Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Algehele herziening van de douanewetgeving (Algemene douanewet) (30580);

het wetsvoorstel Aanpassingswet Algemene douanewet (30979).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Wij doen vanmorgen alleen de eerste termijn van de kant van de Kamer. Vanmiddag om vier uur zal de staatssecretaris antwoorden. Ik hoop dat het allemaal vlot verloopt.

Het woord is aan de heer Jules Kortenhorst. Een complement voor maidenspeech kennen wij niet of het zou "zwanenzang" moeten zijn, maar dat klinkt toch niet echt goed.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Voorzitter. Dit is inderdaad mijn laatste bijdrage aan een plenair debat.

Vandaag sluiten wij de behandeling van de algemene herziening van de Douanewet af. Nederland is bij uitstek een internationaal handels- en distributieland. Dagelijks gaan vele tonnen aan goederen ons land in en uit, over land en zee en door de lucht. De Nederlandse economie, en dus de Nederlandse burger, vaart daar wel bij. Adequate douanewetgeving is dan ook heel belangrijk voor ons land. De hoofdtaak van de douane is een fiscale rol, maar de douane heeft ook steeds meer een controlerol op het gebied van veiligheid, gezondheid, economie en milieuwetgeving.

Het kabinet heeft voorgesteld de douanewetgeving ingrijpend te wijzigen, mede als gevolg van de ontwikkelingen op het gebied van terrorismebestrijding, veterinaire maatregelen, handelspolitiek en niet in de laatste plaats de grotere invloed van de EU op het takenpakket van de douanefunctie. Met het wetsvoorstel is gestreefd naar een modern, consistent en coherent geheel van bevoegdheden en correctiemogelijkheden voor alle taken die de douane moet uitvoeren. Mijn fractie is van mening dat het wetsvoorstel hier zeker op hoofdlijnen in is geslaagd. De voorgestelde wet draagt bij aan de leesbaarheid en het gebruiksgemak van de regels en maakt de wenselijke modernisering van de douanefunctie mogelijk. Voor Nederland als handelsnatie is dit van groot belang.

In de nota heeft het kabinet al op een aantal vragen en opmerkingen antwoord gegeven, maar toch zijn er nog wat punten over. Mijn fractie heeft begrepen dat dit wetsvoorstel een initiatief is van de regering en niet het gevolg van gewijzigde Europese regels. Tegelijkertijd erkent de staatssecretaris dat de Europese Commissie begonnen is met de voorbereiding van een nieuw Communautair Douanewetboek. Omdat de EU leidend is op het gebied van douanewetgeving lijkt dit een vreemde volgorde. Mijn fractie heeft dan ook gevraagd of het invoeren van een nieuwe Algemene douanewet op dit moment wel opportuun is. Lopen wij niet het risico dat de Nederlandse wet naar aanleiding van de ontwikkeling in Europa over een paar jaar opnieuw ingrijpend gewijzigd zal moeten worden? Met name zijn wij bezorgd dat dat op dat moment in een additionele lastendruk voor het bedrijfsleven zou resulteren. Ingrijpende wijzigingen van de wetgeving zoals die nu worden voorgesteld, leiden immers ook tot aanpassingen van de bedrijfsprocessen rond internationale handel.

De regering stelt dat het nog onzeker is of de toekomstige wijzigingen op Europees niveau opnieuw aanpassingen op nationaal niveau zullen vergen. Daarnaast heeft de regering gezegd dat vernieuwing van de Douanewet met name met het oog op de voortschrijdende veiligheids-, gezondheids-, economie- en milieutaken nu echt nodig is. Het moet dan ook duidelijk de inzet van de Nederlandse regering in Brussel zijn dat bij de invoering te zijner tijd van een nieuw Communautair Douanewetboek, de administratieve lasten en aanpassingen die het bedrijfsleven zal moeten maken, minimaal zullen zijn. Kan de staatssecretaris dat toezeggen?

In een breder kader vraag ik mij af of de regering en parlement voldoende onderkennen dat een al te regelmatige aanpassing van de fiscale regelgeving leidt tot toename van de administratieve lastendruk voor het bedrijfsleven. Het recente rapport over de lastendruk van belastingen laat zien dat naast belastingtarieven en complexiteit, het bedrijfsleven het fiscale vestigingsklimaat ook steeds meer beoordeelt op basis van de stabiliteit en consistentie van het systeem. Dit is een overweging die wij niet over het hoofd mogen zien. Onderschrijft de staatssecretaris die mening?

Bij het bespreken van een nieuwe douanewet ontkomen wij er niet aan, aandacht te besteden aan de ontwikkeling van de Europese markt. Te vaak staan wij in dit huis onvoldoende stil bij het enorme economische succes dat de interne Europese markt ons gebracht heeft. Mede dankzij het succes van de interne markt is het zwaartepunt van het werk van de douane steeds meer verschoven naar de buitengrenzen van de EU en is de rol van de VGEM-taken ten opzichte van de fiscale taken toegenomen. Ook in het binnenland zal de douane in de toekomst met name optreden in het verlengde van en ter ondersteuning van de taakuitoefening aan de buitengrens van Europa. In dit kader is het goed functioneren van onze douane belangrijk. Daar draagt de voorgestelde wetgeving naar de mening van mijn fractie wezenlijk aan bij.

Ook een goed functionerende douaneorganisatie moet er nog steeds alles aan doen om administratieve lasten, zoals kosten, oponthoud en papieren rompslomp verbonden aan de internationale handel, te minimaliseren. Eenvoud van de regelgeving kan daaraan bijdragen. Wij hebben begrepen dat het voor het bedrijfsleven bij in- en uitvoertransacties nog steeds een probleem is dat er sprake is van een groot aantal wetten die telkens weer een apart begripskader hanteren. Daarnaast wordt deze regelgeving onderhouden door verschillende vakministeries en gecontroleerd door verschillende controle-instanties. Juist op dit vlak kan de invoering van deze douanewet voor verbetering zorgen. Mijn fractie heeft in het verslag al gevraagd naar de concretisering van die zogenaamde eenloketgedachte. Met deze gedachte wil men uitdrukken dat een bedrijf feitelijk de informatie die voor verschillende overheidsorganen van belang is maar een keer hoeft te verstrekken. In het kader van de administratievelastendruk, niet onbelangrijk kabinetsbeleid, is dit meer dan wenselijk. Het kabinet noemt het in zijn nota naar aanleiding van het verslag "een beoogde eenduidige faciliteit voor het internationaal handelend bedrijfsleven". Wij zouden het jammer vinden als de eenloketgedachte onvoldoende uit de verf komt. Niet ten onrechte zien diverse douanedeskundigen, onder andere uit het exporterend bedrijfsleven, deze algehele wetsherziening als de kans om het eenloketconcept concreet vorm te geven. In welke mate en op welke termijn wordt deze faciliteit nu concreet ingevoerd? Gaat de staatssecretaris hierover in gesprek met betrokkenen, met name uit de private sector? Ik wil graag dat de staatssecretaris een uitdrukkelijke ambitie hieromtrent uitspreekt.

De CDA-fractie heeft ook haar zorgen uitgesproken over de tamelijk vergaande en ingrijpende bevoegdheden die de douane worden verleend met betrekking tot de controle van personen, voertuigen en ruimtes, ook zonder dat er sprake is van een vermoeden van een strafbaar feit. Dan denk ik aan de inzet van drugshonden of scanninghulpmiddelen en lijfsvisitaties bij controle van willekeurige gebouwen en vervoersmiddelen en aan het toepassen van lijfsvisitatie op andere plaatsen dan de luchthaven, bijvoorbeeld bij toevallige verkeerscontroles. Het kabinet heeft gereageerd dat de praktijk zich in dezen echter al duidelijk heeft gezet en dat het inzetten van drugshonden en het scannen net als lijfsvisitaties reeds jaren gemeengoed zijn bij het uitvoeren van controles. Dat stelt mijn fractie echter niet gerust. Natuurlijk onderschrijven wij het belang en het nut van bevoegdheden van de douane waar het gaat om opsporing van illegaal gedrag, maar dat mag er niet toe leiden dat willekeurige automobilisten op de A12 vanavond wordt gevraagd om even een lijfsvisitatie te ondergaan omdat de douane daar toevallig samenwerkt met de politie. Wij vragen de staatssecretaris of hij verwacht dat hij op grond van dit wetsvoorstel meer vergaande controles zal inzetten, zoals het scannen met hulpmiddelen, het doorzoeken van woningen, lijfsvisitatie of het inzetten van drugshonden. Zo ja, in welke mate zal dit toenemen? Is de zorg van mijn fractie in dezen terecht? Zo nee, waarom niet? Is het geen idee om deze fors uitgebreide bevoegdheden over een paar jaar te evalueren?

Nogmaals, de leden van de CDA-fractie onderschrijven het belang dat de douane, juist in een tijd van toenemende dreigingen van over de grenzen, over de juiste bevoegdheden beschikt om haar fiscale, financiële, maar vooral haar VGEM-taken goed te kunnen vervullen. Omtrent de voorgestelde wijzigingen inzake lijfsvisitatie zijn wij toch nog niet volledig overtuigd. Lijfsvisitatie met ontkleding is enorm ingrijpend en niet zonder enige controverse. Wij hebben dan ook meer aandacht gevraagd voor de waarborgen en de rechtsbescherming voor de burger. Volgens de regering kan dit vergaande controlemiddel alleen worden toegepast indien daartoe wordt besloten na afweging van alle belangen en na toetsing of dit controlemiddel zich proportioneel verhoudt tot het beoogde doel. Wij vragen de staatssecretaris waar deze toets is vastgelegd en of deze controleerbaar is. Ook hebben wij gevraagd naar de bezwaarmogelijkheden van burgers. Wij hebben van de regering begrepen dat de mogelijkheid bestaat, bezwaar te maken tegen een genomen visitatiebeschikking, maar hoe duidelijk is dat voor de willekeurige passagier die aankomt op Schiphol? Geven douaneambtenaren de burger telkens weer uitdrukkelijk inzicht in deze mogelijkheid van bezwaar? Heeft mijn fractie het goed begrepen dat het maken van bezwaar wel degelijk schorsende werking heeft ten aanzien van het ten uitvoer leggen van de lijfsvisitatie? Hoe verhoudt de nieuwe wet zich op dit punt tot de internationale regelgeving, met name artikel 8 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens? Graag krijg ik hierop een reactie.

Met de nieuwe wet wordt het concept van scanningapparatuur geïntroduceerd. Dit is een nuttige nieuwe technologie die, indien met zorgvuldigheid ingezet, naar de mening van onze fractie het werk van de douane eenvoudiger kan maken en dus in bepaalde situaties móét kunnen worden ingezet. Echter, dergelijke technologie moet niet dwars door het hele land gemeengoed worden. Naar de inschatting van mijn fractie is de inzet van deze technologie zinvol op de grote luchthavens van Nederland. Mijn fractie is dan ook van mening dat moet worden overwogen, deze technologie voorlopig alleen daar toe te staan. Kan het kabinet zich hierin vinden?

Voorzitter. Ik sluit mijn zwanenzang graag af met een persoonlijke opmerking in de richting van de collega's hier in de zaal en in de richting van de staatssecretaris. Graag dank ik hen voor de ontzettend plezierige samenwerking van het afgelopen jaar.

De voorzitter:

Ik denk dat ik namens de andere leden mag zeggen, dat wij die samenwerking ook zeer op prijs hebben gesteld. Volgende week zeggen wij het nog een keer.

De heer Weekers (VVD):

Voorzitter. Om te beginnen wil ik een compliment maken aan de heer Kortenhorst voor zijn zwanenzang. Zijn laatste bijdrage in de Kamer getuigt van een grote betrokkenheid, speciaal bij dit onderwerp. Ik ben ervan overtuigd dat wij zijn bijdragen in de toekomst zullen missen. In elk geval bedank ook ik hem voor de plezierige samenwerking, al was die betrekkelijk kort. Ik wens hem heel veel succes bij zijn volgende missie, want dat is het zeker. Het zal hem zeker lukken.

Voorzitter. Voor ons ligt een tweetal wetsvoorstellen: het wetsvoorstel houdende de Algemene douanewet en de ontwerp-Aanpassingswet Algemene douanewet. In zijn algemeenheid is de VVD-fractie positief over de herziening van de douanewetgeving, in elk geval ten opzichte van de bestaande praktijk. Deze herziening biedt verduidelijking van de bevoegdheden van de douane. Dat blijkt in de praktijk zeer wenselijk te zijn. De herziening is mede een antwoord op een zeer kritisch rapport van de Algemene Rekenkamer, getiteld Douane en Douanita. De herziening is voorts een antwoord op tal van maatschappelijke ontwikkelingen en betekent wat dat betreft zonder meer een verbetering. Dit wil niet zeggen dat wij geen kritiek hebben. Ik heb goed naar de heer Kortenhorst geluisterd en moet zeggen dat ik het volledig eens ben met zijn inbreng en met zijn kritische vragen op een aantal onderwerpen waarop ik nog terugkom.

Ik dank de staatssecretaris voor de antwoorden op de vragen die in de schriftelijke vragenronde zijn gesteld. Op een aantal punten is naar tevredenheid beantwoord, maar dat geldt niet voor alle punten.

De basis voor de douanewetgeving in de Europese Unie is het Communautair Douanewetboek. De wetgeving op nationaal niveau kan enkel bepalingen bevatten die aanvullend zijn. Het Communautair Douanewetboek is leidend. Wanneer dat Communautair Douanewetboek wordt gewijzigd, zal de nationale wetgeving ook opnieuw moeten worden gewijzigd. In de stukken staat dat de douanewetgeving op Europees vlak behoorlijk in beweging is. De heer Kortenhorst heeft er zojuist ook op gewezen. Kan de staatssecretaris ons bijlichten over het moment waarop naar verwachting het Communautair Douanewetboek wordt gewijzigd? Wat zijn dan de gevolgen voor de wetsvoorstellen die wij vandaag bespreken? Is daar enig zicht op? Mij kwam het ook wat vreemd voor dat in elk geval de suggestie wordt gewekt dat er op Europees terrein het nodige gaat veranderen, zeker als gevolg van de mondiale besprekingen die gaande zijn, en dat wij nu een eigen Douanewetboek gaan vaststellen dat mogelijkerwijs alweer snel aan verandering onderhevig zal zijn. Hoe past dat dan in de systematiek? Het is overigens ook best mogelijk dat nu we eenmaal dit basiswerk hebben liggen wijzigingen op Europees of mondiaal niveau straks gemakkelijk kunnen worden ingevlochten, maar ik zou daar toch graag wat meer informatie over hebben.

Voorzitter. Dat CDW bevat dus enkele positieve, maar ook wat negatieve aspecten. Een positief element van de Europese voorstellen is het idee van een centraal douanemeldpunt voor de gehele EU, een one stop shop. Dat vind ik een goede ontwikkeling waardoor de infrastructurele en administratieve rompslomp voor ondernemers sterk wordt verminderd. Ik nodig de staatssecretaris uit om daar wat concreter zicht op te geven. Dit wetsvoorstel levert inderdaad een administratieve lastenverlichting op, maar er wordt eigenlijk geen enkele indicatie gegeven van wat dat nu concreet betekent voor ondernemers. Het lijkt mij van belang om daar meer zicht op te bieden, want een van de grootste zorgen van ondernemers is toch een overmaat aan bureaucratie. Wij moeten ervoor zorgen dat wij tot de beste jongetjes van de klas in Europa behoren. Heeft de staatssecretaris alle ruimte die Europeesrechtelijk bestaat ook benut om het in Nederland zo gestroomlijnd mogelijk te houden?

Ik begrijp dat Nederland als gevolg van die one-stop-shopbenadering wel met een budgettaire strop te maken krijgt, namelijk dat de staatskas 50 mln. gaat verliezen. Komt dat bedrag dan elders in Europa terecht en bestaat er mogelijkerwijs ook een compensatieregeling voor?

Op Europees niveau waren er plannen om Europese strafrechtbepalingen in dat Communautair Douanewetboek in te voeren. Wij zijn daar erg terughoudend in. Wij zijn van mening dat Nederland over zijn eigen strafrecht moet blijven gaan en dat op dat punt geen inmenging past vanuit Europa. Wel zouden met andere Europese landen goede afspraken kunnen worden gemaakt. De handhavingspraktijk hoeft de nationale soevereiniteit niet in de weg te staan. Onderschrijft de staatssecretaris dat het niet wenselijk is dat Europa zich met ons strafrecht gaat bemoeien en dat bijvoorbeeld via communautaire douanewetgeving via de achterdeur hier toch wil inbrengen?

Op zich is het wel belangrijk dat de douane ook meer niet-fiscale taken krijgt op het terrein van veiligheid van mens, bescherming van planten en dieren, bescherming van intellectuele eigendommen, gezondheid, economie en milieu. Eigenlijk is er sinds 11 september 2001, de aanslagen op het World Trade Center in New York, maar later ook in Madrid en Londen, een new kid on the block gekomen waar de douane ook een belangrijke rol in speelt, namelijk terrorismebestrijding. Ik kan mij herinneren dat de Algemene Rekenkamer in 2004 een onderzoek heeft uitgevoerd naar het gebruik van grenscontroles voor terrorismebestrijding. De belangrijkste conclusies uit dat onderzoek waren dat wet- en regelgeving op het terrein van grenscontroles alsmede de uitvoering ingegeven lijken door een historisch onderscheid tussen de controle van goederen en van personen en dat deze bovendien niet zijn toegesneden op terrorismebestrijding, waardoor er geen sluitende controle aan de Nederlandse buitengrenzen is en dat boven ook niet structureel informatie wordt bijgehouden over gevallen of bevindingen waarbij mogelijk een relatie was met terrorisme. Mijn vraag aan de staatssecretaris is welke verbeteringen bij de douane zijn aangebracht en welke bijdrage dit wetsvoorstel nu biedt aan dat kritische rapport uit 2005. Is gelet op de opmerkingen van de Algemene Rekenkamer destijds overwogen om de douane niet alleen te belasten met controle op de goederenstromen maar wellicht ook een slag te laten slaan naar de persoonscontrole? Ik kan de consequenties ervan overigens niet overzien, maar er is ongetwijfeld onderzoek gedaan. Daar ben ik erg in geïnteresseerd, want onnodige doublures in de controle moeten worden voorkomen en de expertise moet worden gebundeld.

De heer Kortenhorst heeft gewezen op de mogelijkheden van moderne technieken. In de stukken staat dat er in toenemende mate gebruik wordt gemaakt van scans. Wij kennen daar goede voorbeelden van, met name in de haven van Rotterdam. Op Schiphol wordt gebruik gemaakt van scans voor de visitatie van het lichaam. Ik ben het eens met hetgeen de heer Kortenhorst heeft gezegd, namelijk dat wij hiermee voorzichtig moeten zijn. In hoeverre wordt een dergelijke aanpak gecoördineerd in Europa? Uit de stukken blijkt dat de 25 douanediensten in de Europese Unie als het ware een team moeten vormen om de buitengrenzen en de goederenstromen te controleren. Een keten is zo sterk als de zwakste schakel. Zitten er zwakke schakels tussen? Zo ja, waar en welke actie wordt er ondernomen om hierin verbetering te brengen? Zijn er verschillen in aanpak? Wij kunnen in Rotterdam veel gebruikmaken van scans, maar als dat betekent dat bepaalde goederenstromen zich verleggen naar andere havens in Europa, hetzelfde geldt natuurlijk ook voor luchthavens, dan wordt het paard achter de wagen gespannen. In hoeverre worden methoden en technieken afgestemd om een waterbedeffect te voorkomen?

Wat betekent de nieuwe douanewetgeving voor de ondernemers? Nederland is een handelsland met grote goederenstromen. Ik heb al gesproken over de mainport Rotterdam en Schiphol. Wat betekent deze nieuwe wet voor het handelsklimaat in Nederland? Maakt het kabinet optimaal gebruik van de mogelijkheden om het handelsklimaat, het investeringsklimaat en het vestigingsklimaat te bevorderen?

De staatssecretaris zal ongetwijfeld geschrokken zijn van het bericht vanmorgen dat ondernemers het kabinet een onvoldoende geven. Dit moet een extra motivatie om ook dit soort wetgeving aan te grijpen om die onvoldoende om te zetten in een voldoende. Misschien heeft hij de optimale ruimte al gebruikt. Ik kan dat niet goed overzien. Als hij daaraan twijfelt, is hij dan bereid om dit beleid tegen het licht te houden om te zien of er nog verbeterslagen kunnen worden gemaakt? Het gaat dan niet zo zeer om de hoogte van tarieven, want dat is aan andere politieke keuze, maar als je het administratieve proces soepel kunt laten verlopen, is dit extra aantrekkelijk voor bedrijven wat het vestigingsklimaat ten goede te komen. Dit hoeft de staatskas niets te kosten, maar het levert wel extra op.

Als mijn informatie correct is, is de Authorized Economic Operator (AEO) per 1 januari jongstleden in werking getreden. Dit is een Europees instrument dat ervoor zorgt dat de zaken soepeler en sneller lopen voor ondernemers en al te veel rompslomp voorkomt. Het afgelopen jaar hebben ondernemers geklaagd over onduidelijkheid. Er werd gevraagd welke operators worden bedoeld, wat de plussen en minnen zijn enzovoorts. Heeft de staatssecretaris de overtuiging dat de ondernemers inmiddels voldoende zijn geïnformeerd over dit instrument en de mogelijkheden en consequenties ervan?

In het kader van de rechtsbescherming van ondernemers versus de bevoegdheden van de douane wijs ik erop dat het wetsvoorstel op sommige punten afbreuk doet aan de rechten van ondernemers die dagelijks met de douane te maken hebben. Een voorbeeld daarvan is de verhoging van de verzuimboete van € 90 naar € 300 per verzuim. Dat zou een onredelijk hoge boete zijn als sprake is van een relatief klein verzuim. Mijn fractie meent dat de douane een bepaalde speelruimte moet hebben voor de bepaling van de hoogte van de boete, waarbij de boete kan oplopen tot ten hoogste € 300. Ik zie de staatssecretaris instemmend knikken. Misschien heb ik het wetsvoorstel te star gelezen en bestaat deze mogelijkheid. In ieder geval nodig ik de staatssecretaris uit om hierop in te gaan. Als de boete wel gefixeerd is, wil ik hem vragen die speelruimte te bieden. Bij bepaald verzuim, dat als substantieel kan worden betiteld, moet men echt met de vuist op tafel kunnen slaan. Met autoriteiten moet niet worden gesold, maar het moet ook niet mogelijk zijn dat ondernemers worden gepest in gevallen van een relatief klein verzuim.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Voorzitter. De laatste nuancering van de heer Weekers sluit aan bij ons gedachtegoed. Mijn eerste reactie was ook dat die € 300 misschien wat te hoog is. Maar in de nota naar aanleiding van het verslag werd duidelijk aangegeven hoe hoog die boetes zijn in de ons omringende landen, waardoor ik tot de conclusie kwam dat die € 300 aan de lage kant was, verreweg de laagste in het lijstje. De nuancering van flexibiliteit naar de onderkant is dus terecht, maar we moeten niet laten sollen met de regelgeving. Heb ik de heer Weekers zo goed begrepen?

De heer Weekers (VVD):

Ja, dat heeft u goed verstaan en ik denk dat we het daarover eens zijn. Overigens wil ik uw vraag ook stellen aan de staatssecretaris: als er in het buitenland hogere boetes zijn, is het interessant om te weten hoe dat boetebeleid daar wordt toegepast. In Europa is er veel gemeenschappelijke wetgeving, maar Nederland staat meestal vooraan bij de handhaving daarvan. De veronderstelling in Noordwest-Europa is dat wetten moeten worden gehandhaafd, maar in zuidelijkere delen van Europa wordt daar wat genuanceerder over gedacht. De vraag is dus niet alleen hoe hoog de boetes formeel zijn, maar ook wat de handhavingspraktijk is; daar richt de ondernemer zich immers op.

Hetzelfde geldt voor de mogelijkheden rond de bestuurlijke boete, iets anders dan de verzuimboete: hoe wordt daar straks in de praktijk mee omgesprongen? Ook hier dus graag geen hoge boete voor een relatief klein verzuim.

Ook van belang voor ondernemers is dat het proces van afgifte van bindende tariefinlichtingen wordt verbeterd. De afgiftetermijn is nu drie maanden en die zou korter moeten kunnen. Graag hoor ik van de staatssecretaris of hij iets ziet in de mogelijkheid van een spoedprocedure. Het Verenigd Koninkrijk kent een dergelijke procedure: daar kan men binnen 48 uur een afgifte krijgen van zo'n bindende tariefinlichting. Dat gebeurt weliswaar tegen betaling, maar ondernemers zijn daar zeer bij gebaat. Als het niet wordt gedaan, zou dat ons vestigingsklimaat zeker niet ten goede komen. Met andere woorden, ik doe een beroep op de staatssecretaris om te kijken naar de best practices in andere landen en die hier te implementeren.

Verder heb ik een opmerking over de aanpassingswet. Wij hadden daarvoor geen verslag ingediend; dat is ergens tussen de wal en het schip gevallen. Meer fracties zaten kennelijk met dat probleem, want verder heb ik alleen een verslag van de PvdA-fractie gezien. Toen ik ter voorbereiding op dit debat de stukken doornam, schrok ik van de kritiek van de Raad van State op de aanpas­singswet. De raad gaf namelijk het zwaarste negatieve advies dat hij kan geven: hij gaf de regering in overweging om dit wetsvoorstel niet aan te bieden aan de Tweede Kamer. De fundamentele kritiek van de Raad van State komt er in het kort op neer dat de bevoegdheden van de douane op sommige fiscale en niet-fiscale terreinen omgeven zijn door een kader voor rechtsbescherming voor de burger, maar dat dit niet zo eenduidig is geregeld voor andere wetten en verordeningen waarmee de douane bemoeienis heeft. Ongeveer achthonderd wetten en verordeningen kunnen namelijk ook worden gecontroleerd door andere handhavers. En nu is het afhankelijk van de vraag welke instantie de verordening of wet handhaaft, hoe de rechtsbescherming van een justitiabele, bijvoorbeeld een bedrijf, is geregeld. Het is dus in bepaalde gevallen afhankelijk van de pet die de handhaver op heeft, op welke mate van rechtsbescherming men recht heeft. Ik vind dat echt bezwaarlijk, zeker als de rechtsbescherming lager uitvalt dan mogelijk is.

Het gaat mij te ver om vandaag bij de finale behandeling van het wetsvoorstel op grond van de kritiek van de Raad van State te besluiten om het over een andere boeg te gooien. Ik kan de consequenties daarvan namelijk niet overzien. Ik kan verder ook niet overzien wat de gevolgen zouden zijn van de beslissing om het wetsvoorstel op de plank te leggen, totdat de staatssecretaris alle verschillen in rechtsbescherming in kaart heeft gebracht. Misschien verzet niets zich daartegen en dan kunnen wij hierover een afspraak maken.

Als de staatssecretaris vindt dat dat niet mogelijk is, wil ik in elk geval van hem de toezegging dat een dergelijke inventarisatie er komt. Ik durf dat te vragen, omdat de douane toch al in de slag gaat met andere departementen over handhavingsconvenanten. Het inhoudelijke werk om aan mijn verzoek te voldoen moet dus sowieso worden gedaan. Wanneer die inventarisatie gereed is, moet de staatssecretaris de Kamer mijns inziens concrete voorstellen kunnen doen om het daarheen te leiden dat justitiabelen, ongeacht de pet van de handhaver, de ruimste rechtsbescherming genieten.

Als de staatssecretaris toezegt dat hij dat in een half jaar kan doen en als hij bereid is om met de Kamer in debat te gaan over mogelijke aanpassingen, vind ik dat wij het betere niet de vijand moeten laten zijn van het goede. Wij kunnen het wetsvoorstel dan namelijk aannemen in de wetenschap en het vertrouwen dat wij over een half jaar een stap in de goede richting zetten. Dat is overigens wel essentieel en ik doe dan ook een klemmend beroep op de staatssecretaris om mij deze toezegging te doen. Als hij daartoe niet bereid is, moeten wij echt pas op de plaats maken totdat er duidelijkheid is over de verschillen in rechtsbescherming. De Kamer kan de fundamentele kritiek van de Raad van State immers niet zomaar terzijde schuiven.

Er is een onderzoek toegezegd naar de absolute competentie van de rechtsmacht. In de stukken staat dat dit onderzoek ergens in 2008 gereed zal zijn. Waarom is dat onderzoek eigenlijk niet nu al gereed? Het kan toch niet zo moeilijk zijn? Juristen moeten hierin na een paar weken onderzoek toch zeker voldoende inzicht hebben.

De heer Cramer (ChristenUnie):

Voorzitter. De afgelopen jaren is er veel gebeurd bij de douanedienst. De taken zijn veranderd en uitgebreid. De tijd dat de douanier in de bosjes lag om de botersmokkelaars te bespieden, is nu echt voorbij. Het is dan ook tijd om de bevoegdheden van de douane duidelijk vast te leggen. Mijn fractie is daarom een voorstander van de algehele herziening van de douanewetgeving die wij vandaag bespreken.

De staatssecretaris hamert er bij voortduring op dat de Algemene douanewet alleen de bevoegdheden van de douane en de inbedding van een aantal verdragen regelt. Mijn fractie bespeurt echter ook enkele principiële wijzigingen.

De grootste wijziging is volgens mijn fractie de overgang van wantrouwen naar vertrouwen. In het Communautair Douanewetboek zijn de mogelijkheden voor certificering en het daarbij horende horizontale toezicht uitgebreid. De Algemene douanewet borduurt voort op dit principe. Wij steunen de mogelijkheden om efficiënter om te gaan met de vele controles, maar de vraag is hoe de verhouding tussen efficiëntie en controle moet liggen. Concreet noem ik de AEO-certificering. Wanneer een AEO-status is afgegeven, wordt niet meer periodiek gecontroleerd of een bedrijf nog certificaatwaardig is. Het AEO-certificaat heeft ook geen bepaalde geldigheidsduur. Hierin schuilt volgens de fractie van de ChristenUnie een risico. Immers, er vindt verminderde controle plaats wanneer een AEO-certificaat eenmaal is afgegeven. Kan de staatssecretaris toezeggen dat er toch periodieke controle op de certificaatwaardigheid van een bedrijf gaat plaatsvinden? Zo ja: hoe gaat hij die vormgeven?

Een andere principiële wijziging is de verschuiving van fiscale controles naar niet-fiscale controles. Dat was deels al praktijk, maar wordt nu bevestigd in de wet. De eenloketgedachte die hieruit voortvloeit, heeft consequenties voor de aansturing van de verschillende ambtenaren die bij controles betrokken zijn. De staatssecretaris stelt dat met de verschillende departementen wordt afgesproken hoe de aansturing wordt vormgegeven. Echter, hierbij is zeker ook de ministeriële verantwoordelijkheid van belang. Die wordt aangesproken als de douane als "huisarts", zoals het ook in de stukken staat, geen reden ziet voor een specialistische beoordeling, terwijl er achteraf allerlei zaken mis blijken te zijn met de goederen. Wie wordt er dan aangesproken? De staatssecretaris gaat convenanten afsluiten met de verschillende departementen over de vormgeving van de controles. Komt ook hier de verantwoordelijkheidsvraag aan de orde? Zo niet, hoe gaat de staatssecretaris de ministeriële verantwoordelijkheid vormgeven op dit punt?

De eenloketgedachte heeft voorts consequenties voor de expertise van de douaniers. Zij moeten zich straks ook een globaal oordeel kunnen vormen van bijvoorbeeld de kwaliteit van de goederen. Dat is toch een heel ander soort taak dan een fiscale controle. Waarschijnlijk moet de expertise van de douaniers dan ook worden uitgebreid. Tegelijkertijd vindt er echter een omvangrijke reorganisatie plaats. Hoe ziet de staatssecretaris dat samengaan? Wat vindt de staatssecretaris bijvoorbeeld van een voorstel om te evalueren hoe de uitvoering, de opleiding of de professionalisering van de douanetaken zich ontwikkelt? Wat vindt hij ervan om daarbij expliciet aandacht te besteden aan de omvang van de gegroeide expertise van de douane in relatie tot de taken die er uitgevoerd worden? Graag hoor ik hierop een reactie.

Tot slot een opmerking over de lijfsvisitatie. Hierover is al vaker gesproken. Deze wet regelt de kaders waarbinnen lijfsvisitatie mag plaatsvinden. Het is goed dat deze nu vastgelegd worden. Het blijft voor mijn fractie van belang dat de procedures rondom de lijfsvisitatie met de grootst mogelijke zorgvuldigheid worden gevolgd. Het gaat hier immers om een grote inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van mensen. Wij vertrouwen erop dat de douane dit ook zal doen. Graag wil ik toch nog een toezegging van de staatssecretaris dat mensen die onderworpen worden aan een lijfvisitatie exact op de hoogte worden gesteld van de procedures en hun rechten en plichten. Dan kan iedereen zich een beeld vormen van de rechtmatigheid van de handeling, voordat die zich gaat afspelen.

De heer Tony van Dijck (PVV):

Voorzitter. Met dit wetsvoorstel tot algemene herziening van de douanewetgeving wordt een consistente beschrijving gegeven van alle taken die aan de douane zijn opgedragen en de bevoegdheden die bij deze taken horen. Dit is een goede zaak.

De laatste jaren heeft er een verschuiving plaatsgevonden van fiscale naar niet-fiscale taken, de zogenaamde VGEM-taken. Met dit wetsvoorstel heeft de douane het primaat op de controle van grensoverschrijdend vervoer. Omdat de PVV-fractie vindt dat gemak en duidelijkheid voor de burger en het bedrijfsleven in Nederland voorop moeten staan, steunen wij dit voorstel tot algemene herziening. Met name door de zogenaamde "huisartsfunctie" van de douane wordt naar onze mening beter aangesloten bij de huidige praktijk.

Toch zijn wij niet geheel overtuigd van de praktische toepasbaarheid van een aantal doelen. De PVV-fractie wil garanties van de staatssecretaris dat er een goede en efficiënte invulling van de huisartsfunctie van de douane komt. Er bestaat namelijk het gevaar dat de eenloketgedachte slechts in theorie bestaat en dat het bedrijfsleven in de praktijk met veel specialisten te maken krijgt, ieder met eigen controlemaatregelen. Dit kan tot meer bureaucratie leiden. Voldoende deskundigheid van de eerstelijnsdouanebeambte is dan ook van cruciaal belang. Ik kan mij namelijk moeilijk voorstellen dat iedere douanebeambte een specialist wordt op elk gebied. Er zullen dan ook clusters gevormd worden gevormd waar de noodzakelijke expertise beschikbaar komt om de nieuwe uitgebreide taken van de douane goed uit te voeren. Hoe wil de staatssecretaris deze eenloketgedachte vorm geven en de expertise van de verschillende beambten uitbreiden?

Uitgangspunt is dat door de douane wordt gecontroleerd op die plaatsen in logistieke keten die het minst belastend is voor het logistieke proces van de ondernemer. Ook dit is een goed voornemen. De fiscale en niet-fiscale controlemomenten vallen echter niet per definitie samen. In veel gevallen zijn er fiscale controles bij de geadresseerde en niet-fiscale controles bij de buitengrens. Betekent deze taakuitbreiding dat er twee douanecontroles zullen zijn en zo ja, hoe verhoudt dit zich met de eenloketgedachte?

Deze Algemene douanewet geldt als de opmaat voor de grootschalige reorganisatie van de douanedienst, een reorganisatie die mede ten doel heeft om de terreurdreiging het hoofd te bieden. De buitengrenzen van de Europese Unie zullen daarom intensiever gecontroleerd worden. Wij hebben het afgelopen weekeinde kunnen lezen dat bijvoorbeeld de Poolse buitengrens zo lek is als een mandje, als het om illegalen gaat. De heer Weekers refereerde daar ook al aan. Immers, de keten is zo sterk als de zwakste schakel. Hoe kunnen wij voorkomen dat met de Communautaire douanewet ongewenste goederen ons land binnenkomen via de buitengrenzen van derde landen? In hoeverre zijn deze landen verantwoordelijk te stellen? Nederland heeft namelijk betrekkelijk veel buitengrenzen en via die grenzen is er veel im- en export. De PVV wil dan ook graag weten of er afspraken zijn gemaakt over de kosten van dergelijk intensieve controles. Duitsland voert enorm veel in via de Rotterdamse haven. Zal een deel van de kosten van de intensievere controle aan de buitengrenzen worden gedekt door de Duitsers of krijgt de Nederlandse belastingbetaler dit op zijn bordje? Hoe worden die kosten verdeeld in Europa? Wat is de bijdrage van de verschillende landen?

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik begrijp de voortdurende zorg van de PVV over belastingen, maar ik denk dat u nu misschien wat vergeet. Als er goederen van Nederland naar Duitsland verhandeld worden, levert dat geen goede positieve bijdrage aan de Nederlandse economie in de zin van banen in de haven? Mensen verdienen daar geld aan en daardoor worden wij er toch allemaal beter van?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Zeker.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Zouden wij in dat licht misschien niet bereid zijn om te investeren in douanecontrole in de haven, omdat wij daarna heel veel verdienen?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Dat zou een afweging kunnen zijn. Mijn vraag aan de staatssecretaris is ook hoe de kosten verdeeld zijn. Nu zijn er intensievere controles voorzien, dus meer kosten, maar wel ten behoeve van goederen die voor andere landen bestemd zijn. Ik vraag daarom aan de staatssecretaris in hoeverre er in Europa een verdeelsleutel geïntroduceerd is om de kosten van de douanecontrole, die andere landen helemaal niet hebben.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik signaleer nu toch weer een wat kortzichtig gedachtegoed van de PVV dat Nederland misschien iets te veel aan Europa betaalt. Daarbij hebt u naar mijn gevoel niet voldoende oog voor het enorme profijt dat wij als Nederland kunnen hebben van de gedeelde Europese markt en van de handelsstromen die door ons land gaan. Ik noem de werkgelegenheid en de economische groei die daardoor in Nederland gecreëerd worden. Erkent u dat niet?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Het profijt erken ik wel, maar er zijn landen die niet dergelijke kosten voor douanecontrole hebben. Nederland heeft veel van die kosten. Natuurlijk genereert dat ook inkomsten, maar de vraag is toch in hoeverre de voorgestelde intensivering van al die kosten zich verhouden tot de inkomsten en in hoeverre de belastingbetaler daarvoor opdraait. Wij maken ons inderdaad druk over de belastingbetaler.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

U en ik komen uit het bedrijfsleven. U erkent toch wel dat de investering vaak voor de baat uitgaat?

De heer Tony van Dijck (PVV):

Waar was ik gebleven? De algemene herziening van de douanewetgeving maakt het ook mogelijk dat de minister van Financiën ambtenaren van andere diensten als inspecteur voor bepaalde specifieke taken aanwijst. De Algemene douanewet verplicht dan ook tot het met andere ministeries afsluiten van convenanten over de kwantitatieve en kwalitatieve inzet van douanebeambten. Wat is hiervan het effect op de rechtshandhaving en de doorberekening van de kosten tussen ministeries?

De PVV heeft als belangrijk partijdoel het wegsnijden van bureaucratie en het verkleinen van de overheid. Wat betekent deze herziening voor de personele capaciteit van de douane en de kosten daarvan? Wat betekent dit voorts concreet voor de administratieve lasten van ondernemers in Nederland?

De heer Irrgang (SP):

Voorzitter. De Algemene douanewet waarover wij vandaag spreken, roept vooral vragen op, allereerst over de timing en de noodzaak. De wet is geen direct gevolg van een Europese richtlijn. De staatssecretaris voert een aantal argumenten aan voor de invoering van deze nieuwe wet. Zo zouden hem vanuit de praktijk signalen hebben bereikt dat de Douanewet en de bijzondere douanewetgeving niet langer voldeden. Het is jammer dat hij die signalen niet met ons heeft gedeeld. Daarom vraag ik hem, dat hier alsnog te doen. Daarnaast zou de huidige wetgeving volgens het kabinet op sommige punten strijdig zijn met het Europees recht. Het CDA heeft in de schriftelijke voorbereiding op deze plenaire behandeling gevraagd of niet alleen de gesignaleerde tekortkomingen in de huidige wet konden worden aangepast. Daarop antwoordt de staatssecretaris slechts dat dit niet gewenst is. Een onderbouwing daarvoor ontbreekt. Daarom krijg ik graag alsnog een onderbouwing. De staatssecretaris stelt dat de douane fiscale bevoegdheden moet aanwenden om niet-fiscale taken goed te kunnen uitvoeren. Wil de staatssecretaris nog eens uitleggen waar de verschuiving van fiscaal naar niet-fiscaal hem precies in zit? Wat moeten wij ons daar concreet bij voorstellen?

Op veel vragen van alle partijen in de schriftelijke voorbereiding is geantwoord dat de Algemene douanewet daar geen betrekking op had. Het probleem is een beetje dat onvoldoende is gebleken waar wel en waar geen veranderingen zijn doorgevoerd ten opzichte van de bestaande wetgeving. Het wetsvoorstel Algemene douanewet is ook een beetje een integratie van wet- en regelgeving. Bij een wet van deze omvang was het zinvol geweest als wij een duidelijk overzicht hadden gekregen met wat er precies wordt veranderd ten opzichte van de bestaande regelgeving. Nu is het toch een beetje alsof je in een lijvig boekwerk waarin een flink aantal correcties zijn aangebracht, moet gaan kijken waar de verschillen zijn, waar de correcties zitten. Het wordt een zoekopdracht naar de verschillen.

Een van de zaken waarop de Adw geen betrekking heeft, is de verschuiving van activiteiten naar de buitengrens. Wil de staatssecretaris bevestigen dat een dergelijke verschuiving niet het gevolg van deze wet kan zijn? De staatssecretaris heeft op de schriftelijke vragen van mijn fractie geantwoord: "Het ingezette beleid is dat de uitvoering van taken in het binnenland niet behoort tot de kerntaken van de douane." Wanneer is dat beleid ingezet? Wat is de onderbouwing daarvoor? Ook in de regio Brabant blijft altijd een stukje buitengrens bestaan door de regionale luchthaven die zich daar bevindt. Door de huidige situatie bij de Belastingdienst voelen wij niets voor het overdragen van de fiscale taak van de douane – de bpm – naar de Belastingdienst. Ik ben bang dat wij het daardoor niet beter kunnen maken. Ik krijg hierop graag een reactie van de staatssecretaris.

Door het wegvallen van de binnengrenzen in de Europese Unie neemt de afhankelijkheid van andere douaneautoriteiten toe en daarbij ook het belang van afspraken op dit terrein. Daarom is het opvallend dat er omtrent het opleggen van bestuurlijke boetes geen bepalingen zijn opgenomen in de Communautaire douanewetgeving. Wel wordt er gezegd dat de strafmaat voldoende afschrikwekkend moet zijn. Is de maximale boete van € 90 naar € 300 omhoog gegaan om aan die omschrijving te kunnen voldoen? Waarop baseert de staatssecretaris dat gedachte dat deze strafmaat voldoende afschrikwekkend is? Het is opvallend dat de boetes in de ons omringende landen veel hoger zijn dan in Nederland, ook na de verhoging. In Duitsland worden lichtere verzuimen beboet met maximaal € 5000 en zwaardere verzuimen met maximaal € 50.000. In het Verenigd Koninkrijk gaat het om 1000 pond voor lichte en om 2500 pond voor zware vergrijpen. De minimumboete, 250 pond, is al hoger dan de maximumboete hier, zelfs nadat die hier is verhoogd. Het lijkt erop dat in de ons omringende landen anders wordt gedacht over het afschrikeffect. Hoe kan de staatssecretaris voorkomen dat er geen berekenend gedrag ontstaat – wellicht is die al ontstaan – omdat de opbrengst van het ontduiken van de regels veel groter is dan de eventuele boete wanneer men gepakt wordt? Waarom heeft de staatssecretaris niet gedacht aan het Belgische systeem, waar de hoogte van de boete gerelateerd is aan de hoogte van de rechten? Ik vind dat een charmant systeem. Kan de staatssecretaris ten slotte enkele voorbeelden geven waar volgens hem de bestuurlijke boete moet worden ingezet in plaats van zwaardere sancties?

Wij hebben in Nederland een systeem waarbij je, als je iets op internet bestelt wat je via een postpakketje laat bezorgen, als het om meer dan een paar tientjes gaat douanerechten bent verschuldigd. De vrijstelling is vrij laag. Moet die niet iets omhoog, om efficiencyredenen, en moet bij hogere bedragen geen hogere boete worden ingezet? In deze tijd gaat het om steeds grotere goederenstromen. Je moet daar, als sprake is van een paar tientjes, niet bovenop zitten, maar als het om meer gaat dan het bestellen van een boek, moet worden ingegrepen.

Voor strafbare feiten wordt voorgesteld de huidige maximale straffen aan te houden. Is daarbij ook sprake van een groot verschil tussen de strafmaat in de verschillende landen? Wij vroegen de staatssecretaris in de schriftelijke voorbereiding of hij een rol ziet weggelegd voor de douaneambtenaar, gezien zijn plaats in het logistieke proces, met betrekking tot de handhaving van strafrechtelijk verboden goederen. Die rol is er volgens de staatssecretaris wel, maar die houdt niet in dat er specifiek en gericht wordt gecontroleerd op de aanwezigheid van dergelijke goederen. Wat bedoelt de staatssecretaris daar precies mee?

In de douanewet komt een passage voor over vrije zones, een nieuw begrip. Is hier sprake van nieuwe wetgeving of is dit een gevolg van wat daarover staat in het Communautair Douanewetboek? Wordt dat letterlijk gevolgd, is gaat het om een eigen invulling?

Wij hebben de staatssecretaris ook gevraagd of hij rekening heeft gehouden met de argumenten van de Nationale Ombudsman over lijfsvisitatie. Hij heeft daarop gezegd dat artikel 1.28 van het wetsvoorstel opnieuw is bezien, maar dat in de wet al tegemoet is gekomen aan de aandachtspunten en aanbevelingen. Wat vindt de staatssecretaris van de ernstige kritiek van de ombudsman op hoe er wordt omgegaan met personen waarvan is vastgesteld dat zij onschuldig zijn? Kan de staatssecretaris garanderen dat er geen personen meer in een cel worden opgesloten nadat is vastgesteld dat er geen grond voor verdenking meer is? Wat vindt de staatssecretaris van de aanbeveling dat van de Koninklijke Marechaussee op zijn minst mag worden verwacht dat samen met betrokkene wordt bekeken hoe deze op de plaats van bestemming komt en dat de reiskosten voor rekening van de marechaussee komen? Wat doet de staatssecretaris met de aanbeveling over een integrale klachtenbehandeling? Is er ook sprake van een onafhankelijke klachtenafhandeling?

De Raad van State heeft de staatssecretaris verzocht om in de toelichting bij het wetsvoorstel uitdrukkelijk in te gaan op de rechtsbescherming bij lijfsvisitatie. In antwoord daarop zijn in het nader rapport de eerder genoemde waarborgen samengevat. Er zijn verschillende toetsingsmomenten. Het aanschouwen moet worden uitgevoerd door een arts of verpleegkundige. De vraag is of dit voldoende is. Er is namelijk niemand die controleert of de inspecteur of de arts zich aan de regels houdt en mensen op de juiste manier behandelt. Het is niet ondenkbaar dat men tijdens het gesprek vergeet te wijzen op de mogelijkheid van bezwaar en de manier waarop dat moet gebeuren. Hoe kan verkeerd gebruik van de regels worden geconstateerd wanneer daar geen steekproefsgewijze controle op plaatsvindt?

De staatssecretaris zegt dat de passage over lijfsvisitatie wijziging behoeft naar aanleiding van onze vraag over wat er wordt bedoeld met de bestrijding van eerbaarheid aanstootgevende goederen. Nu weet ik niet precies hoe het gaat. Het gaat hierbij om een wijziging van een passage in de memorie van toelichting; daarvoor is geen nota van wijziging nodig, maar komt er nu een nieuwe versie van de memorie? En hoe lang kan een belanghebbende worden vastgehouden indien hij bezwaar heeft ingediend en er nog geen lijfsvisitatie heeft plaatsgevonden? Is er een termijn waarbinnen de voorzieningenrechter de voorlopige voorziening moet hebben afgegeven?

Tot slot. Op het punt van virtuele lijfsvisitatie hebben wij gevraagd naar de herkenbaarheid van de beelden. Onze angst is het beeld van een mooie jonge meid die langs een zestal lachende douaniers moet lopen voor een virtuele lijsvisitatie. Het is voor ons lastig dit te beoordelen, omdat wij dit soort beelden zelf niet hebben kunnen zien. Wij hadden dan ook om een voorbeeld hiervan gevraagd, maar dat hebben wij nog niet gekregen. Wij vragen ons ook af of deze vorm van lijfsvisitatie vooral komt in plaats van andere vormen van lijfsvisitatie of dat als gevolg hiervan het gebruik van lijfsvisitatie zal toenemen. Ik hoorde van een ambtenaar bij de douane dat hij zijn eigen vrouw er ook zo langs zou sturen. Geldt dit ook voor de staatssecretaris? En als hij zo flink is dat hij dit beaamt, moet hij ons misschien ook maar een voorbeeld laten zien, want ik vind wel dat wij moeten weten waarover wij het hebben. Ik kan me heel goed voorstellen dat dit een ongemakkelijk gevoel kan opleveren, het is een heel serieuze zorg.

Mevrouw Kuiken (PvdA):

Voorzitter. Ik heb zelf een virtuele lijfsvisitatie ondergaan bij een bezoek aan Schiphol; ik vond dat het meeviel, maar het is natuurlijk een kwestie van wat je zelf spannend vind. Ik laat het aan de staatssecretaris over om hier verder op in te gaan...

Onze fractie heeft met interesse kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Het belangrijkste is een ombuiging van een meer fiscaal gerichte controle naar een meer algemeen gerichte controle van het internationale goederenverkeer. Naar aanleiding van de schriftelijke antwoorden zijn er bij ons nog wel een aantal vragen gerezen.

Welke administratieve lasten kan deze herziening voor ondernemers opleveren? Voor een goed ondernemingsklimaat moeten er zo weinig mogelijk administratieve lasten zijn. Wij vinden het opmerkelijk dat er geen zicht is op de invloed van de nieuwe douanewet. De staatssecretaris heeft aangegeven dat dit nu ook nog niet nodig is en dat er straks een nulmeting zal plaatsvinden. Toch beginnen wij nu aan een wetgevingstraject, terwijl niet duidelijk is of de effecten ervan positief of negatief zullen zijn.

De Belastingdienst en de douane gaan samen bekijken welke invloed de Communautair Douanewetboeken zullen hebben en hoe het voorgeschreven certificeringssysteem kan worden ingevoerd. Dit lijkt ons belangrijk, maar ook hierbij vragen wij ons af welke invloed het zal hebben op de administratieve lasten voor grote ondernemingen, maar vooral voor kleine ondernemingen. Je kunt je immers voorstellen dat het met name voor kleine ondernemingen lastig zal zijn om aan de eisen te voldoen.

Verder sluit ik mij aan bij de vragen van de heer Kortenhorst over het single-windowconcept, de eenloketfunctie. Wij vonden de antwoorden van de staatssecretaris op deze vragen wat mager. Juist de eenloketgedachte kan helpen om de administratieve lasten te beperken, mocht de nieuwe douanewet toch nog ongewenste effecten hebben, wat ik nog niet goed kan beoordelen.

Verder geeft de staatssecretaris aan dat soepeler controles op het verticale toezicht bereikt kunnen worden door gebruik van informatietechnologieën en van geavanceerde systemen en werkmethoden. De Partij van de Arbeid heeft er behoefte aan om meer inzicht te krijgen in de technologieën, de werkmethoden en de systemen waarover wij dan praten. Meermalen wordt er in de schriftelijke ronde naar verwezen, maar op dit moment ontbreekt mij het inzicht welke kant het op gaat en welke andere ontwikkelingen wij voor de toekomst kunnen verwachten dan wij op dit moment kennen, zoals de virtuele lijfvisitatie.

De verandering in de wetgeving van de fiscale naar de niet-fiscale taken is een ander punt van aandacht. De nieuwe douanewet laat zien dat de douane als specifiek deskundige dienst inzake het internationale goederenverkeer steeds meer als een belangrijke speler wordt gezien bij het waarborgen van de fysieke bescherming van onze samenleving. In welke mate zal het douanestelsel gedomineerd gaan worden door onder andere het thema veiligheid? Op onze vragen hierover antwoordt de staatssecretaris dat dit niet gedomineerd zal worden. Hij geeft echter ook aan dat de taken van de douane in de afgelopen decennia geleidelijk zijn verschoven in de richting van de fysieke bescherming van onze samenleving en dat deze tendens zich lijkt voort te zetten. Deze twee antwoorden lijken elkaar enigszins te bijten. Ik krijg ook graag een nadere reactie van de staatssecretaris op dit punt.

Andere collega's hebben al vragen gesteld en hun zorgen geuit, zowel in de schriftelijke vragenronde als in deze plenaire zaal, over de verregaande bevoegdheden van de douane bij de controle van goederen, het binnentreden van ruimtes en de lijfvisitatie. Deze bevoegdheden zijn inmiddels gemeengoed, aldus de staatssecretaris. Waarom, nog los van de wijze waarop de douane ermee omgaat, is het specifiek de douane? Waarom heeft de douane deze rechten of bevoegdheden wel en andere diensten niet? Ik krijg een nadere reactie van de staatssecretaris op dit punt.

Lijfvisitatie is een verregaande maatregel die niet lichtzinnig opgevat mag worden. Ook op dit punt hebben wij aan de staatssecretaris schriftelijke vragen gesteld. Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de vragen van de heer Kortenhorst op dit punt. In hoeverre weet de burger welke bevoegdheden of rechten hij zelf heeft bij lijfvisitatie. Is hij of zij daarvan op de hoogte?

Wij hebben inderdaad ook vragen gesteld naar aanleiding van de aanpassingswet. De heer Weekers vroeg er ook naar. In antwoorden op vragen van de Partij van de Arbeid op dit punt heb ik ook gevraagd wanneer de uitkomsten van een studie van de absolute competenties van de rechterlijke macht beschikbaar zouden zijn. Daarbij kregen wij de losse opmerking dat die ergens in de loop van 2008 beschikbaar zouden zijn. Kan de staatssecretaris hier specifieker op ingaan?

Ik begon mijn betoog met de opmerking dat ik nog onvoldoende zicht heb op de administratieve lasten. Ik heb behoefte aan een toezegging van de staatssecretaris dat duidelijk wordt gemaakt wanneer wij meer zicht krijgen op de administratieve lasten en dat de Kamer – ik denk namelijk dat meer collega's er wel behoefte aan hebben – daarover geïnformeerd kan worden.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 11.22 uur tot 12.45 uur geschorst.

De voorzitter:

Ontvangen is een bericht van het overlijden op 13 januari jongstleden van het oud-lid van de Tweede Kamer de heer Frans Moor. De heer Moor was lid van de Kamer voor de fractie van de PvdA van 15 september 1977 tot 1 oktober 1991. Namens de Kamer heb ik een bericht van deelneming aan de familie gezonden.

Op de tafel van de griffier ligt een lijst van ingekomen stukken. Op die lijst staan voorstellen voor de behandeling van deze stukken. Als voor het einde van de vergadering daartegen geen bezwaar is gemaakt, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven