Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Uitbreiding en wijziging van de Wet milieubeheer in verband met de uitvoering van EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH) en de overheveling van de bepalingen van de Wet milieugevaarlijke stoffen naar de Wet milieubeheer, alsmede daarmee samenhangende wijzigingen van andere wetten (Uitvoeringswet EG-verordening registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen (REACH)) (30600).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Mevrouw de voorzitter. Wij spreken vandaag over het wetsvoorstel tot invoering in Nederland van de Europese afspraken over registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen. Dit is een hele mond vol. De officiële afkorting REACH ligt wat gemakkelijker in de mond en ik zal die verder gebruiken.

Tot nu toe hadden veel landen een eigen systeem voor de registratie en toelating van chemische stoffen waardoor kennisuitwisseling tussen landen over en weer ontbrak. Op dit terrein bestaan er bovendien al zo'n 60 Europese richtlijnen en verordeningen. Die wirwar van regelingen brengt risico's met zich mee voor de gezondheid, de veiligheid en het milieu. Mijn fractie stemt dan ook in met het principe van REACH om hier meer lijn in te brengen en om tot een systeem te komen. Ik wil nog wel enkele kanttekeningen maken.

Een punt van zorg is vooral dat de administratieve lasten voor het bedrijfsleven eerst zullen toenemen. De VVD heeft zowel in het Europees als in het Nederlandse parlement gehamerd op het beperken van de bureaucratie. Ook andere partijen en mensen hebben hierop gehamerd, maar het huidige voorstel heeft nog steeds een hoog bureaucratisch gehalte, te meer omdat de regelgeving nogal detaillistisch is. Bedrijven moeten veel doen en gegevens lang bewaren. Ik maak mij extra zorgen over de kosten voor het midden- en kleinbedrijf. Dat de verordening gedetailleerd is, blijkt wel uit het feit dat er in het Europees Parlement meer dan 300 amendementen zijn ingediend. Ik ga ervan uit dat het vandaag niet zo ver komt.

Er wordt een agentschap ingesteld met ongeveer 450 werknemers. De VVD-fractie vindt dit erg veel. Natuurlijk moet het agentschap over grote deskundigheid kunnen beschikken, maar je moet ervoor oppassen dat dit ontaardt in werk zoeken. Ik ben verder benieuwd naar de verhouding tussen dit agentschap dat naar verluidt in Helsinki wordt gevestigd, en de huidige inspectie van VROM.

Kortom, ik zie de baten van dit voorstel, namelijk een verbetering van gezondheid, veiligheid en milieu, maar ik maak mij zorgen over de administratieve lasten ervan. Mijn fractie zal de werking van de regeling dan ook nauwlettend volgen. Deelt de staatssecretaris deze zorg?

De afgelopen maanden is er in Europa veel gesproken over deze verordening. Ik ga er dan ook van uit dat de voorliggende regelgeving overeenkomt met hetgeen in Brussel is vastgesteld en dat het karakter van de algemene maatregelen van bestuur hiermee overeenstemt. Mijn fractie wil geen kop op de regelgeving en zal dat nauwlettend nagaan. Kan de staatssecretaris bevestigen dat deze regelgeving overeenstemt met wat is afgesproken? Het was gisteravond voor mij te laat om na te gaan of al die komma's precies klopten.

Wij spreken vandaag over een belangrijk stuk Europese regelgeving. Voor het level playing field is het evenwel van belang hoe het in andere handelsblokken gaat. Is er bijvoorbeeld ook een dergelijk systeem in Amerika of Azië?

De voorzitter:

Het woord is aan de heer Jules Kortenhorst, die zijn maidenspeech zal houden.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Vandaag draag ik bij mij een brief die uw voorganger, Kamervoorzitter Leonard Kortenhorst, in 1951 schreef. In die brief vraagt hij zijn neef, mijn vader, te overwegen zich kandidaat te stellen voor de kieslijst van de KVP voor de Tweede Kamer. Mijn vader deed dit niet. Hij koos ervoor, leiding te geven in de ziekenhuiswereld op zijn unieke, eigen manier. In die rol, en als mijn vader, is hij voor mij altijd een inspirerend voorbeeld geweest van dienend leiderschap. Vandaag mag ik hier mijn maidenspeech houden. Het is een mooie klus en een uitdaging om in de komende vier jaar dienstbaar aan de publieke zaak te zijn. Ik hoop dat ik niet alleen inhoudelijk aan het werk van de Kamer mag bijdragen, maar dat daarbij ook die toon van dienstbaarheid voortdurend zal doorklinken.

Voorzitter. De REACH-verordening betekent een belangrijk Europees succes. Het gaat om een van de meest complexe en veelomvattende stukken wetgeving van de Europese Unie in de laatste jaren. Deze is ook uniek in de wereld en wordt gezien als model voor wetgeving in andere landen. De verordening, aan de hand waarvan de wetgeving in Nederland tot uitvoering komt, is het resultaat van een uitgebreid debat en scherpe onderhandelingen tussen alle betrokken partijen. Daarmee wordt cruciale informatie in kaart gebracht over 30.000 chemische stoffen op de Europese markt. Bovendien worden deze stoffen daarmee gereguleerd. Het eindresultaat biedt een goede balans tussen enerzijds de bescherming van mens, milieu en consument en anderzijds de verhoging van het concurrentievermogen en de innovatiekracht van de Nederlandse en Europese industrie.

Voor deze balans zijn de volgende aspecten van de verordening van belang. De verantwoordelijkheid voor het beheer van en de omgang met chemische stoffen is duidelijk neergelegd bij de industrie. Die verantwoordelijkheid strekt zich zowel upstream als downstream uit door de hele bedrijfsketen. Een afnemer moet de leverancier van een chemische stof bijvoorbeeld informeren over de wijze van gebruik van die stof binnen zijn bedrijf. De leverancier kan vervolgens de noodzakelijke veiligheidsinstructies opstellen en verstrekken. Met name bij afnemers kan het gaan om kleinere bedrijven.

De meest zorgwekkende stoffen zullen onder deze verordening over een tijd vervangen worden door veiligere alternatieven. Tegelijkertijd wordt aandacht besteed aan zorgen vanuit de industrie, een geleidelijke invoering, minimalisering van de bureaucratie en bescherming van vertrouwelijke bedrijfsgegevens. Ook biedt de nieuwe regelgeving meer ruimte voor innovatie en research and development dan momenteel het geval is. Nieuwe en bestaande stoffen vallen immers nu onder hetzelfde regime terwijl stoffen die slechts in kleine hoeveelheden worden geproduceerd of geïmporteerd, vrijgesteld zijn van registratie.

Het voorkomen van onnodige dierproeven als gevolg van REACH verdient aandacht. De verordening is op dit gebied met zorg opgesteld. Vooral het verplicht delen van informatie over resultaten van experimenten tussen bedrijven betekent een belangrijke stap vooruit. Daarnaast is er ook meer ruimte gecreëerd voor vervangende manieren van beoordeling, zoals het gebruik van epidemiologische gegevens en de zogenaamde reader cross van modelanalyses. Toch vraag ik de staatssecretaris om uitdrukkelijk aandacht te houden voor de mogelijkheden om dierproeven verder terug te dringen. Voorts vraag ik hem om het ontwikkelen van alternatieve testmethodes zoveel mogelijk te bevorderen. Het karakter van deze verordening als uitputtende regelgeving met rechtstreekse werking heeft in dit geval de instemming van de CDA-fractie. Het voorkomt dus nationale regels per lidstaat, anders dan daar waar REACH uitdrukkelijk in deze mogelijkheid voorziet. Dit draagt bij tot de consistentie in Europa, die noodzakelijk is voor het vrije verkeer van stoffen. Mijn fractie neemt dus met tevredenheid kennis van het feit dat er geen nationale kop aan deze wetgeving is toegevoegd. Het ontbreken van een nationale kop is belangrijk om ervoor te zorgen dat het Nederlandse bedrijfsleven in dezen geen concurrentienadeel ervaart. Op dezelfde manier is ook een consistente strafrechtelijke handhaving tussen Europese landen van belang voor het zogenaamde level playing field. Hier hebben lidstaten zelf een belangrijke rol.

In de nota naar aanleiding van het verslag heeft de staatssecretaris reeds aangegeven dat Europese coördinatie van de sanctionering zal plaatsvinden door middel van het forum van handhavingsautoriteiten. Voor de CDA-fractie is het van groot belang dat wij ook met betrekking tot dit onderwerp niet roomser dan de paus zullen zijn. Heeft de staatssecretaris inmiddels een beter beeld van de zwaarte van de strafmaatregelen in andere landen? Kan hij de CDA-fractie geruststellen dat op basis van de strafrechtelijke handhaving van REACH in Nederland het level playing field voor ons bedrijfsleven behouden blijft? Graag wil ik een uitdrukkelijke toezegging hieromtrent.

De CDA-fractie blijft van mening dat zij zich een oordeel wil kunnen vormen over de inhoud van AMvB's die met betrekking tot de invoering van de artikelen 9.3.1 en 9.3.2 kunnen worden ingevoerd. Wij hebben kennis genomen van de overwegingen van de staatssecretaris om de voorhangprocedure voor die AMvB's af te raden. De CDA-fractie vraagt hem nogmaals te bezien of in dezen een lichte voorhangprocedure niet toch kan worden toegezegd. Graag zou ik hierop een reactie van de staatssecretaris willen hebben.

Dan kom ik nu op het punt van de implementatieaspecten. Nu de verordening vaststaat, heeft de regering een belangrijke taak in het ondersteunen van een succesvolle implementatie door de Nederlandse industrie. In het verslag heeft de CDA-fractie reeds haar zorg uitgesproken over de onbekendheid met de implicatie van de verordening bij delen van het bedrijfsleven. Met name waar het downstreamgebruikers van chemische stoffen in het midden- en kleinbedrijf betreft, is het mijn indruk dat er nog een substantiële voorlichtingstaak te wachten ligt. Initiatieven zoals de communicatie via de Kamers van Koophandel en brancheorganisaties zijn natuurlijk nuttig, maar zullen zeker niet alle betrokken bedrijven bereiken. De REACH-helpdesk kan in potentie een belangrijke rol spelen, maar dan is betere bekendheid van deze faciliteit noodzakelijk. Graag hoor ik of de staatssecretaris mijn mening deelt en welke nadere maatregel hij kan nemen om met name de REACH-helpdesk beter bekend te maken.

Wij hebben van de zijde van de industrie ook begrepen dat de Europese uitvoeringsrichtlijnen, ook wel REACH Implementation Projects genaamd, nog bij lange na niet gereed zijn. Het is vooral in deze richtlijnen dat samenwerking voor de registratie van een stof tussen bedrijven vorm moet krijgen. Ook andere implementatieaspecten zullen pas op basis van deze richtlijnen duidelijk worden. Voor een goede start van de verordening is het dan ook vereist dat deze RIP's zo spoedig mogelijk beschikbaar zijn. Kan de staatssecretaris mijn fractie op dit gebied geruststellen?

Met het oog op de handhaving heeft de staatssecretaris aangegeven dat dit, net zoals onder de vigerende regelgeving, toe zal vallen aan de VROM-Inspectie, de Voedsel en Waren Autoriteit, de Arbeidsinspectie, de Douane en de justitiële autoriteiten. Het is een lange lijst van instanties. Wij vragen de staatssecretaris erop toe te zien dat de interpretatie van de handhaving van REACH door deze toezichthouders onderling consistent zal plaatsvinden. Daarnaast willen wij de staatssecretaris dringend vragen om van de gelegenheid gebruik te maken om het toezicht eenvoudiger in te richten. Dit sluit aan bij eerdere verzoeken van de CDA-fractie om toezicht in het algemeen eenvoudiger en consistenter te structureren.

Voor de implementatie van de verordening op Europese schaal wordt in Helsinki een Europees REACH-agentschap opgericht. In principe is dit een belangrijk element van de uitvoering. Het agentschap hoeft echter niet uit te groeien tot een kostbare ivoren toren van regulerende Europese bureaucraten. Het is ook uitdrukkelijk van belang dat de registratie fees van het agentschap geen belemmering vormen voor de registratie van de betreffende stoffen. De CDA-fractie verzoekt de staatssecretaris dan ook uitdrukkelijk om de kosten en de groei van dit agentschap kritisch te volgen.

Het is teleurstellend te moeten constateren dat de staatssecretaris voorziet dat de oprichting van het agentschap er niet toe zal leiden dat de handhavingskosten binnen Nederland zullen verminderen. Significante synergiebesparingen van een pan-Europese aanpak lijken dus volledig op te gaan aan additionele kosten verbonden aan de grote aantallen oude stoffen die nu ook geregistreerd gaan worden. Welke stappen kan de staatssecretaris toch nemen om de REACH-gerelateerde kosten in Nederland strak in de hand te houden?

Voorts vraag ik aandacht voor de vervolgstappen. Met REACH wordt een belangrijke stap gezet naar Europese consistentie op het gebied van chemische stoffen. Als volgend stuk van de puzzel hoopt mijn fractie dat ook snel Europese overeenstemming kan worden bereikt op het dossier Globally Harmonized System of Classification and Labelling of Chemicals. Die regeling is namelijk complementair aan de REACH-verordening.

Daarnaast is op Europees niveau over zeven jaar een tussentijdse beoordeling voorzien. Deze evaluatie heeft specifieke doelstellingen, met name op het gebied van de vervanging van de meest gevaarlijke stoffen. De REACH-implementatie die in fases over elf jaar verloopt, is dan al voor meer dan de helft voorbij. Is het niet wijs als de staatssecretaris de Kamer al eerder op de hoogte stelt van de voortgang van de implementatie? Graag ziet de CDA-fractie reeds op korte termijn een eenvoudige voortgangsrapportage over de stand van de implementatie tegemoet.

De voorzitter:

Ik heb de eer om u als eerste te feliciteren met uw maidenspeech. Ik schors nu om de andere leden de gelegenheid te geven, hetzelfde te doen.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Het is mij een groot genoegen om de heer Poppe na jaren van afwezigheid het woord te verlenen.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. Wij spreken hier over de implementatie van een Europese verordening. Aan de verordening zelf kunnen wij niets veranderen, maar wel valt er iets te zeggen over de registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen. Vooral valt hiervan te zeggen dat het lang heeft geduurd. Het is nu al bijna zeven jaar geleden dat wij hierover met toenmalig minister Pronk spraken en dat wij allen vonden dat het zo lang duurde.

In de tussentijd is de oorspronkelijke verordening voor een groot deel uitgekleed. Het is wel de meest geamendeerde, bestreden en aangepaste verordening in de EU geworden, zoals ik heb begrepen. Vooral de lobby van de chemiereuzen heeft er alles aan gedaan om schade en kosten voor zichzelf te beperken. Tegen de wil van een meerderheid van het Europees Parlement kan een groot aantal stoffen die kankerverwekkend, mutageen, toxisch voor de voortplanting en hormoonverstorend zijn nog steeds worden verhandeld, zelfs als er alternatieve en veilige stoffen zijn. In het maandblad Chemie Magazine van deze maand klaagt de chemische industrie erover dat zij voor zeer zorgwekkende stoffen een vervangingsplan moet opstellen. Dat vindt men absoluut niet nodig. Dus als er al sprake zou zijn van vervanging, zal dat naar ik vrees eindeloos gaan duren omdat er geen tijdslimiet of stok achter de deur is.

Over het veel te grote aantal proefdieren dat bij het beoordelen van stoffen wordt gebruikt hebben wij onze kritiek al geuit, in onze schriftelijke inbreng en op alle plaatsen waar dat maar kan. Samen met de dierenbeschermer van het jaar, mevrouw Van Velzen, zal ik daarmee natuurlijk heftig doorgaan.

REACH vervangt meer dan 40 richtlijnen en verordeningen. Op zichzelf is dat een goede zaak, maar het is niet altijd goed.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

De CDA-fractie deelt uw zorgen over dierproeven, maar aan de andere kant hebt u zelf ook het belang aangegeven van deze maatregel met het oog op het welzijn van mensen en de bescherming van onze omgeving. Waarom dan die uiterst kritische opmerkingen over het feit dat er dierproeven plaatsvinden? Hoe brengt u dat in het gerede met uw zorgen over het milieu en de veiligheid van de mens?

De heer Poppe (SP):

Naar ik heb begrepen, gaat het om 11 miljoen dierproeven. Wij weten allemaal dat het er nog veel meer kunnen worden als men langs elkaar heen werkt. Wij pleiten altijd voor het zoeken naar alternatieven voor dierproeven. Inmiddels is men ook zo ver dat daarvoor mogelijkheden zijn. Dierproeven kunnen ook worden beperkt door samenwerking. Ik zie nu juist in deze verordening dat meerdere proeven dubbel worden gedaan, ook vanwege bedrijfsgeheimen. Onze zorg is dat er onnodig te veel dierproeven worden gedaan.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Erkent u niet dat deze verordening er juist op toeziet dat bedrijven gegevens over dierproeven onderling moeten delen om het aantal dierproeven te verminderen?

De heer Poppe (SP):

U hebt gelijk, maar het is de vraag of dat ook gebeurt. Wij zien ook dat de chemielobby heel lang bezig is geweest om hier elementen uit te halen, maar ook om bedrijfsgeheimen zeker te stellen.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Het staat gewoon in de verordening dat men die informatie met elkaar moet delen.

De heer Poppe (SP):

Op papier staat dat er, maar het gaat ons om de praktijk. Ik wijs erop dat het ook in de praktijk zo zal dienen te zijn.

De vervanging van meer dan 40 richtlijnen door deze verordening is een hele heisa, waarbij ook fouten kunnen voorkomen. Op zichzelf is een heldere richtlijn natuurlijk een goede zaak. Wij kunnen dus alleen maar afwachten of de implementatie in de Wet milieubeheer adequaat zal blijken te zijn van de doelstelling van REACH, te weten de bescherming van de gezondheid van mens en milieu.

Mijn grootste zorg betreft de overgangsregeling. De minister gaat daar in de nota niet op in, want de registratieverplichtingen gelden nog niet voor alle stoffen. Deze regeling kan, afhankelijk van het tonnage van de bestaande stoffen, drie, zes of elf jaar bestrijken. Het is dus een lange overgangsregeling, vanaf de inwerkingtreding van de wet en de verordening juli volgend jaar. Kan de staatssecretaris toezeggen dat gedurende deze termijnen de nationale verplichtingen blijven bestaan en worden gehandhaafd?

Nederland was bepaald geen koploper als het gaat om regels rond chemische stoffen. Wat dat betreft is elke vorm van goed georganiseerde registratie, evaluatie en autorisatie van chemische stoffen al winst. Ik wijs in dit verband ook op het beroemde Europese agentschap voor chemische stoffen in Finland. De zorgen over het teveel aan werknemers daar deel ik niet, maar wij moeten wel in de gaten houden dat het agentschap effectief werkt, ten dienste van de veiligheid van de mens en het milieu.

Wij kennen in Nederland de maximaal aanvaardbare blootstelling aan een stof op de werkplek. Dat is de zogenaamde gezondheidskundige advieswaarde, vastgelegd in de MAC-waarde. Het gaat daarbij om stoffen in de lucht. De MAC-waarde wordt beoordeeld op gezondheidskundige advieswaarden en op de technische en economische haalbaarheid. Ook hebben wij chemiekaarten, waarin staat hoe te handelen met een stof als die vrijkomt op de vloer of als ermee wordt gemorst. Ook de gevaren daarvan worden aangegeven. Ik kan niet overzien wat de implementatie van REACH en de overheveling van de Wet milieugevaarlijke stoffen naar de Wet milieubeheer voor gevolgen hebben voor de werkzaamheden van het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen en het vaststellen van de MAC-waarde. Het kan zijn dat er dubbele werkzaamheden gaan plaatsvinden bij het vaststellen van de MAC-waarde. Ziet de staatssecretaris erop toe dat dit niet gebeurt? Kan de staatssecretaris de verzekering geven dat de gegevens die naar voren komen uit de evaluatie van REACH volledig openbaar worden gemaakt? Ook daarmee kun je dubbelingen voorkomen, bijvoorbeeld in de richting van proefdieren. Kan de staatssecretaris garanderen dat die gegevens ook op de diverse websites komen, zodat werknemer en consument de volledige informatie over een stof kunnen krijgen en dat geen sprake is van verstopte plekken, vanwege bedrijfsgeheim?

Van de REACH-verordening in eerste opzet is niet veel overgebleven, juist de op de punten die het welzijn en de veiligheid van arbeiders, consumenten en milieu ten goede komen. Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten geeft in zijn laatste verslag aan dat het wordt geconfronteerd met ernstige gevallen van beroepsziekten, kanker, huidziekten en dergelijke. Ik citeer het centrum: "... door arbeidsomstandigheden die gelet op de huidige regelgeving niet meer zouden mogen voorkomen. Zij doen zich voor aan de onderkant van de arbeidsmarkt, bijvoorbeeld in de schoonmaak en spuitwerkzaamheden, die zich onttrekt aan het zicht van de arbozorg." Er is dus nog veel mis, ook in Nederland. Wordt het met de implementatie van REACH beter, ook aan de onderkant van de markt? Stel dat je als werknemer aangeeft dat je met een bepaalde stof niet wilt werken. Hoe voorkom je dat tegen jou wordt gezegd dat er voor jou tien anderen zijn?

Neemt Nederland als dat nodig is voor de veiligheid van arbeiders, consumenten en het behoud van het milieu verdergaande maatregelen dan die welke vanuit het oogpunt van de uitgeklede verordening strikt noodzakelijk zijn? Kan de staatssecretaris concrete voorbeelden geven? Wij steunen het amendement van de heer Samsom over het uitkleden van de inspraak. Het betrof een eerste aanzet tot inperking. Dat willen wij absoluut niet, want het gaat om grote belangen, onder andere om de gezondheid van de mens.

De verordening ontziet stoffen die binnen het proces blijven, maar doen zich wat dat betreft geen gevaren voor? Moeten die stoffen niet in het systeem worden gebracht, moeten die niet worden aan- en afgevoerd? Zijn er nooit lekkages. Dit doet mij een klein beetje denken aan het asbestdossier. De industrie heeft decennialang volgehouden dat het werken met die stof goed beheersbaar was. Wij zijn nu vele duizenden doden verder, maar gelukkig is er een asbestverbod, hoewel niet mondiaal.

Bestrijdingsmiddelen vallen ook buiten de beoordeling van REACH. Het College voor de Toelating van Bestrijdingsmiddelen beoordeelt de kwaliteit, de werkzaamheid van de stof en de gevolgen voor de gezondheid van de gebruiker en voor het milieu. Het gaat om een samengestelde stof. Als bestrijdingsmiddelen als geregistreerd worden beschouwd, zijn dan alle verplichting van REACH daarop van toepassing? Wat doen wij via REACH met de stof waar het écht om gaat, namelijk de werkzame stof in een bestrijdingsmiddel. Die stof moet immers gemaakt en verwerkt worden. Vallen die werkzame stoffen wél binnen die 1000 zeer zorgwekkende stoffen of niet? En hoe wordt voorkomen dat de verschillende wetten en verordeningen door elkaar gaan lopen? Wordt een en ander zodanig gebundeld dat geen sprake is dubbel ambtelijk werk?

Ik vrees dat het aantal slachtoffers van beroepsaandoeningen en beroepsziekten niet significant afneemt door deze verordening. Ik denk aan huidirritaties, aandoeningen van de luchtwegen, aantasting van het centraal zenuwstelsel, et cetera. Ik heb zojuist al het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten geciteerd.

Kan de staatssecretaris aangeven hoe informatie over schadelijke effecten uit Finland bij de werknemer op de werkvloer terechtkomt? Komen er werkplekinstructiekaarten waarop alle gegevens van REACH te vinden zijn? Blijft er niets geheim? Komt er een voor de leek toegankelijke website? Ik heb een motie voorbereid, maar het hangt van het antwoord af of ik deze ga indienen.

De volumebenadering van REACH spreekt mij helemaal niet aan. De vraag of iets schadelijk is voor de gezondheid, heeft niets met het volume van het product te maken. Een slangenbeet of een prik van een pijlstaartrog kan immers voldoende zijn!

Ik begrijp dat de toepassing van het REACH-systeem begint met stoffen die in de praktijk al risicovol gebleken zijn en beroepsziekten enz. hebben veroorzaakt. Ik vrees dat er een groot aantal jaren verstrijkt voordat REACH wordt uitgebreid. Daardoor kunnen weer meer mensen slachtoffer worden. Ik verwijs naar de lobby van asbestverwerkers. Het heeft 30 jaar geduurd voordat die gevaarlijke stof verboden is. Is de staatssecretaris bereid om de gegevens van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten ter beoordeling voor te leggen aan het Europees agentschap voor chemische stoffen in Finland? Ik wil graag een systeem zoals dat ook bij geneesmiddelen gebruikt wordt: LAREB. Dat systeem registreert bijwerkingen van geneesmiddelen en geeft deze door aan het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen dat indien nodig stappen onderneemt. Ook hier overweeg ik een motie. Als de staatssecretaris zich bij dit idee aansluit, zal ik die motie niet indienen.

Aandoeningen door schadelijke stoffen kunnen alleen voorkomen worden als die stoffen vervangen worden door minder schadelijke stoffen. Dat moge duidelijk zijn! Er zijn ruim honderdduizend chemische stoffen in omloop. In eerste instantie hoeft slechts een handjevol stoffen geëvalueerd te worden. Er zijn er 30.000 geregistreerd waarvan slechts 5000 een evaluatie nodig hebben. Naar schatting zullen slechts 1000 stoffen geen autorisatie krijgen. De rest kan dus geproduceerd en in omloop gebracht worden.

Van de eerste opzet van REACH, te weten in veel grotere mate geen autorisering, geen toestemming, geen markt, is dus heel weinig over gebleven. Dat vinden wij zorgelijk ook voor de verdere ontwikkeling van REACH. Wij vinden het ook zorgelijk dat er zoveel tegenwerking is van de chemische industrie en dat die zoveel effect heeft op de Commissie.

Nederland beschikt over een aanzienlijke productiecapaciteit voor chemische stoffen. Voor wie verder kijkt dan de voordelen van de implementatie van REACH is het resultaat wat mij betreft niet om over te juichen. Deze verordening neemt veel van de verantwoordelijkheden uit handen van de overheden en legt die bij de industrie. Het is weer zo'n echte neoliberale verordening. De verordening is een zeer magere overwinning op de wildwest op de markt voor chemische stoffen. Maar goed, op zijn allerpositiefst gezien – daar doe ik echt mijn best voor – is er nu een kader geschapen dat nog verdere uitbreiding behoeft. Kunt u in ieder geval verzekeren dat, voor zover er nu al betere beschermingsmaatregelen zijn met voorschriften en handhaving, deze in Nederland niet verslechteren en dat stoffen die nu in de praktijk vaak worden geweerd niet vanwege REACH opnieuw in gebruik worden genomen? Welke maatregelen neemt u, als de industrie wel de mogelijkheid aangrijpt om de veiligheid van werknemers verder af te zwakken, vaak met het argument: er is nu concurrentie, het is nu Europees en daarom gaan wij deze stoffen invoeren? Met andere woorden, stelt u veilig dat de verzwakte REACH zeker niet zal leiden tot een slechtere situatie voor de veiligheid van mens en milieu?

Omdat de registratie van stoffen onder REACH pas volgend jaar van start gaat, vraag ik ook dat in de tussentijd alle Nederlandse regels strikt gehandhaafd blijven. Het zou toch schandalig zijn dat de EU voor ons bepaalt dat wij geen betere maatregelen mogen nemen om milieu en mens te beschermen. Willen wij verder gaan, dan mogen de huidige regels niet afgezwakt worden ten opzichte van de REACH-evaluatiegegevens. Welke instanties betrekt de staatssecretaris bij het opstellen van plan van handhaving en controle? Er zijn vele instanties, maar het zou goed zijn om dat te bundelen, want het is nogal een opgave om dat allemaal te controleren en te handhaven.

Wij weten zeker dat wij er nog lang niet zijn met voldoende bescherming, goede informatie en handhaafbare veiligheidsregels voor het werken en op de markt brengen van schadelijke chemische stoffen, chemische verbindingen en chemische producten. Dit voorstel is wat ons betreft op zijn hoogst te zien als een beknot minimumbegin. De staatssecretaris zal straks zijn dossier aan zijn opvolger geven. Ik heb begrepen dat het niet de staatssecretaris zelf zal zijn; misschien ziet wij hem hier terug, maar dat weten wij allemaal natuurlijk nog niet. Mijn laatste vraag is of hij bereid is om dit dossier bovenop de stapel te leggen met het dwingende verzoek dat Nederland het voortouw neemt, onmiddellijk na het aantreden van het nieuwe kabinet, om REACH 2 op te starten?

De voorzitter:

U heeft ons niet teleurgesteld. Het zijn weer ouderwets degelijke spreektijden. Fijn dat u er bent.

De heer Poppe (SP):

Daar zijn wij voor in het parlement: parler.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Bij de tradities van het parlement hoort ook dat wij leden feliciteren die hun maidenspeech hebben gehouden. Ik heet de heer Poppe graag welkom terug in het parlement en wil ook de heer Kortenhorst, die hier voor het eerst spreekt, feliciteren. Hij had het over de lange traditie die zijn familie kent in het publieke domein. Wij hebben in Nederland geen erfopvolging. Wij hebben wel families die het goed doen: de Donnertjes en de Patijntjes. Daar horen nu ook de Kortenhorstjes bij. Het is goed dat het geen erfopvolging is, maar een eigen keuze. U gaf het voorbeeld van uw eigen vader, die de keuze maakte om niet in het parlement te zitten. U heeft die keuze wel gemaakt. Ik hoop dat u hier mooie dingen gaat doen en dat uw grootvader zeer trots op u zal zijn, zeker vanwege uw eerste inbreng. Welkom en heel veel succes.

Na lange discussies in het Europees Parlement en in verschillende lidstaten nadert REACH zijn einde of beter gezegd zijn begin. Dat is zeer belangrijk. REACH zorgt voor een betere bescherming van de volksgezondheid en het milieu. Het wetgevingspakket rondom REACH ligt nu voor en er staat heel veel goeds in. Het bereikte resultaat is destijds met veel moeite tot stand gekomen in het Europees Parlement op het gebied van "een stof, een registratie" en de autorisatie. Er zijn diverse compromissen tot stand gekomen dankzij onder andere initiatiefvoorstellen van de ALDE-fractie, waarvan D66 en de VVD deel uitmaken in samenwerking met de groenen, de sociaaldemocraten en Europees unitair links. Op het gebied van registratie werd overigens ook goed samengewerkt met de christendemocraten in het Europees Parlement. Het vinden van een evenwicht tussen de uiteenlopende belangen die er in dit dossier zijn, was een enorme uitdaging. Enerzijds gaat het om de bescherming van de volksgezondheid en het milieu, maar anderzijds spelen er de gigantische economische belangen. Niet voor niets waren maar liefst negen commissies van het Europees Parlement bezig om een adviesrapport hierover op te stellen. Adviezen die overigens daarna in het definitieve rapport van de Italiaan Sacconi werden meegenomen.

Door het sluiten van compromissen krijg je meestal niet het ideale rapport dat je had willen hebben. Toch is het wel van belang dat wij nu deze regelgeving krijgen. Tegenwoordig vind je op de Europese markt ongeveer honderdduizend chemische stoffen waarvan de overgrote meerderheid nooit is onderzocht op eventuele langetermijneffecten. Het staat echter vast dat ziekten zoals astma, bepaalde vormen van kanker en allergieën vaak mede veroorzaakt worden door de schadelijke chemische stoffen die zich soms in ons dagelijkse leefmilieu bevinden. REACH richt zich op een inventarisatie van al deze stoffen en hun eigenschappen en tegelijkertijd moedigt deze verordening het gebruik van minder schadelijke stoffen aan. Toch vindt D66 het jammer dat stoffen die overduidelijk slecht zijn voor mensen, nog steeds mogen worden toegepast. Het is mooi dat wij ze gaan registreren, maar wij schieten tekort als ze nog steeds mogen worden gebruikt. Het was beter geweest om meer beperkingen aan te leggen en ze in eerste instantie minder te gebruiken. Het is mooi dat er vervanging wordt ingezet, maar dat gebeurt dan wel vaak op het tempo van de chemische industrie. Ik wil niet zeggen dat ik daarin wantrouwen heb, maar het is in ieder geval geen intrinsieke stimulans.

De vraag over de manier waarop de werking van stoffen adequaat moet worden gecontroleerd, is kwestieus. Hoe controleren wij dat er adequaat wordt gecontroleerd? Wij steunen de oprichting van een gecentraliseerd European Chemicals Agency, dat het volledige programma zal coördineren, waarbij nationale instanties het gedetailleerde werk zullen moeten uitvoeren. Het is echter van belang dat die informatie goed bij de Nederlanders en de andere Europeanen terechtkomt. Het is goed om te registreren en hen te informeren over de eventuele risico's, maar de vraag is: hoe actief gebeurt dat? Moeten mensen hier zelf naar vragen? Hoe worden mensen hiervan op de hoogte gesteld? Wij zien graag actieve transparantie, dat wil zeggen dat de informatie naar je toe komt in plaats van dat jij voortdurend op zoek moet naar de informatie. Hoe wil de staatssecretaris dat in Nederland actief vormgeven?

Het punt van de dierproeven hangt hiermee samen. Natuurlijk, dierproeven zijn helaas soms nodig, maar het is van groot belang dat er geen dubbelingen plaatsvinden. Ik vraag ook hierbij om actieve transparantie.

Producten die onder de één ton per jaar worden geproduceerd en producten die niet uit de EU komen, vallen niet onder REACH. Dit compromis bevreemdt ons. Greenpeace heeft uitgerekend dat het gaat om 60% van de producten. Hoe gaan wij de komende jaren voort om ook die producten meer te beschermen? Hoe maken wij dit actief transparant richting werknemers en andere mensen die ermee moeten werken? Het staat niet in de verordening of de wetgeving, maar het is van belang dat mensen daarover worden geïnformeerd, al is het maar om te weten dat er niks over bekend is. Hoe zal dit worden vormgegeven? Hoe kom je er achter dat iets van buiten de EU komt of onder een andere uitzonderingsbepaling valt?

Er is al gesproken over het level playing field. Sommige Nederlandse wetgeving gaat verder dan Europese wetgeving. Wij zijn daar vaak trots op. Het kan heel goed zijn om verder te gaan dan andere landen. Het is goed om haantje de voorste en het slimste jongetje van de klas te zijn als het gaat om de bescherming van mensen. Het mag niet zo zijn dat REACH voor de chemische industrie een aanleiding is om het naar beneden bij te stellen.

D66 vindt het raar dat de inspraak bij de nationale voorbereiding van EU-besluitvorming niet in de wet is geregeld, zeker omdat deze inspraak op Europees niveau nauwelijks is vormgegeven. Wij zouden dat moeten compenseren door het in de Nederlandse implementatie vorm te geven. Het amendement van de heer Samsom zullen wij steunen, te meer daar de staatssecretaris daar aanleiding toe geeft in zijn beantwoording in de nota naar aanleiding van het verslag. Hij stelt dat er op het Europese niveau voorzieningen moeten zijn in inspraakmogelijkheden. Daarmee lijkt hij te erkennen dat die er niet of niet voldoende zijn. Met zijn formulering lokt hij dus uit dat wij het amendement over het nationale niveau steunen.

Tot zover mijn inhoudelijke inbreng. Wij zullen nog wel wat debatten met deze staatssecretaris hebben, maar waarschijnlijk is dit het laatste plenaire debat. Dat stemt wat weemoedig. Het is niet REACH, maar "reach out and touch somebody's hand". Op een aantal punten zijn wij het de afgelopen jaren niet eens geweest. Op andere punten zijn er door het vorige kabinet heel belangrijke, goede dingen gedaan, in goede samenwerking met D66. Ik kijk daar met veel plezier op terug. Het zijn zaken waar het volgende kabinet geen last meer van heeft. Het zijn zaken die gewoon zijn opgelost.

Ik noem de kwestie-Borssele. Het is goed dat de centrale langer open blijft. Het is goed dat het geld vooral aan schone energie wordt besteed. Dat hebben wij toch maar voor onze PvdA-vrienden opgelost.

Het is heel goed het Waddenzeegeld nu wordt besteed aan schone energie. Er is een duurzame oplossing gevonden, mede dankzij het vorige kabinet.

Het is zeer belangrijk dat deze staatssecretaris ervoor heeft gezorgd dat er 900 mln. voor luchtkwaliteit is gekomen. Daarmee heeft hij inhoud gegeven aan wetgeving die onder de PvdA totstandgekomen is. Ook dat hebben wij met het vorige kabinet opgelost. De staatssecretaris mag daar zeker trots op zijn.

Ik wens deze staatssecretaris bij wat hij ook gaat doen soms wat minder lange tenen toe bij confrontaties met bepaalde leden van deze Kamer, maar nog wel een heel lange politieke carrière. Ik wens hem het allerbeste. Ik denk dat wij elkaar nog vaak zullen tegenkomen.

De voorzitter:

Ik dank u voor de aardige woorden aan het adres van de staatssecretaris, die u volgens mij namens vele leden hebt uitgesproken.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Allereerst feliciteer ik de heer Kortenhorst met zijn entree in dit parlement. Ik verheug mij op een mooie samenwerking in de toekomst. Hoewel de constellatie waarin onze fracties met elkaar samenwerken wat anders is dan de afgelopen vier jaar, heb ik er alle vertrouwen in dat het wat dat betreft helemaal goed zal gaan.

Na de afgelopen spannende weken waarin een regeerakkoord werd opgesteld dat inmiddels ook is gepresenteerd, gaan wij nu over tot de orde van de dag. En hoe, namelijk met het wetsvoorstel 30600, om maar even te onderstrepen dat dit parlement noeste wetgevende arbeid verricht tussen alle politieke commotie door. Het wetsvoorstel betreft de implementatie van een stoffenbeleid, een Europese verordening waarmee wij hier eigenlijk niet veel kunnen doen, behalve deze consciëntieus in Nederlandse wetgeving verwerken. Het moet mij overigens wel van het hart dat door de REACH-verordening ten aanzien van alle gevaarlijke stoffen die wij de afgelopen honderd jaar in ons milieu hebben verspreid en nog steeds verspreiden, nu vervanging plaatsvindt door minder gevaarlijke of zelfs ongevaarlijke stoffen. Die bedoeling is een beetje ondergesneeuwd, om niet te zeggen stuk gelobbyd door de chemische industrie in nauwe samenwerking met en medewerking van een paar grote Europese landen.

De vijf letters van REACH dansen mij altijd voor de ogen op het moment dat ik een tranentrekkende brief van het bedrijfsleven lees met een oproep aan de overheid om toch vooral met strengere, uniforme regelgeving te komen. Ik noem de brief die een aantal maanden geleden in NRC Handelsblad werd gepubliceerd. Het eerste wat ik dan denk is: en hoe gingen jullie, CEO's uit het bedrijfsleven, dan om met REACH? Maar wat niet is kan nog komen. Ik hoop dat de komende tijd van samenwerking met het kabinet een betere basis biedt voor samenwerking tussen industrie en overheid op dit punt, al bieden de gisteren door de autolobby in Brussel gedane uitlatingen nu weer niet al te veel hoop voor dat type samenwerking. Maar goed, ik blijf een optimistisch mens.

Wat er van REACH nog over is, moeten wij in ieder geval zo goed mogelijk implementeren. Datgene wat wij zelf op nationaal niveau kunnen verbeteren moeten wij ook zeker niet nalaten. Wat dat betreft heb ik nog wel drie punten van zorg.

REACH werkt met enorm lange overgangstermijnen, ook weer een resultaat waar de chemische industrie trots op kan zijn, maar waarbij wij met z'n allen met de gebakken peren blijven zitten. Die termijnen kunnen oplopen tot elf jaar om de industrie een lange periode te geven om te kunnen voldoen aan de registratie-eisen en dergelijke. Aangezien de Wet milieugevaarlijke stoffen nu wordt ingetrokken ontstaat er dus in theorie een vacuüm voor bepaalde stoffen. Nu is dat in de nota naar aanleiding van het verslag wel enigszins opgelost, maar ik wil graag van de staatssecretaris een harde garantie dat het echt waterdicht wordt geregeld, zodat wij niet in een vacuüm komen te zitten, een periode waarin voor sommige stoffen dus geen enkele regelgeving geldt. Ik erken dat dit ingewikkeld is, want veel van die termijnen zijn flexibel, maar desalniettemin moeten wij er een oplossing voor vinden. Ik heb geprobeerd daartoe een amendement te maken, maar daarvoor is deze kwestie echt te ingewikkeld. Het is aan het kabinet, in casu deze staatssecretaris om dat op te lossen.

Dan de administratieplicht voor stoffen. Door de registratieplicht vanuit REACH is die administratieplicht min of meer vervallen, maar alles onder de ton valt er nu helemaal buiten en daarvoor geldt dus ook geen administratieplicht meer. Ik heb daar toch een slecht gevoel bij. Het zijn vaak de stoffen die in kleine hoeveelheden worden gemaakt die zo ontzettend gevaarlijk kunnen zijn. Ik deel ook de kritiek op REACH als het gaat om de volumeprioritering in plaats van milieugevaarprioritering. Ik zou niet weten waarom wij die administratieplicht hiervoor niet kunnen handhaven. Fatsoenlijke bedrijven doen dit immers al. Dus een echte uitbreiding van administratieve lasten is het niet, terwijl het wel degelijk belangrijk is om ervoor te zorgen dat bijgehouden wordt waar en in welke hoeveelheden deze heel gevaarlijke stoffen worden gebruikt. Dat kunnen wij gewoon toevoegen, bovenop de verordening van REACH.

Tot slot de rechtsbescherming. Op dat punt heb ik een amendement ingediend waar sommige collega's al heel positief op hebben gereageerd, waarvoor dank. In dat amendement gaat het erom dat wij ook voor gewone burgers inspraak en beroep willen handhaven en niet het kind met het badwater willen weggooien. REACH komt nu over ons heen. Op Europees niveau zijn sommige dingen goed geregeld. Er wordt althans een poging ondernomen om het goed te regelen. Wij kunnen nu echter niet in één klap alle nationale inspraak en beroep wegvegen met het argument dat het soms nu eenmaal snel moet. Dat argument kennen wij, maar dat valt weg tegen het publieke belang van inspraak van personen of belanghebbenden, bijvoorbeeld als het gaat om genetisch gemanipuleerde stoffen of anderszins publiek omstreden producten. Vandaar het amendement. Ik hoor graag een toelichting van de staatssecretaris daarop.

Voorzitter. Als u mij toestaat, wil ik ook even buiten de orde van deze vergadering een woord tot de staatssecretaris richten. Ik kan mij namelijk niet aan de indruk onttrekken dat dit het laatste plenaire debat is dat u en ik, althans in deze constellatie, met elkaar zullen hebben. Als ik zo de stoelen in het vak van het CDA zie, vermoed ik dat er nog wel eens heel andere constellatie tussen u en mijzelf kan ontstaan. Dat vervult mij toch met enige weemoed. Ik ga niet ophalen hoe wij tegenover elkaar hebben gestaan, maar ik kan u verzekeren: dat was altijd met de beste bedoelingen. Als dat niet goed is over gekomen, spijt mij dat.

Ik wil graag eindigen met een korte limerick, die ik heb geschreven in de spreektijd van de heer Van der Ham. Ik dank hem dan ook dat hij er nog een paar minuten aan toevoegde, want toen kon ik hem af maken. Het gedichtje voor de heer Van Geel heet "Te vroeg".

  • Een fietser uit Brabant, die niet de ministersnaam droeg

  • zat in een regering die niet groen was genoeg

  • desondanks ging hij ervoor

  • sloeg zich dapper erdoor

  • Van Geel was best groen, maar hij kwam vier jaar te vroeg.

De voorzitter:

Ik vind het toch aardig dat u dit allemaal doet. Dat is een voorbeeld van omgangsvormen zoals ik die in deze Kamer buitengewoon graag zie.

De heer Madlener (PVV):

Ik zou bijna vragen wat de heer Samsom straks gaat doen. Daar ben ik toch wel erg benieuwd naar.

Voorzitter. Wij zijn niet voor een Europese politieke unie, maar wel voor goede economische samenwerking, een economische unie dus. Wij hebben kunnen lezen dat hier sprake is van een lastenverzwaring voor het bedrijfsleven. Mijn eerste vraag aan de staatssecretaris is dan ook welke andere regels er gelijktijdig worden geschrapt, zodat er per saldo sprake is van een administratieve lastenverlichting. Ik meen namelijk dat dat de inzet is van het huidige kabinet.

In aansluiting op de vragen van andere fracties over een gat welke mogelijk zou kunnen vallen tussen REACH en onze nationale wetgeving, wil ik de andere kant op redeneren en de staatssecretaris vragen wat de overlap is tussen beide regelgevingen. Het kan lastig voor een bedrijf als men niet weet of men aan de Europese of de nationale regelgeving moet voldoen, of aan beide. Ik zeg dit ook in verband met de administratieve lastenverzwaring, die wij toch zo veel mogelijk moeten beperken.

Mijn volgende vraag betreft de brandstoffen. Ik heb niet kunnen vinden of brandstoffen uitgezonderd zijn van deze regeling, maar ik neem aan van wel. Ik hoor daar graag een bevestiging van de staatssecretaris.

Waarom heeft Nederland strengere bepalingen voor creosootolie, pentachloorfenol en kortketenige chloorparaffines? Heeft ieder land van dergelijke uitzonderingen? Waarom is dat voor een Nederlander anders dan voor een Duitser of een Belg? Wat is daar de reden van? Kunnen wij dat niet voorkomen? Anders zou de doelstelling van deze wetgeving toch teniet worden gedaan.

De heer Van der Ham (D66):

Ik zou niet zomaar uit mijn hoofd weten wat de werking van die stof is, maar ik ga ervan uit dat die heel gevaarlijk is. Zou u niet liever willen dat de overheid zegt: wij gaan u, als Nederlander, toch maar iets beter beschermen dan ze in andere landen doen? U bent toch ook van de partij van de veiligheid? Dan bent u daar toch voor?

De heer Madlener (PVV):

Ik ben blij dat u ons de partij van de veiligheid noemt, want dat klopt. Dat staat hoog in ons vaandel. U heeft gelijk. Het is vreemd waarom het voor een Nederlander wel zou gelden, maar voor een Duitser of Belg niet. En omgekeerd zijn er wellicht stoffen die in Duitsland als gevaarlijk worden gekenschetst. Daar wordt misschien hetzelfde gezegd als wij nu doen. Daarom mijn vraag aan de staatssecretaris: hoe kan het dat deze stoffen in Nederland uitgezonderd zijn en er in andere landen wellicht andere stoffen uitgezonderd zijn? Wij zijn als mens toch allen gelijk.

De heer Van der Ham (D66):

Het is wellicht een aardige suggestie om dat wat vaker te zeggen in andere debatten. Ik vraag u nu echter of u vindt dat alle wetgeving gelijk moet zijn. Of vindt u dat wij op het punt van de veiligheid van onze burgers best op andere landen vooruit mogen lopen in wetgeving?

De heer Madlener (PVV):

Ik hoor graag de reden van de uitzonderingen van de staatssecretaris. In een later stadium kan ik dan wellicht de vraag beantwoorden of wij voorop moeten lopen. Ik kan mij niet goed voorstellen dat wij voorop lopen want de Duitsers vinden ongetwijfeld dat zij voorop lopen. Wie de waarheid in pacht heeft, weet ik niet. Ik hoor eerst graag de staatssecretaris daarover.

De heer Poppe (SP):

Ik ruik toch een beetje uit uw bewoordingen dat die uitzonderingen eigenlijk niet moeten worden toegestaan. Weet u waarom stoffen, zoals pentachloorfenol, in Nederland niet meer zijn toegestaan?

De heer Madlener (PVV):

Nee, dat weet ik niet.

De heer Poppe (SP):

Denkt u niet dat daarvoor een goede reden was?

De heer Madlener (PVV):

Ik neem aan dat daar volgens de staatssecretaris een goede reden voor was. Ik vraag hem echter waarom stoffen die om ongetwijfeld goede redenen in het buitenland verboden zijn, niet verboden zijn in Nederland. Waarom gaan wij daar anders mee om dan de Duitsers of de Belgen?

De heer Poppe (SP):

U stelt dus eigenlijk voor om de stoffen die in het buitenland om belangrijke redenen niet zijn toegestaan, in Nederland ook maar niet toe te staan als zij nog toegestaan zijn? Is dat uw voorstel? Moet ik de redenering omdraaien?

De heer Madlener (PVV):

Nogmaals, ik wacht het antwoord van de staatssecretaris af.

De heer Poppe (SP):

Ik vraag het aan u. U maakt hierover een opmerking en u stelt hierover een vraag. U hebt daarvoor een reden.

De heer Madlener (PVV):

Ja. De reden is dat ik mij afvraag waarom een stof in Nederland tot de uitzonderingen behoort en in Duitsland niet. Omgekeerd zijn er stoffen die in Duitsland wellicht tot de uitzonderingen behoren, met goede redenen daarvoor, terwijl zij in Nederland zijn toegestaan. Ik vraag mij af wat de reden daarvoor is. Ik hoor graag de reactie van de staatssecretaris daarop.

De heer Poppe (SP):

Als de reactie van de staatssecretaris luidt dat deze verboden zijn omdat zij gevaarlijk zijn, bijvoorbeeld bij verbrandingsprocessen, dan bent u tevreden? Wilt u dan de Duitse uitzonderingen in Nederland ook uitgezonderd zien?

De heer Madlener (PVV):

Ik deel uw nieuwsgierigheid. Ik ben natuurlijk ook benieuwd naar wat de Duitsers gevaarlijk vinden en waarom dat niet in Nederland wordt uitgezonderd. Ik deel de vragen, maar het blijven vragen: waarom bij ons wel en bij de Duitsers en Belgen niet? Deze regeling is door Europa ontworpen en zou dus uniform moeten zijn. Met allerlei uitzonderingen komt die uniformiteit niet tot uitdrukking. Zijn die uitzonderingen dus echt nodig?

Hoe ziet de staatssecretaris de praktijk van de Europese handhaving voor zich? Wat gebeurt er als een Griekse leverancier verzuimt om stoffen aan te melden? Er vindt natuurlijk allerlei Europese handel plaats waarbij zaken door elkaar lopen. Is de staatssecretaris ervan overtuigd dat die handhaving echt goed geregeld is?

Ik heb ter voorbereiding van dit debat een kort werkbezoek afgelegd aan een meneer die gewerkt heeft met gevaarlijke stoffen. Door de productie van bouwstoffen is die meneer ziek geworden. Ik vraag de staatssecretaris naar zijn mening daarover in het kader van de nieuwe wetgeving. Betekent deze een verbetering voor arbeiders? Hoe gaan wij om met afvalstoffen die worden gebruikt als grondstoffen? Die grondstoffen komen op een gegeven moment weer als afvalstof in het milieu terecht. Is dat wel goed? Hoe kijkt de minister daartegen aan? Ook bij het in een betonnen muur boren door een consument kunnen stoffen vrij komen. Dat lijkt mij geen goede zaak en ik vraag de reactie van de staatssecretaris daarop.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Ik houd mijn bijdrage dit keer kort, in tegenstelling tot al die keren dat ik veel moties in een paar minuten propte. De REACH-verordening is vastgesteld. Wij kunnen alleen nog vragen stellen over de implementatie in de Nederlandse wetgeving. Mijn vragen beperken zich tot het gebruik van dieren voor dierproeven voor de REACH-verordening. Ik moet helaas constateren dat Nederland de afgelopen jaren behoorlijk wat kansen heeft laten liggen op een alternatievenbeleid. Daar is de staatssecretaris niet verantwoordelijk voor. Omdat nu een verordening geïmplementeerd wordt waarvan veel dieren te lijden zullen hebben, vraag ik de staatssecretaris echter welke mogelijkheden hij ziet. Welke plannen heeft hij om de alternatieven voor dierproeven zo veel mogelijk en zo spoedig mogelijk te implementeren? Is hij bereid tot overleg met de minister van VWS over dit punt? In de verkiezingscampagne zijn door verschillende partijen beloften gedaan. Vandaag zijn ook de nodige zorgen geuit. Daaruit concludeer ik dat er grote zorgen bestaan over het grote aantal dierproeven. Ik kan dan ook niet anders dan hier mijn grote teleurstelling uitspreken over het afwijzen van de fracties van CDA en PvdA van mijn motie over een structureel budget voor de validatie van de bestaande alternatieven voor dierproeven. De Kamer heeft kritische geluiden laten horen over het bedrijfsleven dat een zeer succesvolle lobby heeft gevoerd bij de REACH-procedure. De Kamer heeft ook zorgen geuit over de administratieve lasten voor het bedrijfsleven. Er valt echter een win-winsituatie te bereiken met een geconcentreerd validatiebeleid. Daarvoor is een budget nodig. Uiteindelijk winnen zowel dieren als bedrijven erbij. De bedrijven kennen dan immers minder administratieve lasten bij de verplichte dierproeven.

Ik vraag de staatssecretaris wat die alsnog in het kader van alternatieven voor dierproeven kan doen. Ik dank hem daarnaast voor de korte en krachtige samenwerking.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Staatssecretaris Van Geel:

Mevrouw de voorzitter. Ik wil allereerst de heer Kortenhorst welkom heten als collega in deze Kamer. Ik ben mij ervan bewust dat hij zich ervan bewust is dat zijn naam verplichtingen met zich meebrengt. Hij zal die in de komende jaren ongetwijfeld waarmaken.

Ik zal geen uitvoerige beschouwing houden over de achtergrond van het dossier REACH. Wij hebben over de inhoud al vaker tijdens commissievergaderingen gesproken en wij hebben het proces van de totstandkoming kunnen volgen. Een aantal leden heeft al een eindoordeel geformuleerd. Naar mijn mening is er uiteindelijk een redelijk werkbaar compromis bereikt waarmee een grote gezondheidswinst kan worden behaald. In het milieubeleid gaat de aandacht in toenemende mate uit naar de diffuse verspreiding van stoffen in het milieu en de gevolgen daarvan voor bodem, water en de gezondheid van mensen. Deze verordening is een grote stap in de goede richting. Ik vind het nadeel, de kosten, betrekkelijk, omdat de innovaties op dit terrein Europa straks echt voorop zetten in de wereld. Ik kan mij niet voorstellen dat consumenten in Japan of de Verenigde Staten hun gezondheid niet net zo belangrijk vinden en daarom kan dit juist een concurrentievoordeel voor Europese bedrijven opleveren.

De Nederlandse regering heeft zich er wel voor ingezet om de verordening zo praktisch mogelijk te maken voor met name het midden- en kleinbedrijf. Wij hebben hier veel aandacht aan besteed en wij zijn van mening dat de kosten en administratieve lasten beperkt kunnen blijven zonder dat dit ten koste gaat van gezondheid en milieu.

Wij hebben de vertaling van de REACH-verordening naar wetgeving gebaseerd op een aantal uitgangspunten. In de eerste plaats wilden wij zo tijdig mogelijk starten om een tijdige implementatie tot stand te brengen. Ik dank de Kamer voor het feit dat zij dit dossier op voortvarende wijze behandelt.

Het onderscheid tussen REACH en de juridische implementatie was helder. Wij zijn uitgegaan van een een-op-een implementatie van de verordening en dat kan ook niet anders, want dit is een verordening die doorwerkt. Ik vond het verder verstandig om de resterende bepalingen in de Wet milieugevaarlijke stoffen een-op-een over te hevelen naar hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer. Tot slot leken interdepartementale discussies over bevoegdheden en verantwoordelijkheden mij weinig zinvol.

Na deze uitgangspunten kom ik op de punten van zorg die ook door de leden zijn verwoord. Mevrouw Neppérus en de heer Kortenhorst hebben gesproken over de uitvoering, handhaving, administratieve lasten, informatie en de communicatie met burgers en bedrijven. Ik zal eerst op die punten ingaan en dan de nog overgebleven vragen beantwoorden.

Deze implementatie legt geen kop op de regelgeving. Ik vind het verstandig om ervoor te zorgen dat de consument helderheid heeft over de producten die hij koopt en dat hij weet dat de regels uniform zijn in Europa. Dit is van betekenis voor de interne markt, maar ook voor het milieu. Er is gevraagd of de zorgplicht in het wetsvoorstel een kop op de regelgeving is. De zorgplicht, die ook in de Wet milieugevaarlijke stoffen is opgenomen, is opgenomen in hoofdstuk 9 van de Wet milieubeheer om de simpele reden dat er ook nog andere zaken, zoals ggo's, worden overgeheveld naar de Wet milieubeheer. Voor deze zaken geldt de zorgplicht. Als je met zorgplichtbepalingen werkt, hoef je zaken niet al te gedetailleerd te regelen. Dit is buitengewoon efficiënt. Zonder zorgplicht word je gedwongen om zaken tot achter de komma te regelen. Dat is soms buitengewoon verstandig, maar dat is hier niet nodig. Omdat implementatie een op een plaatsvindt, leidt een zorgplicht in dit geval in mijn ogen tot weinig problemen.

Dan kom ik op het punt van de handhaving. Dit is een belangrijk punt. Een en ander kan in Europa wel uniform worden geregeld, maar er kunnen grote verschillen ontstaan met betrekking tot de handhaving. Iedere lidstaat heeft in principe een eigen systematiek van handhaving en rechtspleging. In Europa wordt er veel gediscussieerd over de vraag in hoeverre een en ander op het gebied van milieu en vervoergevaarlijke stoffen verstandig is. Ik erken dat er in principe uiteenlopende interpretaties en handhavingsaanpakken kunnen zijn. Ik vind dat dit zo veel mogelijk moet worden beperkt. Er is nu een forum van handhavingsvertegenwoordigers dat onderdeel uitmaakt van het agentschap om de uitvoerbaarheid en handhaving goed op elkaar af te stemmen, de eenduidigheid van interpretatie te bevorderen en te zorgen dat lidstaten zo min mogelijk uit de pas lopen. Wij zijn ons er zeer van bewust dat dit aandacht behoeft.

De heer Kortenhorst en mevrouw Neppérus hebben gevraagd hoe een en ander in Nederland is geregeld. Het agentschap heeft verantwoordelijkheden, maar Nederland natuurlijk ook. Onder leiding van de VROM-Inspectie willen wij, samen met de andere betrokken toezichthouders, de handhaving van REACH de komende tijd voorbereiden door een heel duidelijk plan van aanpak op te stellen. Deze voorbereiding heeft te maken met de REACH-handhavingsstrategie. Je gaat namelijk niet zomaar handhaven, maar je moet een handhavingsstrategie, een handhavingsorganisatie, een werkprogramma, een handhavingsuitvoeringsonderzoek en dergelijke ontwerpen hebben. Hierbij zullen wij ook de consistentie en de kosten betrekken, omdat dit natuurlijk ook randvoorwaarden zijn. Ik zeg toe dat de Kamer eind dit jaar gedetailleerd zal worden geïnformeerd over de organisatie in Nederland. De betrokkenen moeten zo efficiënt en doelmatig mogelijk samenwerken.

De heer Poppe (SP):

Wij krijgen eind dit jaar een brief over de handhaving. Ik heb ook gevraagd naar het gat dat ertussen zit. Pas volgend jaar wordt het opgetuigd en dan moet het nog op gang komen. Er zal bij wijze van spreken nog een computerprogramma moeten worden geschreven. Kan de staatssecretaris in die brief aangeven hoe hij gaat voorkomen dat er een gat ontstaat en benadrukken dat ook gehandhaafd blijft worden op de oude situatie zo lang er geen nieuwe is?

Staatssecretaris Van Geel:

Er is straks een REACH en dit heeft betrekking op hoe wij het dan gaan doen. Tussentijds blijven alle bestaande restricties ten aanzien van bestaande stoffen natuurlijk bestaan. De rest wordt gewoon overgeheveld. Er valt dus geen gat. De heer Samsom sprak over het ontstaan van een vacuüm. Er ontstaat op dit punt geen vacuüm. Er valt dus niets tussen wal en schip. Overigens gebruik ik dit gezegde de laatste tijd niet veel meer. De Kamer hoeft niet bezorgd te zijn dat er een gat ontstaat, want dat gebeurt niet.

De heer Poppe (SP):

U geeft de garantie dat de bestaande restricties ten aanzien van stoffen niet wijzigen, ook al zouden deze onder REACH bijvoorbeeld onder die tien ton vallen?

Staatssecretaris Van Geel:

De bestaande restricties voor bestaande stoffen blijven onverkort bestaan. Er is dus geen gat op dat terrein.

Ik kom voorts te spreken over de kosten van het agentschap en de hoogte van de fees. Dat punt vereist altijd en overal en dus ook in dit geval veel aandacht. Wij zullen dat uitdrukkelijk onder de aandacht brengen van de Nederlandse vertegenwoordiger in de raad van bestuur van het agentschap. Wij zullen ook, samen met het agentschap, voortdurend toezien op efficiency en doelmatigheid. Ik denk dat de fees als zodanig geen belemmering voor registratie zullen en kunnen zijn. Als een bedrijf niet registreert, mag het een stof niet op de markt brengen. Dit geldt voor iedereen op de markt. De heer Kortenhorst en mevrouw Neppérus hebben terecht gezegd dat het level playing field daardoor voor iedereen gelijk is. Dat is een buitengewoon belangrijk uitgangspunt. Ik wijs er vervolgens op dat het al lang gebruikelijk is om op dit terrein bijdragen te vragen voor zaken als nieuwe stoffen, medicijnen en bestrijdingsmiddelen. Het is dus niets bijzonders. Het is niet discriminatoir en ook niet marktbeschermend.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Dat begrijp ik. De fees kunnen echter toch een belemmering zijn voor registratie, omdat een leverancier of importeur er simpelweg voor kan kiezen om de stof niet meer te leveren. Het kan om kleine volumes gaan, zodat het niet meer de moeite waard is. Vooral voor de bescherming van middelgrote en kleine bedrijven die zijn aangewezen op één leverancier van één specifieke stof, is het wel degelijk van belang om de hoogte van de fees in de gaten te houden.

Staatssecretaris Van Geel:

Dat moet zeker gebeuren. Daarom benadruk ik ook efficiency en doelmatigheid. Ik zie uw punt. Ik zeg echter dat dit niet belemmerend werkt ten aanzien van de onderlinge verhoudingen tussen bedrijven, omdat iedereen op dezelfde wijze wordt behandeld. Dat maakt dat het vrije verkeer en de handel eerlijk en transparant verloopt.

Er is ook gevraagd naar de evaluatie van REACH. Ik denk dat het zinnig is als de regering de Kamer met enige regelmaat rapporteert over de voortgang van de implementatie in Nederland. Ik denk dat deze suggestie van de heer Kortenhorst buitengewoon verstandig is, omdat wij daarmee input kunnen leveren voor de evaluatie op Europees niveau. Wij leren ervan in gemeen overleg met de Kamer. Langzaam maar zeker kunnen wij zien hoe het werkt en wat uiteindelijk onze inbreng moet zijn voor de evaluatie op Europees niveau. Dat zeg ik dus graag toe.

Verscheidene sprekers hebben terecht de aandacht gevraagd voor dierproeven, een groot punt in de discussie van de afgelopen jaren in de Milieuraad en de Concurrentiekrachtraad. In dit dossier is een stevige stap voorwaarts gezet doordat het onnodig en herhaald uitvoeren van dierproeven strafbaar is gesteld, waarvoor nu dus een blokkade is opgeworpen. Ik vind ook dat de alternatieven voor dierproeven moeten worden bevorderd. Ik heb al gezegd dat het Stoffenexpertisecentrum van het RIVM daarbij een centrale rol kan en moet spelen. Wij zullen ook in OECD-verband en anderszins verder meewerken aan de ontwikkeling van alternatieven voor dierproeven. Wij zullen onze inspanning in internationaal verband onverminderd op hoog niveau houden om ervoor te zorgen dat onnodige dierproeven verder worden teruggedrongen. Ik kan aan de verordening zelf natuurlijk niets veranderen, maar ik ben niet helemaal ontevreden dat dit punt uiteindelijk overeind is gebleven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Bij het bedrijfsleven bestaat er heel grote behoefte aan coördinatie. Er zijn wel alternatieven voor dierproeven beschikbaar, maar de acceptatie en validatie daarvan heeft een lange looptijd. Daarvoor is een grote push nodig vanuit de overheid of een ander centraal coördinerend orgaan. Heeft de staatssecretaris in dit dossier daarop de aandacht gericht?

Staatssecretaris Van Geel:

Het zojuist genoemde Stoffenexpertisecentrum van het RIVM moet deze rol vervullen en heeft ook die opdracht gekregen, om de kennis van bedrijven en anderen te stimuleren als het gaat om het beperken van dierproeven.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Is het RIVM daarvoor toegerust? Alle signalen wijzen erop dat er structureel te weinig budget is om hiermee voortvarend aan de slag te gaan.

Staatssecretaris Van Geel:

Ik zal dit aandachtspunt meenemen in het overdrachtsdossier. Ik kan dit niet beoordelen aangezien ik geen signaal heb gekregen dat het budget op dit punt ontoereikend is.

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Als u moet constateren dat dit budget onvoldoende is, bent u dan bereid om op dit punt maatregelen te nemen?

Staatssecretaris Van Geel:

Een bewindsman kan bijna niet meer demissionair zijn dan ik op dit moment, maar er is continuïteit van bestuur. Ik zal dit punt meenemen.

De heer Van der Ham (D66):

In Nederland zit het hart wat dierproeven betreft op de juiste plaats. Ik zie met vertrouwen tegemoet dat er geen dubbelingen optreden, maar ik kan mij voorstellen dat in andere delen van de Europese Unie het gevoelde belang van goed omgaan met dieren toch anders ligt, zeker in de zuidelijke lidstaten. Dat zien wij in allerlei andere dossiers ook. De staatssecretaris zegt terecht dat het de bedoeling van REACH is dat er geen dubbelingen optreden en dat er wordt gehandhaafd, maar in hoeverre gaat de Nederlandse regering andere lidstaten er actief op aanspreken dat zij ook daadwerkelijk handhaven? Het gaat hier immers om een internationale markt.

Staatssecretaris Van Geel:

Met het genoemde forum binnen het agentschap in Helsinki willen wij juist de handhaving en de prioritering aanpakken. Anderzijds is er een OECD-testrichtlijnenprogramma. Actieve participatie daarbij van de Nederlandse regering, maar ook van ngo's en het bedrijfsleven, is heel belangrijk, omdat dit te maken heeft met de internationale dimensie, naast datgene wat wij in Nederland doen.

De heer Van der Ham (D66):

Heeft de staatssecretaris zorgen over de manier waarop andere landen over dierproeven spreken? Wat de wetgeving betreft, lopen wij voorop in Europa. Daar ben ik heel blij om, maar dit betekent dat andere landen achterlopen in de gedachtegang.

Staatssecretaris Van Geel:

Daarover wil ik geen oordeel vellen. Bij het REACH-dossier heb ik overigens geen cesuur gezien tussen zuid en noord, maar veeleer tussen grote en kleinere lidstaten, zoals de heer Samsom ook al zei. Ik zie niet minder aandacht voor dierproeven naarmate men zuidelijker komt.

De heer Poppe (SP):

Met het oog op dierproeven heb ik gepleit voor volledige openheid van gegevens. Een heleboel chemische stoffen bestaan uit chemische verbindingen die wel eens in verschillende stoffen kunnen zitten. Als daar geen openheid over is, is de kans aanwezig op dubbelingen bij het onderzoek naar specifieke stoffen.

Staatssecretaris Van Geel:

Bij de beoordeling van de REACH-dossiers is voor werknemers voorzien in maximale transparantie, tenzij sprake is van bijzondere bedrijfsbelangen. Over het laatste is lang gesproken, maar het vertrekpunt is alle openheid voor de gehele keten, tot en met de informatie die aan werknemers moet worden verstrekt over het karakter van de stoffen waarmee zij omgaan. Er is dus sprake van een heel stevige openheid, mede geïnspireerd door de verdragen van Aarhus. Het was tevens de bedoeling, door de verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het beleid bij het bedrijfsleven te leggen, dat een countervailing power zou ontstaan bij het publiek, gericht op openbaarheid. Die formule is de basis van REACH en die wordt zeer gewaardeerd. Openheid is dus het vertrekpunt.

Dan de communicatie en voorlichting. Wij hebben inmiddels een groot aantal acties ondernomen en er worden nog acties ondernomen om te komen tot een versterking van de communicatie en voorlichting de komende tijd. Begin dit jaar is de helpdesk gestart. De voorlichting over REACH verloopt via de brancheorganisaties. Op 14 maart wordt een grote voorlichtingsbijeenkomst gehouden voor alle brancheorganisaties en Kamers van Koophandel. De bewindslieden zullen rond juni allerlei bezoeken brengen en allerlei activiteiten ondernemen rondom de inwerkingtreding van de REACH-verordening op 1 juni van dit jaar. De ministeries van VROM en EZ zullen diverse presentaties geven voor brancheorganisaties, Kamers van Koophandel en andere organisaties. Vervolgens wordt medio dit jaar ook geëvalueerd of de voorlichtingsinspanningen in de richting van de verschillende bedrijven hebben gewerkt. Als daaruit blijkt dat het onvoldoende is geweest, worden aanvullende activiteiten ondernomen om het kennisniveau van vooral de mkb-bedrijven op peil te brengen.

De heer Poppe (SP):

Ik vertrouw het niet helemaal als bedrijven voorlichting gaan geven. Gezien de geschiedenis met chemische stoffen is enig wantrouwen op zijn plaats.

De staatssecretaris spreekt over bijzondere omstandigheden bij de maximale openheid, maar dat is een rekbaar begrip, ook gelet op de lobby van de industrie richting Europa als het gaat om dit onderwerp. Kan de staatssecretaris omschrijven hoe beperkt die bijzondere omstandigheden zijn? De Arbeidsomstandighedenwet speelt ook een rol bij de verplichte voorlichting. Ik ga ervan uit dat de wetgeving de bedrijven verplicht om vooral over de met name genoemde stoffen volledige openheid te verstrekken in de richting van hun werknemers en, als het om producten gaat, ook naar de consumenten. Er mag geen sprake zijn van vrijblijvendheid bij het bedrijfsleven wat dit betreft, want dan kan het voorkomen dat ze slechts die informatie geven die hen goed uitkomt.

Staatssecretaris Van Geel:

Bedrijven verrichten research met het oog op continuïteit van het bedrijf. Die inspanningen zijn uniek en beïnvloeden het concurrentieel vermogen van een bedrijf. Daarom willen wij veel research en innovatie. Als dat ertoe leidt dat essentiële informatie over dierproeven niet verstrekt wordt, is er natuurlijk sprake van een bepaalde spanning. Er is getracht een balans te vinden tussen die twee elementen. Met de formulering "transparant, tenzij" wordt aangegeven dat bijzondere omstandigheden die te maken hebben met bedrijfsgeheimen et cetera, een legitieme overweging kunnen zijn om het niet te doen. De komende tijd zal uit de jurisprudentie moeten blijken waar die grens precies ligt. Op dit moment kunnen wij dat niet tot in detail aangeven. Uit de REACH-verordening blijkt dat transparantie belangrijk is en redelijk goed gewaarborgd is.

Ik heb aangegeven dat de hele beoordelingsketen van een bepaalde stof transparant is. Alle informatie moet worden doorgegeven in de keten. Dat is een punt waarvoor ik zeker aandacht zal vragen, ook in de verdere communicatie. Het feit dat de informatie verplicht aanwezig is, is inderdaad iets anders dan dat die daadwerkelijk actief verspreid wordt. Dat ben ik met de heer Poppe eens. Ik zal zeker nagaan of dit voldoende gebeurt.

De heer Poppe (SP):

Op dit moment is sprake van een actieve vorm van informatieverstrekking op de werkvloer. Ik wil dat die gehandhaafd blijft en dat de industrie zich niet kan beroepen op de nieuwe regeling om die informatie níét meer te verstrekken. Wordt de arbowetgeving zo nodig aangepast om er zeker van te zijn dat de informatie op de werkplek komt?

Staatssecretaris Van Geel:

REACH is complementair aan alle regelingen die er al zijn. REACH zorgt niet voor gaten in de dossiers.

Voordat er misverstanden ontstaan over de randvoorwaarden voor openbaarmaking van de informatie, citeer ik uit een publicatieblad van de Europese Unie. Het betreft artikel 118: Toegang tot informatie.

  • "2. Openbaarmaking van de volgende informatie wordt normaliter geacht de bescherming van de belangen van de betrokkene in gevaar te brengen:

  • a. bijzonderheden betreffende de volledige samenstelling van een preparaat;

  • b. onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 6, en artikel 64, lid 2, het precieze gebruik, de precieze functie of de precieze toepassing van een stof of preparaat, met inbegrip van informatie over het precieze gebruik als tussenproduct;

  • c. de precieze hoeveelheid van de stof of het preparaat die wordt vervaardigd of in de handel wordt gebracht."

In dit artikel wordt het geheim van de smid een beetje beschermd als het gaat om de onderlinge verhoudingen en het precieze karakter van de stoffen. Volgens mij moet u denken aan coca-cola; wij weten wat erin zit maar wij kunnen het niet precies achterhalen. Overigens lijkt mij deze vergelijking niet helemaal gepast.

De heer Kortenhorst vroeg naar de RIP's. Ik ben niet zo pessimistisch als hij. De REACH helpdesk zal ervoor zorgen dat de resultaten van REACH implementatieprojecten tijdig beschikbaar komen voor het bedrijfsleven. Dit jaar zullen de meeste richtsnoeren beschikbaar zijn. Ik ga ervan uit dat, als REACH per 1 juni 2008 in zijn volle omvang geldt, wij ons geen grote zorgen hoeven te maken. Nogmaals, wij zullen er bij de REACH-helpdesk voldoende achteraan zitten om ervoor te zorgen dat ze tijdig beschikbaar zijn.

De heer Kortenhorst vraagt of er niet een lichte voorhangprocedure mogelijk is. Ik heb in het nader verslag al aangegeven dat ik een voorhangprocedure niet zo opportuun achtte voor de AMvB's. Daarvoor had ik twee redenen. De eerste is dat er geen vrijheid, blijheid is om anders te willen dan de verordening. De tweede reden is dat althans de AMvB op grond van artikel 9.3.3, lid 3, een AMvB van tijdelijke aard is. Die zal altijd worden gevolgd door een wetsvoorstel. U kent uw betrokkenheid bij wetsvoorstellen. Daarom heb ik het op deze wijze beantwoord in het verslag. Ik heb al eerder – dat is gebeurd voor uw tijd – met de Kamer gediscussieerd over voor- en nahangprocedures op het gebied van wonen, ruimte en milieu. De achtergrond was dat er nogal wat voor- en nahangprocedures waren. Er is een wetsvoorstel bij de Kamer ingediend waarin dat is geregeld. Daar wordt de discussie gevoerd wat voorhang moet zijn in welke omstandigheden. Ik stel u voor om die discussie in die context te voeren, waarbij wij dat in samenhang bekijken. Een belangrijk uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat zo'n voorhang weinig zin heeft, wanneer wijzigingen louter administratief, procedureel, organisatorisch of technisch zijn, dus eigenlijk een op een implementaties en dergelijke van Europese regelgeving. Nogmaals, dat was de reden waarom ik het zo heb beantwoord in het verslag. Een meer principiële discussie lijkt mij gepast in het kader van de behandeling van het wetsvoorstel, waarbij wij integraal kunnen bekijken in welke gevallen wij tot voorhang moeten overgaan.

Ik heb een aantal vragen van de heer Poppe al behandeld en wil een paar dingen staccato noemen. Zijn eindoordeel over REACH deel ik niet helemaal. "Helemaal niet" vind ik weer overdreven, want ik heb ook steeds wensen gehad in deze discussies. Maar uiteindelijk, ook na amendering door het Europees Parlement, zeker wat het substitutievraagstuk betreft, is er toch winst geboekt. Er is een verstandige balans gezocht. U en ik weten dat het een hele strijd is geweest, jarenlang, ook binnen Nederland, om die balans te zoeken.

De heer Poppe vroeg naar de overgangsregeling: valt er niets tussen wal en schip? Hiervoor geldt het antwoord dat ik in algemene zin heb gegeven. Voor stoffen die worden beoordeeld in het kader van bestrijdingsmiddelen worden de huidige procedures gewoon voortgezet. Er valt dus niets tussen wal en schip.

Hij vroeg voorts naar de MAC-waarde. Er zal geen doublure zijn. Het beoordelen van de actieve stoffen in bestrijdingsmiddelen wordt onder de bestrijdingsmiddelenregels voortgezet. REACH is daaraan voor alle andere stoffen complementair.

Ook vroeg hij om openbaarmaking van de gegevens op de diverse websites. Alle informatie op de website van het agentschap is openbaar. Wij kunnen zelf niets aan die uitzonderingen doen. Dat is duidelijk. Ik heb alleen artikel 118 geformuleerd zoals het in de verordening staat.

Er is gevraagd of wij verdere nationale maatregelen mogen nemen. Dat is heel simpel: dat mag helemaal niet. In een verordening mogen wij geen verdergaande nationale maatregelen treffen. Dat staan REACH en het EU-Verdrag niet toe. Elke verwachting dat wij op dat terrein meer kunnen doen en anders dan in de verordening staat, is daarmee uit de wereld. Soms doen wij wel eens een poging – denk aan de discussies over de verplichte roetfilters – maar dat kan alleen in zeer bijzondere omstandigheden. Hier is volstrekt duidelijk dat het niet mogelijk is.

De heer Poppe (SP):

De staatssecretaris zegt dat REACH complementair is. De strengere regels die wij in Nederland voor bepaalde stoffen hebben ten opzichte van andere lidstaten, kunnen wel blijven bestaan. Dat verschil kan er wel zijn.

Staatssecretaris Van Geel:

Ja, dat kan.

De heer Poppe (SP):

Als dat verschil in regelgeving er wel kan zijn, waarom kunnen wij dan niet vooruitlopen door strengere normen op te leggen dan de verordening toestaat, zoals bij het dossier asbest? Ziet de staatssecretaris dat met mij als een rem?

Staatssecretaris Van Geel:

Je hebt enerzijds de stoffenkant – welke stoffen zitten er in producten – en anderzijds de toepassingskant. Er zijn dossiers, maar dat is iets anders dan bij REACH, waarbij wij de discussie in Europa aangaan over de vraag of het door de Nederlandse omstandigheden wenselijk is dat speciale stoffen in Nederland verboden worden. Laat ik het voorbeeld noemen van de discussies over een aantal bestrijdingsmiddelen en de toepassing van houtverduurzamingsmiddelen. Daarover zijn wij in Europa de strijd aangegaan, omdat de specifieke Nederlandse omstandigheden met veel oppervlaktewater daarom vragen. De uitloging van hout is hier anders en heeft andere effecten op ons milieu dan bijvoorbeeld in een meer terrestrisch land. Over zulke specifieke omstandigheden gaan wij dan de discussie aan. Dat is het geval bij de toepassing. Kortom, dat blijft en dat zullen wij van geval tot geval moeten bezien, maar dat heeft niets te maken met het opnemen van stoffen als zodanig in producten en het gebruik van die stoffen. Het is een gevoelige discussie. Ik heb een aantal herkenbare voorbeelden genoemd waarop wij de discussie met Europa aangaan. Ik denk ook aan de toepassing van roetfilters, omdat de omstandigheden in Nederland zodanig zijn, dat wij de gezondheid belangrijker vinden dan de interne markt.

De heer Poppe (SP):

Dat is mooi. U blijft dus het voortouw nemen, net als bij de roetfilters. Doordrukken!

Staatssecretaris Van Geel:

Niet met deze verordening, want dat kan niet. Als er echter in algemene zin redenen zijn, gebaseerd op de specifieke situatie in Nederland, dan moeten wij blijven vechten voor aanvullende maatregelen.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Ik kom nu in verwarring. Eerst dacht ik begrepen te hebben dat er geen nationale kop kwam. De heer Poppe wil duidelijk wat anders. De staatssecretaris moet mij geruststellen, dat wij niet gaan spreken over koppen in de Nederlandse regelgeving.

Staatssecretaris Van Geel:

Nee, dat kan niet met deze verordening. Ik had een wat meer algemeen debat met de heer Poppe, waarin ik aangaf dat wij in milieuregelgeving wel degelijk proberen op onderdelen, niet zijnde deze verordening, de bijzondere milieuomstandigheden verwerkt te krijgen in Europese regelgeving of ontheffingen.

De heer Poppe vroeg of de Nederlandse regering het voortouw blijft nemen op dit dossier. Als je een volgende stap wilt zetten, moet je een eerste stap gezet hebben. Zo beschouw ik het REACH-dossier. Het is een zeer belangrijke doorbraak om een institutioneel, maar ook juridisch kader te hebben voor de aanpak van stoffen. De komende generatie bestuurders zal steeds invulling geven aan de vraag of de volumes te hoog of te laag zijn, aan nadere lessen die geleerd worden in deze complexe dossiers. Mogelijk blijkt in de toekomst dat wij de grenzen verkeerd hebben vastgesteld. Nederland heeft een heel actieve rol vervuld in dit dossier. Wij hadden aanvankelijk convenanten met het bedrijfsleven willen sluiten, maar werden achterhaald door Europa. Wij konden de stap voorwaarts niet zetten, omdat het bedrijfsleven volgens het tempo van Europa wilde werken. Mijn voorgangers hadden dus wel degelijk ambities, maar die zijn weliswaar niet gesmoord, maar wel enigszins vertraagd door de wens van de Europese chemische industrie om in gezamenlijkheid op te treden. Het geeft aan dat er een traditie van ambities is, zowel in de Nederlandse kabinetten als in het ambtelijk apparaat.

De heer Poppe (SP):

Het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten registreert beroepsziekten, onder andere aan de hand van stoffen. Kunnen de bevindingen van het centrum ter beoordeling worden voorgelegd aan het agentschap, conform de manier waarop het bij geneesmiddelen gaat? Dit kan uitwerking hebben op de nadere beoordeling van stoffen die misschien al geautoriseerd zijn.

Staatssecretaris Van Geel:

Ik kan het effect van een eventuele toezegging niet overzien. Ik zal de vraag van de heer Poppe zo spoedig mogelijk schriftelijk beantwoorden.

Ik heb de heer Poppe al een toezegging gedaan met betrekking tot een actieve rol naast de formele taak die er is om werknemers te informeren

De heer Van der Ham (D66):

Ik zou nog graag antwoord krijgen op mijn specifieke vraag over stoffen die niet geregistreerd worden. Krijgen mensen dan toch te weten dat er niets over bekend is omdat die stoffen onder de uitzonderingsbepalingen vallen?

Staatssecretaris Van Geel:

Dat moet ik even opzoeken. Ik weet nu niet uit mijn hoofd hoe er in communicatieve zin omgegaan wordt met niet-geregistreerde stoffen. Ik zal ook op dat punt ingaan in mijn reeds aan de Kamer toegezegde brief.

De heer Samsom heeft zijn bijdrage geconcentreerd op drie punten. Het eerste is de overgangsperiode. Ik heb al aangegeven dat er geen vacuüm zal ontstaan, omdat de huidige regelgeving ongewijzigd blijft zodat er geen gat valt.

Dan de administratieplicht voor stoffen beneden de één ton. Wij hebben een formalisering gevonden waar de heer Samsom min of meer op aansloeg in de zin van dat het wel zou kunnen. Zoals wij het nu kunnen overzien, zou het niet mogelijk zijn om het anders te doen, tenzij er eventueel een Europese notificatie plaatsvindt. Vooralsnog gaan wij ervan uit dat het niet in Europees verband geharmoniseerd moet worden, tenzij het dus Europees genotificeerd wordt. En ik geef toe dat wij die ruimte wat openlaten in de gekozen formulering.

Vervolgens kom ik te spreken over het amendement van de heer Samsom over inspraak en beroep. Alles wat betrekking heeft op REACH is voor inspraak en beroep vatbaar. Het amendement gaat erover dat er in bestaande situaties reden kan zijn om onverwijld in te grijpen als toch blijkt dat er met stoffen iets mis is. Dan zouden inspraak en beroep een buitengewone belemmering zijn om doelmatig op te treden. Dat heeft betrekking op bestaande zaken waarbij bij nader inzien blijkt dat een vergunning moet worden ingetrokken. Een procedure van inspraak is dan mogelijk in omstandigheden die buitengewoon ongewenst zijn als het gaat om de bescherming van de gezondheid. Dat is de enige achtergrond en het is dus niet bedoeld om inspraak en beroep in algemene zin in te perken, zeker niet met betrekking tot REACH.

De heer Samsom (PvdA):

Hier ontmaskert u mijn wantrouwende blik, want ik had het precies andersom bekeken, namelijk het weghalen van de mogelijkheid van inspraak en beroep bij de introductie van stoffen. U heeft het nu over een direct verbod op stoffen. Heb ik het dus verkeerd gelezen of moet dit gezien worden als een toevoeging die nu als zodanig in de Handelingen wordt opgenomen en daarmee als onderdeel van wetgeving geldt?

Staatssecretaris Van Geel:

Artikel 9.2.2.3, derde lid, geeft aan dat de voorbereidingsprocedure van toepassing is op de vergunningverlening, maar dat in noodsituaties de voorbereidingsprocedure achterwege wordt gelaten. Dat laatste kan alleen maar onder de voorwaarden die in de algemene maatregel van bestuur moeten zijn opgenomen. Ik zal nagaan of die aanvulling expliciet genoeg in de memorie van toelichting is verwoord.

De heer Madlener heeft terecht aangegeven dat het gebruik van stoffen als grondstof of als bouwstof, het immobiliseren van stoffen etc. een complexe aangelegenheid is. Wij moeten ervoor waken dat stoffen uiteindelijk niet weer in het milieu komen. Dat geldt voor REACH en alle stoffen die daarop betrekking hebben, maar ook voor vliegas en andere stoffen. Bij de Kamer ligt nog een wetsvoorstel voor dat te maken heeft met bodembescherming. Daar wordt dit goed in geregeld. Ik hoop dat dit wetsvoorstel redelijk snel behandeld kan worden. Dat geldt ook voor dossiers over omgaan met bodem, bagger en al die stoffen waarbij een relatie is met hergebruik. Ik denk daarom dat deze discussie daar thuishoort.

Ik heb net al aangegeven dat deze discussie buitengewoon van belang is, omdat in milieubeleid in toenemende mate niet de puntbronnen van belang zijn, want die beginnen wij aardig onder controle te krijgen, maar dat de diffuse verspreiding van stoffen in het milieu nog steeds grote problemen oplevert voor het bereiken van onze doelstellingen op het gebied van water en bodem. Ik ontken de vraagpunten dus niet, maar ik verwijs naar de dossiers op die punten in de onderscheiden wetsvoorstellen en beleidsnota's die met de Kamer zijn gesproken of nog zullen worden besproken.

De heer Madlener (PVV):

Een afvalstof, bijvoorbeeld vliegas, dat tot grondstof wordt verwerkt, bijvoorbeeld beton, dat vervolgens tot bouwstof wordt verwerkt, hoort volgens u thuis in het dossier bodembescherming?

Staatssecretaris Van Geel:

Uiteindelijk komen veel van de bouwstoffen weer in de bodem terecht. Het spanningsveld dat wij moeten oplossen is dat hergebruik van bestaande stoffen te prefereren is boven het delven van primaire grondstoffen, zoals grind en zand, dat in een kwetsbare natuur toch grenzen heeft. Hergebruik kan echter een diffuse verontreiniging opleveren. Discussies over de wijze waarop wij daarmee met elkaar omgaan en welke grenzen wij bepalen van wat acceptabel is, ook in termen van kosten en gezondheid, zijn buitengewoon relevant. Die discussies vinden echter plaats in het kader van de nota's, wetten en regels die deels al bij de Kamer voorliggen in een wetsvoorstel dat nog besproken moet worden en deels in beleidsnota's die recentelijk zijn geformuleerd. Dat levert spannende discussies op, omdat er vele waarheden zijn, waardoor een zorgvuldige politieke en maatschappelijke afweging nodig is.

De heer Madlener (PVV):

Ik erken dat het complex is om een hele keten te monitoren. Ik denk echter niet dat het gebruik van bouwstoffen in deze keten, waar allerlei bewerkingen plaatsvinden en menselijke contacten zijn, thuishoort in de Wet bodembescherming, omdat dat het einde van een keten is. In die keten zijn namelijk ook allerlei contacten met mensen, met arbeiders, met consumenten die misschien zelf ook zo'n materiaal bewerken. Het gaat om het toevoegen, het mengen van gevaarlijke stoffen tot bouwstoffen. Ik wil graag antwoord op de vraag of REACH daar verbetering in brengt.

Staatssecretaris Van Geel:

Het gaat om chemische stoffen die gebruikt worden voor producten. Er zijn meer dan 100.000 stoffen. Daar wordt een selectie uit gemaakt, aan de hand van de gevaarseigenschappen en de volumes. Het heeft ook te maken met de prioriteiten die worden gesteld om dat aan te pakken. Daarnaast blijft alle regelgeving, bijvoorbeeld op het gebied van asbest en regelgeving om werknemers te bescherming, overeind. Er valt dus geen gat in de bescherming die nodig is.

Voorzitter. Een aantal leden van de Kamer gaat ervan uit dat ik in deze rol hier voor het laatst sta.

De heer Van der Ham (GroenLinks):

Dat is niet zo?

Staatssecretaris Van Geel:

De toekomst is voor velen in het kabinet ongewis.

Ik heb het debat over de onderwerpen die mij aangaan de afgelopen jaren zeer gewaardeerd. Dat af en toe mijn licht sanguinisch karakter en mijn fijnbesnaard zenuwgestel ertoe leiden dat ik lange tenen heb, erken ik. Ik heb er echter nooit aan getwijfeld dat het u om de inhoud ging, om de bescherming van het milieu. Ik denk dat dat een goede basis is om veel te kunnen vergeten en vergeven en mijn goede herinneringen te bewaren.

De voorzitter:

De staatssecretaris heeft de volgende toezeggingen gedaan.

  • 1. De Kamer wordt eind 2007 geïnformeerd over een plan van aanpak voor de handhavingstrategie in Nederland.

  • 2. De Kamer wordt regelmatig geïnformeerd over de voortgang van de implementatie van REACH. Deze evaluatie geldt als input voor evaluatie op Europees niveau.

  • 3. Er wordt nagegaan op welke wijze het Stoffenexpertisecentrum van het RIVM het coördineren en beoordelen van alternatieven voor dierproeven zal vormgeven.

  • 4. De Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over de relatie tussen de registratie van beroepsziekten en het REACH-systeem.

  • 5. De Kamer wordt schriftelijk geïnformeerd over de communicatie over niet-geregistreerde stoffen.

  • 6. Het wetsvoorstel regelt inspraak bij vergunningverlening. In noodsituaties geldt een uitzondering.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Voorzitter. Veel van mijn vragen zijn beantwoord. Kan de staatssecretaris bij de voortgang van de implementatie ook een inzicht in de kosten verschaffen? Hebben andere continenten vergelijkbare regelingen?

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Voorzitter. Ik ben blij met de toezeggingen van de staatssecretaris over regelmatige dialoog met en informatieverstrekking aan de Kamer over de implementatie. Die zijn van groot belang. Ik ben ook blij dat de staatssecretaris mijn zorgen over kosten en "fees" deelt. Bij het onderwerp van de voorhang bij algemene maatregelen van bestuur spant de staatssecretaris echter het paard achter de wagen door te suggereren om die te behandelen bij het nieuwe voorstel over voorhang en nahang van AMvB's van het ministerie van VROM. Bij de behandeling van die wet hebben wij immers waarschijnlijk de stemming over de voorliggende wet al achter de rug. In die zin blijft er onzekerheid bestaan. Ik begrijp de staatssecretaris als hij zegt dat het gaat om AMvB's die slechts invulling geven aan de implementatie van de verordening. De ruimte van de staatssecretaris daarbij is dus beperkt. De strafrechtelijke handhaving blijft echter een zorgpunt voor mijn fractie. Ik houd dan ook de mogelijkheid in het achterhoofd om een amendement in te dienen voor een lichte voorhang bij de twee AMvB-clausules.

De heer Poppe (SP):

Voorzitter. U hebt de toezeggingen keurig geregistreerd en vervolgens helder en transparant aan de Kamer bekendgemaakt. Toch heb ik nog een paar opmerkingen te maken.

Ik dien een motie in over de arbeidsomstandigheden.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het van groot belang is dat werknemers bekend zijn met alle risicoaspecten van stoffen en daarmee samengestelde producten, waarmee gewerkt moet worden;

overwegende dat door de invoering van de nieuwe wet- en regelgeving met een verplichte autorisatie van vele stoffen, in een afzienbare periode meer gegevens bekend worden over het risico van stoffen;

verzoekt de regering:

  • - te onderzoeken of het noodzakelijk is, de arbowetgeving zodanig aan te passen dat alle gegevens die voortkomen uit de nieuwe wet- en regelgeving, ten aanzien van kennis over chemische stoffen en daarmee samengestelde producten, bij de werknemers op een heldere en doeltreffende manier bekendgemaakt worden;

  • - te onderzoeken of er in de huidige arbowetgeving voldoende rechtszekerheid voor werknemers bestaat om, indien stoffen meer en andere risico's voor de gezondheid met zich brengen dan tot nu toe bekend is, afdoende bescherming te krijgen tegen deze risico's en bij ontbreken daarvan mogelijkheden te krijgen om afdoende veiligheidsmiddelen af te dwingen;

  • - de Kamer over de resultaten ten spoedigste te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10(30600).

De heer Poppe (SP):

Mijn tweede motie behelst een verzoek om de resultatenregistratie van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten te koppelen aan het informatiesysteem van REACH. De staatssecretaris heeft toegezegd dat hij de Kamer hierover een brief zal sturen. Daarom zet ik nu een ongewone stap, die in de toekomst wellicht gewoon zal worden. Ik dien de motie toch in en als zij dan voldoende steun krijgt, zal ik haar aanhouden. Zo heeft de staatssecretaris ook de tekst.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat 5% van het totale aantal meldingen van beroepsziekten door bedrijfsartsen bestaat uit beroepsziekten door stoffen zoals huidaandoeningen, kanker en stoornissen in de voortplanting;

overwegende dat in ruim een op de drie bedrijven werknemers regelmatig werken met gevaarlijke stoffen en een op de vier werknemers regelmatig wordt blootgesteld, en dat dit overeenkomt met ongeveer 1,7 miljoen werknemers;

overwegende dat bijna een derde van de bedrijven waar gevaarlijke stoffen een risico vormen, onvoldoende maatregelen treft om blootstelling tegen te gaan;

overwegende dat het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten in opdracht van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid jaarlijks een signaleringsrapport beroepsziekten opstelt met relevante informatie voor beleid en praktijk;

van mening dat deze kennis en informatie over beroepsziekten zo veel mogelijk nationaal en internationaal bekend moet worden;

verzoekt de regering, de bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten aanwezige kennis over beroepsziekten als gevolg van contact met chemische stoffen te koppelen aan het informatiesysteem van het registratiecentrum in Finland,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11(30600).

De heer Poppe (SP):

Mevrouw de voorzitter. Ik stel voor om deze motie aan te houden tot de staatssecretaris op onze vragen heeft geantwoord.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Poppe stel ik voor, zijn motie (30600, nr. 11) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

De door de heer Poppe geïntroduceerde werkwijze – het aanhouden van zijn motie bij blijk van voldoende ondersteuning – is een nieuw fenomeen. Ik zal nog over deze werkwijze nadenken.

De heer Van der Ham (D66):

Mevrouw de voorzitter. Wij hebben op een aantal punten een toezegging gekregen. De staatssecretaris heeft ons gerustgesteld op het punt van de inspraak. Hij zegt dat het eigenlijk juist omgekeerd is en dat er nog zorgvuldiger te werk zal worden gegaan. Ik ben ook erg blij met de toezegging dat zal worden onderzocht hoe mensen actief kunnen worden geïnformeerd over stoffen die niet geregistreerd worden. De heer Samsom zal zo dadelijk een motie indienen waarin de regering wordt verzocht een notificatieprocedure te starten voor een administratieplicht voor stoffen die door hun omvang buiten de registratieplicht vallen. Ik zou het mooi vinden als Nederland de grenzen van REACH opzoekt.

De staatssecretaris heeft in antwoord op een opmerking van de heer Poppe gezegd dat hij de gedachte van een soort REACH-2, een voortdurende druk op dit proces, zal doorgeven aan een volgend kabinet. Wij zijn hier immers nog lang niet klaar mee. Er komen iedere dag nieuwe producten op de markt en die brengen ongetwijfeld nieuwe uitdagingen met zich mee. Wij zijn zeer positief over de inspanningen van het kabinet op dit punt.

De heer Samsom (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik heb in mijn eerste termijn drie zorgpunten benoemd. In antwoord op het eerste heeft de staatssecretaris een harde toezegging gedaan. Er zullen geen gaten vallen tussen de stoffen die nu in de WMS zijn opgenomen en straks onder REACH vallen. Die harde garantie is in de Handelingen opgenomen en wij gaan daar dus ook onverkort van uit.

Een volgend zorgpunt was de rechtsbescherming. In reactie hierop is mijn wantrouwend karakter weer eens blootgelegd. Ik had dit precies andersom gelezen, maar ook hierover is nu een harde toezegging in de Handelingen opgenomen. Het van de markt halen van stoffen kan ons niet snel genoeg gaan als ze gevaarlijk zijn voor mens en milieu. Ik trek het amendement op stuk nr. 9 hierbij dus in.

De voorzitter:

Het amendement-Samsom (stuk nr. 9) is ingetrokken.

De heer Samsom (PvdA):

Mijn laatste zorgpunt betrof de administratieplicht. Ik beluister uit de woorden van de staatssecretaris dat hij eventueel uit de voeten kan met een notificatieprocedure als daarom wordt gevraagd. Daar vraag ik dan bij dezen om.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

verzoekt de regering, een notificatieprocedure te starten voor een administratieplicht voor stoffen die door hun omvang buiten de registratieplicht vallen, maar door de aard van hun verspreiding wel gevaar kunnen opleveren voor mens en milieu,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom, Van der Ham, Ouwehand en Poppe. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12(30600).

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Ik vraag de heer Samsom om een verduidelijking. In de motie staat "door de aard van hun verspreiding". De beperking in de REACH-verordening dat stoffen tot één ton niet onder de verordening vallen, is mede bedoeld om innovatie en research and development in het bedrijfsleven te stimuleren. Betekent de term "aard van hun verspreiding" dat stoffen die alleen in een laboratorium in R&D-settings terecht komen niet onder een notificatie vallen en dat het gaat om stoffen die aan derden worden verkocht of die op een andere manier in het milieu terecht kunnen komen?

De heer Samsom (PvdA):

Dat is correct. De stoffen die door hun aard in het milieu of onder mensen terecht kunnen komen, waarbij ik ook aan werknemers zoals schilders en dergelijke denk, moeten onder een administratieplicht komen te vallen. Om die administratie­plicht te handhaven, is een notificatieprocedure nodig. Ik kan het niet simpeler maken. Om die reden is de motie ingediend. Ik stem volledig in met hetgeen de heer Kortenhorst zegt; zo is het precies.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Die toevoeging staat niet in de motie, maar wellicht komt er nog een aanvulling. Ik zie echter graag inzicht in de administratieve lasten hiervan.

De heer Samsom (PvdA):

Die stoffen vallen al onder een administratieplicht. De administratieve lasten zullen dus in elk geval niet stijgen. Door de toevoeging van de heer Kortenhorst dalen deze zelfs wat want een aantal stoffen valt er nu buiten. Dat is dus de vooruitgang waar iedereen zijn opvattingen over kan hebben. De admini­stratieplicht en de administratieve lasten nemen niet toe door deze motie.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Dan vraag ik het wel aan de staatssecretaris want ik kan hier geen touw meer aan vastknopen. Wij gaat iets toevoegen en de lasten nemen niet toe. Wellicht kan de staatssecretaris daar in zijn reactie op ingaan.

De heer Samsom (PvdA):

Het hangt er maar vanaf welk referentiekader wordt gehanteerd. Als wordt uitgegaan van geen administratieve lasten, dan wordt er met deze motie logischerwijs wat toegevoegd. Dat is echter om mens en milieu, werknemers en omgeving, te beschermen. Dat is toch een nuttig doel.

Mevrouw Neppérus (VVD):

Het eerste punt is helder en van de rest neem ik kennis.

De heer Madlener (PVV):

Voorzitter. Mijn vraag over de keten van afvalstof tot nieuwe bouwstof sluit aan op een van de moties van de heer Poppe. Ik wacht dus even de reactie van de staatssecretaris af en overweeg die motie te steunen.

Ik heb in eerste termijn twee vragen gesteld die niet beantwoord zijn. Allereerst heb ik gevraagd of brandstoffen al dan niet onder de regeling vallen. Verder heb ik gevraagd hoe de administratieve lastenverzwaring die deze verordening met zich meebrengt, wordt tegengegaan. Welke regels zijn afgeschaft om de administratieve lastenverzwaring te compenseren?

Mevrouw Ouwehand (PvdD):

Voorzitter. Aangezien ook ik een enigszins wantrouwend karakter heb, kom ik terug op de toezegging van de staatssecretaris – waar ik uiteraard wel blij mee ben – dat hij gaat inventariseren op welke wijze het RIVM de coördinatie en de implementatie van alternatieven voor dierproeven gaat aanpakken. Ik wil graag dat de staatssecretaris een termijn aan deze toezegging verbindt. Wellicht kan in de Handelingen de toezegging worden vastgelegd dat er maatregelen zullen volgen als blijkt dat die coördinatie en implementatie onvoldoende blijken te zijn. Hierdoor kan mijn wantrouwen misschien iets worden gesust.

Staatssecretaris Van Geel:

Voorzitter. Mevrouw Neppérus heeft gevraagd om in de voortgangsrapportage, want als zodanig beschouw ik mijn toezegging met betrekking tot de implementatie van REACH, ook aandacht te besteden aan de kosten. Aan dit verzoek zal ik, voor zover mogelijk, graag voldoen. In het overzicht van de voortgang kunnen wij ook de ontwikkelingen die zich internationaal voltrekken betrekken. Soortgelijke ontwikkelingen met betrekking tot de omgang met chemische stoffen zijn er natuurlijk ook mondiaal en in UNEP-verband. In de voortgangsrapportage zal ik de Kamer hierover op de hoogte houden.

Ik dank de heer Kortenhorst voor zijn acceptatie van een aantal overwegingen die ik geformuleerd heb met betrekking tot de evaluatie en de kosten. Ik heb nog een verschil van mening met hem over de eventuele voorhang van een AMvB. Als wij dat nu niet doen, is dat volgens de heer Kortenhorst het paard achter de wagen spannen in verband met de beoordeling van het wetsontwerp over voor- en nahang van VROM-gerelateerde dossiers. Ik denk dat dit niet het geval is. Als de Kamer de wet in dat kader zó formuleert dat deze van toepassing is op dit type, dan verandert daarmee ook het hier voorliggende wetsvoorstel. Het paard wordt niet achter de wagen gespannen, maar op dat moment wordt in samenhang met de overige voor- en nahangprocedures een wetswijziging ingediend die vervolgens automatisch doorwerkt in dit wetsvoorstel. Er is een fundamenteel debat nodig over voorhang en nahang op VROM-dossiers. Nogmaals, ik denk dat het paard niet achter de wagen wordt gespannen.

De tweede motie van de heer Poppe hangt samen met de vraag die ik schriftelijk zal beantwoorden. Ik kan nu moeilijk gaan antwoorden, terwijl ik al toegezegd heb om daar schriftelijk op in te gaan. Ik kan eigenlijk niet tegen de eerste motie over het onderzoek zijn, maar ik moet de heer Poppe wel waarschuwen. In de motie vraagt hij namelijk of ik dat in samenhang wil bekijken en de Kamer hierover wil informeren. Als de heer Poppe ook onder onderzoek verstaat dat ik kort op een rij zet hoe het in elkaar zit en waar eventuele gaten zitten, dan kan dat. Op basis van die informatie kan de Kamer bekijken of zij diepgravender of ander onderzoek wil.

De heer Poppe (SP):

Het antwoord van de staatssecretaris heeft vooral betrekking op het eerste deel van het dictum. Over het tweede deel van het dictum zou hij eigenlijk iets meer moeten zeggen.

Staatssecretaris Van Geel:

Bedoelt u de vraag of de huidige arbowetgeving voldoende rechtszekerheid biedt?

De heer Poppe (SP):

Als uit REACH-onderzoek blijkt dat stoffen waarmee men nu onder bepaalde omstandigheden regulier werkt schadelijker zijn, dan moeten er nieuwe regels komen. Mijn vraag is of de arbowetgeving dan moet worden aangepast.

Staatssecretaris Van Geel:

Wat staat mij of een toekomstig kabinet in de weg om beide elementen bij de beantwoording te betrekken? Ik heb geen problemen met het uitvoeren van de motie.

De heer Poppe (SP):

Als de Kamer de motie aanneemt, dan is de ondersteuning helemaal stevig.

Staatssecretaris Van Geel:

Dit moet natuurlijk in goed overleg met SZW gebeuren, omdat arbowetgeving uiteraard een verantwoordelijkheid is van de staatssecretaris van SZW. Ik zal hierover met hem overleggen.

De heer Van der Ham heeft gevraagd naar de actieve betrokkenheid van de overheid. Ik heb geschetst dat er in Nederland een traditie is dat de overheid een actieve rol vervult in de verdere vormgeving van het beleid op het terrein van chemische stoffen. Naar mijn stellige verwachting zal die traditie worden gecontinueerd, waarbij na een eerste stap altijd een volgende stap volgt.

Over de motie van de heer Samsom heb ik gezegd wat er in technische zin mogelijk is. Hij vraagt om een notificatieprocedure te starten voor een administratieplicht van stoffen. Ik kan niets starten voordat nader is aangeduid wat de aard van de verspreiding van deze stoffen is. Allereerst moet dus worden nagegaan of er aanleiding zou zijn om dit te doen. Als dat het geval is, is er een discussie mogelijk over technische veranderingen middels een notificatieprocedure. Ik lees de motie echter zo dat wij zonder meer een notificatieprocedure zouden moeten starten. Ik wil dan toch eerst wel weten waarover wij hier spreken. Als de heer Samsom bedoelt of er een aanleiding is voor stoffen die door de aard van hun verspreiding wel gevaar kunnen opleveren, verzoek ik hem om zijn motie aan te houden totdat ik een beoordeling heb of die aanleiding er is. Dan volgt naar mijn mening pas de discussie over een notificatieprocedure.

De heer Samsom (PvdA):

Is dit een toezegging van de staatssecretaris dat hij zal bezien of er aanleiding is om daartoe te komen?

Staatssecretaris Van Geel:

Jazeker. Dit is een technisch punt, dat ik met mijn ambtenaren wil doorspreken. Het gaat er dan om of er gevaren zijn die in de Nederlandse situatie aanleiding geven tot maatregelen, zoals dat het geval was bij houtverduurzamingsmiddelen en bij sommige gewasbeschermingsmiddelen. Het antwoord daarop zal ik de Kamer volgende week geven.

De heer Samsom (PvdA):

Dan houd ik mijn motie tot die tijd aan.

De voorzitter:

Op verzoek van de heer Samsom stel ik voor, zijn motie (30600, nr. 12) van de agenda af te voeren.

Daartoe wordt besloten.

De heer Jules Kortenhorst (CDA):

Wil de staatssecretaris daarbij dan ook onderscheid maken tussen stoffen die buiten een laboratoriumsetting in het milieu terecht kunnen komen en stoffen die alleen maar binnen een laboratoriumsetting worden gebruikt, om vooral ook het innovatievermogen van ons bedrijfsleven niet te dwarsbomen?

Staatssecretaris Van Geel:

Dat kan ik uiteraard toezeggen.

De heer Madlener heeft een vraag gesteld over brandstoffen. Het gaat hier om chemische stoffen. Ik kan mij niets voorstellen bij zijn vraag. Misschien is het zinnig dat ik hem de definitie geef van wat precies onder het begrip "chemische stoffen" valt. Hij heeft nog veel meer voorbeelden genoemd van stoffen waarvan ik zonder een bètaopleiding niet precies weet waaronder zij vallen.

De heer Madlener (PVV):

Wij moeten dit ruim zien. Het gaat mij om gangbare brandstoffen, zoals benzine, die ook uit chemische stoffen bestaan. Ik zag die brandstoffen niet op het lijstje met uitzonderingen staan.

Staatssecretaris Van Geel:

Dan kom ik bij de administratieve lasten. Een deel van de winst die wij boeken door te versimpelen, wordt door de volume-uitbreiding weer teniet gedaan. Dat is waar, maar ik heb al aangegeven dat wij er juist alles aan hebben gedaan om ervoor te zorgen dat dit effect voor het midden- en kleinbedrijf zo beperkt mogelijk is. De grenzen zijn ook geformuleerd waarbinnen registratie nodig is. Dat is geïnspireerd door het zoeken naar een goede balans tussen winst voor het milieu en voor de gezondheid van mensen enerzijds en de noodzakelijke maatschappelijke kosten anderzijds. Die balans menen wij te hebben gevonden. Ik heb al eerder gezegd dat dit niet een statische verhouding zal zijn in de komende jaren maar een dynamische, waarbij wij ook te maken zullen krijgen met nieuwe ontwikkelingen. Wij zullen alles doen om via het agentschap in Finland maar ook in onze eigen activiteiten de handhaving zo efficiënt mogelijk aan te pakken. Dat heb ik de heer Kortenhorst al toegezegd.

De heer Madlener (PVV):

Dat was niet mijn vraag. Deze regeling wordt zo efficiënt mogelijk uitgevoerd met zo min mogelijke verzwaring van administratieve lasten voor het bedrijfsleven. De staatssecretaris schrijft echter zelf dat er toch een lastenverzwaring zal optreden. Welke maatregelen heeft hij geschrapt om dat te compenseren? Het motto van de staatssecretaris was toch om één regel in te voeren en twee af te schaffen?

Staatssecretaris Van Geel:

Dat was het motto van een aantal leden van deze Kamer, maar niet van mij. In het nieuwe regeerakkoord staan ook weer ambities op dat terrein, maar de afgelopen periode hebben wij per departement een taakstelling opgelegd gekregen op het punt van de administratievelastenverlichting. De Kamer in de vorige samenstelling heeft steeds naar het saldo gevraagd en zij is daar voortdurend over geïnformeerd. Op het gebied van milieu is sprake van 1,4 mld. aan administratieve lasten. Er ligt nu voor bijna 400 mln. aan besluitvorming voor in deze Kamer als het gaat om die administratieve lasten. Met andere woorden, het saldo is buitengewoon positief. Verzwaringen nemen wij, als die zich voordoen, altijd mee in het saldo. Een en ander is dus meer dan gecompenseerd als wij kijken naar het milieubeleid.

Ik hoop het wantrouwen van mevrouw Ouwehand inmiddels te hebben weggenomen. Ik zal ervoor zorgen dat de houding die ik zojuist heb geformuleerd, wordt gecontinueerd in de volgende periode.

De voorzitter:

Dan noem ik ten slotte de toezeggingen van de staatssecretaris.

In aanvulling op zijn eerste toezegging heeft de staatssecretaris aangegeven dat hij de Kamer eind 2007 een voortgangsrapportage zal zenden over de handhavingstrategie, inclusief internationale ontwikkelingen.

De motie over de arbowetgeving van de heer Poppe zal de staatssecretaris uitvoeren, in overleg met de minister van Sociale Zaken.

Naar aanleiding van de inmiddels aangehouden motie-Samsom heeft de staatssecretaris toegezegd dat de Kamer wordt geïnformeerd of er aanleiding is voor het starten van een notificatieprocedure voor een administratieplicht voor stoffen die door hun omvang buiten de registratieplicht vallen.

De laatste toezegging is dat de Kamer wordt geïnformeerd over de definitie van chemische stoffen, naar aanleiding van de opmerking van de heer Madlener.

Over het wetsvoorstel en de ingediende motie zal aanstaande dinsdag worden gestemd.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De vergadering wordt van 12.42 uur tot 13.30 uur geschorst.

De voorzitter:

De ontvangen brieven en wetsvoorstellen staan op een lijst die op de tafel van de griffier ligt. Op die lijst staan voorstellen over hoe de Kamer deze stukken kan gaan behandelen. Als aan het einde van de vergadering geen bezwaar is gemaakt tegen deze voorstellen, neem ik aan dat daarmee wordt ingestemd.

Naar boven