portemonnee van werknemers terecht. Dus ook de afstand die u schetst tussen bedrijven en gewone mensen herken ik niet. Er zijn gewoon enorm veel bedrijven die winst maken. Gelukkig kunnen zij daardoor investeringen doen, waardoor die bedrijven in de toekomst kunnen bestaan. Dat komt voor een deel ook echt gewoon weer terecht bij mensen zelf. Het bedrijf is niet een metafysisch iets; bedrijven zijn ook mensen.
De heer Tony van Dijck (PVV):
"Het komt wel bij mensen terecht" ... Dat zijn aandeelhouders en in Nederland zijn dat nog voor het grootste deel buitenlandse aandeelhouders. Dus dat geld verdwijnt uit Nederland. Dat komt niet in de portemonnee van de werknemer. En daar heeft de overheid een rol. U kunt wel elke keer naar de werkgevers wijzen, zo van "ze moeten de lonen omhooggooien", maar de overheid kan ook beginnen met het verlagen de belastingen. En wat doet de overheid? Keer op keer, ook onder uw leiding, is het: de belastingen moeten omhoog. De btw ging naar 21% dankzij het CDA, en nu gaat het lage tarief naar 9% dankzij het CDA. U maakt het leven duurder voor de mensen en u verwijt de bedrijven dat ze de lonen niet verhogen. Nee, u kunt ook de belastingen verlagen, zodat de mensen wat meer overhouden aan het einde van de maand. Maar dat doet u niet.
De heer Slootweg (CDA):
Dan zal ik met de heer Van Dijck maar hopen dat dit kabinet er nog lang zit, want volgens mij treft het een aantal maatregelen die de inkomstenbelasting verlagen.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Alkaya namens de SP.
De heer Alkaya (SP):
Dank u wel, voorzitter. Vandaag vindt dan eindelijk het Verantwoordingsdebat plaats. Het is wat uitgesteld, maar vandaag kunnen we met z'n allen terugkijken en beoordelen of het kabinet de doelen heeft behaald die wij samen hebben vastgesteld. Laat ik mijn voornaamste conclusie alvast delen: ook in 2018 kwam Nederland onder leiding van de VVD bedrogen uit. Heel veel gestelde doelen zijn niet behaald. In een interruptiedebat hebben wij zojuist al een aantal belangrijke zaken zien langskomen.
2018 was het eerste volle jaar van het kabinet-Rutte III, een jaar waarin de economie groeide en geld geen belemmering was voor het kabinet. Na jaren van economische crisis en zo ongeveer 50 miljard aan bezuinigingen door de voorgaande VVD-kabinetten was er dus vorig jaar alle ruimte om de schade te herstellen en te investeren in de toekomst van Nederland. Eén opdracht aan het kabinet werd in deze Kamer van links tot rechts gedragen en was in het bijzonder overduidelijk: verbeter de koopkracht van mensen; zorg ervoor dat Nederlanders de economische groei daadwerkelijk gaan voelen en er na jaren van achteruitgang eindelijk weer op vooruitgaan. We hebben het er zojuist al over gehad. Dat werd door iedereen gedragen.
Een paar citaten om te illustreren dat deze opdracht ook echt glashelder was. "Het is belangrijk dat meer mensen gaan profiteren van de economische voorspoed", zei de Koning in zijn Troonrede over het jaar 2018, dus in september 2017. In de begroting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid stond: "Ruim 80% van alle huishoudens gaat er volgend jaar in koopkracht op vooruit. Het kabinet zorgt er zo voor dat werkenden, uitkeringsontvangers en gepensioneerden profiteren van het economisch herstel in Nederland." En als laatste: "Het gaat goed met Nederland, maar te veel mensen voelen dat nog niet in hun persoonlijk leven en dat moet beter. Daar zijn onze maatregelen op gericht." Dat zei de minister-president zelf bij de presentatie van zijn regeerakkoord.
Het kabinet wist dus heel goed wat het te doen stond en toch is het alweer niet gelukt. Helemaal niemand in Nederland heeft in 2018 de beloofde koopkrachtstijging mogen ervaren. Alleenstaande ouders met een modaal inkomen bijvoorbeeld zouden er 0,3% koopkracht bij krijgen, maar het werd 0%. Alleenstaande minima, mensen die het al niet breed hebben en die na jaren van bezuinigingen echt wel op hun tandvlees lopen, zouden er 0,1% koopkracht bij krijgen, maar moesten zelfs 0,2% inleveren. En gepensioneerde stellen met alleen maar een AOW-uitkering, zouden er 0,2% bij krijgen, maar ook zij moesten inleveren.
Uiteindelijk leverde vorig jaar dus één op de drie huishoudens in Nederland koopkracht in, terwijl de economie fors groeide, met bijna 3%. Onbegrijpelijk en wat de Socialistische Partij betreft ook onacceptabel. Want het gaat niet met iedereen minder dan verwacht. De winsten van beursgenoteerde bedrijven stegen vorig jaar naar 66 miljard, een verdubbeling ten opzichte van 2013. Natuurlijk is het kabinet daar trots op en dat zou ook goed nieuws zijn, als die winst eerlijk verdeeld zou worden. Maar helaas is dat dus niet het geval. Mensen merken daar helemaal niets van. Ze voelen het niet en achteraf krijgen ze ook nog eens bevestigd dat ze daar dus helemaal niets van hebben teruggezien. Van de 66 miljard werd namelijk 30 miljard euro direct uitgekeerd als dividend aan de aandeelhouders. De PVV zei het net ook al. En voor 16 miljard, ongeveer de helft van dat bedrag ook nog eens, werden de eigen aandelen teruggekocht, zodat de beurskoers omhoog zou gaan, zodat de aandelen in waarde zouden stijgen. Dus ook dat kwam ten goede van de aandeelhouders.
Terwijl ondernemers en werknemers in Nederland dus samen voor veel welvaart zorgden in 2018 ging het overgrote deel daarvan naar beleggers en aandeelhouders, dus naar het kapitaal, niet naar de arbeiders, de hardwerkende mannen en vrouwen op de werkvloer. Ook de samenleving had het nakijken, want grootverdieners zoals Shell en Philips betalen helemaal geen winstbelasting. Daar kwamen wij recent achter. De samenleving loopt hierdoor misschien wel 47,2 miljard mis, als wij de Volkskrant mogen geloven. Als je het even op je laat inwerken: 47,2 miljard!
Voorzitter. De kabinetten-Rutte hebben het dus voor elkaar gekregen dat, terwijl de economie in Nederland hard groeit en de bedrijfswinsten hard meegroeien, één op de drie huishoudens erop achteruit kan gaan. Maar wat is economische groei waard als wij nog steeds landgenoten hebben die niet genoeg geld verdienen om eten te kunnen kopen? En wat is een hoge arbeidsparticipatie waard als één op de zes werknemers overspannen is en klachten heeft door een te hoge werkdruk? En wat zijn hoge winstcijfers waard als de mensen op de werkvloer die zorgen dat die winst überhaupt gemaakt wordt daar helemaal niets meer van terugzien?
Het is toch een schandvlek op alle jaarverslagen die wij straks gaan beoordelen en uiteindelijk waarschijnlijk gaan goedkeuren dat wij in Nederland nog steeds te maken hebben met voedselbanken en dat het aantal daarvan zelfs in 2018 is gegroeid? We hebben in 2018 extra voedselbanken erbij gekregen en bijna 200.000 mensen met een baan hebben nog steeds moeite met rondkomen en leven in armoede. Dan kunnen wij hier toch vrij veilig vaststellen met z'n allen dat het beleid faalt, dat het kabinet faalt? Want al jaren wordt beloofd dat iedere Nederlander zal meeprofiteren van een groeiende rijkdom in ons land, maar ondanks alle mooie beloften lukt dat het kabinet dus niet.
Ik vraag aan het kabinet: hoe gaat u dit in 2019 goedmaken? Want ook dit jaar is iedereen weer traditiegetrouw koopkrachtstijging beloofd, boven op de stijging die eigenlijk in 2018 dus gerealiseerd had moeten zijn. En nu blijkt dat een op de drie huishoudens er in 2018 zelfs op achteruit is gegaan. Een geloofwaardig kabinet zou dan zeggen: wij gaan onze beloften alsnog waarmaken; sorry voor de vertraging, maar u krijgt in 2019 wat u in 2018 was beloofd er alsnog bij. Zegt dit kabinet dat ook? Ik herhaal mijn vraag nog even heel specifiek: is het kabinet bereid zijn belofte voor koopkracht in 2018 in te lossen en iedereen die het is misgelopen in 2019 te compenseren voor de koopkracht die hun over 2018 beloofd werd maar die ze nooit hebben gezien? Want alleen maar roepen dat de lonen omhoog kunnen is niet genoeg.
Als het kabinet ideeën tekortkomt over hoe het dan wel zou kunnen, kan het altijd bij de SP aankloppen, want wij hebben al verschillende voorstellen gedaan om de koopkracht van mensen daadwerkelijk omhoog te krijgen, zoals het verhogen van het minimumloon, het stimuleren van winstdeling binnen bedrijven of desnoods het herinvoeren van een loonmaatregel. De lonen verhogen kan dus gewoon, maar dan moet je het wel echt willen. De vraag is of dit kabinet het wel echt wil. Om heel eerlijk te zijn, ben ik daar somber over gestemd.
Dit is het derde kabinet waar deze minister-president leiding aan geeft. Die kabinetten zijn uiterst bekwaam gebleken in het bezuinigen en het afbreken van de publieke zaak, maar opbouwen lijkt dus niet te lukken. Van onze zorg en onze politie tot ons onderwijs, overal is jarenlang bezuinigd en tienduizenden mensen zijn hun baan kwijtgeraakt. Je moet het de minister-president nageven: bezuinigen en afbreken is hem heel goed gelukt. De publieke sector staat in de fik. Dat is nou eenmaal de neoliberale aard van dit beestje: meer markt en minder publieke diensten, meer concurrentie en minder samenwerking, meer afbreken en minder samen opbouwen. Dat alles om de concurrentiekracht, het concurrentievermogen zogenaamd, omhoog te krijgen. Het kabinet moet investeren in de publieke sector. In 2018 had het dus ook de middelen om dat te doen, maar wij zien dat dat gewoon niet is gelukt. Het is alsof je kijkt naar een ploeg die aanvallend wil voetballen, maar dan onder leiding van een trainer die alleen maar wil verdedigen. Het lukt simpelweg niet. Ik zie dat ze het wel proberen, maar het lukt hun zelfs niet om de niet-ambitieuze doelen die ze stellen, om de schade te herstellen van de vorige kabinetten-Rutte, te halen, en dat is zorgwekkend.
Het is gewoon niet uit te leggen dat er vorig jaar onderaan de streep 11,3 miljard euro is overgebleven — dat is ruim €800 per volwassen Nederlander — terwijl er ziekenhuizen zijn gesloten, isolatie van woningen is uitgesteld en gedupeerde Groningers nog steeds aan het wachten zijn op compensatie. Ik wil een paar voorbeelden noemen waar dat geld nodig is. Neem de jeugdzorg. Gemeenten stuurden onlangs een brandbrief waarin zij zelfs dreigden hun taken terug te geven, omdat twee op de drie gemeenten forse tekorten hebben bij de invulling van hun taken. Omdat gemeenten van het vorige VVD-kabinet onvoldoende budget hadden gekregen voor de jeugdzorg, moesten zij bezuinigen op allerlei andere voorzieningen in de buurt van mensen. Dat gaat nu hopelijk hersteld worden. Dit debat was uitgesteld, maar ondertussen hebben we de Voorjaarsnota al gekregen. Er is 750 miljoen structureel per jaar voor nodig. Dat geld is er, maar vooralsnog houdt het kabinet het bij ongeveer de helft daarvan, en dan ook nog eens niet structureel maar incidenteel. Daarom vraag ik het kabinet: gaat het ook zo snel mogelijk — dat is bij de begroting van 2020 — met een adequate en structurele oplossing komen voor de jeugdzorg?
Als het kabinet weigert voldoende geld beschikbaar te stellen voor de jeugdzorg, wekt het sterk de indruk dat het nog steeds aan het streven is naar een kleinere overheid, zelfs over de ruggen van zorgbehoevende jongeren, ook al is er genoeg geld. Ik herhaal het nog maar even: 11,3 miljard is er vorig jaar blijven liggen. Dat is ruim €800 per volwassen Nederlander. Ook dit jaar stevenen wij af op een begrotingsoverschot. Er is dus geen excuus om de mensen in de jeugdzorg en bij de gemeenten de wanhoop in te drijven. Kom met een structurele en adequate oplossing, zeg ik tegen het kabinet.
Voorzitter. Er wordt dus te weinig geïnvesteerd door dit kabinet, terwijl er nog zo veel te doen is om het leven van mensen te verbeteren. Uit de Monitor Brede Welvaart blijkt dat bijna een op de zes Nederlanders woont in een huis met een of meer grote gebreken, zoals schimmel, verrotte raamkozijnen, lekkende daken of vochtige muren. Onder bepaalde groepen, zoals mensen met een niet-westerse achtergrond, is dit zelfs een op de vier mensen. Ik heb het zelf vaak genoeg gezien en er actie tegen gevoerd in mijn eigen stadsdeel Amsterdam Nieuw-West. Vaak betreft het sociale huurwoningen waar heel veel aan ontbreekt en waar je dus met politieke wil iets aan zou kunnen doen. Je kunt de leefomstandigheden van veel mensen direct verbeteren. Je kunt huizen van mensen direct verbeteren, maar ook hier wordt geld dat er gewoon is, niet besteed. Zo zijn er subsidieaanvragen voor onder meer isolatie van sociale huurwoningen stopgezet, omdat het potje op 1 juli 2018 al leeg was. Als je dan ziet hoeveel geld er aan het eind van het jaar is blijven liggen, dan hadden er dus veel meer sociale huurwoningen geïsoleerd en verbeterd kunnen worden. De bewoners en de hele samenleving hadden hier direct van geprofiteerd, want een goed geïsoleerd huis is niet alleen goed voor de mensen die erin wonen, maar ook voor het milieu. Waarom is dat niet gebeurd? Waarom is er niet meer geld gebruikt om sociale huurwoningen te verbeteren en te isoleren, terwijl het geld er gewoon was? Hoe gaat het kabinet voorkomen dat er ook in 2019 mensen onnodig in slecht geïsoleerde en niet goed onderhouden sociale huurwoningen zitten, terwijl er gewoon geld is om die te verbeteren?
Voorzitter. Ik vind het namelijk heel begrijpelijk als mensen cynisch worden dat zij meer belasting moeten betalen om Nederland te vergroenen, terwijl zij nog steeds in een huis zitten met enkel glas en schimmel. Ik vind het ook heel goed te begrijpen dat zij er cynisch van worden als zij zien dat tegelijkertijd hun managers rondrijden in gesubsidieerde Tesla's vanwege datzelfde doel. Dat kan en dat moet rechtvaardiger.
Ten slotte de politie als schrijnend voorbeeld van al die andere mensen in de publieke sector waar jarenlang op is bezuinigd. In 2018 stopten 674 operationele agenten met hun baan. Dat is veel meer dan gedacht, stelt ook de Algemene Rekenkamer vast. Ik vind dat heel erg, maar ik vind het ook te begrijpen na jaren van bezuinigingen en een veel te hoge werkdruk bij de politie. Rutte III heeft dus ook hier moeite om de schade van Rutte II te herstellen en de broodnodige extra agenten aan te trekken. Dit kabinet wil 1.111 extra agenten opleiden in een paar jaar tijd, maar hoe gaan ze dit doen? Is het realistisch?
Hoe gaat het kabinet om met de personeelsproblemen bij de overige publieke diensten? De Algemene Rekenkamer trekt aan de bel omdat er geen strategisch personeelsbeleid is bij de rijksoverheid. Ik vraag het kabinet: kunnen wij er als parlement van uitgaan dat dit kabinet weer een aantrekkelijke werkgever maakt van onze publieke sector? Heel Nederland heeft baat bij voldoende goede agenten, zorgverleners, leraren en handhavers.
Voorzitter. Ik rond af met een laatste opmerking. We kijken terug op een jaar met economische groei. Het derde VVD-kabinet is onkundig of, erger nog, onwillig om de rijkdom in Nederland eerlijker te verdelen en te investeren in onze collectieve toekomst. In de komende jaren zal de economie waarschijnlijk minder hard groeien dan in 2018. Dat belooft wat met hetzelfde VVD-kabinet aan het roer. Bij het aantreden van de premier in 2010 — ik werd ongeveer toen lid van de SP vanwege dat aantreden, omdat ik wist dat de rekening van de crisis bij de verkeerde partij gelegd zou worden, namelijk bij de burgers — moesten we door het zuur heen bijten, want later zou het zoet komen. Vandaag constateer ik dat 2018 dat zoet geweest had moeten zijn, maar helaas is dat dit kabinet niet gelukt. Zowel de huishoudens als de publieke sector zijn nog steeds beschadigd door de vorige kabinetten-Rutte. Nederland is er dus alweer bedrogen uitgekomen. Dit kan en dit moet anders. Mensen verdienen beter. Nederland verdient beter. Het geld was er in 2018 om die investeringen te doen. Laten wij er voortaan samen voor zorgen dat iedereen in Nederland ook echt meeprofiteert van alle rijkdom in ons land.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Alkaya. Dan geef ik nu het woord aan de heer Sneller namens D66. Na hem schors ik voor de lunchpauze, want ik zie jullie een beetje vermoeid kijken.
De heer Sneller (D66):
Dank u, voorzitter. "Vlug ben ik niet. Ik kan niet rennen zoals jij en toch wed ik dat ik een hardloopwedstrijd van jou kan winnen. Durf je de uitdaging aan, dan zul je het zien." Zo sprak de schildpad tot de haas. En de haas viel bijna om van het lachen. Dit kon hij natuurlijk niet verliezen! Dus nam hij de uitdaging gretig aan en snelde ervandoor. Maar halverwege het parcours was hij moe. Hij had zo'n enorme voorsprong dat hij even onder de boom ging liggen uitrusten. En uiteraard viel hij in slaap. De schildpad daarentegen ging rustig van start, maar hij liet zich niet afleiden en liep gestaag door. Toen de haas wakker schrok en de eindsprint wilde inzetten, zag hij nog net voor zich die schildpad als eerste over de finish gaan. Ja, je had 'm niet zien aankomen!
Voorzitter. Vandaag doen we geen sprint, maar staan we juist stil bij de resultaten van 2018. Maar de resultaten van dat begrotingsjaar staan natuurlijk niet op zichzelf, maar zijn ook de resultante van alle jaren ervoor. Zoals de president van de Algemene Rekenkamer ons adviseerde: wij moeten het spoor terug in de tijd volgen. We oogsten immers de inspanningen van onze voorgangers en wij zaaien voor onze opvolgers. Als we de pogingen uit het verleden goed evalueren, kunnen we ook beter achterlaten, of doorgeven, zoals sommigen zeggen. Die resultaten over 2018 waren over het algemeen mooi; het werd al genoemd. Ik zal er een paar noemen: we hadden de langste reeks begrotingsoverschotten in 50 jaar en de laagste werkloosheid in vijftien jaar, en de economie groeide met 2,7%. Maar er zijn ook zorgelijke signalen: de laagste rechtmatigheidsscore sinds jaren en de grootste onderuitputting van deze eeuw.
Voorzitter. Nederland heeft een open economie. Die openheid is onze kracht, want we drijven veel handel met onze Europese buurlanden, en dat brengt ons veel welvaart en banen, zeker als de wereldeconomie in een hoogconjunctuur zit, zoals de afgelopen tijd. Maar die openheid is ook onze kwetsbaarheid. Wat de Verenigde Staten of het Verenigd Koninkrijk, China of Italië doen, raakt ons hard in onze portemonnee. Daarom moeten we onze eigen zaken zo goed op orde hebben.
Voorzitter. Wanneer we de film dan terugspoelen naar 2008, naar vóór de crisis, zien we veel politici klagen dat Nederland "hervormingsmoe" zou zijn. We zien een regeerakkoord waarin de AOW-leeftijd verhogen taboe was, waarin de hypotheekrenteaftrek beperken taboe was, waarin het ontslagrecht hervormen taboe was. Door al die taboes waren we onnodig kwetsbaar toen de crisis kwam. Op Prinsjesdag in 2008 werd er een overschot voor 2009 van 1,2% aangekondigd, en op Verantwoordingsdag over datzelfde jaar werd een tekort van 5,3% gerapporteerd. Dat toont maar aan hoe snel dat begrotingssaldo in Nederland kan omslaan. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat we in goede tijden geen overschot moeten hebben, want dat moeten we, dat we geen stabiliserende anticyclische begrotingsregels zouden moeten hebben, want die moeten we hebben, en dat we ons niet aan die regels moeten houden, want dat moeten we, zodat de overheid in goede én in slechte tijden onze welvaart kan ondersteunen. Maar het betekent volgens mij wel dat we verder moeten kijken dan dat saldo en die schuld om een veerkrachtige, gezonde economie te maken, want juist structurele hervormingen kunnen de economie minder kwetsbaar maken voor schokken. Het kabinet heeft daar een goed begin mee gemaakt: de versnelde afbouw van de hypotheekrenteaftrek en de Wet arbeidsmarkt in balans, om een paar voorbeelden te noemen. En nu zijn het pensioenakkoord en het klimaatakkoord wat mij betreft aan de beurt.
Gelukkig wordt ook voor de periode daarna door alle ministeries gestudeerd, naar aanleiding van een motie die ik samen met een aantal collega's heb ingediend, om nu al nieuwe hervormingen te bedenken, die zo meteen, bij een volgende recessie, van pas kunnen komen. De heer Van 't Wout noemde ook een aantal andere studiecommissies die nu hun werk doen zodat we er zo meteen profijt van kunnen hebben. Want regeren is niet alleen terugkijken maar natuurlijk ook vooruitzien. Die motie vroeg om niet alleen hervormingen maar ook bezuinigingen en investeringen in kaart te brengen. Voor de bezuinigingen ligt er volgens mij een duidelijke opdracht: zo meteen minder met de botte kaasschaaf van elk departement, eigenlijk een beetje zonder een idee van hoe en waarom. Want vorige keer was het toch te veel nullijn, ontslagen en afknijpen van nieuw talent — op korte termijn uiteraard effectief om minder uit te geven, maar daarna behoorlijk schadelijk. Zoals informateur Tjeenk Willink in de bijlage van zijn eindverslag schreef: ''De economische crisis moge dan voorbij zijn, de impact van de besparingen bereikt juist nu haar hoogtepunt.''
De heer Alkaya (SP):
De heer Sneller begon bij de crisis en het effect van de begroting en de rijksbegroting op wat er dan in de economie gebeurt. Het is namelijk best interessant dat de premier er ook al vanaf 2010 bij zit. Hij heeft dus de laagconjunctuur meegemaakt, de lage economische groei en zelfs de recessie, en nu zitten we weer in een hoogconjunctuur met groei. Zouden we kunnen stellen dat het onverstandig is geweest dat de minister-president is begonnen met bezuinigen toen het al slecht ging? Nu het wat beter gaat, proberen we de schade die toen is aangericht goed te maken. Dat is dus precies andersom. Hij heeft dus procyclisch beleid gevoerd.
De heer Sneller (D66):
Mijn punt is dat we juist voordat de crisis uitbrak, hadden moeten zorgen dat we minder kwetsbaar waren. Ik noemde daarnet dat de AOW-leeftijd voor u taboe was. Het ontslagrecht was voor de SP taboe. Mijn stelling is dat we dat toen hadden moeten doen. Ja, de premier had toen hij nog in de Kamerbankjes zat ook zo zijn taboes, maar die heb ik ook net genoemd.
De heer Alkaya (SP):
We kunnen het inhoudelijke gesprek daarover voeren en dat is heel interessant, maar het gaat om de timing. Wanneer voer je dat soort bezuinigingen door? Want het zijn bezuinigingen geweest. De voorgaande kabinetten hebben besloten om dat soort bezuinigingen ten tijde van recessie te doen, waardoor we nu heel veel moeten proberen te herstellen. Dat lukt niet eens. Als ik het verhaal van de heer Sneller volg, kunnen we toch stellen dat de timing gewoon onverstandig was?
De heer Sneller (D66):
Ja, deze hervormingen hadden eerder gemoeten; dat heb ik net betoogd.
De heer Alkaya (SP):
Of later, toch? In ieder geval wanneer het goed gaat.
De heer Sneller (D66):
Laten we nu inderdaad hervormen. Ik zou zeggen: steun dat pensioenakkoord als een van die hervormingen. Maar die was misschien te makkelijk, meneer Alkaya. Het is natuurlijk wel zo dat het nu weer een tijd is waarin het goed gaat. Weer zegt de SP dat het nu niet het moment is om te hervormen of dat ze de hervormingen die er liggen, niet goed vindt.
De voorzitter:
Tot slot.
De heer Alkaya (SP):
Ja, tot slot, voorzitter. We kunnen het natuurlijk hebben over de vraag wat voor hervormingen dat moeten zijn. Wij willen de economie natuurlijk ook hervormen. Van alle partijen hier willen wij de economie waarschijnlijk het radicaalst hervormen. Maar het gaat de andere kant op. Daar komen we waarschijnlijk in een interessante discussie terecht. Het gaat daar niet om; het gaat om de timing. Wij zijn nu dus bezig met het herstellen van de schade die is aangericht ten tijde van de economische recessie. Ik probeer alleen maar een logische consequentie van het betoog van de heer Sneller door te trekken door te zeggen dat we nu onnodig veel bezig zijn met het herstel van de schade, omdat er onnodig veel is bezuinigd ten tijde van de recessie. Dat kunnen we de voorgaande kabinetten in ieder geval aanrekenen.
De heer Sneller (D66):
Het is toch fraai dat de heer Alkaya doet alsof het een kwestie van timing is, terwijl er volgens mij voor hem nooit een moment is om de AOW-leeftijd te verhogen en er altijd een moment is om de hypotheekrenteaftrek af te schaffen. Het is dus een nogal gratuite redenering.
De Rekenkamer heeft in haar rapport laten zien wat voor een kwetsbaar vaasje de uitvoering blijkt te zijn na deze periode. Ik noem de Belastingdienst, met een IT-systeem uit 1982. Ik zeg richting de heer Snels dat dat overigens een uitstekend bouwjaar is, maar misschien minder voor IT-systemen waarvan nog maar een handvol mensen weet hoe zij werken. Ik noem ook de belabberd bereikbare Belastingtelefoon. En na de exitpremies worden nu de wervingsdoelstellingen niet gehaald. Bij het UWV had in oktober 2018 bijna de helft van de werkzoekenden die in 2017 een uitkering hadden aangevraagd, nog geen eerste gesprek gehad. De politie werd al eerder genoemd. Daar werd gezocht naar 480 extra mensen, maar de volledig opgeleide operationele sterkte daalde met 674 fte. Ook de mbo-studenten die we op bezoek hadden tijdens de V100 om ons te helpen met het bestuderen van de jaarverslagen, spraken over dat laatste hun verbazing uit, zoals al werd gezegd. Een aantal van hen wilde namelijk graag politieagent worden, maar mocht niet eens solliciteren, want zij wachten nog op de Nederlandse nationaliteit. Daarom kiezen ze nu voor een ander beroep. Ik krijg graag een reactie op deze vraag van de mbo-studenten.
Ik maak graag van deze gelegenheid gebruik om alle vragen die tijdens deze V100 zijn gesteld en die ook al schriftelijk naar het kabinet zijn gegaan, formeel te overhandigen aan het kabinet. Richting de minister van Financiën, die iets anders aan het doen is, zeg ik dat de Kamer tijdens de V100 ook een eigen koffertje heeft gekregen. Dat is ontworpen door Tijmen van het Cibap in Zwolle, een van de mbo-studenten die ons heeft geholpen. Dit koffertje is dus van u allemaal, zeg ik tegen de collega-Kamerleden. Zal ik gewoon het hele koffertje geven? De vragen zitten erin.
De voorzitter:
Ja, dank u wel voor het aanbieden.
De heer Sneller (D66):
Alstublieft. Zij krijgen uiteraard antwoord en de antwoorden komen ook allemaal op de website van de Tweede Kamer te staan.
Voorzitter, terug naar de basis. De mensen die in de uitvoering werken, zijn vaak het directe contact met de overheid. Die basis moet op orde zijn en de uitvoering krijgt gelukkig wat lucht: na vijf regeerakkoorden voor het eerst geen generieke apparaatstaakstelling. Er is zelfs hier en daar wat extra geld voor uitvoeringsorganisaties en dat is positief. Maar hoe houden we dit gezamenlijk voor ogen als het straks economisch weer minder gaat en die generieke taakstellingen toch ineens weer heel aantrekkelijk lijken? Tjeenk Willink sloot zijn brief terecht af met de conclusie dat het voor de geloofwaardigheid van overheid en publieke dienstverlening dringend nodig is dat volksvertegenwoordiging en kabinet niet alleen incidenteel maar ook stelselmatig letten op de uitvoeringsaspecten van het beleid. En nu doet het ministerie van de premier, Algemene Zaken, als enige niet mee aan de pilot Inzicht in Kwaliteit. Maar hij kan dat vandaag goedmaken. Als hij de film terugspoelt en opnieuw zou mogen afspelen, hoe zou hij dan met die uitvoering en de bezuinigingen omgaan? Welke lessen heeft hij geleerd?
Uiteraard moeten wij als Kamer ook naar onszelf kijken als opdrachtgever, zoals de heer Tjibbe Joustra ons ook voorhield. De uitvoering moet van ons goedkoop, goedkoop, goedkoop, maar wel van topkwaliteit. Wij willen een overheid die uitgaat van vertrouwen in plaats van wantrouwen, maar misbruik moet onmogelijk zijn. Wij willen regels die maatwerk leveren voor iedereen, maar die ook simpel zijn en voor iedereen te begrijpen. Wij willen uitvoering waarin professionals alle ruimte krijgen, maar waarin niks mis mag gaan en de minister erbovenop moet zitten. Wij willen ... Tsja, misschien willen wij gewoon soms echt wel effe net wat te veel en zouden we ons dat ook af en toe moeten realiseren.
Voorzitter. Ook onderdeel van de basis is dat belastinggeld volgens de regels wordt uitgegeven. We lopen onze hazenstappen terug. In de jaren tachtig en negentig is veel werk verzet om tot een goedkeurende verklaring van de Rekenkamer te komen. Maar diezelfde Rekenkamer concludeert nu dat we onder de rechtmatigheidsgrens van 99% zijn gezakt volgens de regels van de nieuwe Comptabiliteitswet. Sterker nog, als we alleen kijken naar de directe bestedingen van de rijksoverheid, dan zakten we in 2018 al door deze kritische grens. Alsof die waarschuwingen niet genoeg waren, werden we wakker geschud door een nagekomen noodsignaal. De saldibalans uit de verantwoordingsstukken klopte niet. Niet alleen de interne controle bij de Belastingdienst, maar ook de tweede verdedigingslinie, de Auditdienst Rijk, had de fout in eerste instantie niet opgemerkt.
Voorzitter. Het is onze dure plicht om niet te verslappen, niet dat dutje in de schaduw te doen, maar verdere verbetering na te streven. Gelukkig weten we uit het verleden dat het ook kan. Met politieke en bestuurlijke aandacht kunnen we het tij keren. Toch? Zo vraag ik de minister van Financiën. Ik geloof dat hij deze opdracht gelukkig ook al van andere collega's kreeg.
Voorzitter. Die aandacht is ook nodig voor ICT en informatiebeveiliging, het fundament van een goed functionerende overheid in de eenentwintigste eeuw. Vorig jaar vroegen veel collega's hier al aandacht voor en hield ik de premier al voor dat het hier om een chefsache ging. Het is dus goed dat hij dit jaar de minister van Binnenlandse Zaken heeft meegenomen. Daarmee laat het kabinet ziet dat het echt de ernst van dit probleem onderkent. Maar dan vraag ik aan de minister wat er het afgelopen jaar is gebeurd. Na onze oproep hier vorig jaar werd het aantal onvolkomenheden niet lager maar hoger. Het werd al gememoreerd. Het is nu zelfs zo erg dat de hele overheid van EU- en NAVO-documenten dreigt te worden afgesloten.
Nu weet ik dat de bedrijfsvoering van het Rijk geen sexy onderwerp is, laat staan het beheer en het onderhoud ervan. Maar het is gewoon een kwestie van goed regelen, de basis op orde hebben. Dus vraag ik de minister wat het concrete plan van aanpak is en hoe wij dat kunnen controleren. Ik sluit me in dat opzicht helemaal aan bij het betoog van de collega van de VVD. Het lijkt erop dat nog steeds veel ministeries zelf het wiel aan het uitvinden zijn, terwijl zij toch vergelijkbare problemen hebben: verschillende ICT-systemen die met elkaar moeten communiceren, veel externe inhuur die het vervolgens extra fragiel maakt. Hoe gaan we dit doorbreken en wat gaat de minister nu anders doen?
Het patroon van haastje-repje in hoogconjunctuur en "stilstand is achteruitgang" daarna, zien we ook bij de investeringsdepartementen. Na jaren van bezuinigingen is er nu een grote investeringsambitie op Defensie, maar zijn er onvoldoende mensen om de plannen te maken of onvoldoende mensen om ze uit te voeren. Terwijl een nieuwe cao nog steeds ontbreekt en niet alle munitie op tijd kan worden geleverd of betaald, is 1,2 miljard doorgeschoven voor investeringen in latere jaren. Aan de minister van Financiën vraag ik: hoe kan dat nou? Hij toetst alle bestedingsplannen van tevoren en pas na zijn akkoord krijgen de ministers hun geld van de aanvullende post. Zit er dan geen check op of dat geld daadwerkelijk dat jaar kan worden uitgegeven? Het Centraal Planbureau houdt ons wat betreft dit jaar voor: wij geloven niet meer dat het geld dit jaar nog wordt uitgegeven en tellen het zelfs niet meer mee voor de ramingen van de economische groei. Dan is mijn vraag toch: wat moeten wij als Kamer precies geloven?
Voorzitter. Ook voor infrastructuur is bij gebrek aan uitvoeringscapaciteit een fors bedrag doorgeschoven, terwijl het gereserveerde onderhoudsbudget kleiner was dan wat nodig was voor uitgesteld en achterstallig onderhoud. Waarom dan doorschuiven voor investeringen in plaats van nu dat onderhoud aanpakken? Ook hier geldt: het is niet zo spannend en je scoort er niet mee, maar het is wel gewoon verstandig beleid. De onbruikbare brug of de kapotte sluis kost immers veel geld voor de economie, om over de voertuigverliesuren, die onze IenW-collega's vaak gebruiken, maar te zwijgen. Hoe gaat het kabinet de balans herstellen tussen die investeringen en dat onderhoud? In dit kader breng ik — het is ten overvloede — toch nog een keer de baten-lastenproblematiek onder de aandacht van het kabinet.
Voorzitter. Ervoor zorgen dat we weerbaarder zijn bij een volgende schok vraagt ook om investeringen in ons groeivermogen. Naast die moderne infrastructuur betekent dat: onderwijs en innovatie van wereldklasse. De Monitor Brede Welvaart laat inderdaad zien waarom en hoe dat onderwijs zo sterk samenhangt met die brede welvaart. De monitor — wederom complimenten voor het CBS — brengt dat begrotingscijfer echt tot leven, laat zien wat de gevolgen zijn voor later en wat de gevolgen zijn voor elders. Maar, zoals ook al werd gezegd door de heer Snels: in Nieuw-Zeeland zijn ze toch alweer een stapje verder. Wij zouden daar ook naartoe willen. Hoe zorg je er nou voor dat de begrotingscijfers en de bredere effecten op de welvaart in één document komen, zoals ze daar gedaan hebben? Ik hoop toch op een wat inspirerender reactie op dit inspirerende voorbeeld.
Voorzitter. Dit kabinet doet zijn grootse investering in kennis. Bij OCW werd bijna 4 miljard meer uitgegeven dan werd aangekondigd in de miljoenennota voor dat jaar. Basisschoolleraren kregen bijna 10% meer salaris, er kwam meer hulp in de klas en de werkdruk werd lager. Maar de Staat van het Onderwijs laat wel zien dat we nog veel werk te verzetten hebben. Te weinig mensen kiezen ervoor om leraar te zijn en te weinig leraren kiezen ervoor om in een achterstandswijk te werken.
Voorzitter. Ook een steeds grilliger klimaat en een steeds kwetsbaardere natuur vormen een risico voor de toekomst. De Verenigde Naties rapporteerden vorige maand dat de biodiversiteit snel vermindert. In Nederland zien we dezelfde trend. Het aantal vogels loopt terug, de fauna in de Noordzee neemt af en ik zwijg nog maar even over die schildpad. Ook hier is stabilisatie nodig. Daarvoor hebben we op rijksniveau een goede definitie nodig van wat een goede instandhouding van de natuur precies betekent. Ik vraag het kabinet om een definitie daarvan. Dit kabinet heeft zich gelukkig gecommitteerd aan een zeer ambitieus klimaatdoel. En recent sloot de Eerste Kamer zich daarbij aan. De premier probeert samen met Frankrijk de Europese ambities op dit gebied verder op te schroeven. Ik hoop dat de komende tijd ook een aantal andere landen zich bij die ambitie zullen aansluiten. Het kabinet heeft concrete plannen om de klimaatcrisis aan te pakken, zoals het sluiten van alle kolencentrales in 2013, te beginnen met de Hemweg volgend jaar. Ook gaat de gaskraan steeds sneller dicht en bouwen we steeds meer aardgasvrije wijken. We hebben die hernieuwbare energie dus keihard nodig, maar we halen de doelen niet. Dat is toch vreemd, want de subsidiepot voor hernieuwbare energie is vol en de nieuw gevormde begrotingsreserve van 500 miljoen klimaatgeld is volledig doorgeschoven naar 2019. Mijn oproep aan het kabinet is dan ook: laten we dat gebruiken om de klimaatschuld die we doorschuiven naar toekomstige generaties, te verkleinen. Ook dat is investeren in de toekomst.
Voorzitter. Een laatste observatie uit de Monitor Brede Welvaart die ons slecht toerust voor de toekomst, is de lage score van Nederland op gendergelijkheid. Specifiek noem ik de zeer beroerde 24ste plek op de ranglijst van EU-landen als het gaat om vrouwen in managementposities. Tegen de minister van Binnenlandse Zaken zeg ik: op dit punt heeft de overheid toch ook een voorbeeldrol? Uit de Jaarrapportage Bedrijfsvoering Rijk blijkt dat minder dan een derde van de functies vanaf schaal 14 wordt ingevuld door een vrouw. Kunnen we dan in ieder geval afspreken dat we een hele kleine stap zetten door vanaf vandaag in iedere sollicitatiecommissie voor een functie vanaf schaal 14 ten minste één vrouw te zetten?
Voorzitter, ik rond af. Ik heb geprobeerd om het spoor terug te volgen, helemaal tot de oude Grieken. Dan doemt toch het beeld op van die haas van Aesopus, die snel een sprint trekt, dan even moet uitrusten, verslapt en verliest. Zoals het hoort bij een fabel, heb ik geprobeerd om de moraal er heel dik bovenop te leggen, alleen is dan meestal niet helemaal duidelijk welke moraal dat is. Want van Aesopus tot De La Fontaine is de les door de jaren heen steeds anders geïnterpreteerd. Hardlopers zijn doodlopers, hoogmoed komt voor de val, of haastige spoed is zelden goed. Gelukkig maakt het ook niet zo veel uit, volgens mij, want het zijn allemaal nuttige lessen waarmee we ons voordeel kunnen doen om niet te makkelijk toe te geven aan die hervormingsmoeheid, om voorzichtig te zijn met sprintjes in nood en vooral om te zorgen dat die niet nodig zijn, door te hervormen voordat de nood aan de man is en op tijd verstandig te investeren. Of, zoals oud-collega Hanke Bruins Slot het mooi beschreef in haar afscheidsbrief: haast je als je tijd hebt, want dan heb je tijd als je haast hebt.
De voorzitter:
Dat moest ik even laten bezinken. De heer Nijboer.
De heer Nijboer (PvdA):
Dit is eerlijk gezegd wel een heel ander verhaal van D66 dan ik gewend was. Toen ik coalitiepartij mocht zijn, stond de heer Pechtold altijd vooraan: méér ambitie, het moet sneller, er moet echt veel meer gebeuren! En nu is het betoog van D66 eigenlijk: wees een schildpad; haast je niet. Dat vind ik gek. Er zijn al vijf wetten gesneuveld in de Eerste Kamer, de nieuwe Eerste Kamer is nog niet eens beëdigd en dit kabinet heeft de grootste onderuitputting ooit, zei de heer Sneller. Dat betekent dat er niet-waargemaakte beloftes op de begroting zijn voor onderwijs, voor zorg en voor infrastructuur. Spreekt u hen daar niet op aan? Dat is toch beloofd? Het is toch gek dat u daar niet een veel scherper oordeel over geeft, maar zegt: nou ja, doe maar rustig aan, het komt wel goed?
De heer Sneller (D66):
De heer Nijboer heeft én slecht geluisterd én een slecht geheugen. Dat is toch een vervelende combinatie. Ik heb juist gezegd dat er aan onderwijs 3,5 miljard meer is uitgegeven ten opzichte van de Miljoenennota van het kabinet waar de heer Nijboer naar verwees en waar hij zelf in zat. Verder is de onderuitputting op onderwijs ongeveer 10 miljoen op 35 miljard. Ook heb ik juist aandacht gevraagd voor de onderbestedingen op Infrastructuur en Waterstaat en op Defensie.
De heer Nijboer (PvdA):
Ja, en daar zou ik dan ook graag een oordeel bij hebben. Want we zien het ook dit jaar weer. Het gaat om 5 miljard aan publieke investeringen. Dat is meer dan twee keer zo veel als in die hele dividenddiscussie die ons het hele afgelopen jaar bezig heeft gehouden. In de zorg gaat het om bijna 300 miljoen voor huisartsen en 300 miljoen voor de wijkverpleging. Ik kan een hele lijst noemen. U noemde zelf politieagenten. Infrastructuur en Defensie zijn samen meer dan 2 miljard. Als je dat niet waarmaakt, kan je toch niet als hoofdbetoog hebben: doe maar rustig aan? Daar moet toch wat aan gebeuren? Dat geld zou toch eigenlijk voor de publieke zaak beschikbaar moeten zijn geweest? Dat is nu afgestort in de staatsschuld.
De heer Sneller (D66):
Ik heb geprobeerd te betogen dat de bezuinigingen die door het vorige kabinet zijn gedaan, bijvoorbeeld op Defensie, er juist toe leiden dat de investeringen nu niet kunnen plaatsvinden. De mensen die die investeringen moeten voorbereiden en uitvoeren, zijn er nu namelijk niet. Misschien heeft de heer Nijboer een heel andere moraal uit de fabel gehaald, maar de schildpad wint, hè.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Sneller.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
We hebben nog een aantal sprekers te gaan, maar voordat we daarmee verdergaan, schors ik de vergadering tot 14.15 uur. Dan gaan we eerst stemmen. Daarna nemen we afscheid van twee collega's. Vervolgens gaan we verder met het debat over de verantwoording.
De vergadering wordt van 13.32 uur tot 14.18 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20182019-90-5.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.