Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland (30348);

het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Medemblik, Noorder-Koggenland en Wognum (30376).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. De fractie van de Partij van de Arbeid wil de minister bedanken voor het voorleggen van de onderhavige wetsvoorstellen aan de Kamer. Het betreft de herindeling van West-Friesland, een werkelijk wonderschone regio in de Kop van Noord-Holland. Bij een herindeling is het werkelijk van groot belang om goed overleg te hebben met de regio, de gemeenten, de burgers en de bestuurders. Dat hebben wij dan ook vele malen gevoerd, zowel georganiseerd als informeel. Ik hecht eraan om vanaf deze plek mijn dank uit te spreken aan iedereen die hier ook op de publieke tribune zit voor de hartelijke ontvangst, de vele gesprekken en alle inzichten die men mij daar heeft meegegeven. In die dankzegging wil ik ook de provincie betrekken, met name de fractie van de PvdA in de provinciale staten van Noord-Holland. Het was een genoegen om een aantal malen extra in het West-Friese te zijn. Het is een mooi gebied. Ik vond een heel kleine strofe uit de geschiedenis ervan, die ik alle hier aanwezigen niet wil onthouden op deze mooie zomeravond. In de Frankische tijd werd een veel groter gebied, van Texel tot Zeeland, tot West-Friesland gerekend. De naam Holland duikt pas op in 1101. De Friezen bewoonden in de vroege Middeleeuwen een gebied dat zich uitstrekte van Noord-Duitsland via Groningen, Friesland, Noord- en Zuid-Holland tot in België. Medemblik was koninklijke residentie onder koning Radboud. Over een heel klein gedeelte van dat grote imperium praten wij nu.

Na deze inleiding wil ik in wat meer algemene termen reageren op hetgeen vanavond voorligt waarna ik wat specifieker zal ingaan op een aantal punten. Vanmiddag hebben wij het al wat uitgebreider gehad over het beleidskader. Hierdoor is het nu wat minder aan de orde, hetgeen niet wegneemt dat ik ook nu weer de vraag aan de minister wil voorliggen hoe hij de voorliggende voorstellen beoordeelt aan de hand van genoemd beleidskader. In dat beleidskader zijn duurzaamheid en regionale samenhang belangrijke componenten. De minister spreekt ook van restgemeenten. Ik zou dan ook graag van hem willen weten hoe hij beide wetsvoorstellen daaraan heeft getoetst en hoe hij de rol en de positie van de gehele regio West-Friesland ziet. De herindeling in West-Friesland vindt wat versnipperd plaats. De vraag is dan ook wat dit betekent voor de kracht van de regio als geheel. Hoe ziet de minister hierbij de rol van de centrumstad, de centrumfunctie en de voorzieningen voor de regio en de economische motor? Hoe ziet hij de complementaire taken voor het platteland, het groen, de rust en de balans met de recreatie? Kortom, wat is zijn integrale visie op het West-Friese gebied? Dat zegt natuurlijk ook wat over de herindeling als zodanig, waar de vorm de inhoud volgt.

Dan de toetsing aan het beleidskader. Ik wil er geen doekjes om winden: deze herindeling is volgens de fractie van de PvdA uiterst problematisch. Volgens ons past deze niet in het beleidskader. De eerste reden is dat er eigenlijk sprake is van restgemeenten. Enkele gemeenten vallen buiten de boot. Ze zitten klem in de oosthoek. Met wie moeten die straks nog heringedeeld worden? Enkhuizen met Lelystad of Andijk en Vlieland? Zij zitten immers klem en kunnen niet meer weg. De tweede reden waarom dit volgens ons niet past in het herindelingskader, betreft de positie en de ruimteproblematiek van de centrumgemeente Hoorn.

De herindeling is dus niet duurzaam. Het is echt onbegrijpelijk dat wij een dergelijk voorstel aangeboden hebben gekregen. Ik vraag de minister dan ook uitdrukkelijk welk overleg hij daarover met de provincie heeft gehad, hoe hij de rol van de provincie daarin beoordeelt en hoe hij aankijkt tegen de restproblematiek.

Ik begin met dat laatste. Een groot nadeel, naast alle voordelen, van herindeling van onderop is dat zij makkelijker leidt tot restgemeenten. Dat gebeurt zeker als de provincie niet de regierol op zich neemt die zij misschien zou moeten vervullen. Volgens mij is dat hier het geval. Eerder was er een veel consistenter voorstel, maar dat heeft het uiteindelijk niet gehaald in het West-Friese. Daarna zijn een aantal gemeenten rond de tafel gaan zitten, wat heeft geleid tot het huidige voorstel. Aan de noordzijde van West-Friesland blijven Wervershoof, Andijk en Enkhuizen over. Dan hebben wij nog Stede-Broec met eenentwintigduizend inwoners en Drechterland, dat wij vorig jaar hebben heringedeeld. Ten westen blijft dan Opmeer achter met elfduizend inwoners, die toch georiënteerd zijn op en onderdeel uitmaken van het West-Friese.

Wervershoof, Andijk en Enkhuizen hebben inmiddels te kennen gegeven ook te willen herindelen. Dan ontstaan natuurlijk allerlei dilemma's. Om de besluitvorming in de Kamer niet te verstoren en volgens mij ook om burenruzies te voorkomen, was er een soort bestuurlijke afspraak om dit vooral niet te breed te communiceren, vooral door te gaan met de lopende herindeling en later te bezien of aangehaakt zou kunnen worden. Het was echter vooral: stilte, doorgaan en dan wel zien; er niet over praten, ook niet met Den Haag, en dan kan het doorgaan. Ik ben benieuwd of de minister hiervan op de hoogte is, hoe hij dit ziet en of hij hierover overleg heeft gehad met de provincie. In de regio, maar verbazingwekkend genoeg ook bij de provincie leeft de gedachte dat deze herindeling in twee stappen kan: "doe nou eerst dit en dan doen wij daarna dat". Dat is opmerkelijk. Men wil dus over een, twee of drie jaar aanschuiven. Hoe beoordeelt de minister die opvatting, ook in het kader van de duurzaamheid? Dit betekent immers dat de huidige herindelingen opengebroken zouden moeten worden. Daarmee gaat ook een soort tombola gepaard: wie wil nog met wie en wat zijn nog de mogelijkheden? Die mogelijkheden zijn niet groot. Ja, u hoort het goed: "Wie wil met wie?" Zo wordt er op dit moment over gepraat.

Dit uit zich ook in uitspraken waarover ik bezorgd ben. Ik vraag de minister daarom hoe dit proces nu verloopt. Bijvoorbeeld in Wognum, maar ook elders wordt gezegd dat men alvast een gemeentehuis "op de groei" bouwt, want dan kan er nog iemand bij. Om welke groei en om wie gaat het dan? Dit aanschuiven, deze stapsgewijze herindeling, is volgens mij helemaal niet de bedoeling. Over dat belangrijke knelpunt wil ik met de minister van gedachten wisselen.

Ik vraag de minister wat de positie is van de resterende gemeenten. Zij hebben immers geen enkele keus meer. Als zij alleen maar kunnen aanschuiven, hebben zij geen enkele zeggenschap meer over de indeling van West-Friesland, over inrichting, opzet en ambities van de nieuwe gemeenten en bijvoorbeeld over de vraag waar een nieuw gemeentehuis gebouwd moet worden. Zij kunnen aansluiten of overzee gaan herindelen. Wat is de bestuurlijke legitimiteit als wij nu besluiten om hiervoor te stemmen? Daarmee zetten wij de achterblijvende gemeenten immers in de kou en daarmee blokkeren wij een vervolg op een herindeling volledig. Ik leg ook een link naar bestuurlijke vernieuwing: hoe kunnen wij daar nog over praten als wij die gemeenten op deze manier buitenspel zetten?

Hoorn wordt door deze herindeling echt helemaal ingeklemd. Hoorn heeft geen ruimte meer, maar is wel een centrumstad in het West-Friese. De werkgelegenheid daalt en de bevolking neemt toe. Uitgifte van grond is op dit moment absoluut niet meer mogelijk. Het behouden van werkgelegenheid acht ik voor die regio van heel groot belang. Anders zal er alleen maar meer naar Amsterdam worden gependeld. Dat kan niet de bedoeling zijn. West-Friesland moet een vitale economische regio blijven. Jarenlang is er overleg gevoerd tussen Hoorn en Wognum over het bedrijventerrein West-Frisia Noord. Met Wester-Koggenland is gesproken over de ontwikkeling van het bedrijventerrein bij de A7, ofwel de beroemde Jaagweg. Die overleggen hebben echter niet tot overeenstemming geleid. Vervolgens kwam er een rapport van Jan Baas, de burgemeester van Enkhuizen, over de ruimtebehoefte van Hoorn. De inhoud daarvan wordt door een groot deel van de regio bevestigd. Er is slechts één gemeente die dat rapport niet heeft geaccepteerd.

Er is ook een rapport verschenen van Deloitte waarin staat dat de economische groeimogelijkheden van Hoorn momenteel te beperkt zijn en dat dit leidt tot belemmeringen. Wat is de opvatting van de minister over deze rapporten en over de ruimtebehoefte van Hoorn? Dit voorstel houdt in dat Hoorn achterblijft.

De Jaagweg zal wel tot ontwikkeling worden gebracht. Het bijzondere is dat de provincie wat dat betreft het voortouw heeft genomen in plaats van Wester-Koggenland. Laatstgenoemde gemeente wilde dat eerder ook niet. Het probleem van de ruimte van Hoorn zou gedeeltelijk in de regio kunnen worden opgelost. Bijvoorbeeld Wognum heeft uitgesproken dat zij bereid is om woningen te bouwen. Dat is natuurlijk een goede zaak, maar de vraag is wat dit betekent voor de centrumstad. Het is een goed aanbod om woningen te bouwen. Daardoor ontstaat ook een heel gezond grondbedrijf. De vraag is echter wat daarvan de voordelen zijn voor de gemeente Hoorn. Is het financiële profijt van die woningbouw voor de gemeente Hoorn alleen voor Wognum? Zijn daarover bestuurlijke en/of financiële afspraken gemaakt? Zo ja, wat is de hardheid daarvan? Is het naar het oordeel van de minister wenselijk dat de buurgemeente die woningen bouwt of is hij van mening dat de betreffende gemeente die zelf moet bouwen?

In het wetsvoorstel staat dat de fusie goed past binnen de regionale ontwikkelingen. Dat is echter niet juist. De problematiek van Hoorn is gewoonweg buiten de wet gehouden en ook buiten de memorie van toelichting. Hetzelfde geldt voor de positie van de restgemeenten. Tijdens de hoorzitting werden wij daarmee geconfronteerd. Sommigen van ons wisten dat al iets eerder. Daarmee kruipt het voorstel in de voegen van het beleidskader, namelijk op de punten van de planologische ruimtebehoefte, de regionale samenhang en vooral de duurzaamheid.

Ik weet dat de huidige gemeenten al een enorme inzet hebben gepleegd om een en ander voor te bereiden. Ik was ooit gemeentesecretaris en weet dus wat het is om midden in een herindeling te zitten. Ik heb ook meegemaakt dat die als het ware werd stilgezet. Dat knaagt aan je en is een dilemma. Het is begrijpelijk dat iedereen wil dat zijn inspanning wordt beloond en dat die klus wordt geklaard.

Er is een dilemma: men kan doorgaan op de ingeslagen weg. Dan hebben de achterblijvers geen keus meer en dan is de bestuurlijke en de democratische legitimiteit werkelijk in het geding. Dat weegt heel zwaar. Men kan ook kiezen voor het ontwikkelen van een meer consistent, integraal en duurzaam model. Daarna, over een paar jaar, kan men overgaan tot herindeling van de gemeenten.

Een ander dilemma heeft betrekking op de kosten. Er zijn inmiddels uiteraard veel kosten gemaakt om tot deze fase van herindeling te komen. Er moet ook nog veel geld worden uitgegeven aan het optuigen van een nieuw ambtelijk apparaat, een nieuw stadhuis, de wijziging van de naam enzovoorts. Als men nu overgaat tot herindeling en dat over twee jaar weer doet, komen al die kosten weer terug. De volledige procedure moet dan opnieuw worden gevolgd, inclusief die van de inpassing waarmee de ambtelijke organisatie is belast. Dat betekent dat er weer sprake zal zijn van onzekerheid en van een nieuwe cyclus aan kosten. Dat alles valt onder naar binnen gerichte arbeid waarmee een burger en een inwoner niet veel opschieten. Het geven van een afzonderlijke beoordeling van de nieuwe gemeente Koggenland of de gemeente Medemblik is voor mij op dit moment lastig. Het is immers een lastige regionale situatie. Ik heb een amendement ingediend. Ik wil de minister echter verzoeken om zijn voorstel nog eens goed te bekijken en, zeker gezien de problematiek van de restgemeenten en de ruimtebehoefte van Hoorn, met de provincie in overleg te treden.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. De portefeuille bestuurlijke zaken en herindelingen is buitengewoon interessant vanwege de enorme hoeveelheid contacten die je opdoet en omdat je de betrokken gebieden ontzettend goed leert kennen. Dat is ook met West-Friesland het geval. Ik heb er met veel plezier vertoefd. Ik kan dan ook melden dat de mensen uit Berkhout zelfs nog aardig zijn als zij boos zijn. Het was heel erg leuk om er weer eens goed in te duiken.

Voor ons liggen twee voorstellen om tot een herindeling te komen. Dat maakt ons niet erg vrolijk. Als het aan ons lag, had er één regionaal voorstel gelegen waarbij de provincie haar visie zou hebben gegeven over het gehele gebied. Wat ons betreft hadden niet alle herindelingen tegelijkertijd hoeven plaatsvinden. Het zou dan echter duidelijk zijn geweest waar het uiteindelijk met deze regio naar toe gaat. Het probleem waar wij tegen aan lopen, is dat de lijn van de provincie over dit gebied behoorlijk onduidelijk is. Die duidelijkheid is niet groter geworden met de brief van gedeputeerde Moens van hedenochtend.

Voor het voorstel voor samenvoeging van Wester-Koggenland en Obdam tot de gemeente Koggenland is geen alternatief. Het gaat dan ook goed. Er wordt fantastisch gewerkt aan de herindeling. Het ziet ernaar uit dat het een vloeiend proces is dat geheel van onderaf vorm wordt gegeven. Er speelt een discussie bij dit voorstel over de relatie met Hoorn, die zich concentreert op de ontwikkelingen rond de Jaagweg, het regionale industrieterrein. Ik heb lang zitten dubben of het verstandig is om een amendement in te dienen waarin de grond van het industrieterrein in handen komt van de gemeente Hoorn. Ik vind dat op basis van planologische overwegingen niet verstandig. Ik wil echter de zekerheid hebben dat na een "ja" van de Kamer tegen het herindelingsvoorstel de ontwikkelingen even dynamisch ter hand worden genomen als nu het geval is, zoals uit de laatste brieven blijkt. Het mag niet zo zijn dat provincie en gemeenten vervolgens het tempo terugschroeven.

Bij de totstandkoming van het terrein kan er een kink in de kabel komen. Een groot deel van de bezwaren uit de gemeente Berkhout zijn geen bezwaren tegen de herindeling, maar tegen de planologische ontwikkeling in het gebied. Die bezwaren moeten volgens de regels in de RO-procedure behandeld worden. Wij zouden het fijn vinden, te horen dat de minister het met ons eens is dat de provincie en de nieuwe gemeente Koggenland het project adequaat en in hetzelfde tempo aanpakken. Wij zouden het jammer vinden als er een grenscorrectie moet plaatsvinden. Die grens komt dan te liggen tussen het gebied Jaagweg-1, het regionale industrieterrein, en Jaagweg-2, het lokale industrieterrein. Planologisch is het echter veel beter als het terrein valt binnen de nieuwe gemeente Koggenland.

Bij het voorstel ten aanzien van Medemblik-Noorder-Koggenland-Wognum komen we in problemen. Je ziet daar dat louter een aanpak van onderaf, die niet rust op een provinciale visie op het hele gebied, sterke vormen van suboptimaal gedrag zichtbaar maakt. Die drie gemeenten zijn fantastisch met elkaar bezig, hebben er alles aan gedaan om klaar te zijn, maar kijken slechts naar hun eigen gebied Medemblik-Noorder-Koggenland-Wognum. Wij zijn daar geweest en hebben vragen gesteld, ook aan anderen. Aan de gemeente Hoorn hebben we gevraagd hoe de problematiek van die gemeente een plaats heeft gekregen in dit voorstel. Wat heeft Hoorn op korte of lange termijn nodig? Hoe is het mogelijk dat straks aan drie kanten van die gemeente – de vierde kant is water – herindelingen hebben plaatsgevonden, is er een afweging gemaakt tussen de verschillende belangen? Tot op de dag van vandaag blijft dit allemaal onduidelijk.

Diezelfde vraag hebben wij over de positie van Wervershoof. Wij krijgen de indruk dat een fusie met de huidige gemeente Medemblik daar langzaam maar zeker een steeds bredere steun vindt. Dat is jammer, want de trein van de herindeling is net voorbij op het moment dat de nieuwe gemeente Medemblik is gevormd; een tweede golf daarachteraan lijkt ons alleen maar de nadelen van herindeling opleveren en niet de voordelen. Om een totaalbeeld te krijgen hebben wij ook de gemeente Andijk bezocht. Van de provincie hadden wij daarvoor vernomen dat deze bij herindeling met name aan Enkhuizen dacht, maar Andijk bleek daar heel anders over te denken. Wij gingen toen naar huis met de overtuiging dat er geen duidelijke visie was gecommuniceerd. Wij kunnen ons voorstellen dat er was gekeken naar de mogelijkheid van een "Zuiderzeegemeente", met een combinatie van Medemblik, Wervershoof en Andijk. Ik heb geen voorkeur, ik ga daar niet over, maar nergens in de stukken blijkt dat dit is overwogen en op welke gronden tot welke keuzen is gekomen.

Kortom, wij hebben het gevoel dat de plannen voor dit gebied niet af zijn, dat een visie van de provincie node ontbreekt en dat wij bezig zijn met beslissingen die weleens zo grauw kunnen uitvallen dat wij daar later spijt van zullen krijgen. Daarvan werden wij ons pas echt bewust toen iemand tijdens een van de discussies met Drechterland op de proppen kwam. Ik dacht toen: het zal toch niet waar zijn? Dat hebben wij immers net vorig jaar tot stand gebracht. Iedereen zei toen dat je dat rustig kon doen, omdat er geen alternatieven denkbaar waren. Wij missen dus echt de provincie Noord-Holland. Wij vinden dat die nalatig blijft in het ontwikkelen van beleid ten aanzien van herindeling en steun voor de gemeenten in dat proces. Wij hebben dus grote problemen met dit voorstel.

Voor de zekerheid hebben wij een klein amendement ingediend met betrekking tot het terreintje West-Frisia Noord, om in ieder geval te bewerkstelligen dat dit in Hoornse handen komt zodat de afwegingen aldaar door de stad kunnen worden gemaakt. Maar daar gaan de afwegingen van vandaag natuurlijk niet echt over. De vraag is dus of het verstandig is om te besluiten over de nieuwe gemeente Medemblik, zonder dat alle andere gegevens bekend zijn. Er is geen bezwaar om te besluiten over de samenvoeging van de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland, aangezien er geen schade is voor het totaal. Ik heb mijn fractie gevraagd of ik tegen dit wetsvoorstel zou mogen zijn en dat mag. Daarmee wil ik duidelijk maken dat onze fractie echt problemen ziet in het licht van de totale afweging: kunnen wij deze beslissing wel nemen zonder dat de andere alternatieven bekend zijn?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijnheer Van Beek, u bent toch fractieleider van de VVD?

De heer Van Beek (VVD):

Zeker.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan gaat u toch zelf over uw eigen stemgedrag en kunt u tegen de fractie zeggen of zij voor of tegen is. Zo werkt het kennelijk niet?

De heer Van Beek (VVD):

Ik weet niet hoe het in uw fractie gaat. Bij ons gaat dat heel plezierig. Onder mijn voorzitterschap en leiding wordt de discussie gevoerd. Het is echter altijd wel fijn om met zijn zevenentwintigen tot een gezamenlijk eindresultaat te komen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zo ziet de VVD-fractie er dus vandaag de dag uit; het is mooi om dat even toegelicht te krijgen.

De voorzitter:

Beperkt u zich tot het onderwerp van vanavond.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daar gaat mijn volgende vraag over: wat moet deze minister straks zeggen opdat de VVD-fractie toch ja zegt?

De heer Van Beek (VVD):

Het zou verstandig zijn als de minister duidelijkheid geeft over wat er met het gehele gebied moet gebeuren. Ik kan mij ook voorstellen dat hij zegt: vanavond kan ik dat niet, ik wil tussen de eerste en de tweede termijn daarover praten met de provincie Noord-Holland. Hij zou ook kunnen zeggen: dit is inderdaad suboptimaal, er is een probleem. De minister heeft het recht om het voorstel dat hij zelf naar de Kamer geleidt, hier volop te verdedigen. Op zichzelf is er geen enkel bezwaar tegen de combinatie die hier tot stand wordt gebracht, maar ik heb grote zorgen over wat er overblijft: de problemen in Hoorn en Wervershoof worden niet opgelost en Andijk krijgt nu opeens te horen dat er nog maar één optie open staat. Kortom, dat is niet allemaal even zorgvuldig.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Begrijp ik nu goed dat het aannemen van het amendement over het onderbrengen van de West-Frisiaweg bij Hoorn, dat u samen met mevrouw Fierens hebt ingediend, voor de VVD-fractie niet voldoende reden is om voor het wetsvoorstel te stemmen?

De heer Van Beek (VVD):

Niet als zodanig. Wij wilden het amendement in ieder geval indienen; dat was het minste wat wij konden doen. Dat laat onverlet dat het goed mogelijk is dat wij tot een andere afweging komen; daar is dit debat voor. Ik ben dit debat echt open ingegaan. Mijn fractie heeft nog geen standpunt bepaald, dus wij kunnen ook bij een nee uitkomen.

De heer Knops (CDA):

Voorzitter, ondanks dat de heer Van Beek getuige zijn betoog niet echt in een feeststemming is, wil ik toch van de gelegenheid gebruikmaken om u namens de Kamer te feliciteren met uw verjaardag. Ik zal niet vermelden hoe oud u bent geworden, maar u viert vandaag feest.

De voorzitter:

Die leeftijd houden wij geheim.

De heer Knops (CDA):

Wellicht dat dit de heer Van Beek nog wat inspiratie biedt in zijn afweging over dit wetsvoorstel.

Vandaag spreken wij over de wetsvoorstellen Samenvoeging van de gemeenten Medemblik, Noorder-Koggenland en Wognum en Samenvoeging van de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland. Deze herindelingen maken sinds langere tijd deel uit van de "bestuurlijke heroriëntatie"; een mooie omschrijving van een moeilijk proces met een lange adem. Ik heb zelf kortgeleden voor het eerst kennis mogen nemen van het gebied en de mensen; ik was behoorlijk onder de indruk. Het kwam niet helemaal overeen met de beelden die wij de laatste tijd hebben ontvangen van wat er speelt in West-Friesland. Wij werden eind vorig jaar toch wel een beetje verrast tijdens de hoorzitting. Voor de Kamerleden kwam als een duveltje uit een doosje een interventie van de burgemeester van Hoorn die zei dat hij helemaal niet zo tevreden was over het voorstel dat voorlag. Dit ondanks dat in het voorstel werd gesuggereerd dat het op breed draagvlak zou kunnen rekenen bij de betreffende gemeenten en in de regio. Wij werden daar als Kamer behoorlijk door verrast. Dat werd nog een keer versterkt door de claim die de nieuwe gemeenteraad van Hoorn recent heeft gelegd op het grondgebied van de gemeente Wognum. Daarmee heeft dit voorstel een behoorlijke lading gekregen en het is dan ook goed dat wij daarover eens indringend spreken. De reacties en mails die ik hierover de afgelopen tijd heb ontvangen, zijn een teken aan de wand dat dit onderwerp leeft en dat is positief. Daaruit blijkt echter ook dat er wat aan de hand is, en dat kun je op twee manieren uitleggen.

Onze fractie is van mening dat een herindeling als deze pas dan succesvol is als er breed draagvlak is, als er raadsbesluiten liggen die dat uitspreken en er bestuurskrachtige gemeenten ontstaan. Herindeling moet een meerwaarde hebben voor de regio en niet alleen voor betrokken gemeenten. Er moet draagvlak bij die betrokken gemeenten zijn. Gemeenten moeten zelf inzien dat zij hun taakstelling niet meer alleen kunnen verwezenlijken, maar daarbij gezamenlijk een nieuwe opdracht hebben en er vrijwillig, gebaseerd op draagvlak bij de bevolking, voor kiezen om te gaan herindelen. Dat soort gemeenten dienen wat onze fractie betreft gesteund te worden in hun initiatieven. Wat ons betreft is dat één op één met het beleidskader dat dit kabinet en deze minister op dit moment hanteert. Wij hebben dan ook waardering voor het feit dat de gemeenten die ik zonet heb genoemd, gezamenlijk het initiatief hebben genomen om dit proces in gang te zetten. Dit is een proces dat met vallen en opstaan gepaard is gegaan en tot het laatste moment toe spannend is. Het is echter ook een taak voor de provincie om in dit soort processen – zeker als het niet helemaal vlotjes verloopt – als een soort moderator op te treden als er verschillen van inzicht ontstaan tussen de verschillende gemeenten. Wat ons betreft is dat door de provincie Noord-Holland onvoldoende opgepakt. Het leek op het einde alsof iedereen het oneens was, terwijl er toch zo'n groot en gedegen proces aan vooraf zou moeten zijn gegaan.

Ik denk dat niemand hier vandaag heel enthousiast is over dit voorstel. Ik heb de inbrengen van mevrouw Fierens en de heer Van Beek goed beluisterd. De reden daarvan is dat het proces naar onze mening nogal wat losse eindjes vertoont en niet goed is verlopen. Ik noem een paar zaken. Nog voor de herindeling een feit is, wordt van de zijde van de provincie gemeld dat de nieuwe gemeente Medemblik zodadelijk behoefte heeft aan 450 ha grondgebied van de gemeente Wieringermeer. Deze gemeente wil hier echter geen medewerking aan verlenen. Wat onze fractie betreft was het zorgvuldiger geweest om dit soort vraagstukken van tevoren op te lossen en niet naderhand als een soort losse eindjes af te ronden.

De minister geeft in de nota naar aanleiding van het verslag aan dat de ruimteclaims van de gemeente Hoorn door de stuurgroep Krachtige Gemeenten worden onderschreven. Eveneens geeft de minister aan dat deze ruimtelijke claims van Hoorn worden onderschreven in het streekplan van de provincie. Toch is de minister van mening dat het voorliggende voorstel waarin deze ruimteclaims niet gehonoreerd zijn, volstaat. Wat ons betreft is het van tweeën één. Of de minister vindt – blijkbaar samen met de provincie – dat de ruimteclaims van Hoorn terecht zijn en had dan een ander voorstel moeten indienen. Ofwel de minister vindt dat de ruimteclaims van Hoorn niet gehonoreerd hoeven te worden, maar laat hij dit dan ook uitspreken en zich vierkant achter dit voorstel opstellen. Hoe beoordeelt de minister de recente claims van Hoorn op het grondgebied van Wognum? Is naar de opvatting van de minister terecht sprake van zorgen over deze gemeente als het gaat om de mogelijkheden om de komende tien jaar vooruit te kunnen ten aanzien van bedrijventerreinen en woningbouw? Hoe oordeelt de minister in dat kader over de recente beweging van Wognum en Wester-Koggenland om de bedrijventerreinen op hun grondgebied te ontwikkelen? De minister signaleert op vragen van onze fractie dat de provincie ervoor gekozen heeft om zich in dit herindelingstraject te concentreren op bestuurlijke opgaven en niet op ruimtelijke opgaven. De minister kan toch niet ontkennen dat in zowat elke herindeling naast bestuurlijke opgaven ook ruimtelijke vraagstukken een belangrijk onderdeel vormen en dat een kunstmatige scheiding tussen die bestuurlijke en ruimtelijke opgaven feitelijk geen hout snijdt?

Voorts kom ik op enkele concrete vragen naar aanleiding van de nota naar aanleiding van het verslag. De minister merkt naar aanleiding van vragen over de handelwijze van de provincie Noord-Holland op dat een – ik citeer – meer regionale aanpak waarin het bestuur het voortouw had genomen zeer wel denkbaar was geweest. Einde citaat. Vindt de minister dat het provinciebestuur adequaat heeft gehandeld? Of had het bestuur naar de opvatting van de minister scherper de belangen van de regio voor ogen moeten houden en heeft het onvoldoende initiatieven genomen om draagvlak te creëren voor een breed gedragen herindelingsvoorstel?

In reactie op vragen van mijn fractie over Obdam en Wester-Koggenland, schrijft de minister in de nota naar aanleiding van het verslag dat het provinciebestuur van Noord-Holland in eerste instantie probeert om een oplossing te bereiken voor de ruimteproblematiek van Hoorn door middel van regionale samenwerking en nu niet wil overgaan tot een grenscorrectie. Wil de provincie nú niet overgaan en wellicht in de toekomst wel?

In de nota staat dat in het huidige beleidskader gemeentelijke herindeling waar het gaat om de planologische ruimtebehoefte de voorkeur wordt gegeven aan oplossingen door middel van samenwerking. Wij zijn het daar hartgrondig mee eens. Het zou de provincie sieren als zij samen met deze gemeenten en Hoorn werk gaat maken van de gemeenschappelijke opgaven die er liggen voor de regio. Zij moet niet weifelen, maar voortvarend met de regio de bedrijventerreinen tot ontwikkeling gaan brengen. Dat moet het liefst parallel gebeuren en niet volgtijdelijk, zoals nu wordt voorgesteld. Daar heeft iedereen immers behoefte aan en in het bijzonder de centrumgemeente Hoorn.

Wij hebben in dat licht met belangstelling kennis genomen van de inbreng van de gemeente Wognum en die van de gemeente Wester-Koggenland. In een besluit van burgemeester en wethouders van Wester-Koggenland is aangegeven dat zij niet met de rug naar de stad willen staan, maar dat zij met het gezicht naar de stad de ontwikkeling van die bedrijventerreinen willen oppakken. De gemeente Wognum heeft iets soortgelijks geschreven met betrekking tot West-Frisia.

Ik denk dat er een grote stap voorwaarts is gezet in een proces dat lang heeft gesleept. De plattelandsgemeenten proberen niet meer alleen de krenten uit de pap te halen, maar nemen ook hun verantwoordelijkheden in het belang van de gehele regio.

Mevrouw Fierens (PvdA):

U zegt dat er ook sprake is van een regionale opgave. Het gaat niet sec om de herindeling van de gemeenten, maar ook om regionaal draagvlak. Hoe kijkt u aan tegen de positie van de restgemeenten die er nu zijn? In het beleidskader staat dat er geen restgemeenten kunnen omdat dit de duurzaamheid fundamenteel aantast.

De heer Knops (CDA):

Dat punt wordt terecht genoemd. Herindelingen vinden nooit allemaal tegelijkertijd plaats. Dat blijkt ook uit de vorming van de gemeente Drechterland. Het is een proces waarbinnen bepaalde bewegingen op gang komen. Gemeenten komen zelf tot de overtuiging dat zij het alleen niet meer kunnen redden en gaan vervolgens werken aan een herindeling. Dat is een zaak die bij de gemeenten ligt. In het beleidskader staat ook dat dit proces van onderop moet worden geïnitieerd. Gemeenten moeten zelf het initiatief nemen.

Het is de taak van de Kamer om te bezien of er geen zaken plaatsvinden waardoor gemeenten onevenredig in de knel komen als gevolg van voorgenomen herindelingen. De vraag is of de gemeente Hoorn en wellicht ook gemeenten die niet bij deze herindelingen zijn betrokken onevenredig veel nadeel ondervinden van het feit dat deze gemeenten met elkaar verder willen. Het antwoord van mijn fractie op deze vraag is een voorzichtig nee. Dit voorstel verdient geen schoonheidsprijs. Door het invullen van die opgaven – het is ons om het even of dat door de regiogemeenten of door de gemeente Hoorn gebeurt – moeten de belangen van de hele regio worden gediend.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Ik doel heel specifiek op de gemeenten Enkhuizen, Wervershoof en Andijk, want die kunnen geen kant meer op. Zij hebben dus geen keuze meer en daardoor komt de democratische legitimiteit geweldig onder druk te staan. In het beleidskader staat daarom dat er geen restgemeenten mogen zijn. Wat vindt de CDA-fractie daarvan?

De heer Knops (CDA):

Dit soort processen vindt niet allemaal tegelijkertijd plaats. Als dat wel het geval zou zijn, zou de hele puzzel in één keer kunnen opgelost. De provincie zou dan een belangrijke rol kunnen spelen bij het zoeken van de meest ideale oplossing. Uit de brief van de provincie Noord-Holland blijkt dat er ook na het aannemen van deze wetsvoorstellen mogelijkheden blijven bestaan voor gemeenten die niet betrokken zijn bij dit proces om zich er naderhand bij aan te sluiten in een of andere vorm. Ik ben het met u eens dat dit niet de schoonheidsprijs verdient, zeker niet. De bezwaren zijn echter ook niet van dien aard dat mijn fractie dit voorstel, dat kan rekenen op draagvlak van onderop, wil torpederen of wegstemmen.

De nieuwe plattelandsgemeenten die gaan ontstaan, moeten met hun gezicht naar Hoorn toe staan. Zij hebben ook uitgesproken dat zij daartoe bereid zijn, als was dat heel laat in het proces. Het is voor ons geen expliciete voorwaarde dat het voorrecht voor het ontwikkelen van bedrijventerreinen bij de stad ligt, daar waar dit net zo goed kan worden opgelost in regionaal verband. Mede naar aanleiding van de recente ontwikkelingen binnen deze twee gemeenten, verneem ik graag de reactie van de minister hierop. In lijn met wat de heer Van Beek heeft gezegd, zal ik graag van hem horen in hoeverre de Kamer de garantie heeft dat hetgeen nu wordt toegezegd, ook zal worden waargemaakt. Het kan niet de bedoeling zijn dat wij hier met een lege huls weggaan, het wetsvoorstel aannemen en Hoorn straks – om het zo maar eens uit te drukken – met de gebakken peren blijkt te zitten. Zo denken wij er althans in de CDA-fractie over.

De heer Van Beek (VVD):

Ik wil nog een vraag stellen over het vorige onderdeel van het betoog van mijn collega omdat ik van mening ben dat hij iets te gemakkelijk wegloopt van de discussie over wat er met Wervershoof en Andijk moet gebeuren. Ik heb de brief vanzelfsprekend ook ontvangen. Er wordt in gesuggereerd dat nog allerlei opties openstaan. Vindt de heer Knops het een aanvaardbare situatie dat er een paar jaar nadat de nieuwe gemeente Medemblik is gevormd opnieuw een andere gemeente aan wordt toegevoegd en er opnieuw alle nadelen van een herindelingsproces over de stad heen komen? Acht hij het op zichzelf denkbaar dat Andijk zijn eigen voorkeur volgt en zijn samenwerking eveneens in westelijke richting zoekt waardoor er langzaam maar zeker een gemeente Medemblik zou ontstaan die het halve landsdeel bestrijkt waarmee een behoorlijk onevenwichtige situatie zou worden gecreëerd? Acht hij dit allemaal ontwikkelingen die wij van onderaf hun gang moeten laten gaan? Zou het niet verstandig zijn dat wij de provincie vragen om hierin enige regie te nemen?

De heer Knops (CDA):

Om met de laatste vraag te beginnen meen ik dat dit wishful thinking zou zijn, gelet op wat zich de afgelopen tijd heeft afgespeeld. De heer Van Beek vraagt of het aanvaardbaar is om op deze manier te werk te gaan. Ik meen dat dit het geval is in de weging waarin wij er sterk aan hechten dat gemeenten van onderop tot een bepaalde schaalvergroting komen. Dat is nu eenmaal niet verenigbaar met het andere uiterste om het hier in Den Haag te regelen. Dat zegt de heer Van Beek ook niet. Hij vraagt zich af waar wij qua schaalgrootte ongeveer zullen uitkomen. Het is aanvaardbaar. Het verdient niet de schoonheidsprijs. Het betekent wel dat gemeenten die nu niet hebben meegedaan in het proces, automatisch op achterstand komen te staan. Dat is de onvermijdelijke consequentie. Mevrouw Fierens heeft ook enkele malen op de duurzaamheid gewezen. Deze herindeling kan er niet toe leiden dat over twee, drie of vier jaar wanneer de andere gemeenten eraan toe zouden zijn, een totaal nieuw herindelingsproces zal ontstaan. Ik meen dat het dan een kwestie wordt van aansluiten. Er is dan sprake van een heel andere dynamiek dan nu het geval is.

De heer Van Beek (VVD):

Ik heb het gevoel dat de heer Knops langzaam maar zeker in zijn eigen zwaard valt. Als je je zo nadrukkelijk neerlegt bij zaken die van onderop plaatsvinden, ontstaat een suboptimale situatie. Als je dit soort processen zou laten voortgaan, ontstaat een onevenwichtige situatie in de regio. Daarvoor hebben wij de provincie. De Kamer moet deze rol niet overnemen. De provincie moet de kans krijgen om dit te doen. Daar zijn zij voor. Daarom besturen zij dat gebied.

De heer Knops (CDA):

Ik heb duidelijk gemaakt hoe ik denk over de rol die de provincie in dit proces heeft gespeeld. Het is geen rol geweest waar je heel erg tevreden over kunt zijn. Dat laat onverlet dat er ruimte moet worden geboden aan de gemeenten die ervoor hebben gekozen om gezamenlijk verder te gaan. Niemand zal ontkennen dat er twee krachtige gemeenten zullen ontstaan. Het is wellicht niet het ideale model dat de heer Van Beek en misschien ook anderen van achter de tekentafel zouden willen. Ik gebruik dat even als een beeldspraak.

Je kunt niet anders dan concluderen dat deze herindeling voldoet aan de toets van het Beleidskader gemeentelijke herindeling. Als je zoveel waarde hecht aan een ontwikkeling van onderop en draagvlak bij de bevolking, moet je vaststellen dat aan al deze voorwaarden wordt voldaan. Ik heb eerder gesteld dat de regionale bedrijventerreinenontwikkeling voor ons essentieel is. Als daaraan niet zou worden voldaan, kun je met recht spreken van een herindeling waardoor de centrumgemeente die niet rechtstreeks bij de herindeling is betrokken, onevenredig wordt benadeeld. Naar onze mening is dat niet het geval.

Ik verneem graag de reactie van de minister ten aanzien van de garanties. Daarover wil ik graag nog meer weten. Deze herindeling van onderop is – gezien in de gehele regio – naar de mening van onze fractie acceptabel. Niemand zal mij erop kunnen betrappen dat ik overloop van enthousiasme. Er zijn betere voorbeelden van herindelingen te noemen. In de weging die wij moeten maken tegenover de mensen die het initiatief tot deze herindeling hebben genomen, waardoor krachtige gemeenten met draagvlak ontstaan, moeten er wel heel sterke argumenten zijn om deze kans te laten lopen in het belang van gemeenten die nu nog niet zo ver zijn en een provincie die in het proces meer een rol langs de zijlijn dan als regisseur heeft gespeeld. Dat zijn de gegevenheden waarmee de Kamer te maken heeft. Op basis daarvan zullen wij onze afweging moeten maken.

Onze fractie heeft al eerder uitgesproken dat draagvlak en bestuurskracht voor ons van eminent belang zijn. Wij kunnen concluderen dat de gemeenten graag met elkaar samenwerken en, niet onbelangrijk, elkaar en de regio kunnen versterken. De herindeling is gewild en men is gemotiveerd. Desondanks zal de herindeling altijd moeten worden afgezet tegen de belangen van de regio, en daarbinnen de centrumgemeente. Graag vernemen wij hoe de minister aankijkt tegen de door ons ingebrachte zienswijzen en de vragen die zijn gerezen naar aanleiding van de recente briefwisseling.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Obdam en Wester-Koggenland samenvoegen tot Koggenland en Wognum, Noorder-Koggenland en Medemblik samenvoegen tot Medemblik, dat hebben wij deze avond onder de hamer. Een samenvoeging van gemeenten is een beetje als een huwelijk. De minister gebruikte die metafoor vanmiddag ook al.

Om hierop in te haken: gedwongen huwelijken zijn niet meer van deze tijd. Daar hebben wij vanmiddag over gesproken. Daarnaast is het een goed en ook een oud gebruik om bij een bruiloft aan alle aanwezigen te vragen of er bezwaren bestaan tegen de voorgenomen verbintenis. De vraag of aan deze voorwaarde is voldaan, lijkt mij de crux van het debat. De duurzaamheid van de voorgenomen herindeling is dan ook niet boven alle twijfel verheven. Er zijn nogal wat mensen op de bruiloft aangetreden die bezwaar hebben tegen het huwelijk.

De woordvoerders van CDA, VVD en PvdA hebben het al gehad over andere gemeenten, die ook wat willen. Met één blik op de kaart kun je zien welke problemen er in de toekomst kunnen ontstaan. Dat is een externe factor om de vinger omhoog te steken. Ik besteed een groot gedeelte van mijn bijdrage aan Hoorn.

De centrumgemeente Hoorn is niet echt om instemming gevraagd. Het is voor D66 dan ook moeilijk om te zeggen dat de voorgestelde herindeling volledig door de bevolking wordt gedragen. Die heeft er toch ook iets mee te maken, ook in Hoorn. Het belang van de centrumgemeente voor de regio en de problemen van de centrumgemeente worden door de omringende gemeenten erkend. Hoorn barst uit zijn voegen, zeggen zij ook. Het staat nummer twaalf op de lijst van meest dichtbevolkte steden. Er is ruimtegebrek, voor begraafplaatsen, maar vooral zijn er knelpunten wat betreft bedrijventerreinen. De leegstand van bedrijven in Hoorn zelf is van 10% in maart 2005 gedaald tot 5% op 1 mei 2006. Dat is nogal wat. Het is een geweldig groeipercentage, maar dat levert ook enorme problemen op.

Onder andere in het rapport van Deloitte wordt het ruimtegebrek onderschreven. Het grote gevaar is dat de economische ontwikkeling van Hoorn in het gedrang komt. Ook de minister heeft zich achter de legitimiteit van de ruimteclaims van de gemeente Hoorn geschaard. Hij antwoordt op vragen over de vermeende verkeerde inschatting van de groeiverwachtingen van de gemeente Hoorn, dat de ruimteclaims van de gemeente Hoorn door de stuurgroep Krachtige Gemeenten gesignaleerd en onderschreven worden. De ruimteclaims van de gemeente Hoorn worden evenzo onderschreven in het streekplan van de provincie en het eerder genoemde rapport van het Samenwerkingsorgaan West-Friesland.

De onderhandelingen over de bedrijventerreinen hebben een lange en gecompliceerde voorgeschiedenis, die ik niet zal herhalen. Laat ik het laten bij de opmerking dat de verhoudingen soms wat gespannen overkwamen, to put it mildly. Het is jammer dat de Kamer nu wordt gevraagd om scheidsrechter te zijn bij de oplossing van dit conflict. Maar goed, laten wij dat op een aantal punten doen.

Een van de bedrijventerreinen in kwestie is West-Frisia Noord. Collega's van de VVD en de PvdA hebben een grenscorrectie voorgesteld, om West-Frisia Noord en West-Frisiaweg aan de gemeente Hoorn toe te voegen. D66 kan zich vinden in dit voorstel. Het geeft Hoorn de broodnodige extra ruimte om bedrijven te huisvesten. Dat is van belang voor de economische toekomst en de werkgelegenheid van Hoorn en van de regio. Voor D66 is een zeer belangrijke overweging om het amendement te steunen dat geen enkele inwoner in een andere gemeente komt te wonen. Het adagium van D66 is, dat wij burgers niet gaan dwingen om tegen hun wil in een andere gemeente te gaan wonen. Dat is hier niet aan de orde.

Het voorstel om heel Wognum bij de gemeente Hoorn te voegen, dat ook wel is genoemd, steunen wij dus niet. Ik spoor de gemeente Hoorn vanaf deze plaats wel aan om te zorgen dat het efficiënt met de ruimte voor bedrijventerreinen omgaat en versnippering tegengaat. Daarmee citeer ik een motie die door de fractie van D66 in provinciale staten is ingediend. Ik mag hopen dat dit bij een D66-burgemeester goed aankomt.

Al in oktober 2004 werd het streekplan dusdanig gewijzigd dat de Jaagweg als bedrijventerrein geëxploiteerd kan worden. Wester-Koggenland heeft echter tot op heden het bestemmingsplan niet aan dit nieuwe streekplan aangepast. In maart 2005 bestempelde Wester-Koggenland de Jaagweg nog als agrarisch, maar onder druk wordt alles vloeibaar zoals wij ook in het vorige debat hebben kunnen constateren. Wester-Koggenland heeft op 22 mei 2005 het voornemen geuit om de Jaagweg alsnog te gaan exploiteren. Burgemeester Sipkes schrijft in haar brief aan de Kamer dat de raad voornemens is, morgen in zijn vergadering dit besluit te bekrachtigen.

Ik moet eerlijk zeggen dat deze gang van zaken bij mij enige twijfel oproept over het commitment om echt tot exploitatie over te gaan. Ik wil Wester-Koggenland echter een laatste kans geven en zal dan ook geen amendement indienen om de Jaagweg bij Hoorn te voegen. Ik wil wel een motie steunen die straks door collega Vendrik wordt aangekondigd om dit punt wel vast te leggen en Wester-Koggenland eraan te houden dat dit op een goede manier en in eendracht met de gemeente Hoorn gebeurt.

De fractie van D66 vindt de voorliggende plannen niet fraai. Zij constateert dat in de fuserende gemeenten zelf wel voldoende draagvlak bestaat, maar dat één belangrijke belanghebbende, Hoorn, niet voldoende is gehoord. Bovendien heeft D66 twijfels over de duurzaamheid van deze herindeling. Zij wil de minister dan ook vragen hoe hij na deze ronde samenvoegingen de bestuurlijke herindelingen van de rest van West-Friesland ziet.

Obdam en Wester-Koggenland kunnen eigenlijk zonder problemen bij elkaar worden gevoegd, mits daar een goede regeling voor de Jaagweg wordt getroffen. Als wij nú Noorder-Koggenland, Medemblik en Wognum gaan herindelen, ontberen wij wellicht in de toekomst een goede oplossing voor andere problemen daar in de regio. Dit onderdeel van de wetsvoorstellen heeft dan ook het nadeel van de twijfel. De minister moet mij toch erg overtuigen om hiermee op dit moment in te stemmen.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Hoe ziet de heer Van der Ham de belemmeringen bij Wervershoof, Andijk en Enkhuizen, of ziet hij met mij de mogelijkheid van een herindeling met Vlieland?

De heer Van der Ham (D66):

Ik ga niet van bovenaf aangeven hoe het allemaal zou moeten. Het moet echt vanuit de gemeenten zelf komen. Ik denk wel dat als dat gebied nu heringedeeld wordt, dit een mogelijke betere herindeling in de weg kan staan. Daarom is het misschien heel verstandig om daarmee nog even te wachten en te kijken of de regio tot iets anders komt. Ik heb het liefst dat het vanuit de gemeenten zelf komt onder regie van de provincie Noord-Holland.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Zo ken ik u weer, collega Van der Ham. U bent inderdaad een voorstander van van onderop. Ik heb in mijn bijdrage gesproken over de democratische legitimiteit. U bent van de partij van de bestuurlijke vernieuwing.

De heer Van der Ham (D66):

Nou en of!

Mevrouw Fierens (PvdA):

Wat is bestuurlijke vernieuwing als drie gemeenten geen kant meer uit kunnen? De bewoners van die gemeenten hebben dan helemaal geen inspraak meer!

U blijft heel algemeen, mijnheer Van der Ham. U zegt wel dat het van onderop moet komen, maar die gemeenten kunnen niet meer linksom of rechtsom.

De heer Van der Ham (D66):

Ik heb duidelijk gezegd dat ik de herindeling tot een nieuwe gemeente Medemblik als een obstakel zie voor andere gemeenten om wellicht ook tot een goede deal te komen. Ik heb de minister heel uitdrukkelijk gevraagd om mij te overtuigen dat deze herindeling nu moet plaatsvinden. Hij zal daarvoor veel argumenten moeten geven, want volgens mij is het op dit moment beter om te besluiten, daarmee nog even te wachten en te kijken of er nog andere mogelijkheden zijn in de omgeving om tot één packagedeal te komen. Dat is iets anders bij Obdam en Wester-Koggendam, want daar is dat probleem volgens mij veel minder aanwezig.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mevrouw de voorzitter. Van harte gefeliciteerd met uw verjaardag. Overigens, ik zie dat de heer Remkes iets wil zeggen. Misschien wil hij ons iets duidelijk maken.

Minister Remkes:

Dat komt straks wel.

De voorzitter:

De minister krijgt in zijn termijn uitgebreid het woord en wij kijken daar nu al in spanning naar uit.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Goed, nogmaals gefeliciteerd, voorzitter. Het is altijd fijn om jarig te zijn.

Ik heb gehoord dat veel collega's in West-Friesland op bezoek zijn geweest. Dat kan ik ze niet na zeggen, want ik kom er elke dag. Ik woon er en zeg daarom: hallo, streekgenoten. West-Friesland is een prachtig gebied. Ik kan een bezoek eraan u allen aanraden.

Voorzitter. De fractie van GroenLinks heeft op het punt van herindelingen een heldere positie: die mogen, zijn soms zelfs heel verstandig en moeten van onderop gestalte te krijgen. Dat laatste wil zeggen dat de herindeling de steun van het lokale bestuur en de steun van de lokale bevolking moet hebben. Dat is voor het bepalen van de positie van de fractie van GroenLinks van de Tweede Kamer belangrijk. Wij gaan hier niet even opnieuw de kaart tekenen. Wij gaan niet even op een achterna-avond allerlei grenscorrecties doorvoeren. Dat is niet wat ik beschouw als het gebruik maken van het mandaat dat een volksvertegenwoordiger van GroenLinks heeft. Er moet lokaal overeenstemming zijn over de wijze waarop gemeentes in de toekomst samen willen werken, over de wijze waarop zij samengevoegd willen worden. Bij hen ligt het primaat en niet bij de leden van de Tweede Kamer. Hiermee roep ik alle gemeentes en in dit geval speciaal die in West-Friesland op: eenieder moet zijn eigen verantwoordelijkheid nemen.

De positie van de fractie GroenLinks verschilt niet veel van die van het kabinet. Thans hebben wij te maken met twee wetsvoorstellen die vragen oproepen. Dat zijn dan in eerste instantie vragen aan de regio. Hoe heeft het zover kunnen komen dat wij nu twee wetsvoorstellen behandelen die vragen oproepen? Regio, hoe kan dat?

De positie van de provincie is van belang, maar daarover zal ik straks iets zeggen. Ik wil nu eerst de gelegenheid te baat nemen om de minister van BZK te vragen hoe het verder moet met de herindelingen. Namens de GroenLinks-fractie heb ik er de afgelopen jaren een aantal mogen meemaken, maar dat was niet altijd een groot genoegen. Het idee is dat een herindeling van onderop gestalte krijgt en de steun van het lokale bestuur en de lokale bevolking moet hebben, maar het proces blijkt niet altijd goed te gaan. De herindelingen zijn namelijk een openeindeproces geworden dat in dit geval weer leidt tot een plan dat niet geheel door alle betrokken gemeenten wordt gedragen. Sommige doen niet mee, sommige betwisten elkaars grondgebied en dan mag de Tweede Kamer uitvissen wat er moet gebeuren. Ik vind dat suboptimaal. Jawel, mijnheer Van Beek, ik zeg suboptimaal en wij zijn het op dit punt dus eens. Deze manier van opereren is niet best.

De vraag aan de minister van BZK is nu: hoe gaan wij verder? Hij is namelijk de chef herindelingen in dit land. Hij moet alles afzegenen. Deze vraag stel ik ook met het oog op de toekomst. Zij geldt niet alleen bij de herindeling van West-Friesland, maar ook bij herindelingen elders in Nederland. Ik meen namelijk dat het proces van herindeling na vandaag niet stopt. Dit is dus een open vraag. Misschien kan de minister van BZK zeggen wat zijn ideeën zijn.

Wij vinden dat herindelingen mogen en dat zij soms zelfs moeten. Zij zijn soms namelijk nodig voor het ontwikkelen van voldoende bestuurskracht, voor het optimaliseren van de kwaliteit van lokale besturen, voor het verkrijgen van voldoende massa, professionaliteit, geld, draagkracht enzovoorts voor het lokale en regionale bestuurlijke apparaat. Er zijn zeer legitieme argumenten voor het opereren op grotere schaal door het lokale bestuur. Het zou dan logisch zijn om de positie van de provincies scherper te markeren, want dat is ook bij dit proces niet helemaal goed gegaan. Is dat een goede route: de provincie een meer leidende rol geven? Of moeten wij denken aan het saunamodel? Daarover heb ik in de vele contacten in de regio over dit wetsvoorstel wel eens opmerkingen gehoord. Ik zei al: ik kom er dagelijks. Wat houdt het saunamodel in? Tegen de heren en de enkele dame wordt gezegd: daar is de sauna, u krijgt allemaal een handdoekje en kunt naar binnen. De deur gaat dicht, de temperatuur omhoog, maar zij mogen er niet uit voordat zij een oplossing voor de kwestie hebben gevonden. Zo kan het ook. Zo'n openeindeproces creëert suboptimale oplossingen. Vanavond hebben wij in ieder geval één wetsvoorstel bij de hand dat daarvan blijk geeft. En dat is onbevredigend. Ik wil mij niet in de positie begeven dat ik wel even uitmaak hoe het daar allemaal moet gebeuren, en ik meen dat geen van de collega's dat wil. Wat dat betreft is het vreemd dat er dan toch weer een amendement op tafel ligt alsof wij collectief de wijsheid over de grenzen in pacht hebben. Die wijsheid heb ik niet en ik vind dat de hele Tweede Kamer die niet zou moeten hebben.

Mij is geworden dat men in West-Friesland al jaren bezig is. Mij is geworden dat voormalig gedeputeerde Meijdam er in de vorige statenperiode heel hard aan getrokken heeft om met alle betrokken gemeentes te kijken of er met instemming van alle partijen een dekkend plan kon komen. Dat is in december 2002 gesneuveld. De provincie kreeg van de gemeenten niet de rol die haar wellicht zou moeten toekomen: een leidende, regisserende en uiteindelijk afdwingende rol. Het is in 2002 een canard geworden. In het collegeakkoord dat door VVD, CDA, D66 en GroenLinks gesloten is, staat dat die leidende rol de provincie niet langer toekomt. Dat is de logische reactie geweest op het echec van de herindeling in West-Friesland. De boodschap aan de lokale gemeenten was helder: als wij er zo niet uitkomen, moet u het zelf doen. Dat bepaalt de positie van de provincie tot op de dag van vandaag.

De heer Van Beek (VVD):

Is de heer Vendrik van mening dat de provincie op deze wijze tot haar bevoegdheden moet komen of kan zij haar bevoegdheden ook rechtstreeks aan de Wet arhi ontlenen?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voor de toekomstige rol van de provincie ben ik in voor elk debat, maar de huidige positie van de provincie Noord-Holland is helder. Ik heb goed kennisgenomen van het collegeakkoord. Of de provincie op grond van de huidige wetgeving bevoegdheden heeft, is niet interessant. Begin 2003 is de afspraak gemaakt om voorlopig af te zien van de leidende rol die de provincie met instemming van alle betrokkenen had. De gemeenten konden niet akkoord gaan met de toen voorliggende plannen. Dat is buitengewoon spijtig, maar van de betrokken coalitiefracties is het heel begrijpelijk dat zij die positie niet meer wilden innemen. Als het niet via de provincie kon, moest het maar helemaal van onderop komen. Dat heeft vervolgens tot een proces geleid waar je vraagtekens bij kunt zetten. Elke stap in dit bestuurlijke drama heeft zijn logica en het eindresultaat bevredigt niet helemaal. Vandaar mijn vraag hoe wij daar in de toekomst mee verder moeten.

De heer Van Beek (VVD):

Gezamenlijk constateren wij dat de provincie Noord-Holland de bevoegdheden kan ontlenen aan de Wet arhi. Dan mogen wij de provincie er toch op aanspreken dat zij haar bevoegdheden niet met het beoogde resultaat heeft toegepast?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Van mij mag u iedereen overal op aanspreken, maar ik benoem nou juist de achtergrond van het coalitieakkoord van 2003. Daar zit het probleem, als wij het tenminste een probleem vinden. Ik begrijp heel goed waarom de coalitie er tijdens de onderhandelingen voor gekozen heeft. Wij kunnen dat achteraf wel betreuren, maar het is een breed gedragen afspraak in provinciale staten van Noord-Holland: geen leidende rol voor de provincie bij de herindeling West-Friesland. Het is misschien te betreuren, maar logisch gelet op de voorgeschiedenis. Eerlijk gezegd vind ik het een beetje makkelijk om de provincie alsnog verantwoordelijk te maken voor het feit dat het daar niet helemaal goed gegaan is.

De heer Van Beek (VVD):

Maar dat is toch een politieke keuze die daar gemaakt is? Daar mag je het provinciaal bestuur dan toch op aanspreken?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zeker, een politieke keuze die aardt aan iets wat daaraan vooraf is gegaan, namelijk dat de provincie een leidende rol had en er heel hard aan getrokken heeft, maar dat het toch een echec is geworden omdat de lokale gemeenten niet meegingen met het voorliggende plan dat er volgens mij heel aardig uitzag. Dan ben je op een gegeven moment als provincie "uitgepoept". Duidelijk is in ieder geval dat het allemaal niet schoon is. Daarom mijn vraag aan de minister hoe er in de toekomst verder mee om te gaan. Dit rommelt qua bestuurlijke helderheid namelijk nog een tijdje voort en daar zouden wij eigenlijk een keer vanaf moeten. Aangezien deze minister politieke moed heeft als geen ander, vertrouw ik hem een stevige inzet in zijn laatste jaar, kan het zijn wat korter, op dit terrein wel toe.

Minister Remkes:

Waar leidt de heer Vendrik uit af dat de ambitie van deze minister niet langer strekt dan het komende jaar?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik spreek niet over de ambitie van deze minister. Die is grenzeloos en is ook niet te passen in één jaar. Ik had het meer over mijn ambitie dat uw zittingstermijn wat bekort wordt. Maar dat is een ander verhaal.

De voorzitter:

Volgens mij staat dat ook niet op de agenda van vanavond.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Daar heeft u gelijk in. Het is een soort herindeling op landelijk niveau; daar streef ik namelijk al jaren naar.

Het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland heeft voluit de steun van de fractie van GroenLinks. Het kan wat ons betreft dan ook doorgaan. Het voldoet ook aan de voorwaarden die wij er als GroenLinks-fractie aan gesteld hebben. Het heeft ook de instemming van de provincie en de lokale besturen. Wel is er nog één kwestie, te weten de claim die vijf minuten voor twaalf door de gemeente Hoorn is neergelegd om het industrieterrein Jaagweg, althans het gebied waar een industrieterrein moet komen, bij Hoorn mee te nemen. Qua procedure verdient het sowieso al niet de schoonheidsprijs. Op zichzelf is de handelwijze van Hoorn wel weer begrijpelijk, aangezien Hoorn het als centrumgemeente niet gemakkelijk heeft. Maar om dat hier in de Tweede Kamer even af te zegelen, lijkt mij eerlijk gezegd een stap te ver. Ik merk dat dit voor alle fracties geldt, aangezien er op dit punt geen amendement ligt. Wel hebben wij met instemming kennisgenomen dat zowel provinciale staten van Noord-Holland als de gemeente Wester-Koggenland indringend van plan is om vast te gaan leggen dat het gebied van de Jaagweg bestemd wordt als duurzaam industrieterrein. Dat lijkt mij van belang. Er ligt een knelpunt voor de gemeente Hoorn. Laten wij het op die manier oplossen en laten wij niet hier met elkaar de fout begaan dat een ruimteprobleem van een gemeente opeens een gemeentelijkeherindelingskwestie wordt. Dat zijn namelijk twee verschillende dingen. Ik vind het goed dat Wester-Koggenland zijn verantwoordelijkheid neemt en meewerkt aan de oplossing van het probleem dat de gemeente Hoorn heeft. Ik heb het dan over haar behoefte om een aantal bedrijventerreinen uit te plaatsen, onder andere naar de Jaagweg. Het heeft ook de steun van mijn fractie dat het een duurzaam bedrijventerrein wordt. In die combinatie, te weten dat het een probleem oplost en het de instemming van de lokale betrokkenen heeft, zou het kabinet daar ook het zijne aan kunnen toevoegen. In tweede termijn zal ik er wellicht een motie over indienen. Op dit moment past de vraag aan de minister of het kabinet van plan is om de ontwikkeling van dit terrein te bevorderen, zo nodig wellicht met extra budget. Wij weten namelijk dat het kabinet een pot heeft voor herstructurering van bestaande industrieterreinen en voor duurzame industrieterreinen. Dat is ook een rijksverantwoordelijkheid. Waar de gemeente Hoorn met genoemd urgent probleem zit, kunnen wij hier proberen een steentje bij te dragen aan de oplossing ervan. Ik vraag dus om een concrete actie van het kabinet om dat te bevorderen, zo nodig met een extra budget. Ik krijg hierop graag de reactie van de minister. Anders komt er straks een heel mooie motie over op tafel te liggen.

Vervolgens kom ik te spreken over het wetsvoorstel Samenvoeging van de gemeenten Medemblik, Noorder-Koggenland en Wognum. Ik begrip de aarzelingen van collega's. Ik heb geconstateerd dat vanuit de drie betrokken gemeentebesturen dit project als geslaagd wordt beschouwd en dat men die gemeentelijke herindeling graag wil. Tegelijkertijd zijn er vragen over wat dat voor de omliggende regio betekent en zie ik een amendement liggen dat uitspreekt dat de West-Frisiaweg naar de gemeente Hoorn moet, ook al ligt er een toezegging van de gemeente Wognum dat daar een industrieterrein moet komen. Ook op dat punt is er dus de vraag waarom wij van de noodzaak van een bedrijventerrein hier ineens een kwestie van gemeentelijke herindeling maken. Daar voel ik eerlijk gezegd helemaal niets voor. Dat lost ook een probleem op dat volgens mij niet bestaat. Het zou anders zijn als de gemeente Wognum de muur pertinent gesloten houdt en tegen Hoorn zegt: je zoekt het zelf maar op. Zo staan de zaken er echter niet voor. Ook de provincie Noord-Holland heeft gezegd dat daar iets aan moet gebeuren. Eerlijk gezegd is de reden van dat amendement voor mij dus een raadsel. Ik steun het dan ook niet. Wel heb ik de motie waarover ik het zojuist had, achter de hand. Wat ik zojuist zei over de Jaagweg, geldt immers ook voor West-Frisia: ik zie de noodzaak. Het is goed onderzocht en de provincie, Hoorn en de omliggende gemeenten – in dit geval Wognum – willen het. Kabinet, kijk hoe je dat kunt ondersteunen. Heren en dames, maak er nou geen kwestie van gemeentelijke herindeling van! Dan zou u dit ingewikkelde proces alleen nog maar erger maken.

De onvolkomen uitkomst van het hele herindelingsproces in West-Friesland in de afgelopen vijf à zes jaar is dat het plaatje niet af is en dat het beeld dus niet compleet is. Wervershoof heeft zich tot een halfjaar geleden overigens jarenlang op het standpunt gesteld dat zij geen voorwerp van een gemeentelijke herindeling wilde worden. Als andere gemeenten doorgaan en allang bezig zijn om een bepaald project van gemeentelijke herindeling gezamenlijk op de rails te zetten, is het bestuurlijk natuurlijk buitengewoon lastig als één gemeente om kwart voor twaalf zegt dat zij ook wil meedoen. Ook dat is een misschien logische, maar ongelukkige uitkomst van het hele proces van gemeentelijke herindeling in West-Friesland. Ik heb dezelfde vraag aan de minister als mijn collega's: hoe duurzaam is deze gemeentelijke herindeling? Ik zie de steun vanuit de drie betrokken gemeenten, maar is dit voor de brede regio de duurzaamste oplossing?

Ik teken hierbij echter aan dat dit voor mij vragen zijn. Ik ga lang niet zover als collega's die nu al bijna lijken aan te kondigen dat deze kwestie eerst maar eens opgelost moet worden, dat dit wetsvoorstel in de ijskast moet en dat zij anders hun steun daaraan intrekken. Dat lijkt mij eerlijk gezegd echt een stap te ver. Ik vind wel dat de minister van BZK de gestelde vragen correct en adequaat moet beantwoorden.

Dat was wat ik hierover te zeggen heb, maar ik vrees dat ik daar nog iets aan moet toevoegen.

De voorzitter:

Ik vraag u wel om heel kort antwoord te geven en ik vraag de andere woordvoerders om heel korte vragen te stellen, want wij willen echt naar het antwoord van de minister toe.

De heer Van der Ham (D66):

Ik vraag de heer Vendrik om goed te luisteren. Ik heb gezegd dat het heel belangrijk zou zijn om te bekijken of Wervershoof, dat er nog bij zou willen, er nog bij kan. Dan krijgen wij in de toekomst niet de situatie dat wij dat er alsnog aan moeten toevoegen. Het moet dus niet in de ijskast. Integendeel, want er is gewoon draagvlak voor de herindeling. Mijn vraag is dus of de heer Vendrik dat goed heeft verstaan.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Bij dezen heb ik het goed verstaan. Ik weet niet of dit anders is dan wat u zojuist hebt gezegd, maar de suggestie lag wel even op tafel – zo had ik het in ieder geval opgevat – dat op grond van uw vragen de steun van D66 aan het tweede wetsvoorstel misschien zou ontbreken. Dat is kennelijk niet het geval. Dat doet mij deugd.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Er ligt natuurlijk een beleidskader. Daar past dit voorstel niet in. Wat is de opvatting van GroenLinks daarover?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het beleidskader geeft wel enige ruimte voor de inpasbaarheid van deze herindeling. Het is waar dat er rondom Wervershoof iets zal moeten gebeuren en dat dit bij voorkeur integraal, in samenhang, bekeken moet worden. Is dat echter reden om hier na vijf of zes jaar te roepen dat er moet worden gestopt, dat dit de ijskast in moet en dat het allemaal over moet worden gedaan, zonder dat wij zicht hebben op welke procedure wij dan ingaan? Dan zeggen wij dus tegen Medemblik, Noorder-Koggenland en Wognum: sorry, goed gedaan en goed geïnvesteerd, maar wij doen het niet. Moet dat de slotsom zijn? Dat vind ik buitengewoon ruig. Eerlijk gezegd is het ook een beetje de verantwoordelijkheid van de betrokkenen zelf. Dat heb ik al duidelijk gemaakt. Men heeft voor 2002 onder leiding van de provincie een kans gehad.

De voorzitter:

Nu gaat u zichzelf herhalen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Nog een laatste zin, want die is belangrijk. Men heeft nadien een kans gehad zonder dat de provincie zich ermee bemoeide, maar men is er in gezamenlijkheid niet uitgekomen. Moeten wij dan nog een keer de regio een kans geven om er in gezamenlijkheid uit te komen zonder dat wij daar nadere voorwaarden aan stellen? Het houdt gewoon een keer op. Ik zie daar eerlijk gezegd het perspectief niet van in.

De voorzitter:

Volgens mij kunt u nu prima een punt achter uw zin zetten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Punt.

De voorzitter:

Dank u wel.

De vergadering wordt van 21.50 uur tot 22.00 uur geschorst.

Minister Remkes:

Voorzitter. Er liggen twee voorstellen voor om over te gaan tot gemeentelijke herindeling in West-Friesland. Het betreft in de eerste plaats het voorstel tot samenvoeging van de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland. In de tweede plaats is het voorstel aan de orde tot samenvoeging van de gemeenten Wognum, Medemblik en Noorder-Koggenland.

Ik hecht eraan om te zeggen dat met name de burgers, de gemeenten en met een zekere afstand de provincie Noord-Holland hard hebben gewerkt om tot deze twee voorstellen te komen. De toehoorders op de publieke tribune dank ik voor hun komst. Het gaat vanavond immers om de toekomst van hun gemeenten. De Kamer bedank ik omdat zij er het nodige aan heeft gedaan om behandeling van deze twee voorstellen mogelijk te maken. Ik weet dat dit door de betrokken gemeenten en de provincie Noord-Holland op prijs wordt gesteld.

Ik schets de gemeenschappelijke geschiedenis van de twee voorstellen. De stuurgroep Krachtige Gemeenten heeft in opdracht van mijn voorganger een onderzoek gedaan naar de kwetsbaarheid van gemeenten in relatie tot bestuurskracht. De regio West-Friesland maakte onderdeel uit van dat onderzoek. De stuurgroep heeft die regio geanalyseerd en hij heeft daarbij vooral gelet op de bestuurlijke knelpunten. Voor gedeputeerde staten van Noord-Holland vormden de uitkomsten van het rapport aanleiding om in 2001 een herindelingontwerp voor de regio West-Friesland vast te stellen. Met name de heer Vendrik heeft daaraan gerefereerd. In 2002 is deze procedure door de provincie beëindigd omdat er voor het ontwerp naar het oordeel van gedeputeerde staten niet voldoende draagvlak was. De provincie was verder van mening dat de gemeenten zelf met het initiatief moesten komen om tot herindeling over te gaan. In dat licht zijn de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland alsmede de gemeenten Wognum, Medemblik en Noorder-Koggenland zelfstandig op zoek gegaan naar een oplossing. Dat heeft uiteindelijk geleid tot de voorliggende twee wetsvoorstellen. Ik zeg dat onder andere omdat er in zekere zin een relatie is met het beleidskader van 2002. Gedeputeerde staten van Noord-Holland hebben daarop geanticipeerd. Draagvlak van onderop, vrijwilligheid en zelfstandigheid was indertijd het adagium. Gedeputeerde staten van Noord-Holland hebben dat adagium toen overgenomen.

Ik heb nooit de neiging om mijn gevoelen onder tafel te houden. De betogen van enkele woordvoerders riepen bij mij het beeld op van dat jongetje dat na het plegen van de daad buitengewoon verwonderd was over het feit dat het meisje toch zwanger was. Dat klinkt hard, maar het verloop van het proces roept dat beeld bij mij op. Ik vind het een kwestie van bestuurlijke behoorlijkheid dat de Kamer aandacht besteedt aan dat aspect. Het past ook de Kamer niet om te zeggen dat dat ene voorstel niet deugt. Dat geldt in het bijzonder voor de fracties die bestuurlijk draagvlak en vrijwilligheid van onderop tot adagium hebben verheven. Ik richt mij nu in het bijzonder tot de heer Van der Ham, want ik heb gehoord dat hij beweerde dat dat ene voorstel niet deugt. Als ik dat niet goed heb begrepen, verneem ik graag van hem wat zijn mening is.

De heer Van der Ham (D66):

Nee. Voor Medemblik geldt dat alles van onderop is gekomen. Het voorstel dat op die gemeente betrekking heeft, zullen wij zeker steunen. Als echter de kans bestaat dat andere gemeenten zich daarbij willen aansluiten en dat daarvoor draagvlak is, moeten wij misschien nog een laatste poging wagen. Ik spreek niet over het in de ijskast zetten van het voorstel en evenmin over later herindelen, maar bijvoorbeeld over een paar maanden of een paar jaar. Ik heb gezegd dat het zo snel mogelijk moet gebeuren. Als de herindeling echter beter kan en een nieuwe herindeling in de toekomst kan worden voorkomen, moeten wij dat niet nalaten. Ik vind het prima als wij daarvoor wat meer tijd nodig hebben.

Minister Remkes:

Ik heb vanmiddag ten aanzien van Midden-Limburg ook gezegd dat wij niet voor niets de Wet arhi toepassen met alle procedurele waarborgen in bestuurlijk opzicht. Wij kunnen dus niet op een achternamiddag over de hoofden van de bevolking heen besluiten om het iets anders te doen. Evenmin kunnen wij binnen de beperkte tijd die er is van gemeentebesturen verwachten dat zij spontaan een adhesiebetuiging sturen om er ook bij te komen. Dat kan in redelijkheid niet verwacht worden. Het wetsvoorstel zoals het voorligt, is helder en daarover moet ook een helder besluit worden genomen.

Er is gevraagd naar de restproblematiek. Er rest nog een aantal vrijheidsgraden voor de toekomst. Er is geen restproblematiek die voor gigantische problemen zorgt. Nu worden slechts een paar piketpalen voor het gebied geslagen als gevolg van keuzes die in de Kamer met het beleidskader en in het provinciehuis in Haarlem door GS van Noord-Holland zijn gemaakt. Als ik het kaartbeeld goed interpreteer, geeft dat nog een aantal mogelijkheden.

Ik heb goed naar iedereen geluisterd. De heer Vendrik heeft mij naar de toekomst gevraagd. Ik vind het nodig dat GS van Noord-Holland nadrukkelijker de regie gaat voeren bij de gemeentelijke herindelingen. Daarover bestaat geen enkel misverstand. Dat zal soms leiden tot keuzes waarover niet iedereen in de Kamer zal staan juichen. Dat voorspel ik nu reeds. Ik maak die opmerking ook tegen de achtergrond van de opmerking van vanmiddag over het traject middenbestuur en het proces van bestuurskrachtmetingen van dit moment. Ik veroorloof mij in dit verband de opmerking dat het tijd wordt dat de provincie haar verantwoordelijkheid neemt. Ik steek niet onder stoelen of banken dat ik niet in alle opzichten vrolijk ben geworden van de notitie die ik vanmiddag onder ogen heb gekregen van het provinciale bestuur van Noord-Holland. Een notitie over zus en zo en vroeg of laat hoort niet in een zorgvuldig herindelingsproces waarbij een provinciaal bestuur verantwoordelijkheid neemt op grond van de Wet arhi. Dat doet niets af aan de voorstellen die nu voorliggen.

De heer Van der Ham (D66):

Er gebeuren in de Kamer ook dingen rond herindelingen. Soms wordt op een achternamiddag even een amendement ingediend om iets anders te regelen. Dat hebben wij vanmiddag nog bij Midden-Limburg gezien. Nu kan er op korte termijn draagvlak zijn bij een van de buurtgemeenten om bij een goede herindeling aan te sluiten. Ik wil dat dan ook een kans geven. Dat is iets anders dan op een achternamiddag in de Kamer iets besluiten. Ik wil het slechts iets meer tijd gunnen. Als wij die tijd kunnen leveren, kan dat een goede bijdrage zijn aan mogelijke verbetering van de regio. Wij moeten daarvoor de ruimte geven.

Minister Remkes:

Ik heb vanmiddag gezegd dat de tijd dringt. Dat geldt ook voor dit voorstel. Het is onmogelijk om binnen veertien dagen aan andere gemeenten te vragen om aan regering en Kamer aan te geven hoe het anders kan. Ik vraag van de heer Van der Ham oog voor de zorgvuldige procedure die gemeentebesturen hebben te volgen. Ik vraag er ook aandacht voor dat er voor het huidige voorstel bestuurlijk draagvlak is. Dat is, heb ik vanmiddag begrepen, het belangrijkste criterium voor de fractie van D66. Dan is nog maar één conclusie mogelijk.

Ik laat in het midden wat er in de toekomst allemaal kan gebeuren. De vraag voor mij is nu of het huidige voorstel voldoet aan het beleidskader. Dat is voor het kabinet het toetsingskader. Is er draagvlak? Ja. Is er bestuurskracht? Ja. Is er duurzaamheid? Op zich wel, nu er twee gemeenten worden gevormd die meer dan 20.000 inwoners tellen. Daar is helemaal niets mis mee. Qua oriëntatie passen deze gemeenten ook op een fatsoenlijke manier bij elkaar. Redenerend vanuit het beleidskader vind ik dit voorstel dus alleszins verdedigbaar.

De heer Van Beek (VVD):

In ons regeerakkoord staat dat we herindelingen niet meer willen entameren vanuit het ministerie van BZK, maar vanuit gemeenten, dan wel provincies. De minister zegt dat het provinciaal bestuur van Noord-Holland deze lijn heeft overgenomen, omdat het heeft gezegd dat het dit ook van onderaf wil. Dat is echter niet hetzelfde; de provinciale laag die nadrukkelijk in het geheel is genoemd, is vergeten. Ik ben het dus niet eens met de bewering dat de provincie Noord-Holland de beleidslijn uit 2002 heeft overgenomen.

Minister Remkes:

Nee, dat is een ernstig misverstand.

De heer Van Beek (VVD):

Daar zit wel nadrukkelijk de provincie tussen?

Minister Remkes:

Nee. In het regeerakkoord staat dat onder vrijwilligheid van onderop voorstellen van gemeenten worden verstaan, dan wel van het provinciaal bestuur. Dit zijn voorstellen van gemeenten.

De heer Van Beek (VVD):

Dat bedoelde ik niet met mijn reactie. U zei dat de provincie Noord-Holland had gekozen voor dezelfde lijn als in het regeerakkoord.

Minister Remkes:

Men heeft geanticipeerd op het beleidskader dat er toen aankwam. Men heeft kennelijk gezien dat de centrale regie zou worden afgezworen, dat de vrijwilligheid van gemeenten meer betekenis zou krijgen. Daaruit heeft men eigen politieke conclusies getrokken. Ik heb er destijds geen contact over gehad met het provinciaal bestuur van Noord-Holland, maar daar is destijds die conclusie getrokken. Gemeenten hebben, na het regeerakkoord en het beleidskader te hebben gelezen, de conclusie getrokken dat zij zelf van onderop een belangrijke verantwoordelijkheid gingen dragen. Dat heeft geleid tot de ontwikkeling van deze voorstellen. Den Haag draagt daarbij een belangrijke verantwoordelijkheid in de weging van de achtergronden, uit het oogpunt van bestuurlijke zorgvuldigheid.

De heer Van Beek (VVD):

Dat wordt door niemand ontkend. De vraag is alleen hoe de initiatieven van de gemeenten – en die worden, nogmaals, zeer gewaardeerd in deze Kamer – worden getoetst aan de totale regio. Dat is nu precies de taak van de provincie.

Minister Remkes:

Ik zeg niet dat de provincie in die context geen taak meer heeft. Maar de provincie heeft die taak gehad. U kunt van opvatting zijn dat de provincie een te marginale invulling aan die taak heeft gegeven; in dat geval komen we wat dichter bij elkaar. De provincie heeft er echter wel degelijk naar gekeken. Een en ander leid ik af uit het memo dat ik vanmiddag heb ontvangen. Maar ik heb mijn opmerkingen niet voor niets gemaakt. De context van de impulsen vanuit het landelijke kader speelt hier een rol, en de conclusies die gemeenten en het provinciaal bestuur daaraan hebben verbonden. Ik kan in redelijkheid niet tot de conclusie komen dat er verkeerde voorstellen zijn gedaan; zoals gezegd, vanuit het beleidskader zijn ze alleszins verdedigbaar. Volgens mij is dat geen onbelangrijk gegeven – ik zeg dit op basis van de invulling mijn verantwoordelijkheid en, als ik zo vrij mag zijn, die van de Kamer – omdat de Kamer het beleidskader breed heeft onderschreven. Destijds bestond daar geen misverstand over. Er moet wel enige zekerheid bestaan voor de medeoverheden over processen en trajecten die men zelf ingaat.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Het debat over het beleidskader herinner ik mij nog levendig. In een bijzin zegt de minister eigenlijk: dit voorstel past daarin en er is geen restproblematiek. Komt de minister daarop nog terug of vindt hij dat daarmee al mijn vragen daarover zijn beantwoord? Dat zou wel erg kort door de bocht zijn.

Minister Remkes:

Ik heb er al iets over gezegd, maar straks ga ik er nog wat specifieker op in.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik heb een vraag van meer politieke aard. De minister heeft enkele jongetjes hier in de zaal zojuist wat seksuele voorlichting gegeven. De heer Van der Ham zit er inmiddels redelijk geknipt en geschoren bij; dat zien wij allemaal. Hoe zit het echter met de heer Van Beek? Wat vindt de minister van de opvatting van de VVD-fractie?

Minister Remkes:

Ik heb nog geen finale opvatting van de VVD-fractie gehoord, dus ik weet niet of zij dit voorstel wel of niet steunt. Ik sta hier om het kabinetsvoorstel te verdedigen en dat zal ik blijven doen. Indien bepaalde onderdelen daaruit worden gesloopt, zal ik mij indringend beraden over de toekomst van het wetsvoorstel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Des te meer klemt mijn vraag, want de handtekening van de heer Van der Ham staat niet onder een amendement van mevrouw Fierens en die van de heer Van Beek wel. Hij heeft met het zetten daarvan gewoon een aanval gepleegd op het wetsvoorstel dat de minister hier verdedigt.

Minister Remkes:

Het gaat mij om de hoofdlijnen. Dat amendement over het industrieterrein.... Hoe heet het ook alweer? Inderdaad, West-Frisia. Daarnaast is er ook nog het industrieterrein Jaagweg. Dat soort dingen is voor mij natuurlijk geen halszaak. Ik heb begrepen dat de heer Vendrik nog een motie zal indienen over Jaagweg. Als die gaat over de medebetaling door het Rijk, dan teken ik daar op voorhand bezwaar tegen aan. Indien hij echter de nadruk legt op bestuurlijk commitment, dan geef ik hem gelijk. Dit alles raakt echter niet de kern van de discussie.

Bij de discussies over de mogelijke samenvoeging van de gemeenten Andijk, Enkhuizen, Stede-Broec en eventueel Wevershof zijn er allerlei ontwikkelingen die in het collegeprogramma van Wevershof nog weer allerlei actuele impulsen hebben gekregen. Excuses, ik bedoel natuurlijk Wervershoof. Ik ben vrij recent nog in die omgeving geweest, maar niet in deze gemeente. Het lijkt mij in ieder niet dienstig om daar nu bij stil te staan. Hier geldt de uitnodiging aan gedeputeerde staten om in samenspraak met de gemeenten een regionale visie te ontwikkelen over de toekomst van het gebied, op basis van de twee piketpalen die wij bij deze gelegenheid met elkaar gaan slaan.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Daar zit precies het knelpunt. De minister betoogt dat dit een ontwikkeling is van recentere datum en dat de provincie er nog maar eens naar moet kijken. Mijn dilemma is echter dat als wij zo doorgaan, de trein voor de gemeente Medemblik voorbij is waardoor er voor deze gemeente geen keuzemogelijkheden meer zijn. Het grootste gedeelte van de weg is dan afgesneden, wat de duurzaamheid aantast.

Minister Remkes:

Volgens mij ligt het allemaal wat genuanceerder dan mevrouw Fierens nu stelt. Er zijn nog wel degelijk wissels op het spoor aanwezig. Wellicht zijn er iets minder vrijheidsgraden, maar er kunnen in de toekomst nog wel keuzes worden gemaakt.

Ik wijs op het volgende en dat heeft iets te maken met de achtergronden die ik zojuist schetste. Als er nu "nee" wordt gezegd, dan heeft dit een aantal consequenties die niet onbelangrijk zijn. In de eerste plaats is er dan wat mij betreft sprake van verspilling van tijd en kosten. Sinds september 2005 is in het lopende fusieproces van de nieuw te vormen gemeenten – ik heb het dan over Wognum, Medemblik en Noorder-Koggenland – 4 mln. geïnvesteerd. In de tweede plaats is er dan sprake van verlies van motivatie, zowel bestuurlijk als ambtelijk. Alle drie de gemeenten zijn vanaf 1998 bezig met de voorbereiding van fusies met wisselende groepen van gemeenten. Sinds 1998 is dit voor alle deelnemers het derde fusieproces dat wordt voorbereid. De tijd die hierin is geïnvesteerd, is in principe goed besteed, mits dit ook daadwerkelijk tot een fusie leidt per 1 januari 2007. Nieuw uitstel kan bestuurlijk en ambtelijk nauwelijks meer leiden tot hernieuwde inzet en motivatie.

De drie organisaties zijn zeer kwetsbaar geworden. De lopende fusie vraagt een extra inspanning. Inmiddels zijn er vooruitlopend op de fusie – om maar een voorbeeld te noemen – achttien vacatures ontstaan die op tijdelijke basis zijn ingevuld. De selectieprocedure voor een nieuwe directie is inmiddels afgerond. De selectieprocedure voor de afdelingsmanagers en de griffier is inmiddels gestart. Stopzetten, voor de derde keer, van het fusieproces leidt voor de inwoners tot verlies – dat is mijn stellige overtuiging – aan geloof in de politiek en in het bestuur. Het draagvlak dat aanwezig is bij de inwoners, zal hierdoor onder druk komen te staan. Men ziet en erkent de noodzaak nog steeds, maar nieuw uitstel tast de geloofwaardigheid van het proces aan. En zeker als dat de gedachte oproept van achterkamertjes, bijvoorbeeld in de vorm van een besloten raadsbijeenkomst en bestuurlijk machtsgebruik van de gemeente Hoorn in een veel te laat stadium van de procedure.

De voorzitter:

Ik moet de publieke tribune vragen om zich te onthouden van uitingen van instemming en ontstemming.

Minister Remkes:

Dat raakt onmiddellijk aan de vraag of de gemeente Hoorn voldoende is gehoord. De nieuw aangetreden gemeenteraad van de gemeente heeft kenbaar gemaakt dat men wil fuseren met Wognum. En ook wenst men een grenscorrectie met de gemeente Wester-Koggenland. Tijdens de arhi-procedure hebben de gemeenten in de regio de mogelijkheid gehad om bezwaren tegen deze voorstellen te maken. De fusiegemeenten hebben gedurende deze procedure geen bezwaren uit de regio ontvangen. De gemeente Hoorn heeft de gemeenten Obdam en Wester-Koggenland zelfs een brief gestuurd waarin de plannen worden toegejuicht. De gemeenten Wognum, Medemblik en Noorder-Koggenland hebben ook in die periode geen bezwaren van de gemeente Hoorn ontvangen. Naar mijn opvatting hebben de betrokken gemeenten en het provinciaal bestuur een zorgvuldig proces doorlopen. De Wet arhi creëert een duidelijk moment voor het kenbaar maken van bezwaar. Dat moment is reeds lang verstreken. De gemeente Hoorn komt ten aanzien van deze voorstellen te laat met de bezwaren. Die hebben dus onvoldoende kunnen worden meegewogen. Ik snap het proces natuurlijk wel. De Kamer moet echter de wijze waarop de zaak bestuurlijk gewogen en beoordeeld is, beoordelen.

Voor de bewoners van de beide nieuwe gemeenten waarover wij hier spreken, is de geloofwaardigheid in het geding. De gemeente Hoorn heeft op titel van het ongedefinieerde begrip "centrumgemeente" het fusieproces anderhalf jaar ondersteund en heeft vervolgens tot drie maal toe verschillende uitspraken gedaan die daarmee in tegenspraak zijn. Die varieerden van een grenscorrectie, via honderd hectare tot een volledige annexatie van de gemeente Wognum. Dat roept geen geloofwaardig beeld op.

Ik heb over de rol van het provinciale bestuur al het nodige gezegd en ik heb al enkele opmerkingen gemaakt over de problematiek van de restgemeenten. In aanvulling hierop wil ik opmerken dat de gemeenten Wervershoof en Andijk op dit moment elk afzonderlijk de mogelijkheden voor een fusie bestuderen. Zij hebben nog geen voorkeur uitgesproken voor fusiepartners. De gemeente Opmeer bestudeert de mogelijkheden voor verregaande samenwerking met gemeenten in de regio. De provincie wil de ruimtelijke vraagstukken na behandeling van de wetsvoorstellen door middel van samenwerking oplossen. Ik ontken dat met deze voorstellen een soort dwingende route ontstaat voor het vervolgtraject. Er is nog een aantal keuzemogelijkheden. Ik zal proberen om het provinciale bestuur zodanige impulsen te geven dat het dat proces actief gaat begeleiden.

De heer Vendrik vroeg of de regering de ontwikkeling van bedrijventerreinen wil ondersteunen. Dat is primair de verantwoordelijkheid van de gemeenten en het provinciale bestuur. Ik heb begrepen dat er al eerste stappen zijn gezet. De provincie heeft de gemeente Wester-Koggenland verzocht om het bedrijventerrein Jaagweg te ontwikkelen. Daar zijn bepaalde subsidie-instrumenten voor beschikbaar. Ik wacht dat proces af. Ik zal het volgen, wat kan worden beschouwd als een toezegging. Ik heb geen behoefte aan een motie op dit punt.

Hetzelfde geldt voor de woningbouw ten behoeve van de gemeente Hoorn. Ook hierbij heeft het provinciale bestuur het voortouw. Het moet erop toezien dat de gemeenten daar afspraken over maken. Ik heb op dit ogenblik geen enkel signaal ontvangen dat erop duidt dat dit onvoldoende gebeurt. Als dat in de toekomst wel aan de orde mocht zijn, moet men primair bij het provinciale bestuur aankloppen. Als dat onvoldoende soelaas biedt, moet men bij mij of bij de minister van VROM aan de bel trekken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister zei dat hij de ontwikkeling van de industrieterreinen Jaagweg en West-Frisia gaat volgen en dat ik dat kan beschouwen als een toezegging. Deze minister volgt alles en dat beschouwen wij nooit als een toezegging. Het gaat mij natuurlijk om meer. Ik heb de minister voorgehouden dat het mij erom gaat dat het Rijk meewerkt. Deze ontwikkeling actief bevordert. Er bovenop zit als het moet. Zo nodig met extra geld. Er is hiervoor een pot met geld beschikbaar op de begroting van Economische Zaken onder de regie van de staatssecretaris van EZ. Dat heb ik de minister gevraagd. Volgen is niet voldoende.

Minister Remkes:

Er bovenop zitten: ja. Zo nodig met extra geld: neen. Gemeentebesturen zijn in het algemeen, binnen de financiële uitgangspunten die daarvoor gelden, voldoende in staat om bedrijventerreinen te ontwikkelen met behulp van het bestaande instrumentarium, ook financieel. Ik ga bij de gelegenheid van deze gemeentelijke herindeling daarop geen positieve uitzondering maken voor dit bedrijventerrein. Dat begrijpt de heer Vendrik ook wel.

De heer Knops (CDA):

Een aantal van mijn vragen is niet beantwoord. De eerste betreft de grenscorrectie tussen Medemblik en Wieringermeer, de rol van de provincie daarin en het oordeel van de minister daarover. De tweede de rol van het provinciebestuur ten aanzien van het nu niet overgaan tot een grenscorrectie. Ik heb gevraagd hoe ik dit moet zien. Via de minister vraag ik naar de opvatting van het provinciebestuur hierover omdat deze in tegenspraak lijkt met de lijn die zij eerder hebben gekozen. Mijn derde nog niet beantwoorde vraag betreft de garanties die zijn afgegeven ten aanzien van de ontwikkeling van de bedrijventerreinen en de opvatting van de minister daarover.

Minister Remkes:

Ik meen al te hebben gereageerd op de kwestie ten aanzien van de beide bedrijventerreinen. Als de Kamer meent dat ten behoeve van het bedrijventerrein West-Frisia nu een grenscorrectie moet worden doorgevoerd, beschouw ik dat niet echt als een hoofdpunt van dit debat en zal ik mij er niet tegen verzetten. Ten aanzien van het andere bedrijventerrein is mij niet gebleken dat een groot probleem bestaat. Op dit moment zijn mij geen andere discussiepunten ten aanzien van grensgeschillen bekend. Ik zie geen problemen en wil er op dit moment dan ook geen uitspraken over doen.

De heer Knops (CDA):

In de nota naar aanleiding van het verslag is sprake van de grenscorrectie die was voorzien tussen Medemblik en Wieringermeer. Gesteld wordt dat deze zal worden doorgevoerd nadat dit wetsvoorstel door de Kamer is aangenomen. De CDA-fractie heeft gevraagd waarom het niet is meegenomen. Het betreft een aanzienlijk gebied. Waarom wordt dit niet meteen geregeld?

Minister Remkes:

Dit valt onder de gebruikelijke gemeentelijke c.q. provinciale verantwoordelijkheid. Men kan het buiten het wettelijke traject realiseren. Men heeft er de wetgever dus niet voor nodig.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Op een aantal momenten maakte hij van zijn hart geen moordkuil. Dat is mooi. Hij heeft terecht een aantal opmerkingen gemaakt over het proces: slechte regie en slechte strategie, met het voorliggende resultaat. Dat kan allemaal wel zo zijn – ik deel dat ook – maar het neemt niet weg dat er problemen zijn opgelost. Een beoordeling van de regie en de strategie als slecht neemt de problemen niet weg. Ik ben eigenlijk niet helemaal tevreden over de beantwoording door de minister.

De minister zegt mij te gemakkelijk dat er geen restproblematiek is. Wervershoof, Andijk en Enkhuizen hebben nu de helft minder keuzemogelijkheden voor eventuele fusies, indien zij die wensen. De minister kan dan "too little, too late" zeggen. Misschien is dat ook zo, maar het is een probleem dat voor de toekomst gewoon recht overeind blijft, ondanks alles.

Hetzelfde geldt voor Hoorn. Misschien was de strategie slecht. Het is niet aardig gegaan, ook onderling niet. De ruimteproblematiek blijft. De minister erkent in feite die problematiek. Blijft de vraag hoe het voorstel er voor staat.

Opmeer kan een andere kant uit, dus de bezwaren zijn daar geringer. In deze tweede termijn kan ik zeggen dat wij akkoord gaan met de vorming van de nieuwe gemeente Koggenland. Ik zou heel graag nu al zeggen dat ik ook akkoord kon gaan met de vorming van de nieuwe gemeente Medemblik, maar ik vind dat er wel degelijk een problematiek is voor de andere gemeenten en dat Hoorn een ruimteprobleem heeft. Ik realiseer mij hoe moeizaam het probleem van de herindeling was. Ik realiseer mij ook dat het al tien jaar duurt en dat het heel goed zou zijn nu tot een oplossing te komen, maar het resultaat is wel erg onbevredigend.

Mijn amendement is klein en bescheiden en lost de grote problemen niet op, maar ik houd er wel aan vast.

De heer Van der Ham (D66):

Mevrouw Fierens heeft nog steeds veel moeite met de vorming van de nieuwe gemeente Medemblik. Gaat zij tegen stemmen?

Mevrouw Fierens (PvdA):

Ik zeg, heel precies, dat ik er moeite mee heb dat door de herindeling, los van de oplossing van Medemblik tot aan Wognum, er een restproblematiek ontstaat. De andere gemeenten komen daardoor tekort aan democratische legitimiteit bij de rest van het proces.

De heer Van der Ham (D66):

Het is nu de tweede termijn. Wij hebben al gediscussieerd. Ik heb gevraagd of misschien Wervershoof er nog bij kan. De minister heeft gezegd dat het heel moeilijk is en eigenlijk niet meer kan. Ik zal het zo meteen nog een keer aan hem vragen. Als het echt niet kan, gaat mevrouw Fierens dan voor of tegen stemmen?

Mevrouw Fierens (PvdA):

Ik heb de minister gevraagd dit met de restproblematiek nog eens op te nemen met de provincie. De minister heeft daar nog niet op gereageerd. Ik doe hem graag nog eens dat verzoek. Ik geef nog geen definitief antwoord op de vraag van de heer Van der Ham.

De heer Van Beek (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor zijn antwoord in eerste termijn. Dat was op een aantal punten helder, maar op een paar punten nog niet. Wat mij betreft kan de samenvoeging van de gemeenten Wester-Koggenland en Obdam tot stand komen. Dat is geen probleem. Het is goed dat vanavond op deze plaats nog eens uitgesproken is dat dit gebeurt onder de afspraak dat de procedures voor de ontwikkeling van de terreinen Jaagweg vol inzet in gang gezet wordt en zo mogelijk gerealiseerd wordt. Dat zal overigens nog een hele klus zijn. Er kleven namelijk behoorlijke financiële problemen aan de totstandkoming. Daarom vind ik het goed dat beide terreinen in één gemeente vallen en er dus geen gemeentegrens tussen zit. Ik wens de gemeente succes hiermee en ben van mening dat wij de discussie over dit deel daarmee kunnen afronden.

Het probleem spitst zich toe op de gemeente Medemblik. De minister is duidelijk geweest over de positie van Hoorn. Hij heeft nog eens aangegeven hoe een en ander gebeurd is. Daar word je niet echt vrolijk van. Ik denk dat wij twee dingen kunnen doen. Wij hebben afspraken gemaakt over de ontwikkeling van Jaagweg. Wij hebben een amendementje liggen voor het terrein West-Frisia. Wij praten enerzijds over regionale ontwikkelingen en anderzijds over lokale ontwikkelingen. Als die twee zaken inderdaad gerealiseerd worden, heb ik het gevoel dat dit op dit moment het maximaal haalbare is voor de gemeente Hoorn.

Vervolgens is er de afweging met betrekking tot de gemeente Medemblik. Ik heb het gevoel dat daar het aapje weer bij ons op de schouder gezet is. Ik vind het een duivels dilemma. Ik realiseer mij alle nadelen die de minister genoemd heeft als het niet doorgaat. Ik kan daar geen speld tussen krijgen. De minister heeft daarin helemaal gelijk. Het is rampzalig voor de gemeenten die daaraan zo hard gewerkt hebben, voor alles wat er al gebeurd is, voor het geld dat ermee gemoeid geweest is, et cetera. Ik deel al die argumenten, maar tegelijkertijd is er het probleem van de overblijvende gemeenten waarvoor naar mijn gevoel geen goed alternatief resteert. Ik vind dat de minister wat snel voorbijgaat aan de positie van de gemeente Wervershoof en van Andijk. Dat is heel zorgelijk in dit proces. Ik ben erg benieuwd of hij daarover in tweede termijn wat meer duidelijkheid wil geven. Ik ben ook erg benieuwd hoe hij ingaat op de vraag van de kant van de fractie van de PvdA om daarover nog eens met de provincie te praten.

Dat betekent dat ik voor de afweging over het laatste wetsvoorstel mijn fractie opnieuw zal consulteren, oftewel dat ik het daar terugleg.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als je iets teruglegt bij de fractie, geef je daarbij meestal ook een stemadvies. Hoe luidt dat stemadvies?

De heer Van Beek (VVD):

Als het zo gemakkelijk was, had ik vanavond een eindoordeel gegeven. Ik heb heel serieus grote aarzelingen bij de twee kwaden waartussen ik moet kiezen. Ik realiseer mij goed de nadelen van een afwijzing, maar ik realiseer mij ook goed de nadelen van het wel doorgaan. Als het gemakkelijk geweest was, had ik hier gezegd wat ik zou doen. Ik wil echt even die ruimte houden.

De heer Knops (CDA):

Mevrouw de voorzitter. Ik dank de minister voor zijn beantwoording. Die was volledig en naar tevredenheid.

De heer Van Beek sprak over twee kwaden. Ik zou het iets positiever willen zien. Wij hebben gesproken over een proces dat op een aantal punten niet de schoonheidsprijs verdient, maar het gaat uiteindelijk om het resultaat. Wat onze fractie betreft ligt er, zeker gelet op de antwoorden van de minister, een voorstel dat duidelijkheid schept voor de plattelandsgemeenten. Wat voor ons heel belangrijk is: het is niet een herindeling met de rug naar stad, maar met het gezicht naar de stad. Daarvoor zijn genoeg bewegingen gemaakt. Het is dan ook een voorstel dat wij zullen steunen. In de richting van de heer Vendrik zeg ik dan ook dat het stemadvies aan mijn fractie positief zal zijn.

Ten slotte wil ik nog iets zeggen over het amendement van de fracties van de VVD en de PvdA. Wij zullen dat niet steunen. In mijn eerdere betoog heb ik al aangegeven dat het vraagstuk van de bedrijventerreinen niet per definitie iets is voor de centrumgemeenten. Het dient daarentegen opgepakt te worden door de gehele regio. Wat ons betreft kan het hierbij ook gaan om een plattelandsgemeente.

Mocht de heer Vendrik zijn motie indienen, dan zullen wij die niet steunen. Wij vinden namelijk dat het niet aan de Kamer is om de duurzaamheidsambitie voor bedrijventerreinen te bepalen. Verder vinden wij dat een motie niet het meest geschikte middel is om extra middelen daarvoor beschikbaar te stellen.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Ik heb reeds in eerste termijn gezegd dat de vorming van de nieuwe gemeente Koggenland onze warme steun heeft. Die gemeente is dus bereikt.

Wat Medemblik betreft zeg ik: de gemeente komt van onderop tot stand en dus zijn wij er voor. Echter, over Wervershoof twijfelen wij. Willen wij er dat nou wel of niet bij? Willen wij daarvoor misschien een andere regeling? Met interrupties en opmerkingen in eerste termijn heb ik mij afgevraagd of er nog een gaatje is om Wervershoof bij de nieuwe gemeente Medemblik te betrekken, mochten Wervershoof en Medemblik dat willen. Kan dat dan nog? De minister heeft omstandig aangegeven dat dit procedureel niet kan en hij heeft ook aangegeven dat deze samenvoeging waarschijnlijk niet op voldoende draagvlak kan rekenen.

Vanmiddag hebben wij gesproken over de herindeling van Midden-Limburg. Bij het debat daarover heb ik de vraag over het moment van de stemming en de wenselijkheid om over de herindeling door te spreken eigenlijk gesteld aan de betrokken gemeentes. Zij hebben heel erg lang met elkaar aan tafel gezeten. Bij dit wetsvoorstel hebben de drie gemeentes Koggenland, Medemblik en Wognum een oplossing gevonden. Wij gaan die dan ook niet eindeloos laten wachten. Die gemeentes hebben hun best gedaan en na heel veel gedoe overeenstemming bereikt. Die inspanning gaan wij honoreren. Echter, is het nog mogelijk om Wervershoof erbij te krijgen? Bestaat die kans nog? Is daarvoor een draagvlak te vinden? Dat zullen wij de komende dagen van de gemeentes moeten horen. Volgende week gaan wij over de wetsvoorstellen stemmen. Misschien komt er van deze gemeentes nog een noodkreet en zeggen zij: wij willen het proberen. Wil de minister dan nagaan of er een draagvlak te vinden is en wil hij dan alsnog deze kwestie bestuderen? Blijkt dinsdag dat draagvlak er niet te zijn, dan zullen wij in de fractievergadering onze mind opmaken en ons stemgedrag bepalen. Misschien wil de heer Vendrik weten wat ik mijn fractie zal adviseren. Als wij dinsdag de brief waarop ik doelde niet hebben, zal ik mijn fractie adviseren om te stemmen voor Medemblik als nieuwe gemeente.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vind het altijd ingewikkeld om het als lid van de oppositie te zeggen, maar ik geef eerlijk toe dat de minister van Binnenlandse Zaken tamelijk goed heeft gesproken. Ik steek dat niet onder stoelen of banken.

Voorzitter. Wat Koggenland betreft zeg ik: dat is binnen. In eerste termijn zei ik al: oké, er komen nieuwe verkiezingen aan en als inwoner van deze gemeente begint het zelfs bij mij te kriebelen. Laat die campagne maar komen. Over de positie van deze gemeente hoeven wij dus niet meer te discussiëren. Prima!

Wat Medemblik betreft heb ik namens de fractie van GroenLinks in eerste termijn al aangegeven dat zowel de procedure bij de opstelling van dit wetsvoorstel als de uiteindelijke inhoud niet optimaal is. Eerlijk is eerlijk, ik zie geen reden om mijn fractie te adviseren om de behandeling uit te stellen, om te zeggen: wij gaan niet akkoord, wij schorten de behandeling op. Mijn taxatie is dat het nu echt lang genoeg geduurd heeft. De betrokken gemeentes hebben alle kans gehad. Als men kansen heeft laten lopen, dan moet men daarmee leren leven. Het klinkt hard, maar dat is onderdeel van het serieus nemen van initiatieven van onderop. Als men de kansen niet pakt, dan doet men dat niet. Als men te laat is, is men te laat. Ook op dit punt heeft de minister goede woorden gesproken, zowel over de wijze waarop Hoorn heeft geopereerd als over de wijze waarop kleinere gemeentes in de regio alsnog een actieve positie in het herindelingsdebat innemen. Het houdt gewoon echt een keer op. Op deze manier kun je gewoon niet meer fatsoenlijk besturen en wordt het voor de Kamer onnavolgbaar om het uitgangspunt – het moet in unanimiteit van onderop komen – nog op de een of andere manier gestand te doen. Ik zal mijn fractie sterk aanraden het wetsvoorstel betreffende Medemblik te steunen.

De toezegging van de regio aan de gemeente Hoorn inzake de twee bedrijventerreinen is belangrijk. Ik heb liever dat daar alle aandacht naar uitgaat, dan dat wij van dit probleem van Hoorn nu ineens een herindelingskwestie maken. Het probleem van de bedrijventerreinen is brandstof geweest voor allerlei spectaculaire amendementen vanuit de regio. De staatssecretaris van EZ is er primair verantwoordelijk voor. Zij gaat over de herstructurering van terreinen en heeft een pot met geld. Zij jaagt provincies en gemeentes aan als het gaat om het vestigen dan wel herstructureren van bedrijventerreinen. Ik verzoek de minister om de ontwikkeling van die twee terreinen vanuit het Rijk te bevorderen. Wat mij betreft krijgt het kabinet de volledige vrijheid om te bezien hoe het Rijk het beste kan bijdragen aan de ontwikkeling. Ik sluit niks uit; ook voor extra geld heeft het Rijk middelen ter beschikking. Soms is er matching van Europees geld. De minister heeft in feite gezegd dat hij dit volgt. Voor mijn fractie is dat niet voldoende.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

van mening dat de positie van Hoorn als centrumgemeente dient te worden versterkt;

van mening dat daarvoor voldoende en passende bedrijventerreinen ter beschikking dienen te zijn;

van mening dat deze bedrijventerreinen zo duurzaam mogelijk moeten worden aangelegd, zoals voorzien in de plannen van de provincie Noord-Holland;

verzoekt de regering, te bezien hoe de rijksoverheid de aanleg van geplande bedrijventerreinen kan bevorderen, zo nodig met extra rijksgeld, en daarover de Kamer te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik en Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 6(30348,30376).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Ik vroeg de minister naar zijn toekomstvisie op het proces van herindeling. Er zijn twee modellen: de provincie krijgt de leiding of het saunamodel. Minister, wat gaat het worden?

Minister Remkes:

Mevrouw de voorzitter. Als wij de vraag moeten beantwoorden wat voor het gebied de optimale oplossing is, dan zijn een aantal variantendenkbaar. Het kaartbeeld bekijkend, vraag ik mij ook wel eens af waarom bepaalde keuzen zijn gemaakt. Dus in die zin begrijp ik een aantal kanttekeningen vanuit de Kamer heel goed. In eerste termijn ben ik al ingegaan op de vraag of er niet meer had moeten worden gekeken naar de ruimere omgeving. Ik heb tegelijkertijd moeten constateren dat aan dit voorstel over deze regio een zeer ruime voorgeschiedenis is verbonden. Uit een oogpunt van bestuurlijke zorgvuldigheid en geloofwaardigheid van overheidshandelen meen ik dat die achtergrondgeschiedenis bij de beoordeling van het voorstel wel moet worden meegewogen. Ik kan dan in feite niet tot een andere conclusie komen dan dat de argumenten die neerkomen op de vraag of het niet een tikkeltje inhoudelijker had gemoeten, niet opwegen tegen de argumenten om met dit voorstel akkoord te gaan. Ik wil dat onderstrepen met de positie van de gemeente Wervershoof. Bekend is dat in het verleden de gemeenten Wervershoof, Andijk en Enkhuizen hebben aangegeven dat ze willen fuseren. De gemeenten Stede-Broec en Opmeer hebben aangegeven zelfstandig te willen blijven. Als ik het goed heb begrepen, heeft de gemeente Wervershoof in het nieuwe collegeprogramma opgenomen dat zij deze raadsperiode nog niet wil fuseren. Dus die hele omgeving is nog in beweging. En daar kan ik bestuurlijk op dit ogenblik dus niets mee. Dat compliceert het verhaal. Tegen deze drie gemeenten die een bepaald proces zijn ingegaan, kun je dus niet zeggen: wacht u nog maar even totdat alle ontwikkelingen in de omgeving zijn uitgekristalliseerd. Ze zijn samen een bepaald pad opgegaan, mede geïnspireerd door ons en het provinciaal bestuur van Noord-Holland. Uit een oogpunt van zorgvuldigheid kun je dan dus niet tot een andere conclusie komen. Dat betekent niet dat ik zelf zeg dat het allemaal geweldig fraai is gegaan, maar ik vind behoorlijk bestuur en bestuurlijke zorgvuldigheid bij dit soort processen van buitengewoon groot belang.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Trekt de minister dan de conclusie dat het huidige beleidskader, dat zo sterk van onderop wordt ingegeven, dan toch onvoldoende soelaas biedt om tot een goede en integrale herindeling te komen?

Minister Remkes:

Als ik dit voorstel toets aan het beleidskader dan kan ik niet anders dan tot een positief oordeel komen. Dat is voor mij vanuit mijn verantwoordelijkheid de kern, want anders neem ik mijn eigen beleidsdocumenten niet serieus.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Gezien het feit dat wij met z'n allen zulke grote twijfels hebben of dit wel de mooiste oplossing is, kom ik tot de conclusie – dat hoor ik u in feite ook zeggen – dat dit beleidskader blijkbaar niet voldoende houvast biedt om tot goede en integrale herindelingen te komen.

Minister Remkes:

Ik heb vanmiddag gezegd dat gemeentelijke herindeling nooit wiskunde is. Dat zeg ik nu ook. De uitgangspunten die in het beleidskader staan, duiden een richting aan, duiden criteria aan die je in het wegingsproces in acht moet nemen, maar dat is nooit absoluut. Sommige van die criteria zijn toegepast in concrete situaties, onderling ook tegenstrijdig. Het meest indringende voorbeeld daarvan is natuurlijk het spanningsveld dat soms bestaat tussen draagvlak en bestuurskracht. Je kunt daar dus niet heel zwart-wit mee omgaan. Daar is het beleidskader ook niet voor bedoeld. Ik heb dit voorstel vanuit het gebied beoordeeld op basis van het beleidskader. Op grond daarvan moest ik concluderen dat ik hiermee positief naar de Kamer zou gaan.

Mevrouw Fierens (PvdA):

Ik ben het er natuurlijk mee eens dat het heel genuanceerd ligt, maar het beleidskader voldoet onvoldoende – laat ik het maar positief formuleren – om tot integrale afwegingen te komen. Dat betreuren wij op dit moment in feite allemaal. Dat geldt zowel voor de Kamer als voor de minister.

Minister Remkes:

Nee, het beleidskader rammelt helemaal niet. Bovendien: als dat zo zou zijn, had u daar nooit "ja" tegen moeten zeggen. Ook de PvdA-fractie heeft het immers onderschreven. In de toekomst zal weer met frisse blikken naar criteria gekeken worden, maar ik voorspel dat het op het terrein van de gemeentelijke herindeling nooit mogelijk zal zijn – nog afgezien van de vraag of je dat moet willen – om een soort spoorboekje te ontwikkelen dat toepasbaar is voor alle concrete situaties. Dat lukt gewoon niet.

Dat brengt mij bij de vraag van de heer Vendrik: hoe ga je hier in de toekomst verder mee om? Ik heb over de concrete situatie in Noord-Holland in eerste termijn een paar opmerkingen gemaakt. Ik ben daar vanmiddag, bij de behandeling van de herindeling in Midden-Limburg, ook op ingegaan. Het is de Kamer niet ontgaan – het gebeurt trouwens mede op verzoek van de Kamer – dat op dit ogenblik een voorbereidende discussie loopt over de betekenis van het middenbestuur. Daarbij is het thema van de toekomst van het lokale bestuur volop aan de orde, want je kunt over het middenbestuur geen opvatting hebben zonder een opvatting te hebben over het lokale bestuur. Daarbij is ook het thema van het draagvlak en de bestuurskracht van de gemeenten aan de orde. Als ik naar de kaart van Nederland kijk, zie ik dat – met uitzondering van enkele witte vlekken – in vrijwel alle provincies regionale herindelingen hebben plaatsgevonden. Er is één uitzondering: de Randstad. Daarom heb ik in overleg met de CdK's het initiatief genomen – daar is inmiddels ook een stuurgroep voor – om een bestuurskrachtoperatie voor de Randstad uit te voeren. Dat proces loopt op dit ogenblik en is wat mij betreft een onderdeel van de operatie inzake het middenbestuur, waarover ik in de loop van de komende vier of vijf weken met de regio – dus ook in de Randstad – nog een aantal discussies zal voeren. Dat is natuurlijk van betekenis voor de toekomstige aanpak.

Ik heb de Eerste Kamer toegezegd dat ik daar nog een notitie over zal schrijven. Je kunt hier drie opvattingen over hebben. Je kunt de opvatting hebben dat de verantwoordelijkheidsverdeling moet blijven zoals zij is. Je kunt de opvatting hebben dat het logisch is dat de besluitvorming over gemeentelijke herindeling op provinciaal niveau komt te liggen; dat vereist overigens wel een wijziging van de Grondwet. Je kunt ook de opvatting hebben dat het, als je echt korte klappen wilt maken, nodig is om het allemaal wat centraler aan te pakken. Ook dat kan een opvatting zijn. Dat zal in het kader van de discussie over het middenbestuur wat mij betreft tot heldere conclusies leiden. Daar komen wij dan, in een goed proces met de Kamer, ook weer met elkaar over te praten. Men moet van mij dus niet verwachten dat ik daar nu allerlei stellige opvattingen over geef – dan zou ik voor de muziek uitlopen – maar dat is het proces zoals ik mij dat voorstel.

Dan de bedrijventerreinen. De heer Vendrik zegt dat er op rijksniveau geld is. Deze discussie is voor mij nog wel een beetje bekend terrein. Ik meen mij te herinneren dat het ministerie van Economische Zaken het geld dat beschikbaar is voor bedrijventerreinen heeft gedecentraliseerd naar de provincies en de grote steden. De heer Vendrik heeft de woorden "pot met geld" in de mond genomen. In onze polderstructuur hebben wij dat alles weggeorganiseerd. Een en ander is onder andere onderhevig aan decentrale besluitvorming in die regionale structuren. Uit mijn hoofd zeg ik dat het met die pot met geld wel meevalt. Ik zal de Kamer niet ontraden om de motie-Vendrik aan te nemen, mits hij de woorden "zonodig met extra rijksgeld" schrapt. Wij moeten deze gelegenheid niet aangrijpen om er één bedrijventerrein of twee bedrijventerreinen uit te lichten en daarvoor extra rijksgeld te eisen. Dat is naar mijn idee niet de goede procedure.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Misschien komen wij er uit als de minister de motie echt goed leest. Bij het ministerie van Economische Zaken is er overigens wel degelijk een pot met geld. Ik ken die begroting door en door, omdat ik daarover het woord ook wel eens voer. Mij is bekend dat bedrijventerreinen daar op de begroting staan. Evenmin als de heer Van der Ham spreek ik uit dat er sowieso geld moet komen. De algemene opdracht aan het kabinet is om dat te steunen, te bevorderen, actie te ondernemen en na te gaan op welke wijze kan worden meegewerkt. Zo nodig dient het met extra geld te gebeuren. De minister heeft dus alle ruimte om een goede afweging te maken. Wat is zijn bezwaar daartegen?

Minister Remkes:

Ook in dit geval is voor mij de vraag aan de orde of wij met een dergelijke passage geen valse verwachtingen wekken. Dat signaal wordt daarmee naar mijn idee afgegeven. Wij spreken nu over een gemeentelijke herindeling en ik vind dat wij die gelegenheid niet moeten gebruiken om dat signaal af te geven. Als de heer Vendrik bij motie vraagt of de minister samen met de provincie bereid is om na te gaan of datgene wat er moet gebeuren daadwerkelijk gebeurt en om dat anders te stimuleren, antwoord ik daarop positief. Ik adviseer hem echter wel om niet meteen over geld te spreken. Ik neem aan dat uit mijn woorden blijkt wat de insteek van het kabinet op dit punt is.

Mevrouw Fierens heeft gevraagd of ik de overtuiging heb dat er een aantal problemen wordt opgelost. Op die vraag antwoord ik bevestigend. Anders zouden deze wetsvoorstellen nu niet aan de orde zijn. Als de Kamer ja zegt, heb ik de overtuiging dat wij de wereld op het punt van bestuurskracht en regionale sturing weer een beetje verder hebben gebracht.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Vooralsnog is de stemming over de wetsvoorstellen voor aanstaande dinsdag gepland. Ik sluit nu de vergadering, want dan kan de voorzitter nog net op haar verjaardag thuis zijn.

Sluiting 23.18 uur

Naar boven