Aan de orde is het debat naar aanleiding van een algemeen overleg op 18 mei 2006 over de bestuurlijke verantwoordelijkheid van de gemeente Haarlemmermeer inzake de rampenbestrijding van Schiphol.

Mevrouw Van Heteren (PvdA):

Voorzitter. In het overleg dat wij onlangs met de minister hebben gehad over de nu toch wat snellere afhandeling van de territoriale incongruentie rond Schiphol, heeft de fractie van de PvdA onder voorwaarden ingestemd met de door het kabinet ingezette lijn om te kiezen voor de optie Kennemerland. Aan deze optie kleven echter enkele forse bezwaren voor de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland. Het kabinet moet deze veiligheidsregio de incidentele en structurele kosten van de herschikking voldoende compenseren. Om het kabinet daarbij wat ruggesteun te bieden, dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat brede steun bestaat voor spoedige afhandeling van de territoriale congruentie rondom Schiphol;

overwegende dat de keuze voor de veiligheidsregio Kennemerland voor de veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland aanzienlijke incidentele en structurele Van Heterenkosten met zich meebrengt;

overwegende dat die kosten niet slechts beperkt zijn tot de brandweerzorg, maar ook tot de GHOR en aanpalende GGD-organisaties;

overwegende dat de regio Amsterdam-Amstelland een complexe risicosituatie kent, waardoor hoogwaardige veiligheidszorg van vitaal belang is;

overwegende dat als gevolg van de herindeling een structurele inkomstenderving in de veiligheidszorg van 15% in Amsterdam-Amstelland wordt gevreesd, terwijl het risicoprofiel in de regio niet fundamenteel verandert;

verzoekt de regering, de compensatieregeling voor zowel de brandweerfuncties, de GHOR- als de aanpalende GGD-functies voor Amsterdam-Amstelland naar de aard van het risicoprofiel te verhogen, en niet slechts de structurele, maar ook de incidentele kosten reëel mee te wegen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Heteren, Irrgang, Van Schijndel en Slob. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(29517).

Mevrouw Van Heteren (PvdA):

Voorzitter. Tijdens het algemeen overleg is ook aan de orde geweest dat Schiphol een bijzondere situatie kent. De soorten incidenten en accidenten die op Schiphol kunnen voorkomen, brengen vaak direct een landelijke schaal met zich mee als zij groter worden dan wat Schiphol zelf aankan. De fractie van de PvdA stelt het daarom op prijs als wij, middels de resultaten van een kort maar intensief onderzoek, reëel inzicht krijgen in de verdeling tussen accidenten die op Schiphol zelf kunnen worden afgehandeld, accidenten die kunnen worden afgehandeld in het verband van een veiligheidsregio en accidenten waar opschaling naar het landelijke niveau direct nodig is; dit om een reële startsituatie te kunnen weergeven. Verder is een reëel beeld nodig voor de verdere berekening van de kosten voor de veiligheidsregio's die gemoeid zijn met de zorg voor Schiphol. Ik dien hiertoe de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat de veiligheidssituatie rondom Schiphol enkele bijzondere karakteristieken kent;

overwegende dat de eerste afhandeling van de veiligheidszorg op Schiphol zelf totstandkomt;

overwegende dat de veiligheidsregio in principe specifieke voorbereidings- en afhandelingstaken rondom Schiphol onder haar verantwoordelijkheid heeft;

overwegende dat uit de aard van de mogelijke accidenten op en rondom Schiphol opschaling naar het landelijke niveau snel tot de mogelijkheden zal behoren;

verzoekt de regering, de Kamer op korte termijn een historisch overzicht te sturen van de accidentafhandeling in de laatste vijf jaar met als extrapolatie een prognose van hoe vaak men percentueel denkt de veiligheidsregio als bestuurlijke eenheid de komende tijd nodig te hebben, tegenover lokale afhandeling of doorschaling naar het landelijke niveau,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van Heteren, Irrgang, Van Schijndel, Van Bochove en Slob.

Zij krijgt nr. 17(29517).

De heer Van Schijndel (VVD):

Voorzitter. De regering heeft gekozen voor de optie van overheveling van brandweer en geneeskundige hulpverlening naar de regio Kennemerland. Uit een hoorzitting bleek dat er onder de relevante bestuurlijke actoren in de betrokken regio's weinig draagvlak is voor de keuze voor Amsterdam. De gemeente Amsterdam en de provincie Noord-Holland hebben zich min of meer bij de keuze voor Kennemerland neergelegd. Vervolgens hebben de minister van BZK en de minister van Justitie in een algemeen overleg de nadruk gelegd op de negatieve gevolgen voor de veiligheid van de gehele regio, dat wil zeggen Kennemerland en Amsterdam samen, als de politietaak van Kennemerland en Haarlemmermeer zou overgaan naar Amsterdam. In dat geval zou het kleine politiekorps Kennemerland 200 à 300 man moeten inleveren, zulks ten nadele van het vermogen tot rampenbestrijding en de politiezorg in het algemeen. Dit is een realiteit waarmee de VVD-fractie rekening wenst te houden.

Als gevolg van de herindeling wordt een structurele inkomstenderving voor veiligheidszorg van ca. 15% in Amsterdam-Amstelland voorzien. Hiervoor moet een fatsoenlijke compensatie worden gevonden. De minister van BZK heeft aangegeven daartoe bereid te zijn. De reden hiervoor is dat in de regio Amsterdam-Amstelland de totale behoefte aan brandweer- en ambulancezorg niet of nauwelijks verandert door het wegvallen van de rampenbestrijdingstaak voor Schiphol. De Schipholtaak kon in noodgevallen namelijk gemakkelijk door de bestaande brandweer- en ambulanceorganisaties worden opgevangen. Een structurele krimp van 15% zou betekenen dat het niveau van de betrokken functies voor de regio Amsterdam-Amstelland sterk achteruit zou gaan. Daarom staan wij zeer positief tegenover de door mevrouw Van Heteren ingediende motie. Wij hebben dan ook besloten om deze motie mee te ondertekenen en zien uit naar de reactie van de minister hierop.

Minister Remkes:

Voorzitter. Als ik kijk naar de ondertekening van beide moties en als ik in mijn geheugen even terug ga naar het algemeen overleg, dan is de winst van dit debat – als ik tenminste de juiste conclusie trek – dat de keuze van het kabinet voor Kennemerland nu Kamerbreed wordt gedeeld. Ik tref immers onder de moties ook de namen aan van de heren Slob en Irrgang. Dat beschouw ik als winst van dit VAO.

Dan kom ik op de inhoud van de moties. Wat mij betreft is de tweede motie een ondersteuning van het beleid. De Kamer kan dat inzicht krijgen. Ik heb daar in het AO zelf ook al iets over gezegd en dat zal de komende tijd in termen van opschaling natuurlijk ook in de planvorming worden betrokken. Zodra het historisch en naar de toekomst toe helder en duidelijk is, zal ik de Kamer daarover nader informeren. Ik heb overigens in juni bestuurlijk overleg met alle betrokken partijen en daar zal het ook op deze manier aan de orde worden gesteld.

Ik heb in het AO zelf gezegd – en dat geldt ook voor de regio Amsterdam Amstelland – dat er sprake moet zijn van een fatsoenlijke compensatie. De heer Van Schijndel nam die woorden net ook in de mond. Daar denk ik nog steeds hetzelfde over. De financiële uitgangspunten zullen in het overleg aan de orde komen. Ik tref hier ook de aanpalende GGD-functies aan. Daarvan ben ik nog niet overtuigd. Dat is, zoals ik in het AO al heb aangegeven, een normale lokale verantwoordelijkheid en ik zie niet in dat die in deze zin een rol moet spelen in de discussie. In het dictum staat overigens de term "de kosten reëel mee te wegen". Dat laat voldoende onderhandelingsruimte. Alles bij elkaar opgeteld en voorzien van de kanttekeningen die ik net heb gemaakt, brengt mij dat tot de conclusie dat ik het oordeel over deze motie aan de Kamer overlaat.

De voorzitter:

Mevrouw Van Heteren heeft nog een verhelderende vraag.

Mevrouw Van Heteren (PvdA):

Wij zijn natuurlijk altijd blij als de minister blij is. Toch heb ik twee korte opmerkingen. Deze motie heeft vooral de bedoeling om in te gaan op de terechte constatering dat de eerdere financiële onderbouwing van de compensatie van Amsterdam Amstelland, zoals die een aantal maanden geleden in een schrijven aan de Kamer is gepresenteerd, op een aantal structurele punten tekortschoot. Dat geldt bijvoorbeeld voor het niet meenemen van de incidentele kosten en het niet reëel ingaan op de verhouding tussen de GHOR en de GGD. Het is niet zo dat u de GGD-kosten in zijn algemeenheid hoeft over te nemen, maar de GHOR heeft in veel gevallen een duidelijke band met de organisatie van de GGD. Waar het dat betreft, moet er gecompenseerd worden. Dat hoort immers bij de GHOR-taken.

Minister Remkes:

Voorzitter. Ik heb in het AO aangegeven dat ik natuurlijk open sta voor argumenten. Ik heb die argumenten gezien in een brief van de korpsbeheerder Amsterdam. Ik ben nog niet in alle opzichten overtuigd dat dit de ultieme wijsheid is. Voorts heb ik rekening te houden met bijvoorbeeld een discussie die ik gehad heb in Deventer over de territoriale congruentie daar en de financiële uitgangspunten die daar zijn toegepast. Wat mij betreft, maar dat is meer iets voor in het achterhoofd, geldt ook hier het adagium gelijke monniken, gelijke kappen. Er is sprake van een zekere onderhandelingssituatie. Naar de letter zeg ik: ik wil mij er niet in alle opzichten op vastleggen, maar naar de geest zullen wij bij aanneming van deze motie proberen, er uitvoering aan te geven, zij het met de kanttekeningen die ik daarbij maak.

Mevrouw Van Heteren (PvdA):

Wij weten overigens waartoe het principe van gelijke monniken, gelijke kappen leidt. De indieners van deze motie gaat het er vooral om dat de regio Amsterdam-Amstelland los van Schiphol een buitengewoon hoog risicoprofiel heeft. Het mag dus niet zo zijn dat men door het onttrekken van brandweerzorg en GHOR-zorg aan de regio door een bodem zakt. Immers, die zorgtaken moeten in de richting van Kennemerland ontwikkeld worden. Vandaar deze motie. Die dient ter ondersteuning van een basisniveau dat aansluit bij het verhoogd risicoprofiel van Amsterdam.

Minister Remkes:

Natuurlijk mag men niet door bodems zakken. Dat uitgangspunt deel ik dus.

De heer Slob (ChristenUnie):

Ik wil niets afdoen van de oprechte vreugde van de minister dat hij de namen van de heer Irrgang en mij onder de moties heeft aangetroffen, maar toch lijkt het mij goed om nog even te verwijzen naar het algemeen overleg. Ik herinner mij daarvan dat de heer Irrgang al in eerste termijn heeft aangegeven dat de SP-fractie voor Kennemerland was. Hij zou dat zelf kunnen zeggen, maar hij is er nu niet. Ik heb in tweede termijn aangegeven dat ik mij, alles overziende, uiteindelijk kan neerleggen bij deze keuze. Dit is volgens mij niet de winst van dit overleg, maar van...

Minister Remkes:

In mijn perceptie hield u een heel stevige slag om de arm.

De heer Slob (ChristenUnie):

Nee, nogmaals, alles overwegende, heb ik mij er uiteindelijk bij neergelegd. Ik heb nog wel aangegeven dat een andere optie wat ons betreft zeer zeker bespreekbaar was geweest. U weet dat de neuzen toen allemaal in dezelfde richting stonden. Ik was toen niet van plan om op dat punt een dissonant te zijn.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Over de ingediende moties zal aanstaande dinsdag gestemd worden.

De vergadering wordt van 10.30 uur tot 13.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Ik nodig de leden graag uit om te Voorzittergaan staan.

Waarde medeleden, de afgelopen dagen zijn wij opgeschrikt door de berichten over het natuurgeweld dat het Indonesische eiland Java heeft getroffen. De aardbeving van afgelopen zaterdag veroorzaakt enorm veel leed. Volgens de laatste berichten is het dodental gestegen tot boven de 5800. Er zijn tienduizenden gewonden en tussen de 100.000 en 200.000 mensen zijn dakloos geworden. Dit doet ons beseffen hoe nietig de mens bij zulk onvoorspelbaar natuurgeweld is. De Indonesische autoriteiten hebben de hulpverlening voortvarend ter hand genomen. Internationale hulp is op gang gekomen. Ook ons land heeft hulp toegezegd.

Indonesië is voor de tweede keer in korte tijd door groot natuurgeweld getroffen. Velen van ons hebben met dit land een speciale band, bijvoorbeeld door familieleden die daar wonen, familieleden of andere relaties die misschien dakloos zijn geworden, gewond zijn geraakt of, in het ergste geval, zijn omgekomen. Ons medeleven gaat uit naar de nabestaanden en de overlevenden van dit natuurgeweld. Ik zal namens u allen deze gevoelens overbrengen aan de voorzitter van het parlement van de Republiek Indonesië. Ik nodig u, leden, graag uit tot een moment van overpeinzing om in gedachten bij de getroffen mensen te zijn.

(De aanwezigen nemen enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan mevrouw Kalsbeek tot het uitbrengen van verslag namens de commissie voor het Onderzoek van de geloofsbrieven.

Mevrouw Kalsbeek:

voorzitter der commissie

De commissie voor het Onderzoek van de geloofsbrieven heeft de stukken onderzocht die betrekking hebben op de heer H.C. Wagner te Voorburg. De commissie is eenparig tot de conclusie gekomen dat hij terecht benoemd is verklaard tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. De commissie stelt u daarom voor om hem toe te laten als lid van de Kamer. Daartoe dient hij wel eerst de eden of de verklaringen en de beloften af te leggen zoals die zijn voorgeschreven bij de wet van 27 februari 1992, Staatsblad nr. 120.

De commissie verzoekt u tot slot, de Kamer voor te stellen, het volledige rapport in de Handelingen op te nemen.

De voorzitter:

Ik dank namens de Kamer de commissie voor haar verslag en stel voor, dienovereenkomstig te besluiten.

Daartoe wordt besloten.

(Het rapport is opgenomen aan het eind van deze editie.)1

De voorzitter:

De heer Wagner is in het gebouw der Kamer aanwezig.

Ik verzoek de griffier, hem binnen te leiden.

Nadat de heer Wagner door de griffier is binnengeleid, legt hij in handen van de voorzitter de bij de wet voorgeschreven verklaringen en beloften af.

De voorzitter:

Het is mij een genoegen u als eerste te mogen feliciteren met uw benoeming. Ik verzoek u, de presentielijst te tekenen en na de schorsing in ons midden plaats te nemen.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven