Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 6, item 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2015-2016 | nr. 6, item 7 |
Aan de orde is de voortzetting van het debat over de uitspraak van de rechter inzake de uitstoot van broeikasgassen.
De voorzitter:
Dit is de tweede termijn. De leden hebben in de eerste termijn veel vragen aan elkaar en aan de regering gesteld. Ik neem aan dat wij in de tweede termijn, met anderhalve minuut spreektijd per fractie, terughoudend kunnen omgaan met eventuele vragen. Ik geef het woord aan mevrouw Van Tongeren van GroenLinks.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Voorzitter. Ik dien de volgende moties in.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rechtbank heeft gevonnist dat de Nederlandse broeikasgasuitstoot in 2020 25% lager moet zijn dan in 1990 en dat dit vonnis onmiddellijk uitgevoerd moet worden;
overwegende dat de Staat, die in het ongelijk is gesteld, zelf eigenlijk toezicht moet houden op naleving van het vonnis;
verzoekt de regering, in overleg te treden met de eisende partijen om samen een onafhankelijke toezichthouder op de naleving van het vonnis aan te wijzen en de Kamer hierover te informeren,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het klimaatvonnis een extra reductie van 15 megaton CO2 noodzakelijk maakt;
constaterende dat kolencentrales behoren tot de grote Nederlandse CO2-uitstoters;
verzoekt de regering, in kaart te brengen hoe de uitstoot van kolencentrales beperkt kan worden door regulering en hierbij de mogelijkheden van rendementseisen, uitstootnormen en kolenbelasting te betrekken;
verzoekt de regering tevens, te onderzoeken welke effecten dit heeft op de energieprijs en wat de kosten hiervan zijn, inclusief de kosten van het tegengaan van weglekeffecten,
en gaat over tot de orde van de dag.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Staat en Urgenda in de klimaatzaak hebben vastgesteld dat:
-de wereldwijde emissies in 2050 met minstens 50% moeten zijn gedaald om de temperatuurstijging van de aarde tot maximaal 2˚C te beperken;
-de wereldwijde emissies al vóór 2020 moeten dalen en dat verdere vertraging de kans op het halen van de 2˚C-doelstelling verder verkleint;
-het IPCC scenario's schetst die uitgaan van een gewenste broeikasgasreductie van 25 tot 40% in ontwikkelde landen in 2020 om de wereldwijde emissies uiterlijk in 2020 te kunnen laten dalen;
verzoekt de regering, te bevestigen dat zij deze constateringen in het proces over de uitstoot van broeikasgassen niet heeft weersproken en dat deze vaststaan tussen de partijen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
En dan kan ik nu weer ademhalen.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voorzitter. Een verrassende conclusie van dit debat is dat het kabinet alleen aan extra maatregelen werkt zolang de rechtszaak loopt. Daarmee is de enige verzekering dat wij de 25% in 2020 gaan halen, dat wij nog vijf jaar gaan procederen. Het is natuurlijk jammer dat het geld dat dan opgaat aan advocaten, niet langer besteed kan worden aan maatregelen om de uitstoot terug te dringen. Dat is zo jammer, dat ik het kabinet verzoek om af te zien van hoger beroep.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
van mening dat er met betrekking tot de Urgendarechtszaak grond is om te vragen naar juridische kwesties, zoals de rol van de rechter en de trias politica;
overwegende dat met sprongcassatie de juridische vragen sneller beantwoord kunnen worden dan met hoger beroep en dat snelle behandeling beter aansluit bij de urgentie van het klimaatprobleem;
verzoekt de regering om af te zien van hoger beroep en in plaats daarvan sprongcassatie aan te tekenen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Met die maatregelen moeten wij natuurlijk ontzettend veel haast maken. Daarom de volgende motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de regering in het jaar 2016 start met de uitvoering van aanvullende maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren;
overwegende dat de minister heeft toegezegd om in ieder geval voor de zomer van 2016 met de Kamer te spreken over een richtinggevende lijst van aanvullende maatregelen;
verzoekt de regering om zich er maximaal voor in te zetten om deze richtinggevende lijst zo vroeg mogelijk in 2016 naar de Kamer te sturen en bij de aanvullende maatregelen ook een doorrekening van de kosten en de effecten van de verschillende maatregelen te geven;
verzoekt de regering tevens om bij de aanvullende maatregelen rekening te houden met potentiële lock-ineffecten en weglekeffecten naar het buitenland,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter. Het is een bijzondere dag, maar niet een heel vrolijke. Het klimaatprobleem brengt toekomstige generaties en ook mensen nu al in heel grote gevaren. Wij weten wat wij moeten doen. De Kamer weet dat en het kabinet weet dat ook. En toch falen wij, zo oordeelde de rechter. En ook zonder de rechter hadden wij die conclusie kunnen trekken. Nu hebben wij een steun in de rug — zo zou je deze uitspraak kunnen zien — om aan de slag te gaan. Tegen mensen die bezwaar hebben tegen de maatregelen, die natuurlijk pijn gaan doen, moeten wij zeggen: het moet, wij kunnen niet anders, als wij nog langer wachten, wordt het nog veel moeilijker. En het kabinet benut die kans niet. Dat is zeer treurig. Ik heb een motie van treurnis.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat Nederland zich in internationaal verband heeft gecommitteerd aan het beperken van de opwarming van de aarde met maximaal 2˚C;
constaterende dat de reductiedoelstellingen die Nederland voor zichzelf heeft gesteld, daar niet mee in lijn liggen en dat deze doelstellingen niet eens gehaald zullen worden;
constaterende dat de rechter in Den Haag op 24 juni 2015 heeft geoordeeld dat Nederland de uitstoot van broeikasgassen in 2020 met ten minste 25% moet hebben beperkt;
constaterende dat de regering tegen deze uitspraak hoger beroep heeft ingesteld, terwijl veel kostbare tijd en moeite bespaard kan worden door direct een oordeel van de Hoge Raad te vragen om de door het kabinet gestelde rechtsvragen beantwoord te krijgen;
voorts constaterende dat het vonnis bij voorraad uitvoerbaar is verklaard en de regering heeft aangekondigd de Kamer pas volgend jaar te berichten over eventuele aanvullende maatregelen om aan het vonnis te voldoen, terwijl experts oordelen dat dit te laat is om de geëiste reductie van broeikasgassen nog te bereiken;
betreurt het optreden van de regering naar aanleiding van het klimaatvonnis,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Voorzitter. Vandaag gaat het over de vraag "wel of niet in hoger beroep?", maar vooral ook over de vraag of het kabinet het vonnis gaat uitvoeren. Gaat het kabinet aan de slag met de maatregelen die nodig zijn en, zo ja, wanneer? Eerlijk gezegd heb ik daar in dit debat geen eenduidig antwoord op gekregen. Als ik naar de staatssecretaris luister, hoor ik dat die in de eerste helft van 2016 komen. De staatssecretaris zegt dat het in de eerste helft van 2016 komt. De minister schetst dat er nog een hele stapel rapporten en onderzoeken aankomt en dat het kabinet eind 2016 met een beleidsvisie komt. Wat is het nou? Ik vind dat er een uitstekende motie is ingediend door CDA en D66 die ik dan ook zal steunen. Dat is in ieder geval een stap in de goede richting.
Wat mijn fractie betreft kunnen er op korte termijn al maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld op het gebied van energiebesparing. Daarover heb ik een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) herhaaldelijk heeft geconcludeerd dat de doelstelling van 100 petajoule energiebesparing in 2020 niet zal worden gehaald en dat de besparing op aardgas voor verwarming van bestaande gebouwen langzamer gaat dan verwacht, ook na uitvoering van de afspraken in het energieakkoord;
overwegende dat energiebesparing een belangrijke bijdrage levert aan het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen;
verzoekt de regering, voor de begrotingsbehandeling l en M inzichtelijk te maken welke aanvullende maatregelen om energiebesparing te realiseren mogelijk zijn, onder meer in de gebouwde omgeving en in de industrie,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
U noemt specifiek de begrotingsbehandeling van I en M, maar hoe kijkt u aan tegen de energiebegroting vanuit EZ? Misschien kunnen we dat nog aan het kabinet vragen.
Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):
Ik heb wat zitten puzzelen. Volgens mij is het van belang voor de begroting van I en M, maar ik zal nog even bekijken of EZ toch niet een betere optie is.
De heer Smaling (SP):
Voorzitter. Ik wil de minister van Economische Zaken nog even van repliek dienen. Ik haal mijn cijfers over de bewezen reserves van gas, olie en steenkool uit de Bosatlas van de energie. Hij heeft een tabelletje waar ook de geschatte reserves instaan. De geleerden zijn het niet over alles eens, maar ik geloof dat wij op zich niet verschillende getallen gebruiken als wij bewezen en geschat uit elkaar houden.
Ik ben niet helemaal tevreden over het debat. Ik had enige esprit, hoop en verwachting verwacht bij de bewindspersonen over het feit dat deze zaak zich heeft voorgedaan, los ervan of je het ermee eens bent hoe het is uitgepakt. Het is iets heel bijzonders en we moeten dat koesteren. Op basis daarvan heb ik een motie voor de klimaattop.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de uitspraak in de Urgendazaak internationaal veel aandacht heeft getrokken en navolging krijgt;
van mening dat dit Nederland een unieke gelegenheid biedt zichzelf weer op de kaart te zetten;
verzoekt de regering, tijdens de klimaattop in Parijs uit te stralen dat het een wake-upcall heeft gekregen en dat te vertalen in nieuw leiderschap en landen waar de CO2-uitstoot toeneemt niet met het geheven vingertje te benaderen, maar met de uitnodiging samen aan duurzame energiesystemen te werken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Smaling (SP):
Verder werd er veel gezegd dat we al heel veel doen, dat we erop terugkomen en dat we rapporten afwachten. Speciaal vanwege het debatje met de minister van Economische Zaken over de kolen heb ik nog een motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende dat de uitstootdoelstelling is gericht op het tegengaan van klimaatverandering;
overwegende dat reductie van de Nederlandse CO2-uitstoot niet leidt tot mondiale en Europese reductie wanneer door het ETS-systeem de emissierechten worden doorverkocht;
verzoekt de regering, deze ongebruikte Nederlandse emissierechten uit de markt te halen en in te zetten ter ondersteuning van Nederlandse innovatie op het gebied van hernieuwbare energie,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Smaling (SP):
Wij wachten hoopvol af wat er komen gaat.
De heer Jan Vos (PvdA):
Voorzitter. Dank aan de regering voor de beantwoording van de vragen van de Kamer.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de rechtbank Den Haag de Staat beveelt om het gezamenlijke volume van de jaarlijkse Nederlandse emissies van broeikasgassen zodanig te beperken dat dit volume aan het einde van het jaar 2020 met ten minste 25% zal zijn verminderd in vergelijking met het niveau van het jaar 1990;
constaterende dat de sluiting van alle Nederlandse kolencentrales in de brief van PBL en ECN aan de Tweede Kamer als optie wordt beschreven;
verzoekt de regering om te onderzoeken welke maatregelen genomen moeten worden om de uitspraak in de Urgendazaak na te leven;
verzoekt de regering, daarbij alle opties te betrekken, inclusief de mogelijkheid van sluiting van Nederlandse kolencentrales,
en gaat over tot de orde van de dag.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
De motie lijkt goede intenties te hebben en het kabinet aan te sporen om in actie te komen. Ik hoorde echter een constatering waar ik bezwaar tegen heb. Het lijkt erop dat de motie het kabinet bevestigt in het idee dat er nog meer onderzoek nodig is en dat we niet zouden weten welke maatregelen we kunnen treffen. Het gaat volgens mij hooguit nog om de vraag hoe we ze kunnen invoeren, maar de motie zegt toch echt: zoek nog eens even uit hoe dat kan met dat vonnis. Dat weten we toch allang?
De heer Jan Vos (PvdA):
We hebben hierover uitgebreid van gedachten gewisseld. Er zijn heel veel maatregelen opgesomd, maar ook een aantal belangrijke onderzoeken, zowel door de Kamer als het kabinet. Ik noem de Nationale Energieverkenning, de studie van het kabinet zelf, de ibo-studie en de onderzoeksrapporten die aan de Kamer zouden kunnen worden toegezonden door ECN en PBL. Ik verwacht veel van die onderzoeken, maar zeker ook van de borgingscommissie van de heer Nijpels. Ik denk dat het goed is om het allemaal gezamenlijk te bezien en dan de knoop door te hakken over wat we gaan doen.
Ik constateer verder toch ook dat er veel onduidelijkheid is tussen kabinet en Kamer en tussen Kamerfracties onderling over wat de efficiëntste maatregelen zijn en welke maatregelen op het meeste politieke draagvlak kunnen reken. Ik vind het dus niet zo gek om daar heel zorgvuldig naar te kijken.
De voorzitter:
Gaat u verder, mijnheer Vos.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Voorzitter, ik interrumpeer toch maar, want dat voorkomt een stemverklaring over deze motie.
Ik snap waarom de Partij van de Arbeid een zetje wil geven, maar de Partij voor de Dieren kan niet mee met het idee dat er nog meer onderzoek nodig zou zijn. Er zijn hierover bibliotheken vol geschreven en daarom kan de motie helaas niet op onze steun rekenen.
De heer Jan Vos (PvdA):
Ik constateer dat we op sommige momenten uitstekend kunnen samenwerken met de Partij voor de Dieren en op andere momenten niet, maar zo werkt dat nu eenmaal in een democratische Kamer.
Voorzitter. Mijn tweede motie.
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat naast brandstoffenverbruik ook grondstoffengebruik bepalend is voor CO2-vervuiling;
overwegende dat grondstofefficiëntie nog te weinig aandacht krijgt;
overwegende dat de kansen voor de circulaire economie meer benut moeten worden;
verzoekt de regering, ook grondstoffengebruik te betrekken bij de maatregelen die worden genomen om de CO2-emissie te beperken,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Remco Dijkstra (VVD):
Voorzitter. Ik ben tevreden over het debat. Ik vind het belangrijk dat die belangenafwegingen in de Kamer plaatsvinden en dat hebben we nu ook gedaan. Een aantal partijen heeft terecht aangegeven dat er juridische duidelijkheid moet komen en daarom ben ik blij dat er hoger beroep wordt ingesteld. Wij hebben zelf aangegeven dat er ook inhoudelijk duidelijkheid moet komen. Het kabinet heeft die noodzaak bevestigd en heeft zelfs een behoorlijk aantal punten genoemd waarop inhoudelijk getoetst moet worden. Er staat hier dan ook een tevreden man. Zij we er dan? Nee, we zijn er nog lang niet, want klimaatbeleid vergt een enorme inspanning van ons. We zullen hieraan echt iedere dag keihard moeten werken.
Ik benadruk verder dat het een mondiaal vraagstuk is. De planning van het kabinet is ook goed. We gaan namelijk eerst gedegen kijken naar alle maatschappelijke gevolgen, de kosten en de baten, de context, de werkgelegenheid en de effecten op de koopkracht en de concurrentiekracht. De planning is goed, want in het najaar weten we ook wat de uitkomsten zijn van de klimaattop in Parijs, waar wordt gestreefd naar een internationaal mondiaal klimaatakkoord. Het is mijn verwachting dat Europa en Nederland daar het ambitieust zullen zijn.
Ten slotte benadruk ik dat de VVD veel ziet in versterking van het ETS, want dat is het kostenefficiëntste middel om klimaatdoelstellingen te halen. Ik denk dat we ernaar moeten streven dat dit een echte kans wordt gegeven. Daar werken we hard aan.
Voorzitter. Ik ben tevreden met het hoger beroep en ik zal geen moties indienen.
Mevrouw Agnes Mulder (CDA):
Voorzitter. Het CDA is niet zo tevreden als de VVD-fractie zojuist etaleerde. Wij vinden dat er wel meer haast mag worden gemaakt met de maatregelen. Daarom hebben we erop aangedrongen om de resultaten eerder naar de Kamer te sturen, zodat we volgend jaar bij de begrotingsbehandeling besluiten kunnen nemen. Willen we de vaart erin houden en de doelstellingen nog enigszins kunnen halen, dan denken wij van het CDA dat dat ook echt hard nodig is. Vandaar ook onze steun aan de motie die net is ingediend door mevrouw Van Veldhoven van D66, om de vereiste actie tijdig te kunnen nemen.
Wij hadden ook graag de evaluatie van het energieakkoord naar voren gehaald, want wij denken dat die ook van invloed is op de evaluatie die we nog voor de zomervakantie volgend jaar met elkaar zullen bespreken. Richtinggevend kunnen we de belangrijkste knelpunten vast al voor het zomerreces bespreken.
Wij zijn tevreden over de toezegging van de staatssecretaris over de Transportraad dat zij daar de VW-kwestie aan de orde gaat stellen, want dit is natuurlijk ongekend slecht voor het vertrouwen van consumenten en inwoners in de heel belangrijke maatregelen waar wij het hier vandaag over hebben. Als die fabrikanten echt zouden nakomen wat ze beloven, dan gaan we heel wat CO2 besparen. Wij hechten hier dus erg aan en vinden het ook heel belangrijk dat de staatssecretaris in een brief aan de Kamer laat weten wat exact haar insteek is. Wij willen ook graag weten wat dit betekent voor al het geld dat wij de afgelopen jaren hebben toegelegd op heel veel van dat soort auto's. Kunnen we dat nog claimen bij de fabrikanten als blijkt dat zij bewust verkeerde informatie hebben gegeven aan de consumenten? De vraag is of de staatssecretaris daar werk van wil maken.
De heer Madlener (PVV):
Voorzitter. Debatten over het klimaat eindigen vaak in hysterie, vooral van de linkerkant van de Kamer. Zo hebben we bijvoorbeeld gehoord dat onze energievoorziening bijna op is. Gelukkig is dat niet zo. Minister Kamp heeft duidelijk gemaakt dat er nog voor 2.900 jaar steenkool voorhanden is. We hebben van de Partij voor de Dieren gehoord dat Nederland het klimaat moet redden, wat natuurlijk helemaal niet kan, want Nederland is maar een heel klein landje dat slechts 0,4% van de CO2-uitstoot op de wereld voor zijn rekening neemt.
Ik ben daarom ook blij dat het kabinet heeft besloten om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak van de rechter, die potentieel zeer schadelijk is voor onze economie. Verder hebben we helaas gehoord dat het kabinet wel uitvoering gaat geven aan dat besluit en dat baart mij grote zorgen. Als Nederland immers voorop gaat lopen en veel meer doet dan andere landen, dan zul je zien dat onze banen verplaatsen naar China en naar andere landen die het minder nauw nemen met het milieu en het klimaat. Dan hebben we natuurlijk niets gewonnen. Gelukkig is de PVV hier ook aanwezig om de VVD op dat punt scherp te houden, want die lijkt in dezen af en toe de weerzin te verliezen.
De voorzitter:
Dank u wel. Hiermee is er een einde gekomen aan de tweede termijn van de kant van de Kamer. De staatssecretaris en de minister willen even hun antwoorden op orde brengen.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Staatssecretaris Mansveld:
Voorzitter. Ik zal reageren op een zestal moties en de minister van Economische Zaken zal een vijftal moties behandelen.
Ik begin met de motie van mevrouw Van Tongeren op stuk nr. 106. Daarin verzoekt zij ons om een onafhankelijke toezichthouder aan te wijzen. Mijn collega, de minister van Economische Zaken, heeft daar in het debat al antwoord op gegeven. Wij voeren het vonnis uit en het parlement controleert de regering, ook op dit terrein. Daarbij is geen onafhankelijke derde nodig. Daarom ontraad ik de motie.
De volgende motie die ik behandel is de motie van mevrouw Van Tongeren op stuk nr. 108. Het kabinet is het niet eens met de uitspraak van de rechter. Daarom gaat het kabinet in hoger beroep. In hoger beroep wordt het volledige geschil opnieuw beoordeeld door de rechter. Ik denk niet dat het past om nu punten te gaan noemen die wij wel of niet aanvoeren of betwisten. De landsadvocaat moet namens de regering de handen vrij hebben om een zaak op een goede manier voor de rechter te brengen. Daarom ontraad ik de motie.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
In de motie staan drie concrete punten waarmee deze en vorige bewindslieden al vele malen ingestemd hebben, zo blijkt als ik alle regeringsdocumentatie doorkijk. Het scheelt in een rechtszaak tijd en moeite om een aantal stappen over te slaan. Dat is een stuk efficiënter. Welke van deze drie punten is niet in overeenstemming met het huidige kabinetsbeleid?
Staatssecretaris Mansveld:
Ik denk niet dat het goed is dat de wetgevende macht en de uitvoerende macht de rechterlijke macht gaan vertellen wat wij wel en niet mee mogen nemen. Advocaten moeten gewoon hun zaak kunnen voeren. Ik denk niet dat het kabinet of de Kamer in deze ruimte moet gaan vertellen wat er in het betoog wel en niet kan worden meegenomen. De advocaat moet daarin de handen vrij hebben. Daarom ontraad ik de motie.
Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):
Dat is precies wat in eerste aanleg wel gebeurd is. Er waren een heleboel punten waarover de Staat en Urgenda het eens waren. De Staat heeft dat dus al gedaan. Het is in rechtszaken heel gebruikelijk om dat te doen, zeker ook in hoger beroep. Ik begrijp dus niet zo goed waar de aarzeling vandaan komt om te zeggen dat de temperatuurstijging onder de twee graden moet blijven of dat er scenario's zijn. Ik begrijp niet waar de aarzeling …
De voorzitter:
Uw vraag is helder.
Staatssecretaris Mansveld:
Het gaat mij om het principe van de motie, namelijk dat er punten in aangegeven worden. Ik vind het belangrijk dat de advocaten de handen vrij hebben en de zaak zelf kunnen behandelen.
In de motie op stuk nr. 109 wordt mij gevraagd om af te zien van hoger beroep en in plaats daarvan sprongcassatie aan te tekenen. Ik denk dat mevrouw Van Veldhoven weet wat het antwoord van het kabinet zal zijn, ook gezien de lange debatten die wij daarover hebben gevoerd. Hoger beroep is noodzakelijk. De feiten hangen nauw samen met de juridische argumenten. Daarom is een volledige herbeoordeling in hoger beroep gewenst en ontraad ik de motie.
Ik kom nu bij de motie op stuk nr. 113, waarin mij verzocht wordt om tijdens de klimaattop uit te stralen dat het kabinet een wake-upcall heeft gekregen. Wij voeren een ambitieus mondiaal klimaatbeleid. Daar ben ik de afgelopen drie jaar mee bezig geweest en dat zal ik ook in Parijs doen. Daarbij zal ik alle landen betrekken, ieder naar eigen vermogen, dus zonder opgeheven vingertje, iedereen die ervoor gaat, dus ook niet-statelijke partijen. Ik heb de Urgenda-uitspraak niet als wake-upcall ervaren. Ik ontraad ook deze motie.
In de motie op stuk nr. 116 wordt mij gevraagd om het grondstoffengebruik te betrekken bij de maatregelen die worden genomen om de CO2-emissie te beperken. In de brief van 1 september heb ik aangegeven dat in eerste instantie middels een aantal lopende onderzoeken, zoals het interdepartementaal beleidsonderzoek naar CO2, bouwstenen aangedragen worden voor aanvullende maatregelen om tot een reductie van 25% in 2020 uit te komen. Daarom is van belang dat er breed gekeken wordt naar middelen, dus ook naar grondstofefficiëntie. Overigens zijn wij daar al mee bezig in het kader van de bio-based economy en het programma Van afval naar grondstof. Ik laat het oordeel over deze motie aan de Kamer.
Daarmee ben ik door de moties heen. Ik zal nu ingaan op de vraag van mevrouw Mulder van het CDA. Er is een situatie ontstaan waar wij eerst goed naar moeten kijken: wat is er wel en niet aan de hand? Volgens de regeling krijg ik een stenogram doorgeleid waarin staat dat mevrouw Mulder een aantal vragen heeft. Ik zal proberen om deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden. Een groot deel van de vragen leeft namelijk ook bij mij.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
Voortvloeiend uit de regeling was het de vraag of dat nog voor de Transportraad van aanstaande dinsdag kan. Anders moet de Kamer namelijk op zoek naar een ander moment of alsnog een debat voeren.
Staatssecretaris Mansveld:
In heb gehoord dat het overleg van de Transportraad verplaatst wordt en dus niet aanstaande dinsdag wordt gehouden. Dat maakt het iets minder dringend. Ik ga proberen om de vragen zo snel mogelijk te beantwoorden. Mocht er vandaag vanuit mijn departement een indicatie zijn dat het echt onmogelijk is of dat een aantal onderwerpen problemen opleveren, dan laat ik dat de Kamer zo snel mogelijk weten.
De voorzitter:
Dank voor deze laatste toezegging en voor uw bijdrage. Ik geef het woord aan de minister van Economische Zaken voor zijn reactie op de moties.
Minister Kamp:
De motie op stuk nr. 107 zou ik graag samen met de motie op stuk nr. 115 willen behandelen. De eerste constatering van de motie op stuk nr. 107 klopt niet. Er staat dat het vonnis van de rechter inzake Urgenda een extra reductie van 15 megaton CO2 noodzakelijk maakt. Dat is niet waar. Als we alle aspecten van het energieakkoord helemaal volgens plan uitvoeren, is er nog een extra reductie van 8 megaton nodig. Hier zitten overigens nog allerlei mitsen en maren aan en er moet nog een heleboel voor gebeuren. In de laatste twee punten van het dictum waarin staat wat de regering wordt verzocht, zie ik niet goed het verschil met wat wij ons hebben voorgenomen in het ibo. Ik zie daardoor de meerwaarde van de motie niet.
Dat is wel het geval bij de motie van de heer Vos, althans vanuit zijn optiek. De heer Vos verzoekt de regering om alle opties in het onderzoek te betrekken, inclusief de mogelijkheid van sluiting van de Nederlandse kolencentrales. Ik vind het belangrijk om in dit stadium niet voor te sorteren op specifieke maatregelen, maar ik heb wel gezegd wat ik vind van het sluiten van kolencentrales. Ik denk dat het niet realistisch is om te verwachten dat we kolencentrales gaan sluiten. De argumenten daarvoor heb ik zojuist aangevoerd. Bovendien lijkt de motie te suggereren dat wij bij het uitvoeren van het vonnis als doel moeten hebben om kolencentrales te sluiten. Het gaat er natuurlijk om dat je de emissie van broeikasgassen reduceert. Dat is het doel. Als je over kolencentrales praat, kan dat bijvoorbeeld gaan over het verhogen van het rendement of over het afvangen en opslaan van CO2. Ook sluiting is een theoretische mogelijkheid, maar daarvan heb ik al gezegd wat ik ervan vind. Maar goed, het is een uitspraak van de Kamer die de heer Vos vraagt. Als ik de motie zo mag interpreteren dat mij wordt gevraagd om bij het onderzoek naar de mogelijkheden om de CO2-uitstoot in relatie tot kolencentrales te verminderen, waarbij ik de uiterste consequentie van het sluiten van de centrales niet op voorhand mag uitsluiten en dat ik, indien nodig, extra onderzoek laat doen naar de consequenties daarvan, dan ben ik bereid het oordeel over deze motie aan de Kamer te laten. Ik hoop dat deze uitleg voor de heer Vos acceptabel is, waarbij ik nu alvast zeg dat er volgens mij op dit punt, naast het ibo, aanvullend onderzoek nodig is. Ik zal bekijken in welke vorm en door wie dat onderzoek het beste gedaan kan worden. Als deze interpretatie overeenkomt met wat de heer Vos wenst, laat ik het oordeel over de motie op stuk nr. 115 aan de Kamer.
De voorzitter:
En wat is uw oordeel over de motie op stuk nr. 107?
Minister Kamp:
De motie op stuk nr. 107 ontraad ik, omdat het uitgangspunt niet klopt en ook het dictum niet tot extra activiteiten leidt. In de motie op stuk nr. 110 wordt aan de Kamer gevraagd om uit te spreken dat de regering zich maximaal moet inzetten voor het opstellen van een richtinggevende lijst met betrekking tot aanvullende maatregelen. De lijst moet zo vroeg mogelijk in 2016 naar de Kamer worden gestuurd. Ik heb aangegeven wat de termijn is waarbinnen ik dat zou kunnen doen. Ik heb tegen mevrouw Mulder gezegd dat het volgens mij nodig is om het voor de zomer van 2016 te doen. Als mevrouw Mulder met deze motie iets extra's wil bereiken — dat zal zo zijn, want anders zou zij haar niet ingediend hebben — dan ontraad ik de motie, omdat het volgens mij al het uiterste is wat ik kan doen. Ik wil geen verwachtingen wekken dat er nog meer mogelijk is. De motie op stuk nr. 110 ontraad ik dus.
Mevrouw Van Veldhoven (D66):
De toezegging die de minister heeft gedaan, hebben wij opgenomen in de motie: voor de zomer. "Voor de zomer" is een rekbaar begrip. Wij vragen het kabinet om in lijn met de urgentie die door een groot gedeelte van de Kamer wordt gevoeld, aan te geven dat het alles op alles zal zetten om zo vroeg mogelijk voor de zomer te komen. Dat is wat wij extra vragen, de bevestiging van de urgentie die in de Kamer wordt gevoeld om zo snel mogelijk die gefundeerde maatregelen te kunnen nemen.
Minister Kamp:
Zo snel mogelijk doe ik zeker, maar mijn reële inschatting is dat dat voor de zomer zal zijn. Ik zal proberen dat op een zodanig moment te doen dat de Kamer daarover nog van gedachten kan wisselen met de regering, maar dat is het wat mij betreft: voor de zomer. Het zal in de loop van juni gebeuren. Hier wordt toch gesuggereerd dat het eerder zal kunnen. Die mogelijkheid zie ik niet. Ik blijf deze motie ontraden.
In de motie op stuk nr. 112 verzoekt mevrouw Dik-Faber de regering, voor de behandeling van de begroting van l en M — zij dacht zelfs al over de behandeling van de begroting van EZ — inzichtelijk te maken welke aanvullende maatregelen om energiebesparing te realiseren mogelijk zijn. Dat zal niet lukken. Wij krijgen op 9 oktober de Nationale Energieverkenning 2015. Dan gaat de Borgstellingscommissie zich daarover buigen. De commissie heeft aangegeven dat zij medio november met haar reactie komt. Vervolgens moet ik ervoor zorgen dat er een opvatting van het kabinet wordt geformuleerd. Ik red het dan ook zeker niet voor deze begrotingsbehandelingen, die daarvoor al plaatsvinden. Om die reden ontraad ik de motie op stuk nr. 112.
Dan hebben we nog de motie van de heer Smaling op stuk nr. 114. De heer Smaling verzoekt de regering om ongebruikte Nederlandse emissierechten uit de markt te halen, waarvoor je dus moet betalen, en die vervolgens in te zetten ter ondersteuning van Nederlandse innovatie. Je moet dus voor iets betalen, maar er komt geen geld vrij. Vervolgens moet je innovatie ondersteunen, wat weer geld kost. Dat kost dus twee keer geld. Ik begrijp deze motie niet goed. Bovendien steunen wij innovatie al op verschillende manieren. Ik geef daarvan graag nog eens een overzicht aan de Kamer. Er zijn verschillende manieren waarop wij de energie-innovatie ondersteunen. Omdat de redenering in de motie volgens mij niet klopt, ontraad ik deze.
Ik kijk naar de moties op stuk nr. 115 en stuk nr. 116. Die heeft mijn collega al behandeld.
De voorzitter:
De motie op stuk nr. 111 staat nog open, maar eerst heeft de heer Smaling nog een vraag over de motie op stuk nr. 114.
De heer Smaling (SP):
De bedoeling van de motie is om het waterbedeffect waarvoor wordt gewaarschuwd eruit te halen.
Minister Kamp:
Dat kan niet. Het waterbedeffect als gevolg van maatregelen die de Europese Commissie nu heeft genomen, zal op termijn minder worden. Het uitgangspunt van het waterbedeffect blijft echter ook na 2019 nog bestaan. Ook om die reden moet ik deze motie ontraden.
Mevrouw Mansveld heeft aan mij de eer gelaten om te reageren op de motie op stuk nr. 111. Het is een motie van treurnis. Het spijt ons dat mevrouw Ouwehand verdrietig is over het handelen van de regering. Wij zullen ons best blijven doen om mevrouw Ouwehand en ook de andere leden van de Kamer in de toekomst vrolijk en enthousiast te maken over het handelen van de regering. Ik ontraad deze motie.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Dat de minister de Kamer vrolijk wil stemmen, geeft dan weer hoop. Ik ben nog vergeten te vragen wat het kabinet eigenlijk met deze rechtszaak wil. Hoopt het kabinet dat het gaat winnen en dat het vonnis wordt vernietigd? Zou het kabinet daarover een uitspraak kunnen doen?
Minister Kamp:
Wij willen graag dat er een inhoudelijke heroverweging plaatsvindt van de feiten waarover ik heb gesproken. Verder willen wij graag dat ook de juridische consequenties worden beoordeeld in hoger beroep. Vervolgens zullen wij die heroverweging en de uitspraak in hoger beroep afwachten en daarover een oordeel formuleren. Naar aanleiding van de uitspraak van de rechtbank hebben wij gezegd dat wij die gaan uitvoeren, omdat die bij voorraad uitvoerbaar is verklaard. Als er straks een uitspraak komt van het gerechtshof, zullen wij bekijken hoe die uitspraak luidt en welke overwegingen daarbij gelden. Aan de hand daarvan zullen wij een standpunt innemen. Ik wil daar nu niet op vooruitlopen.
Mevrouw Ouwehand (PvdD):
Het kabinet wil niet zeggen wat het ervan hoopt. Dan zeg ik wat ik ervan hoop. Ik hoop dat Urgenda wint. Zet 'm op, jongens!
Minister Kamp:
Dank u wel, mevrouw de voorzitter.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Hiermee is een einde gekomen aan de beraadslaging. De stemming over de ingediende moties vindt plaats komende dinsdag.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-tk-20152016-6-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.