13 Begroting Economische Zaken (onderdeel Landbouw en Natuur)

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van: 

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Economische Zaken (XIII) en het Diergezondheidsfonds (F) voor het jaar 2016 ( 34300-XIII ).

De voorzitter:

We zijn toe aan de achtste spreker, mevrouw Koser Kaya van D66, met 8 minuten spreektijd. 

De algemene beraadslaging wordt hervat. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Voorzitter. 853.000 eenden, 431.000 geiten, 794.000 kalkoenen, 46.570.000 leghennen, 47.020.000 slachtkuikens, 170.000 paarden en pony's, 1.572.000 melkkoeien, 1.322.000 stuks overig melk- en fokvee, 921.000 vleeskalveren, 253.000 stuks overig vlees- en weidevee, 959.000 schapen, 12.238.000 varkens. Dat zijn 113 miljoen landbouwdieren in Nederland. Bovendien wordt jaarlijks 69 miljoen kilo vis in Nederlandse havens aangevoerd. Die getallen roepen om bezinning. Hoe zorgen wij voor een evenwicht tussen landbouw en natuur, tussen productie en dierenwelzijn, en tussen intensivering en volksgezondheid? Om die reden presenteer ik vandaag de D66 voedselvisie. Daarmee willen wij naar een ecologische voedselproductie, gebaseerd op drie uitgangspunten: duurzaamheid, kwaliteit en volksgezondheid. Bij dezen wil ik een exemplaar aan zowel de staatssecretaris als aan mijn collega's aanbieden. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Ik licht er enkele onderwerpen uit: een milieuneutrale landbouw, het vergroten van kennis over voedsel, het inzichtelijker maken van subsidiestromen, het toezicht door de NVWA, de situatie in Caraïbisch Nederland, en natuur en visserij. 

Ik begin met het milieu. De grenzen van de milieubelasting door landbouw en van wat de samenleving acceptabel vindt, komen in zicht. Stapje voor stapje nemen we maatregelen. Maar wat is de stip op de horizon? Wat mij betreft is dat een milieuneutrale landbouw. Qua energie, klimaat, water, biodiversiteit, uitputting en erosie van de bodem moet de bodem net zo veel opleveren als deze kost. Gaat de staatssecretaris die uitdaging met mij aan? 

De kennis over ons voedsel kan veel beter. Ouders en onderwijs hebben daarin een grote rol, maar ook producenten hebben die. Vorig jaar pleitten D66 en de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid al voor een eenduidig keurmerk: een dubbel stoplichtensysteem, met zowel duurzaamheidscriteria als gezondheidscriteria. Na een jaar nadenken besloot de toenmalige staatssecretaris er niets mee te doen. Waarom is het niet gelukt om draagvlak te creëren voor een eenduidig systeem? Ik hoop dat de nieuwe staatssecretaris er wel mee doorgaat en dat hij ermee aan de slag gaat. Een bewuste consument kan uiteindelijk ook een juiste keuze maken. Daar gaat het ook om. 

Ik kom bij het punt "inzichtelijke subsidies". Dat is ook een uitdaging: inzicht krijgen in de besteding van landbouwsubsidies. De overheid verzamelt volop informatie. Aanvragers van Europese subsidies krijgen veel controles. Toch staan op een website als die van RVO.nl hooguit een paar zinnen ter toelichting. Waar zijn de aanvraaggegevens? Waar kan ik de resultaten zien? Waarvoor zijn de subsidies toegekend ten aanzien van duurzame innovatie en productie: belanghebbenden en omwonenden willen dat weten. Ook wij moeten dat kunnen controleren. Wordt het geld goed besteed? Welke resultaten worden er met dat geld geboekt? Zo maken we dit transparant. Dat filtert misbruik en leidt van wantrouwen naar vertrouwen. Dat is goed voor iedereen. Subsidies worden beter besteed en controlelasten nemen af. In de ontwikkelingssamenwerking werken ze hier al mee. Veel projecten worden digitaal ontsloten. Aanvragen en verantwoordingsgegevens zijn openbaar en goed doorzoekbaar. Ik heb daarom drie verzoeken aan de staatssecretaris. Ten eerste, bouw een website waarop alle Nederlandse landbouwsubsidies terug te vinden zijn, met aanvragen en verantwoordingsgegevens. Daarbij moeten dus ook de te behalen doelen worden betrokken. Ten tweede, maak dit goed toegankelijk. Ten derde, regel dit ook op Europees niveau. Op Europees niveau moet ook worden geregeld dat de mededingingsregels worden aangepast, niet alleen naar prijs maar ook naar duurzaamheidscriteria. 

De heer Houwers (Houwers):

Ik heb een vraag. Er zijn speciale regels voor die subsidies. Mevrouw Koser Kaya spitst dat helemaal toe op landbouw. Vindt zij niet dat dat eigenlijk voor alle subsidies zou moeten gelden? Waarom zou dat specifiek voor landbouw moeten worden geregeld? Ik denk dat je dat dan beter beleidsbreed zou kunnen doen. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

De EU verstrekt, naar ik meen, 373 miljard aan subsidies. Wij krijgen daar 5 miljard van. Dat is op jaarbasis ongeveer 700 miljoen. Maar we weten niet waar dat geld precies aan besteed wordt. Ik zou graag die transparantie willen, juist om ervoor te zorgen dat we weten waar het geld aan besteed wordt, dat innovatie en duurzaamheid aangejaagd worden, dat we dat ook naar het publiek toe kunnen verantwoorden en dat wij de controle goed op ons kunnen nemen. Als de heer Houwers straks een voorstel doet voor transparantie op andere gebieden, zal ik daar met belangstelling naar luisteren. Daar staan wij uiteraard voor open. 

De heer Houwers (Houwers):

Het gaat niet zozeer om een voorstel van mijn kant, als wel om het gegeven dat mevrouw Koser Kaya dit helemaal toespitst op landbouw. Zij beantwoordt mijn vraag aan het einde van haar reactie bijna, maar misschien kan ze een nog iets concreter antwoord geven. Vindt zij dat bij alle subsidies die vanuit de overheid worden verstrekt, altijd duidelijk moet worden gemaakt wat het doel en uiteindelijk ook het resultaat is van onderzoeken en subsidiegiften? 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Je moet verantwoorden wat je met subsidies doet. Dat geldt dus ook voor andere subsidies. Als de heer Houwers een voorstel doet waarmee dat transparanter wordt, zal ik daar met alle plezier naar kijken. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Behalve dat we natuurlijk naar een heel ander voedselbeleid moeten gaan — ik ben het op dat gebied met veel opmerkingen van mevrouw Koser Kaya eens — vind ik ook dat we recht moeten doen aan al die alarmerende rapporten waarin wordt aangegeven dat we minder vlees en zuivel moeten gebruiken. Is mevrouw Koser Kaya dat met me eens? 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Persoonlijk doe ik daar met alle plezier aan mee, maar het blijft nog steeds een individuele keuze. Als wij mensen kunnen informeren en bewuster kunnen maken, in alle lagen van de bevolking, dan denk ik dat we daar geen regeltjes voor hoeven te verzinnen maar dat mensen dat al zullen doen. We zien al een beweging in die richting van met name jonge mensen. Ik noem initiatieven van cafés en eethuizen en allerlei andere initiatieven waaruit blijkt dat die bewustheid er al is. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Zeker, nog maar een kwart van de Nederlanders eet elke dag vlees. Het gaat dus de goede kant op. We zijn echter wel een enorm vleesproducerend land en we zien ook dat het nog niet voldoende is om werkelijk een duurzaamheidsslag te maken. D66 heeft ook altijd gesteund dat er belastingtechnisch wordt gedifferentieerd tussen auto's die veel uitstoot hebben en auto's die weinig uitstoot hebben. Als je nu weet dat vlees het meest milieubelastende onderdeel van je voedselpakket is, lijkt het me logisch dat je daar ook fiscaal gezien een ontmoedigingsbeleid op toepast, bijvoorbeeld door middel van accijnzen. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Het ecologische evenwicht is zo ongelooflijk belangrijk. Als wij voor de toekomst van onze kinderen een schone natuur en duurzaam en gezond voedsel willen produceren, moeten we nu die groene omslag maken. Uiteraard wil ik graag praten met mevrouw Thieme over de wijze waarop de instrumenten in belastingtechnische zin precies moeten worden ingezet, maar ik denk dat wij nu veel substantiëler moeten inzetten op manieren om beter te verduurzamen en beter te innoveren, om ervoor te zorgen dat wij dat ecologische evenwicht wel voor elkaar krijgen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik hoor met veel plezier het verhaal van mevrouw Koser Kaya over de duurzame voedselvoorziening aan. Ik heb heel snel het rondgedeelde mooie boekje bekeken en kwam daarin de volgende passage tegen: het wereldhandelssysteem en bilaterale handelsverdragen ondersteunen de transitie naar een duurzame voedselproductie in Europa. Ik neem aan dat dit bedoeld is als een geformuleerde wens, een beleidsuitgangspunt, en niet als een feit. Graag hoor ik van mevrouw Koser Kaya hoe zij dit ziet in het licht van de TTIP-onderhandelingen en de vrees dat juist langs die weg de internationale handelsafspraken weleens buitengewoon frustrerend zouden kunnen zijn voor de duurzaamheidscriteria. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Dat hebben wij in alle debatten heel voorzichtig benaderd. Mijn collega's hebben in die debatten eerder aangegeven dat je daar goed naar moet kijken en daar heb ik op dit moment niet veel aan toe te voegen. Wel benadruk ik dat wij zien dat er vooral geconcurreerd wordt op prijs en dat de criteria op het vlak van duurzaamheid en innovatie nog heel weinig meegenomen worden. Ik zou daar meer werk van willen maken. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Klopt het — anders begrijp ik het niet — dat mevrouw Koser Kaya het met mij eens is dat je er in internationale onderhandelingen over handelsverdragen heel hard en duidelijk over moet zijn dat er geen beperkende criteria mogen zijn die ons duurzaamheidsbeleid in de weg staan? Als zij dat vindt, zou zij die kennis moeten willen delen met haar Europarlementariërs. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Nu haalt mijn collega Grashoff verschillende dingen bij elkaar. Ik zou nu vooral willen inzetten op het bewerkstelligen dat er niet alleen wordt geconcurreerd op prijs, maar ook op duurzaamheid en innovatie. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik ben eens gaan googelen op de richtingwijzers van D66. Toen kwam ik tegen: vertrouw op de eigen kracht van mensen en de duurzame samenleving, maar denk en handel internationaal; beloon prestaties. Ik heb vanmorgen geluisterd naar de interrupties van mevrouw Koser Kaya. Ik heb geluisterd naar haar inbreng tot nu toe en ik lees de voedselnota, waarin wel zes voorwaarden aan de voedselproductie worden verbonden. Hoe rijmt mevrouw Koser Kaya de steun aan al die moties, met allerlei verboden en geboden, met de richtingwijzers van D66? 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Ten eerste zeg ik tegen mevrouw Lodders dat mijn interrupties tijdens haar betoog vooral waren gericht op het feit dat haar redenering zo inconsistent is. Als je meer en goedkoop wilt produceren, dan hangt daar wel een prijskaartje aan, ook in ecologische zin. Als je er niet voor zorgt dat dit in evenwicht is, schuif je het prijskaartje door naar toekomstige generaties. In mijn visie ben ik daar heel helder over. Je moet verduurzamen en innoveren. Daarbij gaat het mij niet om meer of minder. Het gaat mij erom dat je, wat je ook doet, ervoor zorgt dat het neutraal voor het milieu, dus op ecologische wijze gebeurt. Ik zeg echter ook dat wij niet met de BRIC-landen, Brazilië, Rusland, India en China, op bulk kunnen concurreren. Wij moeten het dus hebben van schoner, sneller en beter produceren. Daar gaat mijn visie over. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat rijmt nog steeds niet met de uitgangspunten, de richtingwijzers van D66. Mijn verhaal was heel duidelijk: kijk naar alle voorbeelden die wij hebben in de Nederlandse land- en tuinbouw. Dat zijn stuk voor stuk voorbeelden van de wijze waarop de Nederlandse landbouw duurzaam produceert. De methaanuitstoot van de Nederlandse koe ligt beduidend lager dan die bij de koeien in de landen om ons heen. Mevrouw Koser Kaya kan dat ontkennen, maar dat is een feit; dat is onderzocht en het is een feit. Ik constateer dat het bij D66 is: nu vooruit. De ondernemers gaan er bij D66 echter ver op achteruit. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

De hele visie van mevrouw Lodders ging over nu. Als je alleen naar het nu kijkt, dan zie je niet de ontwikkelingen die de komende twintig jaar gaan plaatsvinden, ook op het gebied van voedsel, internationalisering en voedseltekorten. Je moet nu dus ook oog hebben voor de toekomst. Als mevrouw Lodders blijft bij "alles is nu oké, dus we hoeven niets meer", dan kan zij die slag niet meer maken en dan verliezen wij als Nederland de positie die we op dit moment wel hebben. Die positie betekent overigens niet dat we aan de ecologische kant niets hoeven te doen. Integendeel, die positie behoud je alleen als je ook de ecologische kant meeneemt. Dat hoor ik de VVD niet zeggen. De rekening wordt dus naar de toekomstige generaties doorgeschoven. 

Ik ga verder met Caraïbisch Nederland, kleine eilanden met veel potentieel. Het zijn bovendien binnenlandse gemeenten. De staatssecretaris is dus ook voor hen verantwoordelijk. Wat is het probleem? Er wordt bijna geen voedsel verbouwd. Bijna alles wordt geïmporteerd. Dat maakt het onnodig duur. Kan de staatssecretaris samen met de eilanden een pilotproject starten om kennis uit te wisselen en innovatie te bevorderen, zodat voedsel steeds meer ook daar kan worden verbouwd? 

Dan kom ik bij het toezicht door de NVWA, van de Caraïben terug naar Europa, wat tegenwoordig snel en gemakkelijk gaat en soms iets te soepel. Zo bleken supermarkten Amerikaanse frisdrank met een verboden stof erin te verkopen. Ik vroeg de staatssecretaris hoe dat kan. Het antwoord kwam neer op: het mag niet, maar we handhaven niet. Dat moet hij toch eens nader uitleggen. Of deze stof is gevaarlijk en dan handhaaf je, of het valt allemaal wel mee en dan sta je het toe. Wat is het? 

Dat geldt ook het oplappen van oude vis met waterstofperoxide. Pas volgend jaar volgt handhaving. Waarom? 

Dan de Vogel- en Habitatrichtlijn. Vorige week stuurden negen landen een brief naar Commissaris Vella met de roep: laat de richtlijn intact, richt alle energie op betere implementatie. Ik ben het roerend met ze eens. Waarom stond de handtekening van de voorganger van deze staatssecretaris daar niet op? 

Ten slotte het Waddengebied. Een werkbezoek aan Texel leerde mij dat de tijd dringt. Het ecosysteem staat onder druk en de visstand blijft dramatisch slecht. Het huidige beleid is niet voldoende. Ik roep de staatssecretaris dus op: wees wijzer met de Waddenzee. Daarom heb ik enkele vragen en voorstellen. 

Ik begin met het beheer van het Waddengebied. In 2013 luidde de Rekenkamer de noodklok: natuur en landschap staan onder druk, er is bureaucratie, het Waddenfonds wordt ondoelmatig ingezet, er is een gebrek aan coördinatie en aansturing, en er zijn ruim een dozijn beheerders. Zijn alle stappen gezet om het aantal beheerders te verminderen of een overkoepelende autoriteit aan te wijzen met coördinerende bevoegdheden? Kan de staatssecretaris daarop ingaan? 

De Visserijwet is niet genoeg. Op basis van de Visserijwet worden visvergunningen afgegeven, maar de wet zwijgt over het meenemen van de ecologische impact bij het afgeven van vergunningen. Eigenlijk zouden we dat aspect in de wet moeten opnemen. Kan de staatssecretaris eens onderzoeken welke voordelen dat zou bieden? 

Noodzakelijk is ook het verminderen van de garnalenvisserij, want met hun sleepnetten richten de garnalenvissers grote schade aan. De naleving van een convenant om de visdruk te verminderen verloopt moeizaam. De sector is groot en divers en iedereen wacht op elkaars eerste stap. Kan de staatssecretaris dit convenant verbindend verklaren en kan hij vastleggen dat er geen nieuwe vergunningen worden afgegeven? 

Zandsuppletie is mijn vierde punt. Elk jaar wordt 18 miljoen kuub zand gewonnen. Dat wordt opgespoten in de kustzone, met grote gevolgen voor de visstand. Als die na twee of drie jaar hersteld is, volgt bijna gelijk een nieuwe ronde. Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken of niet elke vier maar elke zes tot acht jaar zand opspuiten de visstand kan helpen? Of dat er in kwetsbare perioden, zoals het opgroeiseizoen, geen ingrepen worden gedaan? Ik rond af. De stageperiode van deze staatssecretaris is voorbij, maar ik weet van hem dat hij de materie al in de vingers heeft. Ik ga ervan uit dat hij straks met verve onze vragen zal beantwoorden en ook recht zal doen aan onze inbreng. Ik wens deze staatssecretaris voor morgen alvast succes. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik heb geprobeerd het stuk te lezen. Ik heb het natuurlijk niet integraal gelezen; dat zal mevrouw Koser Kaya begrijpen. Maar er staan mooie teksten in. D66 pleit er bijvoorbeeld voor dat de Mededingingswet wordt onderzocht op de ruimte die deze biedt voor afspraken over de verduurzaming van de voedselketen. Daar wil de fractie van D66 echt werk van maken? 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Er was onduidelijkheid over de mededingingsregels. Dat hebben we ook gezien met de Kip van Morgen. Om die reden is daar een streep doorheen gehaald. Als je wilt dat de mededingingsregels recht doen aan de voedselketen van boer tot consument, zul je rekening moeten houden met de wijze waarop voedsel wordt geproduceerd, dus met duurzaamheidseisen. Ook gaat het om de vraag of daarin innovatie heeft plaatsgevonden, zodat de samenwerking op gang kan komen. Dit is ook weer niet een heel gewone sector, want hij heeft met ons voedsel, onze omgeving, ons welzijn en het milieu te maken. Daar zou je in de mededingingsregels rekening mee moeten houden. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ik ben daar blij mee, want in een algemeen overleg over mededinging zei de heer Verhoeven nog: het is heel logisch dat de toezichthouder die tot taak heeft om naar mededinging te kijken, niet kijkt naar duurzaamheid, maar naar de belangen van bedrijven en naar mededinging. Dat was een poosje geleden. Ook bij ons zijn er ontwikkelingen in standpunten. Soms heb je een verschil tussen de woordvoerder economie en de landbouwwoordvoerder, maar gegeven het feit dat dit een uitgave is van de D66-fractie, neem ik aan dat dit het nieuwe standpunt van de D66-fractie is. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Er is geen speld tussen de heer Verhoeven en mij te krijgen, zeg ik u meteen. Maar hij spreekt over ondernemers die met allerlei zaken bezig zijn. Wij spreken over ondernemers die ook rechtstreeks met de voedselvoorziening, met het milieu en met welzijn te maken hebben. Daarin zit het nuanceverschil. 

De heer Geurts (CDA):

Ook van mijn kant complimenten aan de D66-fractie voor deze uitgave. Uw voorganger, de heer Schouw, heeft hem een paar keer aangekondigd, maar u brengt hem daadwerkelijk naar de Kamer. Ik heb uiteraard ook niet alles gelezen, maar ik heb een vraag over het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Blijft D66 het geld dat daar op dit moment voor beschikbaar is, beschikbaar stellen voor landbouwbeleid? U hebt het over transitie naar duurzaamheid, kwaliteit en gezondheid en u wilt de inkomensondersteuning afbouwen, maar blijft het totale bedrag wel beschikbaar voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid? 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Wij hebben daarover zojuist een interessant debatje gehad. Wij hebben ook het OECD-rapport gezien. Dat gold weliswaar voor Nederland, maar ik zou ook voor Europees landbouwbeleid willen dat subsidies worden gebruikt om te verduurzamen en te innoveren. Dat is in het gemeenschappelijk landbouwbeleid niet met zo veel woorden opgenomen en ik wil dat dit wel gebeurt. Naar aanleiding daarvan hebben wij het over de vraag of het meer of minder moet zijn. In eerste instantie gaat het mij om transparantie. Wij moeten aangeven wat wij met dat geld willen doen, niet alleen in Nederland, maar in Europa, juist om de redenen die ik zojuist aangaf. Wij kunnen de rekening niet doorschuiven naar toekomstige generaties. Wij zullen nu werk moeten maken van een schonere landbouw. Het gaat om de voedselvoorziening in de wereld, maar ook om het behouden van het ecologisch evenwicht. 

De heer Geurts (CDA):

Ik concludeer daaruit dat D66 niet wil tornen aan het geld uit Europa dat nu beschikbaar is voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Dat is in ieder geval een verbetering ten opzichte van wat uw fractievoorzitter recentelijk in Buitenhof zei, namelijk dat hij het totale bedrag voor het Europese gemeenschappelijke landbouwbeleid in de terrorismebestrijding wilde steken. Dat heeft hij althans uitgesproken. Bij de Europese verkiezingen heeft uw collega Sophie in 't Veld gezegd dat het niet meer naar boeren moest gaan, maar naar de kenniseconomie, en dat het minimaal moest worden gehalveerd. Ik ben absoluut blij met het standpunt van de D66-fractie dat het beschikbare bedrag overeind blijft voor de land- en tuinbouw in Nederland. 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Ik begrijp de rol van de heer Geurts. Hij wil natuurlijk ook een politiek nummertje maken. Grote stappen, gauw thuis, maar zo simpel ligt dit niet. Ik heb net aangegeven dat wij volgens het stuk over het voedselbeleid dat wij net hebben ingediend en dat ook de collega's hebben gekregen, eerst het voedselbeleid transparant willen innoveren en ook ecologisch beter willen laten vormgeven. Als daar minder geld voor kan worden gebruikt, is dat prima, maar dan wil ik dat eerst horen. 

Voorzitter, ik was klaar. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik wil allereerst van de gelegenheid gebruikmaken om de nieuwe staatssecretaris te feliciteren met de prachtige post die hij heeft gekregen. Het is niet zomaar een portefeuille, maar die van landbouw, natuur en visserij. Ik wil graag teruggrijpen op de woorden van Franciscus van Assisi, die God prijst om zuster aarde, die ons voedt en leidt en verscheidene vruchten voortbrengt met kleurrijke bloemen en kruiden. De zorg voor de aarde is natuurlijk een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid, maar ik denk dat de staatssecretaris hierin een bijzondere verantwoordelijkheid heeft. Ik zou tegen hem willen zeggen: zorg er goed voor! 

Er liggen heel veel uitdagingen. Hoe brengen we onze voedselvoorziening meer in balans met zorg voor de schepping? Landbouw en natuur horen niet tegenover elkaar te staan, maar hebben elkaar nodig. Beide zijn, om met de woorden van Franciscus te spreken, vruchten van de schepping. Juist Nederland, waar stad, natuur en landbouw zo dicht bij elkaar liggen, kan hierin nog meer gidsland worden. Ik zie uit naar de visie van de staatssecretaris op de toekomst van de agrarische sector en het natuurbeleid in ons land. 

Ik vraag hem ook waar zijn passie ligt. Wellicht wil hij in de eerste termijn van zijn beantwoording een tipje van de sluier oplichten. Ik krijg regelmatig de vraag waar mijn passie voor de Nederlandse landbouw vandaan komt. Wellicht ligt het een klein beetje aan mijn roots op het Friese platteland, maar meer nog gaat het erom dat voedsel het eerste geschenk van God aan mensen was. Ons voedsel is in overvloed aanwezig, maar vanzelfsprekend is dat niet. Mensen lijken dat weleens te vergeten. Onze voedselvoorziening is overgeleverd aan een economisch model waarin helaas de laagste prijs leidend is. Dat gaat ten koste van milieu, dierenwelzijn en niet in de laatste plaats ook van de boeren zelf, die amper nog een eerlijke prijs krijgen voor de producten die zij leveren. 

Ik vraag de staatssecretaris welke toekomst jonge boeren hebben in ons land. Heel concreet: wanneer kunnen zij weer gebruikmaken van de jongeboerenregeling? Die stagneert, heb ik begrepen. Vorige week sprak ik met een groep jonge boeren, veelal melkveehouders. Zij wachten met smart op duidelijkheid over de fosfaatrechten en de eisen aan grondgebondenheid. Wat is de marsroute van de staatssecretaris? Is hij bereid om een eerste stap te zetten en duidelijkheid te geven over het referentiejaar 2014 en de peildatum 2 juli 2015? Welke ruimte ziet de staatssecretaris voor de varkenshouders om nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen? 

De crises in de varkenshouderij en de melkveehouderij, maar zeker ook die in de legpluimveehouderij, laten zien dat verduurzaming en nieuwe verdienmodellen pure noodzaak zijn. Er moet veel meer ruimte komen voor initiatieven zoals het Recept voor Duurzaam Varkensvlees. De Autoriteit Consument & Markt zou een autoriteit voor mens, milieu en markt moeten zijn die niet alleen naar economische waarden kijkt. Ook ecologische houdbaarheid, gezondheid en robuustheid van het voedselnet moeten aandacht krijgen. Boeren moeten gewoon een eerlijke prijs krijgen voor hun producten en extra inzet op het gebied van milieu of dierenwelzijn moet beloond worden. Ik vraag de staatssecretaris hoe het staat met de uitvoering van mijn aangenomen motie over Initiative Tierwohl. 

Verduurzaming en regionalisering van de voedselproductie gaan niet samen met vergaande liberalisering van de landbouwhandel tussen de EU en de VS. Door TTIP wordt de prijs de enige drijvende kracht achter productie en komen milieu en dierenwelzijn, maar ook het verdienmodel voor boeren, verder onder druk te staan. Is de staatssecretaris het met mij eens dat de landbouw uitgesloten moet worden van TTIP als we echt verder willen gaan op het pad van verduurzaming? 

Wat hebben we lang moeten wachten op de kabinetsreactie op het rapport van de WRR. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Puur uit nieuwsgierigheid nog een vraag over het vorige punt. Ik deel enorm de zorgen die mevrouw Dik heeft over TTIP en de gevolgen voor de Europese landbouw. Maar kan zij uitleggen, waarom de ChristenUnie voor het associatieverdrag met Oekraïne heeft gestemd? Daardoor wordt landbouw benadeeld, omdat legbatterijen uit Oekraïne op de Nederlandse markt kunnen komen. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik kan daar op dit moment niet tot in detail op ingaan, omdat het woordvoerderschap bij een collega van mij ligt. Maar ik heb in ieder geval wel voor alle moties van de Partij voor de Dieren gestemd die bepleiten om de import van eieren uit Oekraïne een halt toe te roepen. De ChristenUnie is nooit tegen handelsverdragen geweest, dat niet, maar wij vinden onze voedselvoorziening wel wat anders dan een koelkast, om maar even een voorbeeld te noemen. Ik steun ik de Partij voor de Dieren bij haar inzet om de import van eieren uit Oekraïne — op dit moment het belangrijkste punt — een halt toe te roepen. Ik zie namelijk dat onze eigen ondernemers in Barneveld en andere gebieden hiervan echt last hebben. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Mijn vervolgvraag gaat dan over TTIP, want daar begon mevrouw Dik over. Is het voor de ChristenUnie van zo'n doorslaggevend belang dat landbouw buiten TTIP wordt gehouden dat, als dat niet het geval is, de ChristenUnie vindt dat TTIP niet mag doorgaan? 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Mijn pleidooi op dit moment is helder: ik wil landbouw echt uit TTIP. Zoals ik al zei: de ChristenUnie is niet tegen handelsverdragen, maar onze voedselvoorziening is ons zo waardevol dat we die uit het handelsverdrag willen hebben. Ik ga eerst kijken hoever we kunnen komen met het debat in de Kamer, de positie van de staatssecretaris en de Europese besluitvorming. Daarna zal ik met mijn fractie overleggen over hoe we TTIP zullen beoordelen, als niet gebeurt wat wij wensen. Ik kan daar nu geen uitsluitsel over geven, maar weet dat het voor ons zeer zwaarwegend is. 

Ik had het over de kabinetsreactie op het rapport van de WRR. De reactie moest een heuse voedselvisie worden, maar het werd een opsomming van acties die allemaal al in gang zijn gezet. Ik help de staatssecretaris graag om punten uit de voedselvisie concreter te maken. Zo hadden we de doelstelling om voedselverspilling met 20% te verminderen. Die gaan we niet halen. Europa gaat voor 50%-reductie in 2030. Maar als de staatssecretaris een trendbreuk wil bewerkstelligen, wat is dan de nieuwe doelstelling voor 2020 waarop we hem kunnen afrekenen? Want het blijft onverteerbaar dat we jaarlijks voor 4,5 miljard aan voedsel weggooien, terwijl 450.000 mensen in ons land met regelmaat honger hebben en voedselbanken de groeiende vraag niet aankunnen. De ChristenUnie ziet graag dat er een taskforce voedseloverschotten en voedselbanken komt. Deze taskforce met experts uit bedrijfsleven, voedselbanken en Wageningen UR moet ervoor gaan zorgen dat bedrijven uit de hele voedselketen bereid zijn, structureel extra voedseloverschotten aan de voedselbanken te schenken. Ik zal hiervoor een amendement indienen. 

Dat dit thema leeft, blijkt ook uit de WhatsApp-actie die ik een week lang tussen de Dag van de Duurzaamheid en de Wereldvoedseldag heb georganiseerd. Consumenten willen maar al te graag meedenken over hoe we voedselverspilling kunnen voorkomen: van het hergebruik van overtollig voedsel tot het aanpassen van houdbaarheidsdata en het helpen van voedselbanken. Ik geef de staatssecretaris straks graag ter inspiratie een overzicht van wat we in één week tijd binnen hebben gehaald. Ik herinner hem ook graag aan de toezegging van zijn ambtsvoorganger om te overleggen met het Voedingscentrum over de mogelijkheden om een meldpunt in te richten waar consumenten hun tips om voedselverspilling tegen te gaan kwijt kunnen. Kan hij hierover al iets melden? 

In het rapport van de WRR wordt ook gesproken over de eiwittransitie. Het ontwikkelen van alternatieve eiwitbronnen wordt nu gefrustreerd door de Europese Novel-Foodverordening. Hierdoor moeten producten die soms al langere tijd in de Nederlandse supermarkt liggen nu een complexe en kostbare aanvraagprocedure doorlopen. Hoe gaat de staatssecretaris veelal kleine producenten helpen om aan de nieuwe wetgeving te voldoen? 

Ik kom toe aan de NVWA. Afgelopen maandag kregen we een brief die mij nogal zorgen baart. Het is inmiddels twee jaar geleden dat het kabinet met een plan van aanpak kwam voor de NVWA. Het lijkt er echter op dat van de mooie ambities nog maar weinig terecht is gekomen. Voorgenomen besparingen zijn niet gerealiseerd en de NVWA staat er financieel slecht voor. Maar in plaats van een extra financiële impuls kiest de staatssecretaris voor het verder uitkleden van de NVWA. Dit doet alle inspanningen weer teniet. Het is voor mijn fractie onacceptabel om wel te investeren in veiligheid op straat maar niet in onze voedselveiligheid. Wachten tot de Voorjaarsnota is te laat. Is de staatssecretaris bereid om nu al stappen te zetten? 

Net als vorig jaar is er dit jaar weer gedoe over financiering van het groene onderwijs en net als vorig jaar moet het initiatief voor een oplossing uit de Kamer komen. Om te voorkomen dat dit een jaarlijkse discussie wordt, heeft mijn fractie samen met een aantal andere partijen het voorstel gedaan om het groene onderwijs bij OCW onder te brengen. De aoc's krijgen te maken met een bezuiniging op de basisbekostiging van maar liefst 15%. De staatssecretaris zegt simpelweg dat men dan maar moet snijden in het onderwijsaanbod. Maar hoe doordacht is deze bezuiniging uit het regeerakkoord eigenlijk? Ik hoor graag van de staatssecretaris of hij bereid is om de aoc's tegemoet te komen. Ik heb ook een amendement ingediend om de bezuinigingen op de aoc's ongedaan te maken. 

Vandaag bleek al dat er zorgen zijn over de positie van de universiteit van Wageningen bij overheveling naar OCW. De studentenaantallen zitten de afgelopen jaren duidelijk in de lift, maar door de afgesproken aftopping begint de financiering steeds meer te knellen. Mijn fractie wil dat Wageningen net zo wordt behandeld als andere universiteiten. Een overheveling naar OCW helpt daarbij. Voor mijn fractie kan de gouden driehoek van overheid, onderwijs en ondernemers echter niet ter discussie staan. Dit stond ook helder geformuleerd in de motie. Dit moet worden geborgd. Ik hoor graag de ideeën van de staatssecretaris hierover. 

Ik kom op het natuurbeleid. Diverse rapporten laten zien dat de verbetering van de biodiversiteit stagneert. Mijn fractie wil dat het agrarische natuurbeheer "nieuwe stijl" bijdraagt aan het halen van de internationale natuurdoelen. Op dit moment heeft de staatssecretaris echter totaal geen zicht op de ecologische effectiviteit van de gebiedsaanvragen die inmiddels zijn ingediend, terwijl de ineffectiviteit van het agrarische natuurbeheer juist de reden was om het stelsel op de schop te nemen. Is de staatssecretaris bereid om een ex-antetoets te laten uitvoeren en daarbij ook te kijken naar de samenhang met vergroening van het GLB en het natuurbeleid van andere terreinbeheerders? Ik vraag hem ook wat de stand van zaken is met betrekking tot de uitvoering van de motie-Jacobi/Dik-Faber over het gebruiken van 2015 als overgangsjaar voor afstemming met de provincies over complementariteit van de eerste en de tweede pijler. 

Er is destijds naar aanleiding van het GLB-debat nog een andere motie van mijzelf en collega Jacobi aangenomen. Die ging over de vogelakkers. Een coalitie van Vogelbescherming Nederland, het Louis Bolk Instituut en de Werkgroep Grauwe Kiekendief werkt die nu verder uit. Een en ander is ook geïmplementeerd in beleid. Ik wil de staatssecretaris graag van harte uitnodigen om met mij het veld in te gaan, op werkbezoek te gaan en onder de paraplu van zingende veldleeuweriken — ik zie het helemaal voor me — te zien hoe succesvol de vogelakkers zijn. 

Het beheer met schapen levert een belangrijke bijdrage aan het natuurbeheer in heidegebieden en uiteraard ook aan de cultuurhistorie. Er is veel onrust onder de traditionele schaapherders over de wijze waarop de sector functioneert door de verplichte openbare aanbestedingen. Hierover heeft Alterra ook een rapport geschreven. Kan de staatssecretaris dit rapport met een reactie naar de Kamer sturen? Wat gaat hij samen met de provincies doen om de problemen van de traditionele schaapherders nu eens echt op te lossen? 

Ik heb nog een klein maar niet onbelangrijk punt. Ik maak mij zorgen over de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH). Voor de zomer is een evaluatie over de regeling zeldzame huisdierrassen opgeleverd. In dit rapport wordt gesteld dat de SZH in de afgelopen periode in een gevaarlijk negatieve spiraal is beland die haar continuïteit bedreigt. Dit terwijl uit de evaluatie blijkt dat de SZH duidelijk een toegevoegde waarde heeft voor houders van zeldzame huisdierrassen op het gebied van professionalisering en promotie. De afgelopen jaren is er echter flink bezuinigd op de SZH. Is de staatssecretaris bereid om de evaluatie naar de Kamer te sturen en de subsidieregeling weer op twee ton terug te brengen? 

Verder heb ik nog een korte opmerking over de visserij. Over een maand moeten de Nederlandse kotters al voldoen aan de aanlandplicht, maar de vissers weten nog niet waar ze aan toe zijn. Er is eindelijk een Europese repartiewet, maar die laat de uitwerking van de procedures aan de lidstaten. Volgens IMARES is de beheerstructuur nog totaal onduidelijk. Gaan alle lidstaten straks wel op dezelfde manier handhaven? Ik snap niet waarom de staatssecretaris op zo veel vragen van de sector nog geen antwoord heeft. Dan kun je van bedrijven toch niet vragen om op 1 januari al met de nieuwe werkwijze aan de slag te gaan? Er zouden uitzonderingen komen voor vissen met een hoge overlevingskans. Dat is voor de Nederlandse visserijsector erg belangrijk. Maar wanneer is duidelijk wat wordt verstaan onder "een hoge overlevingskans"? 

Ik rond af. Ik sluit af met woorden uit een gebed van paus Franciscus, uit Laudato si: "Leer ons de waarde van alle dingen te ontdekken, met verbazing te kijken en te erkennen dat wij ten diepste verbonden zijn met alle schepselen op onze weg naar uw oneindig licht." 

De heer Graus (PVV):

Ik vind het heel mooi dat deze woorden worden uitgesproken, maar dan moet de ChristenUnie die ook waarmaken in de Kamer. Er is ook gesproken over kleine rassen en noem allemaal maar op. De dierenpolitie moet waken over het wel en wee van dieren, schepselen die er eerder waren dan de mens. Of je nu in de evolutieleer gelooft of in het scheppingsverhaal: de dieren waren er eerder. De ChristenUnie helpt de dierenpolitie mede om zeep. Dat begrijp ik dan niet. Dat was het korps dat moest waken over de dieren, die geen stem hebben en weerloos zijn. Ik kan niet begrijpen dat mevrouw Dik die woorden gebruikt, terwijl ze de dierenpolitie om zeep helpt. Ik kan dat niet met elkaar combineren. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Volgens mij wordt in de reguliere opleidingen en taken van de politie ook aandacht gegeven aan dierenverwaarlozing. De ChristenUnie vindt het niet noodzakelijk om daar een aparte politie voor op te tuigen. Daarover verschillen wij dus van mening. Wat betreft de zorg om de schepselen, verwijs ik heel graag naar alle moties die we in de Kamer hebben ingediend. We hebben ook enkele moties van de PVV op dat punt gesteund. Het is spijtig dat we het op het punt van de dierenpolitie niet eens zullen worden, maar laten we wel, waar dat kan, samenwerken in de zorg voor de schepping en de schepselen. 

De heer Graus (PVV):

Zeker. Dank ook daarvoor. Als de ChristenUnie dat steunt, dan dank ik de ChristenUnie daar netjes voor, maar het gaat nu om het volgende. De dierenpolitie is een paar jaar actief geweest. Er zijn duizenden en duizenden dieren in beslag genomen. Het is in de hele wereld nog nooit voorgekomen dat een dier in beslag is genomen. Toch wordt de dierenpolitie om zeep geholpen. De dierenpolitie is succesvol. Eén op de vier is succesvol. Het is puur een partijpolitiek spelletje. De taakaccenthouders hebben helemaal niet eens de tijd om achter de 144-meldingen aan te rennen, laat staan dat ze preventief naar een slachthuis kunnen gaan, dat ze achter stropers aan kunnen gaan of dat ze veetransporten kunnen controleren. Die mensen hebben daar de tijd niet voor. De NVWA heeft er ook de tijd niet meer voor, met al die voedselschandalen. Ik ben het ermee eens dat mevrouw Dik druk legt op de NVWA, maar zorg er dan alsjeblieft voor dat de dierenpolitie weer fulltime terugkomt. We kunnen toch niet die dieren aan hun lot overlaten? Zij hebben niemand die voor hen opkomt. De dierenpolitie was er, maar nu is er niemand. De reguliere politie, de Nationale Politie, doet niets voor dieren. Niets. Nul. Als mevrouw het dan over de schepselen van God heeft, dan verwacht ik dat ze opkomt voor de schepselen die geen stem hebben, afgezien die van mevrouw Thieme en mij misschien, maar voor de rest van niemand. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik sta hier juist om ook de dieren en de natuur een stem te geven. Ik heb gezegd wat ik wilde zeggen over dat punt van de dierenpolitie. Ik denk dat er wel degelijk actie op wordt ondernomen, dat de politie in de opleiding en in de werkwijze hier wel degelijk aandacht voor heeft. Ik lees gewoon ook in de kranten dat er acties zijn, dat er dieren worden weggehaald. Waar dierenmishandeling aan de orde is, zijn er vaak ook wel andere zaken aan de orde. Maar de politie is erop gefocust en heeft het in het vizier. Laten we wat betreft het andere punt, de NVWA, bekijken waar we samen kunnen optrekken. De NVWA moet veel beter op de kaart worden gezet. Zij moet weer de autoriteit worden die ze ooit was. Helaas is zij dit niet. Daar gaan we samen aan werken. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Zo zit je als collega's in de bankjes en zo spreek je ineens met een nieuwe staatssecretaris voor landbouw en natuur. Ik feliciteer hem heel graag met deze mooie rol. Ik hoop op en verwacht ook een goede samenwerking. Ik wens de staatssecretaris ook wel sterkte, want op basis van het debat van vandaag moet ik vaststellen dat hij eigenlijk niet meer beschikt over een coalitie wat betreft natuur en landbouw. Ik zag de verhalen van de PvdA en de VVD namelijk bijna lijnrecht tegenover elkaar staan. Dat zal het er voor de staatssecretaris niet makkelijker op maken. 

Met onze natuur gaat het matig tot slecht. Er zijn ook lichtpuntjes. Zo lijkt het erop dat de otter weer een bescheiden plekje gaat krijgen in Nederland. Dat is een belangrijke vooruitgang. Verder wachten we nog een beetje op de wolf, maar daar horen we de laatste tijd weinig van. Misschien komt die toch. 

Over het geheel zijn we niet meer dan in staat geweest om de enorme achteruitgang van de natuur enigszins terug te buigen en enigszins te stoppen. Dat is niet genoeg. Waar we langjarig bezig waren om de schamele natuurgebieden in Nederland aan elkaar te verbinden en tot een netwerk te maken, werd daaraan onder aanvoering van onze natuurvernietigers eersteklas van CDA-huize, het voormalige duo Koopmans en Bleker, op ruwe wijze een einde gemaakt. Een prestatie van formaat was dat, en van die klap zijn we eigenlijk nog steeds niet echt goed bekomen. 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, een punt van orde. Ik dacht dat het in dit huis niet gebruikelijk was om mensen die zich niet kunnen verdedigen, op deze manier te bejegenen. Ik vind dat u dat als voorzitter had moeten zeggen. 

De voorzitter:

U was nog niet uitgesproken, mijnheer Grashoff. Het gaat om leden van de regering en … 

De heer Geurts (CDA):

Voorzitter, sorry. Hier werden letterlijk namen van voorgangers van mij genoemd. Ik vind dat gewoon niet kunnen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik ben het daar niet mee eens. Volgens mij noemen wij hier geen mensen van buiten deze ruimte. Het gaat hier in de Kamer om de bestuurlijk verantwoordelijken van het CDA, die destijds op niet mis te verstane wijze ons natuurbeleid behoorlijk in de vernieling hebben geholpen. Ik denk dat dat gewoon gezegd moet worden. 

De heer Geurts (CDA):

Mijn voorgangers, waar zitten die hier, in deze ruimte? 

De voorzitter:

Mijnheer Geurts, u hebt uw opmerking duidelijk gemaakt. Die is opgenomen in de Handelingen als een persoonlijk feit. Dat is terug te vinden. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Overigens waardeer ik het zeer dat de heer Geurts opkomt voor zijn partijgenoten. Dat hoort ook in dit debat. In die zin praat ik dus ook tegen de heer Geurts. 

Die klap zijn we eigenlijk amper te boven gekomen. We hebben weliswaar een acceptabele en bruikbare Natuurwet, afgezien dan van de soap over de jacht, maar met de totstandkoming van het Natuurnetwerk Nederland wil het eigenlijk nog niet goed vlotten. Zou de staatssecretaris ons een keer één duidelijke kaart kunnen geven waarop is te zien wat op dit moment de aangewezen natuur is, welke extra natuurgebieden we de afgelopen jaren hebben gerealiseerd en welke we nog gaan realiseren in de komende jaren? Die laatste gebieden mogen heel licht groen op de kaart worden aangeduid en graag met een jaartal erbij wanneer ze er zijn. Dan krijgen we misschien weer een beetje grip op deze buitengewoon ontransparante discussie. Ja, er is gedecentraliseerd naar de provincies als het gaat om het feitelijk tot stand brengen van het netwerk. Nee, er blijft nog steeds op rijksniveau een overall verantwoordelijkheid voor de totstandkoming van het natuurnetwerk. Dat kan ook niet anders. Het zou anders geen netwerk worden voor heel Nederland. 680.000 hectare was al een beperkt natuurnetwerk, maar laat de staatssecretaris in elk geval eens aantonen dat die 680.000 hectare er komt en wanneer die er komt. 

Tegelijkertijd kwam er een aanbeveling van de heer Van Vollenhoven. Hij heeft een mooi rapport geschreven op verzoek van de voorganger van deze staatssecretaris, waarin hij een aantal leuke aanbevelingen doet. Een daarvan vond ik heel bijzonder: wijs alsnog die 64 gebieden buiten Natura 2000 aan die vroeger wel onder de oude Natuurbeschermingswet vielen. De heer Van Vollenhoven doet de suggestie dat daarvoor een wetswijziging nodig is, maar we hebben die wetswijziging helemaal niet nodig. In artikel 2.11 van de wet staat namelijk gewoon dat de minister die gebieden kan aanwijzen als gebieden van bijzonder nationaal belang. Die wet moet overigens nog in het Staatsblad komen; die is nog bij de Eerste Kamer. Als ik het totaal zie van de rapportages over de staat van de natuur, denk ik dat de criteria die in dat wetsartikel genoemd worden, ruim voldoende basis bieden om tot die aanwijzing over te gaan. Ik zou graag willen dat de staatssecretaris daarop ingaat en mij helpt door te zeggen: ja, dat ga ik overwegen; het lijkt me een goed idee om die aan te wijzen. Daarmee zouden we een flink probleem hebben opgelost. 

50% van het hele grondgebied in Nederland is nog steeds agrarisch gebied en dat is maar goed ook. Ik ben de laatste om te zeggen dat we dat allemaal in natuurgebied zouden moeten omzetten. Sterker nog, dat wil ik zelfs niet voor een groot deel, maar slechts voor een beperkt deel. Dat betekent echter niet dat agrarisch gebied niet ook natuurwaarde zou moeten hebben. Als je nu een ecoloog vraagt om een gangbaar weidegebied in Nederland te betitelen, zal hij dat betitelen als ecologische woestijn. Er is één grassoort, namelijk Engels raaigras. Het bodemleven is nihil en er zijn geen weidebloemen en -planten. Bijgevolg hebben bijen en andere insecten er niets meer te zoeken. Dat betekent weer dat het voor de weidevogels een buitengewoon slechte omgeving is geworden. Dat is logisch, want dat heb je nu eenmaal in de voedselketen, in een ecologisch systeem. Dingen zijn daarin allemaal van elkaar afhankelijk. 

De heer Graus (PVV):

Ik heb zonet de heer Koopmans gesproken, het oud-Kamerlid dat werd aangesproken door de heer Grashoff. De heer Koopmans vroeg mij over te brengen dat de kritiek van GroenLinks voelde als balsem op zijn ziel. Hij vond het heel eervol dat hij werd aangehaald. Dat moest ik even doorgeven van de heer Koopmans. 

De voorzitter:

Dat staat dan ook in de Handelingen. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik weet dat de heer Koopmans zo in zijn vel zit. Hij is een strijdbaar mens. Hij wil hier graag nog een keer genoemd worden vanwege zijn bijzondere prestaties. Dat doe ik dan ook graag. 

Nu ben ik echt van mijn à propos. Het weidegebied is beroerd gebied geworden voor onze weidevogels, want de keten zit op deze manier in elkaar. Die keten is dus helemaal doorbroken. Als je dan ook nog eens de boel met grote maaimachines maait voordat de jonge vogels zijn uitgekomen of voordat ze een goed heenkomen kunnen zoeken, is de cirkel rond en zijn wij de weidevogels kwijt. Dat zien we in feite ook. Dat gebeurt al enkele decennia achter elkaar. De populatie van de grutto is sinds 1990 gehalveerd en de populatie van de veldleeuwerik met ruim 60%. Als je het op langere termijn bekijkt, is het nog veel erger. Dan lijkt het wel alsof ongeveer 90% verdwenen is. Ik kan niet elk cijfer tot op de millimeter onderbouwen, maar die cijfers komen wel voor in rapporten. Dit alles komt door onze wijze van landbouw. Eigenlijk zouden wij deze trend moeten stoppen voor de weidevogels en voor het totale ecosysteem dat daar, in het unieke weidelandschap in Nederland, bestond en hier en daar nog bestaat. Wij zouden dit moeten ombuigen vanwege de unieke waarde. 

De toon in de brief van de staatssecretaris naar aanleiding van de motie-Grashoff/Leenders die wij voor het zomerreces hebben ingediend en waarin wij vragen om een plan van aanpak, is positief. Dat waarderen wij zeer. Wij zien overigens dat daar middelen bij horen — daar is de brief aanzienlijk minder scherp over — en dat het nog wel een tijdje duurt. Het plan van aanpak komt namelijk in de eerste helft van 2016. Meestal betekent dit dat het een dag voor het zomerreces op de mat valt. Dan zijn wij dus een jaar verder voordat het plan van aanpak er is. Ik verzoek de staatssecretaris om hier spoed mee te maken. Om hem te helpen, heb ik gisteren samen met mijn collega Leenders van de Partij van de Arbeid een amendement ingediend waarin wordt geregeld de komende drie jaar €500.000 per jaar vrij te maken ter bescherming van de weidevogels. Ik zeg erbij dat dit te weinig is om het probleem structureel op te lossen, maar het is een begin. Dat begin kan ook een flinke stimulans zijn om in elk geval in het gehele seizoen 2016 aan de slag te gaan en niet eerst te wachten. 

Wij denken daarbij aan de opzet van enkele goede pilots waarvan verder geleerd kan worden. Er zijn veel koplopers in Nederland. Wij kunnen veel van hen leren en die kennis doorgeven. Ook dat is innovatie. Maar er is meer nodig. Wij denken ook aan de inzet van de middelen die bedoeld waren voor de crisis in de melkveehouderij. De staatssecretaris heeft dat zelf ook gesuggereerd. Dat zijn eenmalige middelen die je logischerwijze ook voor eenmalige zaken zult moeten inzetten, graag op effectieve wijze. In de pers kwamen ineens enkele ideetjes tevoorschijn. De status daarvan is niet helder, maar ik wil de staatssecretaris wel melden dat die ideeën in elk geval ook niet helemaal overtuigend waren voor de GroenLinks-fractie. Dat geldt misschien ook voor andere fracties. Kan de staatssecretaris hierop ingaan? Kan hij aangeven of een substantieel deel van die 10 miljoen nu inderdaad voor weidevogels ingezet wordt? Kan de staatssecretaris bevestigen dat hij dit op een zinvolle manier gaat doen? 

Mevrouw Lodders (VVD):

Die 10 miljoen is onderdeel van een pakket van 30 miljoen. Dat geld was bedoeld om de crisis in de melkveehouderij te beslechten. Ik heb de heer Grashoff vandaag een aantal interrupties horen plegen en ik hoor nu zijn betoog. Volgens mij heeft GroenLinks niet zo heel veel met de veehouderij. Ik vraag de heer Grashoff daarom of dit past bij het beslechten van de crisis binnen de melkveehouderij? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Dat is een goede vraag. Ik kan mevrouw Lodders vertellen dat ik heel veel heb met de melkveehouderij. Sterker nog, ik vind de melkveehouderij eigenlijk nog steeds enigszins de witte raaf in de dierhouderij. Zeker als je de melkveehouderij vergelijkt met de varkenshouderij en de pluimveehouderij, is dit nog steeds een bedrijfstak waar ik graag kom en waar ik ook veel geweest ben. Maar melkveehouderijen hoeven geen koeienfabrieken te worden. Als deze middelen worden ingezet ten behoeve van de bestrijding van de crisis, gaat het er ook om dat ze kunnen bijdragen aan de transitie van de melkveehouderij: duurzaam beheer en wat mij betreft ook werken aan producten zoals weidemelk. Daar heeft de consument immers meer geld voor over. Op die manier kan het geld helpen bij het weidevogelbeheer en bij de verbetering van het businessmodel van de melkveehouder. Ik zou het ideaal vinden als wij dat voor elkaar kunnen krijgen. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Dat waren heel veel woorden, met totaal geen antwoord op mijn vraag. Weidemelk kennen we al, dus daar hoeft geen stimulans voor te zijn. Ik zou zeggen: loop eens door de supermarkt en zie hoeveel weidemelk er is. Ik constateer dat deze middelen niet worden ingezet om de crisis in de veehouderij te beslechten. Aan de heer Grashoff en de staatssecretaris zou ik willen vragen of Europa inzet van deze middelen op deze onderdelen goedkeurt. Daar zou ik een klip-en-klaar antwoord op willen hebben. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

De vraag of Europa dat goedkeurt of niet, moet ik doorgeleiden naar de staatssecretaris. Ik hoop van ganser harte van wel. Ik hoop dat Europa niet goedkeurt dat het geld simpelweg aan de boeren wordt gegeven met de gedachte dat zij daarmee geholpen zouden zijn. Daarmee worden ze namelijk niet geholpen, want na deze crisis komen volgende crises. We kunnen geld blijven schuiven, maar het gaat erom dat er een structurele verandering moet plaatsvinden naar een duurzame melkveehouderij, die toekomstkansen heeft en waarin een product gemaakt wordt met een hogere marktwaarde. Niet meer bulk, maar meer kwaliteit en meer innovatie: ik zou het bijna mevrouw Koser Kaya kunnen nazeggen. 

Ik ga verder. Als we met het weidevogelbeheer verder willen komen, dan komt het erop aan dat de beschikbare middelen voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid effectief worden ingezet. Daar zit het grote geld. Het betreft zowel het agrarisch natuurbeheer in de tweede pijler als het vergroeningsdeel in de eerste pijler. Er zijn kritische rapporten op Europees niveau waarin staat dat de vergroeningscomponent het eigenlijk slecht doet en die weinig effectief is, maar de keuzeopties binnen de Europese regels geven de nodige beleidsflexibiliteit om de vergroeningscomponent wél effectief en goed in te vullen. Onder de opties "duurzaamheidscertificaat" en "collectieve invulling" zit behoorlijk wat regelgevingsflexibiliteit. Ik daag de staatssecretaris uit om in te gaan op de manier waarop daarop effectiever ingezet zou kunnen worden, ten behoeve van de verbreding van het weidevogelbeheer en een melkveehouderij die duurzamer en toekomstvaster wordt. 

Op de tweede pijler, agrarisch natuurbeheer, was in het verleden veel kritiek, namelijk dat die middelen niet effectief werden besteed. Vanaf 1 januari is er een nieuw model met collectieven. Wij benaderen dat op zich best positief. Tegelijkertijd bereiken ons nu al heel veel signalen van natuurorganisaties dat de provincies er slecht tot niet op toezien hoe die gelden uiteindelijk bij die collectieven terechtkomen en op welke wijze ze worden besteed. Als deze lakse houding maatgevend is voor de provincies, vrees ik dat straks in de nieuwe situatie van de collectieven het geld voor het agrarisch natuurbeheer niet effectief wordt besteed. Dat is een enorm gemiste kans. Is de staatssecretaris het met mij eens dat dit moet worden voorkomen en dat de provincies dus vooraf kritisch zouden moeten toetsen, dus dat zij in beleidstaal een ex-antebeoordeling zouden moeten doen? En vindt hij ook dat daarbij voor weideboeren een stevig accent zou moeten liggen op effectief weidevogelbeheer? Kan de staatssecretaris daarop ingaan? Mogelijk kunnen we de staatssecretaris daarbij helpen met een gezamenlijke motie. 

Een ander punt is de beheercontracten. De wens is om ook die langjarig af te sluiten, want boeren hebben belang bij langjarige zekerheid over die middelen. Dat zouden wij ze graag gunnen, als ze het weidevogelbeheer goed en op een verstandige manier doen. Dat lijkt echter te stuiten op wat bureaucratische problemen, want de EU hanteert nu eenmaal een zesjaarstermijn. Ik daag de staatssecretaris uit om daaraan met creatieve oplossingen iets te doen. We sluiten weleens vaker een contract af voor een langere periode zonder dat de financiële zekerheid precies en naar de letter is geregeld. Volgens mij zou dat moeten kunnen. 

De relatie tussen landbouw en natuur is ongelooflijk belangrijk. Grosso modo zou je kunnen zeggen dat de marginale winst die we boeken met voor veel geld een zo goed mogelijk beheer van natuurgebieden als het ware verdampt door het effect van ons landbouwbeleid. Wat we aan de ene kant opbouwen, breken we aan de andere kant af. In de landbouw stellen we gecompliceerde regels op voor bijvoorbeeld stikstof en fosfaat. Het gaat om een optelsom van regels. Daarover heb ik het in het interruptiedebat met de heer Geurts al gehad. Tegelijkertijd zeggen we eigenlijk: het is tegen de klippen op werken. Is de staatssecretaris het met mij eens dat een structurele verandering in de dierhouderij erop gericht zou moeten zijn dat het aantal dieren substantieel naar beneden wordt gebracht? Dat kan nooit van het ene op het andere moment, maar het zou zodanig moeten gebeuren dat je aan alle plafonds in de regelgeving niet komt. Daardoor kan minder gecompliceerde, gedetailleerde en gevoelige regelgeving tot stand komen. Op die manier zouden we, bijvoorbeeld voor het principe van grondgebondenheid in de landbouw, een veel eenvoudiger en structurelere basis vinden voor regelgeving. Die biedt zekerheid aan boeren, maar biedt ook de zekerheid dat deze sector niet elke keer uit zijn voegen groeit als er maar ergens een regeltje wordt opgeheven. Want laten we wel wezen: veel was afhankelijk van het opheffen van de melkquota. 

Voorzitter, ik neem één minuut extra, ten koste van mijn tweede termijn. Wil de staatssecretaris ingaan op die meer principiële benadering van de grondgebondenheid? 

Wij maken ons zorgen over de gentechgewassen. Wij zijn bang dat die een bedreiging vormen voor de natuur en uiteindelijk ook de biodiversiteit en dat ze het natuurlijk evenwicht verstoren. Ik vraag de staatssecretaris hoe het nu staat met het proces rond het nationale afwegingskader in verband met het aflopen van de geografische toepassingsbeperking. 

Wij hadden meer verwacht van de reactie van het kabinet op het WRR-rapport over voedsel. We komen er afzonderlijk nog uitgebreid over te spreken met elkaar. Het lijkt een beetje alsof er op twee gedachten wordt gehinkt. Wellicht kan de staatssecretaris daar nog op ingaan. Anders doen we dat op een ander moment in een apart debat. 

De melkveehouderij en de hele dierhouderij hebben problemen. De heer Van Gerven heeft daar een aantal dingen over gezegd die ik zeer ondersteun. Tot slot wil ik opmerken dat we heel graag met de SP en D66 hebben meegewerkt aan de initiatiefnota "Wei voor de koe". Ik zou het plezierig vinden als we daar binnenkort uitgebreider met elkaar over door zouden kunnen praten. 

De heer Geurts (CDA):

De heer Grashoff sprak net namens de GroenLinks-fractie ook over de weidevogels in relatie tot de manier waarop landbouw bedreven wordt, onder andere in Nederland. Er is sinds 1990 100.000 hectare landbouwgrond omgezet in nieuwe natuur. Zou dat ook een reden kunnen zijn? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Om te kunnen zeggen of dat een reden zou kunnen zijn, zou ik bij wijze van spreken nu moeten bedenken of dat theoretisch zo zou kunnen zijn. Er liggen echter heel veel onderzoeken die aangeven waar de echte oorzaken, de hoofdoorzaken zitten van de teruggang van die weidevogels. Die onderzoeken zijn eensluidend: die teruggang ligt aan de verdere intensivering van de landbouw. Dat is hoofdoorzaak nummer één. Het zou kunnen dat een paar vossen of een roofvogel iets opeten. Of misschien verdwijnt er hier en daar een wei ten behoeve van natuurgebied. Of dat nu positief of negatief uitpakt: het zijn bijzaken. De essentie is de intensivering van de landbouw. Alle onderzoeken wijzen in die richting. 

De heer Geurts (CDA):

Ik heb hier een bron van het Netwerk Ecologische Monitoring. Er zijn 28% meer vlinders, 9% meer reptielen, 91% meer vleermuizen, 6% meer zoogdieren: eekhoorns, konijnen, reeën, vossen, hazen en egels. Er zijn 62% meer amfibieën: salamanders, padden en kikkers. Ik kan nog wel een tijdje doorgaan. Is dat ook de schuld van de manier waarop wij landbouw bedrijven in Nederland? 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik kan deze cijfers zo niet staven. Ik weet niet waarop ze betrekking hebben. Hebben ze bijvoorbeeld betrekking op natuurgebieden of op het totale areaal? Wij weten uit alle onderzoeken, en die worden ook bevestigd door het rapport State of Nature, dat ook u kent, en rapporten van de Vogelbescherming, dat het met weidevogels en het rijke leven in de weidegebieden buitengewoon slecht gesteld is. Daarover heb ik een punt gemaakt. En ik denk dat wat u nu aangeeft, daar niet aan raakt. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb een punt van orde. Ik ben zojuist in mijn eigen termijn vergeten om de nota over de whatsappactie tegen voedselverspilling via de bode aan de staatssecretaris te overhandigen. Staat u mij toe dat ik dit alsnog rechtzet? 

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Voorzitter. Ik wil de staatssecretaris van harte feliciteren met deze heel mooie functie. Onze fractie kon zich deze keuze van de coalitie wel voorstellen. Binnen de coalitie zijn allerlei verschillen. Dat zie je vandaag. In de Kamer zijn er tal van verschillende meningen die toch lastig bij elkaar te brengen zijn. In de sector is dat ook het geval. Dan heb je ook nog eens Europa en allerlei belangenorganisaties. Dan heb je iemand nodig die de capaciteit heeft om de boel bij elkaar te houden. Als je een paar jaar vicefractievoorzitter van de Partij van de Arbeid bent geweest, dan heb je die capaciteiten. Dat kan niet anders. Dus wij konden ons die keus heel goed voorstellen. Daarom hebben we er ook alle vertrouwen in dat het hier uitstekend zal gaan en wensen we de staatssecretaris daar ook heel veel succes bij. 

Mijn vraag is wat nu de strategie van de staatssecretaris wordt. Ik vraag hem of hij daar iets van wil laten zien, ook gezien het feit dat die meningen zo verschillend zijn. Hij gaat er zelf over wanneer hij dat doet, aan het begin, midden of eind. Het begin zou misschien wel mooi zijn. Wat ik de afgelopen jaren zie — ik leg dat niet bij Dijksma neer, want dat is op dit beleidsterrein een uitstekende staatssecretaris geweest — is dat wij met elkaar stukje bij stukje de ene regel na de andere opstellen. Ik noem de Programmatische Aanpak Stikstof, de mestwetgeving, de grondgebondenheid, de fosfaatrechten. Het is de ene regeling na de andere. Er is stapeling van regels. Als boeren denken te weten waar zij aan toe zijn, dan komt er weer wat nieuws. Wij vragen ze te investeren in hun bedrijf voor duurzaamheid en dierenwelzijn. Dat vergt eigenlijk zekerheid over het beleid en die is er niet. Het is elk jaar anders. Ik vraag de staatssecretaris of wij niet naar een soort landbouwakkoord moeten toewerken. Bij het energieakkoord zie je dat het werkt. Voor een heel aantal jaren worden afspraken gemaakt: mensen, zo gaan wij het doen. Natuurlijk is dan niet iedereen blij, want daar zitten ook compromissen bij. Er moeten vanzelfsprekend ook dingen gebeuren in het parlement, maar dan hebben wij wel een basis, een stuk zekerheid waarop wij voort kunnen bouwen. Ziet de staatssecretaris daar wat in? Wil hij zich daarvoor inzetten? 

Voordat ik het vergeet, wil ik een actieplan overhandigen. Iedereen overhandigt vandaag wat. Dat wordt een soort gebruik in deze commissie. Ons actieplan is al rondgedeeld, maar het moet natuurlijk wel officieel overhandigd worden wil het deel uitmaken van de beraadslaging. De staatssecretaris had het plan als enige misschien nog niet. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) 

De heer Dijkgraaf (SGP):

In de loop van de tijd heb ik regelmatig verhalen gehoord van ondernemers die gefrustreerd zijn over opgelegde boetes. Op zich is dat niet gek, want een boete is niet fijn. Een boete moet pijn doen, maar het is wel de vraag of de bestuurlijke boetes recht doen aan de zwaarte van de overtreding. Soms moet ik daar vraagtekens bij zetten. Daarom hebben wij een actieplan opgesteld, waarop ik graag een reactie van de staatssecretaris krijg. 

Ik geef drie voorbeelden. Een akkerbouwer rijdt door een technische storing aan de hydrauliek met zijn spuitmachine over een afstand van 150 meter te dicht langs de slootrand. Dan ontdekt hij de storing en herstelt die. De NVWA bemerkt die technische storing — prima — en geeft de boer ervan langs: €1.500 boete. Ter vergelijking, als je op een woonerf twee keer zo hard rijdt als toegestaan en dus levensgevaarlijk bezig bent: €400 boete. Het vreemde is dat de regelgeving geen ruimte biedt om een andere boete dan die €1.500 op te leggen. De NVWA moet dat gewoon doen. Ik vraag de staatssecretaris om de regelgeving zo aan te passen dat afhankelijk van de zwaarte van de overtreding een lagere bestuurlijke boete opgelegd kan worden. 

Een tweede voorbeeld. Een melkveehouder verhuurt zijn land aan een bollenteler. Deze bollenteler spuit in verband met de te verwachten weersomstandigheden een dag eerder dan volgens het gebruiksvoorschrift is toegestaan. Er volgt een bestuurlijke boete. De overtreding wordt echter ook aangeslagen als een overtreding van de randvoorwaarden voor Europese inkomenssteun. Boven op de bestuurlijke boete komt dus nog een korting van €2.000 op de toeslagrechten. Die bollenteler heeft dan een dubbele straf. Ik vraag de staatssecretaris te regelen dat in dergelijke gevallen eerst een waarschuwing gegeven wordt, zonder dat meteen een korting wordt toegepast. 

Een derde voorbeeld. Dit is mijn laatste voorbeeld, maar helaas zijn er meer voorbeelden te geven. Een melkveehouder heeft in verband met bijzondere bedrijfsomstandigheden een externe adviseur ingeschakeld voor de mestboekhouding, wat helaas velen moeten doen, tenzij zij gestudeerd hebben. Deze adviseur merkt natuurgrond per ongeluk aan als reguliere grond. De melkveehouder dacht recht te hebben op derogatie, maar gaat de mist in. Alles bij elkaar betekent dit een bestuurlijke boete van, schrik niet, €100.000. Dan ben je alles in één keer kwijt. Ik vind dat een dergelijke nekslag niet kan. Het probleem is dat de Meststoffenwet weinig ruimte biedt voor een reëel boeteplafond. Wat ons betreft moet dat anders. Gaat de staatssecretaris dit regelen? 

Mevrouw Koser Kaya (D66):

Net als de heer Dijkgraaf vind ik het ontzettend belangrijk dat boeren afspraken kunnen maken met veetelers, zodat op het veld van de melkveehouder de ene keer koeien kunnen grazen en de andere keer aardappelen gepoot kunnen worden. Hoe vaak komen boetes in dergelijke situaties voor? Ik hoor dit graag, in het licht van het feit dat ik vaker samenwerking op dit niveau zou willen zien. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Daar heeft mevrouw Koser Kaya een terecht punt. Het is ook een heel slimme manier om een vraag aan de staatssecretaris door te geven, maar mevrouw Koser Kaya loopt hier al langer rond. Nogmaals, het is een terecht punt, want als je de verantwoordelijkheid voor een deel uit handen geeft omdat een ander met jouw spullen aan de slag gaat, loop je wel een groot risico. De vraag is bij dezen doorgegeven aan de staatssecretaris. 

Ik stap over op het groene onderwijs. Verschillenden hebben daar iets over gezegd. De minister-president heeft toegezegd de bekostiging van het groene onderwijs gelijk te trekken met de rest van het onderwijs, maar dat is niet gebeurd. Het Berenschot-rapport en de validatie daarvan laten nog een gat van bijna 10% zien tussen de bekostiging per student in het groene mbo en de bekostiging per student in het reguliere en technische mbo. Als je de prijsfactoren, de cascade-effecten en de diplomabekostiging meeweegt en de aanvullende subsidies bovenop de basisbekostiging meetelt, kom je voor het groene mbo ongeveer €750 per student lager uit. Je moet meewegen dat de ene opleiding de andere niet is, maar waar is de toezegging van de minister-president gebleven? Waarom moet het groenonderwijs bij de verdeling van onderwijsgeld over de diverse begrotingen opnieuw achter het net vissen? De Kamer heeft inmiddels een motie aangenomen waarin wordt gevraagd om overheveling van het groenonderwijs naar het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Wij zijn daar niet blij mee. Wij vinden dat een zwaktebod. Het kind wordt op die manier helaas met het badwater weggegooid. Ik vraag het kabinet om in ieder geval te kiezen — wij hebben dat ook al gedeeld in interrupties — voor het intact laten van de gouden driehoek bedrijfsleven, onderwijs en overheid en voor gelijke behandeling van het reguliere en het groene onderwijs. Die hoeven elkaar helemaal niet te bijten, zolang het kabinet daar intern goede afspraken over maakt. Heeft het kabinet die politieke wil? 

De heer Van Gerven (SP):

Ik kom nog even terug op het boetebeleid. Ik weet niet of de heer Dijkgraaf ook woordvoerder Justitie is, maar ik vraag mij af of er sprake is van een selectief beleid of een voorkeursbeleid ten opzichte van andere situaties. Er zijn natuurlijk een heleboel situaties te bedenken waarin mensen denken: Jezus Christus … pardon. 

De voorzitter:

Ik vind dat er grenzen zijn aan wat wij hier in deze zaal moeten gebruiken. 

De heer Van Gerven (SP):

Ik wilde zeggen: tjonge jonge. Iedereen vindt boetes vaak onterecht. De vraag is of hier geen sprake is van een zekere willekeur. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Nee. Daar zou ik ook niet voor zijn. Vandaar ook dat ik vraag om te regelen dat het op een andere manier kan. Je moet het wel in een regeling vastleggen en die moet natuurlijk in verhouding zijn tot andere strafbare feiten en andere overtredingen van regels. Juist daarin zit voor mij een onbalans. Als je €100.000 boete krijgt voor iets waarvan je zegt "waar hebben we het nou precies over?" dan staat dat natuurlijk niet in verhouding tot een verkeersovertreding waar je misschien €100 boete voor krijgt. Ik zoek juist die balans. 

De heer Van Gerven (SP):

Dat vind ik te makkelijk. Ik kan niet overzien of een verkeersboete hetzelfde is als de voorbeelden van overtredingen die om bedrijfseconomische redenen tot een boete leiden. Mijn vraag was eigenlijk of de SGP-fractie zelf die weging heeft gemaakt en het dus wat breder heeft gemaakt dan alleen de landbouwsector. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Ja. Het valt ons op dat er juist in de landbouwsector boetes worden uitgedeeld die wel heel excessief zijn, gezien de ernst van de casus. Ongetwijfeld zijn er hiervan in andere sectoren ook voorbeelden te vinden, maar we hebben hier heel specifiek te maken met beleid van de NVWA. Dat is beleid dat wij vaststellen en dat door de NVWA wordt uitgevoerd. We hebben er dus zeker naar gekeken. 

De heer Geurts (CDA):

Nu we weer terug zijn bij het boetebeleid, wil ik ook een interruptie plaatsen. Zou de heer Dijkgraaf met ons mee willen denken? Misschien kan de staatssecretaris er ook uitgebreid op ingaan dat je nu twee keer veroordeeld wordt voor hetzelfde feit: je krijgt een boete en je toeslagrechten worden gekort. Volgens mij kan dat eigenlijk niet in Nederland. Ik zag van de week voor het eerst een uitspraak van een rechter die daar moeite mee had. Hoe kijkt de heer Dijkgraaf hiertegen aan? 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dat is een terecht punt. De heer Van Gerven zegt "vergelijk het met andere sectoren en met de wetgeving van Veiligheid en Justitie", maar je kunt natuurlijk niet twee keer worden veroordeeld voor hetzelfde feit. Dat lijkt hier wel te gebeuren, want als je het ene kwijt bent, ben je automatisch het andere kwijt. Precies daar zit een van mijn zorgen. 

De heer Geurts (CDA):

Vindt de heer Dijkgraaf het misschien een goed idee om dit uitgebreid door te spelen naar de staatssecretaris, zodat hij voor morgen hierop in de schriftelijke beantwoording terug kan komen en kan aangeven hoe het kabinet dit ziet? 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Zeker, vandaar ook dat ik deze vragen stel en een stuk heb overhandigd. Als het op deze termijn kan, zou dat natuurlijk wel het mooiste zijn in het kader van de begrotingsbehandeling. 

Voorzitter. De SGP is kritisch over het financiële beleid van de NVWA, niet "van" maar "voor". Velen hebben daar al aandacht aan gegeven. Deze autoriteit heeft eerder meer dan minder te doen. We willen toch zeker met zijn allen dat ze beter gaan controleren? Het kabinet wil zelfs zo veel mogelijk keuringstaken overhevelen naar het publieke termijn. Tegelijkertijd wordt er netto nog steeds bezuinigd. Gewenste efficiencyslagen worden helaas nog niet gerealiseerd en daardoor piept en kraakt het. 

Het betekent ook een enorme druk op de kosten die bij bedrijven in rekening worden gebracht. De heer Geurts had er ook mooie teksten over. Het komt echt hard aan. Onderzoek laat zien dat de keuringskosten in het buitenland vaak veel lager zijn dan in Nederland. De tarieven voor bijvoorbeeld importcontroles liggen in de haven van Rotterdam 45% tot 72% hoger dan in Antwerpen. Dan heb je het echt ergens over! In het geval van een specifiek transport kan het zijn dat men om die reden naar elders gaat. 

Het kabinet probeert de verschillen te vergoelijken en legt een aangenomen motie naast zich neer. We moeten voorkomen dat de kwaliteit van het toezicht ondergraven wordt en dat retributies de agrarische en logistieke sector op achterstand zetten. Retributieverhogingen zijn niet bedoeld om budgetproblemen bij de NVWA op te lossen. Hoe gaat de staatssecretaris ervoor zorgen dat de NVWA voldoende budget krijgt, zonder dat het bedrijfsleven de dupe wordt? Ik heb een amendement in overweging om extra budget voor de NVWA te regelen, maar het zou natuurlijk veel mooier zijn als de staatssecretaris het morgen toezegt. 

In het verlengde hiervan vraag ik ook aandacht voor een alarmbel van brancheorganisatie EVO en Fenedex over de opstelling van de NVWA bij export. Volgens hen communiceert de NVWA slecht, is zij weinig flexibel en stelt zij zich bureaucratisch op. Ik zeg nogmaals: zo stellen zij dat. Wij krijgen die informatie en ik zou graag de reactie van de staatssecretaris daarop horen, want het baart mij wel zorgen dat het blijkbaar in ieder geval zo overkomt bij de organisaties die zo met die export bezig zijn. Hoe denkt de staatssecretaris hierover? En als het zo is, wat gaat de staatssecretaris hieraan dan veranderen? 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik denk dat de heer Elbert ... Sorry, de heer Dijkgraaf. Dit komt omdat de heer Graus naast mij staat! 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Dion verstoort de boel altijd. Dion, ga eens zitten. 

De voorzitter:

Mevrouw Lodders, ga uw gang. Het is mijnheer Dijkgraaf. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik begin opnieuw. De heer Dijkgraaf en ik zijn het zeer met elkaar eens over de NVWA. Wij krijgen beiden dezelfde signalen uit de landbouw, de tuinbouw en andere sectoren over de tarieven en de klantvriendelijkheid. Daaraan heb ik in mijn betoog ook aandacht besteed. Ik hoorde de heer Dijkgraaf zeggen dat hij een amendement overweegt om te bekijken of er extra geld in de richting van de NVWA kan worden geschoven. Op basis waarvan overweegt hij dat amendement? Dit vraag ik in relatie tot de brief en het door de staatssecretaris aangekondigde onderzoek. Ik wil voorkomen dat wij het debat van volgende week hier al met elkaar gaan houden, maar ik vind het wel belangrijk om te horen op basis waarvan de heer Dijkgraaf dat amendement aankondigt. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

De basis is dat wij met elkaar al heel lang heel veel signalen krijgen dat er eigenlijk te weinig controle is, dat doorlooptijden soms te lang zijn en dat er te weinig capaciteit beschikbaar is om de dingen goed en snel te doen. Het is niet alleen van belang dat het goed gebeurt, maar ook dat het snel gebeurt. Als je bijvoorbeeld wilt exporteren, wil je niet wachten op een inspecteur die te laat is. Die signalen, bij elkaar opgeteld, hebben ons daartoe gebracht. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Wij hebben een brief van de staatssecretaris gekregen waarin hij schrijft dat hij over een drietal aspecten nader onderzoek wil doen: de efficiency, de ICT en het herijken van het toezicht, de vraag of er nog sprake is van evenwicht in onze ambitie daarvoor. Waarom niet wachten op de uitkomsten van die onderzoeken? Op het moment dat er extra geld komt, is natuurlijk de prikkel weg om de efficiency, de ICT alsmede de herijking op een goede manier vorm te geven. Afgelopen zomer werden moties ingediend om bij warm weer de temperatuur in de stallen te gaan controleren. Nou, wij hebben er geen NVWA'er voor nodig om te constateren dat de temperatuur best kan oplopen, want daar hebben wij als mensen ook erg veel last van. Dat soort capaciteit gaat wel ten koste van andere zaken die wij willen controleren. Ik denk dat de heer Dijkgraaf dat met mij eens zal zijn. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Mevrouw Lodders moet niet het idee hebben dat het amendement alle druk zal wegnemen. Wij zijn nog aan het kijken naar de precieze getallen. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Die heb ik niet gezien. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Natuurlijk hebt u die niet gezien; daarom vertel ik het hier. Wij denken nu aan iets van 15 miljoen. Dat gaat niet de druk wegnemen die er is. Als ik de signalen bij elkaar hoor, denk ik dat er eigenlijk veel meer nodig is. Die andere dingen moeten zonder meer plaatsvinden. De efficiency kan beter, de ICT is verouderd. Er moet dus veel gebeuren. 

De heer Graus (PVV):

Mijn vraag aan professor Dijkgraaf gaat over het volgende. Zowel kwalitatief als kwantitatief zijn er problemen bij de NVWA. Dat is duidelijk. De verzoeken hierover die ik vanaf 2008 hier heb ingediend, zijn vrijwel geen van alle door iemand gesteund. Ik vind dat onbegrijpelijk. Nu is het te laat. Wij moeten de NVWA tijd geven en wij moeten haar de middelen geven. Ik ben het met professor Dijkgraaf eens dat de lichte overtredingen minder zwaar beboet moeten worden, maar tegen hufters die echt moedwillig doden en zieken op hun geweten hebben, moet harder worden opgetreden. Deelt professor Dijkgraaf dat met mij? Ik proefde toch een beetje iets anders. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

De geachte afgevaardigde Graus brengt een mooi punt in. Het gaat mij om de gevallen aan de andere kant van de schaal, de gevallen waarvan je je kunt afvragen of je ze wel zo moet bestraffen en waarvan je kunt zeggen: het is gewoon per ongeluk gegaan, het is een foutje. Dat er enige boete tegenover moet staan, kun je soms wel bedenken, maar zulke gigantische boetes niet. Aan de andere kant van de schaal, waarover de heer Graus het heeft, zijn er mensen die bewust verschrikkelijke dingen doen. Die moet je natuurlijk hard aanpakken. 

De heer Graus (PVV):

Ik kreeg een beetje een andere indruk, ook omdat in uw stukje de boetes van €810.000 worden aangehaald. De Kamer heeft daar zelf in meerderheid om verzocht. Ik geloof zelfs dat mevrouw Dikkers er ook bij betrokken is geweest. Ik wil alleen het volgende aangeven. Wij moeten de NVWA inderdaad de middelen geven. Ik ben er voorstander van dat er meer NVWA'ers komen en dat de kwantiteit en de kwaliteit op orde komen. Dat vraag ik al zolang als ik in de Kamer zit. Maar je moet de NVWA ook tanden geven. Het moet geen tandeloze tijger worden. 

De heer Dijkgraaf (SGP):

Daar ben ik het helemaal mee eens, maar we zijn een beetje in ons eigen zwaard gevallen. Met het ophogen van de boetes die bedoeld zijn voor de ernstige gevallen, worden nu de mensen gestraft die slechts een foutje maken. Daar heeft mijn vraag ook betrekking op. Maak dat onderscheid nou! Mensen die echt verkeerde dingen doen, moet je hard straffen; de anderen moet je kunnen ontzien. 

Voorzitter. Mijn volgende punt betreft de aanlandplicht. Verschillende collega's hebben gelukkig ook al aandacht besteed aan dit onderwerp. Per 1 januari 2016 — dat is over een kleine maand — gaat de aanlandplicht in voor de demersale visserij. Dat betekent gewoon de visserij op vissen die vlak boven de bodem zwemmen, maar "demersale visserij" klinkt wel mooier. De aanlandplicht gaat per 1 januari in, maar de administratieve systemen zijn niet op orde. Gegeven het feit dat we nu vier weken voor die datum zitten, kunnen we toch niet verwachten dat die aanlandplicht daadwerkelijk dan al ingaat voor de sector? Is de staatssecretaris bereid tot een uitstel van bijvoorbeeld een halfjaar? We kunnen die aanlandplicht immers toch pas echt invoeren als de systemen het doen. 

Tot slot, als je het begin van de Bijbel leest, zie je daar een heel mooie opdracht, die eigenlijk ook de opdracht aan de staatssecretaris is. Helemaal aan het begin van de schepping wordt de opdracht gegeven de aarde te bouwen en te bewaren. Over het algemeen slagen we vrij goed in het eerste, dingen bouwen maar ook dingen verruïneren. Bewaren is echter vaak veel lastiger. Ik hoop dat de staatssecretaris in zijn werk deze twee dingen bij elkaar weet te brengen. Aan de ene kant moeten we werken aan productiviteit en aan een sector die vooruit kan. Aan de andere kant moeten we ook goed zorgen voor Gods schepping. Ik wens hem daarbij Gods zegen toe. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Een nieuwe staatssecretaris: heel hartelijk welkom en van harte gefeliciteerd. 

Ik ben de staatssecretaris al een aantal keer tegengekomen. Ik weet niet of hij het nog weet, maar een van die keren was twaalf, bijna dertien jaar geleden tijdens een uitzending van B&W. De PvdA had de verkiezingen van 2003 gewonnen en tot zijn verrassing was Martijn van Dam, de nummer 41 en met zijn 24 jaar tevens de jongste kandidaat op de lijst, verkozen. Ik was daar omdat de Partij voor de Dieren twee maanden na oprichting op een haar na, 0,1%, een zetel had behaald. Het jongste Kamerlid vertelde trots dat een van de redenen dat de PvdA had gewonnen was gelegen in het feit dat de PvdA weer politieke kleur had gekregen. In antwoord op een vraag van mij verzekerde hij ook de kijkers dat de PvdA die kleur écht niet binnen een paar maanden zou opgeven omdat ze zo nodig wilde regeren. Als de staatssecretaris nog steeds diezelfde idealen koestert, belooft dat wat. Ik ben hoopvol gestemd. 

Toen ik in 2011 ons initiatiefwetsvoorstel tegen het onverdoofd ritueel slachten indiende, vond ik het Kamerlid Van Dam aan mijn zijde in de strijd tegen het dierenleed door onverdoofd slachten. Van Dam heeft toen stad en land afgereisd om menig PvdA'er te wijzen op de noodzaak en het belang van dit verbod. Zijn woorden waren ferm. "De norm moet worden dat dieren die ritueel worden geslacht, moeten worden verdoofd. Dat is en blijft het uitgangspunt van de PvdA." Het wetsvoorstel is mede door de inspanningen van Kamerlid Van Dam met een zeer ruime meerderheid in deze Kamer aangenomen. Ik ben hem daar nog steeds ongelofelijk dankbaar voor. Ik kom over dit onderwerp nog nader te spreken in mijn bijdrage, maar ik wilde dit toch even markeren. 

Hier staan we dan opnieuw. Een nieuwe staatssecretaris begint met een schone lei. Nieuwe ronde, nieuwe kansen. De staatssecretaris heeft geen banden met de traditionele landbouwlobby en hij staat bekend als een pionier met idealen. In Het Financieele Dagblad heb ik gelezen dat de staatssecretaris onder zijn collega's bekendstaat als een harde onderhandelaar en een geslepen politicus, die altijd en overal de belangen van zijn partij in de gaten houdt. Ik heb hoop dat deze staatssecretaris gaat strijden voor de bescherming van het welzijn van dieren, waarvan de PvdA in haar verkiezingsprogramma zegt dat zij daar groot belang aan hecht. 

De nieuwe staatssecretaris heeft veel pionierservaring op verschillende terreinen. Meer dan eens heeft hij letterlijk gezegd, zich niet neer te leggen bij de belangen van de gevestigde orde of de status quo. Dat belooft wat, want juist in de landbouw- en natuurdossiers is het van oudsher zo dat gevestigde belangen en diepgewortelde CDA-uitgangspunten en -tradities zwaar meetellen in de discussie over verandering, een verandering die gezien de grote uitdagingen op het gebied van voedsel, biodiversiteitsverlies, klimaat en dierenwelzijn juist zo noodzakelijk is. Mijn fractie hoopt dat zij samen met de staatssecretaris kan komen tot een beleid waarin duurzaamheid, oog voor de zwaksten en strijd tegen onrecht belangrijke uitgangspunten vormen. 

Ik heb grote waardering voor de strijd die de staatssecretaris in zijn politieke loopbaan heeft gevoerd om de positie van het individu te beschermen tegen de macht van bijvoorbeeld woningcorporaties of andere grote instituties. Mijn hoop is dat deze staatssecretaris ook de positie gaat beschermen van de individuele burger die naast een megastal woont, de positie van een familiebedrijf dat de menselijke maat wil aanhouden in plaats van te focussen op bulkproductie met verkoop onder de kostprijs of de positie van omwonenden die een hoger gezondheidsrisico lopen vanwege zoönose of infectieziekten vanuit de veehouderij. Ik hoop dat hij het belang van burgers gaat beschermen om ongestoord te kunnen genieten van alle dieren in de natuur die niet schuw zijn geworden door de hobbyisten met een geweer. Graag krijg ik een reactie van de staatssecretaris. 

In het regeerakkoord staan geen in ijzer en beton gegoten afspraken over landbouw, dierenwelzijn, voedsel en natuur. Als je naar de verkiezingsprogramma's kijkt, is er een potentieel diervriendelijke Kamermeerderheid. Kortom, alle lichten staan op groen. Dat belooft wat. De staatssecretaris kan dier- en natuurvriendelijke maatregelen nemen die de Staat geen geld kosten, maar sterker nog, vaak geld besparen in termen van gezondheidskosten, handhavingskosten et cetera. Ik denk bijvoorbeeld aan een spoedige inkrimping van de varkenshouderij. De voorganger van de staatssecretaris zei dit jaar dat deze inkrimping onvermijdelijk is. Ik denk ook aan de melkveehouderij. Het is veel logischer om een melkveehouder net zo veel koeien te laten houden als hij zou kunnen weiden. Dan hebben wij gezondere koeien, is de mesthoop een stuk kleiner en hoeven boeren zich niet bezig te houden met wetten en ingewikkelde rekenmodellen om de uitstoot van ammoniak, stikstof en fosfaat onder controle te houden. Als we bijvoorbeeld een wet dieraantallen krijgen die een maximumstalgrootte hanteert en de kans biedt om vergunningen af te wijzen op grond van dierenwelzijn, ethiek, milieu en volksgezondheid, dan staan de kwetsbare waarden weer centraal in de landbouweconomie, in plaats van de economische belangen op korte termijn. De leefbaarheid van het platteland zal dan toenemen en de risico's op onhoudbare dierziektenuitbraken zouden worden verkleind. Er komt dan ook ruimte voor diervriendelijke landbouw. 

Kortom, er zijn kansen te over voor koerswijzigingen. De kernvraag is op welke wijze de staatssecretaris de geschiedenisboeken wil ingaan. Wil hij de kansen benutten om zijn idealen te verwezenlijken in de unieke mogelijkheid die hij hier nu toe heeft, in het belang van toekomstige generaties? Of zal hij de geschiedenis ingaan als de staatssecretaris die Nederland niet kon redden van de vee-industrie en de mesttsunami van 70 miljard kilo mest per jaar? Is hij bereid om te werken aan een beleid waarin mededogen, duurzaamheid en de draagkracht van de aarde het uitgangspunt vormen? Of is hij van mening dat iemand met zijn idealen het zich kan veroorloven om dat niet te doen? 

Wij kennen de opvattingen van Wouter Bos, de architect van dit kabinet, over idealen. Hij is van mening dat een politicus nooit meer dan 25% van zijn idealen heel zou kunnen houden. Stel, zo begint hij, dat je 100% mening over iets hebt. Vervolgens word je lid van een politieke partij. Dan begint het inleveren, omdat die partij niet over alles dezelfde mening heeft als jij. Dan word je lid van een fractie waarin ook weer andersdenkenden zitten, waarbij je dus weer moet inleveren. Daarna moet je compromissen sluiten met politieke tegenstanders; nóg meer water bij de wijn! Daarna blijkt dat de praktijk weerbarstiger is dan je ten tijde van de coalitieafspraken gedacht had, waarop weer nieuwe bijstellingen volgen. Stel, zo zegt Bos, dat een politicus erin slaagt bij elk van die stappen 80% van zijn idealen overeind te houden en in het compromis met de coalitiepartner 50%. Dan blijft aan het eind van de rit volgens Wouter Bos 25% van die idealen over. Zo heeft volgens Bos elke politicus die met een groot verhaal de politiek instapt aan het eind van de rit nog maar een kwart van het grote verhaal over. Bos voegt daaraan toe dat naar zijn mening zo'n politicus doet wat hij moet doen. Afgelopen week herhaalde Bos zijn cursus "per definitie water bij de wijn doen" nog eens in de Volkskrant. Zo ken ik in ieder geval Martijn van Dam niet en ik hoop hem ook nooit zo te leren kennen. Idealen zijn er om voor meer dan 25% heel te houden. Dan sta je echt voor progressie. 

Natuurlijk zullen de conservatieve krachten binnen de veehouderij, de visserij en het natuurbeheer proberen duidelijk te maken dat verandering alleen uit de markt kan komen, dat de overheid op afstand moet blijven, wijzend op het level playing field van Europa waardoor alles nog op de lange baan geschoven kan worden, en dat alles vooral op basis van vrijwilligheid tot stand moet komen. Dat wordt al gezegd, zo kan ik de staatssecretaris verzekeren, sinds de discussie over de aanvaardbaarheid van de intensieve landbouw en visserij zo'n 40 jaar geleden. Velen staan klaar om de staatssecretaris in te wijden in de meest romantische kant van hun nering. Donzige kuikentjes. Snoezige varkentjes in zichtstallen vol stro. Duurzame visserijmethoden waarbij desalniettemin nog steeds sleepnetten worden gebruikt. De sprookjesverhalen van jagers die een traantje wegpinken als zij een dier uit het systeem halen om het in de kracht van zijn leven voor ernstig lijden te behoeden. 

De staatssecretaris heeft al zijn eerste bezoek aan een stal gebracht en heeft ook al met de voorzitter van de LTO gesproken. In de acht jaar dat ik Kamerlid ben, heb ik ministers en staatssecretarissen van Landbouw werkbezoeken zien afleggen bij paradepaardjes als de rondeelstal. De rondeelstal is in 2004 door de Wageningen Universiteit bedacht. Sindsdien, tien jaar later, zijn er welgeteld vier rondeelstallen geopend, waaronder een minirondeel met 200 leghennen. In totaal gaat het om 18.000 rondeelkippen op een totaal van 47 miljoen in de industrie. Toch wordt zelfs meer dan tien jaar later het project in soortgelijke etalages gepresenteerd als veelbelovend en als voorbeeld gebruikt voor waar de veehouderij als vanzelf naartoe aan het gaan is. De realiteit is echter anders. Dat weten wij allemaal, als wij de ontwikkeling van de laboratoriumstallen bekijken, de megastallenprojecten bezien en de ontwikkeling van de landbouweconomie van "meer voor minder". Kan de staatssecretaris beloven dat hij ook om de tafel gaat met dierenbeschermingsorganisaties zoals Eyes on Animals en Wakker Dier? Gaat de staatssecretaris ook op bezoek bij een bedrijf dat eendagshaantjes versnippert? Gaat hij zich op de hoogte stellen hoe een big onverdoofd gecastreerd wordt? Kortom, staat hij open voor de ongemakkelijke werkelijkheid? Graag krijgen wij een reactie. 

Er liggen kansen voor open doel en de tijd is nog maar kort om dat momentum te benutten. Er zijn immers alweer bijna verkiezingen. Wij willen de staatssecretaris heel graag helpen om de voetangels en klemmen van het landbouwdossier en het dierenwelzijnsdossier te ontdekken, maar vooral ook om de wegen te vinden naar een aangenamere samenleving voor mens en dier. Ik benut deze gelegenheid om een aantal kansen voor een beter dierenwelzijn op een rij te zetten, te beginnen met de dieren in de vee-industrie. Daarna zal ik ingaan op de kansen voor een beter beleid met betrekking tot de dieren in onze natuur. 

Ik zei al dat wij in 2011 het wetsvoorstel voor een verbod op onverdoofd ritueel slachten hebben ingediend, dat na een uitgebreid debat met 116 stemmen door de Tweede Kamer werd aangenomen, mede dankzij de tomeloze inzet van het Kamerlid Van Dam. De Eerste Kamer zette er helaas een streep door. Letterlijk te elfder ure kwam tijdens de behandeling in de Eerste Kamer uit de hoge hoed van toenmalig staatssecretaris Bleker het idee van een convenant met religieuze organisaties. Het Kamerlid Van Dam had in 2011 al scherp in de gaten dat een convenant nooit voldoende zou kunnen zijn om het dierenleed in de rituele slachthuizen te beperken of te beëindigen. Toen religieuze gemeenschappen voorstelden om met een convenant te komen, zei het Kamerlid Van Dam al dat een convenant niet zou bereiken wat met het wetsvoorstel beoogd werd. Hij kreeg helaas gelijk. 

De heer Graus (PVV):

Ik hoor het woord "religieus". Ik krijg dan ook weleens de woorden "moslims" en "joden" te horen. Maar ook in de reguliere slacht zijn wantoestanden ontdekt. Kippetjes werden levend opengereten. Dat heb ik ook in de Kamer gezegd. Ik wil graag een reactie hebben van mevrouw Thieme op het volgende. In de initiatiefwet ging het over een reversibele bedwelming. Een bedwelming is reversibel, per definitie. Ik vind echter dat een dier gewoon dood moet zijn, alvorens te worden aangesneden of opengereten. Daar heb ik weleens verzoeken voor ingediend. Ik kreeg daarvoor helaas heel weinig steun, minder dan mevrouw Thieme. Mijn verzoeken gingen natuurlijk ook iets verder. Is mevrouw Thieme echter ook niet van mening dat er in een eventueel nieuw initiatiefwetsvoorstel sprake moet zijn van een irreversibele bedwelming? Het dier moet dus niet bij kunnen komen tijdens de slacht. Het dier moet dood zijn, alvorens te worden geslacht. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

De heer Graus en ik zijn allebei erg begaan met het leed en het lot van dieren, met name in slachthuizen. Dan is het van belang om goed te bekijken hoe het komt dat er ook in de reguliere slacht zo ontzettend veel misstanden zijn. Waarom sterven varkens op een vreselijke manier door CO2-bedwelming? Waarom vindt er zo weinig elektrocutie plaats bij kippen, waardoor ze vaak nog bij bewustzijn zijn als ze worden opengesneden? Dat heeft te maken met de grootte en de massaliteit van de slachthuizen. Alleen al het feit dat er per uur 600 varkens door de slachtband heen worden gejaagd en worden geslacht, is een groot probleem. Het risico bij bedwelmen is gelegen in het feit dat het zo massaal is. Daarom zou ik graag met de heer Graus willen optrekken om de massaliteit in de slachthuizen en in de bio-industrie aan te pakken. Wij kunnen op een ander moment een discussie hebben over de vraag of reversibele of irreversibele bedwelming beter is. Daar wil ik graag op een ander moment met de heer Graus over van gedachten wisselen. 

De heer Graus (PVV):

Ik ken nogal wat NVWA-artsen. Zij hebben een heel ondankbare en harde baan. Het zijn dierenartsen. Ze hadden ook een mooie praktijk kunnen hebben, maar ze proberen iets te doen aan het dierenwelzijn in slachthuizen. Deze mensen worden geïntimideerd en bedreigd. Zij zien de hele dag, continu, zeer nare beelden. Deze mensen zeggen echter dat er ook slachthuizen zijn waar heel hoge aantallen dieren gedood worden, maar waar die dieren allemaal dood zijn, voordat ze worden aangesneden of opengereten. Het maakt me allemaal geen worst uit of het bij deze discussie gaat over joden of moslims of boeren-Hollandse jongens. Het gaat erom dat een dier dood moet zijn — ze zeggen dan "irreversibel bedwelmd", maar ik zeg liever dood — alvorens het wordt aangesneden of opengereten. Bij het wetsvoorstel van mevrouw Thieme vond ik het destijds jammer dat een dier nog moest kunnen bijkomen. Dat werd ook gevraagd door bepaalde geloofsgroeperingen, zoals ik ze maar noem. Wij moeten echter waken over het dierenwelzijn. Wij bepalen hier samen met de staatssecretaris en de regering wat wij willen. Ik heb wederom een motie klaarliggen waarin gesteld wordt dat een dier dood moet zijn, voordat het wordt aangesneden of opengereten. Ik vraag de steun van mevrouw Thieme voor die motie. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Wat mij betreft hoeft een dier helemaal niet dood te zijn. Wat mij betreft laten we een dier in leven en houden we op met het eten van dieren. Maar aangezien er nog mensen zijn die wel dieren willen eten, moeten we zo veel mogelijk naar de juiste methode zoeken. Dan is het belangrijk om elke bedwelmingsmethode goed te bekijken. Het moet immers zeker een goede bedwelmingsmethode zijn. Er zijn zowel goede reversibele methoden als goede irreversibele methoden. 

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Het Kamerlid Van Dam kreeg gelijk toen hij zei dat een convenant niet zou zorgen voor meer dierenwelzijn en dat een convenant niet zou kunnen bereiken wat met het wetsvoorstel beoogd werd. We zijn inmiddels drieënhalf jaar verder. Het convenant is niet gepubliceerd, zoals in 2012 beloofd werd. Er schijnt achter de schermen heel veel ruzie te zijn geweest en er is nauwelijks een nieuwe vorm gevonden van diervriendelijk slachten. Dat blijkt ook uit het adviesrapport van het BuRO van de NVWA van vorige maand. Daarin wordt in feite bevestigd wat ik beoogde met mijn wetsvoorstel. Het ernstige dierenleed bij onverdoofd slachten is vermijdbaar als je gaat bedwelmen. Anders spreek je over ernstig dierenleed. Dat is al sinds de vorige eeuw bekend. Sinds 1919 is er al een wettelijke verplichting tot verdoving. Het moet, om met de woorden van collega Van Veldhoven van D66 te spreken, voor een dier niet uitmaken welk geloof zijn slachter heeft. De staatssecretaris is op de hoogte van dit lijden en — ik citeer het Kamerlid Van Dam — van de grote stress die dieren ervaren als zij vast worden gezet en ondersteboven worden gehangen. Hij weet van — ik citeer — de doodsstrijd die in veel gevallen tientallen seconden duurt en soms zelfs oploopt tot minuten. Hij zei als Kamerlid: daar kan niemand de ogen voor sluiten, die feiten hebben ons allemaal gedwongen om een afweging te maken. Ik vraag de staatssecretaris nu om het advies van de NVWA serieus te nemen en met een voorstel te komen tot een spoedig verbod op onverdoofd ritueel slachten. 

Voorzitter: Pieter Heerma

Mevrouw Thieme (PvdD):

Voorzitter. Het BuRO van de NVWA wees niet alleen op het ernstige dierenleed bij onverdoofd ritueel slachten. Ik ben blij dat mijn motie met het verzoek om van dierenwelzijn een wettelijke onderzoekstaak te maken van het BuRO van de NVWA er waarschijnlijk mede toe heeft geleid dat het BuRO in zijn adviesrapport dit keer uitgebreid stil heeft gestaan bij de risico's voor het dierenwelzijn in de vleesindustrie. Ik noem een aantal conclusies uit dit rapport. Doordat dieren in hun eigen mest staan, is het risico dat zij besmet raken met salmonella of de E. colibacterie. Varkens worden met CO2 verdoofd, wat welzijnsproblemen als hyperventilatie en ademnood kan veroorzaken voordat bewusteloosheid optreedt en systematische registratie hiervan is niet voorhanden. In Nederland wordt een derde van het aantal pasgeboren biggen gecastreerd, verdoofd of onverdoofd, met alle welzijnsproblemen van dien. Dat zijn er 4 miljoen per jaar. De meeste dieren hebben geen stro of andere materialen die tegemoetkomen aan hun natuurlijke behoefte om te spelen en te onderzoeken, met als gevolg staart- en oorbijten: abnormaal gedrag. Zeugen hebben vlak voor het werpen en tijdens de zoogtijd, aldus het BuRO van de NVWA, te lijden onder beperkte bewegingsmogelijkheden en huidbeschadigingen. Zij lijden eronder dat zij hun nestel- en verzorgingsdrang niet kunnen uitoefenen doordat zij vastliggen. Staart couperen en tanden vijlen komen nog regelmatig voor in de varkenshouderij, aldus de NVWA, en leidt bij jonge dieren tot stress en pijn. Kalveren vertonen abnormaal gedrag doordat zij meteen bij de moeder worden weggehaald, aldus de NVWA. Zo kan ik nog even doorgaan. 

Ik ga op een aantal van deze misstanden en risico's nader in en laat zien dat je ze kunt oplossen. Ik had het eerder over de CO2-bedwelming bij varkens. De NVWA constateert dat het bedwelmen met CO2 bij varkens voor ernstige dierenwelzijnsproblemen zorgt. Op YouTube — iedereen kan het vinden — zijn schokkende beelden te vinden van varkens die happend naar lucht, gillend en paniek proberen te ontsnappen en stuiptrekkend stikken. Meer dan 6.000 varkens per week sterven in Nederland op deze manier in de reguliere slacht. Eerdere bewindspersonen hebben aangegeven hier verder onderzoek naar te willen doen, maar de Kamer heeft hier nog niets van mogen vernemen. Ondertussen stappen slachthuizen massaal over op deze goedkope en massale dodingsmethode. Is de staatssecretaris bereid om CO2-verdoving bij varkens uit te faseren? Graag een reactie. 

De staatssecretaris heeft in zijn tijd als Kamerlid aangegeven die waterbadmethode voor pluimvee te willen afschaffen. Is hij bereid om deze woorden kracht bij te zetten nu hij daar alle mogelijkheden voor heeft en niets in het regeerakkoord zich daartegen verzet? Graag een reactie. 

Het kabinet heeft tot nu toe geweigerd om een aangenomen motie over verplichte weidegang uit te voeren. Ondertussen geven boeren geld uit voor onderzoek naar het effect van regelmatig bewegen op de gezondheid van melkvee. In dit onderzoek worden melkkoeien in een looprad gezet. Boeren blijven geld stoppen in dergelijke onderzoeken, terwijl iedereen op zijn klompen kan aanvoelen dat gezonde beweging ook voor koeien heel erg belangrijk is. Is dit nu waar wij graag willen dat in wordt geïnvesteerd, in dit soort onderzoeken? Is het niet veel logischer om de motie uit te voeren en verplichte weidegang gewoon te regelen? Het bieden van weidegang is een natuurlijke, goedkope en vanuit het oogpunt van de erkenning van de intrinsieke waarde de enige juiste manier voor het houden van dieren. 

De NVWA spreekt indringend over de problemen in de kalverhouderij. Het mengen van leeftijdsgroepen, overbevolking en slechte ventilatie verhogen de infectiedruk en kunnen tot sterfte leiden bij zeer jonge kalfjes in de eerste drie maanden. De kalverhouderij werkt nu al jaren aan een verbeterplan. In juni 2014 is de sector door dit kabinet, door de staatssecretaris, gevraagd om op korte termijn te komen met een verduurzamingsplan. De Kamer heeft daarvan anderhalf jaar later nog steeds niets gezien, terwijl jaarlijks 12% van de kalveren in het eerste jaar sterft. Kan de staatssecretaris beloven dat het plan voor het kerstreces naar de Kamer komt en dat hij anders overgaat tot maatregelen? 

De staatssecretaris heeft in zijn speech voor Boerderij gezegd dat we beter moeten waken over het dierenwelzijn. Is dat zijn antwoord op het rapport van het BuRO van de NVWA? Betekent dit dat hij de misstanden en risico's die door het BuRO worden aangekaart gaat aanpakken? Daarbij gaat het bijvoorbeeld om het scheiden van koe en kalf meteen na de geboorte, wat een enorm welzijnsprobleem veroorzaakt. Wie het hartverscheurende geloei van een moederkoe na zo'n scheiding weleens gehoord heeft, weet hoeveel stress en verdriet dit oplevert voor moeder en kalf. Er lopen een aantal pilots van het Louis Bolk Instituut naar het houden van het kalf bij de koe. Dit instituut krijgt hiervoor nauwelijks subsidie van de overheid. Het is ook nog maar de vraag of deze pilots kunnen worden voortgezet en er financiering kan worden geregeld. Is de staatssecretaris bereid om deze pilot te ondersteunen en hier voor het komende jaar extra in te investeren? 

Het Platform Landbouw, Innovatie & Samenleving heeft in 2014 het advies gegeven om de kalverhouderij te regionaliseren in verband met de volksgezondheid. Is de staatssecretaris bereid om deze adviezen op te volgen? 

Het BuRO van de NVWA constateert dat in de zeugen- en varkenshouderij de wet- en regelgeving voor afleidings- en nestmateriaal nauwelijks wordt nageleefd. Ook is er bij diertransport nog steeds sprake van overbelasting. Alleen al in 2015 heeft de NVWA honderden overtredingen geconstateerd. Toch zien we dat voor 2016 minder geld is begroot voor de NVWA. Ik weet dat de staatssecretaris probeert om de bezuinigingen op de NVWA terug te draaien, maar er wordt nog steeds 10 miljoen extra bezuinigd op het personeel. 

De staatssecretaris zei onlangs in een overleg over de Landbouw- en Visserijraad: "Waar het gaat om transport van dieren richt mijn inzet zich zowel op de verbetering van de transportomstandigheden als op de transportduur, zowel binnen Nederland als binnen de Europese Unie als geheel". 

Voorzitter: Van Miltenburg

Mevrouw Thieme (PvdD):

Ik ben heel blij met die uitspraak. Dat zou namelijk de uitvoering van mijn motie betekenen die vraagt om ook nationale maatregelen te nemen ten aanzien van diertransporten. Tot nu toe waren de inspanningen namelijk veelal op Europa gericht. We weten hoelang dat kan duren. Kan de staatssecretaris inzicht geven in zijn plannen met betrekking tot de diertransporten? 

Een nieuwe kerntaak voor de staatssecretaris is de verduurzaming van de veehouderij. Dat klinkt goed. Ik wil de staatssecretaris straks deze dvd met de film Cowspiracy meegeven voor het weekend, zodat hij kennis kan nemen van de desastreuze gevolgen van uitbreiding van de melkveehouderij voor het klimaat. Dat is een keer wat anders dan een nota, lijkt mij. 

Dan de megastallen. In de Kamerdebatten over woningcorporaties heeft de staatssecretaris de kwalijke gevolgen van schaalvergroting en riskante investeringen meerdere malen aan de kaak gesteld. Hij riep op tot een terugkeer naar kleinschaligheid en kwam op voor de stem van de individuele burger. Terecht. Helaas zien we deze dynamiek van "meer, meer en grootschaliger" ook terugkomen in de Nederlandse bio-industrie. Onze staatssecretaris komt zelf uit Brabant en moet daarom bekend zijn met de dramatische toename van megastallen, de dreigende gezondheidsrisico's zoals Q-koorts en fijnstof en de afnemende leefbaarheid als gevolg daarvan. 

Ik wil de staatssecretaris dan ook graag de volgende kwestie voorleggen. In Wichmond wil de eigenaar van de hotelwebsite booking.com een embryofabriek bouwen voor bijna 1.500 koeien, Dutch Dairy Genetics genaamd. De internetmiljonair wil de embryo's kweken om ze over te vliegen naar Brazilië, waar de grootste veefabriek ter wereld moet komen. De koeien daar krijgen vervolgens de Nederlandse embryo's geïmplanteerd. En jawel, de vergunning ligt er al, ondanks protesten van burgers, van belangengroeperingen en zelfs van LTO. Hoe beoordeelt de staatssecretaris de komst van deze embryofabriek? Kan hij bevestigen dat met de nieuwe Wet dieraantallen en volksgezondheid een dergelijke fabriek op ethische gronden helaas niet is tegen te houden? Is de staatssecretaris bereid om alsnog een norm te stellen voor het aantal dieren op een bedrijf, zodat dergelijke stallen niet meer mogelijk worden? Ik krijg hierop graag een reactie. 

De varkenshouderij fokt al jaren zeugen die zo veel mogelijk biggen per worp geven, zodat er meer vlees wordt geproduceerd. Naar verwachting loopt dit binnen drie jaar op tot 40 biggen per zeug per jaar. Dat zijn volkomen bizarre aantallen. En omdat de zeug daarvoor niet genoeg spenen heeft, worden er superzeugen met meer spenen gefokt. Wat vindt de staatssecretaris van zo'n ontwikkeling? Stoppen of toestaan? Ik krijg hierop graag een reactie. 

Op een pluimveedag, een aantal weken geleden, werd geconcludeerd dat boeren antibioticavrij vlees belangrijker vinden dan investeren in dierenwelzijn. Boeren hebben daarom meer belangstelling voor speciale steriele laboratoriumstallen, SPF-stallen, waarin biggen en varkens in potdichte stallen moeten leven, of voor zogenaamde Hy Care-stallen, waarin biggen en varkens in plastic bakken letterlijk worden gestapeld en over een rails door de stal worden gereden. Dit laatste is leven en lijden en sterven aan de lopende band, letterlijk. Hy Care, is dit wat de staatssecretaris ook zelf ziet als high care voor de varkens? Is dit een vorm van een duurzame stal? 

We hebben nog steeds veemarkten in Nederland: in Elst, in Zuidlaren en in Hedel. Daar worden gemiddeld zo'n 2.000 paarden en pony's tussen kermisattracties, braderieën, discotenten en tractorshows gestald. Handelaren brengen de dieren het liefst net na middernacht, zodat ze nog kunnen deelnemen aan het dorpsfeest. De paarden staan urenlang op gladde keien, waarbij ze, als ze echt pech hebben, aan het eind op ellenlang transport worden gezet naar Oost-Europa, om daar op een dieronvriendelijke wijze geslacht te worden. Het verbloemen van de talloze overtredingen met het protocol Welzijn paardenmarkten, bijvoorbeeld, is niet gelukt. Ik noem de illegale verkoop van diergeneesmiddelen, overbeladen transporten, illegale export, ongeldige paardenpaspoorten en uitvoering van medische keuringen van duizenden paarden door één of twee dierenartsen. De Dierenbescherming is van ellende uit het welzijnsprotocol voor deze markten gestapt. Dit Wilde Westen is uitgelopen op een horrorverhaal. Is de staatssecretaris bereid om een einde te maken aan deze ouderwetse, bijna middeleeuwse paardenmarkten en andere veemarkten? 

Ik kom op het voedselbeleid, een onderwerp dat de staatssecretaris na aan het hart ligt, zo heb ik vernomen. De prijs van vlees, eieren en zuivel in de westerse supermarkten houdt geen rekening met de verborgen kosten waarmee de productie gepaard gaat. Collega Dikkers heeft daar ook al over gesproken. Dit gaat ten koste van boer, dier, volksgezondheid en milieu. Zo zou de echte prijs van varkensvlees volgens onderzoek van de Vrije Universiteit van Amsterdam 31% hoger moeten zijn dan de huidige winkelprijs. Nu betalen we dat allemaal via de blauwe envelop. Is de staatssecretaris bereid om deze kosten van de huidige wijze van productie en consumptie van vlees en zuivel opnieuw te meten en deze door te berekenen in de kostprijs in plaats van deze via de belasting toe te rekenen aan de samenleving als geheel? 

Echte duurzaamheid realiseert Nederland als we minder dierlijke producten consumeren en er minder wordt geproduceerd voor de export. Heeft de staatssecretaris daar concrete plannen voor? De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid stelt dat er een drastisch andere benadering moet zijn ten aanzien van het voedselvraagstuk: stoppen met de buitenproportionele exportdrift, stoppen met bulkproductie van melk, vlees en eieren en de consumptie van dierlijke producten verminderen. Dat is klip-en-klaar het advies van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. 

Het kabinet stelde al in 2004 dat vlees het meest milieubelastende onderdeel van ons voedselpakket is. Vlees wordt indirect gesubsidieerd door het extra lage btw-tarief van 6%. Als vlees en zuivel onder het hoge btw-tarief zouden vallen, zou dat voor duurzamere keuzes zorgen, zo blijkt uit onderzoek. Dat kan meer dan 1,1 miljard opleveren, zo leert het Planbureau voor de Leefomgeving ons. Dit lijkt overeen te komen met de lijn "geen toekomst voor meer voor minder", die de staatssecretaris aangaf op het jubileum van Boerderij. Is de staatssecretaris bereid om die woorden in daden om te zetten, om zo de aanbevelingen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid op te volgen? Is hij ook bereid om samen met Financiën te bezien hoe de btw op groenten en fruit sterk verlaagd kan worden en de btw op vlees kan worden verhoogd naar 21%? Is de staatssecretaris dan ook bereid om bijvoorbeeld de opbrengst van deze btw-verhoging te gebruiken om gezonde en biologische levensmiddelen goedkoper te maken? Ik krijg hierop graag een reactie. 

Het geeft geen blijk van besef van duurzaamheid als het kabinet handelsmissies naar Japan en China onderneemt om de mensen daar aan onze melk en ons kalfsvlees te krijgen. Het zijn landen waar de meerderheid nota bene lactose-intolerant is. Het geeft ook geen pas om miljarden Europees en Nederlands belastinggeld te pompen in megastallen in Oekraïne. Vorige maand vroeg de Kamer de regering via een motie om daarmee te stoppen. Wij hebben die motie samen met de PvdA ingediend — er wordt nu geseind door mijn collega — en gelukkig heeft het kabinet bij de internationale bank aangegeven dat ermee gestopt moet worden. Nu heb ik echter recentelijk vernomen dat er bij de verzekeraar Atradius vier nieuwe aanvragen liggen waarbij de overheid garantstaat voor de financiering van de uitbreiding van deze en andere megakippenfabrieken in Oekraïne. Het gaat dus gewoon door. Er zijn nieuwe aanvragen binnen. Omdat het besluit naar ik heb vernomen al op 18 december wordt genomen, vraag ik de staatssecretaris om contact op te nemen met de minister van Financiën over deze zaak waarin er opnieuw dreigt te worden gefinancierd. Kan hij de Kamer op tijd laten weten of aan dit verzoek kan worden voldaan, zodat de Kamer zich hierover nog voor 18 december kan uitspreken? Ik krijg dus graag een brief over de aanvragen voor een hernieuwde financiering of een hernieuwde verzekering voor een lening voor de megastallen in Oekraïne. 

Tot slot kom ik op de jacht, de dieren in de natuur. Bij de natuur als geheel zal mijn collega Frank Wassenberg stilstaan. Dieren in de natuur hebben in ons land niet de gelegenheid om hun eigen leven te leiden en vrij te zijn in een natuur waarvan zowel mens als dier kan genieten. Nee, de natuur moet worden benut en dieren zijn verworden tot levende schietschijven voor een handjevol hobbyisten. Miljoenen dieren vrezen jaarlijks de kogel en zijn schuw en onzichtbaar geworden. Zo zonde voor het toerisme. Maar ja, wat wil je wanneer bijvoorbeeld bij de grote hoefdieren 70% van alle wilde zwijnen en 50% van alle edelherten geschoten wordt, elk jaar opnieuw? Hoe staat dat in verhouding tot de eerdere uitspraken van het Kamerlid Van Dam dat wij in een beschaafd en ontwikkeld land ook dieren een fatsoenlijk leven horen te gunnen? En hoe verhoudt het zich tot zijn eerdere uitspraak dat hij beter wil waken over dierenwelzijn? Geldt dat ook voor de dieren in de natuur? Helaas is de verkiezingsbelofte van de PvdA om een einde te maken aan de plezierjacht op houtduiven, eenden, fazanten, konijnen en hazen vooralsnog verbroken, maar ik hoop dat de staatssecretaris in het debat over de Wet natuur in de Eerste Kamer tot de conclusie komt dat dit een grote fout was en dat het zeker mogelijk is om de plezierjacht toch nog te stoppen en hem uit de wet te halen via een novelle. 

Onder de noemer "schadebestrijding" of "populatiebeheer" worden er honderdduizenden ganzen vergast en wordt op de Veluwe ruim 70% van de zwijnen afgeschoten en de helft van alle herten en reeën. Er wordt zelfs dag en nacht op vossen geschoten, dankzij de landelijke vrijstellingslijst, waar de staatssecretaris over gaat en niet de provincie. Ook staan Friesland en Utrecht de jacht op katten toe. De jagerslobby heeft duidelijk een flinke vinger in de pap en aan de trekker. De staatssecretaris is een voorvechter van innovatie en vernieuwing, zo lezen we op zijn persoonlijke website. Dat is ook niet zo gek met een technische achtergrond. Dat belooft dus ook wat. Is hij bereid om meer in te zetten op innovatief faunabeleid, omwille van zijn innovatiewens en zijn idealen om op te komen voor alles wat kwetsbaar is? Dat is een faunabeleid waarbij niet gelijk wordt gegrepen naar het primitieve geweer, bijvoorbeeld door het starten en ondersteunen van experimenten met niet-dodelijke, effectieve verjagingsmethoden die de boeren echt gaan helpen. Is de staatssecretaris het met mij eens dat het van de zotte is dat praktijkrijpe initiatieven om landbouwschade te voorkomen nog steeds in de kast blijven liggen en er gegrepen wordt naar de ineffectieve en wrede jacht op en vergassing van ganzen? Zo hebben we bijvoorbeeld de Agrilaser. Dat is een volautomatische laser die een groene laserstraal verspreidt met een bereik van maar liefst 2 kilometer. De straal wordt door de gans als een fysiek object waargenomen. Dat betekent voor het dier gevaar. De Agrilaser is volkomen veilig en zeer effectief. Eén laser kan 700 hectare landbouwgrond schadevrij houden. 700 hectare. En toch gaat geen provincie daarmee aan de slag. Hoe beoordeelt de staatssecretaris dit gebrek aan inzet op alternatieven? Of kent de staatssecretaris wel voorbeelden van deze alternatieven die ook door de provincie worden ingezet en gestimuleerd? 

Tot slot kom ik op de dieren buiten Nederland, zoals olifanten, leeuwen en tijgers. We zijn blij dat de staatssecretaris aan de slag gaat met onze motie om te komen tot een importverbod van jachttrofeeën zoals ivoor en tijgerhuiden. Waarom hebben Frankrijk en Engeland al een verbod aangekondigd, maar heeft Nederland tijd, onderzoek en een conferentie nodig? Het is voor de dieren al vijf voor twaalf geweest, dus laten wij geen tijd meer verspillen. Graag krijg ik een reactie hierop. 

De heer Graus (PVV):

Ik merk voor de Handelingen even het volgende op. Voordat mevrouw Thieme een motie indiende over het importverbod, lag er al een aangenomen motie-Graus ten behoeve van een importverbod. Daar werd al aan gewerkt door staatssecretaris Dijksma. Het moet wel goed in de Handelingen komen. 

De voorzitter:

Waarvan akte. 

Mevrouw Thieme (PvdD):

Dan geef ik graag het stokje over aan mijn collega. Graag wil ik de dvd Cowspiracy via de Griffie aan de staatssecretaris overhandigen. 

De voorzitter:

Ik neem aan dat er geen bezwaar tegen bestaat dat dit stuk ter inzage wordt gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Kamer. 

(Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.) 

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter. Ook namens mij hartelijke gelukwensen aan de staatssecretaris. De kwaliteit van de Nederlandse natuur hoort volgens wetenschappers tot de slechtste van Europa. De grootste veroorzaker van die slechte kwaliteit is de intensieve landbouw, in het bijzonder de bio-industrie. De bio-industrie is niet alleen onnatuurlijk en schadelijk voor de dieren, maar ook voor de natuur. In de afgelopen decennia is die tegennatuurlijkheid meer en meer gegroeid. De grootste studie die ooit gedaan is naar de kwaliteit van de natuur, de state of nature, trekt deze conclusies ondubbelzinnig, terwijl veel van onze politici tot en met de minister-president die olifant in de kamer negeren, bagatelliseren, ontkennen of wegwuiven. 

De impact van de intensieve landbouw op de natuur is nergens zo zichtbaar als op het platteland zelf. De enige diersoorten die op het platteland in aantal toenemen zijn varkens, kippen, geiten en koeien. En dat gebeurt achter gesloten deuren. De populatie van andere diersoorten zoals weidevogels neemt in vliegende vaart af. Wat oogt als groene weilanden, is voor de biodiversiteit een landbouwwoestijn: steeds eentoniger, steeds grootschaliger, met steeds meer onherbergzaam raaigras. Het grootschalig gebruik van mest en gif vernietigt alle kruiden, bloemen en grassen die niet gewenst zijn. Daardoor verdwijnt het dierlijke leven, ook de insecten die nodig zijn voor de bevruchting van bloemen en planten. Agrarisch natuurbeleid voorziet duizenden boeren van natuursubsidies, terwijl zij met hun praktijken het landschap juist aantasten. Waarom is er bezuinigd op het hoognodige natuurbudget? Waarom is er wel geld gestoken in natuursubsidies aan boeren? 

Er moet een einde komen aan de regeling die duizenden boeren van natuursubsidies voorziet, terwijl ze door gebruik van mest en landbouwgif juist aantasten. Dat was de uitkomst van een onderzoek van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur dat in 2013 plaatsvond. Dat gebeurde onder leiding van oud-CDA-minister Agnes van Ardenne. Zij noemde het natuurbeheer door de boer een groot fiasco. Als voormalige CDA-bewindslieden deze kwalificaties geven aan agrarisch natuurbeheer, mag je toch wel aannemen dat er — vergeeft u mij de onparlementaire term, voorzitter — stront aan de knikker is. Agrarisch natuurbeheer heeft volgens studies niets opgeleverd. Ook de staatssecretaris stelde vast dat het huidige agrarisch natuurbeleid onvoldoende bijdraagt en onacceptabel duur is. Dat is duidelijke taal. Is de staatssecretaris voornemens om het falende natuurbeleid, dat komend jaar zo'n 70 miljoen euro kost, te stoppen? 

De schadelijke effecten van de intensieve landbouw en veehouderij beperken zich niet tot akkers en veestallen. Nee, de schade dringt door tot diep in de Nederlandse natuurgebieden. Stikstof afkomstig uit mest doet brandnetels en grassen welig tieren en laat kwetsbare heiden en duinen als sneeuw voor de zon verdwijnen. De bio-industrie legt tot in de wijde omtrek een deken van stikstofverbindingen neer, waardoor kwetsbare plantensoorten verdwijnen. Ook in natuurgebieden die soms kilometers verder liggen, neemt de variatie aan planten en dieren in hoog tempo af. Recentelijk is nieuw natuurbeleid ingegaan. Het heeft op papier tot doel om natuurgebieden te herstellen en de stikstofuitstoot te laten dalen, maar dit stikstofbeleid heeft in de praktijk geleid tot een ware run op vergunningen voor meer stallen. Uiteindelijk betekent dat meer uitstoot en minder natuur. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe uitbreiding van de veehouderij gepaard gaat met het terugdringen van de hoeveelheden mest en stikstof? En hoe zou uitbreiding van de veehouderij gunstig kunnen zijn voor de natuur, zonder dat dieren opgesloten worden in potdichte stallen waarin ze nooit meer hun natuurlijk gedrag kunnen vertonen? Graag ontvang ik een reactie daarop van de staatssecretaris. 

Het Kamerlid Van Dam sprak ooit zijn verontwaardiging uit over partijen die commerciële belangen voorrang geven op de natuur, zoals nog te zien is in een Youtubefilmpje. Erkent de staatssecretaris dat de economische belangen van de veehouderij al lange tijd voorrang hebben op de natuur, met alle negatieve gevolgen voor die natuur van dien? Gaat de staatssecretaris, die zegt beter te willen waken over de natuur, met deze traditie breken en er radicaal verandering in aanbrengen? Hoe zou hij dat dan kunnen doen? Ik verneem, als dat kan, graag een aantal concrete maatregelen. Het regeerakkoord biedt er ruimte voor en er zijn meerderheden voor te vinden in beide Kamers van de Staten-Generaal. Hoelang laat de staatssecretaris zich nog gijzelen door het geld- en menscentrale denken van de coalitiepartner, die het allerkostbaarste wat we hebben, namelijk de natuur, onomkeerbaar en onherstelbaar aantast? Ook daarop ontvang ik graag een reactie. 

Ik wil nog enkele cijfers geven uit het al eerder aangehaalde rapport State of nature in the EU van mei van dit jaar. In Nederland is 60% van de beschermde dieren en planten en 77% van hun leefgebied in gevaar. Slechts 4% van hun leefgebied verkeert in een gunstige staat van instandhouding. Kan de staatssecretaris uitleggen hoe het oprekken van de regels bijdraagt aan het verbeteren van de natuur? Het terugschroeven van ambities, het afschuiven van verantwoording naar provincies en maatschappij, bezuinigingen: hoe gaat de staatssecretaris het definitieve bankroet van onze natuur voorkomen? Ook daarop ontvang ik graag een reactie. 

De inzet van het kabinet is tot dusver dik onvoldoende. Wat dat betreft heeft de bel voor de laatste ronde luid en duidelijk geklonken. Wil de staatssecretaris nog íéts positiefs bereiken voor dieren, natuur en milieu — en dus tevens voor de mensen — dan zal hij nu vol aan de bak moeten met een ambitieus natuurbeleid en een radicale koerswijziging. Internationaal afgesproken natuurdoelen worden niet gehaald. Voorgangers van de staatssecretaris hebben de verantwoording voor het falen van deze doelen bij provincies, bedrijven en burgers neergelegd. Zij moeten er nu voor zien te zorgen dat de biodiversiteit weer toe gaat nemen na een decennialange afname. Is deze staatssecretaris wél bereid om eigen verantwoordelijkheid te nemen, bijvoorbeeld door een sterkere regie ten opzichte van de provincies te nemen? Graag ontvang ik een reactie. 

We hebben dit jaar gedebatteerd over de nieuwe Natuurbeschermingswet. Anders dan zijn naam doet vermoeden, beperkt die wet natuurbescherming zich tot het absolute Europese minimum, ondanks het feit dat 90% van de Nederlandse burgers aangeeft goede bescherming van de natuur heel belangrijk te vinden. Het Kamerlid Van Dam heeft over dierenwelzijn gezegd dat het nemen van extra maatregelen met normen die hoger liggen dan de Europese normen, logisch en rechtvaardig is. Deelt de staatssecretaris deze opvatting? En is hij voornemens om voor de bescherming van de natuur extra maatregelen te nemen, waarbij de normen hoger liggen dan de Europese normen? Ook daarop zou ik graag een reactie horen. 

Ik kom op de bijensterfte. Het kabinet deelt onze zorgen over de verontrustend hoge bijensterfte en de bijdrage van neonicotinoïden — dat zijn gevaarlijke landbouwgiffen — aan deze hoge sterfte. Een ruime meerderheid van de Kamer wil een landelijk verbod op deze neonicotinoïden. Mijn fractie heeft, samen met een gespecialiseerde jurist, een plan opgesteld waaruit blijkt dat er heel veel mogelijkheden zijn om deze wens uit te voeren en gevaarlijke soorten landbouwgif te verbieden op nationaal niveau. Ik wil van de staatssecretaris weten of hij naar aanleiding van dit plan de wens van de Kamer wil uitvoeren. Zo ja, op welke termijn gebeurt dat en zo nee, waarom wil hij dat niet? En deelt de staatssecretaris onze zorgen dat dodelijk gif voor bijen niet gebruikt kan blijven worden bij de zogenaamde bescherming van gewassen? 

Er zijn weinig landbouwdebatten waarbij we het als Kamer en kabinet breed met elkaar eens zijn. Maar als het gaat om het patenteren van ons voedsel is er een luid en duidelijk nee te horen in Den Haag. Eerdere bewindspersonen zijn door Europa getrokken om steun te krijgen voor het kwekersrecht voor boeren om de vrije beschikbaarheid van onze plantenrijkdommen te beschermen. Oprechte dank daarvoor. Het monopoliseren van de voedselvoorziening door gentechgiganten is een groot probleem. Het kabinet heeft eerder erkend dat er gevaren op de loer liggen bij de grootschalige teelt van genetisch gemanipuleerde gewassen, maar de uitvoering van de recente motie van de Partij voor de Dieren om de teelt van die gewassen in Nederland te verbieden, wacht al maanden op een afwegingskader. Ik wil van de staatssecretaris weten wanneer wij een reactie kunnen verwachten op de motie die oproept om de genetisch gemanipuleerde gewassen in Nederland te verbieden. 

Ik kom op zeereservaten. De staatssecretaris draagt verantwoordelijkheid voor natuurbehoud, natuurbescherming en natuurversterking, ook als het gaat om de bescherming van de natuur in zee. En die bescherming is heel hard nodig. Als ik breed kijk naar het leven in de zeeën, dan ontkom ik niet aan het recente rapport van het Wereld Natuur Fonds, Living Blue Planet. Daaruit blijkt dat het leven in de zeeën en oceanen in de afgelopen 40 jaar is gehalveerd. Ook met de Noordzee, ons allergrootste natuurgebied, gaat het helaas niet goed. De Noordzee kampt met onvoorstelbare roofbouw. De staatssecretaris steunt de internationale doelstelling om wereldwijd te komen tot 10% beschermde mariene gebieden. Dat is niet heel veel overigens. Dat betekent namelijk dat in 90% van de oceanen en zeeën nog steeds mag worden gevist en roofbouw mag worden gepleegd op de ecosystemen. Maar zelfs die schamele 10% bescherming is voor Nederland nog te hoog gegrepen. Slechts 0,25% van de Noordzee is nu een vissersvrije zone. Dat is 40 keer zo weinig als het streefgetal. Overige gebieden die van cruciale waarde voor het ecosysteem zijn krijgen geen of slechts zeer gedeeltelijk bescherming. Daar zijn nog steeds niet alle visserijactiviteiten en economische activiteiten verboden. Bovendien liggen die beschermde gebieden her en der verspreid in de Noordzee zonder al te veel samenhang. 

Het Europees Milieuagentschap waarschuwt niet voor niks dat de huidige bescherming onvoldoende is om ecosystemen in zee in stand te houden. Ook de Europese lidstaten moeten beschermde mariene gebieden vergroten, beter met elkaar verbinden en beter beschermen. Hoe wil de staatssecretaris hier gehoor aan geven en het zeeleven en het ecosysteem in de Noordzee de noodzakelijke bescherming bieden? Is hij van plan om meer en grotere visserijvrije zeereservaten aan te wijzen? En is de staatssecretaris voornemens om zich in te zetten om de samenhang tussen die beschermde gebieden te vergroten, bijvoorbeeld via Natuurnetwerk in de Noordzee? 

Ik maak me er ook zorgen over dat de staatssecretaris een oplossing voor lege oceanen denkt te vinden in de kweekvisserij. Via subsidie en het aanbieden van locaties geeft de staatssecretaris ruimte om deze nieuwe vorm van bio-industrie te laten groeien. Maar de viskwekerij vormt een extra aanslag op de populaties wilde vis. Veel gekweekte vissen worden namelijk gevoerd met wilde vis, met gevangen vis. Voor één kilo kweekzalm is ongeveer vier kilo wilde vis nodig. Viskwekerijen zijn bovendien verre van diervriendelijk. De vissen worden in hoge dichtheden gehouden. Ze beschadigen elkaar. Stress en kannibalisme komen op grote schaal voor. Voortijdige sterfte is het gevolg. Dat is het geval bij de helft van de gekweekte paling. Vissoorten die zich niet goed voort blijken te planten in gevangenschap, worden op verschillende manieren gemanipuleerd om die voortplanting en groei te bevorderen. In Amerika komt zelfs de eerste genetisch gemanipuleerde zalm in de winkel. 

Ook ziekten liggen op de loer als veel vis in kleine bassins of bakken worden gefokt. Kweekvissen krijgen daarom veel antibiotica toegediend. Net als in andere takken van de bio-industrie ontstaan er door dat ongeremde antibioticagebruik resistente bacteriën. Daarnaast gebruikt de industrie op grote schaal gif om onder meer parasieten te doden die afkomen op de vissen en hun uitwerpselen, waarin zij zwemmen. 

Van viskwekerijen die hun vissen houden in afgescheiden stukken open water is inmiddels bekend dat zij een groot gevaar vormen voor de biodiversiteit. Hormonen, antibiotica en resistente bacteriën komen in de natuur terecht, en ontsnapte kweekvis kruist zich met vissen uit het wild. Dat richt ravages aan onder natuurlijke vissenpopulaties. Erkent de staatssecretaris dat kweekvisserij geen duurzaam alternatief is voor het leegvissen van de oceanen? Hoe wil hij voorkomen dat er een nieuwe tak aan de bio-industrie wordt toegevoegd? Graag een reactie hierop. 

Via de Noordzee steek ik over naar de natuur op onze Caribische eilanden. Het beheer van natuurparken op het land en in de oceanen daar dreigt in gevaar te komen als Nederland de subsidie stopt. Investeren in natuur wordt vaak gezien als een onderdeel van een linkse en dure hobby, maar uit onderzoek blijkt dat elke door de overheid geïnvesteerde euro in de natuur terugkomt. Is de staatssecretaris bereid om het natuurbeheer op de Cariben, het grootste natuurgebied binnen ons Koninkrijk, eindelijk veilig te stellen? Is hij bereid om verantwoordelijkheid te nemen voor de natuur op de BES-eilanden? 

Mijn laatste onderwerp betreft dierproeven. In de vraagstukken rond dierproeven hebben wij de afgelopen jaren talloze mooie woorden en voornemens gehoord, maar wij zien weinig concrete actie om vanuit de overheid de wettelijke opdracht om dierproeven af te bouwen ook daadwerkelijk uit te voeren. Een nieuwe ronde, met nieuwe kansen, met een nieuwe bewindspersoon met idealen. Ik roep hem op om hard aan de slag te gaan met het afbouwen van dierproeven. 

Dat brengt mij op onze aangenomen motie uit 2013, waarin wij de staatssecretaris hebben gevraagd om de praktijk van de teenknip, waarbij dieren van elkaar onderscheiden worden door het afknippen van tenen, per direct te verbieden. De staatssecretaris liet twee jaar later, begin november van dit jaar, weten dat er gekeken wordt naar alternatieven voor die teenknip. Twee jaar later! In de wet staat dat aantasting van dierenwelzijn slechts bij zwaarwegend maatschappelijk belang zou mogen. Ik verwacht daarom dat de staatssecretaris haast maakt met het invoeren van een alternatief voor de teenknip bij dieren, "want in een beschaafd, ontwikkeld land horen we niet alleen met elkaar fatsoenlijk om te gaan, maar horen we ook dieren een fatsoenlijk leven te gunnen". Dit zei het Kamerlid Van Dam bij de voortzetting van het debat over de onverdoofde rituele slacht op 22 juni 2011. Dat belooft wat! Graag vraag ik de staatssecretaris of hij achter de genoemde woorden van het Kamerlid Van Dam staat en of hij vindt dat deze woorden ook van toepassing zijn op proefdieren. 

In Nederland worden elk jaar 600.000 proefdieren gebruikt. Dat aantal daalt al jaren niet meer. Naast die 600.000 proefdieren worden er bijna net zo veel proefdieren in reserve gehouden of voor de fok gebruikt. Die dieren worden na een jaar afgemaakt. Dit betekent dat er in de verschillende proefdiercentra in ons land in totaal meer dan een miljoen dieren worden gehouden en gefokt om te worden ingezet als proefdier. Dat is een schrikbarend hoog aantal. Toch zegt de overheid te streven naar het verlagen van het aantal dierproeven. 

Ik heb biologie gestudeerd en als student in Utrecht dierproeven van heel nabij meegemaakt. Voor mij was dat uiteindelijk de directe aanleiding om mij in te zetten voor de bescherming van dieren. In die tijd heb ik gezien dat bij de ontwikkeling van medicijnen of behandelwijzen van ziekten de onderzoekers helemaal niet geïnteresseerd zijn in wat die medicijnen met dieren doen. Het gaat uiteindelijk bijna altijd om de mens; het dier is niet meer dan een modelsysteem voor de mens. Als het dier niet genoeg op de mens lijkt, proberen onderzoekers dat te veranderen. In dat geval wordt het dier bijvoorbeeld via genetische manipulatie zo veranderd dat het menselijke ziektes kan krijgen. De resultaten van dierproeven worden dan uiteindelijk geëxtrapoleerd, vertaald naar de mens. En daar gaat het mis. 

Als ik zeg dat de resultaten van dierproefonderzoek vaak te wensen overlaten, dan druk ik mij heel zacht uit. NRC Handelsblad schreef op 14 november jongsteleden uitgebreid over de valse hoop die dierproeven veel te vaak bieden aan patiënten. In 50% tot 80% van de dierproeven blijken er volstrekt andere resultaten uit te komen als die proeven worden herhaald. Ze zijn dus niet reproduceerbaar. In de wetenschap geldt dat als een absolute doodzonde. Bart Roep, hoogleraar diabetologie bij het Leids Universitair Medisch Centrum, noemde in het artikel in NRC Handelsblad de euforie bij elke geslaagde dierproef de grootste leugen van de biomedische wetenschap. Van de 307 middelen die in de afgelopen jaren diabetes bij muizen leken te bestrijden, zijn er slechts 3 die ook iets voor de mens betekend hebben. Dat is minder dan 1%. Een model met een dergelijk lage betrouwbaarheid wordt in geen enkele andere industrie als bruikbaar gezien. Wij verkeren nu in de bizarre situatie dat wij muizen kunnen genezen van alzheimer, diabetes, kanker en verschillende andere ernstige ziektes, die wij dieren eerst hebben laten krijgen. Mensen, patiënten kunnen wij echter niet helpen. 

Nederland besteedt honderden miljoenen euro's aan dierproeven, maar de grote gezondheidsdoorbraken blijven uit. Steeds meer wetenschappers geven toe dat dierproeven de medische vooruitgang vaak eerder belemmeren dan vooruit helpen. Of een middel dat bij proefdieren werkt ook bij mensen werkt, is volstrekt niet te voorspellen. Ik noemde het zo-even al: een proefdier is een model voor de mens. Uitkomsten van proefdieronderzoek moeten worden vertaald naar de mens. Die vertaling is moeilijk of vaak zelfs onmogelijk en de resultaten zijn onbetrouwbaar of soms misleidend. Maar het is natuurlijk van het allergrootste belang dat we de medische wetenschap vooruithelpen in de zoektocht, de speurtocht naar de genezing van ziekten. De dierproef gaat ons daarbij niet helpen. Waar we naartoe moeten, is het gebruik van andere modelsystemen, zonder dieren, die betrouwbaarder zijn, die sneller uit te voeren zijn en, heel belangrijk, waarvan de resultaten beter te vertalen zijn naar de mens. 

Voor een deel bestaan die andere modelsystemen al. Ik zal er een paar noemen: celkweek, weefselkweek en het gebruikmaken van restweefsels uit de operatiekamers van ziekenhuizen. Maar er moeten nog veel meer alternatieven worden ontwikkeld, waarbij geen dieren gebruikt hoeven te worden en die betere resultaten opleveren voor de mens, want we willen allemaal gezond blijven en gezond worden. Wat daarnaast ook heel belangrijk is, is dat de staatssecretaris zich gaat inzetten om de alternatieven die er al zijn, in Europa erkend te krijgen, want de validatie, het erkennen van de alternatieven voor dierproeven, is ook een probleem. Daarmee gaat heel veel tijd verloren en daarom vraag ik de staatssecretaris om zich in te zetten om op Europese schaal de validatie, de erkenning van alternatieven voor dierproeven, te bevorderen. 

We willen dadelijk een amendement indienen, zodat het budget voor alternatieven werkelijk betekenisvol wordt. Leidend daarbij is wat ZonMw heeft berekend, namelijk dat we met dat bedrag het aantal dierproeven met 15% per jaar kunnen verminderen. Het amendement sluit aan bij het in opdracht van het ministerie van Economische Zaken verschenen adviesrapport In transitie! Daarin wordt proefdiervrije samenwerking in de topsectoren geadviseerd door de TKI-toeslagregeling te stimuleren. Daarbij blijven we overigens binnen het TKI-toeslagbudget, want we oormerken dit geld voor proefdiervrije alternatieven. 

De heer Geurts (CDA):

Er zijn op de bijdrage van de Partij voor de Dieren heel veel interrupties te plaatsen, maar dat heb ik maar nagelaten. Ik beperk me tot één interruptie en wel over het verband dat er werd gelegd tussen agrarisch natuurbeheer, fiasco en oud-minister Van Ardenne. Ik denk dat de Partij voor de Dieren het rapport Onbeperkt houdbaar heeft gebruikt, een rapport van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur uit 2013. Op pagina 66 wordt verwezen naar de periode 1975-1990 en daarop zou het woord "fiasco" betrekking hebben. Dat gaat niet over de veldpraktijk, maar over het feit dat de beheersovereenkomsten administratief niet van de grond kwamen. Ik wil die feitelijke nuance op de bijdrage van de Partij van de Dieren toch echt aanbrengen. 

De voorzitter:

Het is eigenlijk een opmerking voor de Handelingen. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter, mag ik de heer Geurts corrigeren? Dat is inderdaad het rapport waarop ik doelde, maar de uitdrukking "fiasco" heb ik uit een artikel uit Trouw gehaald. Ik doe de heer Geurts dat krantenartikel graag toekomen. 

De heer Geurts (CDA):

Dat krantenartikel ken ik. Het is aan de redactie om een kop boven een krantenartikel te zetten, maar feitelijk is het uit het rapport niet te halen en dat heb ik zojuist aangetoond. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik pak het stuk er even bij, want dat maakt het makkelijker om hierop te reageren. De allereerste conclusie van het rapport luidt: "Als agrarisch natuurbeheer in zijn geheel zou worden afgeschaft, zijn negatieve effecten op de biodiversiteit beperkt." Dat is politiek jargon voor: het helpt geen moer. 

De heer Geurts (CDA):

Het woord "fiasco" werd gebruikt en ik heb de heer Wassenberg even gecorrigeerd door aan te geven dat het geen betrekking heeft op de lijn die hij suggereert. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Als we het erover eens kunnen worden dat het geen moer helpt, zijn we het daar in ieder geval over eens. 

De heer Graus (PVV):

Er wordt veel gedubbeld en dat neem ik de heer Wassenberg natuurlijk niet kwalijk, omdat hij een vervanger is en niet alles hier heeft gevolgd. Alles wat hij zei over vervanging, verfijning en versnelling bij de alternatieven voor dierproeven, is in deze regeringstermijn al vastgelegd in toezeggingen van de staatssecretaris van het ministerie van EZ en in vier aangenomen moties van het lid Graus. Het is leuk en aardig om het allemaal te herhalen en het is ook leuk voor de bühne, maar het lijkt mij beter om nieuwe dingen aan te snijden. Ik zou tegen de heer Wassenberg willen zeggen: don't imitate, innovate! Dat is wat ik hem wil adviseren voor het geval hij nog een keer in de Kamer terugkomt. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Voorzitter, mag ik daarop reageren? Ik heb naar de cijfers gekeken. Die cijfers laten zien dat het aantal proefdieren vanaf de jaren tachtig daalt tot onder de 1,5 miljoen dieren. Maar die daling is al vijftien jaar gestaakt. We zien nu een stabilisering op ongeveer 600.000 tot 700.000 proefdieren en daar gaat helemaal niets meer van af. Er is zelfs een tijdelijke stijging te zien geweest als gevolg van het gebruik van biotechnologie bij dieren. Wat wij ook zien — dat is heel alarmerend — is dat het aantal dieren die in reserve worden gebruikt en die dus onder dezelfde condities worden gehouden als proefdieren, is gestegen van 300.000 naar 500.000 à 600.000. Het totale aantal dieren in de proefdiercentra is dus zelfs gestegen, en niet zo'n beetje ook. De heer Graus zegt dat er heel veel over is gesproken in de Kamer. Dat is heel interessant, maar kennelijk is het aantal proefdieren niet verminderd. Daarover wil ik het hebben. 

De heer Graus (PVV):

Mijnheer Wassenberg komt er misschien ooit nog weleens achter: alles in Den Haag, zelfs de liftdeuren, gaat zo snel als dikke stront door een trechter, om maar binnen het vakjargon te blijven. 

De voorzitter:

Nou, nou ... 

De heer Graus (PVV):

Het gaat gewoon allemaal niet zo snel als u wilt. De moties zijn allemaal vrij recent aangenomen, maar wij moeten de staatssecretaris natuurlijk wel de kans geven om er iets mee te doen. Iedereen is nu aan het jasje van de staatssecretaris aan het trekken. Wie wil er mee onder moeders paraplu lopen, vraagt de ChristenUnie. Een andere partij vraagt om meer werkbezoeken. Daar ben ik op tegen. De staatssecretaris moet gewoon aan de slag gaan met de uitvoering van onze moties. Dan zult u zien dat het wel snel gaat. Maar wij kunnen geen ijzer met handen breken. Iets wat decennialang heeft geduurd, kun je niet in een paar maanden oplossen. U moet de staatssecretaris dus wel de tijd gunnen om de moties uit te voeren. 

De heer Wassenberg (PvdD):

Mag ik daarop reageren, voorzitter? Dat is de reden waarom ik expliciet heb gevraagd om meer in te zetten op validatie. Het gaat inderdaad extreem traag. Wetenschappers kunnen alternatieven ontwikkelen, maar het kan soms vijftien tot twintig jaar duren voordat die alternatieven ook breed politiek worden erkend. De politieke erkenning gaat vaak nog langzamer dan de wetenschappelijke doorbraak. Dat is de reden waarom ik de staatssecretaris heb gevraagd om op Europese schaal te werken aan de validatie, zodat de alternatieven, wanneer ze er zijn, sneller en eerder gebruikt kunnen worden door de wetenschap, en zodat wij af kunnen komen van de dierproeven, waarvan wij allebei af willen. De validatie is echt van cruciaal belang. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik wilde even terugkomen op het agrarisch natuurbeheer. De heer Wassenberg constateerde terecht dat het agrarisch natuurbeheer buitengewoon slechte rapportcijfers heeft gehad. Je kunt erover twisten of het helemaal niets heeft opgeleverd of heel weinig, maar het is allebei te weinig. Tot zover kan ik zijn verhaal dus uitstekend volgen. Ik bespeur echter dat de Partij voor de Dieren daarmee eigenlijk zegt: afschaffen. Schaf het agrarisch natuurbeheer af. Tegelijkertijd is het volgens mij zo — ik ben benieuwd of de heer Wassenberg dat met mij eens is — dat er goede voorbeelden zijn van goed en effectief agrarisch natuurbeheer. Zo werkt de Vogelbescherming samen met een honderdtal weideboeren die dat op een uitstekende wijze doen. Is de heer Wassenberg het met mij eens dat het dan wellicht verstandiger is om te zorgen voor het effectief krijgen en effectief aanwenden van de middelen voor agrarisch natuurbeheer en dat dat beter zou zijn dan het afschaffen ervan? 

De heer Wassenberg (PvdD):

Ik zou het belangrijk vinden dat de beschikbare middelen worden besteed aan natuurbudgetten, waarop nu bezuinigd is, maar niet aan het agrarisch natuurbeheer, want het kan echt op een betere manier. Het geld kun je maar één keer uitgeven, en het agrarisch natuurbeheer is wat ons betreft onvoldoende. Daar gaat wat ons betreft het geld dus niet naartoe. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Ik doe toch een poging om de heer Wassenberg te overtuigen om daar anders tegen aan te kijken. Dat doe ik vanuit de veronderstelling dat je niet al het agrarisch gebied, of een groot deel van het agrarisch gebied, kunt omzetten in natuur, die je vervolgens gaat beheren, nog afgezien van het feit dat dit echt heel erg duur zou worden. Dat laatste zou ik er misschien nog wel voor over hebben, maar een Kamermeerderheid niet, denk ik. Het zou buitengewoon effectief kunnen zijn om juist binnen de agrarische functie op een effectieve manier maatregelen te laten treffen door boeren, graag met enige grip op wat er gebeurt in die gebieden. Dat is toch vele malen goedkoper, en tegelijkertijd effectief binnen een van nature of in elk geval logischerwijs agrarisch gebied met koeien in de wei. 

De heer Wassenberg (PvdD):

De heer Grashoff gaf zonet een voorbeeld dat ik niet ken. Misschien is het het verstandigst dat hij dat voorbeeld dadelijk, tijdens een schorsing, even met mij bespreekt. Dan kan ik er in tweede termijn nog op terugkomen. Dat lijkt mij het verstandigst. 

De voorzitter:

Uitstekend. Dank voor uw bijdrage, mijnheer Wassenberg. 

Dan geef ik als laatste spreker in deze eerste termijn van de zijde van de Kamer het woord aan de heer Houwers. 

De heer Houwers (Houwers):

Voorzitter. Ook ik wil om te beginnen van de gelegenheid gebruikmaken om de staatssecretaris te feliciteren met zijn nieuwe functie. Ik hoop dat hij daar veel succes in heeft. Er is veel te doen, zoals wij vandaag ook wel hebben gemerkt. 

Vandaag bespreken we met elkaar de begroting Economische Zaken, en dan vooral het onderdeel Landbouw en Natuur. Ik wil in mijn inbreng aandacht vragen voor het woordje "en". We bespreken vandaag namelijk niet alleen landbouw, of alleen natuur of landbouw versus natuur, nee, we bespreken met elkaar landbouw én natuur. Steeds meer lijken landbouw en natuur een tegenstelling te worden en dat hoeft helemaal niet. Een boer is niet per definitie iemand met megastallen of landerijen vol met chemicaliën. Een boer is echter ook niet per definitie iemand met een klein, gezellig boerderijtje met kippen op het erf en koeien in de wei. Ik wil graag pleiten voor een balans van de weegschaal, waarbij landbouw en natuur naast en met elkaar kunnen bestaan. Ik wil daarom vandaag stilstaan bij onderwerpen die naar mijn idee nog niet in balans zijn, onderwerpen waarbij de weegschaal doorslaat en waarbij we op zoek moeten naar mogelijkheden om de balans te herstellen. 

Een onderwerp dat niet in balans is, is dat van de fosfaatproductie. Fosfaten zijn nodig als grondstof voor de productie van voedsel. Fosfaten zijn nodig voor mensen, dieren en planten om te kunnen leven. Mensen en dieren krijgen fosfaat uit voedsel; planten betrekken fosfaat uit de bodem. Fosfaat is belangrijk voor de energievoorziening; in bloed regelt fosfaat onder andere de zuurgraad. In de praktijk blijkt echter dat extra fosfaten via kunstmest worden toegevoegd aan gewassen. Van deze gewassen wordt veevoer gemaakt, waar ook nog eens extra fosfaat aan wordt toegevoegd. Het veevoer wordt gegeten door de dieren en de dieren produceren mest met veel fosfaat. Dit lijkt op een circulaire economie. Fosfaat kan worden hergebruikt in de keten, maar waarom is fosfaat alleen fosfaat als er "fosfaat" op staat? Kan de staatssecretaris uitleggen waarom fosfaat gewonnen of gefilterd uit dierlijke mest niet mag worden aangewend of gebruikt? Ik zou dat graag anders, en vooral veel praktischer, zien. Ik krijg daar graag een reactie op van de staatssecretaris. 

De totale fosfaatproductie in de melkveehouderij wordt begrensd. De staatssecretaris wil zo voorkomen dat Nederland de EU-derogatie verliest. Dat is begrijpelijk en waarschijnlijk noodzakelijk. Wat zou er gebeuren als we de derogatie verliezen? Wat zijn de gevolgen daarvan in de beleving van de staatssecretaris? Toch moet je misschien ergens een grens stellen en zorgen dat die grens niet wordt overgeschreden. Vanuit mijn liberale principes zou ik het liefste hebben dat er zo min mogelijk grenzen zijn. Maar toch, een stukje duidelijkheid moet er komen. 

Die duidelijkheid wordt ook gevraagd door de sector zelf. Dan is het wellicht raadzaam om ook naar die sector te luisteren en te bekijken of je met elkaar toch tot iets moet komen. Op het moment is er namelijk geen duidelijk beleid in dezen. Er is veel onzekerheid en iedereen wacht af. De sector wacht, maar wil graag duidelijkheid. Wellicht kunnen we toe gaan geven en de sector duidelijkheid geven door het maken van regels. Ik roep daar de staatssecretaris toe op. Ik hoor graag zijn visie op hoe we een en ander met elkaar invulling kunnen geven. 

Een ander onderwerp betreft de Kaderrichtlijn Water. De provincies en de waterschappen zijn hier medeverantwoordelijk voor. Van verschillende kanten, onder andere de rijksoverheid, worden er acties voor ondernomen. Kan de staatssecretaris duidelijk maken waar wij op het tijdspad zitten? Is hij van plan om tussentijdse rapportages op te stellen om te laten zien in welke zin we inmiddels voldoen aan de verwachtingen en de eisen die we onszelf hebben opgelegd? 

Ik kom te spreken over het natuurbeleid en met name het agrarisch natuurbeleid. We moeten dat zeker niet afschaffen, temeer daar landbouw en natuur naar mijn idee bij elkaar horen, zoals ik eerder al zei. Ik hoor graag de visie van de staatssecretaris hierop. Ik ben van mening dat we ermee door moeten gaan, maar dat we het wel op een efficiënte manier moeten gaan regelen. 

Dan kom ik toe aan mijn belangrijkste punt, de krimpgebieden. In de krimpgebieden speelt de landbouw een enorme rol. Er zijn ongeveer 600.000 mensen werkzaam in de totale agro-economische sector. Veel van hen wonen in de krimpregio's. In de Randstad wordt het nog weleens vergeten, maar de landbouw in de krimpregio's is de motor van de Randstad. Maar liefst 8,3% van de nationaal toegevoegde waarde komt voort uit activiteiten op het platteland. De relatie tussen de krimpgebieden en de Randstad is op het gebied van landbouw niet in balans. Ik zou graag willen dat die wel in balans komt. Dat zou kunnen doordat we er meer waardering voor gaan krijgen. Dat betekent dat je meer ruimte moet laten om op die manier dingen mogelijk te maken. Het moet dus niet via meer regels. We vervallen toch al snel in die regels. Daarvan heb ik twee voorbeelden. Tijdens een werkbezoek kreeg ik informatie over het gebruik van voorgeschreven luchtwassers die niet op de juiste manier zijn toegelaten, maar wel door gemeentes worden voorgeschreven als de beste beschikbare techniek. Vervolgens gaan wij nu ook via elektronische systemen controleren of die apparaten aanstaan. Is het niet veel beter om te bekijken wat de werking daarvan is, in plaats van te bekijken of je apparaten aan hebt staan die niet goed functioneren? Is het niet beter om gewoon buiten de stallen te meten wat er eigenlijk gebeurt? Het doel van luchtwassers is uiteindelijk ervoor te zorgen dat de omgeving er zo min mogelijk last van heeft. 

Dan het verhaal over de kiloknallers. De PvdA komt met een voorstel om die te verbieden, maar zoals ik in een vraag aan mevrouw Dikkers ook al heb gezegd, zijn er twee mogelijkheden. De eerste mogelijkheid is dat vlees wordt geproduceerd volgens de regels en dus gewoon op de markt kan worden gebracht. Dan bepaalt de markt de prijs. Dat is dan ook meteen de scheidsrechter. Als je dat anders wilt, hoe ga je dan om met kerstbomen die voor €1 worden verkocht door een grote landelijke keten? Dat is ook onder de kostprijs. Wat doe je dan met bepaalde bedrijven die een ontbijt voor bijna niets aanbieden? Dat doen ze om mensen in de zaak te krijgen. Je moet ervoor zorgen dat zulke ondernemersinventiviteit mogelijk blijft. Ik denk dus ook dat je geen verbod op kiloknallers moet invoeren. De tweede mogelijkheid is dat bij de productie van vlees niet aan de dierenwelzijnsregels of andere regels is voldaan. Dan zou je daartegen moeten optreden. Ik roep de staatssecretaris daarom op om niet in te gaan op het idee om kiloknallers te verbieden, maar wel te bekijken hoe wij op een goede manier kunnen bijdragen aan het produceren van gezond voedsel. Daar zijn wij in Nederland heel erg goed in. 

Ik zie dat ik moet afronden, maar dat komt precies goed uit, want ik ben ook door mijn tekst heen. 

De algemene beraadslaging wordt geschorst. 

De voorzitter:

Wij schorsen nu voor de dinerpauze. De voortzetting van dit debat wordt morgen om 11.30 uur voorzien. 

De vergadering wordt van 18.28 uur tot 19.00 uur geschorst. 

Voorzitter: Elias

Naar boven