21 OJCS-Raad 15 februari 2018

Aan de orde is het VSO OJCS-Raad van 15 februari 2018 (21501-34, nr. 284).

De voorzitter:

Aan de orde is het VSO OJCS-Raad van 15 februari 2018. Ik heet de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media welkom, net als de Tweede Kamerleden en de mensen thuis. Er hebben zich in totaal zeven woordvoerders aangemeld. Een paar van hen hebben spreektijd en een aantal niet. Ik geef allereerst het woord aan de heer Kwint van de SP.

De heer Kwint (SP):

Dank u wel, voorzitter. Ik wil het vandaag over EUvsDisinfo hebben, het Brusselse blunderbureau dat nepnieuws zou moeten bestrijden maar voorlopig vooral zelf het nieuws haalt, met fouten, onjuiste statements en aantoonbare onwaarheden. Tien vrijwilligers zitten de hele dag Russische tv te kijken en twitteren wat wel en niet goed is. Onzin dus.

Daarnaast is het probleem fundamenteler. Elke overheid, maar zeker de Brusselse overheid, zou zich heel ver moeten houden van het beoordelen van vrije journalistieke producties. Richt je maar lekker op het ondersteunen van journalistiek en van mediawijsheid, in plaats van op deze onzin. Vandaar de motie, waarvan de strekking u vermoedelijk niet zal verbazen.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende dat EUvsDisinfo ten onrechte drie Nederlandse publicaties heeft bestempeld als nepnieuws;

constaterende dat dit bureau vooral zelf het nieuws haalt met broddelwerk en tegenstrijdige verklaringen;

overwegende dat het niet aan overheidsinstellingen, en zeker niet aan Brusselse overheidsinstellingen, is om vrije perspublicaties te bestempelen als nepnieuws;

verzoekt de regering zich in Europees verband hard te maken voor het opheffen van EUvsDisinfo,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Kwint en Leijten. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 286 (21501-34).

Dank u wel.

De heer Kwint (SP):

Ik reken op enthousiaste steun van mijn collega's.

De voorzitter:

Kijk. Ik geef nu het woord aan mevrouw Westerveld van GroenLinks.

Mevrouw Westerveld (GroenLinks):

Dank, voorzitter. De fractie van GroenLinks wil graag een motie indienen over hetzelfde onderwerp als waarover de heer Kwint van de SP het had: de houding van de Nederlandse regering ten opzichte van de strijd van de EU tegen nepnieuws. Dat is een heel relevante discussie, die voor veel onduidelijkheid zorgt.

GroenLinks staat niet negatief tegenover een campagne voor bewustwording over de verspreiding van desinformatie, maar op dit moment doet de Commissie naar ons idee zeker niet het juiste om dat doel te bereiken. Dat laten recente voorbeelden zien, waarbij GeenStijl, ThePostOnline en de Gelderlander werden beschuldigd van nepnieuws door de betreffende taskforce.

Inmenging van de overheid in de media vinden wij verkeerd, laat staan het foutief bestempelen van Nederlandse media als verspreider van desinformatie. Dat is wat ons betreft een groot risico voor de persvrijheid. Dat is de reden dat wij onafhankelijke onderzoeksjournalistiek sterker willen maken. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat overheidsbemoeienis met de inhoud van journalistieke berichtgeving een risico is voor de persvrijheid;

constaterende dat EUvsDisinfo Nederlandse journalisten en hun artikelen bestempelt als desinformatie;

overwegende dat het huidige doel van de East StratCom Task Force — het bewustzijn vergroten van aanhoudende desinformatiecampagnes vanuit Rusland — zo niet wordt bereikt;

overwegende dat de taskforce op deze manier niet geloofwaardig is;

verzoekt de regering te pleiten voor een andere strategie van EUvsDisinfo waarin onafhankelijke onderzoeksjournalistiek wordt bevorderd, en hierover de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Westerveld. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 287 (21501-34).

We hebben nog één spreker, mevrouw Yeşilgöz-Zegerius van de VVD.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Dank u wel, voorzitter. Ook ik wil van de gelegenheid gebruikmaken om te benadrukken dat wat de VVD betreft geen enkel overheidsorgaan, nationaal, van de EU of waar dan ook, zich inhoudelijk zou mogen of moeten bemoeien met onze vrije pers.

Dan mijn motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de East StratCom Task Force, onderdeel van de Europese Dienst voor Extern Optreden, in 2015 is opgezet, met als doel om foute informatie van pro-Kremlinbronnen te ontmaskeren en daarover te publiceren;

overwegende dat deze taskforce er zou moeten zijn om state actors die moedwillig de democratische rechtsstaat willen ondermijnen te ontmaskeren en op geen enkele wijze zich zou moeten bemoeien met de inhoud van de vrije pers en vrije nieuwsgaring;

constaterende dat EUvsDisinfo, dat onderdeel uitmaakt van deze taskforce, dit doel voorbij lijkt te schieten en zich bemoeit met de vrije pers in Nederland door op eigen houtje nieuwssites en kranten te betichten van nepnieuws;

verzoekt de regering in EU-verband de East StratCom Task Force zo vorm te geven dat ondermijning door state actors tegengegaan wordt, zonder daarbij de onafhankelijke media te controleren of te beoordelen;

verzoekt de regering tevens zich in EU-verband stevig uit te spreken voor de bescherming van onze vrije pers en duidelijk aan te geven dat geen enkel overheidsorgaan zich inhoudelijk mag bemoeien met de onafhankelijke media en derhalve in te zetten op afschaffing van het orgaan EUvsDisinfo,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Yeşilgöz-Zegerius. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 288 (21501-34).

Mevrouw Yeşilgöz, uw laatste woorden.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Mijn laatste woorden zijn dat ik constateer dat er vergelijkbare moties zijn ingediend. Ik ben ervan overtuigd dat wij gezamenlijk kunnen kijken wat dat betekent. Dit was in ieder geval de motie die wij hadden voorbereid.

De voorzitter:

De heer Kwint stond aan de interruptiemicrofoon, maar u heeft hem overtuigd. Dat scheelt weer.

Ik geef nu graag het woord aan de heer Sneller van D66.

De heer Sneller (D66):

Laat ik beginnen met mij aan te sluiten bij de laatste woorden. In maart 2015 besloten de regeringsleiders van de EU-landen gezamenlijk dat een actieplan voor strategische communicatie moest worden opgesteld als antwoord op de door Rusland verspreide desinformatie. Wie nog twijfels had over de ernst van die dreiging voor onze open democratie, is daar de afgelopen week door het rapport van speciaal aanklager Mueller wel van afgeholpen. In landen als Estland en Letland wordt die dreiging bovendien acuut gevoeld. Daarom is die al eerder genoemde East Stratcom Task Force opgericht.

Een onderdeel daarvan is recent negatief in het nieuws gekomen. Hoewel ik een naïeve en laconieke houding ten opzichte van de dreiging van desinformatiecampagnes zeer riskant vind, moeten we er ook voor waken dat het antwoord van een weerbare democratie op die dreiging afbreuk doet aan onze democratische kernwaarden. In onze dynamische informatiesamenleving is dat een zoektocht, maar wel een zoektocht die het waard is voort te zetten. Gezien de ervaringen tot nu toe vindt D66 het tijd voor een hervorming van dit initiatief, zodat overheidsinmenging in de vrije en onafhankelijke pers en de schijn daarvan wordt voorkomen. Daarom de volgende motie.

Motie

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het risico van ondermijning van democratische samenlevingen middels propaganda, desinformatie en andere elementen van informatie-oorlogsvoering, zoals die bijvoorbeeld blijkt uit het rapport van speciaal aanklager Mueller naar het beïnvloeden van de Amerikaanse verkiezingen, niet onderschat mag worden en een adequaat antwoord behoeft;

overwegende dat in Europa voornamelijk landen als Estland, Letland, Oekraïne en Moldavië kwetsbaar zijn voor dergelijke ondermijning door de Russische overheid en dat de East Stratcom Task Force is opgericht om daar een tegenmacht voor te vormen;

overwegende dat het functioneren van EUvsDisinfo, dat onderdeel uitmaakt van deze taskforce, tot nu toe ook contraproductief heeft uitgepakt door (de schijn van) inmenging in de persvrijheid, en daarom hervormd dient te worden;

verzoekt de regering zich in te zetten voor een Europese strategie voorzien van voldoende middelen om de weerbaarheid van Europese landen tegen ondermijnende desinformatiecampagnes te vergroten, waarbij de schijn van een staatsoordeel over onafhankelijke media wordt voorkomen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Sneller en Verhoeven. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 289 (21501-34).

Dat roept een interruptie op van de heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ik heb een vraag over het laatste. De "schijn van een staatsoordeel"? Op het moment dat een via de Europese Commissie opgezet orgaan een vinkje of een rood kruisje zet, is er toch geen sprake van de schijn van een oordeel? Dat oordeel wordt toch gewoon geveld door het huidige functioneren van EUvsDisinfo?

De heer Sneller (D66):

Eens. Het dictum gaat ook over hoe EUvsDisinfo zou moeten worden hervormd. In die nieuwe vormgeving zou ik ook de schijn willen vermijden.

De voorzitter:

Dank u wel. De minister heeft aangegeven dat hij meteen kan reageren als hij alle moties heeft. Daar wachten we even op.

Minister Slob:

Voorzitter, ik moet de vierde motie nog krijgen, maar ik denk dat ik alvast kan beginnen. De aanleiding voor dit VSO is het verslag van het schriftelijk overleg van de minister van OCW over de OJCS-Raad van 15 februari, die inmiddels dus al gepasseerd is. Het bijzondere is dat we nu een onderwerp bespreken dat niet geagendeerd is geweest en tijdens de OJCS-Raad dus ook niet is besproken. Dat kan gebeuren, maar het is goed om het even aan te geven.

Het gaat om een onderwerp dat op verschillende plekken en bij verschillende commissies tussen regering en parlement wordt besproken. Vanuit mijn verantwoordelijkheid kan ik verwijzen naar de brief over de Mediabegroting 2018, waarin ik heb aangegeven hoe ik met het onderwerp, dat ik maar even "nepnieuws" noem, wil omgaan. Ik richt mij op de Nederlandse mediasector en ik werk volgens de lijn van het bevorderen van onderzoeksjournalistiek. We doen onderzoek naar de journalistiek. De Kamer heeft daarom gevraagd en ik hoop er voor de zomer over te rapporteren. Dat is een belangrijk onderzoek en een belangrijk onderwerp om met elkaar te bespreken. Er loopt op dit moment ook nog een onderzoek van het Commissariaat voor de Media en de ACM naar wat ik maar "filterbubbels, personalisering en nepnieuws" noem. Die gaan tussen nu en een paar weken rapporteren en ik heb zelf ook aangegeven in het debat over de mediabegroting dat ik dat even wil afwachten om daarna, ook met de Kamer, verder in gesprek te gaan over wat we met de Nederlandse mediasector gaan doen.

De moties die nu zijn ingediend, raken aan een andere discussie. Die raken aan de discussie en het debat dat mijn collega van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert. Zij is verantwoordelijk voor wat we dan zo fraai "de heimelijke beïnvloeding van de publieke opinie door statelijke actoren" noemen. Daar houdt zij zich mee bezig. De hele discussie en ook alle moties die nu zijn ingediend, raken aan het debat dat zij daarover met de Kamer voert, al heeft gevoerd en, naar ik aanneem, in de komende tijd nog wel zal blijven voeren.

Ik vind het ook naar haar toe correct, mevrouw de voorzitter, om de moties die nu zijn ingediend en die ik nu onder ogen heb gekregen, met haar te delen. Ik wil eigenlijk voorstellen dat ik dan voor de stemmingen het regeringsoordeel over deze moties geef, zodat die betrokken kunnen worden bij de uiteindelijke stemmingen. Als dat op dinsdag is, zullen we zorgen dat het er voor dinsdag ligt. Het lijkt me wel zo correct om het debat op die manier ordentelijk te voeren.

De voorzitter:

Ik kijk even naar de Kamerleden en ik zie dat het in ieder geval een vraag oproept bij de heer Kwint. De heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Ik heb begrip hiervoor, maar het is natuurlijk niet voor niks dat wij het hier agenderen. Het werd ook genoemd in het verslag van eerdere OJCS-Raden. Het deel waar deze minister wel voor verantwoordelijk is, raakt natuurlijk ook aan onze Nederlandse media en onze Nederlandse journalistiek. Maar kunnen wij misschien de afspraak maken dat er — ik wil geen beslag leggen op de avond van de minister! — bijvoorbeeld morgenochtend even afstemming plaatsvindt, zodat de reactie op de moties meegenomen kan worden in het debat over de Europese Top, dat toch al voor morgen gepland staat?

De voorzitter:

Ik vraag even aan de minister of dit realistisch is.

Minister Slob:

Ik weet niet of dat realistisch is. Ik zal natuurlijk zo snel als mogelijk deze moties verder doorgeleiden naar mijn collega en zorgen dat er een kabinetsreactie komt. Die zal er in ieder geval voor de stemmingen moeten zijn. Het staat u natuurlijk vrij om morgen alles in te brengen wat u wilt inbrengen en daar zullen morgen natuurlijk ook gewoon reacties op komen.

De voorzitter:

De heer Kwint.

De heer Kwint (SP):

Dat zullen we dan ook zeker doen. Het punt doet zich alleen wel voor dat de stemmingen deze week juist morgen zijn met het oog op het komende reces. Dat is de reden waarom ik de minister op ideeën hoopte te brengen.

De voorzitter:

Een kleine correctie. Het was de bedoeling om hierover op 6 maart te stemmen. Volgens mij heeft de minister aangegeven dat hij zijn best doet om zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden. Misschien is dat morgen, maar in ieder geval uiterlijk voor de stemmingen van 6 maart. Ik kijk even naar de minister.

Minister Slob:

Voorzitter, het feit dat ik nu deze procedureafspraak met de Kamer wil maken, betekent dat we gewoon ook volledig recht willen doen aan een onderwerp als dit. Dit gaat wel ergens over en ik heb ook aangegeven dat we via verschillende lijnen aan het werken zijn. Dus u heeft gewoon recht op een fatsoenlijke reactie. Als de stemmingen 6 maart zijn, zal ik ervoor zorgen dat het er in ieder geval voor 6 maart is. Als het voor morgen kan, ziet u dat ook. Zo niet, dan wordt het later.

De voorzitter:

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius heeft ook een vraag.

Mevrouw Yeşilgöz-Zegerius (VVD):

Nou nee, maar als een van de indieners van een van de moties wil ik zeggen dat ik hier absoluut mee akkoord kan gaan. Dank daarvoor.

De voorzitter:

Prima. Ik kijk even naar de zaal en volgens mij gaan alle Kamerleden daarmee akkoord.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Hiermee zijn we aan het einde gekomen van dit VSO. Ik schors de vergadering voor vijf minuten.

De vergadering wordt van 19.04 uur tot 19.09 uur geschorst.

Naar boven