10 Roundup en bijengif

Aan de orde is de voortzetting van het debat over het middel Roundup en over bijengif. 

De voorzitter:

Ik heropen de vergadering. Aan de orde is de tweede termijn van de zijde van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Smaling van de SP. U hebt maximaal twee minuten spreektijd. 

De heer Smaling (SP):

Voorzitter. Ik dank de twee bewindslieden voor de beantwoording. Ik ben blij dat we dit debat hebben kunnen voeren. Sinds de vorige keer dat we over gewasbeschermingsmiddelen of landbouwgif hebben gesproken, zijn er wat nieuwe feiten op tafel gekomen over glyfosaat en neonicotinoïden. Die zijn ernstig genoeg om het daar vandaag over te hebben. Ik ben ervan overtuigd dat deze twee staatssecretarissen heel hard werken en dat ze ook alles uit de kast willen halen om het gebruik van stoffen die potentieel schadelijk zijn te beperken of zelfs te verbieden. Ik wil ze daar nog extra toe aanmoedigen. 

Het is toch wel een probleem dat alles Europees geregeld wordt. We hebben een laagliggend land met hoog grondwater en veel oppervlaktewater. Daar komt ook al het drinkwater uit. In die zin is Nederland geografisch en demografisch toch heel anders dan het gemiddelde van die 28 lidstaten. Ik denk dat het nodig is dat de bewindslieden af en toe hard vechten als ze met die 27 collega's om de tafel zitten. 

Ik snap nog steeds niet helemaal hoe de toelatingskwesties en de Kaderrichtlijn Water zich tot elkaar verhouden, ondanks het feit dat staatssecretaris Mansveld een goede poging heeft gedaan om dat uit te leggen. Ik heb ook vanuit wetenschappelijk oogpunt nog wel wat problemen met het causale verband dat aangetoond moet worden voordat echt ingegrepen wordt. Correlaties zouden wetenschappelijk gezien op zich hard genoeg moeten zijn om beleid op te kunnen baseren. Dat is dus mijn vraag aan de andere staatssecretaris. 

Laten we één ding voorkomen, namelijk dat we over een paar jaar in een debat verzeilen van "hadden we toen maar" en "met de kennis van nu". We hebben dat soort debatten in parlementaire enquêtes gevoerd, maar ook wel eens elders in de politiek. Dat moeten we in elk geval niet hebben. 

Vanwege het harde werken van de staatssecretarissen heb ik besloten om geen moties in te dienen. Ik hoop dat zij dat opvatten als een hart onder de riem, maar dat er ondanks dat feit voor hen reden is om er extra hard aan te trekken dat we afkomen van stoffen die slecht zijn voor mens, plant en dier. 

De voorzitter:

Ik geef nu het woord aan mevrouw Ouwehand. Mijnheer Graus, u had toch afgezien van een tweede termijn? 

De heer Graus (PVV):

Dat klopt, voorzitter. Daar houd ik me ook aan. Via deze weg wil ik beide staatssecretarissen toch even bedanken voor de toezeggingen en de acties. 

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik sluit mij aan bij de heer Smaling, die zegt dat hij er wel vertrouwen in heeft dat de staatssecretarissen aan de slag zijn gegaan met de motie die door de Kamer is aangenomen. We willen ze daartoe hard aanmoedigen en dienen dus geen moties in. 

Het knelt echter nog wel. De zorgen zijn namelijk groot. De ruimte om vanuit het voorzorgsbeginsel echt alles te doen wat mogelijk is, lijkt groter dan de ruimte die de staatssecretarissen op dit moment benutten. Ik zou hen dus willen oproepen om daar nog eens goed naar te kijken. Een van de dingen die echt knelt, is het feit dat het kabinet de zorgen over de bestrijdingsmiddelen waarover we het vandaag hebben wel deelt en ook aan de slag is gegaan, maar dat het Ctgb in de tussentijd nieuwe toelatingen verstrekt. Ik snap dat niet zo goed. We zijn bezig om te bekijken of en hoe we bestaande toelatingen kunnen wijzigen of inperken, omdat we een verbod of een beperking van de toepassing willen. Is de toepassing van het voorzorgsbeginsel in de ogen van het kabinet nou echt zo mager dat je in de tussentijd niet eens tot een moratorium op nieuwe toelatingen van die gewraakte middelen kunt besluiten? Ik zou graag een toezegging krijgen over een uiteenzetting daarover voor de eerstvolgende keer dat we hierover met elkaar komen te spreken. 

Wat mij nog niet duidelijk is, is wie er precies beslist over de proportionaliteit. Ik doel dan op het aanpakken van de imidacloprid in de glastuinbouw en op de waterzuivering. We hebben nu al gezien dat die minder vergaande maatregelen naar alle waarschijnlijkheid niet voldoende opleveren. Uit de antwoorden van het kabinet begrijp ik dat het aan het Ctgb is om te bepalen wat proportioneel is. Graag krijg ik de toezegging dat we dat op papier krijgen voor de volgende keer dat we hierover spreken. Dit spul moet van de markt en moet uit de schappen. Het gaat om de toekomst van onze natuur. 

De heer Grashoff (GroenLinks):

Voorzitter. Het is wel duidelijk dat beide staatssecretarissen op de goede koers zitten wat betreft de intenties. We willen geen glyfosaat en we willen het gebruik van neonicotinoïden ver terugdringen dan wel een totaalverbod daarop bewerkstelligen. Daarvoor moet een zorgvuldig proces worden gevolgd. Bij mij ontstaat de indruk dat de staatssecretarissen daarbij aan de erg veilige kant blijven wat betreft de juridische risico's, maar dat wordt al snel een welles-nietesspel. Voor dit moment zou ik die koers het voordeel van de twijfel willen geven. 

Dit neemt niet weg dat er een aantal toezeggingen zijn gedaan over aanvullende onderzoeken, de conclusies daarvan en verdergaande maatregelen. Mijn pleidooi is dat ik niet wil horen dat het niet kan, maar wel hoe het kan. Ik klamp mij eraan vast dat ik van beide staatssecretarissen heb begrepen dat dit de intentie is waarmee zij beiden met dit vraagstuk bezig zijn. Op basis daarvan heb ik ervan afgezien om nu moties in te dienen. Ik wacht met spanning de verdere rapportages en terugkoppeling aan de Kamer af. Zo nodig zullen wij elkaar spreken. Laat het duidelijk zijn: ik wil niet nog een keer drieënhalf jaar wachten op een volgend, al te bescheiden stapje. 

De voorzitter:

De heer Geurts ziet af van een inbreng in tweede termijn. 

De heer Leenders (PvdA):

Voorzitter. Het kan heel kort. Ik spreek mijn waardering uit voor de inzet van de staatssecretarissen, zoals ook al door mijn collega's is uitgesproken. Ik ben blij dat die waardering brede steun krijgt. In het verleden is bewezen dat wordt ingegrepen als daarvoor juridische mogelijkheden zijn. Daarom ben ik ervan overtuigd dat dit ook in de toekomst gaat gebeuren. Metam-natrium was een voorbeeld daarvan. Ik wacht het met belangstelling en vertrouwen af. 

Een zorgpunt van ons was het gebruik van glyfosaat op sport- en recreatieterreinen. Hiervoor had ik een motie in mijn achterzak. De toezeggingen op dit punt waren echter zo overtuigend dat het op dit moment niet gepast zou zijn om die in te dienen, vooral ook ik de overtuiging heb dat de green deal met NOC*NSF die daaraan ten grondslag ligt, de goede weg is. Het is namelijk een bevestiging — in eerste termijn heb ik dit ook uitgesproken — van de waarde van de samenwerking in de samenleving met de diverse partijen. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter. De heer Graus riep mij zo-even buiten de microfoon op om het kort te houden. 

Ik dank de staatssecretarissen voor de beantwoording in eerste termijn. Ik constateer dat het debat vier uur verder is en dat het debat op basis van onderbuikgevoelens is gevoerd en niet op basis van feiten. De ridicule besluiten, maar zeker ook de verdergaande wensen in de Kamer, zullen ervoor zorgen dat ondernemers maar ook particuliere gebruikers andere wegen gaan bewandelen. Ze zullen bijvoorbeeld middelen bestellen via internet of zullen aangewezen zijn op biologische middelen — azijn kwam een aantal keren ter sprake — wat grotere en schadelijke gevolgen heeft. Het zijn besluiten die niet-handhaafbaar zijn. De ridicule besluiten zullen een grote impact hebben op bijvoorbeeld de voedselproductie. Ik wijs in dat kader op het gebruik van Roundup in de landbouw. Tegen de staatssecretaris zeg ik: het voelt misschien goed, maar deze maatregelen werken niet. Ik roep het kabinet dan ook op om deze betuttelingsdrang te stoppen. 

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Ik zit nog even na te schuddebuiken over de woorden van mevrouw Lodders. Zij maakt ons hier eigenlijk het grote verwijt dat wij al een hele middag bezig zijn met de onderbuik, terwijl in mijn ogen heel veel collega's met de leden van het kabinet een serieus probleem heel inhoudelijk hebben besproken. Ik schrik daar dus van. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Voorzitter, ik word aangesproken. Ik constateer dat we dit debat niet op basis van feiten voeren. Als we dat wel hadden gedaan, waren we tot andere richtingen gekomen. Deze constatering kan de heer Schouw niet weerleggen. 

De heer Schouw (D66):

Er is volgens mij een verschil tussen het uiteenlopen van de politieke opvattingen, om wat voor een reden dan ook, en het maken van verwijten aan collega's dat zij niet op basis van feiten, maar op basis van de onderbuik debatteren. Ik nodig mevrouw Lodders in alle vriendelijkheid uit om even te kijken naar de zorgvuldigheid waarmee de collega's dit debat hebben voorbereid en gevoerd, en naar de zorgvuldigheid waarmee het kabinet op de onderwerpen heeft gereageerd. Dan kan zij echt in de verste verte niet zeggen dat hier een middagje "onderbuik opspelen" aan de orde is geweest. Ik meen dit oprecht. 

De voorzitter:

Mevrouw Lodders, u mag een korte opmerking maken. 

Mevrouw Lodders (VVD):

Ik heb niets gezegd over de zorgvuldigheid. Ik heb in mijn inbreng meerdere keren verwezen naar de verschillende autoriteiten en naar lidstaat Duitsland als rapporteur. Dat zijn feiten, dat is de feitelijke onderbouwing. Die heb ik in het debat van vanmiddag gemist. 

De heer Schouw (D66):

Ik stel vast dat de VVD-fractie iets anders vindt dan een heel grote meerderheid in de Kamer. Dat dit wordt gekwalificeerd als "onderbuik" vind ik jammer. Ik had dat liever anders gehad. Misschien zit er muziek in voor de toekomst. 

Mijn fractie is het geheel en al eens met de doelen die het kabinet op dit front heeft: transitie en vergroening. Staatssecretaris Mansveld had het ook over de circulaire economie. Dat vind ik hartstikke goed. Mijn fractie is overtuigd van de activistische houding ten aanzien van dit dossier, zoals staatssecretaris Dijksma die noemde. Heel goed. Chapeau. Volle complimenten. Ik snap heel goed dat vanwege procedurele en juridische kwesties het doel niet in één klap te bereiken is. De winst van vanmiddag is dat de richting volgens mij glashelder is, te beginnen bij de inzet op een herbeoordeling van het verbod op neonics en glyfosaat. Daar gaan wij niet over, instanties wel, maar de inzet van het kabinet is helder, waarvoor dank. 

Ik zie dadelijk nog even toe op het antwoord van staatssecretaris Mansveld over de zuiveringsinstallatie. Dat vind ik belangrijk. We moeten nog even naar de laatste inbreng luisteren, maar volgens mij is het unieke aan dit debat dat de partijen tot nu toe als uiting van commitment hebben gezegd: laten we het kabinet niet verder opjagen, want we zijn het met elkaar eens, dus moties zijn overbodig. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik dank beide staatssecretarissen voor de beantwoording van alle vragen. Mijn fractie is er veel aan gelegen dat de motie-Grashoff wordt uitgevoerd. Ik proef dat de staatssecretarissen, in het bijzonder die van Infrastructuur en Milieu, de motie graag uitvoeren, maar dat zij tegen juridische belemmeringen aanlopen. Ik roep hen graag op om te doen wat mogelijk is. Daarvoor hebben zij in ieder geval van harte de steun van de ChristenUnie. 

Twee punten zijn blijven hangen in eerste termijn. Ik dien daarover graag de volgende moties in. Ik hoop dat de staatssecretaris van Economische Zaken die positief zal beoordelen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

constaterende dat de aangenomen motie-Dik-Faber/Dijkgraaf (27858, nr. 287) verzoekt om in Europees verband in te zetten op een versnelling van de registratie van basisstoffen en verdeling van de lasten; 

overwegende dat deze registratie een versnelling kan betekenen voor vergroening van de gewasbescherming; 

verzoekt de regering, in te zetten op een Europees plan van aanpak voor de registratie van basisstoffen, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 313 (27858). 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

Ik heb via de sector gehoord dat de staatssecretaris hiermee aan de slag is. Ik hoop dat de motie haar erbij ondersteund om daarin ook een stap verder te gaan en tot een plan van aanpak te komen. 

Ik wil nog een tweede motie indienen. 

Motie

De Kamer, 

gehoord de beraadslaging, 

overwegende dat de staatssecretaris door een wijziging van het Besluit gebruik meststoffen het scheuren van grasland in juni ten behoeve van aaltjesbeheersing door de teelt van tagetes (afrikaantjes) mogelijk wil maken; 

overwegende dat de meeste melkveehouders door de derogatieverplichting van minimaal 80% grasland geen land zullen willen verhuren aan bollentelers voor de teelt van tagetes omdat zij hiermee hun derogatie op het spel zetten; 

overwegende dat hierdoor de aan bollentelers en melkveehouders toegezegde oplossing in de praktijk niet werkbaar zal zijn; 

verzoekt de regering, in overleg met de Europese Commissie met een werkbare oplossing te komen om duurzame aaltjesbeheersing middels de teelt van tagetes daadwerkelijk mogelijk te maken, 

en gaat over tot de orde van de dag. 

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Dik-Faber. Naar mij blijkt, wordt de indiening ervan voldoende ondersteund. 

Zij krijgt nr. 314 (27858). 

De heer Graus (PVV):

Ik begrijp niet goed dat mevrouw Dik deze motie indient. De staatssecretaris heeft dit min of meer toegezegd. Toch dient mevrouw Dik nu deze motie in. Ik vind dat jammer. Volgens mij is dat niet echt een kersje op de taart. Ik vind dit echt heel treurig. Stel nu dat de staatssecretaris straks zegt dat de motie ondersteuning van beleid is. Dat heeft ze eigenlijk al min of meer gezegd. Is mevrouw Dik dan bereid om haar motie weer in te trekken? Het gaat mij om de eerste motie. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

O, ik begrijp nu dat mijnheer Graus hiermee reageert op de eerste motie die ik heb ingediend. Ik heb de staatssecretaris dit eerlijk gezegd niet horen zeggen. Ik had een zeer beperkt aantal interrupties. Ik heb de staatssecretaris gevraagd of de Kamer informatie zou krijgen over de laagrisicomiddelen. Ik heb in mijn tweede vraag voorgelegd hoe het precies zit met die basisstoffen. Bij mij is niet het signaal binnengekomen dat de staatssecretaris deze weg zou gaan bewandelen. Als de staatssecretaris dit toch echt heeft toegezegd tijdens het debat, dan is de motie overbodig en zal ik haar uiteraard intrekken. Ik wacht even op de reactie van de staatssecretaris. 

Staatssecretaris Dijksma:

Voorzitter. Ik dank de leden van de Kamer voor hun steun. Een groot deel van de leden heeft geen moties ingediend. Daarmee hebben zij ook aangegeven dat adel verplicht. Dat hoort er ook bij en dat wordt zeker zo door ons ervaren. 

Een aantal leden heeft nog vragen over de procedures. Hoe zit het daar precies mee? Wat is mogelijk en wat is niet mogelijk? Ik denk dat het goed is om goed te bekijken hoe we dat op een zo helder mogelijke manier bij de Kamer krijgen. Volgens mij is namelijk uit dit debat juist naar voren gekomen dat de manier waarop wij willen handelen, altijd gebaseerd moet zijn op wetenschappelijk gevalideerde gegevens. Het klopt dat niet wij, maar het Ctgb beslist over de toelating van middelen. Die toelating is dus onafhankelijk georganiseerd. Ik had het eerder over een werkbezoek, maar ik kan me ook voorstellen dat wordt gekozen voor een technische briefing. Dat is wellicht een optie. Op die manier zouden we de verordening nog eens kunnen laten toelichten en voor de Kamer op een rij kunnen laten zetten wat een en ander nou precies betekent. Ik blijf dus maar met de Kamer meedenken over een manier waarop we zo helder mogelijk kunnen krijgen wat precies het speelveld is. Wat is de ruimte? Waar ligt de verantwoordelijkheid van het kabinet? Hoe heeft het Ctgb in dezen zijn verantwoordelijkheid? Ik ben dus van harte bereid om dat nog een keer op te schrijven, maar zo'n briefing is misschien een effectievere methode. Er ligt namelijk al een brief en er liggen al verschillende reacties van het kabinet op wat de Kamer heeft gevraagd. De uitwisseling op papier is echter tot nu toe kennelijk niet afdoende effectief geweest. Daarover moeten we dus misschien nog een keer nadenken. 

Het voorzorgsbeginsel, waarover mevrouw Ouwehand een vraag stelde, zit in de verordening. Zonder een beoordeling en goedkeuring is er geen toelating mogelijk. Zo staat dat in de verordening. De heer Smaling zegt dat dit, als het gaat om correlaties, toch genoeg moet zijn om op basis daarvan beleid te kunnen maken. Op grond van de verordening geldt dat alleen als niet aan de toelatingsvoorwaarden kan worden voldaan. Je kunt dus ingrijpen op een toelating. De toelating zelf komt tot stand na een beoordeling van de werkzame stof en het middel. Het hele toetsingskader en de wijze waarop wij daarnaar moeten kijken, is vastgelegd, net zoals de wetgeving. Het lijkt mij zinvol om dit nog een keer in een technische briefing verder uit te diepen. 

Mevrouw Dik-Faber heeft vragen gesteld over de basisstoffen. Ik had beloofd daar in tweede termijn op terug te komen, dus dat zal ik nu doen. Ik hoop dat zij mij zal vergeven als ik zeg dat haar motie op stuk nr. 313 overbodig is. Aan de hand van wat wij doen, hoop ik mevrouw Dik-Faber daarvan te overtuigen. Inderdaad moet er ook voor het goedkeuren van basisstoffen een EU-besluit worden genomen. Dat gebeurt mede op basis van een EFSA-beoordeling. Die beoordeling vindt overigens plaats conform het geldende toetsingskader. Dit betekent dat er binnen de Europese Unie een dossier moet worden aangedragen dat kan worden beoordeeld. Alleen als er een aanvraag met een dossier komt, kan de EFSA een beoordeling geven en eventueel een goedkeuring verlenen. Voor bijvoorbeeld bier is er op dit moment geen aanvraag. 

Op korte termijn start een tweede pilotproject op het vlak van de basisstoffen. Dat gebeurt op ons verzoek, want de Kamer heeft ons al eerder opgejaagd om op dit dossier iets te gaan doen. Nederland gaat met ten minste één pilot meedoen. Wij doen dit in het kader van de versnelling van de vergroening van gewasbescherming. Wij overwegen — het zal geen verbazing wekken — om melk aan te dragen. De stof die voor deze pilot wordt aangedragen, wordt samen met stakeholders — daarbij moet men denken aan Bionext en LTO — bepaald. Inmiddels zijn er acht basisstoffen toegelaten. In Nederland hebben wij besloten dat stoffen die op de zogenaamde RUB-lijst staan, zoals bier en melk, nog steeds mogen worden gebruikt. Wij hebben besloten om dat te organiseren als tegemoetkoming. Dit is mijn inhoudelijke reactie op de motie op stuk nr. 313 van mevrouw Dik-Faber. 

In de motie op stuk nr. 314 vraagt mevrouw Dik-Faber om opnieuw aan de slag te gaan, zelfs met de Europese Commissie, om de duurzame aaltjesbeheersing via de teelt van Tagetes daadwerkelijk mogelijk te maken. Ik heb al gezegd dat ik niet iets wil doen waarmee ik opnieuw ga onderhandelen over de eisen die in de derogatie zitten. De motie moet ik wel zo verstaan. Ik wil er heel helder over zijn dat ik dit geen goede route vind. Helaas moet ik daarom de motie op stuk nr. 314 ontraden. 

Mevrouw Dik-Faber (ChristenUnie):

De motie op stuk nr. 313 zal ik intrekken na de nadere duiding van de staatssecretaris. 

De motie op stuk nr. 314 zal ik aanhouden, omdat ik niet wil dat wij nu aan de derogatie gaan morrelen. Ik wil in gesprek gaan met enkele stakeholders om te bezien waar de kansen en de mogelijkheden zitten. Daarover wil ik contact houden met de staatssecretaris. Wij hebben een heel goed alternatief voor metam-natrium, maar laten wij bekijken of wij dat ook echt kunnen toepassen. Daar wil ik graag aan werken. Een weggestemde motie zou in dat kader niet helpen. 

De voorzitter:

Aangezien de motie-Dik-Faber (27858, nr. 313) is ingetrokken, maakt zij geen onderwerp van beraadslaging meer uit. 

Op verzoek van mevrouw Dik-Faber stel ik voor, haar motie (27858, nr. 314) aan te houden. 

Daartoe wordt besloten. 

Staatssecretaris Mansveld:

Mij resten twee vragen. Aan de heer Smaling heb ik iets toegezegd. Inderdaad is er een verschil tussen de wateren. Er zit ook een technische kant aan het verhaal met betrekking tot de Kaderrichtlijn Water en hoe deze in elkaar steekt en met het Europese verhaal. Ik wil mijn reactie hierop in een brief aan de Kamer doen toekomen. 

Verder was er de vraag van de heer Schouw. Nu lijkt er inderdaad geen of bijna geen sprake te zijn van een adequate waterzuivering voor imidacloprid, dus dat kan in de hoogste concentraties in het water terechtkomen. Ik heb net aan mijn departement doorgegeven dat ik wil dat de sector daarop wordt aangesproken. Ik zal daarover een brief naar de sector sturen. Ik zal de waterschappen vragen om handhaving. 

De heer Schouw (D66):

Als dat gebeurt, is dat fantastisch. Zouden we kunnen afspreken dat de Kamer eind september of zo iets van het kabinet hoort over wat dat heeft opgeleverd? 

Staatssecretaris Mansveld:

Ik weet niet of er al een brief of een verzamelbrief is; in dat geval probeer ik dit daarin mee te nemen. Zo niet, dan heb ik er geen enkel probleem mee om dat separaat te doen. 

De beraadslaging wordt gesloten. 

De voorzitter:

Ik dank beide staatssecretarissen voor hun beantwoording in tweede termijn. Ik dank de leden voor hun aanwezigheid en inbreng. Ik dank degenen die dit debat hebben gevolgd voor hun belangstelling. 

Naar boven