6 Begroting Veiligheid en Justitie

Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

  • - het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Veiligheid en Justitie (VI) voor het jaar 2014 (33750-VI).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Helder (PVV):

Voorzitter. Ik zie de minister nu niet op zijn plaats zitten, dus misschien heeft hij het al op een loopje gezet. Laat ik toch maar starten.

Het kabinet-Rutte II heeft met de hakken over de sloot zijn eerste verjaardag overleefd, maar alleen dankzij de hulp van maar liefst drie gedoogpartijen. Precies één jaar geleden gaf de Partij van de Arbeid bij de behandeling van de begroting aan dat het roer om moest bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. De nadruk moest niet meer op repressie komen te liggen en de toon moest anders. Om die reden zou de PvdA met bouwstenen komen. De dader moest meer centraal komen te staan en die verschrikkelijke minimumstraffen moesten van tafel. Mijn fractie wil de PvdA-fractie complimenteren, want het is haar gelukt. Het lot van beide bewindslieden ligt inmiddels grotendeels in handen van de Partij van de Arbeid. Zij staan aan het roer van een schip dat alleen maar verder naar links vaart.

Laat ik even een uitstapje maken naar de inbreng van de VVD-collega van vanochtend. Ik hoorde hem spreken over fraudebestrijding, zedenwetgeving, virtuele kinderporno en recidivebestrijding, maar gevraagd naar een visie zei hij: ik wacht de reactie van de minister en de staatssecretaris af. Die bouwstenen van de Partij van de Arbeid zijn dus hard nodig. We hebben deze dan ook aangetroffen. Met de bouwstenen voor de strafrechtketen dreigt het enigszins mis te gaan, want de strafrechtketen dreigt compleet in te storten. Het is nog maar de vraag of beide heren in vak-K de strafrechtketen op orde gaan krijgen, gezien de monsterbezuinigingen die zullen worden doorgevoerd op het Openbaar Ministerie, op het gevangeniswezen en op de gefinancierde rechtsbijstand. We hebben er al diverse debatten over gevoerd en er zullen er nog vele volgen.

Ook de Algemene Rekenkamer volgt dit duo op de voet, getuige haar laatste brief. Als de Kamer vragen stelt, krijgt zij van de minister en de staatssecretaris vaak het antwoord dat het allemaal beter en efficiënter gaat worden. Daarbij wordt dan bijvoorbeeld het programma KEI genoemd, "Kwaliteit en Innovatie", met als doel de digitalisering van gerechtelijke procedures. De minister vertelde ons in een debat vorige week het volgende over KEI: ik ga ermee naar bed en ik sta ermee op. De combinatie overheid en ICT is geen succesnummer, dus we zullen scherp in de gaten blijven houden of dit geen extra miljoenen gaat kosten. We hoorden de VVD-collega vanmorgen echter ook zeggen: ik heb de minister ingehuurd. Nou ja, dan zal het waarschijnlijk gewoon voor rekening van de VVD komen, niet voor rekening van de belastingbetaler.

De politie krijgt er miljoenen bij, wat de PVV niet erg vindt. Op het Openbaar Ministerie wordt bezuinigd, waar de PVV fel tegen is. Op het gevangeniswezen wordt nog harder bezuinigd. Met lede ogen ziet de PVV dat al is begonnen met het sluiten van gevangenissen en het wegsturen van goed personeel. Dus samengevat: de politie levert meer verdachten aan bij het Openbaar Ministerie; het Openbaar Ministerie kan vervolgens vrij weinig met hen vanwege de bezuinigingen; en als het wel wat met hen kan en de rechter een vrijheidsstraf c.q. gevangenisstraf oplegt, zijn er geen gevangenissen meer en gaan de veroordeelden, als het aan de staatssecretaris ligt, met een justitie-Rolex weer de wijde wereld in. Zo is de cirkel rond. De slachtoffers in het bijzonder en de maatschappij in het algemeen hebben het nakijken. Ik val weer even terug op de inbreng van vanochtend van de VVD-collega, die het had over een visie die de bewindspersonen zouden hebben. Een anekdote: als Kamerlid was de staatssecretaris fel tegen elektronische detentie, nu is hij voor. Of dat nou een visie is?

Wat hebben deze minister en staatssecretaris wel bereikt dit jaar? Ik noem het adolescentenstrafrecht, maar bijvoorbeeld weer geen verhoging van de wettelijke duur van de jeugddetentie en terbeschikkingstelling aan het onderwijs. Daarnaast hebben zij een aantal uitspraken gedaan waarvan menige burger van verbazing achterover zal slaan. De PVV heeft deze uitspraken in een boekje verzameld en wil dat via u, voorzitter, overhandigen aan beide bewindspersonen. Voor andere belangstellenden heb ik nog een paar exemplaren, gratis af te halen in het PVV-vak.

Laat ik er een uitspraak uit halen. Op de vraag of de forse stijging van de dagvergoeding in de jeugdgevangenis tot gevolg heeft gehad dat er ook positieve resultaten werden geboekt, antwoordde de staatssecretaris: ik weet het niet, maar ik mag hopen van wel. Of: we voeren wel vaker maatregelen in zonder dat we weten of ze werken. Het is maar dat de belastingbetaler even weet dat er voor miljoenen wordt geïnvesteerd in programma's waarvan hij hoopt dat ze werken.

Ook de minister kan gevoel voor humor niet ontzegd worden. In een uitzending van PowNews onlangs gaf hij Nederland de volgende tip: niemand moet voor zijn beurt spreken; ik ben daar heel goed in. Ook zei hij: "Ik ben liever burgemeester dan minister. Ik ben niet iemand van "wat vinden we". In een stad word je ter plekke geconfronteerd met de effecten van je beleid en in Den Haag niet. Ik heb dat nodig." De minister wordt op dat punt vandaag op zijn wenken bediend.

In dit land krijgen daders van ernstige misdrijven helaas om allerlei redenen van de rechter strafkorting. De PVV zegt niet dat die redenen allemaal onzin zijn, maar sommige zijn simpelweg te voorkomen. Zo moeten strafzaken gewoon goed en snel worden opgepakt en afgehandeld. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens bepaalt namelijk dat een zaak binnen een redelijke termijn moet zijn behandeld. Zo heeft een verkrachter van een 13-jarig meisje enige tijd geleden geen celstraf gekregen omdat de dader pas negen maanden na de aangifte is verhoord. De straffen in Nederland zijn al bedroevend laag. De gemiddelde duur van de onvoorwaardelijke gevangenisstraf is 163 dagen, ofwel minder dan een halfjaar. Zo blijft er niets meer over.

Onlangs nog kregen drie plegers van een woningoverval een halfjaar aftrek wegens een blunder van een docent bij de Politieacademie. Dat zijn nog maar twee voorbeelden. De PVV heeft er dan ook meerdere keren bij de minister op aangedrongen om een register aan te leggen van zaken waarin wegens het overschrijden van de redelijke termijn strafkorting is opgelegd. Het antwoord van de minister was: ik hoef dit niet bij te houden, omdat ik geen indicatie heb dat dit vaak gebeurt; dan had ik het namelijk wel geweten. Over drogredenen gesproken. De minister kan geen indicatie hebben dat het niet vaak gebeurt, want het wordt niet bijgehouden. De PVV wil dan ook van de minister weten of hij alsnog bereid is om, in overleg met de Raad voor de rechtspraak, een register aan te leggen van zaken waarin de overschrijding van de redelijke termijn en/of fouten door politie en/of het Openbaar Ministerie hebben geleid tot strafkorting. Afhankelijk van het antwoord overweegt mijn fractie een motie op dit punt. Graag een reactie van de minister.

De trage afhandeling van een zaak wordt mede veroorzaakt door het niet altijd naar behoren functioneren van de rechterlijke macht. Over het Openbaar Ministerie hebben we meerdere debatten gevoerd. De rechterlijke macht blijft buiten schot, maar hij maakt ook deel uit van de strafrechtketen. Om na te gaan waar de knelpunten zitten, wil de PVV dat de arbeidsproductiviteit per gerecht en per sector inzichtelijk wordt. Zonder te weten waar de knelpunten zitten, kun je geen maatregelen treffen. Vorige week heb ik hierover een motie overwogen, maar die heb ik aangehouden omdat de minister met een brief komt voor het kerstreces.

Zo'n register heeft ook nog een andere taak. Waar gewerkt wordt, worden fouten gemaakt. Rechters vervullen een belangrijke taak, maar ook zij zijn mensen. De minister schreef iets vergelijkbaars in zijn brief van 18 november: in alle organisaties waar door mensen wordt gewerkt of samengewerkt, kunnen fouten of onzorgvuldigheden voorkomen in de beroepsuitoefening. Iedere andere burger kan dan ontslag tegemoetzien. De PVV vindt dat dit ook voor rechters moet gelden. Als er aantoonbaar fout is gehandeld, moet ontslag kunnen volgen. De onafhankelijkheid van de rechterlijke macht komt daarbij niet in het geding. Dat komt het ook niet bij een tijdelijke benoeming, die wij maar weer eens bepleiten op dit punt.

Dan kom ik op het gebruik van camerabeelden bij de opsporing. Dat heb ik vorig jaar tijdens de begrotingsbehandeling al bepleit. Ik heb er ook een motie over ingediend. Het is namelijk een efficiënt en effectief middel gebleken. Denk aan de mishandeling in Eindhoven. Daders komen zich soms al binnen één dag melden. Het gebruik van camerabeelden is nu in het beleid geregeld met de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving voor het OM, maar rechters kunnen strafvermindering opleggen wegens schending van de privacy. Voor de PVV geldt: wil je privacy, pleeg dan geen misdrijf. Zo simpel is het. De PVV wil van de minister weten of hij wettelijk gaat regelen dat het gebruik van camerabeelden in het kader van de opsporing niet tot strafvermindering kan leiden. Als de minister dit blijft weigeren, overweeg ik wederom een motie op dit punt.

Burgers moeten niet als criminelen worden behandeld wanneer zij beelden van daders in de openbaarheid brengen. Afgelopen week bleek nog dat dat een ondernemer die foto's van daders op Facebook had geplaatst om andere ondernemers te waarschuwen, volgens het Openbaar Ministerie een strafbaar feit heeft begaan. En dat is de wereld op z'n kop. Dus graag krijg ik hierop een reactie van de minister. Wil hij daarbij dan ook ingaan op de stand van zaken van het wetsvoorstel dat hij in voorbereiding heeft naar aanleiding van de motie-Elissen/Van Toorenburg?

Met de invoering van minimumstraffen was in Rutte I een voorzichtig begin gemaakt. Aangezien rechters nog steeds de heropvoeding van de dader als prioriteit heeft terwijl een van de strafdoelen … Ik zie dat de heer Schouw wil interrumperen, voorzitter.

De voorzitter:

U was al aan een nieuw blokje begonnen, dus wilde ik u in de gelegenheid stellen dat eerst af te maken. Is het een kort blokje?

Mevrouw Helder (PVV):

Nou ja …

De voorzitter:

Dan geef ik de heer Schouw het woord.

De heer Schouw (D66):

En die probeerde zo sensitief te zijn om een pauzemomentje in het betoog van mevrouw Helder te zoeken. Mede namens mevrouw Berndsen wil ik haar bedanken voor het vlugschrift. Daarnaast wil ik haar de volgende vraag stellen. De heer Opstelten heeft een onzalig plan bedacht over een reisregister; van iedere Nederlander moeten de reisgegevens ondergebracht worden in zo'n reisregister. Mevrouw Helder had het zo-even over privacy et cetera. Wat vindt de PVV eigenlijk van dat onzalige plan?

Mevrouw Helder (PVV):

Het is moeilijk om af te gaan op alleen een uitlating van de minister; hij zal dat dan namelijk wel in de wet moeten regelen. Laat ik wel zeggen dat we er kritisch naar kijken. Het kan niet zo zijn dat zonder enige aanwijzing een dergelijk register wordt aangelegd waar wij allen in voorkomen.

De heer Schouw (D66):

Je kunt in Nederland zo'n vakantieregister aanleggen maar als ze het in Duitsland en België niet hebben, kunnen potentiële terroristen gewoon via Brussel Zaventem reizen. Dus het is niet zo heel erg effectief. Zou mevrouw Helder die uitspraak op voorhand ook al kunnen doen, dus voordat het desbetreffende wetsvoorstel er ligt?

Mevrouw Helder (PVV):

De uitspraak dat het niet effectief is, kan ik nu wel doen, want ins Blaue hinein allerlei gegevens vastleggen is wel wat lastig als je dat doet zonder enige aanwijzing. Je moet toch enige verdenking of een redelijk vermoeden hebben.

De minimumstraffen noem ik altijd wanneer de kans zich voordoet, dus nu ook. De PVV zal doorgaan met dat initiatief. Heropvoeding kan met een minimumstraf nog steeds, maar dan in een sobere gevangenis waar men geruime tijd de zonde overdenkt en hard werkt van 's ochtends vroeg tot 's avonds laat; zo behoef je ook minder gevangenissen te sluiten, want die zijn er om te vullen en niet om te sluiten.

De PVV vindt het schandalig dat om de haverklap blijkt dat diplomaten verkeersboetes niet betalen. Door het Verdrag van Wenen inzake het diplomatiek verkeer zijn ze immuun voor gerechtelijke vervolging en kunnen we de betaling van aan hen opgelegde boetes niet afdwingen. Het is onacceptabel dat ze lak hebben aan de Nederlandse regelgeving want ook zij moeten zich daaraan houden. In de Verenigde Staten is het mogelijk om na drie openstaande boetes het diplomatiek kenteken in te trekken of op te schorten. Uit eigen onderzoek blijkt zelfs dat men in de staat New York een creatieve oplossing heeft gevonden voor dit probleem. Wanneer blijkt dat sprake is van drie of meer parkeerboetes, is de politie aldaar bevoegd om de kentekenplaat van de betreffende auto te verwijderen. Alleen de aankondiging van dit beleid leidde in één jaar tot een daling van het aantal parkeerboetes met 98%. Blijkbaar wordt dit beleid daar niet in strijd geacht met het Verdrag van Wenen, want de Verenigde Staten zijn net als Nederland lid van het verdrag en hebben er geen uitzondering bij gemaakt. Zij hebben zich dus ook aan dat verdrag te houden. Dus de vraag aan de minister: waarom kan dat beleid daar wel en hier niet? Is hij bereid te onderzoeken of dit hier ook mogelijk is?

Dan sluit ik nu echt af, maar helaas niet met een vrolijke noot. Niet alleen gaat het roer naar links, maar het schip vaart hoe dan ook richting de afgrond. Het Openbaar Ministerie staat voor een megabezuiniging maar daarnaast voor grote uitdagingen. De gefinancierde rechtsbijstand blijft ook niet gespaard. Van de minister is weinig steun te verwachten want hij noemt een taakstelling een kans. De staatssecretaris gaat voort op zijn tocht met het sluiten van gevangenissen en justitierolexen zullen gretig aftrek gaan vinden. Dat dit geen goed idee is, kan Benno L. bevestigen, die met een enkelband de vrijheid in mocht. Hij zit weer in de gevangenis, omdat de reclassering hem kwijt was; de batterijen van zijn enkelband bleken leeg te zijn. We mogen hopen dat we hier niet over een jaar bij de brokstukken van onze strafrechtketen staan, maar zoals de minister-president al zei: garanties hebben we niet, die hebben we alleen op stofzuigers.

De heer Fritsma (PVV):

Voorzitter. Ook afgelopen jaar zijn er in Nederland weer zo'n 160.000 migranten toegelaten. Hiervan kwamen er ongeveer 50.000 uit niet-westerse landen. Dit zijn enorme aantallen, becijferd door het CBS, die bewijzen dat de PVV het terecht heeft over massa-immigratie. Die massa-immigratie wordt helaas niet aangepakt en niet beperkt. Onze grote steden bestaan al voor de helft uit allochtonen. De integratieproblemen zijn nauwelijks meer te bevatten. Onze verzorgingsstaat dreigt om te vallen en onze westerse cultuur wordt ernstig bedreigd door de islamisering. De politieke elite blijft echter ziende blind en horende doof. De Nederlandse burger heeft nooit om de problemen van de massa-immigratie gevraagd, maar kreeg en krijgt die gewoon in de maag gesplitst. Zelden wordt de enorme kloof tussen politiek en gewone burger zo pijnlijk duidelijk als bij dit onderwerp. Terwijl maar liefst 80% van de Nederlandse bevolking een strenger toelatingsbeleid wil, wordt hier in de Kamer, van de SP tot en met de VVD, slechts gezorgd voor nog meer immigratie. De rekening van dit opengrenzenbeleid komt overigens nooit terecht bij de linkse grachtengordelelite, maar wel bij de laatste autochtonen van de Schilderswijk, om maar wat te noemen, bij mensen die vreemden zijn geworden in eigen land, of bij de vrachtwagenchauffeur die zijn baan in Poolse handen ziet verdwijnen.

De PVV blijft zich wel verzetten tegen de immigratieramp. Altijd waarschuwen wij tegen de openstelling van de arbeidsmarkt voor Polen of Roemenen, tegen de ongebreidelde instroom van kansarme partner- en gezinsmigranten en ga zo maar door. De immigratiecrisis van vandaag de dag wordt vooral gedomineerd door het falende asielbeleid. Gebleken is namelijk dat het Nederlandse asielstelsel helemaal is mislukt en failliet is. Dit is aan te tonen met drie belangrijke vaststellingen. Op elk van de drie wil ik graag een heldere reactie van de staatssecretaris.

De eerste vaststelling is dat de toelatingseisen voor asielzoekers veel te soepel zijn. In vergelijking met landen als Denemarken en Zwitserland gaat het hier veel te makkelijk en is het beleid softer dan soft. Maar zelfs in vergelijking met minder strenge landen is de kans op een succesvolle asielaanvraag in Nederland absurd groot.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De heer Fritsma betrekt nu de integratiediscussie bij dit debat. Dat is op zich niet erg, maar in dat kader wil ik hem dan wel een vraag stellen. De heer Fritsma constateert dat de grote steden in Nederland voor meer dan de helft uit allochtonen bestaan. Wat is dan het eerste probleem waar de heer Fritsma aan denkt?

De heer Fritsma (PVV):

Ik weet bijna niet waar ik moet beginnen om die vraag te beantwoorden. Het is een feit dat de SP het niet leuk vindt — dat weet ik — dat allochtonen, voornamelijk niet-westerse allochtonen, een overmatig beroep doen op de sociale zekerheid. Er zijn tijden dat meer dan de helft van de bijstandsuitkeringen naar allochtonen gaat. In een land als Denemarken is, terecht, besloten dat de verzorgingsstaat, die ook Denemarken heeft, gewoon niet samengaat met massa-immigratie. Daar moeten wij hier ook naar toe. Verder — ik kan een kwartier de tijd nemen om de vraag van mevrouw Gesthuizen te beantwoorden —weet mevrouw Gesthuizen …

De voorzitter:

Zij vroeg maar om één voorbeeld en u hebt één voorbeeld gegeven.

De heer Fritsma (PVV):

Ik wil graag nog een voorbeeld geven: de straatterreur, de criminaliteit en de overlast die mensen ervaren in de grote steden, bijvoorbeeld afkomstig van Marokkaanse straatterroristen. Meer dan de helft van de Marokkaanse jongens is in aanraking gekomen met de politie. Ik weet het, het zijn feiten die de SP niet wil horen, maar ze bestaan wel. Daarom is de massa-immigratie een probleem, of mevrouw Gesthuizen dat nu leuk vindt of niet.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik dank de heer Fritsma hartelijk voor zijn heldere antwoord. Ik wil daar kort op reageren. Mijn eerste punt is dat de heer Fritsma stelt dat het probleem van allochtonen is dat zij uitkeringstrekkers zijn en dat zij crimineel zijn. Wij weten allemaal dat dit geldt voor een klein percentage van de groep mensen waarover wij spreken. Datgene waar ik altijd zo boos over word als ik de PVV het woord hoor voeren over deze thema's, is dat met dit soort opmerkingen keer op keer grote delen van onze bevolking worden weggezet. Het gaat dan om mensen die de heer Fritsma en ik iedere dag kunnen tegenkomen als wij de stad inlopen, bij een winkel onze boodschappen doen of met de tram reizen. Het zijn mensen die wij tegenkomen als bepaalde plekken worden schoongemaakt; mensen die in het dagelijks leven hard werken. Het tweede punt — daar zal ik mijn vraag in verpakken — is waarom de heer Fritsma, als wij het over immigratie en asiel hebben, steeds zo zijn best doet om te doen alsof de vluchtelingen die naar Nederland komen voor de enorme toestroom van mensen zorgen, terwijl hij weet dat dit niet waar is. Bovendien zou hij moeten erkennen dat dit nu juist mensen zijn die in de laatste plaats voor problemen gaan zorgen.

De heer Fritsma (PVV):

Om op de laatste vraag in te gaan: voor dit jaar wordt het aantal asielzoekers geschat op 17.000. De SP vindt dat kennelijk heel weinig. De SP wil er ook 5.000 Syriërs bij hebben. De PVV vindt het heel veel, met name omdat deze asielzoekers, eenmaal binnen, nooit meer weggaan; onder anderen door toedoen van mensen zoals u. U vindt het verschrikkelijk dat uitgeprocedeerden Nederland moeten verlaten. U maakt zich sterk voor uitgeprocedeerden als zij in een vluchtflat of in tentenkampen zitten. Eenmaal binnen, komen ze door mensen zoals u nooit meer weg. Dat is een probleem, zeg ik via u, voorzitter, tegen mevrouw Gesthuizen. Inderdaad, niet alle mensen die Nederland binnenkomen zijn asielzoekers. De PVV wijst al jarenlang op het probleem van de partner- en gezinsmigratie. U hebt gelijk: dan gaat het om nog meer mensen dan de asielzoekers. Dat moeten wij ook tegengaan, maar de SP wil dat niet. Niet alleen wil de SP meer asielzoekers, de SP wil ook meer partner- en gezinsmigranten. Dat is echt niet de juiste weg om de problemen op te lossen, zeg ik via de voorzitter.

De heer Azmani (VVD):

Ik probeer de heer Fritsma weer terug te brengen bij zijn betoog. Eigenlijk houdt zijn betoog in dat wij de asielinstroom moeten beperken. Hij verwijs daarbij naar Denemarken, want dat heeft een geweldig model. Nederland staat in de top 8 van Europese landen als het gaat om instroom. Op welke plaats denkt de heer Fritsma dat Denemarken staat?

De heer Fritsma (PVV):

Zo te horen weet u het antwoord, dus ga uw gang.

De heer Azmani (VVD):

Denemarken staat op nummer 11 van de 27 lidstaten, dus zo veel verschil is er niet. Laat ik een andere vraag stellen aan de heer Fritsma, over de nationale toelatingsgronden en asiel. Wat hebben wij nu tijdens deze periode, onder Rutte II, onder deze staatssecretaris, daarmee gedaan?

De heer Fritsma (PVV):

Daar hebt u helaas een chaos van gemaakt. Wij hadden het zojuist over de partner- en gezinsmigratie. Er waren heel mooie maatregelen, bijvoorbeeld om ongehuwde partners niet meer een verblijfsvergunning te geven bij een partner in Nederland. Wat is het eerste wat de VVD doet bij de onderhandelingen? Die heel noodzakelijke maatregel de nek omdraaien. Een van de weinige dingen die wij nog op nationaal niveau kunnen regelen — door u beslist Brussel over heel veel dingen — hebt u de nek omgedraaid. Dat is geen verdienste, kan ik u meedelen.

De heer Azmani (VVD):

Ik constateer gewoon dat wij de nationale gronden hebben afgeschaft en dat wij alleen nog maar op internationale bepalingen toetsen.

De heer Fritsma (PVV):

Ik had het zojuist over het softe asielbeleid. Dat is hier softer dan in Denemarken, geef ik de heer Azmani nog een keer mee. Dat komt ook omdat het heel gemakkelijk is om de zaak hier te bedonderen. Voordat mensen nu gaan schreeuwen dat dit stigmatiserende PVV-teksten zijn, zeg ik er gelijk bij dat asielzoekers dit zelf aangeven. Neem de Libiër Omar Mgahed. Hij heeft een boek geschreven over zijn tijd in een Nederlands asielzoekerscentrum. Hij beschrijft daarin hoe kinderlijk eenvoudig vreemdelingen de zaak flessen om een verblijfsvergunning te krijgen. Valse vluchtverhalen, valse nationaliteiten: alles wordt uit de kast gehaald om te liegen en te bedriegen. Helaas tuint de IND daar gewoon in. Een andere asielzoeker, de Afrikaan Georges Sid Ahmed, heeft een interview gegeven in HP/De Tijd. Hij zei: ik werd door andere Afrikanen aangemoedigd om te liegen, want — zo zeiden zij — zo zijn wij allemaal Nederlander geworden. Nogmaals, dit zijn geen PVV-teksten; dit zeggen asielzoekers zelf.

Een ander groot probleem in verband met de toelatingseisen is het feit dat Nederland veel asielzoekers binnenhaalt die gewoon veilig kunnen worden opgevangen in de eigen regio. Neem de vele Somaliërs die veilig naar buurland Kenia kunnen. Die vliegen toch massaal de hele wereld over naar Nederland, om hier een verblijfsvergunning in ontvangst te nemen. Neem ook de Syriërs. Ook zij worden niet in de regio opgevangen door landen als Koeweit of de Emiraten. Ook zij komen naar Nederland om van deze staatssecretaris een verblijfsvergunning in ontvangst te nemen. Hij zegt er nog bij ook dat vrijwel alle asielverzoeken van Syriërs worden ingewilligd. Een mooiere uitnodiging bestaat natuurlijk niet. Dit is onhoudbaar.

Dat brengt me bij het tweede bewijs dat ons asielstelsel helemaal failliet is, namelijk het feit dat ook massaal verblijfsvergunningen worden verstrekt als je asielaanvragen zijn afgewezen, als dus tot en met de rechter is vastgesteld dat je geen echte vluchteling bent. Dit kan natuurlijk niet beter geïllustreerd worden dan met het gebed zonder einde van de pardonregelingen. Het maakt niet uit wie er aan het roer staat, Cohen, Albayrak of deze staatssecretaris, telkens komt er weer een nieuwe pardonregeling en telkens wordt weer bewezen dat het loont om na een afgewezen asielaanvraag toch in Nederland te blijven. Het credo is duidelijk: negeer je vertrekplicht en je krijgt vanzelf een verblijfsvergunning. Tienduizenden afgewezen asielzoekers hebben op deze manier verblijfsrecht geregeld. Zelfs criminele vreemdelingen zijn gelegaliseerd. En rond alle pardonregelingen draait de asielindustrie natuurlijk op volle toeren en wordt de waarheid geweld aangedaan. Zo worden altijd termen als "langdurige onzekerheid" in de strijd gegooid, terwijl in werkelijkheid gewoon herhaaldelijk door IND en de rechter is bepaald dat vele verblijfsaanvragen kansloos zijn. De zaak traineren werkt, en de asielaanvragen krijgen jaarlijks 48 miljoen belastinggeld om de proceduremolens draaiende te houden.

Het is overigens ook interessant om te zien dat iedereen in dit land geacht wordt, rechterlijke uitspraken op te volgen, behalve afgewezen asielzoekers. Als die hun wettelijke vertrekplicht negeren en rechterlijke uitspraken die erop neerkomen dat ze weg moeten, brutaalweg naast zich neerleggen, krijgen ze van de meeste partijen hier een overweldigend applaus. Ik heb de SP ook horen praten over de rechtsstaat. Wat is de staat van de rechtsstaat? De staat van de rechtsstaat is dat partijen als de SP het de normaalste zaak van de wereld vinden dat tienduizenden mensen rechterlijke uitspraken naast zich neerleggen. Dat is de staat van de rechtsstaat. Kennelijk is de rechtsstaat alleen belangrijk of houdbaar als die in lijn is met extremistische linkse principes. Dat is de staat van de rechtsstaat. Dezelfde partijen zorgen er op deze manier natuurlijk wel voor dat het asielstelsel niets meer waard is. Elke vorm van asielbeleid is zinloos als je niet bereid bent om het kaf van het koren te scheiden, als je gewoon iedereen wilt toelaten en als het niet meer uitmaakt of je een echte vluchteling bent of niet.

Dan kom ik op het derde punt dat bewijst dat het huidige asielstelsel onhoudbaar is, namelijk dat uitgeprocedeerden of illegalen niet teruggaan naar hun landen van herkomst en nauwelijks uitgezet worden. We hebben al eerder stilgestaan bij de enorm beroerde terugkeercijfers. Zowel de gedwongen als de vrijwillige terugkeer is met tientallen procenten afgenomen. Dat heeft natuurlijk te maken met het vorige punt, maar er is meer. Zo blijven er problemen bestaan rond landen van herkomst die niet meewerken aan gedwongen terugkeer. Als je echter de ware mislukking wilt zien van het Nederlandse terugkeerbeleid, moet je kijken naar de bewoners van de vluchtkerk, vluchtflat of hoe al die panden ook maar mogen heten. Vaak kraakpanden overigens met misleidende namen, want de bewoners ervan hebben helemaal niets met echt vluchtelingschap te maken. De staatssecretaris is al heel lang niet bij machte om deze mensen het land uit te krijgen. Ze worden niet opgepakt, ze worden niet uitgezet, ze worden niet vastgezet, er gebeurt gewoon helemaal niets. Vrijwillig zijn de uitgeprocedeerden meestal ook niet tot vertrek te bewegen, zelfs niet als de staatssecretaris daar een premie van €4.500 op zet. Dat is veelzeggend. De machteloosheid straalt ervan af. Het is veelzeggend dat illegalen in Nederland zich kunnen permitteren om zo'n zak met geld te weigeren.

Illegalen die niet terug willen, moet je uiteraard geen geld bieden, maar vastzetten. De staatssecretaris zet echter de wereld op zijn kop en wil vreemdelingendetentie juist beperken. Zo blijven we met uitgeprocedeerden zitten en wordt het probleem van illegaliteit alleen maar groter. Overigens geldt ook hierbij dat met name de linkse partijen medeverantwoordelijk zijn voor de ellende. Linkse burgemeesters en linkse Kamerleden maken zich constant hard voor opvang van uitgeprocedeerden. Ik hoop niet dat het CDA zich daarbij aansluit, zeg ik tussen de regels door. Zij maken zich hard voor opvang, wetend dat deze uitgeprocedeerden keer op keer bewijzen dat ze wel naar hun land van herkomst kunnen terugkeren, maar dat niet willen.

Ook al ben je geen echte vluchteling, ga dan toch naar Nederland, want als je daar eenmaal binnen bent, ben je niet meer weg te krijgen. Dat signaal wordt steeds sterker. Het terugkeerbeleid wordt door de Nederlandse politiek zelf de nek omgedraaid. Een goed functionerend asielbeleid kan natuurlijk niet zonder goed werkend terugkeerbeleid. Daarom is dit de derde reden waarom het asielstelsel failliet is.

Samenvattend zeg ik: het asielbeleid is veel te soft, waardoor vreemdelingen niet in de eigen regio worden opgevangen, maar duizenden euro's betalen om naar Nederland te vliegen. Verder wordt aan tienduizenden vreemdelingen die nooit aan de toelatingsvoorwaarden hebben voldaan, toch verblijfsrecht verleend. Ten slotte kunnen uitgeprocedeerden en illegalen ook gewoon in Nederland blijven omdat de vertrekplicht helemaal niets meer waard is en niet meer wordt gehandhaafd.

In deze situatie kan alleen maar worden erkend dat we afscheid moeten nemen van het huidige asielstelsel. Dit betekent heel concreet dat Nederland moet stoppen met de massale opname van asielzoekers en moet stoppen met het standaard behandelen van ieder asielverzoek. Het Vluchtelingenverdrag, dat ons hiertoe verplicht, moet worden opgezegd. De PVV vraagt de staatssecretaris dan ook om dat zo snel mogelijk te doen. Dit verdrag is geschreven in 1951 en is niet berekend op de tijd waarin je binnen een dag de hele wereld over kunt vliegen. Ik herhaal dat het hierbij belangrijk is dat elk verhaal over opvang in de regio niets waard is zolang je gebonden bent aan het Vluchtelingenverdrag, want dat verdrag verplicht een land om het asielverzoek van iedereen die zo'n verzoek wil indienen, in behandeling te nemen. Ik zeg nogmaals dat daarom Somaliërs niet naar het veilige buurland Kenia gaan. Daarom vliegen ze in plaats daarvan de hele wereld over en komen ze naar Nederland. Het verdrag is uit de tijd en onhoudbaar.

De heer Van Hijum (CDA):

Als niemand hierop reageert, doe ik het maar. Over een modernisering van het Vluchtelingenverdrag kun je best met elkaar een discussie voeren. Sterker nog, die discussie is in het verleden in de Kamer geregeld gevoerd. Maar wat denkt de PVV te doen aan het wegnemen van de oorzaken van het wereldwijd op gang komen van vluchtelingen- en migrantenstromen? Als wij namelijk daarover in de Kamer discussiëren, is de PVV altijd tegen. Als wij spreken over bijvoorbeeld internationale vredesmissies, is de PVV altijd tegen. Als wij spreken over ontwikkelingshulp en het van onderop helpen opbouwen van landen, zegt de PVV: afschaffen. Als wij spreken over het vanuit de Verenigde Naties bijdragen aan opvang in de regio, is de PVV altijd tegen. Heeft de PVV een idee over de verantwoordelijkheid die Nederland in internationaal verband heeft bij het oplossen van die problemen? Ik hoor van de PVV alleen maar over het zoveelste puntje waaraan we ons zouden moeten onttrekken.

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb het niet over het zoveelste puntje waaraan we ons moeten onttrekken. Ik heb zojuist drie dingen vastgesteld. Op grond daarvan trekken wij deze belangrijke conclusie.

Ik zal de vraag van de heer Van Hijum beantwoorden. Van mensen die in de eigen regio kunnen worden opgevangen, moeten we de asielaanvraag gewoon afwijzen. Als een Syriër duizenden euro's kan betalen om naar Nederland te komen, kan hij ook naar Koeweit of de Verenigde Arabische Emiraten gaan. Die mensen kunnen dus zelf zorgen voor hun opvang. Ook uit informatie van bijvoorbeeld de Koninklijke Marechaussee blijkt dat mensen soms wel €10.000 of €12.000 betalen. De mensen die hier naartoe komen, zijn niet de mensen die geen kant op kunnen. Dat brengt mij op het tweede deel van mijn antwoord. Ik heb al vaak gezegd dat er in de Arabische regio steenrijke golfstaten zijn, zoals Koeweit, de Emiraten en Qatar. Die hebben 46 Syriërs opgevangen. Wij krijgen er duizenden, maar die steenrijke golfstaten doen helemaal niets. Dat is toch onhoudbaar? Wij hebben hier een minister van Buitenlandse Zaken die er prat op gaat dat hij heel veel invloed heeft in de wereld. Waarom zorgt hij er dan niet voor, met al zijn invloed, dat die landen meer doen? Maar dat doet hij niet. Hij wist niet hoeveel vluchtelingen werden opgevangen in die landen. Er is helemaal niets gebeurd. Het kabinet heeft niets gedaan.

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Fritsma herhaalt zijn betoog en wijst naar allemaal andere landen. Mijn vraag was echter of hij vindt dat Nederland in de internationale gemeenschap een verantwoordelijkheid heeft om te helpen om internationale conflicten en instabiliteit oplossen om de vreemdelingenstromen te verminderen. Ik hoor hem eigenlijk zeggen dat hij dat niet ziet. Sterker nog, zijn leider, de heer Wilders, heeft samen zijn dubieuze partner mevrouw Le Pen een interview gegeven aan De Telegraaf. Op de vraag "En al die vluchtelingen die aanspoelen op het Italiaanse mini-eiland Lampedusa? Is dat het probleem van Italië?", zegt hij: "Het is in elk geval geen Nederlands probleem." Mijn conclusie is dat wat de PVV betreft Nederland eigenlijk zo snel mogelijk een eiland moet worden — een Lampedusa in de Noordzee, denk ik dan — dat zich niets hoeft aan te trekken van problemen in het buitenland en de ijdele hoop heeft dat die geen consequenties hebben voor de situatie in ons land.

De heer Fritsma (PVV):

Nee. Deze voorstelling van zaken klopt niet, want de PVV is wel voor noodhulp. Wij zijn inderdaad niet voor ontwikkelingshulp in brede zin, maar wel voor noodhulp. Daar hoort bijvoorbeeld ook een Syrische burgeroorlog bij. De PVV wil best praten over geld, hoor. Laten wij meteen zaken doen. Nu is er 400 miljoen euro, 388 miljoen euro om precies te zijn, nodig voor het COA om asielzoekers op te vangen. De opvang kost €20.000 per asielzoeker. Laten wij dan nu meteen afspreken dat Nederland niet voor de opvang zorgt, maar dat die naar de regio gaat. De PVV is bereid om een deel van die 400 miljoen euro daarvoor in te zetten. Daar kun je heel veel mensen voor opvangen. Die discussie wordt hier helaas nooit gevoerd, omdat iedereen vindt dat iedereen naar Nederland moet komen. Dat is raar.

De heer Schouw (D66):

Ik was niet van plan om inhoudelijk te reageren op het voorstel over het eenzijdig intrekken van dat VN-verdrag, of hoe noem je dat.

De heer Fritsma (PVV):

Opzeggen.

De heer Schouw (D66):

Ja, dat bedoel ik. Ik heb de heer Fritsma hoog en hij weet net zo goed als ik dat dat eigenlijk geen optie is. Dat is vooral een optie voor de bühne. De heer Fritsma zei nog iets meer en daar gaat mijn vraag over. Hij zei dat wij eigenlijk een quotum moeten gaan hanteren van 1.000 mensen per jaar. Stel dat er weer iets vreselijks gebeurt, zoals nu in Syrië, en homo's, christenen en vrouwen worden daar verdreven en er een enorme situatie ontstaat. Handhaven wij dan nog steeds dat rare aantal van 1.000? Zeggen wij daar dus ook mee: homo's blijf maar in dat land waar je wordt bedreigd met de dood? Of is het dan voor de PVV bespreekbaar om dat soort grenzen toch op te rekken?

De heer Fritsma (PVV):

Wij hebben inderdaad in ons verkiezingsprogramma staan dat wij aan maximaal 1.000 mensen plaats kunnen bieden als opvang in de regio gewoon niet mogelijk is. Er zijn weinig situaties waarin is aangetoond dat opvang in de regio niet kan. De heer Schouw noemt zelf het voorbeeld van Syriërs. Als al die steenrijke Golfstaten slechts 46 Syriërs opvangen, waar zijn wij dan mee bezig als wij er duizenden hierheen halen? Opvang in de regio kan bijna altijd.

De heer Schouw heeft gelijk dat het bij uitzondering eens een keer niet kan. Zijn voorbeeld is ook goed. Homo's en christenen in islamitische landen hebben het zwaar. Soms kunnen zij in geval van vervolging niet terecht in een buurland, omdat het islamitische buurland even erg is. Voor die mensen kunnen we dus die opvang blijven bieden. Maar dan moet vaststaan dat opvang in de regio gewoon niet kan.

Om aan te sluiten bij het getal van 1.000: u vindt dat een laag getal en vraagt of het kan worden opgerekt. Nu wil het geval dat op grond van het Vluchtelingenverdrag, als wordt getoetst of mensen echt voldoen aan het criterium van vervolging vanwege politieke overtuiging, seksuele geaardheid enzovoorts, nog veel minder dan 1.000 mensen worden opgevangen in Nederland. Dat getal van 1.000 is dus helemaal niet raar. Het probleem van het Vluchtelingenverdrag is ook niet eens het aantal vluchtelingen dat je op grond daarvan opvangt, het probleem is dat het je verplicht om iedereen tot de procedure toe te laten. Door partijen als D66 — ik herhaal het nog maar eens — gaan die mensen nooit weg. Het probleem van het Vluchtelingenverdrag is dat je de opvangprocedure voor asielzoekers open moet stellen voor iedereen die dat wil, waar ze ook vandaan komen uit de wereld. Dat is de kern van het probleem.

De heer Schouw (D66):

Mijn punt was niet het aantal van 1.000, maar meer het noemen van een aantal. Dat is namelijk eigenlijk zinledig, omdat je niet weet wat er in andere landen gebeurt. Je moet daar altijd flexibel in zijn. Als ik de heer Fritsma goed beluister, zegt hij — kleine woordjes, maar ik luister goed —: ja, uiteindelijk moeten we daar flexibel in zijn, want je weet nooit hoeveel welke groepen waar worden bedreigd.

De heer Fritsma (PVV):

Nee, dat is geen goede samenvatting. Want ik ben er werkelijk van overtuigd dat maximaal 1.000 asielzoekers een heel realistisch aantal is als je het hebt over mensen die echt niet in de eigen regio kunnen worden opgevangen.

Het komt door partijen als D66, PvdA en SP dat het asielstelsel failliet is. Het komt door politici zoals u, want iedereen die zich hier meldt, kan blijven. De ene keer op grond van een te soft beleid, de andere keer op grond van de zoveelste pardonregeling. En illegalen? Ja, die zet je ook niet uit kraakpanden. Daar maakt u zich ook hard voor. Het is hier een zoete inval van mensen die binnenkomen, maar niet meer wegkunnen. Dat maakt het onhoudbaar. Daar zijn politici zoals u zelf debet aan. Dát is helaas wat er is gebeurd.

De voorzitter:

Dank u wel. Gaat u verder met uw betoog.

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb het eigenlijk al duidelijk gemaakt in het interruptiedebatje: als vaststaat dat opvang in de regio echt niet kan, vindt ook de PVV dat toegang tot Nederland moet worden gegeven.

Het punt is nogmaals bewezen dat problemen niet effectief kunnen worden opgelost, zolang we de verplichting hebben om iedereen die dat wil toegang te geven tot de Nederlandse asielprocedure. Dit is de basis van de huidige problemen. Hier moeten we vanaf. Nogmaals, het is noodzakelijk om dat verdrag op te zeggen. Richting mevrouw Gesthuizen zeg ik maar alvast dat dat niks met vreemdelingenhaat te maken heeft, maar dat dit gewoon gezond verstand is.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Gelukkig, ik dacht toch eventjes dat ik gewoon maar heel erg het geluk had dat ik net als de heer Fritsma een wit huidje heb, en in Nederland ben geboren ...

De heer Fritsma (PVV):

Houd toch op, zeg. Ga dan maar weer zitten!

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, u had het woord niet. Ik zou het op prijs stellen als u het dan ook niet neemt. Tegen mevrouw Gesthuizen: wilt u zich beperken tot het stellen van een vraag?

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Pardon, voorzitter, ik werd tijdens het betoog van de heer Fritsma meerdere keren rechtstreeks aangesproken. Daar heb ik helemaal geen bezwaar tegen, want ik kan de standpunten van de SP heel erg goed uitleggen, ook richting mijn eigen kiezers. Maar ik constateer op basis van een veronderstelling van de heer Fritsma precies datgene wat ik net wilde zeggen: volgens mij discrimineert de PVV. Dat wil ik hier best wel op die manier zeggen, en dat weten ze eigenlijk ook al heel erg lang. Ik wilde een vraag stellen naar aanleiding van …

De voorzitter:

Ik denk eerlijk gezegd dat ik de heer Fritsma nu de gelegenheid moet geven om op deze opmerking te reageren.

De heer Fritsma (PVV):

Ja, maar ik weet niet of het de moeite waard is. Dit bewijst precies waarom de SP zo'n waardeloze partij is. Als u het moet hebben van dit soort verschrikkelijk lage onzin …

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, het spijt mij zeer …

De heer Fritsma (PVV):

… van dit soort lage beschuldigingen …

De voorzitter:

Het spijt mij zeer, maar ...

De heer Fritsma (PVV):

Ja maar, ik krijg hier om de oren dat de PVV racistisch is …

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, …

De heer Fritsma (PVV):

… en daar wil ik wel iets tegen inbrengen, voorzitter.

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, ik heb daarstraks geprobeerd om het buiten de microfoon af te spreken. Ik weet dat het voor iedereen lastig is, maar juist bij dit soort debatten is het ongelooflijk belangrijk om elkaar niet rechtstreeks aan te spreken en elkaar niet met dingen om de oren te slaan alsof we het over elkaar hebben. Dit debat gaat namelijk over zaken die heel Nederland aangaan, en niet over Kamerleden en de vraag of u elkaar aardig vindt of niet. Lang geleden hebben wij dan ook met elkaar afgesproken om via de voorzitter — dan bedoel ik niet iemand rechtstreeks aanspreken na de inleidende woorden "via de voorzitter" — te spreken, in de derde persoon. Dan gaat het namelijk over het onderwerp en niet over de man, en dat is veel beter. Ik wil u vragen om dat te proberen. Het onderwerp is immers belangrijk genoeg, net als de beschuldiging. Doe het via mij, de hele tijd.

De heer Fritsma (PVV):

Dan zeg ik via u dat de SP een walgelijke partij is als zij het nodig vindt om met de verschrikkelijk valse en domme beschuldiging aan te komen dat de PVV racistisch is. Dat is gewoon dom. U bent gewoon dom, zeg ik via de voorzitter. Ik denk dat het hiermee voldoende beantwoord is.

De voorzitter:

Ik neem aan dat u bedoelde: de collega's van die partij. Uw tweede vraag, mevrouw Gesthuizen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik heb mijn vraag nog niet kunnen stellen. Maar eerst even de puntjes op de i. Ik heb niet gezegd dat de PVV racistisch is, ik heb gezegd dat ze discrimineert, en daar blijf ik bij. Naar aanleiding van de opsomming van de heer Fritsma — hij heeft daarbij niet de hele tijd de waarheid verkondigd — heb ik een vraag.

De voorzitter:

Ik vraag u via mij te praten. Dus niet "hij", maar "de heer Fritsma". Dat is echt beter …

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik mag "hij" niet gebruiken?

De voorzitter:

Nee, "de heer Fritsma".

Mevrouw Gesthuizen (SP):

De heer Fritsma heeft een aantal keren iets gezegd wat niet klopt. Laat ik het punt van de uitgeprocedeerde vreemdeling bij de kop nemen. Ik vind dat ook een probleem. Mensen die zijn uitgeprocedeerd en van wie wij onomwonden hebben vastgesteld dat ze geen vluchteling zijn en die bovendien terug kunnen naar een veilige plek in het land van herkomst, moeten Nederland verlaten. Wij zitten echter met een probleem. De burgemeester van Amsterdam is daarvoor nota bene twee weken geleden naar Den Haag afgereisd, waar hij namens de collega's van de G-4 heeft gezegd: help ons, doe iets, want wij kunnen wel zeggen dat ze weg moeten, maar ze zijn er nog steeds. Mag ik de PVV vragen wat de oplossing is voor die honderden, inmiddels misschien wel duizenden mensen die illegaal in Nederland verkeren, zonder verblijfspapieren. Wat is uw oplossing?

De heer Fritsma (PVV):

Over oplossingen praten wil ik wel. Illegalen en uitgeprocedeerden weten dat ze rustig op straat kunnen blijven lopen als ze de vertrekprocedures traineren. Daarom zegt de PVV: vastzetten of uitzetten. Als mensen de keuze hebben tussen vreemdelingendetentie en terugkeer, zullen ze op den duur vanzelf voor terugkeer kiezen. Maar feit is dat ze steeds weer op straat terechtkomen en steeds weer steun krijgen van inderdaad mensen als Van der Laan, andere burgemeesters en andere Kamerleden. Daardoor blijven ze. Over misleiding gesproken, heel vaak hoor ik: deze mensen kunnen niet terug, maar willen wel. Dat is aperte onzin. De mensen van de Vluchtflat heeft de Dienst Terugkeer & Vertrek herhaaldelijk het aanbod gedaan om te spreken over de mogelijkheden en onmogelijkheden van terugkeer. Wat was de respons? Nul komma nul. Dat is veelzeggend. Bovendien, als deze mensen meewerken aan terugkeer — dat moeten ze doen, want ze hebben hun kans gehad en tot en met de rechter is bepaald dat ze weg moeten — is het ook nog eens staand beleid van de staatssecretaris dat ze automatisch opvang krijgen aangeboden. Daarom hoeven ze ook helemaal niet op straat rond te lopen. Ze moeten gewoon terug naar de landen van herkomst. Als zij daaraan meewerken, hebben zij opvang. U verwijt de PVV misleiding, maar dat is de omgekeerde wereld. Het is misleidend om te zeggen dat deze mensen wel terug willen maar niet terug kunnen. Dát is misleidend en dat wordt keer op keer bewezen.

De voorzitter:

Mevrouw Gesthuizen, uw laatste vraag.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Laten we inderdaad even wegblijven van alles wat de heer Fritsma heeft gezegd over allochtonen et cetera. Laten we constateren dat er één probleem is, dat is aangekaart door de burgemeester van Amsterdam. De gemeenten zitten met honderden mensen die op straat bivakkeren of — misschien iets minder erg, want dan zijn ze in ieder geval van de straat af — in een gekraakt pand zitten. Ik heb de heer Fritsma gevraagd naar een oplossing. We zullen het over een aantal dingen best eens zijn, maar wat is nou de oplossing voor die mensen?

De heer Fritsma (PVV):

Die oplossing is er al.

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, mevrouw Gesthuizen is aan het woord.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Wat moeten die burgemeesters doen? Daarmee sluit ik af. Ik vraag de heer Fritsma dus wat hij als een oplossing ziet voor deze honderden mensen.

De heer Fritsma (PVV):

Ik heb het al twintig keer gezegd: die oplossing is er al. Als zij meewerken aan terugkeer, krijgen zij opvang van deze staatssecretaris. Ik ben het niet vaak met hem eens — dat moet ik erbij zeggen — maar in dit geval heeft hij gewoon gelijk. Hij zegt: als mensen terug willen keren naar hun land van herkomst — sterker nog: zij moeten terugkeren en daaraan meewerken — krijgen zij opvang en vanuit die opvang kunnen zij terug naar hun landen van herkomst. U traineert dat door steeds te pleiten voor opvang van uitgeprocedeerde mensen. Als de burgemeester van Amsterdam steeds maar weer opvang biedt aan uitgeprocedeerden, gaan zij natuurlijk niet weg. Dan maken zij daar steeds weer gebruik van. Dat houdt het probleem in stand. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden.

De heer Recourt (PvdA):

Voorzitter. Het eerste deel van mijn betoog gaat over privacy, mede namens de woordvoerder van de PvdA over privacy, mevrouw Oosenbrug. Wij zijn eigenaar van onze persoonlijke gegevens. Dat moet het uitgangspunt zijn van het denken over privacy. We zijn heel ver verwijderd van dat uitgangspunt. Technologische ontwikkelingen maken alles mogelijk. Enorme hoeveelheden data kunnen worden opgeslagen en verwerkt. Heel veel persoonlijke informatie, die wij zelfs niet altijd delen met onze vrienden of familie, is wel bekend bij overheden en bedrijven en wordt aangewend voor commerciële doeleinden of voor de wens om nog meer controle te verkrijgen. Dat gebeurt dan ook. Er worden profielen van ons gemaakt: als je dit koopt, zul je dat ook wel leuk vinden. Soms is dat in ons voordeel, maar het kan ook in ons nadeel zijn. Als bedrijven weten dat wij iets heel graag willen, gaat de prijs soms bijvoorbeeld omhoog. En omdat een winkel weet dat een vrouw zwanger is, worden producten aangeboden, soms nog voordat haar man weet dat zij zwanger is. Dat lijkt mij allemaal niet wenselijk; dat willen wij niet hebben.

Er wordt uit winstbejag door bedrijven of uit wantrouwen door de overheid een eindeloos hoeveelheid gegevens verzameld. De overheid heeft echter alleen iets met mijn gegevens te maken als dat een gericht doel dient; meer niet. De rest is wantrouwen op grote schaal. Zo moet de overheid niet met burgers omgaan. De overheid dient de burgers; het is niet andersom. Als burgers hebben we de zeggenschap verloren over onze persoonsgegevens. Niet alleen het NSA kijkt over onze schouder mee; dat doen ook de Albert Heijn, Google en de politie. Nederlanders die dat willen, moeten daarom zelf weer zeggenschap krijgen over hun persoonlijke gegevens. De overheid moet dat mogelijk maken. Onthullingen van Snowden over afluisterpraktijken van het NSA hebben wederom duidelijk gemaakt dat wij als burger niet in staat zijn om onze privacy te beschermen. Burgers hebben op dit moment niet in de hand wat anderen van hen weten. Daarom komt de Partij van de Arbeid met vijf voorstellen om de burger weer zeggenschap over zijn persoonsgegevens te geven.

1. Burgers moeten kunnen inzien wat de overheid allemaal van hen weet. Bijvoorbeeld als je inlogt op mijnoverheid.nl, moet daar, natuurlijk na invulling van een code, te zien zijn wat de overheid weet en wat zij opslaat. Kentekengegevens bijvoorbeeld bij controlepoortjes. Ook als de burgerlijke stand persoonsgegevens heeft doorgegeven aan derden, lijkt het mij heel terecht dat je dat, als je dat wilt weten, gewoon kunt zien.

2. De overheid moet het mogelijk maken om privacygevoelige gegevens van Nederland in Nederlandse servers op te slaan. Nu zweven ze ergens in een cloud. Je weet niet waar ze landen en je weet dus ook niet welk wettelijk regime erop van toepassing is. Daarmee is onze nationale privacywetgeving zo lek als een mandje. Dit geldt overigens ook voor de overheid. De overheid moet belangrijke privacygevoelige gegevens natuurlijk zo opslaan dat andere landen daar niet bij kunnen.

3. Als de overheid een burger aftapt, moet dat na afloop worden meegedeeld. Het afschaffen van de notificatieplicht is geen goed idee. Ook de omvang van het tappen moet worden teruggedrongen. Nederland is wereldkampioen tappen. Daar ben ik niet trots op. Dit middel wordt te gemakkelijk ingezet bij de opsporing terwijl er alternatieven zijn. Ik verzoek de regering daarmee rekening te houden. Ik heb daarover vragen gesteld, maar ik vraag nu om een antwoord op dit punt. Tappen kan noodzakelijk zijn, maar hoe houden wij het binnen de perken?

4. De algemene voorwaarden van bedrijven moeten in een half A4'tje en in duidelijke taal worden aangeboden, opdat iedere burger als hij zegt dat zijn persoonsgegevens mogen worden gebruikt, weet waarvoor hij toestemming geeft. Die toestemming moet ook weer gemakkelijk kunnen worden ingetrokken. Op dat moment moeten het profiel en de gegevens worden verwijderd.

5. Als er dan toch, illegaal, wordt gehandeld in persoonsgegevens, moet daar een harde straf op volgen. De boetes moeten omhoog, winsten moeten worden ontnomen en er moet een stevige klap worden uitgedeeld zodat het duidelijk pijn doet als je privacyregels overtreedt.

Ik krijg hierop graag een reactie van het kabinet.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Wij hadden allemaal tegelijk door dat de heer Recourt klaar was met zijn uitleg van de vijf voorstellen van de PvdA. Op zichzelf is dit een sympathiek voorstel, maar is hij het ermee eens dat ook strenger moet worden gekeken naar de verzameling van parkeergegevens, kentekens, vingerafdrukken, binnenlandse reisgegevens — en nu is er ook het voorstel voor buitenlandse reisgegevens — het elektronische patiëntendossier, et cetera? Zou de VVD wat breder kunnen schetsen hoe de overheid die enorme dataverzamelwoede dan zou kunnen terugbrengen?

De heer Recourt (PvdA):

De VVD kan dat wellicht in tweede termijn doen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik bedoel de PvdA.

De heer Recourt (PvdA):

Ik zal …

De voorzitter:

Dat is natuurlijk een verspreking. De vraag was gericht aan de Partij van de Arbeid.

De heer Recourt (PvdA):

Ik zal namens de Partij van de Arbeid reageren. Het is evident dat het om een brede scoop gaat van plaatsen waar onze persoonsgegevens worden opgeslagen. Of het nu in de gezondheidszorg is of in het bevolkingsregister, de overheid heeft veel databanken. Waar mogelijk moet je als burger inderdaad kunnen zien wat de overheid van je weet, maar het is nog beter als er geen databanken worden opgetuigd die niet zinvol zijn. Wij moeten het plan voor de databank van reisgegevens nog zien, maar dit lijkt mij op voorhand geen goed idee.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Excuses voor de verwarring. De heer Van Oosten begreep eerder niet dat het over meer gaat dan de AH bonuskaart en daarom staat dit boven aan mijn briefje.

Dat is een heldere uitspraak van de heer Recourt. Het zou een mooi begin zijn als dat niet gebeurt, maar ik ben op zoek naar een visie. Moet de overheid nu maar van alles verzamelen en krijgt de burger dat dan te weten? Of zou het omgekeerd moeten zijn: zou de overheid niet moeten aangeven op welke beperkte terreinen het absoluut essentieel is om te verzamelen?

De heer Recourt (PvdA):

Ja, dat heb ik ook gezegd in mijn inbreng. De overheid moet alleen maar doelgericht gegevens verzamelen en doelgericht inbreuk maken op privacy. Als zij niet kan aantonen wat het doel is of als het doel niet proportioneel is, dan moeten ze dat niet doen.

De heer Segers (ChristenUnie):

Het is een helder en goed pleidooi van de PvdA-fractie om de privacy te beschermen. Een deel van die verantwoordelijkheid ligt bij de bedrijven, maar een deel daarvan ligt ook bij de overheid. Is de PvdA-fractie van mening dat de verhouding tussen veiligheid en privacy ook in het kabinetsbeleid scheef is komen te liggen, uit balans is geraakt?

De heer Recourt (PvdA):

Ja, ik maak onderscheid tussen privébedrijven en overheid. Privébedrijven gebruiken onze gegevens gewoon als big business. Zij verdienen daar veel geld mee. Als de burgers dat prima vinden, vindt mijn fractie dat ook prima. Het gaat nu alleen om de burgers die hun privacy wel belangrijk vinden. Hun moet je de instrumenten geven om tegen de bedrijven te zeggen dat zij willen dat hun profiel wordt verwijderd en dat zij willen begrijpen waarvoor zij toestemming geven.

De overheid maakt om een andere reden inbreuk op de privacy, bijvoorbeeld om veiligheid te kunnen garanderen. Dat is terecht, maar dat moet je tot een minimum beperken. Het NSA heeft de onthullingen van Snowden al heel erg op scherp gezet. De stelling van mijn fractie is dat de veiligheidsbeleving ontzettend dominant is geweest en dat de privacy daardoor ondergeschikt is geraakt. Wat mij betreft gaan we nu inderdaad maatregelen nemen om die balans weer terug te krijgen.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik steun die benadering. Het debat hierover is inderdaad heel principieel. Burgers leveren privacy in en krijgen daar veiligheid voor terug, maar dat moet inderdaad wel proportioneel zijn. De PvdA-fractie vraagt terecht aandacht voor bijvoorbeeld de enorme hoeveelheid taps. Zou het geen goed idee zijn om bijvoorbeeld het WODC of de WRR te vragen om ons te voorzien van een antwoord op deze heel fundamentele vragen over de verhouding tussen veiligheid en privacy? Die vraag heb ik ook aan de VVD-fractie gesteld. Dan kunnen wij in een groter debat in een breder verband eens doorpraten over de verhouding tussen veiligheid en privacy. Ik verwijs hierbij naar alle incidenten die hebben plaatsgevonden, met data verzamelen, reisgegevens of afluisteren.

De heer Recourt (PvdA):

De poging van mijn fractie is om dit debat heel prominent in de Kamer te voeren. Deze begrotingsbehandeling is een eerste stap. We wachten de reactie van het kabinet even af, maar wat mij betreft gaan wij het hier nog een flink aantal keren over hebben, want het is heel breed en het grijpt in op ieders leven. Iedere poging om daar fundament aan te geven, om dat nader uit te zoeken en om hierover nader te debatteren, zullen wij steunen.

De heer Schouw (D66):

Mijn fractie is heel erg blij met deze uitgangspunten. Het is ook heel goed dat de Partij van de Arbeid dat in de etalage zet. Ik zeg maar gelijk dat wij wel een bedenking hebben bij, naar ik meen, het eerste punt, namelijk om een centrale database aan te leggen waarin alle persoonlijke gegevens die de overheid van je heeft, zijn verzameld. Dat is toch een schatkist voor hackers? Ik weet niet of dat wel een verstandig idee is. Echter, the proof of the pudding is in the eating. Vak-K wil een aantal wetsvoorstellen indienen. Ik ben benieuwd hoe de Partij van de Arbeid daar tegen aankijkt. Het reisregister is er zo een. Ik noem ook de kentekenregistratie — voor elke auto op elke snelweg — en het punt van de drones. Dat zijn drie concrete voorbeelden. Als de Partij van de Arbeid die nou eens toetst aan de vijf punten, hoe beoordeelt zij dan die drie punten?

De heer Recourt (PvdA):

Ik ga eerst in op het eerste punt van mijn voorstel: laat burgers voor zover mogelijk zien wat de overheid van hen verzameld heeft. Dat lijkt mij een heel goed uitgangspunt dat ook D66 zou moeten steunen. Niet alleen bedrijven moeten kunnen laten zien wat ze van ons hebben, maar ook de overheid. Overigens moeten we serieus kijken naar het gevaar voor hacken, maar die gegevens zitten al in digitale bestanden in handen van de overheid. Bij hacken is dat naar mijn mening lood om oud ijzer. Dat gevaar bestaat en dat moeten we bezweren.

De drie wetsvoorstellen die nog komen, gaan we behandelen. Iedere wetsbehandeling moet een afweging kennen op het gebied van de privacy. Ik heb zojuist al gezegd dat het wetsvoorstel inzake het opslaan van de reisgegevens van alle Nederlanders nog moet komen. Daar gaan we naar kijken. Wat is echter het doel? Het doel is om een paar honderd potentiële terroristen in de gaten houden die in de gaten te houden zijn, met een buitenlandlek. Dat vind ik op dit moment geen verstandig idee. Dat zeg ik er meteen bij.

De drones zullen hier in de Kamer aan de orde komen. De overheid is gehouden aan privacy. Het probleem is dat ik in de speelgoedwinkel ook een drone kan kopen. Dat is dan niet gereguleerd. Ik ben het met de fractie van D66 eens dat we daar goede regels voor moeten maken, voor overheid en burgers.

Het derde voorstel ben ik even vergeten.

De heer Schouw (D66):

Dat ging om de kentekenregistratie van iedere auto op elke snelweg. De heer Opstelten, beheerder van de Big Brother Award, heeft dit volgens mij als grootste liefhebberij en wil dit realiseren.

De heer Recourt (PvdA):

Dat is al gerealiseerd. Daarom heb ik voorgesteld om dat inzichtelijk te maken. In dat debat hebben we de privacy afgezet tegen de veiligheid. Op zichzelf snap ik dat de overheid wil zien wie wegenbelasting betaalt. Daarom is er zo'n systeem dat dat automatisch mogelijk maakt. Vervolgens is de discussie of je dan niet een mission creep krijgt. Blijft een en ander bij het doel waarvoor je zo'n bestand inricht of komen er langzaam ruimere doelen? Daar zal de PvdA, net als D66 neem ik aan, heel strikt naar kijken.

De heer Schouw (D66):

Mag ik het dan zo verstaan dat het vakantieregister diplomatiek is afgeserveerd of in ieder geval diplomatiek in de hoek is gezet? Mag ik het zo verstaan dat de Partij van de Arbeid samen met D66 zal bekijken hoe we de wetgeving voor drones goed kunnen regelen, met name vanuit dat privacy-oogpunt? Bovendien zullen we nog eens heel goed kijken naar de privacy in relatie tot de kentekenregistratie, waar de overheid steeds meer gegevens uit wil halen.

De heer Recourt (PvdA):

Dat is juist geïnterpreteerd, in zoverre dat we heel kritisch zullen bekijken hoe de privacy in al die verschillende voorstellen in balans is met het doel van het voorstel. We hebben nu de voorstellen van Justitie, maar het geldt natuurlijk voor alle ministeries. We zullen bekijken hoe burgers de privacy in eigen hand kunnen houden. Dat is de kern van mijn betoog.

De heer Van Oosten (VVD):

Het is interessante materie, waarbij we overigens niet moeten vergeten dat burgers ook een enorme eigen verantwoordelijkheid hebben. Ik ken zelf heel veel mensen die hun hele hebben en houden geheel vrijwillig op het internet zetten. Ik probeer nadere duiding te krijgen over ten minste het eerste onderdeel van uw voorstel. Werkt u toe naar een algeheel databestand waarin de burger met één oogopslag kan zien welke gegevens de overheid over hem of haar beheert? Of ziet u een andere vorm voor u?

De heer Recourt (PvdA):

Het klopt dat burgers van alles en nog wat op internet zetten. Als ze dat willen, moeten ze dat vooral blijven doen. Het gaat mij om de burgers die dit niet willen en op dit moment geen of onvoldoende instrumenten hebben om dit tegen te houden. Overigens komen de burgers die dit heel makkelijk doen, soms van een koude kermis thuis. Als je gaat solliciteren en je werkgever komt met een heel jolige foto die je op Facebook hebt gezet, denk je er ook anders over na. Er ligt dus ook nog een voorlichtende taak, maar daar wil ik het nu niet over hebben.

Bij het register gaat het mij om het uitgangspunt. Het uitgangspunt is dat je als burger moet kunnen zien wat anderen over jou verzameld hebben. Hoe je dat technisch doet, weet ik niet. Mijn voorstel was om dit met DigiD of iets dergelijks te doen, op mijnoverheid.nl. Je kunt de gegevens bijvoorbeeld in één databestand zetten of mensen kunnen op de een of andere manier bij de bestaande databestanden. Ik ben geen techneut en daar gaat het mij niet om. Ik kan me ook voorstellen dat je rekening houdt met de veiligheid ervan. Dat lijkt me zelfs heel relevant. Het gaat mij echter om het achterliggende principe. Ik wil kunnen zien wat de overheid van mij verzamelt.

De heer Van Oosten (VVD):

Mijn vervolgvraag gaat precies over het veiligheidsaspect van zo'n register. In de aankondiging van het voorstel begint uzelf met een verwijzing naar Snowden en het NSA. Hoe moeten we omgaan met het risico dat dat toch een heel aantrekkelijk bandje kan zijn, waardoor wie dan ook buiten deze landsgrenzen met al die persoonlijke gegevens aan de slag kan gaan? Wellicht kunt u daar nog een reactie op geven.

De heer Recourt (PvdA):

Dan herhaal ik wat ik tegen de heer Schouw heb gezegd: natuurlijk is dat van groot belang. Als je de privacy in de hand wilt houden, moet je niet iets gaan creëren wat een veel groter risico in zich bergt, maar dat doet aan het beginsel helemaal niets af, namelijk dat ik wil weten wat de overheid van mij weet. Hoe je dat dan organiseert, daarvan zeg ik dat het aan de techneuten is om dat veilig te doen. Ik kan mij voorstellen dat één heel grote database niet de meest veilige oplossing is, maar het is wel aan de overheid om mij te laten zien wat zij van mij weet op het moment dat ik dat wil weten.

De overheid is op aarde om de burger te dienen. Wat heeft de gemiddelde burger aan een boek vol cijfers dat begroting 2014 V en J heet? Hoe dient Veiligheid en Justitie de inwoners van Nederland? Laten we bij het begin beginnen. Laten we uitgaan van het vermogen van mensen om zo veel mogelijk zelf hun conflicten op te lossen. De rol van de overheid is hierbij om aan te bieden wat nodig is, zo vroeg mogelijk in het conflict en zo laag mogelijk op de escalatieladder. Dat betekent soms de inzet van een mediator, soms juridisch advies en soms bijstand. Een overheid die bij conflicten met burgers de telefoon opneemt en heel snel in contact treedt met burgers in plaats van de formele route te bewandelen die tot de rechter leidt. Een overheid die niet zelf als meest agressieve schuldeiser pogingen van burgers om tot betalingsregelingen te komen doorkruist. Een overheid die inzet op een duurzaam herstel in het strafrecht bij conflicten tussen mensen die met elkaar verder moeten leven. Wetgeving waarbij is nagedacht over hoe deze conflicten vermindert en waarbij is nagedacht over hoe ook positieve prikkels kunnen worden gegeven in plaats van slechts straf. Wetgeving waarbij wordt gekeken wat de effecten voor de gehele keten zijn. Zo beoordelen wij het kabinetsbeleid, op effectiviteit, op doen wat werkt. Dat wil de PvdA — ik heb daar gelukkig het afgelopen jaar veel voorbeelden van gezien — en dat wil Rutte II, dit kabinet ook.

Toch een paar aansporingen voor de minister en de staatssecretaris om de weg van effectief en doelmatig ingrijpen verder te bewandelen. Dan begin ik met het CJIB, het Centraal Justitieel Incassobureau. Dat int efficiënt boetes. Dat moet ook vooral zo blijven. Boetes zijn een straf en zijn voorkoombaar. Maar omdat het CJIB nauwelijks ruimte heeft om naar eigen inzicht om te gaan met het innen van opgelegde boetes, is de menselijke maat wel uit zicht geraakt. Een betalingsregeling is niet mogelijk bij Mulderboetes. Dat is destijds zo geregeld omdat het over relatief kleine bedragen ging maar dat kan je op dit moment niet meer volhouden. Ook het CJIB kan in veel gevallen niet participeren in een schuldhulpverleningstraject. Nu is het vaak de overheid zelf die in haar hoedanigheid van CJIB als agressief incassobureau alle pogingen om problematische schulden op te lossen, frustreert. Iemand die werkelijk niet in staat is een boete te betalen moet in de gelegenheid worden gesteld om een betalingsregeling met het CJIB te treffen. Ook moeten de strafrechtelijke boetes in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen kunnen worden meegenomen. Dit voorkomt dat iemand onnodig verder in de problemen komt en het draagt ook bij aan het voldoen van de straf, want op die manier kan die boete wel worden betaald. De boete moet immers betaald worden. Dat is een uitgangspunt dat ook de PvdA deelt. Maak optreden op maat mogelijk, op de menselijke maat. Doe wat werkt. Ik vraag de minister om een reactie.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik ben het heel erg met de PvdA eens op dit punt. We hebben vaker gesproken over de boetes en over het feit dat mensen wel willen maar niet kunnen betalen. In januari heeft de staatssecretaris tegen de SP gezegd daarnaar te willen kijken. In antwoord op schriftelijke vragen heeft de minister geantwoord daarover met het CJIB in overleg te zullen treden. Maar is het niet verstandiger om in ieder geval vandaag te vragen om niet alleen gestand te doen aan de belofte om ernaar te kijken om tot een oplossing te komen maar vooral ook om aan te geven wanneer die oplossing er komt?

De heer Recourt (PvdA):

Ik heb de vragen van mevrouw Kooiman en ook die van de heer De Wit gezien. Mevrouw Kooiman sprak met name over gijzelen, het gevangennemen van mensen die niet betalen. De minister heeft toegezegd daarnaar te kijken. Ik ga er dan ook van uit dat hij met een oplossing komt. Hetzelfde geldt voor wat de heer De Wit aan de orde heeft gesteld. Als je €1 van je boete niet betaalt, kun je een enorme verhoging krijgen omdat het CIB tot nu toe niet in staat leek — dat moet ik eerlijk zeggen — om die verhoging aan te passen als je per ongeluk net te weinig hebt betaald. Ook op dat vlak ligt er een toezegging om een oplossing te bieden. Daarvoor hoeft de wet niet veranderd te worden. Ik heb net aan de orde gesteld waar de wet wel voor veranderd moet worden. Ik hoop dat de SP ons daarin steunt.

Mevrouw Kooiman (SP):

Daarover zijn wij het eens. Net als de PvdA-woordvoerder ben ik echter van mening dat het al een tijd duurt. Het is bijna een jaar geleden dat die toezegging is gedaan, dus laten wij voortmaken.

De heer Recourt (PvdA):

Dat ondersteun ik.

Ik kom op de aanpak van internetcriminaliteit. Steeds meer consumenten maken gebruik van internet om goederen te kopen. Helaas ontdekken ook steeds meer criminelen dat internet een goede plaats is om te stelen, te bedriegen en op te lichten. De aanpak van oplichting is voor een deel gebaseerd op strafwetgeving die nog uit de negentiende eeuw stamt. Hoewel consumenten zich opgelicht voelen, hoeft dat in strafrechtelijke zin niet het geval te zijn. Neem de oplichter die spullen verkoopt zonder de intentie te hebben om die ooit te leveren. Die oplichter kan dit nu straffeloos doen omdat de strafwet hierin niet voorziet. Dit druist in tegen het rechtsgevoel van velen en dit ondermijnt het gebruik van internet als verkoopkanaal. De civiele rechter is geen alternatief. Om hier een einde aan te maken, kondig ik een initiatiefwetsvoorstel aan waarmee het opzettelijk beroepsmatig plegen van zogenaamde wanprestaties — dat is eigenlijk een term uit het civiele recht — via internet, strafbaar wordt. De minister heeft al eerder gereageerd op mijn Kamervragen op dit punt, maar wellicht wil hij zijn mening nog herzien.

Ik kom op de buurt. Uit de Integrale Veiligheidsmonitor blijkt dat interventies in de buurt en wijken hebben gewerkt. Desondanks staan de veiligheid en de leefbaarheid in veel wijken en buurten onder druk. In bepaalde buurten wanen hufters — ik spreek met mijn collega Marcouch — zich de baas; zij lijken voor instituties onaantastbaar. Wij willen dat buurten weer gemeenschappen worden, wij willen dat buurten weer worden ingenomen door al die bewoners die deugen, die zich dag in, dag uit inzetten voor het creëren van kansen. Wij vragen dus om een actieve, optredende overheid. Elke buurt moet zijn eigen wijkagent hebben. Zo maken wij Nederland leefbaar en veilig. Het komt te vaak voor dat met name groepen jongeren een grote groep bewoners het leven zuur maken: overlast, intimidatie en criminaliteit lopen in elkaar over. Wat je afkomst ook is, wie je ook bent, je hebt je te gedragen.

Om het concreet te maken, vraagt de Partij van de Arbeid het volgende. Omwille van de tijd sla ik een aantal punten over, maar dit punt wil ik zeker maken: laat bewoners meebeslissen over de vraag welke zaken de politie als eerste moet aanpakken. Hoe gaat het kabinet dit oppakken?

Ik vraag ook extra aandacht voor terbeschikkingstelling aan het onderwijs. Dat is een idee van collega Marcouch. Er ligt een initiatiefvoorstel van het kabinet. Hoe gaan wij de terbeschikkingstelling aan het onderwijs intramuraal regelen? Als de jongere vastzit — dat is een technische term, maar die betekent gewoon dat de jongere in de gevangenis zit — hoe kun je er dan voor zorgen dat hij zijn opleiding verplicht oppakt en afmaakt terwijl je de gevangenis als stok achter de deur houdt? Ik snap dat het niet mogelijk is om gevangenisstraffen eindeloos te laten duren als iemand zijn opleiding eindeloos laat versloffen, maar de relatie met tbs moet mogelijk zijn. Een maatregel waarbij de straf veel meer passend is, waarbij de opleiding veel meer past bij de lengte van de gevangenisstraf, moet mogelijk zijn. Ik vraag de staatssecretaris om hierop te reageren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik zat nog even te kauwen op de opmerking van de heer Recourt dat burgers moeten meebeslissen over wat als eerste moet worden aangepakt. Moet ik mij daarbij voorstellen dat wij gaan bezien of wij uitkeringsfraude gaan aanpakken of dat wij eerder achter frauderende bestuurders aangaan, achter Moskowicz en de mensen van het Libor-renteschandaal? Moeten wij de fraude aan de top aanpakken of de fraude aan de onderkant?

De heer Recourt (PvdA):

Dit voorstel heeft betrekking op de buurtgerichte aanpak. Libor-fraude en dergelijke is helemaal niet aan de orde. Waar het om gaat is dit. Je wilt burgers betrekken en betrokken houden bij de leefbaarheid van hun eigen wijk. Om dat te doen, moet je de burgers eerst vragen wat zij eigenlijk het grootste probleem vinden. Je kunt als overheid wel denken dat je weet wat het grootste probleem is, maar burgers kunnen zelf iets heel anders ervaren. Vandaar ons voorstel om te vragen aan burgers wat zij het grootste probleem vinden en wat zij willen dat wij als eerste gaan aanpakken; de criminele feiten plegende hanggroep op de hoek of inbraken. Er zijn een heel aantal elementen van onveiligheid in buurten die aangepakt moeten worden. Daar kunnen de burgers dan zelf prioriteiten in stellen.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Er zit wel een bepaalde afscherming in. Ik denk dat huurders in Vestia-buurten misschien best wel vinden dat er achter Erik Staal aan gegaan moet worden. In het voorstel zit de beperking dat het eigenlijk alleen criminaliteit aan de onderkant van de maatschappij moet zijn.

De heer Recourt (PvdA):

Het voorstel is, de wijk zo levend en goed mogelijk te houden. Het voorstel is niet om het OM het werk te ontnemen. Het OM hanteert het opportuniteitsbeginsel en bepaalt waar wij onze inzet op plegen. Het is evident dat ook witteboordencriminaliteit moet worden aangepakt. Dat hebben wij hier in de Kamer ook voortdurend aan de orde. Ons voorstel gaat over de wijken; maak de wijk leefbaar. Daarvoor moet je burgers erbij betrekken en hen medeverantwoordelijk maken. Dat doe je door hen te vragen waar zij in de wijk het meest last van hebben.

Woonoverlast is een sterk onderschatte vorm van burenterreur. Het is een aantasting van persoonlijke veiligheid en vrijheid, met soms vergaande gevolgen voor de betrokkenen. In 2009 heeft de Partij van de Arbeid hierover een zwartboek opgesteld. Ik heb daarover mondelinge vragen gesteld. Daar hebben wij een kort antwoord op gehad, maar één punt wil ik nog maken, namelijk dat de Partij van de Arbeid die woonoverlast harder wil aanpakken. Daartoe willen wij burgemeesters de mogelijkheid geven om hardnekkige overlastgevers tijdelijk uit hun huis te zetten. Het gaat dan om iemand die bij herhaling ernstige overlast veroorzaakt voor zijn buren en niet vatbaar is gebleken voor overleg. Buurtbemiddeling vind ik prachtig, maar het gaat nu om de stap daarna. Is het mogelijk om burgemeesters de bevoegdheid te geven tot het opleggen van een huisverbod van bijvoorbeeld tien dagen? Kan de minister daarop reageren?

Dan ga ik nu snel door naar een belangrijk onderwerp, ...

De voorzitter:

Voor die tijd wil mevrouw Kooiman over een ander belangrijk onderwerp een vraag stellen. Ga uw gang.

Mevrouw Kooiman (SP):

Ik ben het met de Partij van de Arbeid eens dat woonoverlast een gigantisch probleem kan zijn, maar de oplossing vind ik op zijn zachtst gezegd vreemd. Wat los je ermee op als je een gezin tien dagen uit huis zet? Dan is vervolgens de buurt wel even tien dagen rustig, maar op een gegeven moment gaat het gezin weer terug naar de woning en gaat de overlast weer door. Wat biedt het voor oplossing?

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben mijn betoog begonnen met te zeggen dat wij moeten doen wat werkt. Als mevrouw Kooiman vraagt "werkt het?" is dat een heel terechte vraag. De huidige regelgeving is als volgt. Er zijn mogelijkheden voor buurtbemiddeling en minzame oplossingen. Daarna is er een hele poos niets. Dan wordt het dossier opgebouwd en ondertussen gaat de overlast gewoon door. Aan het eind is dan de meest radicale maatregel mogelijk, namelijk definitieve huisuitzetting. Waar de Partij van de Arbeid naar zoekt en een voorstel voor heeft, is de tussenmaatregel, die de burgemeester in staat stelt om gericht oplossingen te vinden. Een zo'n tussenmaatregel is het tien dagen uit huis plaatsen. Dat geeft buurtbemiddeling bijvoorbeeld een enorme steun in de rug. Dan begrijpt de overlastpleger dat het menens is. Hij weet dan: ik kan doorgaan en dan ga ik definitief mijn huis uit. Maar hij weet ook: ik kan stoppen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Vervolgens ruk je een gezin uit een woning, waardoor het gezin mogelijk nog meer ontspoort. Wat ik heel vreemd vind, is dat de Partij van de Arbeid, waarvan ik denk dat die op preventie zou willen inzetten, een half miljard bezuinigt op de jeugdzorg en 200 miljoen op de ggz, waar heel veel overlastzaken vandaan komen. Het voorstel van de SP om eerder in te grijpen bij kleine terroristjes in een wijk en eerder jeugdzorg in te zetten, verwerpt de Partij van de Arbeid. Is niet eerder een oplossing te vinden in dit soort preventieve maatregelen dan door het probleem tijdelijk, voor tien dagen, te verschuiven?

De heer Recourt (PvdA):

Je kunt problemen natuurlijk beter voorkomen dan genezen, maar als je ze moet genezen, moet je zo effectief mogelijke maatregelen nemen. Je moet er niet meteen zo hard mogelijk op slaan, maar kijken wat werkt. Alle voorstellen om preventief bezig te zijn, zullen wij steunen als we het goede voorstellen vinden. Een andere vraag is waar je de bezuinigingen neerlegt die nodig zijn. De SP had bezuinigingen ingeboekt. Dat hebben wij allemaal gedaan, en dat doet altijd pijn. Het is een beetje een makkelijke slag om die bezuinigingen hierin te gooien en te zeggen: kijk, u doet niets aan preventie.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Recourt (PvdA):

We hebben het vandaag veel over de rechtsstaat gehad en daar wil ik ook een aantal opmerkingen over maken. De rechtsstaat wordt soms wat makkelijk gebruikt, maar wel terecht. De rechtsstaat geeft de grenzen aan van ons handelen, hij bindt de overheid aan haar eigen regels en beschermt burgers tegen de overheid. Dit beginsel kent uitwerking in concrete regels. Voor de Partij van de Arbeid is met name van belang dat ook zwakkeren en kwetsbaren in de samenleving bescherming kunnen vinden door het recht. Het is van belang dat juist deze mensen bescherming vinden tegen de overheid zelf. Daarbij staat vast dat de toegang tot de rechter mogelijk moet zijn, ook met een kleine beurs. In aparte debatten hebben we vele voorstellen gedaan om dit uitgangspunt te waarborgen en deze voorstellen zullen we blijven doen. Dat wil echter niet zeggen dat we in tijden van bezuiniging niet ook moeten kijken naar de kosten van het systeem. De grens aan bezuinigingen is echter het uitgangspunt dat ik juist naar voren heb gebracht.

De Partij van de Arbeid zoekt verder naar manieren om middeninkomens makkelijker bescherming door het recht te geven. Bij de gefinancierde rechtsbijstand hebben we het over de onderinkomens, maar de middeninkomens komen op hun beurt ook moeilijk bij de rechter, omdat vooral de advocaatkosten zo hoog zijn. Vandaar dat we met de VVD een voorstel hebben gedaan voor "no cure, less pay", dat komt dichter bij de realiteit in de buurt dan "no cure, no pay". Voor middeninkomen is de gang naar de rechter vaak onbetaalbaar en heel risicovol. De verdere ontwikkeling van laagdrempelige alternatieven blijft noodzakelijk, zoals een verdere versterking van mediation. Wij gaan de voorstellen daartoe van de heer Van der Steur komend jaar in dit huis bespreken en ik zal zelf mediation in het strafrecht aan de orde blijven stellen. We zijn dit jaar met pilots en proeven begonnen en ik verwacht daar heel veel van, want dat levert een duurzame oplossing, een oplossing die werkt.

De rechtsstaat is echter meer dan toegang tot de rechter. Een punt dat mij zorgen baart, is de langzame verschuiving van de strafbaarstelling van de daad naar de strafbaarstelling van de intentie. Sommige onderwerpen gaan die kant op. Ik ben daar zelf bij betrokken geweest. Of het nu gaat om lokpubers, strafbare voorbereidingen, vertrekkende jihadisten, al die gevallen behelzen het risico dat we ons als overheid willen bemoeien met de gedachten van Nederlanders. Laten we alstublieft enkel de gedachte nooit strafbaar stellen. "Thought crime" noemde George Orwell dat, ik heb de film twee dagen geleden nog eens bekeken. Voor het boek had ik geen tijd. Als je dat ziet, realiseer je je weer heel goed hoe ontzettend gevaarlijk het is als de overheid zich met gedachten wil gaan bemoeien. Mijn vrijheid is mij daarvoor te waardevol, ook de vrijheid om slechte dingen te denken. De overheid komt pas in beeld, als ik die slechte dingen wil en ga uitvoeren, niet eerder.

De heer Van Oosten (VVD):

Een korte vraag naar aanleiding van wat de heer Recourt net zei. In mijn eigen bijdrage refereerde ik aan seksueel misbruik en aan de wens om de zedenwetgeving te moderniseren. Ik hoor de heer Recourt nu gedachten en seksueel misbruik aan elkaar koppelen. Vindt hij dat niet een wat te zwakke basis om over dit onderwerp te spreken? In hoeverre wil hij het misbruik van kinderen aangepakt hebben? Ziet hij dat behandeld worden in een modernisering van de zedenwetgeving?

De heer Recourt (PvdA):

De vraag stellen, is de vraag beantwoorden. Natuurlijk wil de Partij van de Arbeid zedenmisbruik aangepakt zien en natuurlijk willen wij een wet die daarop toegerust is en die dat ook kan. Ik wil alleen nu waarschuwen, in het kader van die rechtsstatelijke gedachte, dat we bijvoorbeeld ook bij zedenwetgeving wel blijven spreken over feiten, over wat mensen doen en dat we dat strafbaar stellen, terwijl we de intentie niet strafbaar stellen, hoe kwalijk die ook moge zijn en hoe verwerpelijk wij die ook mogen vinden. Daar is het strafrecht niet voor, dus wij moeten daarvoor waken. Soms hebben wij het idee dat het strafrecht alles oplost, maar dat is niet zo.

Mevrouw Helder (PVV):

Nu kan ik mooi een bruggetje slaan. Ik hoorde de heer Recourt spreken over het strafrechtelijk aanpakken van fraude via Marktplaats. Vanochtend hoorden wij VVD-collega Van Oosten zeggen dat er onder de zedenwetgeving meer strafbaar moet worden gesteld. Collega Recourt heeft net gezegd dat hij het daarmee eens is, zij het met de beperking die hij heeft aangebracht. Maar wij hebben te maken met de bezuinigingen bij het Openbaar Ministerie; de politie krijgt er wel wat bij. Gaat de heer Recourt daarin prioriteiten aanbrengen? Er ligt heel veel op het bordje van het Openbaar Ministerie. Als wij de beantwoording van deze vraag overlaten aan de minister, noemt hij het vast en zeker een topprioriteit. Dus laat ik de vraag aan de heer Recourt stellen of hij daarin een prioritering gaat aanbrengen.

De heer Recourt (PvdA):

Dat hoeft niet. Het gaat mij niet om het strafbaar stellen van internetcriminaliteit, maar om het bij de tijd brengen van de wet. De wet is nog geschreven in een tijd dat wij letterlijk in de winkel of op de markt producten kochten. Die is niet geschreven voor een wereld waarin wij virtueel producten kopen die later wel of niet met de post komen. Dat valt gewoon onder de aanpak cybercrime, waaraan dit kabinet al prioriteit heeft gegeven. Daarom is mijn antwoord dat het niet hoeft, als het maar mogelijk is. Die mogelijkheid missen wij nu.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat antwoord verwachtte ik al. Je kunt de wet wel bij de tijd brengen, maar dan zul je die ook moeten handhaven. Anders is het een dode letter, wat naar ik aanneem niet de bedoeling is van collega Recourt. Het antwoord is inderdaad dat het een van de prioriteiten zal worden, dus wij zullen scherp in de gaten moeten houden of dat zal lukken met dit zeer beperkte budget en die taakstelling, die kans van 134 miljoen bij het Openbaar Ministerie.

De heer Recourt (PvdA):

Natuurlijk moeten burgers zelf goed opletten en voorkomen dat zij slachtoffer worden op internet. Maar ook als zij dat doen, zijn er duizenden zaken die nu al capaciteit vragen bij de politie. Er wordt nu al aangifte gedaan en op dit moment liggen er duizenden zaken te wachten waarvan de politie zegt er niets mee te kunnen. Er zijn er een paar voor de rechter geweest, die heeft gezegd: ik moet vrijspreken, want ik lees de wet en dit is niet strafbaar. Kortom, het neemt in de huidige situatie al capaciteit in van de politie, het Openbaar Ministerie en de rechter. Laten wij die capaciteit dan effectief inzetten.

De heer De Wit (SP):

Ik wilde even iets terug in het betoog van de heer Recourt. Zijn fractievoorzitter heeft enige tijd geleden gezegd dat de bezuinigingen op de rechtshulp volgens hem te ver gingen. Hoe staat de heer Recourt hier nu tegenover, bijvoorbeeld gezien de brief die de minister gisteravond nog naar de Kamer heeft gestuurd? Wat is zijn standpunt daarover?

De heer Recourt (PvdA):

Mijn fractievoorzitter heeft gereageerd op dat eerste plan van het kabinet. In de media werd toen nog gesproken over 100 miljoen, maar in de praktijk was het 113 miljoen, zeg ik even uit mijn hoofd; het kan ook 112 zijn geweest. Gelukkig is er een substantiële hap uit genomen. Het is minder geworden, 85 miljoen. Wij hebben dat debat vorige week gevoerd. Het gaat mijn fractie, dus ook mijn fractievoorzitter, om het uitgangspunt dat de meest zwakken ook bescherming moeten vinden bij de rechter. Daarvoor heb je soms een advocaat nodig. Dat moet gegarandeerd zijn; vandaar dat wij hebben aangedrongen op wijziging van de plannen. Hoe die plannen vervolgens precies worden gewijzigd, weten wij niet. Wij hebben vanmorgen een brief gekregen waarin heel goede voorstellen staan en wij krijgen nog een brief waarin andere zaken worden uitgewerkt, bijvoorbeeld de asiel- en vreemdelingenrechtspraak en de rechtsbijstand daarin. Als die brief er is, moeten wij er verder over spreken. Dat zullen wij ook doen, want wij hebben nog een tweede termijn staan in de Kamer.

De heer De Wit (SP):

Ik ben het met de heer Recourt eens dat er nog een vervolg op moet komen. Maar kijkend naar de punten waarvan is toegezegd dat de staatssecretaris erop zal ingaan, blijft in ieder geval een aantal dingen overeind uit het oorspronkelijke plan. Gedeelten uit het verbintenissenrecht, het huurrecht en het familierecht vallen weg en komen niet meer in aanmerking voor gefinancierde rechtshulp. Met andere woorden, die plannen zullen wat dat betreft overeind blijven, zo neem ik aan. Hoe staat de heer Recourt ertegenover dat een deel van de rechtsbescherming onbereikbaar wordt?

De heer Recourt (PvdA):

Allereerst zeg ik dat ik ervan uitga dat in de brief van de staatssecretaris een antwoord zal staan op ook die vragen. Ik heb er namelijk specifiek naar gevraagd. Het uitgangspunt bij het huurrecht en het verbintenissenrecht is dat er alternatieven zijn voor de rechter. Als die alternatieven aanwezig zijn, kan volgens mij terecht worden gezegd dat daarvoor geen rechtsbijstand nodig is. Die is niet nodig, tenzij een zaak heel hard is. Het kan niet zo zijn dat iemand niet naar de rechter kan als hij zijn huis wordt uitgezet. Bij het verbintenisrecht gaat het heel veel om consumentengeschillen, maar ook de onrechtmatige daad valt onder het verbintenissenrecht. De onrechtmatige daad is weer het juridische kapstokje waaronder bijvoorbeeld mensenrechtenzaken aan de rechter worden voorgelegd. We kunnen zulke zaken natuurlijk niet met één pennenstreek uit de gefinancierde rechtsbijstand schrappen. De heer De Wit heeft aan mij dus een kritische beoordelaar van de plannen, maar hij heeft aan mij niet iemand die zegt dat het niet mogelijk is om te bezuinigen op de rechtsbijstand.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik heb iets gemist in het betoog van de heer Recourt. Misschien stond dat net in het stukje dat hij niet heeft kunnen voorlezen. Aan het einde van dit jaar gaat de minister de experimenten met de gereguleerde wietteelt beoordelen. Volgend jaar zal er dus een besluit moeten volgen. Nu is er een afspraak gemaakt. De Partij van de Arbeid zal dit jaar afwachten. Dat heeft men toegezegd in ruil voor het niet laten invoeren van het ingezetenencriterium in Amsterdam. Althans, daarop wordt geen daadwerkelijk toezicht gehouden. Wat gaat de Partij van de Arbeid doen met de ingediende experimenten?

De heer Recourt (PvdA):

Wij krijgen een brief van de minister die daarover gaat. Daarin wordt antwoord gegeven op de vraag of gereguleerde wietteelt mogelijk is. We hebben gezien dat een overgrote meerderheid van de burgemeesters dit wil. Ik kan zeggen dat de Partij van de Arbeid al sinds jaar en dag pleit voor het reguleren van de wietteelt en het oplossen van het probleem van de achterdeur. Wij pleiten ervoor om dat via legalisering en regulering te doen. Kortom, wij wachten met spanning de brief van de minister af. Wij wachten misschien met nog wel meer spanning het initiatief af dat u hebt aangekondigd in de krant. U hebt een enthousiaste Partij van de Arbeid achter u staan, maar wij zitten ook in een coalitie. Veel meer dan dit kan ik hierover niet zeggen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat u met "u" de fractie van D66 bedoelt, mijnheer Recourt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Nou, het zou leuk zijn als de voorzitter hier ook een voorstander van zou zijn.

De voorzitter:

Ik heb hierover geen opvatting, mevrouw Berndsen. Ik heb over niets een opvatting, publiekelijk.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dat is heel sneu, voorzitter.

Ik vind het heel openhartig van de heer Recourt dat hij zich zo opstelt. Ik snap best dat hij in een moeilijk parket zit. Het blijft echter lastig met deze minister van Veiligheid en Justitie. Hij zei nog deze morgen tijdens wat bijna een half uurtje cabaret op de radio was: het zal nooit gebeuren, ik ben er niet voor, ik doe het niet en ik wil het niet. Ik wens de Partij van de Arbeid heel veel succes met haar stellingname.

De heer Recourt (PvdA):

In een democratische rechtsstaat beslist de Kamer. De minister heeft natuurlijk zijn eigen verantwoordelijkheden, maar hij kan niet zeggen dat het nooit zal gebeuren. Uiteindelijk gaat de Kamer daarover. Ik ben dus heel benieuwd naar zijn antwoorden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik wil nog even verder ingaan op de rechtsbijstand. Ik hoor de heer Recourt eigenlijk zeggen dat er bij echt nijpende problemen rechtsbijstand beschikbaar moet zijn. Het zwaarste wat de Staat met een burger kan doen, is het de burger ontnemen van diens vrijheid. In de eerste twee weken nadat iemand is opgepakt en hij nog vastzit, komt er nu een heel klein beetje bij, als ik het goed heb begrepen. Eigenlijk is er echter nog nauwelijks sprake van rechtsbijstand. Wat vindt de PvdA daarvan?

De heer Recourt (PvdA):

Ik zeg wederom dat we hierover nog nader zullen spreken. Er is een aanpassing gekomen bij dit probleem. Dit probleem is terecht aangekaart en het is terecht dat er is aangepast. Ik kan op dit moment niet beoordelen of het genoeg is. Ik denk niet dat ik het helemaal eens ben met mevrouw Van Tongeren als zij zegt dat er bijna geen rechtsbijstand meer is in het begin. De conclusie dat ik het niet helemaal met haar eens ben, kan ik heel voorzichtig trekken, want die rechtsbijstand is er wel. Of de aanpassing van de staatssecretaris voldoende is, kan ik mevrouw Van Tongeren op dit moment gewoon niet zeggen. Daarover zullen wij in de tweede termijn verder spreken.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

We behandelen nu een begroting. Van een fractie die toch heel bepalend is op het beleidsterrein, horen we nu regelmatig: we weten het nog even niet. Dat is toch wel lastig. Hoe kunnen we op die manier beoordelen op welke onderdelen er steun is voor de begroting en op welke onderdelen niet? De begroting ligt er nu. De heer Recourt zal dus toch op een gegeven moment een stelling moeten innemen. Dat kan niet eindeloos uitgesteld worden. Ik kan mij niet voorstellen dat de PvdA niet steviger voor de rechtsbijstand in Nederland wil opkomen.

De heer Recourt (PvdA):

Ik ben heel stevig opgekomen voor de rechtsbijstand. Dat hebben wij in het debat gedaan en dat gaan wij nog doen. Wat betreft de begroting kan ik mevrouw Van Tongeren geruststellen: in de begroting die wij nu behandelen, gaat nul euro af van de rechtsbijstand. Dat landt allemaal later, in 2015, 2016 en 2017. Er is geen probleem ten aanzien van dat punt.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik heb een vraag over een brief die wij vanmorgen hebben ontvangen met de antwoorden op vragen die de PvdA-fractie heeft gesteld over het gokbeleid. De PvdA-fractie heeft de staatssecretaris gevraagd of hij met de PvdA van mening is dat een televisiekanaal dat gokspelen aanbiedt niet past in het beleid om bovenmatig gokgedrag te voorkomen. De staatssecretaris antwoordde daarop dat het nieuwe wetsvoorstel Wet op de kansspelen daar in beginsel ruimte voor geeft. Dan zijn er twee kleuren: daar ben mee eens of daar ben je het niet mee eens. Wat is de reactie van de PvdA-fractie hierop?

De heer Recourt (PvdA):

Het is een demagogische truc om te zeggen dat er maar twee kleuren zijn, maar laat ik mij daar toch in laten meeslepen. Ik vind het een heel ongelukkig antwoord van de staatssecretaris. Ik vind niet dat je op televisie moet gokken of gokken moet stimuleren. Ik houd echter toch een klein deurtje open, want ik weet niet precies hoe het gaat landen. Dat is nog niet bekend. De PvdA zal daar zeer kritisch op zijn. In die zin kunnen wij elkaar een eind vinden.

De heer Segers (ChristenUnie):

Op dit moment zit de deur dicht. Er is geen mogelijkheid om gokspelen aan te bieden op televisie. In 2007 moesten de belspelletjes van de zender af. Nu zegt de staatssecretaris dat daar in beginsel wel ruimte voor is. Ik concludeer dus dat de PvdA-fractie zegt dat wat haar betreft de deur dicht blijft.

De heer Recourt (PvdA):

Wij willen geen gokspelletjes op televisie. Laten wij echter de staatssecretaris vragen wat hij bedoelt met zijn beantwoording. Het gaat volgens mij om een veel breder perspectief, namelijk het vrijgeven op internet.

Mevrouw Kooiman (SP):

Een punt dat nog niet aan de orde is geweest in het betoog van de PvdA-fractie is het afbraakplan gevangeniswezen, waar de PvdA-fractie helaas mee heeft ingestemd. Daarmee kwamen 2.600 man goed personeel op straat te staan. Juist voor dat personeel hoop ik vandaag de PvdA aan mijn zijde te krijgen. Er is heel veel onzekerheid over het sociaal beleid, over hun toekomst. Zij worden nog niet verder begeleid. Er is heel veel onrust over hoe het nu verder gaat. Is de PvdA-fractie het met die van de SP eens dat wij daar vandaag opheldering over moeten hebben en dat de staatssecretaris voort moet maken met het verschaffen van duidelijkheid aan deze mensen?

De heer Recourt (PvdA):

Mevrouw Kooiman sprak over het afbraakplan gevangeniswezen. Als gevangenissen leegstaan doordat er minder mensen in de gevangenissen komen en er meer alternatieven zijn, dacht ik dat de SP wel aan de zijde van de PvdA zou staan om te zeggen dat het de goede kant op gaat. Het is heel vervelend voor mensen die in de gevangenissen werken die dicht gaan. Dat vind ik oprecht. Ik heb die mensen ook gesproken. Je kunt dan echter niet als partij zeggen: laten wij die gevangenissen maar openhouden.

Over de arbeidsomstandigheden voor piw's en andere mensen in de inrichtingen hebben wij samen met het CDA een motie ingediend met het verzoek om een ruimer sociaal plan. Ik heb ook de Kamervragen van mevrouw Kooiman voor mij liggen die daarop zien, en meer specifiek op de regeling die zij zelf in haar eerste termijn naar voren bracht. Ik lees daarin dat over de inhoud daarvan lopende het overleg geen mededelingen worden gedaan. Mevrouw Kooiman vraagt de staatssecretaris of hij bereid is deze vragen zo spoedig mogelijk te beantwoorden. Het antwoord daarop is ja. Ik ga er dus van uit dat dit nog komt. Ik ben het met haar eens dat wij de staatssecretaris om een nadere toelichting moeten vragen.

Mevrouw Kooiman (SP):

Jammer dat de Partij van de Arbeid, die voorheen voor resocialisatie was, de afbraak in het afbraakplan niet ziet. Als je mensen die tikkende tijdbommen zijn niet opsluit, niet meer behandelt, niet meer begeleidt naar resocialisate en de halfopen en open inrichtingen sluit, dan vind je de SP inderdaad niet aan je zijde. Maar ik ben blij dat de Partij van de Arbeid wel staat voor een sociaal beleid en dat we vandaag opheldering vragen.

Sbf'ers zijn de mensen die voorheen nog de regeling hadden om iets langer door te werken om niet in armoede te vervallen. Is de Partij van de Arbeid het met de SP eens dat we dat overeind houden?

De heer Recourt (PvdA):

Halfopen en open inrichtingen worden gesloten, waarvoor elektronisch toezicht in de plaats komt. Het is niet waar dat we de resocialisatie bij het grofvuil zeggen, integendeel. Verder verwijs ik naar mijn antwoord van zojuist op vragen over de sociale inbedding van mensen die het gevangeniswezen moeten verlaten. Ik vraag de staatssecretaris of hij daar al iets over kan zeggen. Hoe zit het met de regeling die mevrouw Kooiman in eerste termijn aan de orde heeft gesteld?

De voorzitter:

Dank u wel. Waarmee er een einde is gekomen aan uw betoog.

Ik weet dat ik vanmorgen niet heb voorgezeten. Ik weet dat mevrouw Leijten dat heeft gedaan. Ik weet ook dat ze u allen heeft opgeroepen om, als we de afspraak maken dat u ongelimiteerd mag interrumperen, dat terughoudend en kort te doen. Ik ga er dus van uit dat de vragen die nu nog gesteld worden — een aantal van u heeft nog niet veel vragen gesteld, een aantal van u wel — in ieder geval kort zijn. Geen inleiding, gewoon een vraag stellen. Ik weet zeker dat u het kunt. U bent allemaal eloquent, u kunt dat echt. Mijnheer Schouw.

De heer Schouw (D66):

Ik had al vier vragen kunnen stellen. Een aanvullende vraag op een vraag van mevrouw Van Tongeren over de rechtsbijstandsbezuinigingen, want daar is wat verwarring over. Mevrouw Van Tongeren en ik zijn van mening dat er in 2014 33 miljoen moet worden opgehaald. Volgens mij zei de heer Recourt net in het debat dat dat niet zo is, want het gaat niet over deze begroting. Wat weet de heer Recourt meer dan mevrouw Van Tongeren en ik?

De heer Recourt (PvdA):

Ik moet nu citeren uit een brief die ik niet bij me heb. Maar volgens mij hebben we vanmorgen een brief van de staatssecretaris gehad, waarin staat dat het plan waartoe we dat vorige week in deze Kamer hebben besloten, niet landt in de begroting van 2014, maar in die van daarna.

De heer Schouw (D66):

Ik heb die begroting toch echt goed bekeken. Daarin is op pagina 19 echt een staatje opgenomen waarin sprake is van 33 miljoen. Ik begrijp dat dat nu van tafel is. Ik vind dat prima, want dan hoef ik daar geen amendement op in te dienen. Maar het is dus nul in 2014.

De heer Recourt (PvdA):

Ik kom mijnheer Schouw heel ver tegemoet: zullen we samen aan de staatssecretaris vragen om uit te leggen wat hij bedoelt in de brief dat het niet landt in deze begroting? Als hij dat schrijft, zal het wel zo zijn, daar ga ik helemaal van uit.

De heer De Wit (SP):

De heer Recourt kent de situatie binnen het OM, de problemen binnen de rechterlijke macht en alle problemen die we hebben besproken rond de rechtshulp. Maar hij kent ook de bezuinigingen. Hoe beoordeelt hij de staat van de Nederlandse rechtsstaat?

De heer Recourt (PvdA):

Dat is een vraag die ik deels in mijn eerste termijn heb proberen te beantwoorden, namelijk dat dat veel breder is dan alleen kijken naar bezuinigingen. Bezuinigingen kunnen de rechtsstaat raken. Ik heb gezegd: de rechtsstatelijke basis is het kader waarbinnen alles moet passen. Als dat niet past, dan kan het niet, over die grens kun je niet heen. Als die grens wordt bereikt, kunnen we niet door. Daarover zijn we in debat als het gaat om het OM, de rechters en de rechtsbijstand. In dat debat zal dat steeds mijn grens zijn.

De heer De Wit (SP):

Moet je niet ook nog kijken naar wat ik vanmorgen de rule of law heb genoemd? Wordt het recht nog wel overeind gehouden? Treedt de regering niet zelf over de grenzen door bijvoorbeeld zo'n plan voor de rechtshulp te lanceren, waarin je duidelijk ziet dat een aantal dingen wordt afgebroken en inbreuk wordt gemaakt op een grondwettelijk recht?

De heer Recourt (PvdA):

"Rule of law" betekent volgens mij dat iedereen in Nederland gehouden is aan de wet, ook de overheid. De overheid moet zich dus aan de eigen wetten houden. Volgens mij is dat niet in het geding. Wat hoogstens in het geding kan zijn, is het recht van iemand met een kleine portemonnee. Het mag niet zo zijn dat iemand met een kleine portemonnee zijn recht niet kan halen doordat hij geen advocaat kan betalen. Dat principe moet overeind blijven. Dat betekent niet dat er niet bezuinigd kan worden. Nogmaals, in die hele bezuinigingsdiscussie over de rechtsbijstand — dat is een heel vervelende discussie — is dat de grens voor de Partij van de Arbeid. Duidelijker kan ik het niet zeggen.

De voorzitter:

Dank voor uw bijdrage. Voordat wij gaan luisteren naar de bijdrage van mevrouw Maij, schors ik de vergadering enkele minuten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Maij (PvdA):

Voorzitter. Zoals bekend staat de Partij van de Arbeid voor een vreemdelingenbeleid dat streng en rechtvaardig is. Het afgelopen jaar hebben we daar uitdrukkelijk "humaan" en "de menselijke maat" aan toegevoegd. Dit moet hand in hand gaan. Dat wordt ook duidelijk uit de maatregelen die tot dusver zijn genomen: het kinderpardon, minder vreemdelingendetentie en extra aandacht voor kwetsbare groepen. Ook krijgen Syriërs die in Nederland asiel aanvragen — dat zijn er inmiddels ongeveer 100 per week — snel en vrijwel altijd een positieve beslissing. We zijn nog niet klaar. Er is nog ruimte voor verbetering, met name daar waar het toelatingsbeleid en het terugkeerbeleid niet sluitend zijn. Ook denken we daarbij aan de positie van kwetsbare kinderen en aan de naturalisatie-eisen voor de mensen die onder het generaal pardon vielen. De PvdA zal zich ook het komende jaar nadrukkelijk blijven inzetten om het asiel- en vreemdelingenbeleid humaner te maken.

Jaarlijks bezoeken miljoenen mensen Nederland, als toerist, om een congres bij te wonen, als student, om te werken of om bij een partner of ouder te verblijven. Daarnaast komen ook enkele duizenden mensen naar Nederland omdat zij geen andere uitweg zien. Het is voor Nederland heel belangrijk om een open economie en maatschappij te blijven, maar ook om draagvlak en draagkracht te behouden voor mensen die hier een beter leven moeten zoeken. Deze spanning is constant aanwezig. Daarom is het belangrijk dat ons toelatingsbeleid streng en rechtvaardig is en tegelijkertijd humaan en individueel. Hoewel de PvdA blij is met de verbeteringen van het afgelopen jaar, is zij nog niet tevreden. Zolang er op de Middellandse Zee nog steeds vluchtelingen in gammele bootjes de dood vinden, is zij niet tevreden. Zolang er nog steeds kwetsbare minderjarige vreemdelingen in detentie komen, is zij nog niet tevreden. Zolang uitgeprocedeerde vreemdelingen nog steeds onvoldoende terugkeren naar het land van herkomst, is zij niet tevreden. Zolang asielzoekers niet in elke Europese lidstaat een gelijke kans en gelijke voorzieningen hebben, is zij niet tevreden. De PvdA vindt dat we humaan moeten omgaan met uitgeprocedeerde vreemdelingen. Sinds een paar jaar worden uitgeprocedeerde gezinnen met kinderen opgevangen op zogeheten gezinslocaties.

Afgelopen maandag stuurde staatssecretaris Teeven een brief aan de Kamer naar aanleiding van de motie-Spekman. In die brief staat dat de opvang van zieke uitgeprocedeerde vreemdelingen vergaand wordt verbeterd. Daar is de PvdA tevreden mee. In de afgelopen debatten over opvang en terugkeer heeft de PvdA meer dan eens aandacht gevraagd voor verbetering van de uitvoering van deze motie. Het compleet krijgen van dossiers was een grote hobbel. Naast die dossiers zijn twee andere verbeteringen betekenisvol. In het nieuwe voorstel kun je als je ziek bent ook opvang krijgen als je nog in hoger beroep zit. Ook krijgt een asielzoeker tussentijdse opvang als de medische aanvraag door de IND wordt afgewezen, maar de rechter nog een voorziening toewijst. De opvang van zieke vreemdelingen wordt een stuk sluitender gemaakt door deze wijzigingen in het beleid van de staatssecretaris naar aanleiding van de motie-Spekman. De PvdA vertrouwt erop dat de verbeteringen het komende jaar ook in de praktijk terug te vinden zijn.

Op 25 oktober jl. deed het Europees Comité voor Sociale Rechten van de Raad van Europa uitspraak over de verantwoordelijkheid van de overheid jegens daklozen. Volgens het comité moet de overheid zorgen voor basale voorzieningen voor mensen zonder rechtmatig verblijf die in Nederland leven. Deze aanbeveling is een advies, een onmiddellijke maatregel. Het is een nieuw soort aanbeveling. Voordat de politiek nieuwe regels maakt, is het van belang om eerst duidelijkheid te krijgen over de gevolgen van deze aanbeveling. Ik heb daarom schriftelijke vragen gesteld aan de regering om zo snel mogelijk advies te vragen bij de Raad van State, zodat beter duidelijk wordt wat deze aanbeveling precies inhoudt en wat de juridische complicaties ervan zijn. Kan de staatssecretaris aangeven wat de stand van deze adviesaanvraag is? Heeft hij deze al geformuleerd en wanneer is deze aan de Raad van State voorgelegd? Wanneer verwacht hij een reactie? Heeft hij ook nagedacht over alternatieven? Hoe verlopen zijn gesprekken met de VNG en de burgemeesters van de G-4? De PvdA gaat er overigens van uit dat als er een definitief oordeel is, het kabinet dit opvolgt.

Ik kom te spreken over het weerbarstige onderwerp van terugkeer. De staatssecretaris stuurde de Kamer op 14 oktober het WODC-rapport Van bejegening tot vertrek. De staatssecretaris ziet dit rapport in zijn korte beleidsreactie als ondersteuning van de ingeslagen weg. Voor de positieve beoordeling, de inzet van en de bejegening door het DJI-personeel complimenteer ik dat personeel. Tegelijkertijd wordt uit het onderzoek duidelijk dat vreemdelingendetentie niet significant bijdraagt aan terugkeerbereidheid en daarmee aan terugkeer. Het is daarom goed dat alternatieven voor bewaring worden uitgewerkt, zoals we al eerder met deze staatssecretaris bespraken. Het WODC verwoordt heel helder dat de geestelijke gezondheid van betrokkenen en de acceptatie van de beslissing van groot belang zijn voor de terugkeerbereidheid. Beide elementen zouden opgenomen moeten worden in een verdieping van het terugkeerbeleid en in alternatieven voor bewaring. Hoe staat de staatssecretaris hier tegenover? Onderkent hij dat de ingeslagen weg slechts ten dele succesvol is en dat het, om tot betere terugkeercijfers te komen, van belang is dat betrokkenen de uitspraak kunnen accepteren en in een gezonde geestesgesteldheid kunnen werken aan hun terugkeer? Daarop krijg ik graag een reactie van de staatssecretaris.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik weet niet of u er nog op terugkomt, maar u zei in uw inleiding het een en ander over het generaal pardon en over de naturalisatiegronden.

Mevrouw Maij (PvdA):

Daar kom ik nog op terug.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Misschien mag ik u de vraag alvast meegeven. Wat gaat u overeenkomstig uw eigen verkiezingsprogramma daadwerkelijk doen om de onmogelijke eisen die aan naturalisatie worden gesteld, weg te krijgen, zodat mensen met betrekking tot het generaal pardon echt zicht krijgen op naturalisatie?

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik dank de heer Voordewind voor die vraag. Ik heb de staatssecretaris gevraagd — hij heeft er ook al antwoord op gegeven — hoeveel mensen vanuit het generaal pardon een aanvraag hebben gedaan voor naturalisatie en hoeveel mensen uiteindelijk daadwerkelijk een Nederlands paspoort hebben gekregen. Dat blijken er niet veel te zijn. De PvdA wil heel graag preciezer van de staatssecretaris weten waarom mensen die aanvraag niet doen. Is dat bijvoorbeeld omdat zij in bewijsnood verkeren of omdat de tarieven van de leges voor naturalisatie te hoog zijn? Als dat zo is, willen wij graag bekijken hoe we naar een oplossing kunnen zoeken, want om volwaardig in onze maatschappij mee te kunnen dragen, hebben mensen ook een paspoort nodig.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Het is goed dat de PvdA die vraag aan de staatssecretaris stelt, maar er zijn natuurlijk al een aantal zaken bekend. Mensen doen die aanvraag niet, omdat zij weten dat zij niet naar het land van herkomst terug kunnen gaan, want dat is te gevaarlijk. Ze moeten ook €800 betalen en de kans dat de aanvraag wordt ingewilligd, is slechts gering. Als dat de gronden zijn, is de inzet van de PvdA dan om te kijken naar mogelijkheden om die bezwaren weg te halen, zodat het toch tot naturalisatie kan komen van de 24.000 mensen die op dit moment nog niet die naturalisatie hebben kunnen aanvragen?

Mevrouw Maij (PvdA):

Of hebben willen aanvragen; dat weten we natuurlijk ook niet. Ik denk dus dat het van belang is om heel goed in kaart te krijgen waarom mensen niet tot die aanvraag overgaan. We zouden bijvoorbeeld ook kunnen bekijken of de ACVZ daarnaar onderzoek kan doen en daarover een advies aan de regering kan geven, zodat we precies in kaart hebben wat de problematiek is. Ook wij kennen een aantal individuele gevallen, maar ik weet niet of dat de algemene problematiek is. Het is belangrijk om dat in kaart te brengen en vervolgens met de staatssecretaris aan de slag te gaan om te bekijken hoe we dit voor deze mensen kunnen oplossen.

Ik vraag aandacht voor een motie van mevrouw Sterk van het CDA en mevrouw Van Nieuwenhuizen van de VVD, die hier in 2012 is aangenomen. In die motie werd de toenmalige minister Leers ertoe opgeroepen om na de effectuering van het amv-beleid via de stroomlijning van de toelatingsprocedures te onderzoeken of er een overgangsregeling moet komen voor amv's die eerder een amv-vergunning hebben gekregen en niet onder het nieuwe beleid vallen, omdat zij al uitgeprocedeerd zijn. In de begroting schrijft de staatssecretaris dat de motie is afgedaan in de amv-brief, maar een overgangsregeling of een onderzoek daarnaar, zoals toen door het CDA en de VVD werd gevraagd met zeer brede steun van de Kamer, is mij niet bekend. Ik heb die niet kunnen vinden. Ik krijg hier dus graag uitleg over. Wellicht komt er dan alsnog een onderzoek daarnaar en een reactie van de staatssecretaris op de motie. Dan nog een punt over de versnelde procedure. De PvdA is positief over de versnelde procedure en de wijze waarop de IND probeert mensen snel duidelijkheid te verlenen. Er zijn echter asielzoekers, getraumatiseerde mensen, bijvoorbeeld verkrachte vrouwen maar ook mannen of mensen die in de gevangenis zijn gemangeld, die meer tijd nodig hebben om hun verhaal te kunnen vertellen. De achtdagenprodecure is voor deze groep regelmatig te kort. Aanvullingen die later op het verhaal worden gedaan, zijn moeilijk mee te geven. Ik heb de staatssecretaris hierover al schriftelijke vragen gesteld. Ik wil graag van hem weten of hij het probleem herkent. Zou hij meer rust en ruimte in de procedure kunnen inbouwen voor mensen die deze verschrikkelijke dingen hebben meegemaakt?

Dan nog een korte vraag over de volle rechterlijke toets van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Ik heb daarover feitelijke vragen gesteld. Kan de staatssecretaris aangeven wat de planning is voor de implementatie van deze bepaling uit de procedurerichtlijn? Zijn rechters nu al gebonden om het beleid richtlijnconform te interpreteren?

Als de PvdA spreekt over het asiel- en vreemdelingenbeleid, is zij altijd op zoek naar een balans tussen humaan, streng en rechtvaardig. Toelating moet aan consequente regels zijn geboden, maar de menselijke bejegening, de menselijke maat staat steeds voorop. Bij alle ontwikkelingen zoeken wij naar die balans. De twee kanten van de medaille van het vreemdelingenbeleid zijn altijd tegengesteld en altijd emotioneel. Dan is het zaak zorgvuldig te kijken naar wat er aan de hand is. Waar moet de vreemdeling worden aangesproken, waar laat de overheid steken vallen? Volgens de PvdA blijft het van belang om te streven naar beleid met een snelle en zorgvuldige procedure waarbij Europese harmonisatie cruciaal is. Dat moet nog veel beter dan nu het geval is. Ook moeten onnodige belemmeringen, waar dat mogelijk is, worden weggenomen. Als het gaat om arbeid, een huwelijk, het nareizen van gezinnen, een visum voor familiebezoek of een asielaanvraag, laten wij als Nederlandse overheid mensen dan zo veel mogelijk een helpende hand bieden en geen onbegrijpelijke hindernissen opwerpen. Dat is voor ons de kern van een menselijk en modern vreemdelingenbeleid.

De voorzitter:

Er zijn nog een paar vragen voor u, om te beginnen van de heer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

Dat ging heel snel. Mevrouw Maij heeft iets opvallends gezegd, namelijk dat de regering als er een definitief oordeel is van de Raad van Europa over de opvang van uitgeprocedeerden, daar gehoor aan moet geven. Weet de Partij van de Arbeid wel wat de reikwijdte is van dit punt? Als dit realiteit wordt, wordt Nederland verantwoordelijk voor het geven van onderdak, eten en drinken aan alle illegalen en uitgeprocedeerden die dat willen. Dat is een beloning voor het negeren van de vertrekplicht. Dat is ongelooflijk. De PvdA kan toch niet menen dat je ook uitgeprocedeerden en illegalen tot in lengte van dagen opvang, eten, drinken en kleding moet geven? Dan is het einde toch echt zoek. Misschien kan mevrouw Maij aangeven dat zij zich heeft vergist, want dat lijkt mij het enige normale antwoord dat mogelijk is.

Mevrouw Maij (PvdA):

Laat ik hier een kort antwoord op geven. Nederland is lid van de Raad van Europa. Wij vinden het heel belangrijk dat de lidstaten van de Raad van Europa de mensenrechten opvolgen die wij binnen de Raad van Europa willen waarborgen. Wij gebruiken die ook om andere landen aan te spreken. Als wij worden aangesproken, vind ik dat wij dat ook moeten opvolgen.

De heer Fritsma (PVV):

Het is heel technisch, maar beseft mevrouw Maij wat de reikwijdte is van dit punt van die gekke Raad van Europa? Dat de Raad is los gezongen van de werkelijkheid, daar kan hij niets aan doen, maar mevrouw Maij moet daar toch niet in mee gaan? Zij kan toch niet serieus menen dat Nederland verplicht moet worden om alle uitgeprocedeerden en illegalen ter wereld die dat willen, hier opvang te geven? Dan is het asielstelsel totaal mislukt. Ik heb dat al in mijn eigen termijn toegelicht. Mevrouw Maij kan dit niet menen.

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik denk dat het van belang is dat wij precies weten wat deze uitspraak betekent. Vandaar dat ik al eerder aan de staatssecretaris heb gevraagd wat de Raad van State hiervan vindt en hoe hij die uitspraak leest. Er zal straks een definitieve uitspraak komen en alsdan zullen wij hierover waarschijnlijk weer debatteren.

De heer Fritsma (PVV):

Ik ben benieuwd.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Is mevrouw Maij ervan overtuigd dat er in asielzaken in 2014 geen enkele bezuiniging zal zijn op de rechtsbijstand?

Mevrouw Maij (PvdA):

Dat debat is net met mijn collega Recourt gevoerd. Over de brief was al enige onduidelijkheid. Ik heb net gehoord hoe iedereen daarover sprak. Volgens mij is gezamenlijk besloten dat de staatssecretaris daarover nog enige duidelijkheid moet bieden. Laten wij hem eerst horen.

De voorzitter:

U stelt hiermee een vraag aan de staatssecretaris, namelijk dat er duidelijkheid moet komen over de inhoud van de brief.

Mevrouw Maij (PvdA):

Op dit onderdeel heeft mijn collega Recourt al geantwoord. Daar wil ik het bij laten.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik vind het opmerkelijk dat een regeringspartij bij een begrotingsbehandeling niet helder kan zeggen of wel of niet wordt bezuinigd op een vrij essentiële post, namelijk asieladvocaten en asielaanvragen. Wellicht moet er iets meer gebeuren dan rustig afwachten tot de tweede termijn. Misschien moeten we even schorsen, opdat wij met z'n allen hierover duidelijkheid kunnen krijgen voordat we verdergaan met het behandelen van de begroting.

Mevrouw Maij (PvdA):

Ik heb mijn antwoord zojuist gegeven.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik was er even over verbaasd dat mevrouw Maij al klaar was.

Mevrouw Maij (PvdA):

Tien minuten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Er zijn immers nog een aantal vragen over. Gisteravond hebben wij van de staatssecretaris een brief gekregen over de uitvoering van het kinderpardon, over de personen die daarvoor in aanmerking kunnen komen en de afwegingsgronden voor afwijzing. Daaruit bleek dat 300 kinderen buiten de boot vallen omdat zij niet onder rijkstoezicht maar onder gemeentelijk toezicht vallen. Toen de Partij van de Arbeid en de ChristenUnie de desbetreffende wet maakten, hadden zij juist deze kinderen op het oog. Wat vindt mevrouw Maij nu van deze cijfers? In eerste instantie ging het om enkele kinderen, maar inmiddels hebben de VNG en de Kinderombudsman van zich laten horen en luiden de schokkende berichten dat het om honderden kinderen gaat. Hoe vindt mevrouw Maij dat de uitvoering gaat?

Mevrouw Maij (PvdA):

Dit debat hebben wij eerder gehad. Het kinderpardon van nu is een ruimere regeling dan de regeling die de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid in eerste instantie hadden voorzien. Toen wij hier voor het eerst, een maand geleden, over spraken, vielen hier 620 kinderen en hun familieleden onder. We zijn nu een maand verder en inmiddels vallen er al 630 onder. Dat heb ik in de brief van de staatssecretaris gelezen. Ik denk dat deze regeling ontzettend mooi is voor deze inmiddels al 630 kinderen. Ja, het is heel vervelend: er zijn altijd grensgevallen. Bij een volgende grens is er weer een grensgeval.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben blij met de tien extra kinderen, maar het gaat om honderden kinderen. We weten dat het er volgens de IND in ieder geval 300 zijn. Onder deze kinderen bevindt zich bijvoorbeeld een Dennis die geboren is in Nederland en wiens moeder uit Burundi komt. Hij is al acht jaar in Nederland. Hij is bij de gemeente geregistreerd en heeft al die jaren op school gezeten, maar dreigt nu uitgezet te worden. Deze kinderen dreigen nu allemaal buiten de boot te vallen en te worden teruggestuurd. Dat kan toch niet de intentie van de wet zijn geweest die wij toen gezamenlijk met Spekman en daarna de fractievoorzitter van de PvdA hebben gemaakt en die ertoe strekte om kinderen die hier echt geworteld zijn en die minimaal vijf jaar in Nederland zijn, in Nederland te houden? Staat mevrouw Maij ervoor open om bijvoorbeeld het oordeel van de gemeenten die de kinderen in beeld hebben gehad, te laten meewegen bij de afweging of zij mogen blijven, ja of nee?

Mevrouw Maij (PvdA):

Wij hebben het debat over het leeftijdscriterium eerder gevoerd. Ik heb al gezegd dat de leeftijd nu een jaar hoger is dan de leeftijd die de ChristenUnie en de Partij van de Arbeid in eerste instantie zelf in het voorstel hadden voorzien. Ook daar is een grens. Degene die in schrijnende gevallen de discretionaire bevoegdheid heeft om mensen toch een vergunning te geven, is de staatssecretaris. Ook deze gevallen wil ik heel graag doorverwijzen naar de staatssecretaris. Hij is degene die een discretionaire bevoegdheid heeft bij grensgevallen.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Ik ga toch even door op dit punt. Ik snap één zaak niet, en dat is het verschil tussen enerzijds de ruimhartigheid die er was in de tijd van het generaal pardon en anderzijds de stringente uitleg van de regeling van het kinderpardon. Bij het eerste is de Kamer daarover geïnformeerd. Daarbij kon zelfs gebruik worden gemaakt van videobeelden van iemand die iedere dag in hetzelfde casino te zien was en die daardoor in aanmerking kon komen voor een verblijfsvergunning. Daarmee kon hij immers aantonen dat hij wel degelijk al jaren in Nederland verbleef. Bij het tweede vallen kinderen buiten de boot, terwijl zij wel onder toezicht van de overheid zijn geweest, maar dat was een lagere overheid, namelijk een gemeente. Hoe kan mevrouw Maij die tegenstelling verklaren?

Mevrouw Maij (PvdA):

Dit voorbeeld van het casino heeft mevrouw Gesthuizen ook in eerdere debatten aangedragen. Ik denk dat het heel belangrijk is om niet te bagatelliseren hoeveel kinderen op dit moment met hun gezinnen gebruik kunnen maken van dit kinderpardon en hoe belangrijk het is dat we dit gezamenlijk, met de VVD, in het regeerakkoord hebben vastgelegd. Er zitten inderdaad grenzen aan. Bij mensen die er net overheen zitten, is het de bevoegdheid van de staatssecretaris om daar discretionair mee om te gaan.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Dat zal volgens de laatste cijfers die we hebben gezien, gaan om honderden kinderen. Dat betekent dat honderden kinderen een beroep moeten doen op de staatssecretaris. Ik vind dat heel lastig. Je moet namelijk bij deze groep kunnen zeggen dat je zeker weet dat gelijke gevallen op een gelijke manier behandeld kunnen worden. Ik vraag nogmaals hoe dit uit te leggen valt. Eerder werd er bij volwassenen zo ruimhartig gekeken, terwijl zij meer eigen verantwoordelijkheid hadden dan deze kinderen. Hoe leggen we het dan uit dat in een land als Nederland, waar mensen in principe voor de wet gelijk zijn, dit onderscheid wordt gemaakt tussen kinderen? Zij kunnen er zelf niets aan doen onder wiens toezicht zij vallen. Zij zitten wel in precies dezelfde situatie. Zij zijn namelijk minderjarig, zij zijn lange tijd in Nederland en zij zijn hier wel degelijk geworteld. Kan mevrouw Maij dat uitleggen?

Mevrouw Maij (PvdA):

Toen er in de Kamer over het kinderpardon werd gedebatteerd, heeft mijn collega Recourt heel duidelijk aangegeven wat de criteria waren. Ik wil nogmaals benadrukken dat een groot aantal kinderen en hun gezinnen in Nederland een verblijfsvergunning hebben kunnen krijgen dankzij dit kinderpardon en dankzij de inzet van de Partij van de Arbeid, maar ook de VVD. We hebben dit gezamenlijk gedaan. Er zijn inderdaad grenzen en er zijn mensen die daarbuiten vallen. Ik moet daaraan toevoegen dat de getallen die we hebben gezien en de afwijzingsgronden waarop mensen niet mogen blijven, niet per se zeggen dat iemand een grensgeval is. Ik denk dat dit een heel snelle conclusie is uit de brief van de staatssecretaris.

De heer Oskam (CDA):

Voorzitter. Het vorige week verschenen bulletin van het ministerie van Veiligheid en Justitie opent met de kop: Veiligheid en Justitie op koers. Het is natuurlijk maar hoe je het bekijkt. Een bezuiniging van 1 miljard, waarmee fors wordt gesneden in de strafrechtketen, vormt een reële bedreiging voor de veiligheid in onze samenleving. Het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht, de advocatuur, de tolken en vertalers, het gevangeniswezen, de reclassering, de jeugdzorg: op als deze organisaties wordt flink gekort, terwijl er grote reorganisaties gaande zijn. We zien nooit eerder vertoonde demonstraties en noodkreten vanuit het veld, van 700 rechters die vorig jaar een manifest ondertekenden tot honderden boze advocaten vorige week die het werk neerlegden.

De zorgen in de strafrechtketen zijn voelbaar bij iedereen die hier werkzaam in is. De toegang tot het recht wordt op het spel gezet. De kwaliteit van de rechtspraak staat onder druk en er zijn grote achterstanden. Het aantal plankzaken is zorgwekkend. Daarmee wordt afbreuk gedaan aan de geloofwaardigheid van ons strafrecht. Veel erger nog is het dat slachtoffers van misdrijven in de kou komen te staan. Dat is onacceptabel voor de CDA-fractie.

Het afgelopen jaar heb ik een minister gezien die de ene topprioriteit op de andere stapelt en voortdurend zegt: we zijn ermee bezig; we zitten erbovenop; ik volg het op de voet. De minister vertelde vanochtend op Radio 1 hoe hij herinnerd wil worden als minister. Hij wil een veiliger Nederland en hij wil de instituten van de rechtsstaat klaarstomen voor de toekomst. Dat is zijn missie.

Wat zijn voorgangers Donner en Hirsch Ballin hebben opgebouwd, dreigt juist door deze minister en zijn staatssecretaris in rap tempo te worden afgebroken. Het is mij volstrekt onduidelijk hoe de minister denkt zijn vele topprioriteiten te realiseren, nog daargelaten wat nu zijn echte prioriteiten zijn. Ik geef één voorbeeld, namelijk de high-impact crimes. De aanpak hiervan maar ook de zorg voor slachtoffers is voor de CDA-fractie van groot belang. Het is dan ook goed dat de minister het aangifteproces bij alle high-impact crimes gaat verbeteren. Dit is echter een proces waarvoor hij behoorlijk de tijd heeft genomen, tot 1 januari 2017. Ik vraag de minister hoe hij in dit geval nog kan spreken van een topprioriteit. Ik vraag hem ook of hij orde wil scheppen in de wildgroei van prioriteiten. Graag zie ik morgen een lijst tegemoet met alle zaken die hij inmiddels tot topprioriteit heeft benoemd en waarin hij tevens vermeldt binnen welke termijn hij de aanpak van die topprioriteiten wil realiseren. Dan hebben we als Kamer in ieder geval overzicht.

De minister toont zich verder een meester in mooiweerbrieven. Ik noem een ander voorbeeld. Nederland heeft zes vaste liaisonofficieren in Europa, zogenaamde verbindingsofficieren van Justitie en politie. De minister wil deze vaste posten afbouwen naar drie rondreizende ambtenaren, ondersteund door Europol. In de brief van 9 oktober jongstleden geeft hij aan dat deze maatregelen niet zijn ingegeven door bezuinigingen. Uit een brief van directeur-generaal Schoof van het ministerie van Veiligheid en Justitie van 14 december 2011 blijkt het tegenovergestelde. Hij zegt daarin dat er wel sprake is van bezuinigingen op dit front. Het werd mij ook duidelijk in een uitzending van Argos dit weekend die ging over de Italiaanse maffia en de rol van Nederland en de Nederlandse liaisons. Ik wil graag een reactie van de minister op genoemde brief van de directeur-generaal. Waarom is hij niet gewoon open over de bezuinigingen die hij wil doorvoeren?

Waar deze regering faalt, moet de samenleving meer zelf gaan doen. Voor een deel kan en moet dat ook. Dat zijn de kansen die worden genoemd. Hierbij kom ik ook op de zeven principes die het CDA hanteert in zijn visie op de samenleving. Ik zal een aantal van die principes toelichten als het gaat om Veiligheid en Justitie.

De overheid draagt zorg voor de veiligheid in Nederland, maar tegelijkertijd wordt er ook steeds meer en misschien wel te veel van de overheid verwacht, dit terwijl wij zelf ook meer kunnen doen. Waar vroeger een robbertje vechten op school werd afgedaan met een bestraffend woord van de rector of misschien een schorsing, wordt tegenwoordig wel heel gemakkelijk aangifte gedaan en actie van het OM door de ouders verwacht.

Het CDA is tegen onnodige juridisering van eenvoudige problemen. Het kost de samenleving niet alleen heel veel geld maar het zou ook niet nodig moeten zijn. Als de zaak er zich voor leent, moet het probleem worden opgelost tussen burgers zelf. Wat dat betreft zou er ook een soort van mediation kunnen zijn. Maar als zaken dan uiteindelijk toch voor de rechter komen, willen we ook dat dit goed gebeurt en dat de uitspraken van rechters aansluiten bij geldende normen en waarden in de samenleving. Als oud-rechter wil ik niet op de stoel van de rechter gaan zitten — dat past mij ook niet — maar onze fractie ergert zich wel groen en geel — en ik weet dat anderen dat ook doen — aan de strafvermindering in vaak zeer ernstige zaken die wordt toegepast bij het gebruik van tv-beelden als mensen zich niet melden. We kennen de voorbeelden dat ze op billboards komen. Daarom vraag ik de minister of hij, anders dan de PVV heeft voorgesteld om met een wetsvoorstel te komen, dit met de Raad voor de rechtspraak wil bespreken, zoals ook in het verleden de vreemde manier waarop met oud-en-nieuwrelschoppers werd omgegaan, is besproken.

De heer Recourt (PvdA):

Het gaat mij over het gebruik van beelden in strafzaken ten behoeve van de opsporing. De PvdA is het ermee eens als de politie dat doet. Alleen, ik sla even aan op de woorden van de heer Oskam dat hij als oud-rechter zich niet met de rechter gaat bemoeien. Wat heeft de rechter nu gedaan? Die heeft rekening gehouden met alle omstandigheden van het geval en die ook gewogen en heeft vervolgens daarop de straf gebaseerd. Dat is toch bij uitstek aan de rechter en niet aan de politiek?

De heer Oskam (CDA):

Daar heeft de heer Recourt gelijk in. Het is ook aan de rechter en daarom ben ik er ook wel voorzichtig mee. Wij zijn er geen voorstander van om de wet op dit punt te veranderen zoals mevoruw Helder heeft voorgesteld. Ik vind dat goed in de wet staat dat de rechter rekening moet houden met de persoonlijke omstandigheden, maar soms slaat dat door. Als iemand werk heeft, zou je kunnen zeggen: hij heeft werk, dus moet hij dan de gevangenis in waardoor hij zijn baan kwijtraakt of zou je kunnen volstaan met een werkstraf? Als iemand in een dronken bui iemand anders voor z'n kop schopt en zich vervolgens verstopt, waardoor politie en Justitie enorm veel kosten en energie moeten stoppen in zijn opsporing, vind ik het prima dat na toetsing en weging, ook door het Openbaar Ministerie, de beeltenis van die persoon op een billboard komt en in Opsporing Verzocht vertoond wordt. Dan gaat het in onze optiek niet aan dat er dan ook nog een soort beloning komt voor die persoon.

De heer Recourt (PvdA):

Nogmaals, prima dat beelden gebruikt worden door de politie voor de opsporing. Daarover zijn we het helemaal met elkaar eens, maar hoe zijn uw twee standpunten met elkaar te rijmen? Aan de ene kant is de heer Oskam van mening dat die beelden wel moeten worden gebruikt en dus niet mogen doorwerken in de straf; aan de andere kant meent hij dat de rechter vrij is om de straf op te leggen die hem of haar na afweging van alle belangen goeddunkt.

De heer Oskam (CDA):

Dat laatste blijft zo: de rechter is daar vrij in. Ik wil alleen aan de minister vragen om de zorgen van een aantal Kamerleden en burgers aan de Raad voor de rechtspraak over te brengen. Dat is het enige wat ik aan hem vraag.

Mevrouw Helder (PVV):

Dit valt mij toch enigszins tegen. Ik was naar de interruptiemicrofoon gelopen om te vragen waarom collega Oskam de twee moties van de PVV die hierover gaan, niet heeft gesteund, maar ik hoorde hem net een nuancering aanbrengen. Hij zei: ik wil de minister voorleggen om dit met de Raad voor de rechtspraak te bespreken. In De Telegraaf van vanochtend stelt het CDA echter heel stellig dat het gebruik van camerabeelden nooit tot strafvermindering moet leiden. Welke van de twee is het nu?

De heer Oskam (CDA):

Wat ik nu zeg, klopt. Ik vind dat het genuanceerd is. Ik vind dat de rechter erover gaat, niet de politiek. Dat zei ik al tegen de heer Recourt. Wij willen de zorgen die wij van onze leden en andere burgers te horen krijgen, overbrengen aan de minister en wij willen dat hij die weer overbrengt aan de Raad voor de rechtspraak. Daarna is het aan de rechter om daarmee te doen wat hij denkt dat hij moet doen.

Mevrouw Helder (PVV):

Dan zou de heer Oskam de motie die ik in tweede termijn waarschijnlijk ga indienen — dat is afhankelijk van de beantwoording van de minister — wel kunnen steunen. Dat heb ik in eerste termijn immers ook gevraagd. Ik heb gezegd: neem het bestaande beleid, zoals het in de Aanwijzing Opsporingsberichtgeving voor het OM staat, over en voeg daaraan gewoon een zin in de wet toe. In de tekst of het commentaar kan komen te staan welke voorwaarden je daaraan verbindt. Dan is het weliswaar in de wet opgenomen, maar is het nog steeds aan de rechter om het vervolgens toe te passen.

De heer Oskam (CDA):

De hoofdregel is dat het aan de rechter is. Daar zijn wij ook voor. Het is echter goed dat wij ons geluid laten horen. Ik zal de moties van mevrouw Helder bekijken. Als ik het ermee eens ben, zal ik medeondertekenen.

Voorzitter. Ik ga over naar de fraudebestrijding. Het CDA is faliekant tegen profiteurs in de samenleving. Er kan nog veel meer resultaat geboekt worden in de fraudebestrijding. Er wordt jaarlijks voor honderden miljoenen gefraudeerd in diverse branches. In dat kader vind ik de doelstelling van de minister om vanaf 2017 100 miljoen per jaar aan criminele winsten af te pakken, erg mager. Waarom legt de minister de lat niet wat hoger? De grote maatschappelijke schade die de afgelopen jaren is veroorzaakt door bestuurders van grote ondernemingen, banken en woningcorporaties vraagt om actie van de overheid. Dat is vanochtend ook al aan de orde gekomen. De samenleving verwacht juist in een tijd van omvangrijke bezuinigingen dat de overheid zelfverrijking door het plegen van strafbare feiten in de publieke en in de private sector effectief bestrijdt.

Juist daarom is het aan de burger niet uit te leggen dat mensen die het hoogst in de boom van een organisatie zitten, wegkomen met een schikking. Vaak is daarbij het argument dat zij via alle publiciteit al genoeg zijn gestraft, maar juist deze mensen moeten beseffen wat hun verantwoordelijkheden zijn. Zij moeten dan ook niet worden ontzien in de strafrechtelijke aanpak. De bedrijfscultuur is een van de factoren die bepalend zijn. Rechtvaardiging van normoverschrijding is natuurlijk gewoon niet goed. Ik wil de minister vragen om aan dit aspect extra aandacht te geven in zijn beloofde brief over de aanpak van fraude.

Het kan en moet echt anders. Uit een recent KPMG-onderzoek blijkt dat een op de vier fraudes binnen ondernemingen wordt gepleegd door het hoger management en bijna 30% door de top van het bedrijf, waarbij bovendien in 70% van de gevallen sprake is van gezamenlijke acties. Men trekt samen op. Gebrekkige interne controles liggen er veelal mede aan ten grondslag. Ook dit zijn schokkende gegevens als het gaat om het gebrek aan fatsoen in onze samenleving.

In het kader van de aanpak van de faillissementsfraude heeft de minister in een wetsvoorstel voor de aanpak van faillissementsfraude een bestuursverbod voorgesteld, waardoor de frauderende bestuurders vijf jaar lang geen rechtspersoon meer mogen besturen. Dat vinden wij een goed initiatief, maar waarom wordt dit niet verbreed naar andere sectoren? Het CDA vindt dat ook geen bestuursfunctie meer mogelijk moet zijn voor frauderende bankiers en directeuren van woningcorporaties. Graag krijg ik hierop een reactie van de minister.

Ik kom op de mogelijkheden van naming-and-shaming, of als tegenhanger hiervan: naming-and-framing. Dat laatste is het schenken van positieve aandacht aan bedrijven die wel veel aandacht geven aan fraudebestrijding, waardoor andere bedrijven positief worden gestimuleerd. Wat denkt de minister van een keurmerk om fraudebestrijding en fraudebewustzijn bij bedrijven te ontwikkelen, en van een witte lijst voor bedrijven die een bepaalde gedragscode naleven, zoals in de Verenigde Staten en in Canada? Wil de minister ook nagaan of er sprake is van doorgeschoten privacybelemmeringen die de aanpak van fraude met toeslagen en uitkeringen in de weg staan?

Fraudebestrijding is de beste bezuiniging. Wat de CDA-fractie betreft moeten de extra opbrengsten daarvan voor een deel ten goede komen aan de opsporingsinstanties die zich bezighouden met fraudebestrijding, zoals dat ook in België gebeurt. Er kan een win-winsituatie gecreëerd worden. Meer dan nu wordt onrechtmatig verkregen geld afgepakt en de opsporingsdiensten krijgen extra budget en dus extra capaciteit om fraude op te sporen. Van de intensivering van de aanpak van fraude zal een preventieve werking uitgaan. Geheel volgens de stijl van deze minister wil ik hem vragen om dit idee op zijn lijstje van topprioriteiten te zetten. Ook vraag ik de minister om in te gaan op de onderzoeksrapporten die ik zojuist noemde.

In het wetgevingsoverleg over de politie heeft de minister gewezen op zijn coördinerende rol richting andere collega's. Naar ons gevoel is er nog veel te winnen in een betere coördinatie en in het slechten van schotten tussen de departementen. Wij gaan ervan uit dat de minister in het plan ook duidelijk aangeeft hoe hij zijn coördinerende rol, met name richting zijn collega's van onder meer Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Economische Zaken, en Volksgezondheid, Welzijn en Sport, invulling geeft. Ik wil hem wel een beetje op weg helpen. Als voorbeeld noem ik de manier waarop de regionale informatie- en expertisecentra (de RIEC's) dat doen. Alle ketenpartners, van Belastingdienst tot recherche, Openbaar Ministerie en gemeenten werken zo effectief mogelijk samen aan één doel: veiligheid in de regio. Ik heb een laatste vraag over de aanpak van fraude. Zouden het Bureau Financieel Toezicht en de Autoriteit Financiële Markten niet een veel actievere rol moeten krijgen?

Ik keer terug naar de strafrechtketen. Het behoud van de kwaliteit in die keten is een belangrijk motto tijdens deze begrotingsbehandeling. Er moet 1 miljard worden bezuinigd bij Veiligheid en Justitie. Naar het inzicht van het CDA dreigt dit ten koste te gaan van de kwaliteit in de strafrechtketen. In mijn inleiding heb ik al aangegeven tot welke problemen dit heeft geleid. Ik vraag niet alleen aandacht voor de repressieve kant van de strafrechtketen, maar ook voor de preventieve mogelijkheden. Mevrouw Kooiman heeft dat vanochtend ook al gedaan. Die zijn van groot belang om recidive tegen te gaan. In dat kader vraag ik de minister om de telefonische hulplijn aan pedoseksuelen financieel te blijven steunen. Het gaat om peanuts, €125.000, en wij kunnen daar een hoop ellende mee voorkomen. Ook de reclassering geeft aan dat de grenzen van de bezuinigingen haar primaire werkzaamheden negatief gaan beïnvloeden. Op een budget van 130 miljoen in 2014 moeten zij 35 miljoen gaan besparen. Ik vraag de staatssecretaris hoe hij deze taakstelling ziet in de wetenschap dat hij meer verwacht van de reclassering door het sluiten van gevangenissen en door de plannen rond elektronische detentie en het eerder, onder begeleiding van de reclassering, op vrije voeten stellen van mensen.

Waar de CDA-fractie zich grote zorgen over maakt, zijn de bezuinigingen bij het Openbaar Ministerie. Ik heb het al vaker gezegd. Uit het rapport van de Galan Groep blijkt dat de cumulatieve bezuinigingen 134 miljoen bedragen. Dat is meer dan aanvankelijk door het OM werd gedacht en ook meer dan het OM aankan. De minister heeft steeds aangegeven dat hij de zaak nauwlettend zou blijven volgen en dat hij, indien nodig, het OM de helpende hand zou bieden. Welke garanties kan de minister het OM geven dat het in staat zal blijven om jaarlijks 200.000 strafzaken op een fatsoenlijke manier en binnen een fatsoenlijke tijd af te handelen?

Ik doe de minister een voorstel, want de CDA-fractie heeft een concrete oplossing. Samen met mijn collega Van Hijum heb ik deze week amendementen ingediend waardoor de strafrechtketen minder hoeft te bezuinigen. Het gaat om het volgende. Asielgerechtigde nieuwkomers kunnen een bijdrage krijgen om hun inburgeringsonderwijs te bekostigen. Indien zij voldoende inspanningen hebben gedaan, hoeft de bijdrage niet te worden terugbetaald. Dat is nieuw, want vroeger moest dat wel. Met dit amendement willen wij het omzetten van de lening in een gift ongedaan maken. Immers, het geld gaat vaak naar mensen die daar helemaal geen behoefte aan hebben en die het eigenlijk al heel goed hebben. De middelen die hiermee vrijkomen, 37 miljoen, worden ingezet voor de intensivering van de recherchecapaciteit voor fraudebestrijding, verkleining van het bedrag van de bezuiniging bij het OM — het OM zou al heel blij zijn als het er een paar miljoen bij krijgt — en het effectiever maken van het terugkeerbeleid. Ook in de vreemdelingenketen kunnen wij betere slagen maken. Ik hoop dat mijn collega's dit initiatief zullen ondersteunen.

Ik rond af. De CDA-fractie vindt de reactie van de minister op de actie van de politie in Almelo om een Poolse veelpleger op de trein naar Berlijn te zetten, onbegrijpelijk. Ik begrijp heel goed dat hij de actie afkeurt, maar ik had gevraagd om een visie van de minister op dit probleem. Hij laat ons echter gewoon in de kou staan. De politie wist niets beters te doen dan deze man naar Berlijn te sturen. Hij was 66 keer met de politie in aanraking geweest en kwam niet door de keten. Ook verder gebeurde er niets. De minister geeft als antwoord: ik investeer in een optimale samenwerking tussen de strafrechtketen en de vreemdelingenketen. Dat is een heel mooi, correct politiek antwoord, maar de minister geeft daarbij niet aan wat de achterliggende problemen zijn bij dergelijke veelplegers en hoe hij dit soort situaties in de toekomst wil oplossen. De staatssecretaris gaat hier natuurlijk eveneens over. Ik vraag de minister om morgen toch te komen met een visie op de veelplegers die niet door de keten komen maar die iedere keer overlast veroorzaken bij de politie. Hoe gaan wij daarmee in de toekomst om? Aan de staatssecretaris vraag ik waarom overlast gevende en criminele EU-burgers niet vaker tot ongewenst vreemdeling worden verklaard.

Voorzitter, ik ben er klaar mee. Dank u wel.

De heer Van Hijum (CDA):

Wij waren nog niet helemaal klaar, voorzitter.

Voorzitter. Ik zou graag nader ingaan op het onderdeel Asiel van de begroting. Deze staatssecretaris heeft zijn eerste jaar als bewindspersoon voor Asiel en Vreemdelingenzaken erop zitten. Dat was geen gemakkelijk jaar. Er was gedoe binnen de coalitie over de strafbaarstelling van illegaliteit, en eigenlijk over het hele asielbeleid. In de uitvoeringspraktijk wordt — ik geef het toe — onder moeilijke omstandigheden hard gewerkt, maar er worden ook fouten gemaakt, en soms met dramatische gevolgen. Een aantal collega's heeft al gerefereerd aan de kwestie-Dolmatov. Ons beeld is dat deze staatssecretaris toch behoorlijk klem zit tussen twee partijen, die trekken aan verschillende uiteinden van een touw. Dat kun je in de bijdragen van vandaag eigenlijk ook weer terughoren. Af en toe beweegt het geheel een beetje naar links, soms beweegt het wat naar rechts, maar echt vooruit gaat het niet, laat staan dat er een gedeelde visie is op het vraagstuk van asiel en migratie.

Ondertussen stapelen de bezuinigingen zich op. De totale bezuiniging op de vreemdelingenketen als gevolg van taakstellingen bedraagt voor 2014 een kleine 150 miljoen euro en loopt op tot 260 miljoen structureel in 2017. Daar komt nog bij het deel van de structurele inhouding van de prijsbijstelling voor 2014 en daarna, een bedrag van 53 miljoen. Kan de staatssecretaris aangeven waar deze extra bezuiniging gaat landen?

Het kan niet anders of deze bezuinigingen hebben gevolgen voor de prestaties van de vreemdelingenketen: doorlooptijden, verblijfsduur, terugkeer. Ondertussen stijgt het aantal asielverzoeken en stijgt dus ook de werkdruk in die keten. Kan de staatssecretaris aangeven hoe de taakstelling op de IND van 30 miljoen wordt ingevuld nu de legestaakstelling niet haalbaar is gebleken? In hoeverre gaat dit ten koste van doorlooptijden? Graag ontvangen wij inzicht in het actuele percentage van afdoening van asielverzoeken in de achtdaagse asielprocedure. Een snelle afhandeling van de asielverzoeken, waarover ook de heer Azmani heeft gesproken, achten wij namelijk van groot belang.

De dalende opvangduur bij het COA is inmiddels veranderd in een stijging, zo lezen wij. Daardoor is volgens de staatssecretaris "spanning" — ik citeer — ontstaan tussen de taakstelling van 61 miljoen en mogelijkheden om de kosten te beperken. Hoe denkt de staatssecretaris die spanning op te lossen?

Het budget van de Dienst Terugkeer en Vertrek wordt met 7 miljoen euro gekort. Het aantal plaatsen in de vreemdelingendetentie wordt in het kader van het Masterplan DJI fors afgebouwd, naar 900 plaatsen. Deze korting loopt op naar 60 miljoen euro. Wat betekent dat voor het aantal mensen dat gedwongen terugkeert? Het bedrag van die bezuiniging staat toch in een wanverhouding tot de tamelijk schamele 2 miljoen euro die is gereserveerd voor alternatieven voor vreemdelingenbewaring?

Dit brengt mij op het terugkeerbeleid. Ook ik had in mijn tekst staan — de heer Azmani refereerde hier ook aan — dat dit nog steeds de achilleshiel van het beleid is. Nog steeds keert jaarlijks de helft van de mensen wier asielverzoek is afgewezen, niet terug. Gemeenten ondervinden daarvan de gevolgen door een toename van het aantal mensen dat over straat zwerft en een beroep doet op de noodopvang. In een onlangs gehouden hoorzitting trokken ook burgemeesters bij de Kamer aan de bel. Letterlijk zei burgemeester Van der Laan: "Het water staat ons aan de lippen". De CDA-fractie zoekt de oplossing niet primair in het uitbreiden van gemeentelijke noodopvang; ik hecht eraan om dat te benadrukken. Noodopvang is primair bedoeld voor acute noodsituaties en daartoe zou die ook beperkt moeten blijven. Wij vinden echter wel dat de staatssecretaris zijn verantwoordelijkheid moet nemen voor een effectief terugkeerbeleid, zoals dat ook is afgesproken in het bestuursakkoord met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten in 2007. De inzet van de staatssecretaris op meer zelfstandige terugkeer en op alternatieven voor vreemdelingendetentie vinden wij, zeker met alle bezuinigingen, niet overtuigend. Is de staatssecretaris bereid om zijn ambitie op te schroeven, zodat het aandeel "zelfstandig vertrokken zonder toezicht" — dat zijn mensen die met onbekende bestemming vertrekken — niet langer 50% bedraagt maar echt structureel afneemt tot bijvoorbeeld maximaal 20%? Is de staatssecretaris bereid om die ambitie te omarmen? Wij zijn graag bereid om dat met een amendement te ondersteunen en te stimuleren; collega Oskam refereerde er al aan.

Hoe dan ook, laat de gevolgen van het tekortschietende beleid niet neerdalen bij gemeenten. Die gevolgen mogen niet worden afgewenteld. Zo lezen wij toch ook een beetje de zorgen van het Sociaal Comité van de Raad van Europa, dat er niet in alle gevallen te makkelijk kan worden overgegaan tot het op straat zetten van mensen, niet alleen vanwege die mensen zelf, maar ook omdat je daarmee het probleem verlegt van de verantwoordelijkheid van het Rijk naar de verantwoordelijkheid van de gemeenten. Mevrouw Maij refereerde er al aan. Ik vind haar suggestie om de Raad van State op dit punt om advies te vragen een goede, ook al omdat de principiële vraag aan de orde is hoever de zorgplicht van de overheid reikt.

Ik snap overigens heel goed het dilemma van de staatssecretaris dat je niet eindeloos kunt doorgaan met opvang en dat er ook een zelfstandige terugkeerplicht is waaraan mensen die kunnen terugkeren, moeten voldoen. Aan de andere kant is er ook een categorie mensen van wie we kunnen zeggen dat het terugkeerperspectief blijft maar dat we terughoudend zijn met op straat zetten. Ik doel dan op kwetsbare groepen zoals gezinnen met kleine kinderen, voor wie wij al gezinslocaties hebben geregeld, maar ook mensen met ernstige ziekten.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik ben blij met de opstelling van het CDA. Ik zou het ook "het nieuwe CDA" kunnen noemen, want we hebben vorige week in een dagblad kunnen lezen dat de heer Van Hijum ervoor pleit om vooral zieke uitgeprocedeerde asielzoekers niet op straat achter te laten. Het is jammer dat je eerst ziek moet worden voordat je uiteindelijk onderdak krijgt van het CDA, maar goed, het is een stap voorwaarts. Zegt het CDA dan ook dat het begrip heeft voor de uitspraak van de Rad van Europa dat gemeenten de zorgplicht hebben om mensen niet over straat te laten zwerven? Is dat nu de inzet van de CDA-fractie?

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Voordewind doet nu alsof het perspectief is dat er uiteindelijk te allen tijde voor iedereen opvang moet komen. Ik wil echt nadrukkelijk zeggen dat voor ons vooropstaat dat er sprake is van een terugkeerplicht en dat dus de opvangplicht niet eindeloos is. De Raad van Europa heeft de Nederlandse Koppelingswet niet bestreden, dus de overheid heeft het recht om op een gegeven moment te zeggen: wij trekken hier een streep, vanaf hier moet u gewoon terugkeren. Het is een beetje zoeken waar de grens voor de zorgplicht, de verantwoordelijkheid van de overheid, precies ligt. We hebben hem al getrokken voor gezinnen met kleine kinderen.

Ik constateer dat de rechter gemeenten steeds vaker corrigeert en verplicht om mensen die door het Rijk op straat zijn gezet een plek te geven in gemeentelijke noodopvang. Dat vind ik een rare beweging. Je moet het probleem niet verplaatsen naar gemeenten. Je moet er als Rijk zelf de verantwoordelijkheid voor durven nemen, anders is het een besparing voor het Rijk maar een extra kostenpost voor de gemeenten, en heb je het probleem dus eigenlijk alleen maar verplaatst. In het bestuursakkoord is hier destijds ook een afspraak over gemaakt.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik hoor de heer Van Hijum dus zeggen dat het bestuursakkoord er ligt maar dat zolang we geen gesloten asielprocedure hebben, we het probleem niet op het bordje van de gemeenten mogen neerleggen. Burgemeester Van der Laan vertelde dit ook. De heer Van Hijum heeft er dus begrip voor dat de burgemeesters nu aan de staatssecretaris om hulp vragen bij de opvang, mits dat natuurlijk tijdelijk is. Heb ik de heer Van Hijum zo goed begrepen?

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Voordewind vertelt nu slechts de helft van het verhaal. Ik heb begrip voor de problematiek en ik vind dat wij de problemen niet moeten afwentelen op het bordje van de gemeenten. Daar horen echter twee oplossingen bij. Ten eerste moet er een effectiever terugkeerbeleid komen, dat je met elkaar consequent uitvoert. Ten tweede vind ik dat het Rijk de problemen van de gemeenten bij de opvang serieuzer ter harte moet nemen, omdat je anders het probleem alleen maar verplaatst.

De heer Fritsma (PVV):

De PVV is iets minder blij met het nieuwe CDA. Ik kan mij de discussie over het generaal pardon van staatssecretaris Albayrak nog heel goed herinneren. Toen zijn iets minder dan 30.000 asielzoekers gelegaliseerd en heeft het CDA de hele tijd gezegd: wij doen dit op voorwaarde dat er een einde komt aan de opvang van uitgeprocedeerde asielzoekers. Nu is die voorwaarde opeens als sneeuw voor de zon verdwenen. Hoe kan dat?

De heer Van Hijum (CDA):

Geen sprake van! Mag ik de heer Fritsma eraan herinneren dat in 2011, dus ook in de periode dat zijn partij in de gedoogrol verkeerde, besloten is om gezinslocaties in te richten waarin gezinnen met minderjarige kinderen worden opgevangen? Waarom heeft de heer Fritsma zich daar toen niet tegen uitgesproken? Dat was het moment om je hiertegen te verzetten! Ik vind nog steeds dat het bestuursakkoord in grote lijnen staat en dat noodopvang geen goede oplossing is, maar ik constateer ook dat het terugkeerbeleid op dit moment niet sluitend is. In die zin deel ik een deel van de analyse van de heer Fritsma. Van de mensen van wie het asielverzoek is afgewezen, keert 50% niet terug. Gemeenten hebben te maken met grote problemen. Mijn stelling is dat deze staatssecretaris die moet aanpakken en oplossen. Wij moeten dat niet op het bordje van de gemeenten schuiven.

De heer Fritsma (PVV):

Het CDA maakt één grote denkfout. De heer Van Hijum spreekt over opvang of "de straat op", maar dat laatste moet helemaal geen optie zijn. De enige optie die er is, is terug naar het land van herkomst. Het CDA maakt nog steeds die denkfout. Als je meewerkt aan terugkeer, krijg je al opvang. Degenen die niet in opvang zitten, zijn dus per definitie de mensen die wel terug kunnen, maar niet terug willen. Wat wil de heer Van Hijum in dat kader bereiken, als mensen die terug moeten en daaraan mee willen werken, al opvang krijgen? Wat is dan nog het probleem?

De heer Van Hijum (CDA):

Het gaat erom dat ook in de huidige omstandigheden nog mensen op straat worden gezet, bijvoorbeeld mensen met psychische problemen, die vervolgens op straat zwerven, niet terugkeren en door gemeenten moeten worden opgevangen. De rechter verplicht gemeenten om deze mensen onderdak te geven. Ik vind het niet terecht dat dit probleem op het bordje van de gemeenten komt te liggen. Dan heb ik liever een beleid waarbij wij niet iedereen op straat zetten, maar wel aan terugkeer werken en een selectieve groep mensen opvang aanbieden. De hoofdlijn moet zijn en blijven dat wie uitgeprocedeerd is, 28 dagen recht heeft op opvang. Na die 28 dagen is het afgelopen, tenzij je meewerkt aan terugkeer en niet terug kunt. Daar zijn allerlei regelingen voor. De heer Fritsma hoort mij dus ook niet pleiten voor een onbeperkte uitbreiding van de opvang. Het gaat mij om een selectieve uitbreiding, waartoe de rechter en verdragen ons verplichten. Daar zit ik inderdaad anders in dan de heer Fritsma, die dit allemaal aan zijn laars lapt en wie dit niets kan schelen. Wij trekken hier echter een grens.

De heer Azmani (VVD):

Om eerlijk te zijn schrok ik ook van de berichtgeving afgelopen week. Kan ik naast mijn coalitiepartner alleen maar op de PVV rekenen voor een consequent terugkeerbeleid? Is het CDA daar niet meer voor? Inmiddels begrijp ik dat het toch iets anders zit. Voor de helderheid zou ik toch een toelichting willen. Ik begrijp dat het standpunt van het CDA ook te maken heeft met het rondetafelgesprek dat wij hierover gehad hebben. Burgemeester Van der Laan heeft namens de G-4-burgemeesters gesproken. Zijn oproep is om een oplossing te zoeken voor de problemen waarmee ook hij nu wordt geconfronteerd, de problemen in de Vluchtschans en de Vluchtkerk. Hij wil een alternatieve opvangvoorziening voor deze mensen: niet de opvangvoorziening die de staatssecretaris biedt, maar een voorziening dicht bij Amsterdam. Wil het CDA hem daarin tegemoetkomen of niet?

De heer Van Hijum (CDA):

Ik ben er niet voor dat alle grote steden zelf hun asielzoekerscentrumpje gaan oprichten en eigen opvang- en terugkeerbeleid gaan voeren. Dat lijkt mij geen verstandige ontwikkeling. Ik heb hier gisteren ook al een debatje over gehad met de heer Schouw. Nogmaals, de hoofdlijn is dat het Rijk verantwoordelijk is voor opvang en terugkeer, terwijl gemeenten natuurlijk wel de verantwoordelijkheid hebben om in noodsituaties iets te doen. Die verantwoordelijkheidsverdeling vind ik nog steeds actueel. Ook de heer Azmani heb ik echter geen pleidooi horen houden voor het afbreken van de gezinslocaties. Ik heb hem niet horen pleiten om de brief over de uitbreiding van opvang voor zieke asielzoekers, die staatssecretaris Teeven deze week naar de Kamer heeft gestuurd, maar weer in te trekken omdat dit een slecht plan zou zijn. Kortom, wij worstelen met de vraag waar die grens ligt. Daarbij spelen verdragen en rechterlijke uitspraken een rol. Je zult daarop een antwoord moeten bieden en dat zal ook de heer Azmani moeten doen.

De heer Azmani (VVD):

Dat aanbod voor opvang ligt er, maar men wil er geen gebruik van maken omdat men zich als groep wil blijven manifesteren. Je kunt je überhaupt afvragen of dat aanbod van de burgemeester wel toereikend is. Wat is er dan nog nodig om te bewerkstelligen dat deze groep terugkeert? Wat mist er in dat systeem?

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Azmani verwees naar het interview in Trouw. Zoals hij heeft kunnen lezen, heb ik daarin ook aangegeven dat ik het niet realistisch vind om een uitgeprocedeerde groep die niet terug wil, massaal opvang te geven. Ik ben het daar gewoon niet mee eens. De staatssecretaris heeft deze mensen aangeboden om mee te werken aan hun terugkeer, individueel te bekijken wat er kan en opvang te bieden. Dat vind ik in dat geval de aangewezen weg. De vraag waarop wij een antwoord moeten bieden — dat zal ook de heer Azmani moeten doen, ook als de uitspraken van het Europees Comité er liggen, ook als hij jurisprudentie bestudeert — is hoe ver de zorgplicht van de overheid voor kwetsbare groepen reikt. Ik wil die vraag niet uit de weg gaan. Was het maar zo simpel dat het of het ene of het andere was. Dan hadden wij hier heel wat minder uren over hoeven discussiëren.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Van Hijum (CDA):

Ik was gekomen bij een aantal specifieke punten. Nederland heeft ook een rol in het bewaken van de buitengrenzen. Ook die grenzen zijn niet waterdicht. Volgens de marechaussee, zo hebben wij kunnen horen tijdens een werkbezoek, is van de mensen die op Schiphol asiel aanvragen ongeveer 80% onderweg het identiteitsdocument kwijtgeraakt. Met slechts 27 luchthavens van de 180 zijn afspraken gemaakt over een afschriftplicht voor identiteitspapieren. Is de staatssecretaris bereid om daarover aanvullende afspraken te maken en ook over het, tijdig, aanleveren van gegevens door luchtvaartmaatschappijen? De suggestie van de heer Azmani om bij de uitgang te controleren in plaats van pas bij het poortje dat verderop staat, vind ik interessant.

Ik heb er al herhaaldelijk op gewezen dat de controle van de binnengrenzen wat onze fractie betreft onder de maat is. De ruimte die de marechaussee zoekt om gerichte, op ervaring gebaseerde controles te kunnen uitvoeren, wordt nodeloos beperkt door regels die voorschrijven dat je maar een beperkt aantal treincoupés of een beperkt aantal auto's per dag mag controleren. Daarmee staat de effectiviteit zwaar onder druk. Ik vraag de staatssecretaris opnieuw of hij bereid is om de ruimte in de regelgeving voor risicogestuurde controle te vergroten. Wij zullen dezer dagen opnieuw een poging doen om daarvoor een Kamermeerderheid te mobiliseren.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Voorzitter. De rechtsstaat ligt onder vuur en het oorverdovende wapengekletter komt uit vak-K. De zelfbenoemde crimefighters van dit kabinet schieten het ene na het andere onrechtsstatelijke salvo af op de rechtsstaat, die ons toegang moet bieden tot een onafhankelijke rechter en een eerlijk proces en bijstand door een advocaat biedt. Daarnaast is er de ongebreidelde machtsconcentratie. Die rechtsstaat wordt door deze bewindslieden steeds meer gedegradeerd tot een gatenkaas.

Het is precies die notie waardoor D66 op Veiligheid en Justitie vol oppositie voert. Wij hebben met het Herfstakkoord ingestemd, met een totale rijksbezuiniging van 6 miljard euro. De 1 miljard voor V en J staat, zeg ik tegen de staatssecretaris. Maar de keuze waar de klappen precies vallen binnen V en J, staat niet in het Herfstakkoord. Over keuzes zoals het investeren van 105 miljoen extra in de Nationale Politie in plaats van in het Openbaar Ministerie of ter verzachting van bezuinigingen die mensen diep in hun rechtsbelang raken, verschillen de bewindspersonen en D66 stevig van mening. Dat het beleid van dit kabinet vaak niet de gewenste effecten oplevert, merken de bewoners van de drie zuidelijke provincies. Ondanks of, beter gezegd, door de maatregelen van het kabinet is er aanzienlijk meer drugsoverlast. De bestrijding van georganiseerde hennepteelt faalt. Gemeenten geven aan dat het onhoudbaar is om de verkoop van softdrugs te gedogen terwijl teelt en aanvoer strafbaar blijven. Dit zorgt voor onveiligheid, brandgevaar en tekort aan menskracht bij de politie. Veel burgemeesters hebben plannen ingediend om de wietteelt te reguleren, maar het antwoord van de minister is één grote nee. Wij gaan het gewoon níet doen en er is géén sprake van lokaal maatwerk. De minister geeft geen uitvoering aan de belofte uit het regeerakkoord. Hij zoekt een excuus in internationale verdragen. VN-verdragen belemmeren de gereguleerde wietteelt niet.

Als de minister geen oplossing wil bieden voor het probleem en de kop in het zand blijft steken, zal D66 een initiatiefvoorstel maken om de wietteelt te reguleren. Dit is naar mijn vaste overtuiging en die van een meerderheid in ons land de beste manier om de georganiseerde criminaliteit een slag toe te brengen, politiecapaciteit voor andere prioriteiten in te zetten en de gezondheidsrisico's voor burgers te beperken.

De heer Van Oosten (VVD):

Mevrouw Berndsen spreekt over regulering van de wietteelt. Accepteert zij dat Nederland met die regulering het risico loopt het drugsland van Europa te worden? Mevrouw Berndsen weet immers ook dat aan het gedoogbeleid het ingezetenencriterium gekoppeld is. Dat maakt nu juist dat alle overlast en andere randverschijnselen die te maken hebben het coffeeshopbeleid kunnen worden ingeperkt.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dat ingezetenencriterium is natuurlijk een monstrum. Amsterdam hoeft het al niet na te leven en andere gemeenten doen het ook niet. De koppeling tussen het ingezetenencriterium en drugsland worden, zie ik helemaal niet. Ik weet niet zo goed wat de heer Van Oosten hiermee wil zeggen.

De heer Van Oosten (VVD):

Mevrouw Berndsen spreekt over regulering van de wietteelt. Ik stel vast dat het ingezetenencriterium een koppeling heeft met het gedoogbeleid dat wij op dit moment kennen. Mevrouw Berndsen begon haar bijdrage met een verwijzing naar gemeenten in het zuiden van Nederland, gemeenten die juist veel te kampen hadden met overlast van bezoekers uit het buitenland bij die coffeeshops. Vandaar mijn vraag.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Die overlast is vooral gekomen door de invoering van de wietpas. Dat bleek ook wel. Die was heel snel weer van tafel. Dat ingezetenencriterium is wat ruimer, maar ga vragen en kijken in het zuiden van Nederland. De overlast op straat is buitengewoon toegenomen.

De voorzitter:

Ik twijfel even wie er het eerst bij de interruptiemicrofoon stond. De heer Van der Staaij staat het dichtst bij de microfoon, dus ik geef hem nu het woord.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw Berndsen zegt dat D66 regulering van wietteelt wil en dat zij verwacht dat die uiteindelijk leidt tot minder justitie-inzet en minder problemen. Waarop is die verwachting gebaseerd?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Op dit moment worden 5.500 wietplantages per jaar gerooid. Er zijn er een dikke 30.000. Het aantal van 5.500 ruimingen blijft zo ongeveer stabiel. Er wordt heel veel politiecapaciteit voor ingezet. Wij denken dat je met het reguleren een gesloten systeem krijgt waarbij er controle is op het kweken van cannabis. Daardoor kan volgens ons de politiecapaciteit worden verschoven van het ruimen van wietplantages en het oppakken van kleine wietkwekertjes naar — ik kom daar straks ook nog over te spreken — echt politiewerk en het aanpakken van de zware georganiseerde criminaliteit.

De heer Van der Staaij (SGP):

Wij zullen met vreugde oppositie blijven bedrijven tegen het D66-beleid op het gebied van drugs. Het gaat mij nu om de verwachting dat regulering echt helpt om de inzet van politie en justitie te verminderen. Zagen wij niet dat gokken en prostitutie ondanks alle reguleringsslagen uiteindelijk nog steeds vragen om een ongelooflijke inzet van politie en justitie om alles wat zich buiten die kaders begeeft toch weer de kop in te drukken?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De heer Van der Staaij legt nu de relatie met het prostitutiebeleid, maar daarin speelt de mensenhandel een veel belangrijkere rol. Dat staat los van het prostitutiebeleid als zodanig en is nooit de bedoeling geweest van de regulering in het prostitutiebeleid. Die vergelijking kun je dus niet maken.

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw Berndsen schermt met een meerderheid van de bevolking die achter haar zou staan. Vooralsnog is er geen meerderheid in de Kamer voor haar plannen en daar ben ik blij mee. Maar ik verbaas mij over de manier waarop D66 dit presenteert, net alsof het over groente en fruit gaat. D66 geeft zich niet of nauwelijks rekenschap van het feit dat het hier om iets ontzettend schadelijks gaat. Het is schadelijk voor de gezondheid en zal leiden tot een toename van verslavingen, die enorme gevolgen hebben voor mensen. Op welke manier geeft D66 zich daar rekenschap van?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Dat is juist de reden dat wij het willen reguleren, want dan kun je bijvoorbeeld controle houden op het THC-gehalte van cannabis, waardoor de effecten daarvan vele malen kleiner zijn. Nu wordt ongebreideld wiet ingevoerd en het THC-gehalte van met name de geïmporteerde wiet is vele malen hoger dan de toegestane 15%. Juist dat kunnen wij bij regulering heel goed in de hand houden.

De heer Segers (ChristenUnie):

Ik blijf mij erover verbazen dat dit wordt gepresenteerd als iets nobels, als iets wat nagestreefd zou moeten worden, terwijl het om iets ontzettend slechts gaat. Het is slecht voor mensen en leidt tot verslaving. Ik verbaas mij er ook over dat wordt ingebracht dat dit tot doel heeft om de handel vanuit het buitenland naar Nederland tegen te gaan, terwijl het grootste deel van de productie in Nederland naar het buitenland gaat. Ook dat realiseert D66 zich onvoldoende. Althans D66 geeft zich daar geen rekenschap van.

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik heb er iets langer over nagedacht dan alleen maar het moment van een interview in de krant. Ik heb mij er goed op georiënteerd. Als wij het reguleren, ervoor zorgen dat er een gesloten circuit is waardoor wij weten hoeveel er wordt geproduceerd en verkocht, en er dan meer productie is, dan weten wij dus ook dat wij die moeten gaan aanpakken. Overigens propageer ik helemaal niet het gebruik van cannabis. Ik ga ervan uit dat het een gegeven is in de maatschappij. En omdat het een gegeven is, denk ik dat het onze taak als volksvertegenwoordigers is om in het kader van de volksgezondheid de beste maatregelen te nemen.

De heer Oskam (CDA):

Ik sluit mij van harte aan bij de woorden van de heer Segers en ben het op één punt ook eens met mevrouw Berndsen. Dat zal haar blij maken. Ik vind namelijk ook dat wiettelers georganiseerde criminelen zijn. Als wij haar plannen volgen, wat gaan die georganiseerde criminelen dan doen?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Niet alle wiettelers zijn georganiseerde criminelen. Dat weet de heer Oskam als geen ander. Het zijn criminele samenwerkingsverbanden die zich niet alleen toeleggen op de wietteelt. Ze doen dat erbij omdat die buitengewoon profijtelijk is en er heel veel geld in te verdienen is, maar ze houden zich ook met andere georganiseerde criminaliteit bezig. En als je minder politiecapaciteit nodig hebt voor het controleren van coffeeshops en het oprollen van illegale wietplantages, kun je juist die zware georganiseerde criminaliteit heel hard aanpakken. De heer Oskam zal het met mij erover eens zijn dat dat heel goed is.

Voorzitter. Ik wilde mevrouw Helder parafraseren, want zij had een heel mooie uitspraak. Ik wil daarvan maken: als Kamerlid was de staatssecretaris nog voor regulering, maar als staatssecretaris niet meer.

In 2012 constateerde de Rekenkamer dat de strafrechtketen ver onder de maat presteerde. Wij zijn ruim een jaar verder en wat zien wij? Er liggen vele strafzaken bij het Openbaar Ministerie en de rechtbanken wachten op behandeling. Grote zaken vergen alle mankracht. Er is geen tijd voor zaken als verkrachtingen, verkeersdelicten en mishandelingen. Dat zijn niet hier en daar aanloopproblemen, zoals de minister dat tijdens het vragenuurtje bagatelliseerde. Weet hij inmiddels wel dat er ernstige zaken blijven liggen? En wil hij ons hierover duidelijkheid geven? De minister gaat ervan uit de productie zal dalen bij het Openbaar Ministerie. Dat is raar voor een minister die vindt dat er meer zaken moeten worden aangepakt. Wat als die productie toch hoger uitvalt, alleen al doordat de politie haar werk goed doet? Hoe voorkomt de minister dan dat werkvoorraden fors oplopen en dat verdachten vrij rondlopen omdat het OM handen tekortkomt?

Het Openbaar Ministerie is een verbindende schakel in de keten tussen politie en rechtspraak, maar kan nog maar moeizaam scharnieren tussen die twee zwaargewichten in. De politie krijgt 105 miljoen extra en de rechterlijke macht 26,5 miljoen. Maar wat krijgt het Openbaar Ministerie? Een extra taakstelling waardoor het budget in 2017 met ruim een kwart is gekrompen. Deze bezuiniging in het hart van de strafrechtketen is buiten proportie. Efficiency kan ook best bij het Openbaar Ministerie, maar niet als werkvoorraden en doorlooptijden oplopen, niet als zaken buiten de boot vallen omdat er gewoon geen capaciteit voor is. Hoe legt de minister dan uit aan Nederland dat aangiftes in de la verdwijnen?

Deze minister heeft zijn financiën niet op orde, zo bleek dit voorjaar, en zo blijkt het nog steeds te zijn. Zolang die financiën niet op orde zijn, kan ik niet anders dan vraagtekens zetten bij elke bezuiniging of maatregel. Ik refereer kortheidshalve aan het rapport van de Algemene Rekenkamer.

Een veiliger Nederland, daar doen we het allemaal voor. Over de weg er naartoe, verschillen we echter stevig van mening met deze minister. Het kan slimmer, effectiever en efficiënter, maar alleen met de juiste keuzes. Dat is precies de constructieve bijdrage die D66 zal leveren.

De voorzitter:

Er zijn nog een paar vragen voor u. Ik zag de heer De Wit het snelste uit zijn stoel springen. Ik geef hem daarom als eerste het woord.

De heer De Wit (SP):

Ik wil het volgende vragen aan mevrouw Berndsen. Zij heeft gezegd: wij hebben getekend voor het Herfstakkoord en wij staan uiteindelijk voor 1 miljard bezuinigingen op Justitie. Wat betekent dat? Heeft zij toch de ruimte om welk voorstel dan ook te steunen als het haar aanspreekt? Ik zet daar tegenover de opvatting van de staatssecretaris vorige week tijdens het algemeen overleg. Wat is het nu, heeft zij die ruimte nu wel of niet?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

De staatssecretaris had even gebeld met het Torentje. Ik zit vlak naast mijn fractievoorzitter, de heer Pechtold, die ook bij de besprekingen heeft gezeten, samen met Wouter Koolmees, een onze beste rekenmeesters in de Kamer. Ik heb alle vrijheid om binnen de begroting van V en J mee te doen met amendementen, mits daar dekking tegenover staat. Die dekking zal ik ook aangeven bij mijn eigen amendement.

De heer De Wit (SP):

Dus even voor alle duidelijkheid. U hebt vorige week en ook nu opmerkingen gemaakt over de rechtshulp. U hebt daar bezwaar tegen. Uw collega heeft dat ook duidelijk gemaakt. Betekent dit dat als er voorstellen komen om het anders te doen of om de bezuiniging niet door te laten gaan, u naar uw mening de vrijheid hebt om daar voor te stemmen?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Ik heb niet alleen naar mijn idee die vrijheid, we hebben gewoon die vrijheid. Sterker nog, mijn collega Schouw heeft al een amendement ingediend om de bezuiniging op de rechtsbijstand te verzachten en ik heb een amendement ingediend om de bezuinigingen op het Openbaar Ministerie te verzachten, met dekking.

De heer Van Hijum (CDA):

Mijn vraag sluit hier naadloos op aan. Ik had ook de indruk dat er gewoon getekend is voor de bezuinigingen die staan ingeboekt. Ik zie echter ook een amendement voorbij komen waarin mevrouw Berndsen en de heer Schouw het ene gat met het andere vullen: voor hetgeen er bij de rechtsbijstand en het OM bij komt, gaat er 40 miljoen af bij de politie. Begrijp ik nu goed dat D66 serieus voorstelt om 40 miljoen te bezuinigen op de politie om het eigen probleem op te lossen?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Nee, dat begrijpt de heer Van Hijum niet goed. Er wordt niet bezuinigd, de politie krijgt er 40 miljoen bij. De politie is volstrekt buiten de bezuinigingen gebleven omdat het het kindje van deze minister is. Wij kijken naar de totale strafrechtsketen. Als een belangrijke verbindende schakel door de hoeven zakt, vinden wij dat we daar wat aan moeten doen.

De heer Van Hijum (CDA):

Zullen we de discussie over de cijfers aan de hand van de reactie van het kabinet voeren? Als ik zie hoeveel er in het totale plaatje van de politie is afgegaan, kijk ik er toch echt anders tegen aan. Stel dat mevrouw Berndsen geen meerderheid weet te mobiliseren voor dit voorstel — dat zou ik mij zomaar kunnen voorstellen — gaat zij dan voor of tegen de begroting van Veiligheid en Justitie stemmen?

Mevrouw Berndsen-Jansen (D66):

Wij kunnen tegen onderdelen van deze begroting stemmen. Ook die vrijheid hebben we.

De heer Schouw (D66):

Voorzitter. Het roer moet om bij het ministerie van Veiligheid en Justitie. Herinnert u het zich nog? En nee, dat waren natuurlijk niet de woorden van 's kabinets meest geliefde en constructieve oppositiepartij. Die zou dat niet durven. Het was de paginagrote boodschap van de Partij van de Arbeid in de Volkskrant van een jaar geleden. Er gloorde hoop bij de fractie van D66, want zou deze nieuwe coalitiepartner de twee helden die hier vandaag aanwezig zijn, weer op het rechte pad brengen? Zou een krachtige sociaal-democratische wind de zeilen ruim laten bollen en het rechtste justitiebolwerk van koers doen veranderen?

We zijn een jaar verder en ik moet zeggen: enkele woorden in de begroting voor 2014 zijn buitengewoon bemoedigend. Er is sprake van een "veilig Nederland" en een "versterking van de rechtsstaat". De hamvraag is natuurlijk of die leuze ook wordt waargemaakt of dat hij slechts een schaamlap is om de erosie van de rechtsstaat te verhullen. Namens de fractie van D66 zal ik vandaag zes constructieve voorstellen doen en afhankelijk van de reactie van de bewindslieden zal mijn fractie daar uiteindelijk een oordeel over uitspreken.

Ons eerste voorstel gaat direct over een buitengewoon majeur punt. De regering wil in de Grondwet het recht op een eerlijk proces en een onafhankelijke rechtspraak vastleggen. Het is een simpel en overzichtelijk wetsvoorstel. Hulde daarvoor. Een wijziging van de Grondwet kost echter tijd en je weet nooit wanneer een kabinet struikelt over zijn eigen onvermogen. Er is dus haast geboden. Nu lees ik over een uitvoerige consultatie, en dat klinkt een beetje als op de lange baan schuiven. D66 verzoekt het kabinet daarom om dit voorstel voor kerst van dit jaar naar de Kamer te sturen. Dan kunnen we dat namelijk in rap tempo met elkaar behandelen. Wij hechten daaraan.

Ons tweede voorstel gaat over de toegang tot het recht. Het regeerakkoord van Rutte II bulkt van de voorstellen waar menig jurist, politicus en geïnteresseerd burger wakker van ligt. Rechtsbijstand, griffierechten, huurgeschillen, consumentengeschillen, hoger beroep, alles is vandaag al langsgekomen. Er bestaat een gegronde vrees dat het straks onbetaalbaar wordt om je recht te halen. De heer De Wit spreekt van klassenjustitie. Dat wil toch helemaal niemand op zijn geweten hebben, zeker niet als je het recht op een eerlijk proces in de Grondwet wilt vastleggen.

Over de griffierechten komen we nog uitvoerig te praten en over de rechtsbijstand is vorige week diepgaand gesproken. Mijn fractie vindt die bezuinigingen te drastisch, te ruig en daarom hebben we een amendement ingediend om dat te verzachten. Ik moet echter zeggen dat er in de loop van de dag buitengewoon veel verwarring is ontstaan over wat nu het bezuinigingsbedrag voor 2014 is. Ik vraag de staatssecretaris dus om voor morgenochtend precies uiteen te zetten op basis van welke technische aanpassingen we 33 miljoen weten te verdienen. Doe mij dan nog maar tien van dat soort technische aanpassingen die zo veel geld opleveren. Dus waar vallen de klappen met die technische aanpassingen?

Ik kom op de privacy. Onze persoonlijke veiligheid ligt te vaak te grabbel en te graai voor ministeriële oprispingen, opsporingsdiensten en inlichtingendiensten. Ik ben blij dat veel collega's daarover vandaag hebben gesproken. Nederland is wereldwijd koploper in het aftappen van telefoongesprekken en internetgegevens. Minister Opstelten, de Don Corleone van de privacy, won er als privacyschender van het jaar zelfs een heuse prijs mee, de Big Brother Award. Dat voelt niet goed bij de D66-fractie. Er is sprake van kentekenregistratie, te veel data in databases, spyware van de politie, drones en onzichtbare stealth-sms'jes. Midden in de storm over het NSA kwam het lumineuze idee om reisgegevens van iedereen in Nederland op te slaan. Daarom doe ik het derde constructieve voorstel van D66 aan het kabinet. Stop vandaag nog met de verdere voorbereiding van het nationale reisregister. Dat is zo lek als een mandje. Als je via een ander Europees land reist, ontkom je daaraan. Bovendien gooit het de privacy van onschuldige burgers te grabbel. Graag krijg ik de toezegging dat dit stopt, vandaag nog of anders morgen.

Ons vierde voorstel gaat over drones. Daarover is veel te doen geweest. De Kamer heeft een hoorzitting gehouden. Nu is naar onze opvatting de regering aan zet. Wij vragen haar om de kaders te herijken voor de benodigde wet- en regelgeving voor onbemande vliegtuigen, met bijzondere aandacht voor de privacy. Graag krijg ik daarop een reactie.

Het asieldossier loopt met veel trekken en duwen iets beter dan onder Rutte I, met dank aan het trekken en duwen van de fractie van de Partij van de Arbeid, zo zeg ik er eerlijk bij. Er is een zuinig kinderpardon. De afbouw van de vreemdelingendetentie is van start gegaan. Ook ligt er een wetsvoorstel om de rechter het asielrelaas straks inhoudelijk te laten toetsen. Het kabinet en de Kamer zijn voortdurend in gesprek, een twistgesprek, om knelpunten op te lossen. Stapje voor stapje komen wij er wel. Naast "streng" en "rechtvaardig" durven wij zelfs het woord "humaan" hardop uit te spreken. Daar stond onder Rutte I bijna nog een gevangenisstraf op naar mijn gevoel. Een graat in de keel van D66 is de strafbaarstelling van illegaliteit. Gelukkig studeert de staatssecretaris al maanden lang op de volgende zet in dit politieke schimmenspel, want het is oorverdovend stil gebleven vanuit het departement. Er komen maar geen antwoorden op de vragen vanuit de Kamer. De D66-fractie vindt dat echter helemaal niet erg. Ga zo door! Wat ons betreft blijft de regering broeden tot sint-juttemis. Dan zijn wij blij, de Partij van de Arbeid is dan blij en ook de samenleving is dan blij.

Ons vijfde voorstel behelst het volgende, want stel nou toch eens dat er schot in de zaak komt! Is de staatssecretaris bereid om kwetsbare groepen buiten de strafbaarstelling te laten? Ik zeg het in de woorden van een zeer gewaardeerd oud-collega, de heer Spekman. Is de regering bereid om voor alleenstaande minderjarige kinderen, slachtoffers van mensenhandel, vreemdelingen die ziek zijn en slachtoffers van huiselijk geweld of eerwraak individueel maatwerk te leveren?

Ons zesde en laatste constructieve voorstel gaat over eten, drinken en een dak boven je hoofd. Geef gemeenten iets meer ruimte om de basisvoorwaarden onderdak, eten en kleding te verzorgen. Misschien moeten wij dat als gevolg van jurisprudentie dadelijk doen. Wees dat voor. D66 pleit voor een sluitend asielbeleid waarin gemeenten een actieve rol hebben in de opvang van ongedocumenteerden en uitgeprocedeerden, zodat deze mensen niet op straat belanden zonder enige voorziening van basisbehoeften. Dat is immers niet humaan. Je bent dan voortdurend op de vlucht van kerk naar flat of kelder. Is de staatssecretaris bereid om bijvoorbeeld met de G-4 om tafel te gaan zitten en een pilot te starten met als doel het regelen van een menswaardige opvang en een betere, warme terugkeer? Graag krijg ik daarop een reactie.

Tot slot wil de D66-fractie een rechtsstaat die fatsoenlijk functioneert. Wij moeten er met zijn allen op kunnen vertrouwen dat de toegang tot de rechter gegarandeerd blijft, dat mensen een eerlijk proces kunnen krijgen en dat de onschuld pas aan de orde komt totdat het tegendeel is bewezen. Ook moeten wij zorgen voor de rechtsbescherming van kwetsbare groepen. Wij hebben onze zes voorstellen gedaan. Wij hopen op zes keer "ja". Het kabinet heeft nog een nachtje om hierop te broeden. We wachten zijn reactie met belangstelling af.

De heer Segers (ChristenUnie):

Mevrouw de voorzitter. Om maar met de deur in huis te vallen: waarom is ooit gekozen voor de naam "Veiligheid en Justitie"? "Veiligheid" en "justitie" staan niet in alfabetische volgorde. De suggestie is dus dat veiligheid vooropgaat en dat daarna pas het recht, "justitia", volgt. Op zijn zachtst gezegd is dat een ongelukkige keuze. Tegelijkertijd zegt het wellicht ook wel iets over de prioriteiten van dit kabinet. Dit voorjaar sprak professor Beatrice de Graaf haar oratie uit. Het ging onder andere over het volgende. Als veiligheid vooropgaat, dan dreigen volgens haar personen en hun grondrechten onderworpen te worden aan de macht van de Staat. Veiligheidsbeleid claimt noodzakelijkheid, urgentie en onvermijdelijkheid en wordt zo een stuwend beginsel, zo stelt zij. We zien het om ons heen gebeuren: het massale afluisteren, enorme hoeveelheden telefoontaps, het mogelijk opslaan van reisgegevens en dataverkeer, en burgers die worden gereduceerd tot profielen en veiligheidsrisico's. Burgers worden steeds meer een profiel en steeds minder mens. Marc van Nimwegen, procureur-generaal bij het OM, heeft inmiddels ook zijn zorgen over deze ontwikkelingen geuit. Hij zegt: we tappen ons inmiddels suf in Nederland. En: tappen moet geen pavlovreactie worden van de politie en het OM. Professor De Graaf stelt hierbij terechte vragen. Is alles wat we hebben opgetuigd, allemaal even noodzakelijk, even urgent en even onvermijdelijk? In het licht van het afluisterschandaal en de grootschalige opslag van zo veel gegevens van burgers, inclusief het onzalige plan om alle reisgegevens op te slaan, zijn dit cruciale vragen. Heiligt het doel van veiligheid alle middelen, ook als het recht er steeds meer achteraan bungelt?

Natuurlijk is veiligheid een groot goed en natuurlijk is inperking van privacy soms noodzakelijk, maar er is een grondige herbezinning nodig op de verhouding tussen de veiligheid die de overheid belooft en de privacy die de burger daarvoor moet inleveren. Het gaat om de grondrechten van de burgers aan de ene kant en de verantwoordelijkheid van de overheid om de gemeenschap te beschermen aan de andere kant. Zijn de bewindspersonen bereid om niet alleen deze vragen aan zichzelf te stellen, maar ook om bijvoorbeeld het WODC of de WRR te vragen om ons van antwoorden te voorzien, zodat wij hierover kunnen debatteren? Ik heb dat in interrupties al aan de andere fracties voorgelegd. Ik krijg hierop graag een reactie.

Ook de financiële opgave kan een stuwend beginsel zijn. Dat leidde al tot het masterplan voor het gevangeniswezen en nu liggen er bij de Kamer plannen met betrekking tot rechtsbijstand en elektronische detentie. Ik maak me zorgen over de methode van bezuinigen die telkens door de bewindspersonen wordt gekozen. Er ligt een heel goed advies uit het werkveld, dat zeker beseft dat er moet worden bezuinigd, maar dat advies wordt in de wind geslagen, met gevolgen voor zowel de rechtsstaat als de veiligheid. Wat is rechtsbijstand waard als er geen advocaat meer kostendekkend kan werken? Wat is elektronische detentie waard als je geen onderkomen hebt om naar terug te keren en er amper budget is voor begeleiding bij re-integratie? Hoe zorgt het kabinet ervoor dat recht wordt gedaan, juist ook aan mensen die kwetsbaar zijn en slecht kunnen opkomen voor hun eigen rechten?

De fractie van de ChristenUnie is bezorgd om de nazorg voor ex-gedetineerden. Om recidive te voorkomen is meer nodig dan het uitzitten van een straf. Goede nazorg is cruciaal. Instanties die goed werk leveren en met veel vrijwilligers werken, zijn zeker in beeld bij de staatssecretaris zelf. Dat weten we. In het Jaarplan DJI 2014 komt het woord "vrijwilliger" echter niet voor. Instellingen als Exodus en Leger des Heils Jeugdzorg & Reclassering voorkomen recidive en zetten een ex-gedetineerde weer op eigen benen. De ChristenUnie-fractie wil dat dit werk goed gedaan kan blijven worden. Ik krijg hierop graag een reactie. Ik heb ook zorgen over de inkoop van trajecten voor mensen zonder justitiële titel en voor mensen voor wie geen medische noodzaak geldt. Daarom vraag ik de staatssecretaris om in beeld te brengen hoeveel aanmeldingen er zijn zonder financiering en in hoeverre hierdoor een groep ex-gedetineerden geen vorm van steun ontvangt bij resocialisatie terwijl dergelijke steun wel gewenst zou zijn. Ik zie ook graag geëvalueerd hoe gemeenten hun taak bij de nazorg oppakken. Kan de staatssecretaris dit toezeggen? Kan hij hiernaar kijken?

Dit kabinet heeft de aanpak van mensenhandel terecht grote prioriteit gegeven. Ik zou het kabinet daarin verder willen aanmoedigen. Ik zou bijvoorbeeld graag zien dat het werk binnen de prostitutie meer in het blikveld van de Inspectie SZW komt. Deze inspectie kijkt naar arbeidsomstandigheden, lonen, risico's voor gezondheid en mogelijke uitbuiting. Is de minister bereid om in samenspraak met de minister van Sociale Zaken de inspectie hier structureler en intensiever voor in te zetten? Het dienen van het recht is niet alleen criminelen oppakken, maar ook oog hebben voor slachtoffers. Voor slachtoffers van mensenhandel is echter meer nodig. De Nationaal Rapporteur Mensenhandel constateert nog steeds dat er te weinig aanbod is en maakt zich zorgen over de gevolgen van de decentralisaties. Ik deel haar zorgen, zowel voor minderjarigen als voor meerderjarigen. Kan de minister garanderen dat er voor alle slachtoffers aanbod van specialistische opvang beschikbaar blijft, juist ook buiten de eigen regio, wat in dit geval zo belangrijk is? Gaat de minister met de staatssecretaris van VWS aan de slag om ervoor te zorgen dat de pilot voor minderjarige slachtoffers in Rotterdam daadwerkelijk van start gaat?

Uitstaptrajecten horen hier ook bij. Het gaat om het bieden van nieuwe kansen aan prostituees die soms niet eens meer op een ander leven durven te hopen. De uitstaptrajecten die eerder op initiatief van onder andere de ChristenUnie tot stand zijn gekomen, blijken voor honderden vrouwen het begin van een nieuw leven. Het beëindigen van de landelijke financiering leidt tot grote witte vlekken. Elders staan trajecten onder druk. De ChristenUnie vindt het belangrijk dat vrouwen die willen stoppen daadwerkelijk die mogelijkheid hebben, en dat lukt niet zonder een bijdrage van het Rijk. De SGP-fractie zal hiervoor een voorstel indienen, dat wij van harte steunen. Wil de minister het voortbestaan van deze uitstaptrajecten waarborgen?

Strijd tegen mensenhandel is ook strijd voor vrouwenrechten en voor menselijke waardigheid. Die laatste staat naar het oordeel van de ChristenUnie-fractie onder druk bij het fenomeen raamprostitutie. We kunnen van mening verschillen over prostitutie op zichzelf, maar het wel eens zijn over het feit dat het tentoonstellen van vrouwen als handelswaar een vernedering voor deze vrouwen is. Waarom laten we dit gebeuren? Waarom volgen we niet het voorbeeld van een stad als Rotterdam, die geen ruimte meer geeft aan raamprostitutie? Ik verwijs naar een artikel dat ik in de Volkskrant heb geschreven met zowel een lid van de VVD als een lid van de PvdA, maar ik kan hier volstaan met het verzoek om een reactie van de minister op deze vragen.

Een klein bedrag, maar een belangrijk gebaar. Dat gaat over de veiligheid van joodse instellingen zoals scholen. Op dit moment betalen ouders van kinderen die naar joods bijzonder onderwijs gaan tussen de €700 en €1.000 per kind om de beveiliging van de school te bekostigen. Dat zijn bedragen die ongehoord zijn, terwijl dit de kerntaak van de overheid raakt. De gemeente Amsterdam en Stadsdeel Zuid hebben dit jaar al een bijdrage geleverd. VVD en PvdA in Amsterdam — dat is een goede combinatie in dit verband — hebben samen een motie ingediend waarin ook nadrukkelijk naar het Rijk wordt gekeken. In de motie verzoeken zij de gemeente om het gesprek met het Rijk hierover te starten. Structureel is er nog steeds geen oplossing. Daarom heb ik een amendement ingediend samen met collega Van der Staaij, dat ziet op komend jaar. Ook vraag ik de minister om om tafel te gaan met de stad Amsterdam en de joodse gemeenschap om tot een structurele oplossing te komen voor dit onderwerp.

Al een paar jaar is er veel te doen over de normen voor opkomsttijden van de brandweer. Veiligheidsregio's kunnen afwijken van de normen, maar dat kan alleen voor specifieke locaties en het moet gemotiveerd worden. De praktijk is echter anders. Voor het grondgebied van complete provincies wordt afgeweken, soms wel met 50%. Elke regio heeft zo zijn eigen norm. Er zou een landelijk afwegingskader komen, maar daar heeft de Kamer al drie jaar niets meer over gehoord. In allerlei regio's is nu discussie over sluiting van kazernes, terwijl de landelijke normen niet meer gehaald worden. Wat de ChristenUnie-fractie betreft, moet dit anders. Bij ambulances is er een landelijk referentiekader en de ChristenUnie-fractie pleit ervoor om dat voor de brandweer ook op te stellen, om te komen tot een nationaal dekkingsplan. Zo komt er landelijk een duidelijke norm, waarvan uiteraard in buitengebieden wel afgeweken kan worden, maar dat zijn dan gemotiveerde uitzonderingen. Dan zijn er ook geen problemen meer met dekkingsplannen op de grenzen van veiligheidsregio's. Bovendien is landelijk beheer veel goedkoper.

Mijn laatste vraag betreft de brief die de staatssecretaris vanochtend heeft gestuurd en de vraag die hij heeft beantwoord over de plannen van SBS6 om een gokzender te beginnen. De staatssecretaris zet de deur op een kier met alle risico's van dien. Ik vind dat een verkeerd signaal. De risico's zijn verslaving en toename van gokverslaving. Wat mij betreft gaat de deur weer dicht. Ik overweeg op dit punt een motie in te dienen.

Tot slot wens ik de bewindslieden wijsheid toe bij het uitvoeren van hun beleid. Ik hoop dat daarbij niet veiligheid en bezuinigingen primair de stuwende beginselen zijn, maar boven alles justitia, het recht.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. We hebben inderdaad een bewogen eerste jaar achter de rug onder staatssecretaris Teeven. Met name het debat naar aanleiding van het overlijden van de Russische activist Dolmatov heeft de koers wel degelijk bepaald. Er zijn kleine lichtpuntjes in het asielbeleid te bespeuren, maar als we de balans opmaken, zien we dat de menselijke maat nog onvoldoende geborgd is in het beleid en de wetgeving. Ik denk aan de reactie van de staatssecretaris op de voorlopige aanwijzing van de Raad van Europa die hij naast zich neer heeft gelegd. Ik denk aan het dogmatisch vasthouden aan het rijkstoezicht als het gaat om het kinderpardon. En ik denk aan de grote groep mensen die tijdens het generaal pardon een verblijfsstatus hebben gekregen, maar nog steeds niet mogen of kunnen naturaliseren. Ik zal deze drie onderwerpen kort langslopen.

Allereerst kom ik op de voorlopige uitspraak van de Raad van Europa als reactie op de klacht van de Protestantse Kerk in Nederland. Die klacht is gegrond verklaard. De Raad heeft daarmee een duidelijk signaal afgegeven aan de Nederlandse regering: niemand, ook geen uitgeprocedeerde asielzoeker, mag op straat worden gezet. Iedereen heeft recht op een menswaardig bestaan, op bed, bad en brood. Ik denk in dit verband ook aan de mensen die in de Vluchtkerk en het Vluchtkantoor zitten en die mogelijk weer naar andere locaties moeten uitwijken.

De heer Van Hijum (CDA):

De heer Voordewind heeft mij hierover een vraag gesteld en nu zou ik dezelfde vraag aan hem willen stellen. Betekent dit de facto dat hij vindt dat we de Koppelingswet wel kunnen afschaffen en dat dus iedereen eindeloos recht op opvang heeft?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De burgemeester van Amsterdam heeft hier wijze woorden over gesproken. Hij heeft gezegd dat hij het in eerste instantie een probleem van het Rijk vond, maar er nu van overtuigd is dat, als je mensen daadwerkelijk wilt laten terugkeren en dat serieus wilt nemen, mensen dat niet vanaf de straat kunnen doen. Daar hebben zij een rustige, stabiele omgeving bij nodig. Burgemeester Van der Laan heeft een duidelijk pleidooi in de Kamer neergelegd om daarin te voorzien. Hij heeft de steun van het Rijk gevraagd om in ieder geval voor korte perioden deze mensen in Amsterdam te kunnen opvangen.

De heer Van Hijum (CDA):

Dat is niet echt een antwoord op mijn vraag. De heer Voordewind geeft nu aan wat burgemeester Van der Laan vindt, maar ik vroeg wat hij zelf vindt van de Koppelingswet en de vertrekplicht. Dat gaat over wet- en regelgeving die wij gewoon in Nederland zouden moeten hebben voor mensen die te horen hebben gekregen dat hun asielverzoek niet gehonoreerd is en dat zij moeten terugkeren. Vindt hij dat die mensen eindeloos, ongeacht of zij kwetsbaar zijn of niet, recht op opvang hebben?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

We hebben het over mensen die of niet terug kunnen of niet terug durven. Mensen die niet terug kunnen, hebben problemen met het verkrijgen van uitreispapieren die de ambassades moeten afgeven. Dat weigeren sommige ambassades. Ik heb mensen gesproken die dat al jaren proberen en in vreemdelingendetentie hebben gezeten. De PVV en de VVD kunnen doen alsof dat probleem niet bestaat, maar die mensen bestaan echt en zij hebben de vertegenwoordigers van beide partijen gesproken in de Vluchtkerk; dat weet ik. Deze mensen bestaan en hebben in de opvang, de azc's en in vreemdelingendetentie gezeten, maar kunnen voorlopig niet terug.

De heer Azmani (VVD):

Ik voel me toch enigszins aangesproken door dit verhaal van de heer Voordewind. Deze mensen kunnen niet terug. Ze hebben het geprobeerd bij de ambassades, maar krijgen de lp's niet et cetera. Als deze mensen meewerken aan terugkeer, dan zouden zij toch in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning rondom buitenschuld?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ja, als de wereld zo simpel in elkaar zou zitten als de heer Azmani doet voorkomen, dan wel. We weten echter dat daar maar 30 mensen per jaar voor in aanmerking komen, terwijl de groep veel groter is; het gaat om honderden. We weten dat mensen inderdaad hebben aangeklopt, dat ambassades geen verklaringen afgeven, dat ze geen reispapieren willen afgeven en dat het gaat om een geloofwaardig verhaal waaraan de IND echter twijfelt als zij hun inspanning hebben geleverd. Er is dus heel veel grijs gebied om uiteindelijk in aanmerking te kunnen komen voor een buitenschuldregeling. Daardoor zwerven deze mensen op straat.

De heer Azmani (VVD):

Ik vraag toch aan de heer Voordewind als lid van de ChristenUnie waarom hij deze mythe in stand houdt? Waarom biedt hij onder valse voorwendselen die strohalm aan mensen? Mensen kunnen ook hoop putten uit de uitspraken van een politicus die zegt dat ze hier toch mogen blijven, terwijl duidelijk is vastgesteld dat ze hier niet mogen zijn. Ze krijgen een verblijfsvergunning op het moment dat ze niet kunnen terugkeren. Waarom, dus, mijnheer Voordewind?

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik hoop toch echt dat de heer Azmani zijn mantra's dat het gelukzoekers et cetera zijn, achterwege laat. Deze mensen hebben gezichten. Deze mensen hebben verhalen. Deze mensen hebben zich ingespannen. Ik hoop echt dat de heer Azmani nog eens naar hun verhalen gaat luisteren. Deze mensen hebben enkele maanden, soms opgeteld wel meer dan anderhalf of twee jaar, in de vreemdelingendetentie gezeten. Daarna komen ze er weer uit. Natuurlijk vangt de staatssecretaris ze op zodra ze bereid zijn om terug te keren, maar na twaalf weken staan ze weer op straat. Dat weet de heer Azmani ook.

De heer Fritsma (PVV):

Dit soort teksten brengt het hele Nederlandse asielstelsel om zeep. Je moet het kaf van het koren kunnen scheiden. Je moet bij mensen kunnen bekijken of het echte vluchtelingen zijn of niet. Nu heb je een heel grote groep mensen, van wie de IND en de rechter herhaaldelijk hebben vastgesteld dat zij geen echte vluchtelingen zijn en dat zij moeten terugkeren naar het land van herkomst. Ze kunnen ook terugkeren, maar willen niet. Nogmaals, ik kan het niet vaak genoeg herhalen, de Dienst Terugkeer & Vertrek heeft aangeboden om over de mogelijkheden en onmogelijkheden te praten, maar deze mensen hebben gewoon niet eens gereageerd! Waarom — in hemelsnaam, zou ik bijna willen zeggen — neemt de heer Voordewind het voor deze mensen op? Hij is niet bereid om het kaf van het koren te scheiden. Daarmee helpt hij het hele asielstelsel gewoonweg om zeep.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

De heer Fritsma leeft in een zwart-witwereld. Hij denkt dat alle mensen in te delen zijn in categorieën. Ik heb twee dagen geleden nog een verhaal gelezen van een ex-ama die uitgezet is naar Somalië. Nederland verklaart dat land veilig. Hij kwam in Mogadishu terecht en raakte daar als zwervende jongere betrokken bij een bomaanslag die hij ternauwernood overleefde. Hij wordt door niemand opgevangen. De wereld zit gecompliceerd in elkaar. Ten eerste hebben wij te maken met een veranderd veiligheidsbeleid qua landen. Voorheen bestempelden wij Somalië als een onveilig land. Inmiddels is dat gewijzigd, maar de mensen durven niet terug. Dat kun je ze niet kwalijk nemen, want het zijn zeer gevaarlijke gebieden. Ten tweede zijn er nog steeds ambassades — de heer Fritsma kan dit ontkennen — die mensen niet erkennen. Ik ken verhalen van mensen die niet als Eritreër erkend worden, omdat men zegt dat zij Ethiopiër zijn of die niet erkend worden als mensen uit Sudan of die geweigerd worden bij de Iraakse ambassade. Ook China weigert nog steeds om mensen terug te nemen. De heer Fritsma kan wel zeggen dat ze er niet zijn, maar ze zijn er wel. Ze zwerven over straat.

De heer Fritsma (PVV):

Wat moeten wij met de rechtbanken doen? Moeten wij daar zwembaden of casino's van maken? De rechtbanken hebben zich al gebogen over al de dingen die u nu opsomt. U bent niet tevreden met de uitspraken van de rechter en dan zegt u tegen tienduizenden mensen dat zij zich maar niets moeten aantrekken van de rechterlijke uitspraken en dat zij maar gewoon hier moeten blijven. Wat is uw hoge toon over de rechtsstaat nog waard, als u het goedvindt — ik heb dit ook al aan de woordvoerder van de SP gevraagd — dat tienduizenden mensen zich niet aan rechterlijke uitspraken houden?

De voorzitter:

U bedoelt mijnheer Voordewind?

De heer Fritsma (PVV):

Ja, ik bedoel de heer Voordewind. Wat is de rechtsstaat nog waard? U hebt geen enkel recht van spreken over de rechtsstaat als u ervoor zorgt dat mensen …

De voorzitter:

Mijnheer Voordewind, mijnheer Fritsma.

De heer Fritsma (PVV):

… die uitspraken in de wind mogen slaan.

De voorzitter:

Mijnheer Fritsma, ik geef nu het woord aan de heer Voordewind voor het beantwoorden van uw vraag.

Mevrouw Gesthuizen (SP):

Mag ik een punt van orde maken?

De voorzitter:

Ik ga gewoon naar de heer Voordewind.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Mevrouw Gesthuizen maakt een punt van orde. Wij hebben de gewoonte om daar …

De voorzitter:

Nee, zij wil daarna een punt van orde maken, dus ik geef u het woord.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Ik weet niet waar mijnheer Fritsma is en in welke steden hij komt. Ik kom mensen tegen die het echt geprobeerd hebben en die in de vreemdelingendetentie van de Nederlandse Staat gezeten hebben. De overheid heeft maandenlang geprobeerd om deze mensen terug te sturen, maar het is haar niet gelukt. De heer Fritsma kent de situatie in Irak. Mensen kunnen noodgedwongen niet teruggestuurd worden naar Irak. Daar worden bonussen en geld tegenaan gesmeten, maar mensen kunnen nog steeds niet teruggaan. De heer Fritsma kan zijn ogen daarvoor sluiten, maar de mensen zijn er. De ambassades weigeren. Ik hoor geen oplossing van de heer Fritsma, behalve dat hij zegt: ze kunnen wel terug. Dan hebben wij dus een patstelling. Wat doet hij met de mensen die echt niet terug kunnen?

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

De heer Voordewind (ChristenUnie):

Voorzitter. Ik had het over de mensen die niet terug kunnen vanwege een gebrek aan medewerking van de ambassades. Ik vraag de staatssecretaris of hij simpelweg aan het verzoek van burgemeester Van der Laan wil voldoen om te kijken of er praktische oplossing zijn voor de gemeenten om deze mensen eventueel tijdelijk een stabiele basis, een stabiel onderdak te geven, zodat er in alle rust alsnog gewerkt kan worden aan de terugkeer of andere praktische oplossingen.

Ik kom op de Syrische vluchtelingen. De staatssecretaris staat negatief tegenover de moties van de ChristenUnie en de PvdA om soepel om te gaan met visumaanvragen van Syrische vluchtelingen. Duitsland doet het wel. De staatssecretaris heeft juridische bezwaren. Wij zouden een quotum kunnen stellen. Wij zouden bijvoorbeeld kwetsbare groepen als ouderen en alleenstaande vrouwen met minderjarige kinderen voorrang kunnen geven in het bezoeken van Nederland of hun familie. Waarom wil de staatssecretaris niet kijken naar mogelijkheden? Kijk naar Duitsland. Je zou ervoor kunnen kiezen om de mensen hier twee jaar te laten zijn. Als je bang bent dat ze asiel gaan aanvragen, zou je die periode kunnen verlengen naar drie jaar. Je kunt dan afspreken dat men in die drie jaar geen asielaanvraag indient.

Ik kom op het kinderpardon. Ik ben de staatssecretaris en de coalitiepartijen dankbaar dat er inmiddels 630 kinderen met hun gezinsleden in Nederland mogen blijven. Ik zeg erbij dat meer dan de helft van de aanvragen is afgewezen. Het gaat om 1.800 aanvragen. Daaronder zitten 300 kinderen die niet onder het rijkstoezichtsvereiste vallen. In die groep zit Dennis, oorspronkelijk afkomstig uit Burundi. Hij is in Nederland geboren. Hij is in Nederland naar school gegaan. Dat is allemaal aan te tonen en toch moet ook hij straks worden uitgezet. Voorzitter, ik ga niet in op individuele gevallen, want ik weet dat u dat niet wilt, maar het geeft de situatie wel een gezicht. Mij gaat het om de bredere categorie van kinderen die ruimschoots aan de leeftijdscriteria voldoen, namelijk die vijf jaar, maar niet onder de regeling vallen. Ook waren zij bij de overheid in beeld, zoals wij dat in eerste instantie ook bedacht hadden. Ik vraag de staatssecretaris of hij coulance kan opbrengen voor deze categorie, in samenwerking met de gemeentes, om te zien of deze mensen daadwerkelijk in Nederland zijn gebleven.

Ik sluit af met de afhandeling van het generaal pardon. 28.000 mensen hebben een verblijfsvergunning gekregen en slechts aan fractie van hen, namelijk 6.790 mensen, hebben een naturalisatieverzoek kunnen indienen. 4.220 verzoeken zijn inmiddels ingewilligd. Dat is dus een fractie van het totaalaantal mensen dat inmiddels genaturaliseerd is. Dat komt omdat er onmogelijke eisen worden gesteld aan het achterhalen van een geboorteakte in het land van herkomst. Meestal is dat land te onveilig om te bezoeken. Is de staatssecretaris bereid om coulance te tonen voor deze groep en de naturalisatieverzoeken alsnog goed te keuren?

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Opmerkelijk dat een advocaat, een rechter, een officier van justitie en een burgemeester de Nederlandse rechtsstaat welbewust uitkleden. Ik heb het over de heren Van der Steur en Recourt, de staatssecretaris en de minister. Nemen zij wraak op hun oude werkomgeving of overheerst de angst voor de electorale aantrekkingskracht van de PVV? Ik denk het laatste en dat stemt somber. De rechtsstaat, die de burger moet beschermen tegen de staat, is niet bestand tegen oprukkend rechts-populisme.

Er is vandaag een flink aantal voorbeelden genoemd waarbij de VVD en de PvdA de rechtsstaat verbouwen. Ik ga er even snel doorheen. De rechtsbijstand voor arme verdachten in de politiefase wordt financieel onmogelijk gemaakt. Advocaten mogen niet tijdens het verhoor bij een verdachte zitten. Na vrijspraak door de hoogste rechter is het toch weer mogelijk dat er vervolging plaatsvindt. De gevangenen moeten zelf meebetalen aan hun eigen gevangenhouding. Gevangenen krijgen geen resocialisatie omdat wij mensen goed willen voorbereiden op hun terugkeer in de maatschappij, nee, zij moeten die door goed gedrag zelf zien te verdienen. De VVD vindt het liberaal en de PvdA vindt het sociaal dat burgers straks geen rechtsbijstand meer krijgen bij ontslag, bij ruzie met hun huisbaas of bij een conflict met de overheid. Zij vinden het sociaal en liberaal dat de hoge griffierechten een flink aantal mensen zullen ontmoedigen om hun recht te halen. Zoals de heer Van Oosten zonet ook zei: de VVD vindt het terecht dat de Nederlandse advocaten straks onder rechtstreeks staatstoezicht komen te staan. Het Nederland waar illegalen worden gecriminaliseerd en criminele burgerinfiltranten juist worden gelegaliseerd, is niet mijn Nederland. Dat is niet het Nederland van GroenLinks.

De heer Van Oosten (VVD):

Stiekem ben ik wel een beetje blij dat mevrouw Van Tongeren mij middels iets wat bijna uitlokking was naar voren heeft gehaald. In het debat vanochtend heb ik inderdaad geheel ten onrechte dat woord gebruikt. Wat ik had willen vragen — die vraag stel ik dan nu aan mevrouw Van Tongeren — is het volgende. In hoeverre kunnen we spreken van staatstoezicht als volgens het voorliggende voorstel advocaten zelf de kandidaten mogen voorstellen die het toezicht gaan houden en als een lid daarvan ook nog advocaat mag zijn? In hoeverre zou dat dan nog staatstoezicht kunnen zijn? Ik vind dat het dat niet is, maar ik stel de vraag aan mevrouw Van Tongeren.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik heb inderdaad geconstateerd dat de heer Van der Steur na de bijdrage van de VVD even coachend optrad om dit punt recht te zetten. De VVD heeft kennelijk per ongeluk gezegd dat het inderdaad staatstoezicht is. Wij vinden dat er zo veel mogelijk moet worden gezorgd voor een absolute scheiding der machten en wij vinden dit geen goed idee. Wij vinden het wel heel goed dat de advocatuur zelf aangemoedigd wordt om dit zo veel mogelijk te doen. Ik heb ook een aantal voorbeelden gegeven in verband met de onafhankelijke rechterlijke macht. Ik vind nog steeds dat daarvan stukje bij beetje iets wordt afgeknabbeld. Er wordt gesproken van minimumstraffen waarbij taakstraffen niet kunnen. Verder is er de hele toestand rond de elektronische enkelband. Wij vinden gewoon dat het aan de rechter is en aan de rechter alleen om te bepalen wat de straf is.

De heer Van Oosten (VVD):

Volgens mij drukt mevrouw Van Tongeren zich nog heel vriendelijk uit als zij zegt dat de heer Van der Steur mij gecoacht heeft. Hij heeft mij een trap naar voren gegeven. Daarom heb ik deze kans aangegrepen om dit punt van vanochtend weer recht te zetten. Ik dank mevrouw Van Tongeren hartelijk.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Ik hoop dat er geen mishandeling plaatsvindt in de Tweede Kamer. Anders zijn wij genoodzaakt om daarvan aangifte te doen. Ik neem aan dat de VVD-fractie tegen openbare geweldpleging is.

De voorzitter:

Mijnheer Van Oosten zit nog breed lachend in zijn stoel. Ik denk dus dat het wel meevalt.

De heer Recourt (PvdA):

Ik keer terug naar het serieuze. Ik heb me stevig gestoord aan de inbreng van GroenLinks. Ik ben erg bang voor links-populisme, en dat is wat ik zojuist heb gehoord. Dat wil ik concreet maken. De rechtsstaat is een groot goed. Wij debatteren er vaak over, en graag aan de hand van concrete feiten. Is mevrouw Van Tongeren niet bang dat wij, als wij alles, met halve waarheden en suggesties, in het mandje van de rechtsstaat gooien en dan zeggen dat de rechtsstaat in het geding is, van de rechtsstaat een containerbegrip maken en de waarde ervan uithollen? Daarmee doe je juist schade aan de rechtsstaat.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Wij hebben daarover duidelijk verschillende opvattingen. Ik denk dat niet alleen wat in deze regeerperiode gebeurt maar ook wat in de vorige regeerperiode is gebeurd, de rechtsstaat juist uitholt. Ik vind het zorgvuldig benoemen daarvan tijdens het debat in dit huis juist essentieel. Ik heb concrete voorbeelden gegeven van zaken waarvan ik vind dat ze een uitholling van de rechtsstaat inhouden. Als wij het niet hebben over wat er gebeurt met onze rechtsstaat, slipt het stukje bij beetje weg. Ik zie in de media de goede bedoelingen van de PvdA, maar die zie ik zelden terug op deze vloer wanneer de handen omhoog moeten.

De heer Recourt (PvdA):

Ten eerste. Wij voeren hier voortdurend debatten op de inhoud, waarbij ik GroenLinks de meeste tijd niet aanwezig zie. Het is een kleine fractie, maar ook kleine fracties kunnen kiezen waar zij op inzetten. Als mevrouw Van Tongeren de rechtstaat zo belangrijk vindt, verwacht ik haar aanwezigheid vanaf nu ook bij alle debatten die de rechtstaat raken.

Ten tweede. Graag ga ik in debat maar dan wel waar het klopt, dus niet als we het hebben over minimumstraffen, dat is niet aan de orde; niet als we het hebben over rechtsbijstand die niet zou komen als arbeidsconflicten in het geding zijn, dat is niet aan de orde. En zo waren er nog een aantal voorbeelden in het betoog van mevrouw Van Tongeren. Laten we het wel bij de feiten houden.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Als ik ook maar één seconde het idee had dat de PvdA de aanwezigheid van GroenLinks nodig heeft om de rug recht te houden op een hele set voorstellen op deze vloer, zou ik mijn twee andere ministeries aan hun lot overlaten — ik heb drie ministeries als woordvoerder — en mij uitsluitend op de rechtstaat werpen. Maar wat ik zie aan het stemgedrag van de PvdA is dat er geen handen omhooggaan op het moment dat het erop aankomt. Ik zie wel mooie woorden en mooie begrippen, die ik overigens iedere keer weer aanmoedig, ook vandaag, maar als het aankomt op "handen omhoog" doet de PvdA niets. Als de heer Recourt mij toezegt dat de PvdA anders gaat stemmen als mevrouw Van Tongeren continu aanwezig is, maak ik dat tot mijn enige taak in de rest van de periode dat ik hier als Kamerlid nog aanwezig ben.

De voorzitter:

Gaat u verder met uw betoog.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

Voorzitter. Ik was gebleven bij het Nederland dat niet het Nederland van GroenLinks is. In het regeerakkoord las ik nog mooie woorden. Vertrouwen, ruimte en voldoende tijd zouden belangrijke randvoorwaarden zijn en het niet-toegegeven aan de reflex om op elk incident te reageren met nieuwe regelgeving zou een uitgangspunt zijn van het regeerakkoord. Ik hoor graag van de bewindslieden wanneer dit onderdeel van het regeerakkoord is gesneuveld.

Dankzij Snowden weten we dat Amerika veel van ons weet. Andere woordvoerders hadden het er al over. Maar ook onze eigen overheid verzamelt van alles en nog wat over totaal onschuldige burgers. Kunnen de bewindspersonen mij een normale dag in het leven van een normale Nederlandse burger schetsen waarin die burger niet wordt gefotografeerd, gefilmd, gemonitord of op een andere wijze gewantrouwd door de overheid? Ik heb het over normale burgers, vol vertrouwen en enthousiasme om iets te maken van hun levens en van Nederland. We hebben de voorbeelden in de interruptiedebatjes gewisseld, dus die zal ik overslaan, maar ik wil echt graag een visie horen op de verzamelwoede van deze overheid. Wanneer is het essentieel om gegevens te verzamelen en hoe beperk je het tot een absoluut minimum? Hoe zorg je ervoor dat een gewone burger haar of zijn gewone dag kan doorbrengen zonder overal te worden gemonitord, gecontroleerd, gefotografeerd en geregistreerd? Vrijheid wordt in rap tempo opgeofferd aan de illusie van veiligheid. Het idee van de onverdachte burger die met rust gelaten dient te worden, verdwijnt. Klopt het dat er meer verzameld wordt dan ooit tevoren in de geschiedenis van de Nederlandse rechtstaat? Klopt het ook dat het in Nederland volgens de statistieken in dit decennium veiliger is dan ooit?

De organisatorische problemen blijven wel onopgelost. De Nationale Politie, het Openbaar Ministerie, de rechterlijke macht, allemaal kampen zij met werkdruk, organisatorische mankementen en doorstroomproblemen. Het gevolg daarvan is minder rechtspraak en meer bureaucratie.

Dan kom ik op de "methode-Teeven": eerst de hele sector op de kast jagen met extreme bezuinigingsplannen en dan zeggen dat je openstaat voor andere bezuinigingen. Het werkte bij de gevangenissen en het lijkt te werken bij de advocatuur. Eigenlijk hoor ik de staatssecretaris dus zeggen dat het hem niet uitmaakt welk beleid er wordt gevoerd, als de cijfers maar kloppen. Ik krijg hier graag een reactie op van hem.

Toen mijn zoon naar de lagere school ging, leerde hij over schattend rekenen. Dat had ik vroeger nooit gehad. Vandaag heb ik ook het begrip "schattend begroten" ontdekt. De complete set woordvoerders kan niet precies uitleggen hoe het zit met de bezuinigingen op de rechtsbijstand. Er schijnt gisterenmiddag een brief te zijn gestuurd waarin, als uit een hoge hoed, een bezuiniging van 33 miljoen bezuiniging op de rechtsbijstand, geen bezuiniging op de rechtsbijstand zou zijn. Andere woordvoerders hebben al om een uitleg gevraagd. Ik ben heel benieuwd hoe deze twee bewindspersonen schattend begroten gaan uitleggen. Om constructief te zijn en de democratische rechtsstaat in stand te houden, heeft GroenLinks een aantal voorstellen. Het eerste voorstel gaat over borgtocht. Vanochtend om 10.00 uur hoorde ik tot mijn grote vreugde dat Faiza, de vreedzame demonstrante voor het schoonhouden van onze Noordpool en tegen olieboringen daar, in Rusland op borgtocht is vrijgelaten. Zouden wij dat in Nederland ook niet veel vaker kunnen toepassen in plaats van die dure voorlopige hechtenis? Die mogelijkheid staat allang in de wet en het zou een enorme bezuiniging op kunnen leveren.

Een ander voorstel wordt uitgewerkt door D66 en GroenLinks pleit er al twintig jaar voor: legaliseer en reguleer wiet. Een derde mogelijkheid is lichtere veiligheidsregimes voor relatief lichte veroordelingen. Dat zou ook een besparing op kunnen leveren. Een andere mogelijkheid is het aanbesteden van de rechtsbijstand van de overheid zelf. Het tarief voor de landsadvocaat ligt rond de €350. Wij lazen in een mooie advertentie in de krant dat bepaalde kantoren denken dat zij goede kwaliteit kunnen bieden voor minder geld. Dat moet toch een adagium zijn dat deze bewindspersonen aanspreekt!

Ik heb ook een amendement, maar ik moet eerst horen welke cijfers in de begroting staan voordat ik daarin het juiste bedrag kan zetten. Wij willen de grote hoeveelheid vreemdelingendetentie verminderen en het geld dat overblijft inzetten om de rechtsbijstand op niveau te brengen. Mensen horen namelijk niet in de cel omdat zij de verkeerde papieren of geen papieren hebben. Onverdachte mensen horen sowieso niet in de cel. Graag krijg ik een reactie van de minister op mijn amendement. Ik vrees dat het niet omarmd zal worden.

Asielzoekers en vreemdelingen vinden in Nederland nu geen thuis. Eigenlijk maken zij in het geheel geen onderdeel uit van de samenleving. Er is namelijk geen recht waarop zij kunnen terugvallen. Of klopt dat niet, staatssecretaris? Zoals de heer Voordewind al zei, zijn er veel kinderen zoals het jongetje Dennis, die in Nederland opgegroeid en geworteld zijn, die nu niet onder het kinderpardon vallen terwijl zij wel aan de hoofdcriteria voldoen. Er is toegezegd dat de grensgevallen bij het kinderpardon ruimhartig bekeken zouden worden. Dit is misschien een van de zaken waarvoor de PvdA mij in de Tweede Kamer nodig heeft, om hier nog verder voor op te komen. Het is heel raar dat deze ongeveer 300 gezinnen toch zouden worden uitgezet terwijl zij eigenlijk onder het kinderpardon vallen. Waar is de menselijke maat in het vreemdelingenbeleid gebleven?

Ik heb nog een klein lijstje met onderwerpen uit vorige debatten en begrotingsbehandelingen. Bij de behandeling van de vorige begroting van Veiligheid en Justitie vroeg ik aandacht voor de positie van holebi's in de organisatie van V&J. Er is een roze agenda opgesteld en de VVD heeft die gesteund. Er is een tienpuntenplan gekomen voor de omgang met lesbiennes, homoseksuelen, transgenders en biseksuelen binnen de werkorganisatie van Justitie. Ik zou graag een update krijgen. Hoe staat het hiermee?

Ik heb ook een compliment. Lesbisch ouderschap schijnt nu echt bijna in werking te gaan treden, maar in de Eerste Kamer was onduidelijk of dit op 1 januari of 1 april ging gebeuren. Ik heb nogal wat mails gehad van lesbische moeders die in de komende periode op bevallen staan. Het zou hun een lief ding waard zijn als deze wet op 1 januari in werking kon treden.

Het volgende punt heb ik gewoon in de krant gelezen. Ik wist dit niet, maar het rare feit blijkt zich voor te doen dat binnen het huwelijk geen vermogensdelicten kunnen voorkomen. Dit is gewoon weggedefinieerd. Dat leidt tot schrijnende toestanden bij mensen die slachtoffer worden van fraude binnen relaties. Het is eigenlijk een ander soort soa: seksueel overdraagbare armoede. Moet dit artikel niet geschrapt worden?

Aan het einde heb ik nog een laatste complimentje. Een van mijn andere woordvoerderschappen is milieu. Het ministerie van Veiligheid en Justitie doet het qua duurzaamheid helemaal niet zo slecht. Er wordt veel schone stroom verbruikt en ook de CO2-uitstoot wordt keurig gecompenseerd. Ik heb een laatste oproep aan de bewindslieden. Er wordt heel wat afgereden op het departement. Ik denk aan de politie, gevangenentransporten en dergelijke. Een andere mooie structurele bezuiniging zou zijn om de rijstijl Het Nieuwe Rijden consequent toe te passen voor alle chauffeurs van het ministerie en iedereen die onder het ministerie valt. Ook die bezuiniging zou ten goede kunnen komen aan een fatsoenlijke rechtsbijstand in Nederland.

Mevrouw Helder (PVV):

Ik hoorde collega Van Tongeren spreken over borgtocht. Als ik het mij goed herinner, vraagt zij aan de bewindspersonen of zij de mogelijkheid daartoe willen onderzoeken. Maar het kan al; het staat al in de wet. Het wordt niet zo veel gebruikt, omdat een van de belangrijkste bezwaren die daartegen worden geuit, is dat er dan sprake is van klassenjustitie. Ik laat mij er niet over uit of ik het daarmee eens ben, maar ik leg het aan collega Van Tongeren voor. Kan zij haar verzoek voor borgtocht — ik begrijp eruit dat zij het daarmee eens is — in dat kader plaatsen? Je hoort juist vaak van de linkse partijen dat er sprake zou zijn van klassenjustitie.

Mevrouw Van Tongeren (GroenLinks):

In mijn bijdrage zei ik inderdaad ook dat het kan en dat het al in de wet staat. Ik zou zeggen: pas het toe waar het kan en kijk goed hoe dat mogelijk is. Wij kijken allemaal naar Amerikaanse politieseries. Aan een miljardair wordt een iets hogere borgtocht gevraagd dan aan iemand met een kleiner budget. Aan de actievoerders van Greenpeace is €90.000 per persoon gevraagd en die organisatie is in staat om dat op te brengen. Deze actievoerders zijn nu op borgtocht vrij, kunnen zich goed voorbereiden op hun rechtszaak en hebben toegang tot hun advocaat. Het zou in Nederland een bezuiniging op de rechtsbijstand betekenen, want de advocaat hoeft niet naar de gevangenis te reizen. Bovendien kost voorlopige hechtenis ongeveer €250 per dag. Ook dat bedrag zou uitgespaard worden in die gevallen dat het mogelijk is.

Mevrouw Helder (PVV):

Dat is een duidelijk antwoord. Ik ben blij te horen dat collega Van Tongeren het niet principieel afwijst. Het doel van borgtocht is nu juist dat een verdachte niet vlucht en dat hij op een zitting verschijnt. Ik ben blij met het antwoord.

De heer Van der Staaij (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Het was vandaag tot nu toe weer een uiteenlopende, boeiende mix van heel veel verschillende onderwerpen. Voor degenen die zich afvragen of dat vroeger anders was: ik mag hier al een jaar of vijftien de begrotingsbehandeling van Justitie bijwonen, dus ik heb even teruggekeken. Een jaar of vijftien geleden kwam ik de heer De Wit tegen, die begon over zorgen over de rechtsstaat in het licht van de ontwikkelingen van de afgelopen tijd. Er waren ook toen heel veel verschillende onderwerpen. Ik kwam ook mijn eigen bijdrage tegen, waarin ik mij afvroeg of het honderd jaar geleden anders was met zoveel verschillende onderwerpen. Vervolgens heb ik naar de begrotingsbehandeling van Justitie van 1900 gekeken. Tot mijn verrassing was het toen eigenlijk hetzelfde. Ik dacht dat het toen nog de tijd was van de grote visionaire debatten rond recht en gerechtigheid, maar eigenlijk ging het over een bedelaarskolonie in Beekbergen, over de zorgen over de schandelijke handel in slavinnen, prostitutie, en over celstraf en de vraag of die wel stevig genoeg was. Enkele afgevaardigden opperden om landarbeid op te leggen in plaats van gevangenisstraf. Als je die mensen maar hard liet werken op het land, zou dat veel effectiever zijn dan hen in cellen op te sluiten

Er is veel herkenbaarheid, ook dit jaar weer bij de begrotingsbehandeling. Eén ding staat voor mij vast: zonder Justitie zou het niet goed gaan in ons land. Het is een uitermate belangrijke overheidstaak. De bewindslieden van Veiligheid en Justitie hebben een bijzondere verantwoordelijkheid om gerechtigheid na te jagen en hoog te houden en om de Staat en de bevolking te beschermen tegen onrecht en veiligheid te bieden. Sinds enkele jaren heeft deze minister hiervoor niet alleen de justitie, maar ook de politie onder zijn hoede.

Over de politie hebben wij eerder deze maand al een debat gevoerd. Toch wil ik nog een paar punten opnieuw aan de orde stellen. Binnen het politieapparaat is er veel onrust over de interne veranderingen, het functiegebouw. Die onrust zorgt ervoor dat veel agenten hun werk minder goed kunnen doen. Ook is er veel onbegrip over de hoogte van verkeersboetes en de jacht op automobilisten die zich er met pijn en moeite een beeld van proberen te vormen hoe hard je nu precies mag rijden. De SGP begrijpt voluit dat er geld moet binnenkomen, maar dat mag niet het eerste doel zijn van boetes.

Zorgen zijn er ook bij burgers. Zij zijn het zat dat woninginbraken veel vaker dan in het buitenland niet opgelost worden. Wij hebben niet de indruk dat dat dit aan de inzet van de politie ligt, maar waar gaat het dan wel mis? Zijn Oost-Europese bendes in Nederland sluwer, is de strafmaat te laag, straffen rechters nog steeds veel te laag of zijn er andere factoren in het geding? Graag een reactie hierop.

Ik wil deze keer in mijn inbreng in de begrotingsbehandeling niet alleen het accent leggen op de kant van de straffende gerechtigheid, maar ook nadrukkelijk aandacht vragen voor resocialisatie en goede gevangenenzorg. Dat is overigens ook heel belangrijk bij het voorkomen van recidive. Wij vinden dat er meer moet gebeuren op dat vlak. Daarom vragen wij aandacht voor een aantal zaken rond gedetineerden en ex-gedetineerden.

Vrijwilligers doen veel om gedetineerden al tijdens hun detentie voor te bereiden op terugkeer in de maatschappij. Dat vinden wij van groot belang omdat resocialisatie en re-integratie niet mogelijk zijn zonder die samenleving. Dat kan nooit iets alleen van de Staat zelf zijn. Juist mensen die zich inzetten voor deze doelgroep verdienen onze steun. Denk aan het werk van organisaties zoals Gevangenenzorg Nederland, Exodus en Humanitas. Zo zijn er nog veel meer te noemen. De staatssecretaris erkent dat. Dat is ook sinds jaar en dat terug te zien in het beleid. Er wordt meer van vrijwilligers verwacht, maar dat kan niet zonder dat ook het benodigde budget wordt verhoogd. Daarom vraagt de SGP, in lijn met de motie die ik enkele jaren geleden hierover heb ingediend, om meer inzet voor dit werk en dus concreet om meer geld beschikbaar te stellen voor opleiding en ondersteuning van vrijwilligers.

Re-integratie van ex-gedetineerden is belangrijk. Ook voor de DEMO-instellingen — daar hebben wij heel wat keren over gehad in de Kamer — zijn er de nodige veranderingen, zoals een nieuwe financieringsmethode. De nieuwe budgettering leidt tevens tot een behoorlijke bezuiniging. Wij zouden graag geld beschikbaar willen stellen om het mogelijk te maken om ook zwaardere zorg en meer plaatsen in te kopen.

Gemeenten zouden moeten zorgen voor goede opvang van personen die terugkeren uit detentie. We zien in de praktijk dat gemeenten daar lang niet altijd voldoende aandacht voor hebben, juist ook omdat ex-gedetineerden niet altijd binding hebben met een bepaalde gemeente. Mensen die soms lange tijd in de gevangenis hebben gezeten, komen op straat zonder werk of woning. Is de staatssecretaris bereid om gemeenten, meer dan tot nu toe gebeurt, aan te zetten om voor goede opvang en begeleiding te zorgen en meer werk te maken van trajecten die mensen richting werk kunnen helpen? Wij stellen voor om een stimuleringsregeling tot stand te brengen die zowel gemeenten als maatschappelijke instellingen de mogelijkheid bieden om dit goed op te pakken. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris hierop.

Ik wil nog aandacht vragen voor een andere kwetsbare doelgroep, namelijk prostituees die heel moeilijk de weg kunnen vinden naar een andere toekomst. Gemeenten hebben hierin een belangrijke verantwoordelijkheid, maar die komt nog onvoldoende tot uitdrukking. Daarom vragen we de minister om te komen met een nieuwe RUPS-regeling voor de uitvoering van uitstapprogramma’s. Gemeenten of instellingen moeten de kans krijgen om goede programma’s te ontwikkelen en daarvoor subsidie te krijgen. Ook is het belangrijk dat gemeenten meer dan in het verleden met elkaar samenwerken. Graag een reactie van de minister hierop.

Antisemitisme en afkeer van Joden spelen helaas ook vandaag nog een grote rol. Dat zien we in sommige Nederlandse steden. Joodse instellingen moeten extreme kosten voor hun eigen veiligheid maken. Wij vinden dat onaanvaardbaar. Veiligheid die de gewone veiligheidsmaatregelen te boven gaat, is een verantwoordelijkheid voor de Staat, in overleg met de gemeenten en instellingen. Daarom heb ik het amendement van de heer Segers mee ondertekend.

Ook op internationaal niveau zien we stevig antisemitisch gedrag, onder meer vanuit jihadistische kringen. Jihadistische strijders worden in het Midden-Oosten opgeleid. Het gaan en komen van strijders, ook uit Nederland, begint echter toe te nemen, zoals wij in rapportages hebben kunnen zien. Koste wat het kost moet worden voorkomen dat hier ook vanuit Nederland steun aan wordt gegeven. In hoeverre is onze wetgeving op orde, zodat wij kunnen voorkomen dat mensen geronseld worden voor de jihad of dat mensen die zijn teruggekomen van de jihadistische activiteiten hier reclame voor maken?

Dit waren de opmerkingen die ik wilde maken op het terrein van Veiligheid en Justitie in het algemeen. Ik sluit af met wat opmerkingen op het terrein van asiel. Ik hoorde de heer Van Hijum erover spreken dat er wel eens aan twee kanten van het touw wordt getrokken en dat dit lastig is voor de staatssecretaris. Dat geloof ik graag. Maar bij een onderwerp als asiel vind ik het nooit zo verkeerd als er aan twee kanten van het touw wordt getrokken. Dan voorkom je misschien dat je te veel één kant uit holt. Als de ene kant die van de rechtvaardigheid is en de andere kant die van de humaniteit en barmhartigheid, dan is het goed dat wij niet te makkelijk naar één kant rennen maar dat er aan twee kanten van het touw getrokken wordt om tot een goed evenwicht te komen. Dat is ook steeds de inzet van de SGP-fractie geweest.

Dan heb ik nog een paar kleinere punten op het gebied van asiel. Ik vernam pas weer berichten dat vakantiepark Duinrell niet alleen een pretpark zou zijn, maar nu ook vluchtelingen plaats zou moeten bieden. Wij zien dat allerlei creatieve oplossingen nodig zijn omdat de asielinstroom grillig is. Het merkwaardige is echter dat wij in september 2012 nog hoorden dat de afbouw van opvanglocaties geen probleem zijn, mogelijk vanwege succesvol beleid. Er werd nog een buffer aangehouden, maar nu zien wij dat de aannames van een jaar geleden al niet meer kloppen. Welke locaties zijn nodig en welke mate van opvang is nu nodig?

De SGP is voorstander van een slanke overheid die van burgers niet onnodig kosten en tijd vraagt. Juist in een tijd van bezuinigingen moet de overheid slim werken. Ik wil de overheid een spiegel voorhouden in de vorm van mailtjes die wij allemaal weleens krijgen waarin mensen zeggen: moet dat nou zo? Ik kreeg een bericht van iemand die op 5 augustus de IND had gebeld omdat zijn verblijfspas was gestolen. Omdat die procedure alleen op papier kan worden afgewikkeld, duurde het nog een flinke tijd voordat de aanvraag formeel kon worden ingediend. Daar zouden weken overheen gaan. Na twee weken moest die persoon naar het buitenland. Dat kon door het ontbreken van een reispas alleen op een uitreisvisum. Bovenop de €250 voor vervanging, kostte dat nog eens €140 extra. Kan zoiets niet veel sneller en zonder die dubbele kosten te moeten maken?

Asielzoekers hebben de verantwoordelijkheid hun asielrelaas aannemelijk te maken. Die taak moet hen niet onnodig moeilijk worden gemaakt. Waarom wordt er geen waarde toegekend aan documenten die christelijke asielzoekers uit Pakistan via de organisatie CLAAS hebben gekregen, terwijl deze organisatie nota bene subsidie krijgt van de Nederlandse overheid om verdachten in blasfemieprocessen bij te staan? Aan de ene kant wordt haar deskundigheid erkent. Aan de andere kant kan dat geen rol spelen in de verklaring in de asielprocedure. Is de staatssecretaris bereid om in overleg met CLAAS te zoeken naar verbeteringen? Het is onbevredigend dat wij aan de ene kant van asielzoekers vragen zich maximaal in te spannen voor de onderbouwing van hun zaak, terwijl aan de andere kant bij voorbaat geen waarde wordt toegekend aan bepaalde inspanningen.

De heer Bontes (Bontes):

Voorzitter. Sinds een paar weken ben ik een onafhankelijk lid van de Kamer. Ik ben niet meer gebonden aan een verstikkende fractiediscipline. Die herwonnen vrijheid is een verademing. Vandaag spreken wij over de begroting van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Bijna 30 jaar heb ik met trots deel uitgemaakt van de politie. Ik heb zelfs letterlijk onder vuur gelegen. Als voormalig politieagent weet ik waar ik over spreek. Het doet mij dan ook oprecht pijn als ik lees dat nog maar vier op de tien Nederlanders vertrouwen heeft in de politie, maar ik begrijp het wel. De kans om in ons land voor een misdrijf gepakt en vervolgens gestraft te worden is maar 1,8%. Ik herhaal: 1,8%.

Individuele agenten kan en wil ik dit niet aanrekenen. Zij werken over het algemeen keihard, waarbij de salariëring en de overige arbeidsvoorwaarden vaak achterblijven bij de zwaarte van hun beroep. Maar ik reken het wel de regering aan. Nederland is helaas een paradijs voor criminelen, niet alleen voor onze eigen criminelen, maar ook voor criminelen uit Midden- en Oost-Europa. Zolang Nederland open grenzen heeft, kan onze politie nooit voldoende effectief zijn. Zolang rechters niet zwaar genoeg straffen, blijft Nederland aantrekkelijk voor criminelen. Ook als onafhankelijk Kamerlid ben ik voorstander van minimumstraffen.

De politieorganisatie zal echter ook doortastender en meer vastberaden moeten optreden. Met een budget van meer dan 5 miljard euro per jaar is de politie nauwelijks in staat de georganiseerde misdaad te bestrijden. Vier van de vijf criminele organisaties die bij de politie in beeld zijn, worden uiteindelijk niet onderzocht. Het beeld van een agent die bij het opnemen van een aangifte met twee vingers zit te tikken, is spijtig genoeg geen cliché. Helaas moet de politie nog altijd veel te veel tijd steken in het uitdelen van bekeuringen aan automobilisten. Dat moet anders en dat moet beter.

Sinds begin dit jaar heeft ons land een Nationale Politie. Die zal zich echt snel waar moeten gaan maken, want zo kan het niet langer doorgaan. Het is vijf voor twaalf, wat mij betreft. Om het tij te keren zouden de volgende tien stappen wat mij betreft met spoed moeten worden uitgevoerd.

Stap 1: een cultuurverandering. De cultuur binnen de politieorganisaties zou van een buurtwerkerscultuur veranderd moeten worden in een marinierscultuur. Te lang is er te veel aandacht besteed aan voorlichten, knuffelen, adopteren, preventie, multiculti- en diversiteitsprogramma's. De politie zou juist meer aandacht moeten hebben voor het aanpakken en oppakken van criminelen en voor doortastend politieoptreden op straat. Van duif naar havik, van buurtwerker naar marinier. Scherpte, scherpte en nog eens scherpte. Dienstverlenend waar mogelijk, robuust waar nodig. Dat is het devies.

Stap 2: minder bureaucratie. Het kost veel te veel tijd om een proces-verbaal of een rapport op te maken. Een crimineel staat vaak al buiten voordat het proces-verbaal is afgerond. Kostbare tijd gaat verloren. Tijd, waarin een agent op straat zou kunnen werken. Eenvoudige zaken worden niet opgepakt, omdat de afhandeling te complex is. Computers waar de politie mee werkt, doen soms denken aan het Kiev van voor de val van de muur. Er moeten te veel papieren worden ingevuld, nog een situatiebeschrijving, nog een formulier, nog een aanvullende verklaring. Kortom, veel te veel papierwerk, veel te veel bureaucratie. Het Openbaar Ministerie en rechters zouden op dit punt minder eisen moeten stellen.

Stap 3: invoering van eenmanssurveillance. Hoe meer politieauto's op straat, des te groter de pakkans voor criminelen. De opkomsttijden bij meldingen zullen verbeteren. Dat geldt zeker voor het platteland. Het kan niet zo zijn dat mensen in de wat meer afgelegen gebieden veel te lang moeten wachten op de politie als de nood aan de man is. Daarom moeten veel meer politiemensen alleen op straat gaan surveilleren. Dan moet natuurlijk wel aan bepaalde voorwaarden worden voldaan, zoals goed materieel, goede bewapening en goede training.

Stap 4: meer aanhoudingen op heterdaad. Het grote voordeel van een aanhouding op heterdaad is dat de dader lik op stuk krijgt. Er hoeft ook veel minder recherchecapaciteit te worden ingezet. Langdurig onderzoek naar de dader kan namelijk achterwege blijven. Ook 's nachts zou de politie veel actiever moeten zijn. Het kan niet zo zijn dat iemand tijdens een uitgaansavond zwaar wordt mishandeld en dat er geen politie in de buurt is. Criminelen gaan 's nachts op pad en de politie gaat slapen, althans de meesten. Dat kan natuurlijk niet. Het werkaanbod dient leidend te zijn. Daarom zou de politie een ontheffing moeten krijgen wat betreft de Arbeidstijdenwet.

Stap 5: de politieacademie moet terug naar haar kerntaak: nieuwe agenten snel en goed opleiden. De huidige opleiding van drie jaar duurt te lang. Zwaar opgetuigde, dure kenniscentra en lectoraten kunnen wat mij betreft verdwijnen. Er zou minder tijd besteed moeten worden aan uitgebreide theorielessen en stages en juist meer aan fysieke en mentale weerbaarheid.

Stap 6: snelle afronding van de reorganisatie. De politiek heeft gekozen voor een Nationale Politie. Daar hoort nu eenmaal een reorganisatie bij. Dat kost over het algemeen veel tijd en energie. Tijd en energie die beter besteed kunnen worden aan het vangen van boeven. De politie kent een lange geschiedenis van reorganisaties en veranderingsprocessen. De politie is reorganisatiemoe. Dat heeft ook zijn weerslag op de individuele diender. De reorganisatie moet zo snel mogelijk worden afgerond. De Nationale Politie moet er zeer binnenkort echt staan. Stap 7: met een gekozen korpschef krijgt de politie letterlijk een gezicht. Een gekozen korpschef zal op meer draagvlak onder de bevolking kunnen rekenen en meer tegenwicht kunnen bieden aan de minister. Door zijn democratische mandaat zal hij zich niet altijd politiek hoeven op te stellen. Hij kan de problemen echt benoemen. Hem zal er alles aan gelegen zijn om echte resultaten te behalen. Ik kan mij niet voorstellen dat een gekozen korpschef een managementteam om zich heen weet te verzamelen waarvan een lid zegt dat de massale diefstal van smartphones tijdens de gaypride te wijten is aan de slechte beveiliging van die telefoontjes en niet aan de Roemeense en Bulgaarse bendes.

Stap 8: minder overhead. Bij de politie werken meer dan 12.000 mensen in de ondersteuning, voor de controle, als beleidsmedewerker, in de P&O, als relatiebeheerder en voorlichter. Dat zijn allemaal mensen die goed werk doen, maar ze leveren geen bijdrage aan het primaire proces, namelijk het oppakken en opsluiten van boeven. De overhead moet niet pas in 2018 met 30% gereduceerd zijn maar al in 2015. De vrijgekomen politiecapaciteit dient natuurlijk ten goede te komen aan het vangen van boeven.

Stap 9: betere bewapening. Als je agenten met voldoende zelfvertrouwen de straat op wilt sturen, moet hun bewapening optimaal zijn. Een uitbreiding met de taser en de Amerikaanse wapenstok is noodzakelijk. Ook moet de hondenbrigade worden uitgebreid. Uit eigen ervaring weet ik hoe belangrijk die is. Een politiehond is niet alleen een machtig wapen bij vechtpartijen en rellen, maar is ook een uitstekend middel om de pakkans van bijvoorbeeld inbrekers te vergroten. Ook moeten politieagenten beter getraind worden. Niet alleen in schietvaardigheid maar ook in vecht- en zelfverdedigingssporten.

Stap 10: last but not least, een betere actie na aangiftes. Een tijdje geleden werd in Den Bosch de Zweedse studente Saga Backman vermoord. Zij had aangifte gedaan wegens doodsbedreiging. Ze vreesde voor haar leven. De politie heeft die aangifte niet goed opgepakt. Ik pleit ervoor dat de politie in dit soort gevallen, bij dergelijke aangiftes, altijd direct actie onderneemt.

Ik zou graag zien dat het kabinet in zijn beantwoording serieus ingaat op deze tien stappen. Dat zal ten goede komen aan de Nationale Politie, die er dan eerder zal staan.

Tot slot nog iets wat mij van het hart moet. We spreken vandaag over de begroting van volgend jaar. Volgend jaar, om precies te zijn op 6 mei 2014, komt de moordenaar van Pim Fortuyn vrij. Volkert van der Graaf heeft dan slechts twaalf jaar in de gevangenis gezeten. Ik herhaal: slechts twaalf jaar in de gevangenis, voor zo'n daad. Dat is zeer onrechtvaardig. Hij had natuurlijk een levenslange gevangenisstraf moeten krijgen. Het Openbaar Ministerie heeft die ook geëist. Ik vraag de minister en de staatssecretaris of zij op de een of andere manier ruimte zien om Volkert van der Graaf zijn volledige gevangenisstraf van achttien jaar te laten uitzitten, zodat hij niet al over een paar maanden maar pas in 2020 vrij komt. De minister was op 6 mei 2002 burgemeester van de stad waar Pim Fortuyn twee maanden eerder voor Leefbaar Rotterdam lid was geworden van de gemeenteraad. Ik ga ervan uit dat de minister zich dat nog kan herinneren. De staatssecretaris was de opvolger van Pim Fortuyn als lijsttrekker van Leefbaar Nederland. Ik ga ervan uit dat ook zij Pim Fortuyn nooit vergeten zijn. Ik doe een persoonlijk en moreel beroep op beide bewindslieden: doe er alles aan om de moordenaar van de veruit populairste en begaafdste Nederlandse politicus van deze eeuw volgend jaar niet vrij te laten komen.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Daarmee is een einde gekomen aan de eerste termijn van de zijde van de Kamer. We schorsen voor de dinerpauze. Morgen hervatten we het debat met de eerste termijn van de beantwoording van de regering. Ik schors de vergadering tot 19.00 uur.

De vergadering wordt van 18.16 uur tot 19.00 uur geschorst.

Naar boven