Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 64, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2017-2018 | nr. 64, item 4 |
Aan de orde is het VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid (AO d.d. 13/03).
De voorzitter:
De minister van Infrastructuur en Waterstaat blijft in ons midden. Ook de minister van Justitie en Veiligheid schuift aan. Hartelijk welkom.
Ik vraag graag even de aandacht van de leden. In verband met de tweede termijn van het algemeen overleg Circulaire economie, die om 11.00 uur start, verzoeken de leden Laçin en Van Brenk om beiden te spreken na het lid Sienot. Ik hoop dat u daar geen bezwaar tegen heeft. De medewerkers blijven hier om de beantwoording af te wachten.
Ik geef als eerste het woord aan de heer Sienot. Hij spreekt namens de fractie van D66.
De heer Sienot (D66):
Dank u wel, mevrouw de voorzitter. Tijdens het AO zijn wij nog niet helemaal overtuigd geraakt van het grote waarom achter alle onderzoeken die de minister wil uitvoeren om de vrachtwagenheffing in te voeren. Veel landen kennen al zo'n systeem en de techniek is er ook al. Zou de minister ons daarom nog één keer kunnen toelichten waarom al die onderzoeken echt nodig zijn?
Daarnaast denken we dat we een manier hebben gevonden om als Kamer in samenwerking met de minister het proces te versnellen. Daarom dien ik deze motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de regering zo spoedig mogelijk een kilometerheffing voor vrachtverkeer wenst in te voeren;
overwegende dat dit bijdraagt aan een eerlijker speelveld tussen binnen- en buitenlands wegverkeer;
overwegende dat de kilometerheffing een goed middel is om het transport in ons land te verduurzamen, omdat de inkomsten in overleg met de sector worden teruggesluisd naar de vervoerssector;
overwegende dat de techniek al beschikbaar is en ons land kan leren van landen die al zo'n kilometerheffing kennen;
constaterende dat de minister voornemens is om het wetsvoorstel pas in 2020 naar de Kamer te sturen;
verzoekt de regering om het conceptwetsvoorstel over de kilometerheffing voor vrachtverkeer voor de zomer van 2019 voor te leggen voor internetconsultatie;
verzoekt de regering tevens er in de planning naar te streven dat in 2020 bij de parlementaire behandeling onomkeerbare stappen kunnen worden gezet;
verzoekt de regering voorts om de Kamer bij het beleidskader te informeren over de planning waarin de onomkeerbare stappen zijn opgenomen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Sienot (D66):
Dank u wel. Dat was mijn bijdrage. We zijn benieuwd naar de antwoorden van de minister.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Ik geef graag het woord aan de heer Laçin om namens de fractie van de SP zijn bijdrage te doen. Gaat uw gang.
De heer Laçin (SP):
Dank, voorzitter. Dank ook aan de collega's dat ik voor mijn beurt mag spreken. Ik wil drie moties indienen naar aanleiding van het AO van een kleine tien dagen terug. Ik lees ze gelijk voor.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat verschillende rijscholen in Nederland veel (financiële) eisen stellen aan franchisenemers, waardoor er sprake is van schijnzelfstandigheid in de rijschoolsector;
constaterende dat dit tot gevolg heeft dat betreffende rijinstructeurs enorm veel uren moeten draaien om de franchisekosten te kunnen betalen en daarnaast nog een eerlijke boterham te verdienen;
overwegende dat dit tot onverantwoorde en gevaarlijke situaties kan leiden voor leerlingen, rijinstructeurs en alle andere weggebruikers;
verzoekt de regering om schijnzelfstandigheid binnen de rijschoolsector te onderzoeken met gegevens van de Belastingdienst én rijinstructeurs/rijschoolhouders die ervaring hebben met schijnzelfstandigheid, en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de minister van Justitie en Veiligheid hogere straffen gaat opleggen voor gevaarlijk rijgedrag;
constaterende dat uit verschillende onderzoeken blijkt dat hogere straffen niet of nauwelijks leiden tot gedragsverandering;
overwegende dat de SWOV concludeert dat het vergroten van de objectieve en subjectieve pakkans meer effect heeft dan hogere straffen;
van mening dat de politie meer capaciteit en middelen nodig heeft om gevaarlijk rijgedrag vaker waar te nemen en straffen op te leggen;
verzoekt de regering inzichtelijk te maken hoe de objectieve en subjectieve pakkans vergroot kan worden om tot een effectieve aanpak te komen en de Kamer hierover te informeren voor het zomerreces van 2018,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Laçin (SP):
Tot slot.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat een vriendelijke omgeving zonder onneembare obstakels van groot belang is voor ouderen en mindervaliden;
constaterende dat eenzaamheid onder vooral ouderen en mindervaliden voorkomen kan worden als zij het vertrouwen hebben om naar buiten te gaan;
constaterende dat er te weinig rekening wordt gehouden met ouderen, mindervaliden en andere voetgangers ten opzichte van bijvoorbeeld fietsers en automobilisten bij de ontwikkeling van woongebieden;
overwegende dat lopen een vorm van mobiliteit is die we altijd nodig zullen hebben en goed is voor de gezondheid;
overwegende dat het internationale Charter for Walking wereldwijd al op veel steun kan rekenen;
verzoekt de regering het Charter for Walking tijdens bestuurlijke en andere overleggen onder de aandacht te brengen van provincies en gemeenten zodat deze, in navolging van Eindhoven en Tilburg, het Charter for Walking ook gaan ondertekenen en zich hard gaan maken voor de belangen van voetgangers, wandelaars, waaronder ouderen en mindervaliden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Laçin (SP):
Dank u wel.
De voorzitter:
Ik dank u hartelijk. Nu geef ik het woord aan mevrouw Van Brenk namens de fractie van 50PLUS. Gaat uw gang.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank, voorzitter. Wij hebben twee moties. Beide gaan over de voetgangers, die onvoldoende positie hebben. Wij bedanken mevrouw Van Tongeren, die hier als eerste mee gekomen is.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat voetgangers niet terug te vinden zijn in de beleidsrapporten van het ministerie;
overwegende dat uit het onderzoek van VeiligheidNL blijkt dat er in 2014 60.000 voetgangersongevallen plaatsvonden, waarvan 142 met dodelijke afloop;
overwegende dat eenzijdige ongevallen met voetgangers nergens consequent geregistreerd worden;
verzoekt de minister te bezien op welke wijze eenzijdige voetgangersongevallen zichtbaar gemaakt kunnen worden in de jaarlijkse rapportages van het ministerie en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de omgeving van de woning goed begaanbaar, uitnodigend en veilig moet zijn, zodat ouderen en mensen met een beperking ook daadwerkelijk de deur uit kunnen en durven;
verzoekt de minister in overleg te treden met de betrokken departementen en organisaties teneinde in de Nationale Omgevingsvisie het voetgangersbeleid prominent terug te laten komen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Brenk (50PLUS):
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik geef nu graag het woord aan de heer Van Aalst, die spreekt namens de fractie van de PVV. Gaat uw gang.
De heer Van Aalst (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb drie moties. De eerste motie luidt als volgt.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat (binnenvaart)schippers mobiele apparatuur moeten gebruiken om noodzakelijke nautische informatie uit te wisselen of te communiceren met bedieningspersoneel van kunstwerken zoals bruggen en sluizen;
constaterende dat zich geen aantoonbare problemen hebben voorgedaan waaraan het gebruik van mobiele apparatuur in de binnenvaart ten grondslag lag;
verzoekt de regering om te onderzoeken of de scheepvaart uitgezonderd kan worden bij wetgeving om het mobieleapparatuurgebruik achter het stuur/roer te verbieden,
en gaat over tot de orde van de dag.
Voordat u verdergaat, is er een vraag van mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben benieuwd of mijn collega ook contact heeft gehad met Rijkswaterstaat. Die zeggen dat er wel degelijk meer schepen aan de grond lopen waarbij ze vermoeden dat de tv of andere afleidende dingen, bijvoorbeeld de telefoon, daarbij betrokken kunnen zijn. De Kamer heeft in meerderheid aan de minister gevraagd om met de sector in overleg te treden om te kijken of we wat kunnen doen aan het aan de grond lopen van schepen. Ik kan me nauwelijks voorstellen dat uw partij dat niet zou steunen.
De heer Van Aalst (PVV):
We hebben hier volgens mij unaniem een motie aangenomen over whatsappen achter het stuur. Wij hebben geconstateerd dat dit voor de binnenvaartsector eigenlijk alleen maar een belemmering heeft opgeleverd. Juist met de input van deze sector hebben wij vandaag deze motie voorgelegd aan de minister. Wij wachten op haar antwoord.
De voorzitter:
Afrondend, kort, mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
De breed aangenomen Kamermotie zegt niet dat er een verbod moet komen op appen achter het roer. Er staat in: zou deze minister in overleg willen treden om het aantal ongelukken te verminderen en te kijken naar afleiding? Staat uw partij er nou wel of niet achter dat de minister in overleg gaat met de sector?
De heer Van Aalst (PVV):
Ja, daar staat onze partij volledig achter, alleen constateren we dat dit nu een belemmering is voor de binnenvaart, wat geen bijdrage levert aan de verkeersveiligheid. Vandaar dat wij dit aan de minister voorleggen. We zien uit naar haar beantwoording.
Voorzitter. Ik dien mijn volgende motie in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat er in Nederland verschillende rijscholen "turbotheorie" aanbieden, waarbij binnen één dagdeel op een "frauduleuze" manier kandidaten op hun examen worden voorbereid;
constaterende dat deze voorbereiding enkel op het behalen van het theorie-examen is gericht, in plaats van het overbrengen van de verkeersregels;
overwegende dat verkeersveiligheid begint bij het goed opleiden van onze verkeersdeelnemers, en dat een goede rijopleiding daarbij onontbeerlijk is;
verzoekt de regering om deze vorm van opleiden aan te merken als examenfraude, en alles in het werk te stellen om deze te stoppen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Aalst (PVV):
Dan de laatste motie, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het afdwingen van de betaling van verkeersboetes door buitenlandse kentekenhouders wordt overgelaten aan het land van herkomst;
overwegende dat het inningspercentage van verkeersboetes door buitenlandse kentekenhouders ondermaats is;
verzoekt de regering alles in het werk te stellen om ervoor te zorgen dat het inningspercentage voor verkeersboetes door buitenlandse kentekenhouders zo snel mogelijk stijgt, en de Kamer hier periodiek over te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan mevrouw Van Tongeren. Zij spreekt namens de fractie van GroenLinks.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb geen moties maar wel een paar vragen. De moties samen met mevrouw Van Brenk en het medeondertekenen van de motie van D66 geven mij al voldoende inbreng aan de motiekant. Mijn vraag gaat over het geloof van de minister in publiekscampagnes. Er wordt nu meer ingezet op een campagne tegen appen achter het stuur, terwijl er al 55 jaar campagnes zijn tegen alcohol drinken en rijden en er nog steeds bij 30% van de zware ongelukken alcohol in het spel is. Ook zijn er in toenemende mate zwaardere straffen bedacht. Die twee dingen werken dus aantoonbaar niet zo goed. Bij appen achter het stuur is er een technische weg om te zorgen dat het gewoon niet kán, in overleg met de autofabrikanten of op een andere wijze. Daar krijg ik dus graag nog een antwoord van de minister op. Ik heb de tweede termijn van het AO gemist, omdat ik toen een VAO Mijnbouw had, dus als de minister het daarin al uitgelegd heeft, mijn excuses daarvoor.
Mijn tweede punt is misschien klein, maar de overheid moet altijd het goede voorbeeld geven. De luchtkwaliteit in Den Haag is niet altijd optimaal. Er zijn afspraken over de dienstauto's op het Plein; die mogen daar niet stationair draaien, ook niet als het koud is. Ze kunnen de parkeergarage in en dan opgepiept worden. Zijn beide ministers bereid om hier ook naar te kijken? Juist met deze zichtbare, grote, chique Mercedessen — of ik weet eigenlijk niet welk merk we hebben — die daar staan te blazen, moeten we het goede voorbeeld geven.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de heer Von Martels. Hij spreekt namens de fractie van het CDA.
De heer Von Martels (CDA):
Dank u wel, voorzitter. Er zijn drie moties van mijn hand: twee voor de minister van IenW en een voor de minister van JenV.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de verkeersveiligheid op de N36 verbeterd kan worden indien het profiel voor het gehele tracé verbreed wordt;
verzoekt de regering te onderzoeken of ook de resterende delen van de N36 veiliger gemaakt kunnen worden door het profiel te verbreden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Von Martels (CDA):
De volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat er een nieuwe brug wordt ontworpen over de Merwede in de A27;
overwegende dat daarbij uitgegaan wordt van dezelfde functionaliteit van de huidige brug;
overwegende dat agrarisch verkeer daardoor geen gebruik van de nieuwe brug kan maken en fors zal moeten omrijden;
verzoekt de regering te onderzoeken of bij de nieuwe Merwedebrug ook het agrarische verkeer ruimte geboden kan worden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Von Martels (CDA):
En ten slotte, voorzitter.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat Event Data Recorders (EDR) in auto's feitelijke gegevens bevatten die de toedracht van verkeersongelukken objectief weer kunnen geven;
verzoekt de regering te bezien hoe de EDR ten behoeve van het Openbaar Ministerie zo optimaal mogelijk gebruikt kan worden bij zware verkeersongevallen;
en gaat over tot de orde van de dag.
Ik dank u zeer. Er is nog een vraag van de heer Dijkstra aan de heer Von Martels.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
De laatste motie van u klinkt sympathiek, maar volgens mij gebeurt dit al. Daar bent u toch van op de hoogte? Bij zware ongelukken wordt dit inderdaad uitgelezen. Of is dat nog niet het geval?
De heer Von Martels (CDA):
Nee, het is nog niet het geval dat hier in alle politieregio's gebruik van wordt gemaakt. Daar is slechts sprake van in zeven van de elf politieregio's in de omgeving van Rotterdam. Wij zouden graag zien dat dit overal standaard gaat gebeuren.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Dijkstra. Hij spreekt namens de fractie van de VVD. Gaat uw gang, meneer Dijkstra.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Een motie en een opmerking.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de bromfiets, de snorfiets en daarmee ook de scooter prima vervoersmiddelen zijn, vooral in de binnenstad;
overwegende dat sommige vooral jeugdige lieden helaas op een zeer asociale manier kunnen rijden en deze scooterterreur overlast, gevaar en hinder veroorzaakt waar de overheid tot nu toe weinig aan kan doen;
overwegende dat deze asociale lieden willens en wetens de straten en steden onveilig maken en bovendien geen boodschap lijken te hebben aan normaal gedrag of respect voor handhavers;
verzoekt de regering te onderzoeken of de strafmaat voor deze specifieke asociale rijders verhoogd kan worden, bijvoorbeeld wanneer iemand voor de tweede keer in de fout gaat met een opgevoerde brommer en/of asociaal gedrag, het vervoersmiddel definitief in beslag kan worden genomen en/of de verjaringstermijn voor dit delict kan komen te vervallen of uitgebreid, zodat asociale scooterrijders niet langer onze binnensteden onveilig maken,
en gaat over tot de orde van de dag.
Er is een vraag van mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Jarenlang heeft de VVD juist de vraag van de grote steden om scooters naar de rijbaan te verplaatsen geblokkeerd. Dus waarom komt de VVD nu met een motie die sympathiek lijkt, maar die erop neerkomt dat steden beter moeten handhaven? De retoriek van de VVD was steeds dezelfde. Dat werkt dus niet, want er wordt als een gek gehandhaafd, maar die terreur is er nog steeds. Waarom sluit de VVD zich nou niet aan bij de common sense en ook bij de vraag uit de grote steden om die scooters op de rijbaan te plaatsen?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Daar hebben wij het bij een vorig AO Wegverkeer over gehad. Dat is allang geregeld. Die mogelijkheid is er voor gemeentes. Hier gaat het echt om overlast, willens en wetens. Daar moet je voldoende tools voor hebben. Als een scooterrijder je van de sokken rijdt of als iemand gepakt wordt omdat hij fors te hard rijdt, een bon krijgt en vervolgens zijn scooter terugkrijgt en ook een tweede keer nog zijn scooter terugkrijgt, zeggen wij: ho, nu is het klaar; nu ben je gewoon af en ben je helaas je brommer of scooter kwijt.
De voorzitter:
Afrondend, mevrouw Van Tongeren.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het heeft gruwelijk lang geduurd totdat steden enigszins de mogelijkheid kregen om dit te doen. Dit hadden we veel eerder kunnen regelen en dan was die scooterterreur al afgenomen. Het tweede punt is dat je dan weer op de pakkans gaat zitten. Heeft de VVD er enige onderbouwing voor dat hogere straffen ook maar enig effect hebben op deze doelgroep?
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Zeker als je jong bent, voel je de pijn in je portemonnee. Als je je vervoermiddel kwijt bent, ben je niet meer zo stoer. Dat doet pijn. Het moet ook pijn doen, want als je de boel terroriseert, moet je worden aangepakt.
De voorzitter:
Dank u wel. U had nog een vraag.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Ik had nog een motie over drugsgebruik in het verkeer, maar we hebben, tot mijn vreugde, een heel goed algemeen overleg gehad met de minister. Gisteren hebben we een mooie brief van hem ontvangen. Het kan niet zo zijn dat we vanwege capaciteitsproblemen de drugstesten tijdelijk stilleggen. Dat kan gewoon niet zo zijn. Eerst zou dat pas in mei of iets later plaatsvinden. Nu heeft de minister in de brief al gezegd dat de drugstesten in het verkeer per 30 maart echt weer zullen worden gebruikt en dat de pakkans dus ook weer hoger wordt. Ik vind dat een goede zaak. Dat betekent dat ik deze motie niet hoef in te dienen en dat ik een compliment geef aan deze minister, die ook kiest voor "doen". We hebben goed overleg gehad. Er is naar geluisterd. Ik hoop dat we het vaker op deze manier kunnen doen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan zijn we daarmee gekomen aan het einde van de inbreng van de zijde van de Kamer. De bewindspersonen hebben aangegeven dat ze behoefte hebben aan een schorsing van tien minuten.
De vergadering wordt van 11.09 uur tot 11.20 uur geschorst.
De voorzitter:
Ik geef graag als eerste het woord aan de minister van Infrastructuur en Waterstaat voor de beantwoording van de gestelde vragen en om een oordeel te geven over de verschillende moties. Gaat uw gang.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dank u wel, voorzitter. Ik begin gelijk met de heer Sienot, die vragen heeft gesteld over de vrachtwagenheffing. Voordat ik op zijn motie inga, zal ik eerst de door hem gestelde vragen daarover beantwoorden. Eigenlijk vroeg hij waarom er zo veel onderzoek nodig is voor de vrachtwagenheffing. Het begint ermee dat we de effecten natuurlijk goed in beeld moeten hebben. Je moet een degelijk impactassessment kunnen doen om je wetsvoorstel goed te kunnen onderbouwen, niet alleen naar uw Kamer maar ook naar de Raad van State. Het is natuurlijk belangrijk om daar een goede basis voor te hebben.
Wat heb je daar dan zoal voor nodig? We moeten de verkeerseffecten weten. Wat doet het? Meer of minder verkeer? Wat gaat het doen voor sluipverkeer? Je zult namelijk moeten bepalen waar je het wel en niet gaat doen. Het is van belang om te weten wat het doet voor de concurrentiepositie van de Nederlandse transportsector. Natuurlijk kijken we naar de internationale ervaringen met vergelijkbare systemen, om zo te proberen om kinderziektes van andere landen te vermijden. Daar zijn we al voortvarend mee aan de slag. Overigens zijn we ook al met al deze onderzoeken bezig. We moeten natuurlijk de businesscase goed in beeld hebben. Wat zijn de kosten? Wat zijn de opbrengsten? Denk ook aan het juridisch kader. De wet- en regelgeving moet goed in elkaar zitten. We moeten ook verkennen hoe de uitvoeringsorganisatie in elkaar zit en hoe we een en ander gaan handhaven. Denk ook aan een systeemarchitectuur. Kortom, er zitten heel veel aspecten aan die we allemaal goed in beeld moeten brengen. De heer Sienot noemde het voorbeeld van kastjes die elders al goed functioneren, maar daarbij hebben we te maken met aanbestedingsregels. We kunnen niet zomaar zeggen: dat kastje werkt goed, dus dat nemen wij ook.
Dan kom ik nu op uw motie op stuk nr. 589. In het regeerakkoord hebben we afgesproken om zo snel mogelijk tot invoering van die vrachtwagenheffing over te gaan. Daar ben ik dus ook direct mee begonnen, zeg ik in de richting van de heer Sienot. Ik heb aangegeven dat ik verwacht dat daar vijf jaar voor nodig is. In de planning hebben we eigenlijk al alle mogelijkheden aangegrepen om die processen zo snel mogelijk te doen. We gaan heel snel starten met het schrijven van de wetgeving. Om de doorlooptijd van de totale invoering van de heffing zo kort mogelijk te houden, is het ook belangrijk om de afstemming van de uitgangspunten voor de wetgeving en de onderbouwing van de wet goed te doorlopen. Zo kunnen we meteen aan het begin de goeie keuzes maken, bijvoorbeeld over op welke wegen we het gaan doen, over de tarieven, over de uitgangspunten voor de techniek van het systeem, over inning en handhaving en over hoe we het precies gaan doen met de terugsluis, want u weet dat een deel gaat naar de verlaging van de motorrijtuigenbelasting en naar innovatie voor de sector. Dat moet allemaal onderbouwd worden. Ik verwacht dat ik die uitgangspunten al aan het einde van dit jaar aan uw Kamer kan aanbieden.
In de planning hebben we ook al rekening gehouden met de verplichte toetsen en adviezen die nodig zijn voordat wetgeving naar de Raad van State kan. Maar ik begrijp uw wens om maximale druk op dit proces te houden. Daar wil ik graag in meegaan, om het zo snel mogelijk te kunnen doen. Uw motie verzoekt mij om de internetconsultatie al in 2019 te houden en in 2020 de definitieve wetgeving aan de Kamer aan te bieden. Laat ik het zo formuleren dat ik de motie zie als een aansporing om vooral door te gaan met wat we aan het doen zijn. Ik kan hier dus oordeel Kamer op geven, maar geef er wel bij aan dat we het zo snel mogelijk gaan doen. Ik hoop dat u wat meer inzicht hebt gekregen doordat ik wat meer achtergronden heb gegeven en alle onderzoeken heb opgenoemd. Ik stel ook voor dat ik u regelmatig rapporteer over de voortgang, zodat u kunt zien dat er met man en macht aan gewerkt wordt.
Voorzitter. Dan de motie op stuk nr. 590 van de heer Laçin over schijnzelfstandigheid. Ik heb tijdens het algemeen overleg al aangegeven dat het een verantwoordelijkheid van de Belastingdienst en de Inspectie SZW is. We hebben na afloop van het algemeen overleg contact gehad met de Inspectie SZW. Zij hebben ons nogmaals verzekerd dat zij geen aanwijzingen hebben van constructies van schijnzelfstandigheid. Zij hebben ook verzocht om het bij hen te melden als de SP daar toch signalen van heeft. Aangezien die signalen er nu niet zijn, ontraad ik deze motie.
Ik kom bij de motie op stuk nr. 592 van de heer Laçin. Die gaat over het Charter for Walking. Op het ministerie vinden wij lopen — of, zoals mevrouw Van Brenk elke keer zegt: de benenwagen — ook belangrijk. Ik vind het dus een prima voorstel. Wij zullen het graag onder de aandacht brengen van VNG en, met name, IPO. Ik kan hier dus oordeel Kamer op geven.
De motie op stuk nr. 593 van mevrouw Van Brenk gaat over de ongevallenregistratie bij voetgangers. Ik heb tijdens het algemeen overleg al aangegeven dat dit buitengewoon gecompliceerd is als een ongeval niet met het verkeer, dus met een voertuig, te maken heeft. Als iemand struikelt over een boodschappenkarretje of een stoeptegel, is dat lastig te registreren. Ik ben bereid om dit onderwerp nog eens aan te kaarten en te bespreken met de collega's van BZK en met de VNG, om te bekijken wat we kunnen doen, maar het gaat me te ver om deze motie over te nemen. Ik ontraad de motie dus. Ik zeg u wel toe om er in de contacten met de collega's naar te kijken.
De voorzitter:
Mevrouw Van Tongeren, een korte vraag alstublieft.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Wat de minister zegt te gaan doen, staat om en nabij in het dictum. Dat vraagt de minister te bezien op welke wijze dit eventueel zou kunnen. De minister zegt: ik wil in overleg met de VNG en collega's kijken of dit meerwaarde biedt.
De voorzitter:
Uw vraag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Het punt dat wij probeerden te maken, is dat deze mensen wel degelijk aan het verkeer deelnemen, alleen niet met wielen.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Het essentiële verschil voor mij zit er toch in dat ik niet op de stoel van die gemeentes en provincies ga zitten, want zij zijn verantwoordelijk voor die registratie. Dus ik wil graag het gesprek met hen aangaan, maar ik wil ook wel de verantwoordelijkheid daar laten. Dus als u daar zo tevreden mee zou kunnen zijn, dan wordt er in ieder geval verder over gesproken.
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 594, die eigenlijk een beetje ziet op hetzelfde onderwerp, de positie van de voetganger en dan in de Nationale Omgevingsvisie. Daarvan heb ik ook al eerder aangegeven dat ik het ook belangrijk vind dat in die NOVI ook voor de voetganger aandacht is. Ik zal graag met BZK samen bezien hoe in de NOVI de voetganger een goede plek kan krijgen. Ik kan hierover het oordeel aan de Kamer laten.
Dan kom ik bij de motie van de heer Van Aalst over de afleiding door apparatuur in de binnenvaart. We zagen net al even in het interruptiedebatje met mevrouw Van Tongeren dat dit eigenlijk een beetje de andere kant van de medaille is, zoals mevrouw Van Tongeren formuleerde. Zij vraag wat wij nou kunnen doen om die afleiding tegen te gaan, terwijl de heer Van Aalst eigenlijk zegt dat ze toch ook bepaalde apparatuur nodig hebben en dat we moeten zorgen dat we dat niet onmogelijk maken. Als ik het zo mag zien dat we inderdaad met de sector in overleg gaan hoe we onnodige afleiding kunnen voorkomen — want we willen allemaal niet dat schepen vastlopen — en hoe we aan de andere kant het werk dat gewoon moet gebeuren ook niet onmogelijk maken, dan kan ik deze motie overnemen, want dan is dat ondersteuning van beleid.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Van Tongeren, maar het is niet uw motie, dus een heel korte vraag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Ik ben verrast, want hier wordt gevraagd om de scheepvaart uit te zonderen bij wetgeving. Dat is iets heel anders dan overleggen met de sector.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Er wordt gevraagd om het te onderzoeken. In die zin denk ik dat dat op bepaalde onderdelen is. Ze moeten natuurlijk wel gewoon hun apparatuur kunnen gebruiken. Ik denk dat ik hier twee werelden bij elkaar kan brengen, mevrouw Van Tongeren, zoals ik het net heb geformuleerd. We willen niet dat er onveilige situaties ontstaan. Aan de andere kant moeten we ook zorgen dat de radarapparatuur en alle andere apparatuur aan boord van een schip wel gewoon gebruikt kan blijven worden. Dus volgens mij hoeft dat elkaar niet te bijten en zou ik deze motie kunnen overnemen.
De voorzitter:
Dan kijk ik rond. De minister heeft aangegeven de motie te kunnen overnemen. Is daar bezwaar tegen? Als dat niet het geval is, dan zullen we haar op die manier doorgeleiden. Dank u wel.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de tweede motie van de heer Van Aalst om het CBR de opdracht te geven het theorie-examen anders in te richten.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 596.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Ja, dat klopt. Daarvan heb ik tijdens het algemeen overleg ook al aangegeven dat het CBR dat al jaarlijks door onafhankelijke deskundigen laat onderzoeken en dat ook het laatste onderzoek in december heeft aangegeven dat het examen goed in elkaar zit en fraudeproof is. Ik wil deze motie daarom ontraden. Ik zou eigenlijk de heer Van Aalst het advies willen geven om gewoon eens bij het CBR op bezoek te gaan, desnoods met, zoals u zegt, een turbovoorbereiding op zak, en eens te kijken of hij denkt dat met dat examen te frauderen valt. Want ik denk echt dat dat niet het geval is. Dus ik wil hem graag uitnodigen om bij het CBR op werkbezoek te gaan.
De voorzitter:
Dat is bijna uitlokking. De heer Van Aalst.
De heer Van Aalst (PVV):
Laat dat nou net ook inderdaad mijn plan zijn. Ik heb afgelopen week al gesproken met de rijschoolbranche en geconstateerd dat dit wel degelijk een probleem is. Maar ik ga zeker graag op werkbezoek bij het CBR en ik ga ook met de rijschoolbranche verder in gesprek. Ik zal deze motie aanhouden.
De voorzitter:
Op verzoek van de heer Van Aalst stel ik voor zijn motie (29398, nr. 596) aan te houden.
Daartoe wordt besloten.
Minister Van Nieuwenhuizen-Wijbenga:
Dan kom ik bij de motie op stuk nr. 598.
Ik zie overigens ook nog dat mevrouw Van Tongeren vragen had gesteld. Die zal ik tussendoor dan maar even beantwoorden. Eén vraag was waar ik nou toch eigenlijk het geloof in een beïnvloedingscampagne naast de bob vandaan haal en wat ik vind van alternatieven. Ik richt me niet alleen op zo'n campagne. Ik denk dat we het toch met elkaar eens zijn als je het hebt over alcohol — natuurlijk hebben we nog een probleem — dat de bob-campagne echt wel succesvol is geweest en ook echt een steentje heeft kunnen bijdragen. Dus dat wil ik ook graag ten aanzien van afleiding door appen of anderszins voor elkaar krijgen. Maar het is zeker niet het enige. Het is echt een drieslag. Wat kunnen we aan de voorkant met gedragsbeïnvloeding doen? Wat kunnen we doen met techniek, waarvan u ook een warm pleitbezorger bent? Het derde sluitstuk is wet- en regelgeving. Wat is er dan nog nodig? Wat moeten we eventueel in een wettelijk verbod vastleggen? Het is dus alle drie: een en-en-enverhaal.
Mevrouw Van Tongeren heeft ook nog opmerkingen gemaakt over het stationair draaien van limousines van bewindspersonen op het Plein. Daarvan kan ik zeggen dat wij gelukkig hybride rijden. Zeker hier in de stad is het probleem eerder dat niemand onze auto hoort aankomen dan dat wij geluid maken. Dat is weer een andere uitdaging. Ik stel voor dat ik dit bij de collega's die nog niet hybride rijden, nog eens onder de aandacht breng zodat zij zich bewust zijn van de voorbeeldfunctie die zij hebben. Ik zal dit dus bij de collega's onder de aandacht brengen.
Dan kom ik nu wel op de motie op stuk nr. 598 van de heer Von Martels over de N36. De heer Von Martels vraagt om te onderzoeken of het mogelijk en kosteneffectief is om in toekomstig groot onderhoud op overige delen van de N36 eveneens een beperkte verbreding te realiseren. Daarvan kan ik zeggen dat ik het zal meewegen in een bredere afweging. We zullen dan natuurlijk specifiek naar de trajecten kijken waar het nu nog niet zo is. Overige maatregelen, zoals bermbeveiliging en het verbeteren van aansluitingen, zullen we op hun merites meewegen. Ik kan deze motie dus "oordeel Kamer" geven, voorzitter.
Dan de motie op stuk nr. 599 van de heer Von Martels over het agrarisch verkeer op de Merwedebrug. De regering wordt verzocht te onderzoeken of bij de nieuwe Merwedebrug ook het agrarisch verkeer ruimte kan worden geboden. Daar moet ik de heer Von Martels helaas teleurstellen. Bij de vervanging van de Merwedebrug in het project A27 Houten-Hooipolder is geen voorziening voor agrarisch verkeer voorzien. In het hele traject is daar uitgebreid over gediscussieerd. Vijf gedupeerden, agrariërs die in de directe omgeving wonen, zijn hier destijds financieel voor gecompenseerd. De destijds te compenseren schade werd becijferd op €100.000. Daar is een procedure voor geweest tot aan de Raad van State. Als we het agrarisch verkeer nu toch weer zouden willen terugbrengen, hebben we het over kosten die in de orde van grootte van enkele tientallen miljoenen euro's liggen. Nogmaals, er is een heel zorgvuldig traject geweest. Ik begrijp de teleurstelling van de heer Von Martels, maar ik moet deze motie toch ontraden, omdat dit het hele proces overhoop zou gooien, weer nieuwe vertraging zou opleveren en heel veel geld kost.
Dank u wel, voorzitter.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu graag het woord aan de minister van Justitie en Veiligheid voor de resterende vragen en de resterende moties. Ga uw gang.
Minister Grapperhaus:
Mevrouw de voorzitter, dank u wel. Ik dank de leden voor de inbreng. Ik heb nog enkele moties door te nemen, waaronder allereerst de motie van het lid Laçin van de SP over de pakkans. In mei 2017 hebben mijn collega van I en W en ik een plan naar de Kamer gestuurd waarin uitgebreid op de pakkans en het verhogen ervan wordt ingegaan. Daarnaast heb ik naar aanleiding van de motie van de heer Dijkstra de Kamer toegezegd haar voor 1 juni dit jaar te informeren over het aantal staandehoudingen, een toezegging die ik overigens nog eens herhaald heb in het kader van dit AO. Ik heb daarmee reeds voldoende uitvoering gegeven aan de strekking van de motie, dus ik ontraad haar.
De heer Van Aalst heeft gevraagd alles in het werk te stellen in het kader van het inningspercentage verkeersboetes buitenlandse kentekenhouders. Ik ben het met de heer Van Aalst eens — dat hebben hij en ik ook eerder gewisseld — dat die inningspercentages van verkeersboetes bij buitenlandse kentekenhouders zo hoog mogelijk moeten zijn. Ik stel daarom op dit moment alles in het werk om boetes van buitenlandse kentekenhouders zo veel mogelijk te innen. De inning van boetes voor in Nederland gepleegde overtredingen moeten niet stoppen bij de landsgrenzen. Bij de uitvoering van verkeersboetes is internationale samenwerking daarom van belang. Ik heb in dit kader al toegezegd de inning van in Nederland opgelegde boetes bij andere landen onder de aandacht te zullen blijven brengen. Daarnaast is er in het voorjaar een expertmeeting cross border enforcement, waar het belang van inning na overdracht nog eens opnieuw onder de aandacht zal worden gebracht.
Verder heb ik in een brief van 7 februari toegezegd uw Kamer periodiek te zullen blijven informeren over de inningspercentages bij verkeersovertredingen van buitenlandse kentekenhouders. Omdat het andere land de inning doet, zult u een verbetering van de inning van onze verkeersboetes in andere landen niet terugzien in onze inningspercentages.
Als ik met het voorgaande invulling geef aan de motie, dan zie ik de motie als een ondersteuning van beleid en laat ik het oordeel aan uw Kamer. Als de heer Van Aalst verdergaande acties verwacht, dan moet ik de motie helaas ontraden, omdat ik geen verdere mogelijkheden zie.
De voorzitter:
Het gaat om de motie op stuk nr. 597. Ik geef de heer Van Aalst het woord.
De heer Van Aalst (PVV):
Als ik de minister goed begrijp, dan gaat hij nog eens extra zijn best doen om het percentage, met name in Frankrijk, omhoog te krijgen. In dat geval vinden we elkaar.
De voorzitter:
Ik kijk even naar de minister. Daarmee wordt de motie dus aan het oordeel van de Kamer overgelaten.
Minister Grapperhaus:
Ik blijf mijn best doen.
Dan de motie op stuk nr. 600 van Kamerlid Von Martels over de EDR. Laat ik maar meteen de ontknoping onthullen: ik laat het oordeel aan uw Kamer. De EDR is belangrijk in de analyses van zware ongevallen. Ik heb inmiddels begrepen dat alle verkeersongevallenanalyseteams de beschikking hebben over de apparatuur en experts die die EDR kunnen uitlezen. Maar niet elke auto heeft een EDR en daarnaast is niet elke EDR uit te lezen, omdat die digitale informatie soms door de fabrikanten versleuteld is. Daar hebben we het in het AO ook over gehad. Om meer gebruik te maken van EDR zijn vooral Europese afspraken nodig voor een verplichting van een EDR. Er komt EU-regelgeving hierover aan. Als de motie wordt aangenomen, verwacht ik dat de uitwerking vooral zal liggen in de inzet op Europese afspraken. Ik laat het oordeel aan de Kamer, zoals gezegd.
De voorzitter:
Ik zie een vraag van de heer Sienot. Het is niet uw motie, dus ik verzoek u om een korte vraag te stellen.
De heer Sienot (D66):
Een heel korte vraag ter toelichting. Zou de minister misschien ook iets kunnen vertellen over hoe dit systeem zich verhoudt tot de privacy van mensen?
Minister Grapperhaus:
Ik denk dat we daar op dit moment juist in het Europese kader ook naar aan het kijken zijn. U heeft een punt: daar zouden gevoeligheden kunnen gaan spelen.
De heer Dijkstra heeft een motie ingediend op stuk nr. 601 over de brommer en asociaal gedrag. Tijdens het AO heb ik al aangegeven dat de beslissing tot het in beslag nemen primair bij het OM ligt, zowel de termijn als het aantal overtredingen. De beslissing over het verbeurd verklaren ligt bij de rechter. Het is echt de verwachting dat rechters niet zullen overgaan tot het eerder verbeurd verklaren omdat dat als disproportioneel gezien zal worden. Ik heb dit in het AO uitvoeriger uiteengezet en ik zal de Kamer nu een herhaling besparen. In de afgelopen jaren zijn echt al veel maatregelen genomen. De meetmarge bij het controleren is aangescherpt met 4 km/u. De boetes zijn per 1 januari gelijkgetrokken met boetes voor te hard rijden. Dat betekende een stijging van 25%. Ik ben niet voornemens om dat nog verder te verhogen, dus ik moet de motie ontraden.
Tot zover de moties die ik mocht behandelen.
De voorzitter:
Dank u wel. Daarmee zijn we aan het einde gekomen van de beraadslaging.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
De stemmingen over de ingediende moties vinden aanstaande dinsdag plaats. Ik dank beide bewindspersonen voor hun inbreng en ik wil direct door naar het volgende verslag van een algemeen overleg.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20172018-64-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.