Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met enkele aanpassingen van de wijze van stimulering van de milieukwaliteit van de elektriciteitsvoorziening (30305).

(Zie vergadering van 15 maart 2006.)

De algemene beraadslaging wordt hervat.

De voorzitter:

Wij zijn toe aan de tweede termijn, te beginnen met de tweede termijn van de kant van de Kamer.

De heer Hessels (CDA):

Voorzitter. Het is al weer een tijdje geleden dat wij de eerste termijn van dit debat hebben gevoerd. Toch is het gepast om ook nu nog de minister te danken voor de uitvoerige beantwoording van de vragen die de Kamer in eerste termijn heeft gesteld. Ik wil in mijn tweede termijn de ingediende amendementen langslopen en daar commentaar op geven. De meeste amendementen zijn intussen overigens gewijzigd en hebben andere nummers gekregen.

Ik begin met het amendement over de bevoegdheidsverdeling. Dat amendement-Hessels/Samsom had stuk nr. 9 en heeft nu stuk nr. 14. De minister heeft in zijn eerste termijn aangegeven dat hij met het amendement kon leven, mits er enkele technische verbeteringen zouden worden aangebracht. Er zaten wat kleine puntjes in die beter konden. Die wijzigingen hebben wij aangebracht. Wij gaan ervan uit, maar ik krijg daar graag een bevestiging van van de minister, dat hij geen problemen heeft met het aangepast amendement.

De minister had meer problemen met het amendement-Hessels/Samsom op stuk nr. 8, nu stuk nr. 13, over het opnemen van warmte in de wet. Wij hebben daar uitvoerig over gediscussieerd. Wij hebben de vorige keer ook gezegd dat het opnemen van warmte in de MEP feitelijk een oneigenlijk onderdeeltje zou zijn van die MEP en dat het ook een hypothetisch onderdeel zou zijn, maar dat wij daardoor de bescherming van de consument die warmte afneemt, zouden kunnen garanderen, omdat dan de behandeling van de initiatiefwet-Ten Hoopen/Hessels, de Warmtewet, weer aangevangen zou kunnen worden. Daarom hecht de CDA-fractie toch sterk aan deze opening voor de Warmtewet, via een optionele MEP-regeling.

Zoals ik in eerste termijn al duidelijk heb aangegeven, is de MEP-subsidie op warmte naar de mening van de CDA-fractie een hypothetische mogelijkheid. Nagenoeg alle warmteprojecten zijn immers ruimschoots winstgevend. Om in onverwachte noodsituaties toch een vangnetmogelijkheid te hebben, heeft de Kamer bij de behandeling van de Warmtewet in eerste termijn gevraagd naar een mogelijkheid voor dekking van de onrendabele top van warmteprojecten. Als dit in de MEP wordt geregeld, hoeft hier geen nieuwe systematiek voor te worden opgetuigd. Ik zeg nogmaals met nadruk dat volgens de CDA-fractie in de huidige omstandigheden geen beroep gedaan behoeft te worden op deze regeling. Bovendien bevat het amendement een "kanbepaling". De minister kan zelf beslissen over het eventueel inzetten van de regeling. Er hoeft geen sprake te zijn van enig budgettair beslag in de komende periode. Kan de minister, zeker nu op zijn verzoek enkele technische wijzigingen in het amendement zijn aangebracht, alsnog over zijn in eerste termijn verwoorde bezwaren heenstappen? Voor de CDA-fractie is dit een belangrijk punt.

Vervolgens ga ik in op het amendement van de heer De Krom op stuk nr. 11 over het opheffen van de regulering van de aansluiting boven 1 MVA.

De heer De Krom (VVD):

Dit amendement is inmiddels gewijzigd.

De heer Hessels (CDA):

Dat is mij bekend en daar kom ik in mijn betoog ook op uit. De door u geconstateerde mogelijkheden om via cherry picking en het opknippen van aansluitingen misbruik te maken van de wet, zagen wij ook. Met het oorspronkelijke amendement zouden echter kleinere bedrijven en vrijwilligersorganisaties zoals sportverenigingen, een grote aanbesteding moeten doen. Op die manier gooi je het kind met het badwater weg. Het is dan ook goed dat er nu een gewijzigd amendement op stuk nr. 15 is ingediend. Hiermee wordt misbruik van de regeling voorkomen, terwijl kleinere bedrijven, sportclubs en andere instanties er geen nadeel meer van ondervinden. Ik heb dit amendement dan ook graag mede ondertekend.

De heer Van der Ham heeft in eerste termijn gesproken over een onderzoek naar het Duits-Spaanse systeem voor teruglevering van zonne-energie. Ik steun zijn opmerkingen op dit punt van harte. Ook in tweede termijn wil ik nogmaals het belang van goed gereguleerde teruglevering aan het net van decentraal opgewekte elektriciteit benadrukken. Bij de behandeling van de Splitsingswet heeft de minister toegezegd met de aanbieders van decentraal opgewekte elektriciteit in gesprek te zullen gaan over optimalisering van teruglevering aan het net. Hij kan dit aspect daar dan direct bij betrekken. Vanmiddag spreken wij met de minister over de metermarkt. In dat kader kunnen wij nog enkele leuke aanbevelingen doen om het dossier wat dikker te maken.

De heer Samsom (PvdA):

Ik ben blij dat er ineens steun is voor het Duits-Spaanse systeem. De afgelopen jaren heb ik vier keer geprobeerd om dit systeem via moties of amendementen in de MEP opgenomen te krijgen. Toen waren de fracties van CDA en D66 daar niet voor. Ik begrijp nu dat in elk geval de opstelling van het CDA gewijzigd is. Concreet gaat het om een hogere terugleververgoeding voor decentraal opgewekte zonne-energie.

De heer Hessels (CDA):

De eerste termijn is inmiddels een aantal weken geleden. Ik neem u dan ook niet kwalijk dat u niet meer exact weet wat er precies is gezegd. Ik meen mij te herinneren dat de heer Van der Ham heeft gevraagd om een onderzoek. Hij wil dat op een positieve manier wordt bezien wat dit systeem voor de Nederlandse situatie kan betekenen. Dat verzoek steun ik van harte.

De heer Samsom (PvdA):

U bent dus voor het onderzoek.

De heer Hessels (CDA):

Ja.

De heer Samsom (PvdA):

Helaas.

De heer Hessels (CDA):

Het is een stap, mijnheer Samsom.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik dank de minister voor de beantwoording in eerste termijn. Wij hebben gesproken over mijn amendement op stuk nr. 11, dat erop was gericht om een rare kronkel uit de wet te halen. In de praktijk blijkt dat exploitanten van met name grotere windmolenparken hun parken opsplitsen om van een gunstiger regime te kunnen profiteren. Dat is in strijd met het kostenveroorzakersprincipe. De heer Hessels wierp terecht de vraag op of het amendement, zoals dat toen was geformuleerd, niet ook tot gevolg zou hebben dat kleinere afnemers onbedoeld het slachtoffer zouden worden. Hoewel de minister in zijn brief van 20 april 2006 erkent dat het amendement zich vooral richt op nieuwe aansluitingen voor grotere windmolenparken, sluit hij de door de heer Hessels omschreven effecten niet uit. Die effecten zouden naar verwachting laag zijn, zegt de minister. Met de heer Hessels wil ik echter uitsluiten dat die onbedoelde effecten optreden. Daarom heb ik in overleg met de heer Hessels het amendement herzien in die zin dat de werking expliciet is beperkt tot de grotere windparken met aansluitingen boven de 10 MVA. Dat amendement is inmiddels ingediend en heeft stuk nr. 15.

Bovendien wordt de mogelijkheid van openbare aanbesteding inderdaad beperkt tot de groep van grotere afnemers van boven de 10 MVA, aansluitend bij de systematiek van de gereguleerde aansluittarieven. Met die wijziging wordt inderdaad bereikt dat de door de heer Hessels aangekaarte onbedoelde effecten geheel worden uitgesloten, terwijl het doel van het amendement toch overeind blijft. Graag hoor ik het oordeel van de minister over dit gewijzigde amendement.

Wij hebben onlangs het rapport Meer met energie aangeboden gekregen. Ik neem aan dat wij daar nog een kabinetsreactie op krijgen. Daarin zal ongetwijfeld vaak worden ingegaan op "duurzaam". Ik zie uit naar dat debat. Er is natuurlijk nog heel veel over de systematiek van de MEP te zeggen, maar ik sluit liever aan bij die discussie, want dan kunnen wij de discussie in de volle breedte voeren.

De heer Samsom (PvdA):

Voorzitter. Ik begon de eerste termijn van deze wetsbehandeling met de vaststelling dat het allerbelangrijkste voor duurzame energie een stabiel investeringsklimaat is. Het gaat dus niet zozeer om hoge subsidies of om goede regelgeving of vergunningverlening. Dat is allemaal belangrijk, maar essentieel is een stabiel investeringsklimaat, waarbij wij niet elke keer de systemen wijzigen. Die stelling heeft inmiddels – niet verbazingwekkend – krachtige steun gekregen van de Task Force Energietransitie, die in het rapport Meer met energie telkenmale, ongeveer vijfentwintig keer, verwijst naar de noodzaak van een stabiel investeringsklimaat en van een overheid die niet elke keer de systemen voor subsidiëring of stimulering van duurzame energie wijzigt. Ik vraag mijn collega's dan ook met klem om deze belangrijke aanbeveling goed in het achterhoofd te houden en dan nog eens te bedenken wat wij met deze wetswijziging eigenlijk nou weer aan het doen zijn, namelijk de zoveelste wijziging aanbrengen in het systeem van subsidies voor duurzame energie. Wij hadden een MEP, die na vallen en opstaan en na veel wijzigingen in deze kabinetsperiode eindeloos succesvol aan het worden is, maar wat doen wij? Wij voegen er weer een onzekerheid aan toe. Wij veranderen de MEP in een soort tendersysteem. Het is misschien nog wel erger: het zou kunnen dat wij voor sommige opties naar een tendersysteem gaan. Wie het weet, mag het zeggen. In de wereld van de duurzame energie houdt men nu alles weer op elkaar, omdat er weer gewijzigd gaat worden.

In die zin was het rapport Meer met energie ronduit een draai om de oren van dit kabinetsbeleid. Er is geen kabinet geweest dat per tijdseenheid zo vaak de systematiek van de subsidiëring van duurzame energie heeft gewijzigd. Ik ga ze niet allemaal langslopen, maar het begon – daar kon de heer Brinkhorst weinig aan doen – met zijn voorganger de heer Heinsbroek, die op de trappen van zijn ministerie vrolijk aankondigde dat hij de REB-systematiek, de ecotaksvrijstelling, zou wijzigen. Hij vertelde daarbij nog niet wat daarvoor in de plaats zou komen, volgens mij omdat hij dat gewoon niet snapte. Het kwaad was toen echter in ieder geval geschied. Helaas is deze minister niet opgehouden met wijzigen. De woordvoerders herinneren zich hoe vaak wij hier in de Kamer hebben gepraat over halvering van de subsidies voor biomassa, het verhogen van subsidies voor warmtekrachtcentrales en dergelijke. Nogmaals, de stelling is dat er geen kabinet is geweest dat per tijdseenheid het beleid zo vaak heeft gewijzigd. Dat is funest, constateert de Task Force Energietransitie.

De heer Van der Ham (D66):

Wij zijn het er allemaal over eens dat er onzekerheid is over de subsidieverlening en dat dat niet goed is, maar bent u het mij eens dat de structuur van de MEP in zich droeg dat het op een gegeven moment zou klappen en dat het dus misschien helemaal niet zo'n goede wet was? Het zou immers direct doorslaan op de koopkracht van mensen. Zeker bij een stijgende olieprijs en met allerlei andere koopkrachtproblemen moest het met dit systeem wel fout gaan. Nog even los van de vraag of het wenselijk is en of wij daar blij mee zijn, moest het toch wel fout gaan met deze vormgeving van de MEP?

De heer Samsom (PvdA):

Het heeft niets met die koopkrachtproblemen te maken. De vraag hoe je de MEP financiert, is voor ons een politiek relevant issue, maar daar is een oplossing voor gevonden. Daar heb ik het alleen niet over. Het gaat om de vraag hoe je de MEP uitdeelt aan investeerders in duurzame energie. Dan moet je stabiel en betrouwbaar zijn en niet elke keer je beleid wijzigen. Er was een heel eenvoudige oplossing geweest. Dit kabinet had er niet voor moeten kiezen om tegelijkertijd met de invoering 500 mln. te bezuinigen op die subsidies. Dan waren wij de budgettaire problemen waardoor de minister nu die plafonds en die tenderregeling moet invoeren helemaal niet tegengekomen.

Feit is natuurlijk dat het kabinet-Kok II aan het eind van de kabinetsperiode op 1,6 mld. aan duurzame energiesubsidies per jaar zat. Via een nog diepere dip zijn wij inmiddels terug op ongeveer 900 mln. Dat is 700 mln. per jaar minder. Dat verklaart de problemen die wij hier hebben. Het is gewoon zuinig, krenterig beleid en dan krijg je de neiging om elke keer aan de knoppen te draaien. Dat moet je dus niet doen. Laten wij hier dan ook een eind aan maken en deze zoveelste wetswijziging niet steunen. Die wetswijziging is ook niet nodig, tenzij je als enige drijfveer kostenreductie hebt. Heeft de task force daar niet ook heel behartigenswaardige woorden over geschreven? Jawel. Volgens de task force moet er 1 mld. per jaar bij: geen kostenreductie, maar extra investeringen. Dan hoef je de wet niet te wijzigen, maar kun je overgaan tot overheidsbeleid waar investeerders vertrouwen in krijgen.

In eerste termijn heeft de minister gezegd dat mijn wens om de zoveelste wijziging, de tenderregeling, te schrappen tot een systeem leidt van wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Dat vond hij ook niet wenselijk. Dat is echter een misvatting. De minister gaat er dan van uit dat wij instemmen met de lage plafonds die hem voor ogen staan in de MEP-subsidies. Hij mikt op een schamele 9% duurzame elektriciteit in 2010 en niets meer dan dat. Ik moet de minister teleurstellen, want ook dat steunen wij niet. Met ruimhartige budgetten in de MEP malen er veel meer mensen. In ons voorstel zijn er meer kansen voor duurzame energie, dus ook voor innovatie in het bedrijfsleven en voor duurzame en hoogwaardige werkgelegenheid. Kortom, meer kansen voor Nederland. Deze wet gaat niet over de budgetten; daar steggelen wij later over. Onze inzet zal duidelijk zijn.

Om vast een voorschot op die discussie te nemen, willen wij allereerst de doelen aanscherpen. De minister komt te gemakkelijk weg met die 9% in 2010, omdat er daarna niets meer komt. De wereld houdt echter niet op in 2010. Dat was een belangrijke boodschap van de task force energievoorziening. De ambities moeten hoger zijn en voor de langere termijn worden vastgesteld. Daar kunnen wij niet te lang mee wachten. Daarom dien ik de volgende motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,Samsom

van mening dat voor een stabiel investeringsklimaat voor duurzame energie heldere langetermijndoelen een eerste vereiste zijn;

constaterende dat de enige doelstelling voor duurzame elektriciteit in het overheidsbeleid een doelstelling is voor 2010;

van mening dat doelstellingen voor na 2010 nodig zijn ter ondersteuning van een stabiel overheidsbeleid gericht op de lange termijn;

verzoekt de regering, concrete afrekenbare doelstellingen voor het aandeel duurzame elektriciteit en daaraan verbonden subdoelstellingen voor ten minste de periode 2010-2020 vast te stellen en deze voor de begrotingsbehandeling aan de Kamer voor te leggen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Samsom en Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16(30305).

De heer Samsom:

Vorige keer spraken wij bij de behandeling van dit wetsvoorstel ook over duurzame biomassa en vooral over palmolie. Dat is een probleem dat ons allen bezighoudt vanwege ontwikkelingen op dat terrein in Nederland. Laat ik duidelijk zijn: voor de PvdA-fractie kan het alleen maar duurzame palmolie zijn en die bestaat. Daarover verschillen wij misschien wel van mening met onderdelen van de milieubeweging. In onze ogen bestaat die duurzame palmolie. Deze regering zal dan ook alles in het werk moeten stellen om ervoor te zorgen dat wij een schifting kunnen maken tussen duurzame en niet-duurzame biomassa. Daarom heb ik de motie die de heer Vendrik zal indienen ook van harte ondertekend.

De voorzitter:

De heer Van der Vlies heeft zich verontschuldigd wegens andere dringende bezigheden in de Tweede Kamer.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. Tijdens de eerste ronde van dit debat over het wetsvoorstel van deze minister heb ik namens de fractie van GroenLinks op diverse punten mijn ongenoegen laten blijken over de voortdurende verandering van de MEP-systematiek die de zekerheid die investeerders nodig hebben om in te stappen in het langetermijnproject duurzame energievoorziening, niet bevordert. Ik heb ook gesproken over het vreemde van de MEP-systematiek dat het kabinet niet wil overstappen op een verplicht aandeel duurzaam op basis van subdoelstellingen voor diverse vormen van duurzame elektriciteitsopwekking waarvan wij krachtig voorstander blijven. Als daarop wordt overgestapt, kan meer aan de markt worden overgelaten om te bepalen hoe het zit met onrendabele toppen en met marktefficiënte oplossingen binnen bepaalde subdoelstellingen voor duurzame energie. Daar komt het helaas allemaal niet van. Wat dat betreft, praten wij hier over een wetsvoorstel dat uiting is van tweedehands beleid.

De vorige keer heb ik mij ook verwonderd over de vele aandacht in het debat voor de kwestie van optimale benutting van restwarmte, hoe belangrijk ook. Dat is een onderdeel van het debat over energiebesparing en hoort mijns inziens strikt genomen niet thuis in de MEP. Maar goed, collega's willen dat debat voeren. Ik begrijp het belang daarvan, maar voor de helderheid: het heeft volgens mij niets met de MEP te maken.

De heer Samsom sprak al zeer terecht over het rapport van de commissie-Willems. Het gestelde in dat rapport was de fractie van GroenLinks in vele opzichten uit het hart gegrepen: lange termijn, een grotere ambitie, alles op alles zetten op weg naar de duurzame energietoekomst, een groot project. Wat zeg ik? Maak er een revolutionair project van, dat was eigenlijk de boodschap van Willems. Onze reactie in een persbericht op dat rapport was dan ook: "Laurens-Jan: ga aan het werk!!!" Dat is eigenlijk waartoe het rapport oproept. Het is waar dat wij geen tijd te verliezen hebben. Dit is een van de meest fundamentele vraagstukken van de toekomst en het is ongelooflijk belangrijk dat dit rapport onmiddellijk in daden wordt omgezet.

Tegen die achtergrond terugkijkend naar dit wetsvoorstel MEP, zakt mij de moed in de schoenen. De vorige keer hebben wij ook al uitvoerig besproken dat het eigenlijk in de hele schriftelijke toelichting op deze nieuwe MEP lijkt alsof het wel voldoende is als in 2010 9% van de elektriciteit duurzaam wordt opgewekt. Nee, dan beginnen wij pas! Daarom heb ik van harte mijn naam gezet onder de motie van de heer Samsom die het kabinet oproept om met langetermijndoelstellingen te komen en ook met doelstellingen per categorie op te wekken elektriciteit, want dat is vitaal, zeker nu deze minister komt met een tendersysteem. Ik heb het allemaal niet gelezen in de nadere brief van de minister, maar laat hij dat tenminste rechtzetten in dit debat. Wat is zijn reactie op het rapport van de commissie-Willems? Wat wordt staande dit debat op zijn departement gedaan om acties te ondernemen, om uit die stoel te komen, beleid te maken en grote ambities om te zetten in concrete acties en daden? Komt er een nieuwe claim voor meer geld voor duurzame energie boven dat miljard van vorig jaar? Wij hebben het zo hard nodig. De minister van Financiën heeft zich de laatste dagen over diverse dossiers uitgelaten. Ik houd het maar even bij de vooraankondiging voor de voorjaarsnota dat wij nu naar een begrotingsevenwicht lijken te gaan. Mogelijk is dat er al eind 2006. Dit is een vraagstuk dat echt wat gaat kosten. Ook dat heeft Willems ons nadrukkelijk voorgehouden en hij heeft volstrekt gelijk. Levert dat rapport voor deze minister reden op om een extra claim te gaan indienen? Mijn steun heeft hij, want er moet zoveel meer gebeuren op het terrein van meer duurzame energie.

Ik sprak er al over dat een generieke doelstelling van 9% niet voldoende is en dat die generieke vorm verkeerd werkt. Zo lang wij een systematiek hebben van subsidies moet de overheid subdoelstellingen voor de diverse vormen van duurzame opwekking formuleren. Opnieuw richt ik tot de minister het pleidooi om dat te doen, zeker als hij kiest voor de tendersystematiek, wat volgens ons een verkeerde stap is. Als hij daartoe besluit, is het des temeer nodig om de meest kwetsbare, maar in de toekomst misschien meest kansrijke vorm van duurzame energie te beschermen. Laat die niet ondersneeuwen in de kortetermijnprojecten die misschien vandaag gewin betekenen, maar geen investering zijn in de langetermijntoekomst, zoals de commissie-Willems stelt. Minister, kom met die subdoelstellingen!

Voorzitter. Ik bedank de minister voor de brief die hij ons naar aanleiding van het debat in eerste termijn over biomassa heeft gestuurd. Ik herhaal maar wat ik toen heb gezegd: ik word hier heel ongeduldig van. In deze brief staat namelijk dat de algemene maatregel van bestuur in het najaar naar de Kamer zal worden gestuurd. Dat is vier aankondigingen te laat, want biomassa die zich kwalificeert voor MEP-subsidie, moet echt duurzaam zijn. Hiervoor moet dan ook met de grootst mogelijke spoed een kader in het leven worden geroepen.

De AMvB was aangekondigd voor het najaar van 2005 en het voorjaar van 2006 en nu wordt geschreven dat hij misschien in het najaar van 2006 gereed zal komen. Ik heb het hiermee helemaal gehad! Het spijt mij dat ik het zo hard moet formuleren, want ik heb deze minister verder hoog zitten. Dit kan echt niet en daarom de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het beleid ten aanzien van duurzame energie niet strijdig mag zijn met negatieve gevolgen voor het milieu, biodiversiteit en mensenrechten elders;

constaterende dat het CE tot de conclusie komt dat het beste een certificeringsysteem opgezet kan worden voor geïmporteerde biomassa;

van mening dat op zeer korte termijn een belangrijke stap gezet moet worden in het bevorderen van de duurzame herkomst van biomassa;

verzoekt de regering, binnen een maand deze eerste stap te zetten en daarbij middels de aangekondigde algemene maatregel van bestuur het "nee, tenzij voldoet aan enkele criteria" toe te passen en tegelijkertijd een tijdschema aan de Kamer te sturen waarin aangegeven wordt in welke stappen en per wanneer de regering wil komen tot een eenduidig en sluitend systeem rond duurzaamheid van geïmporteerde biomassa,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Vendrik, Samsom, De Krom en Hessels. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17(30305).

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er is een soort biomassa die mij vanwege zijn herkomst bijzonder onaangenaam is en wel palmolie. Daarmee gaat het echt fout. De vaste commissie voor VROM heeft Indonesië onlangs bezocht en daar met eigen ogen gezien dat Nederland met de beste bedoelingen, biomassa gebruiken voor de opwekking van duurzame energie, meewerkt aan het slopen van het regenwoud. Palmolie gaan wij nog subsidiëren ook. Dit moeten wij echt niet willen! Ik ben ook op dit dossier iets radicaler dan de heer Samsom en ik heb er dan ook geen vertrouwen in dat op korte termijn duurzaam gewonnen palmolie, die in aanmerking komt als subsidieerbare biomassa, ter beschikking komt voor bijstook. Vandaar dat ik de volgende motie indien.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat het beleid ten aanzien van duurzame energie niet strijdig mag zijn met negatieve gevolgen voor het milieu, biodiversiteit en mensenrechten elders;

constaterende dat vooral palmolie vaak samengaat met onduurzame neveneffecten in ecologische, sociale en economische waarden op de plek van herkomst van de biomassa;

van mening dat biomassa die Nederlandse centrales van elders importeren de toetsing op duurzaamheid moet kunnen doorstaan;

verzoekt de regering, per direct palmolie uit te sluiten voor toepassing in Nederlandse centrales en niet in aanmerking te laten komen voor de MEP-regeling,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Vendrik. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18(30305).

De heer De Krom (VVD):

In uw motie spreekt u specifiek over palmolie, maar er zijn waarschijnlijk meer soorten biomassa die op de wereldmarkt worden verhandeld, waarvan u vindt dat ze niet moeten worden gebruikt voor het opwekken van duurzame energie in Nederland. Waarom pikt u palmolie eruit en formuleert u geen criteria voor goede biomassa? Zonder die criteria staan wij hier straks weer om over een specifiek product te praten.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De minister van Economische Zaken heeft verschillende keren een algemene maatregel van bestuur aangekondigd waarin die criteria voor duurzame biomassa zullen worden opgenomen. Als het niet bij aankondigingen was gebleven en het was een goede AMvB geweest, hadden wij deze discussie nu niet hoeven te voeren. De koninklijke weg is dat deze minister grote vaart maakt met die algemene maatregel van bestuur en het bijbehorende certificeringssysteem voor geïmporteerde biomassa. Het lijkt mij dan logisch dat het overgrote, zo niet het gehele palmoliegebruik als brandstof in energiecentrales in Nederland daarmee de facto wordt uitgesloten. Ik zie nu al de plannen en de feitelijke praktijk van het gebruik van palmolie, maar ik heb nog geen enkel voorbeeld gezien van duurzame biomassa als het om palmolie gaat. Ik zie alleen maar voorbeelden voorbij komen waar het goed fout zit. Indonesië is niet het enige voorbeeld, want het gebeurt ook in Latijns-Amerika.Vendrik

Ik spreek nu bij motie uit dat wij daarmee gaan stoppen. Dat zou best kunnen betekenen dat een vorm van palmolie of vergelijkbare oliën op basis van de AMvB weer als duurzame biomassa wordt toegelaten, maar die duurzame vormen zie ik nu niet. Ik zie wel rampen die wij elders in de wereld gesubsidieerd veroorzaken, en de projecten die op stapel staan. Ik spreek namens de GroenLinksfractie uit dat wij daarmee stoppen. Schande, schande dat de Nederlandse regering dit toelaat en dat wij dit met zijn allen subsidiëren. Ik neem dat niet voor mijn rekening. Vandaar deze crashactie en deze snelle motie om dit nu helder op tafel te leggen.

De heer De Krom (VVD):

De heer Vendrik en ik zijn het eens over de koninklijke weg. Dat is ook precies de reden waarom ik de motie mede heb ondertekend. Als de minister zegt dat hij de motie onmiddellijk uitvoert en ervoor zorgt dat wij bijvoorbeeld binnen een maand over de AMvB kunnen spreken, dan is er sprake van de koninklijke weg. Stel dat de minister zoiets zou antwoorden, is de heer Vendrik dan bereid om deze motie aan te houden? Wij zijn het erover eens dat het niet ideaal is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer De Krom lijkt met mij te willen onderhandelen als ware hij de minister van EZ. Ik begrijp dat heel goed. Misschien vindt hij het goed dat ik onderhandel met de minister van EZ die hier aanwezig is. Ik ga mijn positie natuurlijk niet op voorhand weggeven. Ik wil wel onderlijnen dat ik het een absurde praktijk vind wat er met palmolie gebeurt. Wij voeren daar al jaren debatten over. De berichten zijn buitengewoon alarmerend en ik vind het absurd dat wij dit niet weten te regelen.

Ik blijf buitengewoon ongelukkig met de ervaringen die de afgelopen jaren zijn opgedaan met wind op land en wind op zee. Ik vrees dat de praktijk van toewijzing van bepaalde gebieden, met name inzake wind op zee, in combinatie met het tendersysteem van de minister voor een grote rotzooi gaat zorgen. Ook hier geldt als het om het tendersysteem gaat: minister, niet doen. Maak eindelijk haast met een duidelijke ruimtelijke inpassing van wind op zee. Maak een strategische MER voor de hele Noordzee en alle parken die wellicht op zee gebruikt kunnen worden als het gaat om opwekking van elektriciteit uit wind. Kies die route en zie af van het tendersysteem. In combinatie met de huidige ruimtelijke procedures en het ontbreken van subdoelstellingen wordt deze MEP daar niet beter van. Als dit de uitkomst van het debat zou blijven, heb ik er een hard hoofd in of mijn fractie de minister wil steunen met deze wijziging.

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Andere woordvoerders hebben er ook al op gewezen dat er vorige week een goed rapport is uitgekomen van de task force onder leiding van de heer Willems. Hij zegt dat er nog meer moet worden gedaan aan duurzame energie. Wat gaat de minister doen en hoe gaat hij de kabinetperiode die vooralsnog nog een jaar duurt, benutten om tegemoet te komen aan de aanbevelingen van de commissie-Willems? Is de minister van plan om daar extra geld voor te reserveren? Wat gaan wij na 2010 doen? Is het de inzet van de minister om nu alvast te bedenken hoe de inzet na 2010 eruit zou moeten zien? Wellicht ligt dat buiten zijn ambtsperiode, maar ik weet niet wat voor plannen hij hierna nog heeft. Op welke wijze bereidt de minister voor wat er na 2010 zou moeten gebeuren?

Wij begrijpen als geen ander dat het belastinggeld niet op de rug van mensen groeit. Daarom is het belangrijk dat er binnen de MEP naar kosteneffectiviteit wordt gekeken. Wij moeten ons – ik refereer aan de commissie-Willems – echter niet blindstaren op kosteneffectiviteit alleen. Bij besluiten om te subsidiëren, moet ook worden afgewogen welke opwekkingsvorm voor Nederland de grootste potentie heeft. Dat kan een vorm zijn die nog relatief duur is, maar in de toekomst veel waarde heeft voor Nederland. Daarom dien ik samen met de woordvoerder van de CDA-fractie een motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat zontechnologie een optie is die op korte termijn minder kosteneffectief is, maar op de langere termijn veel potentie heeft;

voorts overwegende dat landen als Duitsland en Spanje via een systeem van terugleververgoedingen zonne-energie stimuleren;

verzoekt de regering, onderzoek te doen naar een soortgelijk systeem van terugleververgoedingen voor de Nederlandse situatie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham en Hessels. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19(30305).

De heer Samsom (PvdA):

U vraagt dus om een onderzoek. Ik neem aan dat u dat niet doet om er daarna niets mee te doen. U hebt ook gevoelens bij dat systeem.

De heer Van der Ham (D66):

Ja, zeker.

De heer Samsom (PvdA):

U bent er dus erg voor?

De heer Van der Ham (D66):

Ja, zeker.

De heer Samsom (PvdA):

Uit uw bijdragen in het verslag en in de eerste termijn, maak ik op dat u een wetswijziging steunt die de hele systematiek onderuit haalt. U zei net dat het niet alleen om efficiëntie gaat. Waarom steunt u dan een wetswijziging die puur is ingegeven door overwegingen met betrekking tot efficiëntie en kostenreductie? Dat snap ik niet van iemand met een D66-milieuhart.

De heer Van der Ham (D66):

Wij vinden dat de huidige MEP ten dode was opgeschreven, eigenlijk al vanaf het begin. Wij hebben er indertijd mee ingestemd, maar eigenlijk was de systematiek zodanig dat kon worden voorspeld dat het fout zou gaan. Het systeem drukt namelijk flink op de koopkracht van mensen. Als er dan iets gaat wringen, kiezen wij voor de koopkracht. Dat doet uw fractie ook. Wij vinden dat allemaal heel erg belangrijk. Misschien moeten wij de bevordering van duurzame energie niet op deze manier organiseren. Deze moet veel duurzamer worden georganiseerd. Dat kan onder andere worden gedaan op de manier die in het wetsvoorstel wordt voorgesteld, maar dat is niet voldoende. Er zal meer nodig zijn dan deze wetswijziging.

Er staat nu in het wetsvoorstel dat de teruglevergarantie naar Duits en Spaans voorbeeld niet onmiddellijk moet worden ingevoerd omdat een aantal elementen in Nederland anders is dan in Duitsland en Spanje. Wij hebben hier al een systeem. De vraag is hoe dat zich met het Duitse en Spaanse systeem verhoudt. Dat soort dingen moet worden uitgezocht. U hebt gelijk dat mijn fractie, en wellicht ook die van het CDA, warme gevoelens heeft voor de wijze waarop de zaken in Spanje en Duitsland zijn georganiseerd. Er moet worden bezien hoe dit systeem kan worden ingebouwd in het Nederlandse systeem. Hier is twee jaar geleden al een rapport over uitgebracht, Zonneklaar. Daarin wordt ook een aantal bezwaren van het Duitse en Spaanse systeem genoemd. Die moeten nog eens in kaart worden gebracht. Vervolgens kan worden bezien hoe het systeem zo kan worden aangepast dat het in Nederland kan worden ingevoerd. De inzet is dat het op die manier wordt georganiseerd.

De heer Samsom (PvdA):

Die inpassing wordt dus volstrekt onmogelijk als deze wet wordt aangenomen, want dan zit er een plafond in de MEP en heeft de minister de mogelijkheid om een tenderregeling in te zetten. De essentie van het Duitse systeem is een ruimhartige terugleververgoeding, maar vooral ook het ontbreken van plafonds en zaken als tendering. Daardoor weten consumenten en andere investeerders waar zij aan toe zijn. Als u deze motie indient en tegelijkertijd de wet steunt, snap ik niet meer waar de D66-fractie voor staat.

De heer Van der Ham (D66):

Dat is misschien uw probleem. U bent alleen maar gefocust op uw eigen dogmatische ideeën, en dat mag natuurlijk. Deze wetswijziging wordt behandeld omdat wij in de problemen komen met de huidige wet. Ik sluit echter niet uit dat er in de toekomst verruiming of wijziging van de MEP nodig is. Wij begeven ons op een onontgonnen terrein waar het gaat om de forse investeringen in duurzame energie die de komende jaren nodig zijn. Mocht een wijziging nodig zijn om zonne-energie te stimuleren, ben ik daar niet per definitie tegen. In windenergie wordt meestal geïnvesteerd door grote bedrijven. In dit geval gaat het over huishoudens. Wij spreken dan dus over een andere omvang. Deze twee zaken kunnen dus niet helemaal worden vergeleken. Ik vraag samen met de woordvoerder van de CDA-fractie aan de minister om te onderzoeken hoe dit systeem kan worden ingevoerd en hoe het wellicht in de MEP kan worden ingebouwd in de toekomst.

De heer Samsom (PvdA):

U zegt dat wij in de problemen komen met de huidige MEP. Dat komt alleen maar doordat het kabinet, waarvan u deel uitmaakt, heeft besloten om 600 mln. per jaar minder uit te geven aan duurzame energie dan het kabinet-Kok II deed. En wat dat kabinet uitgaf, was al niet eens voldoende. Dat is de enige reden dat u in de problemen komt, dus u moet niet met andere uitvluchten komen. Als niet minder had uitgegeven, hadden wij hier niet gestaan om plafonds en tenders in de MEP op te nemen of er andere onzekerheden in te bouwen.

De heer Van der Ham (D66):

Dan hadden wij hier misschien nu niet gestaan, maar over een jaar, omdat wij er op dan doorheen waren geweest en in de problemen waren gekomen. Ik blijf bij mijn stelling dat de MEP die er lag, gedoemd was te mislukken. Of dat nu vandaag of volgend jaar was, het zou te veel drukken op de koopkracht van mensen. Dat moeten wij niet willen. Het is ook een beetje gek dat je aan de ene kant mensen stimuleert tot het gebruik van duurzame energie, maar zij dat aan de andere kant aan hun rekening zien als zij dat doen. Dat moet op een andere manier worden geregeld en dat doen wij dus nu. Ik herhaal mijn vraag aan de minister om te onderzoeken of het stimuleren van huishoudens tot het gebruik van meer zonne-energie in welke regeling dan ook kan worden ingebouwd. Ik hoop dat wij daar een positief antwoord op krijgen.

Duurzame energie moet echt duurzaam zijn. Andere woordvoerders hebben het ook al over palmolie gehad. Een aantal Kamerleden heeft onlangs een werkbezoek aan Indonesië gebracht en daar gezien hoe ernstig de kap van regenwouden ten behoeve van de aanleg van oliepalmplantages is. Daartoe dien ik de volgende, lange motie met alle argumenten daarvoor, in. Ik licht de motie daarom nu niet toe.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat er zo spoedig mogelijk overgeschakeld dient te worden op een duurzame energievoorziening en dat bepaalde biobrandstoffen daar een goede bijdrage aan kunnen leveren;

overwegende dat palmolie goede kwaliteiten heeft om als biobrandstof te worden gebruikt, maar dat oliepalm na twintig jaar zeer in productiviteit afneemt, de natuurlijke omgeving aantast en met de uitbreiding ervan de lokale bevolking en de arbeidersrechten van werknemers vaak in het geding zijn;

constaterende dat grote delen van het regenwoud op Borneo ernstig gevaar lopen te worden gekapt teneinde het hout te verkopen en op de vrijgekomen grond oliepalmplantages aan te leggen, zoals ook blijkt uit recente plannen van de Indonesische regering voor een gebied in het hart van Borneo, groter dan Nederland;

overwegende dat ongeveer een derde van de palmolieproducerende en -importerende bedrijven wereldwijd zich heeft aangesloten bij de RSPO (Round Table for Sustainable Palm Oil) en duurzaamheidscriteria heeft ontwikkeld op basis waarvan niet duurzaam geproduceerde palmolie wordt geïdentificeerd;Van der Ham

constaterende dat door de wereldwijd groeiende vraag naar palmolie het benodigde volume mogelijk de daarvoor beschikbare landruimte ver te boven gaat, waardoor een onevenredige druk ontstaat op de biodiversiteit in tropische klimaatgebieden waar palmolie goed gedijt;

constaterende dat Indonesië een der grootste exporteurs ter wereld van palmolie is en Nederland een der grootste importeurs;

verzoekt de regering, een instrumentarium te ontwikkelen waarmee op basis van RSPO-criteria in samenwerking met het bedrijfsleven en non-gouvernementele organisaties kan worden gekomen tot een sluitende aanpak om palmolie te weren, ook uit de energiesector, die niet volgens de RSPO-criteria is geproduceerd;

verzoekt de regering, initiatieven te blijven steunen die bijdragen aan het behoud van de resterende regenwouden en inheemse bestaanswijzen, onder meer door het bevorderen van de dialoog met de Indonesische autoriteiten over landrechtenkwesties en economische alternatieven voor grootschalige palmolieproductie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Van der Ham, Dittrich, Hessels, Ormel en Huizinga-Heringa.

Zij krijgt nr. 20(30305).

De heer Vendrik (Groenlinks):

Voorzitter. Dit is een prachtige, lange motie, bijna literatuur. Dat waardeer ik zeer. Er wordt alleen nogal werk gemaakt van de RSPO-criteria. Ik heb daar ook wat van gezien, maar ik vraag mij af of die ons de garantie bieden dat in de toekomst geïmporteerde palmolie, waarvoor een MEP-subsidie wordt verleend, werkelijk duurzame palmolie is. Dat moeten wij nog maar even afwachten. Het is namelijk niet zozeer een kwalificerend certificeringsysteem als wel een procedureel certificeringsysteem. Toch begrijp ik dat de motie van de heer Van der Ham daar helemaal aan opgehangen wordt. Alvorens zijn motie te ondersteunen, vraag ik hem welke garantie hij mij biedt dat onduurzame palmolie echt verdwenen is als MEP-subsidiewaardig.

De heer Van der Ham (D66):

Er is draagvlak voor het systeem, ook in de omgeving waar die olie wordt geproduceerd. Dat is het voordeel ervan. Bovendien is dat überhaupt van groot belang, wil je doen beseffen dat er iets fout zit met die palmolie, althans, dat er veel fout gaat met die palmolie. Het draagvlak dat ontstaat door om de tafel te gaan zitten met het bedrijfsleven en de lokale bevolking, kan ongelooflijk veel bijdragen aan het verduurzamen van zaken die nu niet duurzaam verlopen. Voor de transitie op de situatie die wij wensen, namelijk dat alle palmolie duurzaam wordt geproduceerd, is dit systeem zeer belangrijk.

De heer Vendrik (Groenlinks):

Dit is een belangrijke kwestie, want in dezen is eigenlijk de vraag aan de orde of er op dit moment al zoiets bestaat als duurzame palmolie. Eén van de problemen die spelen in Indonesië en Borneo is dat die plantages gewoon voortwoekeren en ten koste gaan van het tropische woud. Als de criteria van de RSPO zouden betekenen dat die plantages in één keer buiten de MEP-subsidie vallen, dan gaat het ergens over, maar dat zie ik in de criteria niet terug. Sterker nog, ik vrees dat via die criteria foute palmolie wit wordt gewassen. Dat betekent dat een foute situatie wordt gelegaliseerd in plaats van veroordeeld en tegengegaan.

De heer Van der Ham (D66):

Mijn motie is ook ingegeven door het werkbezoek dat een aantal Kamerleden afgelopen week heeft afgelegd aan Indonesië, onder andere mijn collega Dittrich. Zij hebben deze situatie geconstateerd. Een half jaar geleden heb ik samen met de heer Samsom Kamervragen aan de minister gesteld. De minister stelde in eerste instantie dat de situatie van de palmolie heel goed zou worden bekeken en dat de milieusubsidies er niet voor in aanmerking zouden komen. Wat betreft palmolie gaat het dus om een soort bewijsplicht dat het duurzaam moet zijn. Voor palmolie die desondanks wordt geproduceerd en wellicht naar andere landen gaat, zouden de RSPO-criteria behulpzaam kunnen zijn, vooral bij het verduurzamen van het proces. Het is dus en-en.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De kwestie van de RSPO-criteria is een initiatief vanuit de markt. Het kan interessant zijn, maar je moet er ook mee oppassen. Wat de minister gaat doen wat betreft het opstellen van duurzaamheidcriteria die toegang geven tot de MEP-subsidie, is heel iets anders. Dat zijn volgens mij twee verschillende zaken die vooralsnog uit elkaar moeten worden gehouden.

De heer Van der Ham (D66):

Er wordt niet alleen naar draagvlak bij het bedrijfsleven gezocht, maar ook bij de lokale gemeenschap en de ngo's. Het gaat dus niet alleen om het bedrijfsleven. Het is van groot belang om op middellange en lange termijn, maar misschien ook wel op korte termijn, over te gaan tot duurzamer plantages in deze heel kwetsbare gebieden. Tegelijkertijd is het zaak dat de huidige milieusubsidies niet naar dit soort producten met zo'n enorm milieuprobleem gaan. Wat mij betreft is het dus en-en. Ik wacht graag de reactie van de minister af.

De heer De Krom (VVD):

Voorzitter. Ik heb de tekst van de motie nog niet gelezen, maar ik heb wel geluisterd. De heer Van der Ham spreekt over een instrumentarium. Wat heeft hij daarbij voor ogen, een wettelijk instrumentarium?

De heer Van der Ham (D66):

Neen, het gestelde over een instrumentarium houdt in dat er criteria worden ontwikkeld, bijvoorbeeld over hoe er wordt omgegaan met het vernietigen van de wortels van die bomen. Dat zijn allemaal duurzaamheidcriteria. Daar moet naar worden gekeken als zo'n plantage wordt ontwikkeld. Hetzelfde geldt bij het onderhouden van de plantage en het weer weg krijgen ervan. Na 20 jaar zijn de bomen namelijk niet meer bruikbaar en moeten nieuwe worden neergezet. Dat geeft allerlei problemen, bijvoorbeeld met gif. Over die RSPO-criteria gaat het, maar die zaken kunnen wij niet vanuit Nederland opleggen aan Indonesië. Ik zie het meer als criteria die in het proces tussen bedrijfsleven, ngo's en telers tot stand komen. Ook kunnen ze de minister helpen bij het ontwikkelen van criteria, met behulp waarvan naar palmolie wordt gekeken in het licht van de Nederlandse toepassing en de stimulering ervan via milieusubsidies. Het is dus een instrument dat kan bijdragen aan de verduurzaming van onze subsidietoewijzing.

De heer De Krom (VVD):

Ik ben dan benieuwd naar het onderscheid tussen de motie van de heer Vendrik en die van de heer Van der Ham. In de motie van de heer Vendrik wordt gevraagd om duurzaamheidcriteria, want het gaat om het subsidiëren van palmolie voor de opwekking van duurzame elektriciteit. Wij gaan verder niet over Indonesië, maar daar gaan wij wel over. Daar wordt in de motie van de heer Vendrik om gevraagd. Wat is de toegevoegde waarde van de motie van de heer Van der Ham en de relatie met de motie van de heer Vendrik?

De heer Van der Ham (D66):

Wij hebben uiteraard onze eigen regels voor wat wij hier kunnen tegenhouden. Daar kunnen wij heel ver in gaan. Tegelijkertijd hebben wij de verantwoordelijkheid om meer te doen. Die zouden wij meer moeten nemen, ook in het land waar het spul vandaan komt. Daarom wordt in mijn motie opgeroepen actiever op te treden bij het tot een ander soort proces komen aldaar. Dat staat niet in de motie van de heer Vendrik. Dus wat dat betreft sluit het elkaar zeker niet uit. Mijn motie gaat echter op een aantal punten verder en reikt bijna geografisch ook verder in de wens dat Nederland wat meer doet in de landen waar de palmolie vandaan wordt gehaald. Maar goed, leest u de motie nog eens na. Er staat veel in, zoals u hebt kunnen horen. De motie zal u straks bereiken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Het is belangrijk om het te markeren. Een ander punt bij de RSPO-criteria is dat in het platform op dit moment een strijd wordt gevoerd over het volgende. Stel dat van een lading palmolie 20% volgens de echte duurzaamheidscriteria is geproduceerd en 80% niet. De industrie, de palmolieplantagehouders en de multinationale ondernemingen die de plantages exploiteren, zeggen dat het keurmerkwaardig is. Volgens de motie van de heer Van der Ham moet deze minister een subsidie geven als die palmolie hier wordt meegestookt of als brandstof wordt gebruikt voor elektriciteitsopwekking. Over dergelijke criteria gaat het. Daarom pleit ik bij de heer Van der Ham ervoor, een onderscheid te maken tussen wat duurzame palmolie is, hoe het proces gaat en wat in Indonesië moet gebeuren aan de ene kant en wat deze minister subsidieert aan de andere kant. Ik ben het met hem eens dat wij de Indonesische regering niet kunnen dicteren hoe zij het beheer van de oerwouden moet voeren. Wij kunnen aandringen, wij kunnen alarmeren, wij kunnen stellen en wij kunnen mensen langs sturen. Wij sturen zelfs Kamerleden langs. Het is tamelijk ernstig als dat gebeurt. Wat wij hier subsidiëren, iets waarover wij gaan, is een andere kwestie. Mijn stelling is dat er op dit moment geen duurzame palmolie bestaat. De minister moet van u niet de ruimte krijgen om de criteria één op één in de AMvB die wij zo snel willen, over te nemen, want het is geen garantie voor duurzame palmolie. Maakt u alstublieft dat onderscheid.

De heer Van der Ham (D66):

Ik hoef niet te herhalen wat ik al heb gezegd. Ik heb gezegd dat het en-en is. Als grootste importeur van palmolie hebben wij een verantwoordelijkheid, met het bedrijfsleven dat hier zit en als overheid, om te bezien welke mogelijkheden er zijn om in landen als Indonesië tot een duurzame bouw van palmolieplantages te komen. Daartoe roept de motie onder andere op. Wij moeten vervolgens uitkijken dat wij geen milieusubsidies geven op palmolie die op een slechte manier is geproduceerd. Dat moge duidelijk zijn. Dat was overigens ook de opmerking naar aanleiding van de Kamervragen die ik heb gesteld. Naar aanleiding daarvan heeft de regering gezegd dat het niet meer op die manier gebeurt. Wat dat betreft zijn wij het dus helemaal eens.

Een andere vorm die mogelijk veel potentie heeft, is de productie van groen gas. Om tijd te winnen dien ik direct de motie in.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat groen aardgas duurzaam is en CO2-neutraal;

overwegende dat deze vorm van verduurzaming van de energieproductie grote potenties heeft;

overwegende dat groen aardgas op dit moment niet gestimuleerd wordt in de MEP;

verzoekt de regering, mogelijkheden voor het stimuleren van groen aardgas te onderzoeken en, afhankelijk van de uitkomsten daarvan, in de MEP onder te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van der Ham. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 21(30305).

De heer Van der Ham (D66):

Voorzitter. Wij begrijpen dat het kabinet streeft naar een betere beheersbaarheid van de MEP-uitgaven. De vraag is echter of afwijzing van projecten die nog niet beschikken over de noodzakelijke vergunningen, uiteindelijk niet het tegengestelde effect heeft, namelijk dat je het geld niet kunt wegzetten. De vergunningverlening is nog steeds een lang en stroperig proces. Je kunt in Nederland zo langzamerhand sneller hardhout laten groeien in je achtertuin dan een vergunning aanvragen voor windprojecten. In hoeverre zorgt deze eis voor onnodige vertraging, nu vergunningverlening en subsidieverlening niet tegelijkertijd maar na elkaar plaatsvinden? Bestaat de kans dat ontwikkelaars projecten helemaal aan zich voorbij laten gaan, omdat zij de voorkeur geven aan zekerheid over de MEP-subsidies alvorens het gehele traject van vergunningverlening in gang te zetten? Ik krijg daarop graag een reactie.

De vergadering wordt van 11.10 uur tot 11.20 uur geschorst.

Minister Brinkhorst:

Voorzitter. Het is ongeveer twee maanden geleden dat wij elkaar spraken over de MEP. Sindsdien is er het een en ander gebeurd. Het kabinet heeft inmiddels besloten om het afnemerstarief voor de MEP per 1 januari 2007 af te schaffen. De voor de MEP benodigde subsidiegelden worden dan vanuit de rijksbegroting bekostigd. Het kabinet kiest daarmee een duidelijke positionering. Ik ben het met iedereen eens die vindt dat wij naar een stabiel klimaat toe moeten. Het is heel mooi dat onder dit kabinet de MEP een bestendige positie krijgt in het bestel van duurzaamheid. Vooruitlopend op de afschaffing van het afnemerstarief zal in het kader van het koopkrachtbeeld voor dit jaar een tegemoetkoming van € 52 per aansluiting worden gegeven. Het uitgangspunt bij de vormgeving is dat de tegemoetkoming op een zichtbare manier wordt uitgekeerd en dat de uitvoeringskosten worden geminimaliseerd. Ik ben in overleg met Financiën en EnergieNed en voorzie de uitbetaling van die € 52 aan het eind van dit jaar. Ik hoop de Kamer nog vóór de zomer over de nadere vormgeving en timing te informeren.

Er is gesproken over het rapport over de energietransitie, opgesteld door de task force onder voorzitterschap van de heer Willems. Tezamen met collega Van Geel heb ik mijn waardering voor het rapport reeds geuit. Wij hebben het initiatief genomen om ervoor te zorgen dat duurzaamheid hoog op de agenda van het kabinet staat. Het bijzondere rapport duidt een "call for action" aan, een oproep om werk te maken van een duurzame energievoorziening. De oproep is niet alleen aan de overheid gericht, maar ook aan alle andere partijen in markt en maatschappij. De heer Willems heeft zijn tevredenheid erover uitgesproken dat juist dit kabinet de dimensie van transitie op weg naar een duurzame samenleving aan de orde heeft gesteld. Het actieplan straalt een bijzondere ambitie uit. Inderdaad moet de hele energievoorziening op de schop. Ons energieverbruik kan allemaal nog veel slimmer, efficiënter en zuiniger. Halverwege deze eeuw zullen wij voor het merendeel niet-fossiele energie gebruiken. Velen van u zullen dat meemaken. Vanuit de verte wens ik u daar dan veel succes mee toe. In die periode zal onze CO2-emissie zijn gehalveerd.

In het rapport wordt de langetermijnvisie terugvertaald naar het heden. De komende jaren moeten concrete activiteiten van de grond komen waarin energie-innovatie het sleutelwoord is. Het heeft heel duidelijk te maken met de vernieuwing van de Nederlandse economie in de richting van een kenniseconomie. Op 22 mei aanstaande zal het Innovatieplatform zich over het rapport buigen. Ik zal mij er sterk voor maken dat als onderdeel van het totale innovatiebeleid voor de komende jaren, verduurzaming van de energiehuishouding van Nederland hoog op de agenda zal staan. Daarbij moet ook gedacht worden aan grensoverschrijdende activiteiten. Je kunt denken aan gastechnologie, maar ook aan landbouw, chemie en vervoer en logistiek. Ik steun de hoofdlijnen van het rapport en beschouw de transitiepaden die zijn uitgestippeld als leidraad voor het energiebeleid. Het gaat ook om een andere rol van de overheid, om meer flexibiliteit en continuïteit. Het gaat om beide elementen. Velen hebben gesproken over stabiliteit, maar de overheid moet ook meebewegen en meewerken om veranderingen door te voeren. Toen er een aantal jaren geleden, voor de aantreding van dit kabinet, een vraaggestuurde benadering van de MEP was, heeft de Kamer buitengewoon inefficiënt gehandeld. Deze MEP bevordert juist efficiëntie en bereikt doelstellingen. Het is tegen die achtergrond dat ik zeer hoop dat de Kamer deze wet zou willen accorderen.

Ik wilde nog wat meer zeggen, maar ik zie de heer Vendrik onrustig heel en weer lopen, als een gekooide tijger.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De onrust kan tijdelijk worden weggenomen als deze minister nog iets meer zou zeggen over het rapport van de commissie.

Minister Brinkhorst:

Daar ben ik nu mee bezig.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er kwam een opmerking tussendoor over de inefficiënte Kamer, vandaar mijn opmerking.

Minister Brinkhorst:

Het ging meer om de collectieve noodzaak om te verduurzamen. Het was dus ook een oproep aan mijzelf.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan wacht ik het even af.

Minister Brinkhorst:

Ik kom nu toe aan iets dat de heer Vendrik altijd uit het hart gegrepen is: beleid kost geld. De claim die vanuit het actieplan wordt neergelegd, is fors: tot ongeveer 2 mld. per jaar. Ik merk op dat de overheid nu al zo'n 1 mld. per jaar aan energie-innovatie en duurzame energie besteedt. Het kabinet stelt nog eens 250 mln. extra beschikbaar uit de aardgasbaten, als onderdeel van het besluit over de kerncentrale Borssele. Daarom zullen wij daar snel mee aan de gang moeten gaan. Het lijkt mij een goed begin. Verder mis ik nog het Waddenfonds, dat ook zo snel mogelijk van de grond moet komen, voordat een volgend kabinet daarmee geconfronteerd wordt. Het transitieactieplan is een prima start voor een nieuw elan. Het is een oproep aan alle betrokkenen, aan de markt en de overheid, om in actie te komen. Wij komen nog met een nadere inhoudelijke reactie op dat actieplan. U kunt die reactie rond de zomer verwachten.

De heer Samsom (PvdA):

U zegt dat er per jaar 1 mld. wordt uitgegeven aan duurzame energie. Dat is dus 600 mln. minder dan in 2002 werd uitgegeven. U telt daar nu 250 mln. van Borssele bij op. Is dat ook per jaar? Dan zou het op 1250 mln. per jaar uitkomen. Bij mijn weten gaat Borssele echter over 20 jaar uitgegeven worden. Dat is dus 12,5 mln. per jaar. U telt nu heel losjes allerlei bedragen bij elkaar op, maar u moet het wel een beetje specifiek houden. Die 250 mln. van Borssele is dat per jaar of is dat over 20 jaar uitgesmeerd?

Minister Brinkhorst:

In plaats van dat de heer Samsom verheugd reageert dat het uitgerekend dit kabinet is – waarvan hij pretendeert dat het een rechts kabinet is, maar waarvan ik zeg dat het een hervormingskabinet is – 250 mln. extra uit gaat geven, is hij bezig om dat extra bedrag te minimaliseren. Zo ken ik de heer Samsom niet.

De heer Samsom (PvdA):

Ik wil gewoon de feiten duidelijk op een rij hebben. De vraag is duidelijk. U zei: wij geven al 1 mld. uit en daar komt 250 mln. bij. Kunnen die bedragen bij elkaar worden opgeteld? Is het vanaf volgend jaar 1250 mln. per jaar?

Minister Brinkhorst:

Dat heb ik niet gezegd. Mag ik nu doorgaan?

De heer Samsom (PvdA):

Wilt u dat eerst verduidelijken? Is het 250 mln. per jaar of niet?

Minister Brinkhorst:

Voor de periode dat wij met het proces van Borssele bezig zijn, is er sprake van een verdubbeling van de mogelijkheid om CO2-uitstoot tegen te gaan. Daarvan neemt het kabinet een deel voor zijn rekening en het bedrijfsleven, in dit geval Borssele, neemt 250 mln. voor zijn rekening. Duidelijker kan ik het niet zeggen.

Ik kom nog even terug op die kwestie van die 1,6 mld., want dat zit mij als een graat in de keel. Dergelijke suggesties zijn naar mijn gevoel een vervalsing van het beeld. Hij zegt dat het vorige kabinet op 1,6 mld. zat en dat er nu 500 mln. is bezuinigd. Hij sprak over een krenterig beleid. De heer Vendrik zei het wat vriendelijker, maar het kwam op hetzelfde neer. De heer Samsom vergeet dan dat in het oude regime van de REB – dat was ook al in de periode dat zijn partij, overigens met mijn partij, verantwoordelijkheid droeg in het vorige kabinet – honderden miljoenen zijn uitgegeven aan de import van duurzame energie. Daar is de Nederlandse energiehuishouding niets beter van geworden. Ik vond het eerlijk gezegd een primitief systeem, want er stond niet of nauwelijks extra productiecapaciteit tegenover. Sinds het aantreden van dit kabinet en sinds wij bewust gekozen hebben voor een aanbodgericht systeem, is het systeem omgebogen naar de MEP. Daarbij is toen voldoende geld uitgetrokken om de 9% in 2010 te realiseren; met de REB oude stijl was dat nooit gebeurd. Daar tekent dit kabinet voor en daar tekent deze minister voor. Ik zou hopen dat de heer Samsom dat waardeert in plaats van daar smalende woorden over te spreken. Ook hij is er niet voor om overheidsgelden weg te smijten. Met die 500 mln. hebben wij de koopkracht versterkt en hebben wij andere mooie dingen voor de mensen gedaan, maar de doelstellingen zijn gehaald. Dat is het beleid waarvoor ik sta. Tegen die achtergrond is de doelstelling van 9% onverkort aanwezig. Dat beleid is succesvol. Wij zitten nu al op 6,5% duurzame elektriciteit. Bij het aantreden van dit kabinet was dat zeer weinig.

Nogmaals, stabiliteit is van grote betekenis. Vandaar dit wetsvoorstel. Terecht hebben de heren Hessels en De Krom erop gewezen dat wij de boel budgettair moeten beheersen. Ook de investeerders zijn het hiermee eens. Zij staan te juichen over dit wetsvoorstel. De kwestie van de extra gevraagde 1 mld. is voor een deel een kwestie van het bedrijfsleven. Ik neem aan dat wij daar in het najaar op terugkomen, nadat het kabinet zijn eerste oordeel heeft uitgesproken over het rapport van de task force.

De heer Samsom (PvdA):

Ik ben blij dat de minister in ieder geval niet de bedragen bestrijdt. Door Paars II, in 2002, werd dus veel meer geld uitgegeven aan duurzame energie.

Minister Brinkhorst:

Ja, maar met minder effect.

De heer Samsom (PvdA):

U had ervoor kunnen kiezen om met meer effect hetzelfde geld uit te geven. Dit kabinet koos er echter voor om de effectiviteit te verhogen, maar om het bedrag substantieel te verlagen. Dat reken ik u aan. U had ervoor kunnen kiezen om evenveel geld uit te geven en om meer te bereiken, maar u koos ervoor om minder geld uit te geven en om daarmee hoogstens evenveel of minder te bereiken. Dat is wat ik u aanreken.

Minister Brinkhorst:

Daarom hoop ik dat het nog een tijdje duurt voordat de heer Samsom aan de knoppen van het regeringsgebouw gaat draaien, want hij wil dus een minder effectief beleid waarmee meer geld wordt uitgegeven. Dat past niet in het beleid van dit kabinet.

De heer Samsom (PvdA):

Nee, ik wil een effectiever beleid waarbij evenveel geld wordt uitgegeven. U moet mij wel correct parafraseren of citeren, als u dat zou kunnen. Ik heb gezegd: als u die 1,6 mld. overeind had gehouden en het beleid effectiever had gemaakt, hadden wij nu meer duurzame energie gehad. Kunt u dat bestrijden?

Minister Brinkhorst:

Ik hoop zeer dat de heer Samsom ooit regeringsverantwoordelijkheid zal dragen. Dan zal hij de ervaring opdoen dat effectiviteit om hetzelfde doel te bereiken met minder geld een belangrijke doelstelling is van welke regering dan ook. Ik heb in een regering met de PvdA en het CDA gezeten, ik heb in een regering met de PvdA en de VVD gezeten en ik zit nu in een regering met het CDA en de VVD. Die les heb ik in de afgelopen vijfentwintig jaar geleerd. Ik wens de heer Samsom daar in de toekomst geluk mee.

De heer Samsom (PvdA):

In plaats van met zoveel dédain over de heer Samsom te spreken, zou u ook de vraag van de heer Samsom kunnen beantwoorden. Die vraag is heel duidelijk. Aangezien u de keuze had, had u er dan niet beter voor kunnen kiezen om evenveel geld met meer effectiviteit uit te geven en daarmee meer te bereiken? U weet toch ook dat die 9% uiteindelijk niet voldoende is?

Minister Brinkhorst:

Ik spreek niet met dédain over de heer Samsom. Het is een aanmoedigingspremie.

De heer Samsom (PvdA):

Dat maakt het alleen nog maar erger!

Minister Brinkhorst:

Die aanmoedigingspremie is gebaseerd op het feit dat ik, als de heer Samsom ooit in de situatie komt dat hij moet kiezen tussen meer geld uitgeven voor minder effectief beleid of het omgekeerde, absoluut zeker weet dat hij voor een effectief beleid met zo weinig mogelijk geld zal kiezen; ik ken hem intussen.

De voorzitter:

De vraag staat volgens mij nog open.

Minister Brinkhorst:

Het antwoord is dat wij het beleid hebben gevoerd dat de heer Samsom heeft aangegeven.

De heer Samsom (PvdA):

Nee, de vraag was ...Ik geef het bijna op, maar ik reken u aan dat u weliswaar effectiever beleid doorvoert – bravo daarvoor – maar tegelijkertijd bezuinigt. U had er ook voor kunnen kiezen om die bezuiniging niet door te voeren en om met hetzelfde geld meer te bereiken. Had u dat niet moeten doen, bijvoorbeeld in het licht van wat de Task Force Energietransitie u nu opdraagt?

Minister Brinkhorst:

De Task Force Energietransitie heeft nieuwe doelstellingen, maar met het geld dat op dat punt bezuinigd is, hebben wij andere mooie dingen gedaan. Dat is regeren.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Die juichende investeerders zie ik nog niet op de publieke tribune.

Minister Brinkhorst:

Nee, die zijn aan het werk.

De voorzitter:

Mijnheer Vendrik, u weet dat wij hier niet discussiëren via of met de publieke tribune.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Excuus, dat had ik niet moeten doen, maar ik kon het niet laten.

De voorzitter:

Ik weet dat uw spijt oprecht is.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dank u, dat klopt. Die MEP-regeling is overigens door het kabinet-Balkenende I veranderd. Staatssecretaris Joop Wijn, toen minister van Economische Zaken ad interim heeft haar in de Kamer verdedigd. Toen was deze minister er nog niet, maar ik begreep later weer dat de regeling heel efficiënt was.

Minister Brinkhorst:

Ik heb het onderwerp afgerond in de Eerste Kamer op 1 juli 2003. Toen was ik reeds volop in tenue.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik hoor de minister zeggen dat hij nog met een nadere reactie komt op Willems. Ik vraag de minister om twee redenen om spoed. Ik wil graag dat de Kamer die reactie op hoofdlijnen, kort, snel en hevig, voor het zomerreces ontvangt. Die kan ook voor mijn fractie dan input zijn bij het debat over de voorjaarsnota. Ik vraag de minster tevens om een zekere haast omdat de laatste keer dat wij in den brede gesproken hebben over het energiebeleid van de toekomst, was naar aanleiding van het energierapport van de minister. Toen zijn er enkele harde noten gekraakt. Hier valt misschien iets goed te maken. Ik verwelkom het rapport. Dat doet de minister ook in zijn eerste reactie. Ik ben echter razend nieuwsgierig naar het vervolg. Ik vraag de minister om voor de zomer een reactie op hoofdlijnen aan de Kamer te sturen, inclusief een goede financiële paragraaf zodat het conflict met de heer Samsom misschien ook is opgelost. Wij kunnen die reactie dan benutten in het debat met de minister. Wij kunnen hem misschien ook een stap verder helpen in zijn debat met de minister van Financiën. Daar ben ik altijd voor te vinden. Kunnen wij die deal sluiten?

Minister Brinkhorst:

Ik ken de goede bedoelingen van de heer Vendrik, die ik zeer waardeer. Ik ben mij overigens niet bewust van een conflict met de heer Samsom. Ik vond het eerlijk gezegd wel een aardige discussie. Ik zal proberen om de reactie rond de zomer aan de Kamer te sturen. Ik doe geen harde toezegging. Wij zijn met vele andere prioriteiten bezig. Ik zal echter proberen om de reactie voor de zomer naar de Kamer te sturen. Ik denk dat die reactie de Kamer waarschijnlijk in de zomer zal bereiken. Het debat over de begroting over 2007 biedt de heer Vendrik ook nog alle gelegenheid voor discussie. Ik doe echter mijn best. Ik begrijp het signaal. Ik heb nu geen gelegenheid om met mijn staf te bekijken of wij de zaak kunnen versnellen. De Kamer weet dat ik heel vaak vakantieverlof intrek. Er wordt heel hard gewerkt op het ministerie. Ik weet niet of ik ook het pinksterverlof moet intrekken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat zou ik de ambtenaren op voorhand niet willen aandoen. Ik sluit het overigens niet uit. Het zijn er overigens nogal wat. Dat doet mij deugd. Er kan dus hard gewerkt worden. Ik meen het echter. Het gaat hier om een kwestie van de hoogste importantie. Als de reactie voor de zomer kan verschijnen, zodat wij het rapport van het kabinet kunnen benutten bij het debat met de minister van Financiën in de laatste week van juni over de voorjaarsnota, zou dat geen kwaad kunnen.

Minister Brinkhorst:

Dat begrijp ik. Ik weet niet of wij over drie of vier weken al een reactie hebben. Ik begrijp echter het signaal. Ik begrijp ook het belang dat de heer Vendrik eraan hecht. Ik doe echter geen toezegging.

De heer Van der Ham vraagt waarom ik de vergunningseis met betrekking tot de MEP niet laat vallen. Hij zegt dat dit grote drempels opwerpt voor investeerders. Het stellen van de eis om te kunnen beschikken over bouw- en milieuvergunning in geval een MEP is aangevraagd, is staande praktijk. Het is ook in lijn met de eisen die wij stellen bij de EIA, de energie-investeringsaftrek. Het betreft dus geen unieke situatie. Het stellen van die eis verschaft de subsidieverstrekker meer zekerheid dat de gealloceerde middelen daadwerkelijk tot productie leiden. Ik heb de sector aangeboden om met een alternatief voorstel te komen en daar serieus naar te kijken. Ik houd echter vooralsnog vast aan de huidige praktijk. Aanvragers worden geacht een vergunning te kunnen overleggen.

De heer Vendrik vraagt wanneer de AMvB gereed is. Het is een zorgvuldig proces. Ik ben voornemens om de AMvB eind juni voor advies bij de Raad van State aan te dienen. Ik verwacht in september een nader rapport. Ik verwacht de AMvB in oktober bij de Kamer voor te hangen. De AMvB zal evenals de wet in werking kunnen treden op 1 januari aanstaande.

De heer Samsom wil een verdeling via een tender uitsluiten. Wij hebben daarover ook in eerste termijn gediscussieerd. Ik ben geen voorstander van het uitsluiten van de mogelijkheid om budget via een tender te verdelen. Iedere verdelingswijze van het budget leidt ertoe dat partijen teleurgesteld worden. Dat is de aard van de verdeling, met of zonder tender. Dat geldt ook bij de verdelingswijze die de heer Samsom voorstelt, first come, first served. Dat komt doordat de vraag naar subsidie altijd groter is dan het beschikbare budget. Dat is in ieder systeem het geval. Het uitsluiten van de mogelijkheid om het budget via een tender te verdelen, biedt daarvoor geen oplossing. Bij een verdeling op volgorde van binnenkomst krijgt de eerste maar niet altijd de beste aanvraag de subsidie. Dat is anders wanneer je een systeem met een open einde hebt, maar dat hebben wij juist willen uitsluiten.

Naar aanleiding van de opmerking van de heer Vendrik merk ik op dat het in het bijzonder geldt voor wind op zee. Daarbij gaat het om grote projecten en grote bedragen. Een tender is naar mijn gevoel een kosteneffectieve methode om het geld te verdelen. Op die manier krijgen wij meer waar voor ons geld. Ik hoop toch dat de vele goede dingen in dit wetsvoorstel voor de fractie van de PvdA aanleiding zullen zijn om het te steunen.

De heer Samsom (PvdA):

Ik probeerde in tweede termijn uw beantwoording voor te zijn, maar dat is mij kennelijk niet gelukt. Bij een openeinderegeling of een regeling waarbij het plafond heel ver weg ligt, is het principe van wie het eerst komt, wie het eerst maalt niet relevant, want dan komt iedereen aan de beurt. Wij willen graag dat iedereen in de komende jaren aan de beurt komt: alle hens aan dek voor duurzame energie. Dat is ook het Duitse systeem waar de heren Hessels en Van der Ham opeens zo in zijn geïnteresseerd en daar ben ik blij om. Het is niet óf tendering,óf wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Er is een alternatief en dat alternatief staan wij voor. Dat houdt helaas in dat wij dit wetsvoorstel niet kunnen steunen.

Minister Brinkhorst:

Dat is een nuttige aankondiging van de heer Samsom. Hij geeft de voorkeur aan een openeindesysteem. Zijn fractie zat echter te piepen en te kraken toen het ging om de kosten voor de consument. Mede om die reden willen wij het systeem in de hand houden. Daarom proberen wij vooral goede projecten te steunen. Ik vind het een teleurstellende houding voor iemand die lid is van een partij die ooit regeringsverantwoordelijkheid hoopt te dragen.

Voorzitter. Ik kom nu bij de amendementen, om te beginnen bij het amendement op stuk nr. 13, oorspronkelijk nr. 8, van de heer Hessels. Daar hebben wij uitvoerig over gediscussieerd. Ik heb toen mijn bedenkingen uitgesproken. Ik zal die verder niet herhalen. De heer Hessels heeft vandaag een heel verduidelijkend betoog gehouden. Hij begrijpt dat het niet helemaal past in de systematiek van de Elektriciteitwet. Hij heeft echter gezegd dat het hypothetisch is, dat het op dit ogenblik geen gevolgen heeft en dat er een kanbepaling in zit. De minister heeft het dus in de hand. Tegen die achtergrond wacht ik af wat de meerheid hier doet. Ik betreur het uiteraard zeer dat de heer Samsom zijn handtekening onder het amendement heeft gezet, terwijl hij verder niets met die wet te maken wil hebben. Dat is echter zijn verantwoordelijkheid. Mocht het onverhoopt tot een meerderheid komen, dan zal ik geen onaanvaardbaar uitspreken. Ik laat het dus verder over aan het oordeel van de Kamer.

Dan kom ik bij het amendement op stuk nr. 14 van de heren Hessels en Samsom. Ik weet niet of de heer Hessels het nog steeds leuk vindt dat de handtekening van de heer Samsom onder zijn amendement staat, terwijl hij tegen de wet is. Zo kan de heer Samsom goedkoop scoren. Ik heb begrepen dat daarin een aantal technische zaken is geregeld. Ik heb geen bezwaar tegen dit amendement.

Het amendement op stuk nr. 15 van de heer De Krom en de heer Hessels is ook een gewijzigd amendement. Ik heb in eerste termijn al positief gereageerd op een eerdere wijziging. In de brief van 20 april heb ik een nader antwoord gegeven op de vraag van de heer Hessels. Ik spreek mijn waardering uit voor hun vindingrijkheid. Ik kan mij vinden in de inhoud van het amendement. Zij kunnen dan ook rekenen op mijn steun bij de uitvoering.

In de motie op stuk nr. 18 vragen de leden Samsom en Vendrik mij om doelstellingen en subdoelstellingen voor duurzame energie vast te stellen voor de periode na 2010. Ik had eigenlijk verwacht dat de heer Samsom het leuk zou vinden om het zelf te doen, mocht hij onverhoopt in het kabinet komen. Hij vindt het kennelijk belangrijk dat dit kabinet het beleid voor hem uitstippelt. Zo mag het ook. Vandaar dat ik zeer hoop dat de komende jaren op basis van dit beleid wordt gewerkt. Alle scherts terzijde, voorzitter, u weet hoe graag ik discussieer met de heer Samsom. Er is een overalldoelstelling voor duurzame energie van 10% in het jaar 2020. Voor de duurzame elektriciteit worden de onderhandelingen in het kader van de Europese Unie gevoerd. Wat mij betreft, komt er voor duurzame elektriciteit een doelstelling die zo lang mogelijk geldt, minimaal tot 2020. Ik denk dat dit inderdaad belangrijk is en dat wij innovatieve technieken op die manier het best kunnen stimuleren, want die worden met een langetermijnhorizon ontwikkeld.

De vraag of wij subdoelstellingen moeten hebben, beantwoord ik als volgt. Binnen de energietransitie waarover wij spraken, worden diverse opties verkend. Daar vallen ook de potentiële uit en daar kunnen wij indicaties geven over de bijdrage van bijvoorbeeld wind en biomassa aan die 10%. Als wij nu tot subdoelstellingen besluiten, sluiten wij mijns inziens toekomstige opties uit waarvoor een juiste transitie een zekere flexibiliteit heeft. Tegen die achtergrond ben ik er niet voor om die subdoelstellingen vast te stellen. Wij kunnen via plafonds per optie bepalen welke opties in welke jaren zullen worden ondersteund. Tegen die achtergrond en met deze interpretatie heb ik geen bezwaar tegen deze motie.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Volgens mij is dit een uitleg die zo ongeveer haaks staat op de motie. Ik zou bijna zeggen dat het een soort "Verdonkredenering" is. Dat lijkt mij niet heel erg werkbaar.

Op het punt van de langetermijndoelstellingen legt de commissie-Willems juist een streefniveau en ambitie neer voor 2050: 50% duurzame energie. Dáár hebben wij het over. Dat deze minister voor de zoveelste keer zegt, dat hij er geen behoefte aan heeft, is te dol voor woorden, want wij hebben net allemaal het rapport van de commissie-Willems omarmd. Als de minister dat doet, moet het onderdeel van de motie over langetermijndoelstellingen die oplopen in de tijd met goede tussendoelstellingen in de tussenliggende jaren geen probleem zijn. Minister, doe dat nu! Wat is daar tegen?

De minister wil die subdoelstellingen niet met als argument dat je daarmee bepaalde opties uitsluit. Dat hangt ervan af hoe je die subdoelstellingen formuleert en voor welke typen duurzame energie. Wij willen niets uitsluiten, maar zoveel mogelijk insluiten. De minister zegt ook: je kunt ook via budgettaire plafonds voor een jaar een bepaalde duurzame-energieoptie maximeren. Dat is toch te gek voor woorden! Dan draaien wij het toch om? Je maakt eerst doelstellingen voor subcategorieën duurzame energie en vervolgens ken je budget toe om die doelstellingen mogelijk te maken. Zo hoort het te gaan. Nu lijkt de minister dat niet te wensen, maar anderzijds via een omweg wel hetzelfde te willen bereiken. Dat is onhelder bestuur. Dan zou ik zeggen: minister, kom over de brug, voer die motie wel uit en kom met subdoelstellingen, oplopend in de jaren en met een helder perspectief, ook richting de markt.

Mijn laatste punt als reactie op de minister is, dat het zeker als hij doorzet in de systematiek van de tendering ongelooflijk belangrijk is om met subdoelstellingen te werken, omdat op basis...

De voorzitter:

Wij hebben allemaal de indruk dat wij veel tijd hebben, maar het moet toch iets korter.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat begrijp ik, voorzitter. Dit is mijn laatste zin. Het is ongelooflijk belangrijk, al was het maar omdat anders de kosteneffectiviteit de facto bepaalt dat bepaalde opties buiten de boot vallen, wat de minister kennelijk niet wil. Met andere woorden, een hernieuwd pleidooi: minister, neem deze motie alstublieft over!

Minister Brinkhorst:

Ik heb geen probleem met langetermijndoelstellingen. Ik heb gezegd dat ik doelstellingen wil tot minimaal 2020. Wellicht kunnen de heer Samsom en u deze motie aanhouden tot het moment waarop wij de discussie voeren over het Transitieactieplan. Ik heb dus gezegd dat ik langetermijndoelstellingen wil tot minimaal 2020. Ik kan ook zeggen dat ik wil dat wij in het jaar 2100 totaal niet meer afhankelijk zijn. U zult begrijpen dat er een zekere gradatie in zit. Langetermijndoelstellingen voor na 2020 zie ik niet als een geweldig probleem, maar ik heb op grond van de door mij aangevoerde argumentatie bepaald problemen met die subdoelstellingen. Ik laat uiteraard de keuze graag aan de indieners over. Ik herhaal aan het adres van de heer Vendrik dat ik gegeven mijn interpretatie geen probleem heb met de motie wat de langetermijndoelstellingen betreft, maar wel met de subdoelstellingen. Ik zal niet de kwalificatie gebruiken die hij in eerste instantie heeft gehanteerd, maar zeg wel dat ik net als hij van helderheid houd. Er kan geen onhelderheid over zijn dat ik instem met de langetermijndoelstellingen, maar dat het vastleggen van subdoelstellingen mij vooruitlopend op mijn reactie op het Transitieactieplan op dit moment niet gewenst lijkt.

De heer Samsom (PvdA):

Als u voor de zomer met uw reactie komt, is er geen enkel probleem. Maar dan is er ook geen reden om de motie aan te houden, want u doet dan gewoon allebei. Als u niet kunt toezeggen dat u voor de zomer een reactie op het energieactieplan naar de Kamer zult sturen, brengen wij de motie in stemming. U bent met de eerste helft van de motie akkoord en dan vragen wij de Kamer om een oordeel over de tweede helft. Daarna moet u dan gewoon aan de slag.

Minister Brinkhorst:

U weet nu hoe ik de motie interpreteer. Ik laat het oordeel over de motie verder aan de Kamer.

Ik begrijp de zorgen die aan de motie van de heer Vendrik op stuk nr. 17 ten grondslag liggen. Ik hecht, zoals ik ook heb geschreven, aan spoedige totstandkoming van de duurzaamheidscriteria. Als gevolg van eerdere toezeggingen over energietransitie werkt momenteel een projectgroep aan de duurzaamheidscriteria. De eerste set criteria moet rond de zomer gereed zijn. Het is belangrijk om die criteria zorgvuldig op te stellen met het oog op het benodigde draagvlak. De samenstelling van de projectgroep is breed, want zowel het bedrijfsleven als ngo's hebben er zitting in genomen. Zowel de achterban van GroenLinks en de PvdA als die van de VVD is vertegenwoordigd en dat is van groot belang, ook al duurt het daardoor allemaal wel wat langer.

Net als de heren Samsom en Vendrik zou ik de duurzaamheidscriteria liever vandaag dan morgen invoeren. Geen enkel land ter wereld beschikt op dit moment over operationele criteria voor de productie van biomassa. Daardoor zijn wij gedwongen om deze criteria zelf op basis van de bestaande certificeringssytemen te ontwikkelen. Ik hoop dat die criteria rond de zomer gereed zijn, omdat deze criteria tijdig gereed moeten zijn als wij ze al in 2007 willen toepassen. Daarvoor moeten deze criteria wel toetsbaar en handhaafbaar zijn. Dat is ook de reden dat in de AMvB een passage wordt opgenomen die ruimte biedt voor het stellen van duurzaamheidscriteria.

Ik voel dus sympathie voor de motie op stuk nr. 17 van de heer Vendrik. Ik acht haar eigenlijk overbodig, want ik ben met hem overtuigd van de urgentie van de duurzaamheidscriteria. Het moet echter wel zorgvuldig worden gedaan.

Voorzitter. Ik ben bereid om niet-duurzame palmolie uit te sluiten van subsidie. Dat past ook in mijn beleid. In de motie op stuk nr. 18 wordt de regering echter verzocht om per direct palmolie uit te sluiten voor toepassing in Nederlandse centrales. Dat komt neer op een importverbod en dat is onmogelijk, gezien de eisen die de EU en de WTO stellen. Ik zou echter graag toezeggen dat ik geen subsidie zal geven aan niet duurzaam geproduceerde palmolie. Daarmee loop ik dus vooruit op het rapport dat van de zomer gereed zal komen. Ik ben daartoe bereid, omdat ik het met de heer Vendrik eens ben dat het een groot probleem is.

Een importverbod is met andere woorden onmogelijk, maar ik kan wel akkoord gaan met het verzoek om palmolie niet in aanmerking te laten komen voor de MEP-regeling. Als de heer Vendrik de motie zo aanpast, zie ik haar als een ondersteuning van mijn beleid.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik vraag in deze motie niet om een importverbod voor palmolie, ook al ben ik wel een voorstander van een dergelijk verbod. Er is dus geen sprake van strijdigheid met WTO-regels. Ik vraag de regering alleen maar om palmolie niet langer in aanmerking te laten komen voor de MEP-regeling en de bijbehorende subsidie.

De minister handhaaft in zijn oordeel over de motie op stuk nr. 17 het voor mij cruciale punt dat de AMvB met de duurzaamheidscriteria pas in het najaar naar de Kamer zal worden gestuurd. Deze AMvB is al verschillende keren aangekondigd. Gezien de ondertekening van de motie is een grote meerderheid van de Kamer van mening dat haast geboden is. De meerderheid van de Kamer wil dat de algemene maatregel van bestuur binnen een maand naar de Kamer wordt gestuurd. Dat is wat in de motie wordt gevraagd. Dat zal ook geen verrassing zijn voor de minister, want in eerdere debatten zijn al vaker vragen gesteld over de snelheid van de procedure. Er zijn eerder ook toezeggingen gedaan die de minister geen gestand heeft gedaan. Het springende punt blijft het volgende. Als de motie wordt uitgevoerd – en zij wordt uitgevoerd, want zij wordt straks ook aangenomen – betekent dit dat de AMvB hier voor de zomer ligt en dat wij een beeld hebben van wat deze minister wil ten aanzien van duurzaamheidscriteria met betrekking tot biomassa.

Minister Brinkhorst:

Over de intenties is geen enkele twijfel, maar de zorgvuldigheid is in het geding. De projectgroep van het transitieactieplan is bezig. Ik vind het van groot belang dat wij een helder beeld hebben. In geen enkel land is er een dergelijke situatie. Ik ben zelfs bereid om nog niet geaccordeerde ontwerpteksten naar de Kamer te zenden. Het is echter wel zo dat de regering regeert en de Kamer controleert. Dit soort dingen duurt iets langer dan ik hoopte. Ik ga daar niet aan voorbij, want het gaat langzaam. Ik heb hiernaar geïnformeerd bij mijn medewerkers. Het betreft een buitengewoon ingewikkelde zaak. Als de heer Vendrik één land kan noemen waar een sluitend systeem van duurzaamheid bestaat, dan hoor ik dat graag. Als hij daarmee mijn eigen apparaat kan corrigeren, dan hoor ik dat ook graag. De informatie waarover ik beschik, is dat er geen beheersbaar en toetsbaar systeem van duurzaamheid bestaat in enig ander land.

Ik zou het dwaas vinden als de Kamer mij op grond daarvan probeert te dwingen in een irreëel tijdschema. Ik zal de Kamer voor de zomer berichten over de stand van zaken. Ik heb er net zo min als de Kamer belang bij dat de zaak niet rond komt. In de AMvB die in oktober naar de Kamer wordt gestuurd, zal de duurzaamheid worden aangegeven. Ik ben met de Kamer van mening dat er per 1 januari 2007 een sluitend systeem moet zijn. Mooier kan ik het niet maken.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik ben het niet eens met de minister over het tijdstip. Het wordt wel heel dom als deze minister feitelijk zegt dat hij subsidie gaat verlenen voor biomassa, daaraan criteria gaat verbinden op het gebied van duurzaamheid en dat ik vervolgens moet aantonen dat die criteria inderdaad deugdelijk zijn. Het is aan de markt om ons te overtuigen dat de gebruikte biomassa subsidiabel is conform de criteria van de MEP. Daarom heb ik ook de motie over palmolie ingediend. Laat de markt maar eens hard gaan lopen om keihard duidelijk te maken dat palmolie of andere vormen van biomassa inderdaad de toets der kritiek op het terrein van duurzaamheid kunnen doorstaan. Niet deze minister moet leveren, maar de markt moet leveren! Zo hoort het en pas dan krijgen zij geld. Daarvoor zijn snelheid en duidelijkheid nodig. Dit bevredigt mij niet.

Minister Brinkhorst:

Er is sprake van een misverstand of er is sprake van verschil van mening. Ik heb gezegd dat ik bereid ben om geen subsidie beschikbaar te stellen voor het gebruik van niet-duurzame biomassa, inclusief palmolie. Dat gebeurt per direct, vooruitlopend op de regeling. Er is enige tijd nodig voor een houdbare en hanteerbare regeling. Ik zeg zelfs toe dat ik de Kamer tegen de zomer zal berichten over de stand van zaken. Ik vind het namelijk ook jammer dat de zaak niet sneller gaat. Het is onredelijk om meer van mij te vragen dan dit. Ik hoop dat de heer Vendrik daar begrip voor heeft. Tegen die achtergrond zeg ik dat de motie van de heer Vendrik door mij wordt ondersteund, met uitzondering van het feit dat ik niet aan de markt kan voorschrijven om palmolie niet te hanteren. Het gebruik hiervan wordt uiteraard niet gesubsidieerd.

De heren van der Ham en Hessels hebben een lange motie ingediend. Ook tegen hen zeg ik dat ik het probleem van de palmolie uiteraard zie en dat ik mij daar zorgen over maak. Ik zeg graag toe dat ik de problematiek zal bespreken met de ministers van handel en milieu tijdens mijn aanstaande bezoek aan Indonesië. De heer Vendrik heeft inderdaad gelijk dat er onderscheid is tussen de Indonesische situatie en wat wij ermee doen. Subsidie wordt dan ook uitgesloten. In dit geval gaat het om een langetermijnontwikkeling die absoluut aan de orde moet worden gesteld, en daarom ben ik ook verheugd over deze motie. Uiteraard moeten de criteria in Europees kader worden afgestemd. Tegen die achtergrond heb ik sympathie voor de motie die ik beschouw als ondersteuning van mijn beleid. De subsidiebedragen voor grootschalige inzet van palmolie en biomassa-installaties worden voor de bestaande beschikkingen per 1 juli 2006 verlaagd van 6,6 eurocent naar 2,5 eurocent per kilowattuur.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Betekent dit dat de minister ter uitvoering van de motie-Van der Ham c.s. met nadere criteria komt met betrekking tot duurzaamheid van palmolie en dat hij die ontleent aan de RSPO-criteria? Wordt dat de koers die hij gaat varen?

Minister Brinkhorst:

Het zou best kunnen zijn dat de criteria verder gaan, zij staan voor mij nog niet vast. Ik voel mij aangesproken door de filosofie van de motie. De motie-Van der Ham c.s. betreft een bredere problematiek, ook een Europese problematiek die ruimer is. Ik word afgerekend op de subsidieerbaarheid. Ik ga nu met onmiddellijke ingang, vooruitlopend op een definitief regime dat moet worden vastgesteld door het kabinet, stoppen met het subsidiëren van niet-duurzame palmolie. Palmolie kan worden gebruikt in centrales om redenen die ik al heb genoemd, maar ik ga dit niet subsidiëren. De motie-Van der Ham c.s. betreft een strategie van de langere termijn. Ik heb gezegd dat ik deze beschouw als een ondersteuning van mijn beleid.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Als de minister een eigenstandige verantwoordelijkheid neemt in het bepalen van wat duurzame palmolie is en niet alleen afkoerst op de uitkomst van het proces in de RSPO, doet mij dat deugd.

Minister Brinkhorst:

Dat doe ik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dan geldt dat voor het hele duurzaamheidsvraagstuk. Dan hoeft de minister niet te wachten op uitkomsten van overleg met alle betrokkenen en kan hij een eigenstandige positie innemen. Als dat het geval is, herneem ik mijn pleidooi voor die andere motie. Wij hebben er keer op keer om gevraagd. De minister moet zich verstaan met de Kamer. Dat is zijn belangrijkste podium waar het gaat om kwalificaties ter invulling van het begrip duurzaamheid. Daarom willen wij dat er binnen een maand AMvB is en willen wij helderheid over wat de minster gaat doen.

Minister Brinkhorst:

Ik heb mijn oordeel daarover gegeven.

De heer Van der Ham (D66):

Ik wil iets verduidelijken voor de heer Vendrik. Er staat dat er instrumentarium moet worden ontwikkeld op basis van de RSPO-criteria. Dat is de basis, het kan altijd meer zijn. Het is goed dat bedrijven, ngo's en anderen elkaar proberen op te zoeken. Zo kan immers tot betere criteria worden gekomen. Ik vind het echter vanzelfsprekend om de minister op te roepen om verder te gaan dan deze criteria. Ik ben blij dat de hij dat toezegt.

Minister Brinkhorst:

Dat heb ik ook gezegd. Dit is een herhaling van zetten.

Ik ben positief over de motie van de heer Van der Ham over zonnetechnologie. Ik zeg toe dat ik zal laten onderzoeken hoe de zonne-pv beter kan worden gestimuleerd zodat het volledige potentieel op termijn beter kan worden benut. De resultaten van dat onderzoek en verder onderzoek zullen direct na het zomerreces aan de Kamer worden gezonden.

De laatste motie van de heer Van der Ham gaat over het groene gas. Ik zal de Kamer ook direct na de zomer berichten over de uitkomsten van het onderzoek hiernaar en de mogelijkheid van stimulering. Ik ben al bezig met partijen om de positie en het potentieel van groen gas opnieuw te bezien, onder meer in het energietransitieteam.

De heer De Krom (VVD):

Ik heb nog een vraag over palmolie. De minister zei dat hij met onmiddellijke ingang stopt met het subsidiëren van niet-duurzame palmolie. Hij zei echter ook dat de criteria aan de hand waarvan kan worden getoetst of palmolie duurzaam is nog niet beschikbaar zijn en dat daarop moet worden gewacht. Dat kan dus niet.

Minister Brinkhorst:

Ik heb voor de AMvB iets meer tijd nodig dan een maand. Er zijn echter wel al ontwerpcriteria ingebracht in de werkgroepen van het energietransitieteam. Dat is de achtergrond. Het is van belang om een signaal aan de markt te geven, maar ik kan nu inderdaad niet verbieden om palmolie te gebruiken. Dat heb ik ook gezegd.

De heer De Krom (VVD):

Dit een andere interpretatie dan net. Als de minister besluit om een bepaald soort palmolie niet meer te subsidiëren, staat hij onmiddellijk voor de rechter. Dat lijkt mij buitengewoon onverstandig. Daarom steun ik het pleidooi van de heer Vendrik. Ik vraag geen onredelijke dingen. Wij hebben er haast mee, want anders komen wij in de problemen.

Minister Brinkhorst:

Ik ben dat volstrekt eens met de heer De Krom. Ik heb dat ook al tegen de heer Vendrik gezegd. Zorgvuldigheid, toetsbaarheid en beheersbaarheid zijn voor mij echter van grote betekenis. De projectgroepen van het transitieteam zijn aan het werk. Ik moet wel wachten op hun bevindingen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter. De minister heeft zojuist gezegd, maar dat wisten wij eigenlijk al, dat de MEP-subsidie voor palmolie naar beneden gaat. Dat gaat gebeuren per 1 juli aanstaande. De minister leek ook te zeggen dat niet-duurzame palmolie per die datum niet meer wordt gesubsidieerd. Heb ik dat verkeerd begrepen?

Minister Brinkhorst:

De subsidiebedragen voor grootschalige inzet van palmolie in biomassa-installaties wordt voor de bestaande beschikkingen per 1 juli 2006 verlaagd van 6,6 eurocent naar 2,5 eurocent per kilowattuur. Dat heb ik gezegd.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Wat de minister daarna leek te zeggen over het wel of niet uitsluiten op korte termijn van het gebruik van niet-duurzame palmolie hebben wij verkeerd begrepen.

Minister Brinkhorst:

Dat geldt voor nieuwe beschikkingen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Maar dat kan pas geschieden nadat de AMvB rechtskracht heeft. Of gaat de minister dat nu al doen?

Minister Brinkhorst:

Neen, ik heb gezegd dat daarvoor criteria worden ontwikkeld. Ik kan het pas doen als die er zijn. Nu geef ik een duidelijk signaal af.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, volgende week dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De voorzitter:

Om 14.00 uur vindt de herdenking plaats naar aanleiding van het overlijden van de heer Luc Houx, medewerker van de fractie van de PvdA.

De vergadering wordt van 12.12 uur tot 14.00 uur geschorst.

De voorzitter:

Geachte medeleden. Vorige week maandag, midden in het Kamerreces en op de verjaardag van zijn broer, is Luc Houx even na zessen in zijn geliefde, vrijheid betekenende auto vertrokken van de Tweede Kamer. Hij heeft zijn huis in Houten niet bereikt en zal dat ook nooit meer bereiken. Een medeweggebruiker, die meende zich niet aan de regels te hoeven houden, is hem noodlottig geworden.

Afgelopen maandag, bij het bijzondere en mooie afscheid in Crematorium Amersfoort te Leusden, bleek hoe groot het netwerk en de vriendenkring van Luc was en hoeveel mensen van hem hielden. Op de deksel van zijn kist stonden vele persoonlijke boodschappen. Maar bovenaan, in grote letters, stond: "Kort, maar krachtig."

Letterlijk kort was Luc: osteogenesis imperfecta laat zich nu eenmaal niet verenigen met het postuur van een basketballer. En veel te kort was zijn leven: op je 35ste hoor je niet te sterven, al helemaal niet met als enige verklaring dat je simpelweg op het verkeerde moment op de verkeerde plaats was. Veel te kort ook was zijn leven samen met zijn vrouw Jolanda, die na amper drie jaar huwelijk afscheid moet nemen van hun gezamenlijke toekomst. Ook te kort voor hun ouders, de broers en zussen, de vele vrienden en bekenden, de collega's. Te kort voor "zijn" Kamerlid, José Smits, die er tot haar heel grote spijt om persoonlijke redenen vandaag niet bij kan zijn.Voorzitter

Maar zeker ook krachtig was Luc, ondanks zijn kwetsbare lichaam. Krachtig in de overtuiging dat gelijke behandeling van mensen met een functiebeperking afgedwongen moet worden en wettelijk geborgd, omdat er anders niets zal veranderen en zeker niets zal verbeteren. Krachtig was Luc als persoon: zelfverzekerd, bescheiden, analytisch sterk en supercollegiaal. Krachtig ook was zijn ideeënrijkdom, die hij wist te paren aan het besef dat ook kleine stappen vooruitgang betekenen.

Luc Houx zal door velen gemist worden, erg gemist. Omdat hij een plezierig mens was om mee om te gaan, empathisch en vol humor. Omdat hij een betrokken en goede collega was, een zeer bij het parlementaire proces betrokken medewerker.

Namens de Kamer breng ik onze gevoelens van deelneming ook op dit moment op deze wijze over aan Jolanda en aan de andere aanwezige familieleden.

Ik verzoek u om een ogenblik stilte in acht te nemen.

(De aanwezigen nemen staand enkele ogenblikken stilte in acht.)

De vergadering wordt van 14.08 uur tot 14.30 uur geschorst.

De voorzitter:

Ontvangen is een bericht van het overlijden op 2 mei jongstleden van het oud-lid van de Tweede Kamer de heer P. Vis. De heer Vis was lid van de Tweede Kamer voor de fractie van de PvdA van 5 juni 1963 tot 21 februari 1967. Namens de Kamer heb ik een bericht van deelneming gezonden aan de familie van de heer Vis.

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven