Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Aanpassing van de wetgeving aan en invoering van de wet tot vaststelling van titel 7.17 (verzekering) en titel 7.18 (lijfrente) van het nieuwe Burgerlijk Wetboek (Invoeringswet titel 7.17 en titel 7.18 Burgerlijk Wetboek) (30137).

(Zie vergadering van 29 september 2005.)

De algemene beraadslaging wordt heropend.

De heer Heemskerk (PvdA):

Voorzitter. De Israëlische filosoof Avishai Margalit stelt dat een beschaving zich laat afmeten door de wijze waarop meerderheden omgaan met minderheden. Ik heb gisteren een verzoek gedaan tot uitstel van stemmingen en wellicht heropening, omdat er volgens mij sprake was van een onjuiste interpretatie bij een van de coalitiepartijen van de strekking van een door mij ingediend amendement. Bovendien kreeg mijn fractie op basis van nieuwe informatie van twee juristen van de Universiteit van Amsterdam twijfels over een van de kernargumenten van de minister. Volgens hem zou een polis altijd op papier moeten. Een elektronische polis zou wijziging van de wetgeving noodzakelijk maken. Maar goed, de coalitie wilde met veel machtsvertoon uitstel van de stemmingen tegenhouden, daarom hebben minderheden rechten. Mijn fractie heeft gebruikgemaakt van het recht tot heropening van het debat.

De heer Jan de Vries (CDA):

Het is goed om een vertegenwoordiger van de PvdA-fractie over zijn fractie te horen spreken als een minderheid. Ik zal even de feiten op een rijtje zetten. Deze Kamer, de commissie voor Justitie, heeft een schriftelijk verslag uitgebracht over dit wetsvoorstel. De fractie van de PvdA heeft daarin geen inbreng geleverd. Te elfder ure schreef de fractie van de PvdA zich in voor het plenaire debat over het wetsvoorstel. In eerste en tweede termijn kon een inbreng worden geleverd, maar de heer Heemskerk koos ervoor om in tweede termijn niet het woord te voeren. De suggestie dat de coalitie of de CDA-fractie onvoldoende rekening houdt met minderheden bij de behandeling van dit wetsvoorstel is volstrekt onjuist.

De voorzitter:

Ik stel voor om hier geen proceduredebat te voeren. Dat debat hebben wij afgelopen dinsdag gehad.

De heer Heemskerk (PvdA):

Nogmaals, er was twijfel over een van de kernargumenten van de minister. Naar mijn stellige informatie was er daarnaast een misverstand over de bedoeling van mijn amendement.

Wat wil de PvdA nu precies? Mensen die ervoor kiezen om digitaal te communiceren en die digitaal een overeenkomst willen afsluiten met hun verzekeraar, moeten dat kunnen. Wij bouwen een waarborg in als mensen er bij nader inzien van afwillen. Ik heb daar een gewijzigd amendement voor ingediend. Wij willen dit, omdat het leidt tot een betere werking van de interne Europese markt voor verzekeraars. Toetreding van nieuwe verzekeraars of de dreiging daarvan brengt de prijzen omlaag. Het is gemakkelijker en kan leiden tot kostenbesparingen en lagere prijzen. Dat alles is zeer aantrekkelijk voor de lagere inkomens.

Mijn fractie vindt niet dat iedereen aan de pc moet, maar het moet wel kunnen als beide partijen het willen en de overeenkomst op nette wijze tot stand is gekomen. Mijn fractie bouwt daarom een waarborg in. Een verzekeringsnemer kan altijd bij of na de totstandkoming van de verzekeringsovereenkomst aangeven een polis schriftelijk te willen ontvangen. Dat geldt ook voor andere mededelingen aan de geadresseerde. Er is dus een extra recht, een opting-out, voor de verzekeringnemer.

Mijn fractie zit niet op schoot bij de verzekeraars. In het amendement zijn waarborgen ingebouwd voor mensen die zowel de polis als extra mededelingen op papier willen ontvangen. Degenen die het willen, moeten echter bij een verzekeraar kunnen inloggen en daar, net als bij hun bank, alles kunnen regelen en overzien. Elektronische transacties kunnen misschien wel beter worden vastgelegd dan papieren transacties. Als je huis volledig is afgebrand, heb je helemaal niets aan een schoenendoos met papieren onder je bed.

Wat is erop tegen als een verzekeringnemer aan de verzekeraar aangeeft dat hij de polis en de polisvoorwaarden uitsluitend langs elektronische weg wil ontvangen? Waarom verbiedt de wetgever de verzekeringnemer dan om overeen te komen dat hij de informatie langs elektronische weg ontvangt? Artikel 7.17.1.8 laat immers alleen schriftelijke verstrekking van polis en polisvoorwaarden toe. Waarom moet de verzekeringnemer zo zwaar worden beschermd als hijzelf een duidelijke keuze maakt voor de wijze waarop hij of zij wil worden geïnformeerd? Waarom wordt de verzekeringnemer in dit geval geen keuzevrijheid gegeven? Nogmaals, het is echt de vraag of een papieren polis een betere bescherming biedt dan een digitale polis.

Vorige week zei de minister dat volgens hem een polis een akte is en dat een akte op papier moet. Maar in de Eerste Kamer heeft de minister bij de schriftelijke behandeling van de Wet elektronische handtekeningen (27743) gezegd dat binnen de grenzen van de artikelen 3.15a en 6.227a van het Burgerlijk Wetboek kan worden voldaan aan de voor een akte gestelde eisen van ondertekening en schriftelijkheid (artikel 156, lid 1 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering) en dat gelijkstelling met een akte in de rede ligt, met inbegrip van de daaraan toekomende binnen de grenzen van artikel 157, lid 2 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering dwingende bewijskracht. Met andere woorden: de minister heeft eerder in het kader van de elektronische handtekening aangegeven dat een langs elektronische weg tot stand gekomen overeenkomst die met een elektronische handtekening is ondertekend, aan een akte gelijk is gesteld, en ook tussen partijen dwingende bewijskracht heeft. Tegen de elektronische akte als zodanig bestaan dus blijkbaar geen bezwaren. Dan kunnen ze in mijn ogen ook niet bestaan tegen de elektronische polis en moet dit debat eigenlijk alleen maar gaan over de vraag hoe wij dat wettelijk kunnen regelen. Mijn gewijzigd amendement doet daar een poging toe.

De heer Jan de Vries (CDA):

De heer Heemskerk doet alsof kabinet en andere fracties in dit huis niet de intentie hebben om te komen tot zo veel mogelijk ruimte voor verzekeraar en verzekerde om via elektronische weg te communiceren, alsof alleen de Partij van de Arbeid dat voorstaat. Dan heeft hij de loop van het debat, inclusief de schriftelijke behandeling niet goed begrepen. Is het niet heel zorgvuldig om dat niet nu al bij amendement voor de polis te bepalen, onder de door hem gestelde voorwaarden, maar juist in lijn met de toezegging van de minister en het amendement op stuk nr. 13 te zeggen: de minister gaat in overleg met de verzekeraars en met consumentenorganisaties over de nadere voorwaarden voor communicatie op elektronische wijze tussen verzekeraar en verzekerde? Is dat niet beter dan nu reeds bij wet één onderdeel daarvan te regelen, waarvan het maar de vraag is of bijvoorbeeld de consumentenorganisaties vinden dat de voorwaarden die hij stelt voldoende zijn voor hen?

De heer Heemskerk (PvdA):

Wij moeten het debat van vorige week niet overdoen. Bij AMvB kunnen wij een aantal zaken elektronisch regelen, maar de akte komt daar niet voor in aanmerking. Dat gaf de minister toe, daarvoor is een veel bredere operatie nodig. Maar wij maken een wet niet voor eventjes, wij maken de wet om het principiële punt van de vormvrijheid goed vast te leggen. Het gaat mijn fractie er absoluut niet om om een vertragingstactiek voor de zorgverzekeringswet tot stand te brengen. Wat mij betreft houden wij de zorgverzekeringswet, zoals die op 1 januari 2006 moet ingaan, helemaal buiten de vraag of deze wet in aanmerking komt voor elektronische verwerking. Dat is een waanzinnige operatie, waarvoor waarschijnlijk iedereen de polis gewoon op de mat wil hebben, een operatie die buiten dit debat staat. Dit debat moet gaan over de vraag of wij het nu wettelijk goed genoeg regelen en of wij een keuzevrijheid inbouwen. De Kamer gaat instemmen met een nieuw verzekeringsrecht. De oude regeling dateerde uit het Wetboek van Koophandel en was uit het jaar 1838. Mijn fractie heeft de ambitie dat nieuwe wetgeving toekomstbestendig is. Ik weet niet of wij er weer 167 jaar mee toe kunnen, maar met de wijze waarop het nu in de wet geformuleerd is, redden wij dat zeker niet. De nieuwe regeling laat geen ruimte voor nieuwe communicatietechnieken en verlengt eenvoudig het tijdperk van de vulpen en de ganzenveer. Twee dagen extra nadenken kan in zo'n historisch perspectief helemaal geen kwaad.

De heer Jan de Vries (CDA):

Natuurlijk, de wet moet ruimte scheppen om ook via elektronische weg te komen tot het uitwisselen van gegevens. Dat is ook de reden dat er een nota van wijziging is gekomen, op voorstel van de CDA-fractie, die het mogelijk maakt om bij algemene maatregel van bestuur elektronische verzending van mededelingen mogelijk te maken. U loopt alleen weg voor de vraag hoe dat zorgvuldig kan geschieden, zodat zowel verzekeraars – u lijkt vooral dat standpunt te ondersteunen – als verzekeringnemers, vertegenwoordigt door hun consumentenorganisaties, van mening zijn dat dit een zorgvuldige manier is en wilt dat nu bij amendement alleen in dit wetsvoorstel regelen. U moet toch ook gevoelig zijn voor de vraag hoe wij dat, als wij dat willen, zorgvuldig kunnen doen.

De heer Heemskerk (PvdA):

Dat is ons verschil van mening. Het Verbond van verzekeraars is het met de PvdA eens en zelfs de Telegraaf is het in haar hoofdredactioneel commentaar met de PvdA eens dat je niet betuttelend en dwingend op moet leggen dat die polis altijd hoe dan ook op papier moet blijven. Daar gaat de vraag over. Kunnen wij dat op een goede manier regelen? Natuurlijk moet zo'n overeenkomst netjes tot stand zijn gekomen, maar de minister heeft daar in de Eerste Kamer al bij de behandeling de Wet op de elektronische handtekening een aantal zaken over gezegd. Volgens mij moeten wij het kunnen regelen. Dan is de hoofdlijn – dat moet je wettelijk vastleggen – dat als verzekernemer en verzekeraar dat willen, het op beide manieren moet kunnen. Wij bouwen nog een waarborg in voor die verzekeringnemer die twijfelt of hij het alsnog, achteraf, op papier wil. Wij moeten dat niet bij AMvB delegeren aan de minister. Het parlement moet deze zaak principieel uitdiscussiëren.

De heer Jan de Vries (CDA):

Ik denk dat de heer Heemskerk ten onrechte zegt dat wij hier betuttelend optreden. Op het moment dat de wet het mogelijk maakt om het elektronisch te doen, vind ik het getuigen van onzorgvuldigheid om er nu één onderdeel, de polis, uit te lichten en dat bij wet te regelen en alle andere onderdelen ongemoeid te laten, maar ook niet de mogelijkheid te bieden aan de minister om met verzekeraars en met consumentenorganisaties de nadere voorwaarden te bepalen. Sluit u dan uit dat een overleg tussen verzekeraars, consumentenorganisaties en het ministerie van Justitie tot andere nadere voorwaarden komt over de polis, dan u nu in uw amendement stelt?

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik constateer dat er sprake is van een enorme vertraging. Dat ligt overigens niet alleen aan de Kamer, maar Justitie is zelf ook pas in juli met de nota naar aanleiding van het verslag gekomen. Ik begrijp dat er al meer dan een jaar overleg gaande is op het ministerie van Justitie en dat het de wens van de verzekeraars is om met de verzekeringnemers die dat willen, digitaal een polis te kunnen afsluiten en ook de mededelingen elektronisch te kunnen doen. Natuurlijk moeten wij daar heel goede waarborgen voor inbouwen, maar daar hebben wij de Wet voor de elektronische handtekening al voor. Die is al in de Eerste Kamer behandeld. De kern van de wet, zoals die nu is geformuleerd, is dat deze minister zegt: uiteindelijk moet die polis altijd nog op papier nagestuurd worden. Daar ben ik het mee oneens.

Voorzitter: Weisglas

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Minister Donner:

Mijnheer de voorzitter. In eerste instantie moet ik aanknopen bij het argument van de heer Heemskerk die het nogal betuttelend vindt als wordt bepaald wat wel of niet elektronisch mag. Dat kan niet het uitgangspunt zijn. De reden waarom wij de verzekeringsovereenkomst apart regelen is geen betutteling. Anders hadden wij kunnen volstaan met het algemene overeenkomstrecht uit het BW en hadden wij verder geen bepalingen moeten opnemen. Nee, de regeling voor de verzekeringsovereenkomst is er nu juist omdat de prestatie van de ene partij in de vorm van premiebetaling en de uitkering in geval van schade door de andere partij ver uit elkaar liggen, wat een aparte bescherming behoeft, in het bijzonder als het gaat om de positie van de zwakkere partij, de verzekeringnemer. Klassiek is een belangrijk element in de bescherming van de verzekeringnemer de polis. Tijdenlang was dat het enige volledige bewijs tegenover de verzekeraar dat bepaalde aanspraken tegen hem geldig waren. In die zin is de positie van de polis niet meer het exclusieve instrument. Het is breder geworden. Nog steeds wordt ter bescherming van de verzekeringnemer uitgegaan van een schriftelijke polis die ondertekend is. Ik heb tijdens het vorige debat al gesteld dat dit niet geldt voor de overeenkomst. De overeenkomst kan vormvrij via elektronische weg tot stand komen. De positie van de polis is in die zin in dit wetsontwerp ook niet aan de orde.

Ten onrechte is de indruk gewekt dat ik de vorige keer heb gezegd dat een akte per definitie schriftelijk moet zijn en ondertekend. Dat is het uitgangspunt in regelingen en in rechtsvorderingen op dit moment. Ik ben het ermee eens dat een akte ook een elektronisch document kan zijn dat elektronisch is ondertekend. Dat is zelfs uitdrukkelijk door de wetgever zo geregeld in de wijziging van de Kadasterwet van februari 2005, omdat het daar een gesloten systeem geldt waarbij tussen notaris en het kadaster aanvaard is dat de akten elektronisch verstuurd en ondertekend worden. Ik doel hier op een bredere situatie waarbij er inderdaad consequenties zijn voor rechtsvordering. De polis is klassiek in het verzekeringsrecht een schriftelijke akte met het oog op de bewijsrechtelijke positie. Elektronisch bewijs is moeilijker te verkrijgen. Ik heb al gewezen op de potentiële risico's, bijvoorbeeld een tussentijdse verandering van het emailadres. De overstap naar een elektronische akte is een fundamentele stap. Ik zeg niet op voorhand dat die stap nooit mag worden gezet, maar als ik de ene bescherming laat vervallen – de schriftelijke ondertekening van de akte – moeten er andere waarborgen voor in de plaats komen. Om die reden heeft de Consumentenbond aangegeven dat men uit wenst te blijven gaan van schriftelijkheid en dat, als dat niet mogelijk is, andere waarborgen moeten worden geboden ter bescherming van de verzekeringnemer. Als dit onderwerp in de schriftelijke behandeling was meegenomen, hadden wij aan het einde van de rit kunnen bezien of het wel of niet verstandig is. Dit is overigens inderdaad iets anders dan waarop het amendement betrekking heeft. Dit gaat over de polis zelf. Daarom ook ben ik van mening dat dit niet iets is wat even bij amendement kan worden geregeld. Er is immers een raakvlak met een van de belangrijkste elementen van de bescherming van de verzekeringnemer. Rechtsvordering gaat uit van schriftelijke akten.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ik vraag mij af of papier nu zo veel extra bescherming biedt. Als het papiertje verbrandt, ben je het kwijt. Elektronische handelingen zijn vaker gemakkelijker na te speuren – ik denk aan een ontvangstbevestiging – dan een brief die per post wordt verstuurd.

Minister Donner:

Wij komen nu in een verkeerde discussie terecht. De wetgever heeft tot nu toe in een schriftelijke ondertekening van de polis de bescherming van de verzekeringnemer gezocht. Ik zeg niet dat ik principieel van mening ben dat het altijd een schriftelijke ondertekening moet zijn. ik constateer slechts dat elektronisch bewijs moeilijker is te leveren dan papieren bewijs. Dat leert de ervaring. Als je besluit tot het invoeren van elektronisch bewijs, haal je een element van de bescherming weg. Dat moet je je wel realiseren. Bovendien creëer je verwarring over andere administratieve handelingen, zoals ontbinding van de polis. Nog steeds wordt geëist dat dit schriftelijk gebeurt. Ik vind het best dat de vraag aan de orde wordt gesteld of de schriftelijke polis kan komen te vervallen, maar daarover moet dan wel worden beslist in overleg met alle betrokken partijen. Pas aan het einde van de schriftelijke behandeling van het wetsontwerp is dit probleem opgedoken. Een paar weken geleden hebben wij over het wetsontwerp gesproken en nu zouden wij er een beslissing over moeten nemen. Ik zal geen verdere standpunten innemen zodat u mij niet later kunt citeren bij een andere wet. Ik ben echter van mening dat dit amendement nu niet moet worden overwogen vanwege de stap die daarmee wordt gezet.

De heer Heemskerk (PvdA):

Begrijp ik goed dat het amendement van de heren De Vries en Luchtenveld kan vollopen met eventuele ontheffingen van papieren mededelingen, maar dat als de polis elektronisch is, er absoluut een wetswijziging met een heel traject nodig is?

Minister Donner:

Dit is correct.

De heer Heemskerk (PvdA):

Naar mijn informatie was de wens om ook op polisniveau digitaal overeenkomsten te kunnen afsluiten al in een eerder stadium bij het ministerie bekend.

Minister Donner:

Voor alle duidelijkheid: het gaat niet om het digitaal afsluiten van overeenkomsten, maar van de polis. Dit punt is vrij laat in het hele traject door het Verbond van Verzekeraars neergelegd. Dit heeft ook geleid tot de wijziging die is voorgesteld met betrekking tot de mededelingen. Die is bij nota van wijziging geïntroduceerd, juist omdat er in die fase geen reden was om over dit punt dat vrij principieel is, ten aanzien van de polis opnieuw te discussiëren. Bij nota van wijziging is er daarom echter voor de mededelingen de mogelijkheid opgenomen om dit bij algemene maatregel van bestuur te regelen.

De voorzitter:

Ik wil mijn collega, de voorzitter van het Luxemburgse parlement, de heer Lucien Weiler, van harte welkom heten. Je vous souhaite la bienvenue chez nous dans notre séance avec votre sécretaire-géneral et votre collaboratrice. Vous êtes bienvenus.

Minister Donner:

Dat soen ech awer och op Lëtzebuergesch: welkom.

Dit waren mijn argumenten met betrekking tot het amendement. Ik ontraad de aanvaarding van dit amendement, niet vanwege het principe dat het bevat, maar omdat in deze fase van de wetgeving die stap nu te fundamenteel is zonder verdere voorbereiding. Wij hebben door het zorgstelsel echter niet de tijd om dit alles te laten wachten tot wij dit hebben uitgesproken.

De heer Heemskerk (PvdA):

Je kunt in de politiek nooit nooit zeggen, maar wat mij betreft is dit het wel. Zelfs in Luxemburg weten ze volgens mij nog wel dat een Donner zich niet zo maar gewonnen geeft en recht in de leer is. Ik ben de minister toch erkentelijk voor het feit dat hij mijn amendement niet op principiële gronden afwijst. Ik wil hem wel manen tot enige spoed. Ik doe dit met de volgende motie.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende dat een verzekeringnemer niet belemmerd moet worden in de keuze voor de methode voorop hij of zij de informatie wil ontvangen en een verzekeringspolis wenst af te sluiten;

overwegende dat ontwikkeling van elektronische informatieverstrekking in de verzekeringsbranche gestimuleerd moet worden om kostenbesparing en onderlinge concurrentie te bevorderen;

verzoekt de regering, zo spoedig mogelijk te komen met een wetswijziging om elektronische informatieverstrekking en overeenkoming van polisvoorwaarden en andere mededelingen tussen de verzekeringnemer en de verzekeraar mogelijk te maken,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Ik vraag u toestemming om in afwijking van het Reglement van Orde de ondersteuning van deze motie door vier leden te accepteren.

Aldus wordt besloten.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Heemskerk. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (30137).

De heer Jan de Vries (CDA):

Ik laat even de tekst op mij inwerken. In het dictum spreekt u volgens mij uit dat de minister zowel voor de polis als voor de overige mededelingen een wetswijziging zou moeten voorbereiden. Hoe verhoudt dit zich tot het amendement op stuk nr. 13, dat door u mede is ondertekend? Daarin gaan wij voor de overige mededelingen mee met de nota van wijziging, die eerder door de minister is ingediend, en die ertoe leidt dat voor de mededelingen een algemene maatregel van bestuur kan worden uitgevaardigd. Vraagt u nu in uw motie om tot wetgeving te komen voor de mededelingen, of heb ik dat verkeerd begrepen?

De heer Heemskerk (PvdA):

Het amendement is inderdaad voor de helft goed. Het maakt een aantal dingen mogelijk, maar mijn voorspelling is dat het amendement zal "vollopen". Mijn fractie zou verder willen gaan, door zelfs de polis digitaal tot stand te laten komen en een overeenkomst te laten zijn. Ik begrijp het argument van de zorgverzekeringswet en ben ontvankelijk voor het argument dat deze zaak niet helemaal netjes is behandeld in deze Kamer. Ik laat in het midden aan wie dat allemaal heeft gelegen. Ik wil echter wel namens de PvdA het duidelijke signaal geven dat wij het betutteling en onnodige bescherming vinden dat in de wet wordt opgenomen dat een polis op papier moet worden verstuurd.

De heer Jan de Vries (CDA):

In de toelichting op de motie en op het amendement, dat u kennelijk nog steeds in stand houdt, gebruikt u weer het woord betuttelend. Ik leg u het volgende citaat voor uit de Handelingen van de algemene politieke beschouwingen. Deze woorden zijn uitgesproken door uw fractievoorzitter. Ik citeer: ik vind dat mensen ook de keuze moeten hebben om niet te hoeven kiezen. Ik vind dat wij met elkaar oog moeten hebben voor mensen die net wat minder goed met geld en met informatie en formulieren om kunnen gaan dan u en ik – hij spreekt mijn fractievoorzitter aan. Ik ga verder met het citaat: ook zij maken deel uit van de Nederlandse samenleving. Ook voor hen zijn wij politicus. Kunt u nu uitleggen waarom uw fractie twee weken geleden bij monde van uw fractievoorzitter dit zei, terwijl u nu aan de leiband van de verzekeraars loopt?

De heer Heemskerk (PvdA):

Nu zegt u weer dat wij aan de leiband van de verzekeraars lopen. Ik vind dat zo'n flauw verwijt. Ik draai het gewoon om. Het Verbond van Verzekeraars en de Telegraaf zijn het eens met de Partij van de Arbeid. Dit past helemaal in datgene wat mijn fractievoorzitter twee weken geleden heeft gezegd. Mensen moeten niet worden gedwongen om elektronisch te verzekeren, als zij dat niet willen. Daarom bouwen wij de waarborg in dat zij het recht behouden om de polis op papier te ontvangen als zij dat willen. Ik vind echter dat een en ander tussen verzekeraar en verzekeringnemer digitaal geregeld moet kunnen worden, als mensen dat willen en kunnen. Dat is in het voordeel van de mensen die de kosten betalen. Het kan leiden tot toetreding, betere marktwerking en efficiency. Het kan zelfs leiden tot een betere bescherming. Mijn fractie is er niet Heemskerkvan overtuigd dat een papiertje meer waarborg biedt dan een digitale acte op de server.

De heer Jan de Vries (CDA):

Voorzitter...

De voorzitter:

Nog één korte vraag. Het is niet voor het eerst dat u deze gedachtewisseling met elkaar hebt.

De heer Jan de Vries (CDA):

De fractievoorzitter van de heer Heemskerk heeft niet gezegd dat mensen niet gedwongen mogen worden om voor een bepaalde vorm te kiezen. Hij heeft gezegd dat niet iedereen die keuze weloverwogen kan maken. Dat is de bescherming en de zorgvuldigheid die de minister van Justitie hier vandaag in deze derde en vierde termijn bepleit, wat ik namens de CDA-fractie ondersteun. Blijkbaar bent u daarop niet meer aanspreekbaar als het gaat om concrete wetsvoorstellen.

De heer Heemskerk (PvdA):

U geeft echt een oneigenlijke draai aan de argumentatie betreffende de keuzevrijheid. Mijn fractievoorzitter heeft in een artikel over grotere vormvrijheid in het hoger onderwijs inderdaad gezegd dat dit een terrein betreft waarop studenten behoorlijk in staat zijn om te kiezen. In de gezondheidszorg waarderen mensen keuzevrijheid minder, en zullen zij dit eerder ervaren als keuzedwang. U maakt een karikatuur van ons standpunt, door te doen alsof de PvdA-fractie altijd tegen keuzevrijheid is. Het hangt van het terrein af of het wel of niet kan. Naar de stellige overtuiging van mijn fractie biedt een digitale polis voordelen aan sommige groepen, maar niet aan iedereen. Voor degenen die het willen, moet het echter mogelijk zijn.

De heer Luchtenveld (VVD):

Ik zou u in overweging willen geven om uw motie toe te spitsen op de polis. Het andere wordt via een AMvB al mogelijk. Anders krijgen wij inderdaad een technische discussie over de motie en dat zou het debat, denk ik, niet ten goede komen.

De heer Heemskerk (PvdA):

Ja, ik ben bereid om dat in te perken. Ik heb uw amendement immers ondertekend, omdat ik dat toch een stapje in de goede richting acht. Het is vooral niet mijn bedoeling dat mijn motie haaks staat op een amendement dat mede door mij ondertekend is, maar de PvdA-fractie durft wel een stapje verder te gaan.

De voorzitter:

Waarmee wij zijn gekomen aan het einde van de vierde termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de minister van Justitie.

Minister Donner:

Voorzitter. Ik denk inderdaad dat de voorliggende motie mij in wezen de conclusie zou kunnen ontlokken dat er dan geen wetswijziging nodig is. Er wordt gevraagd om informatieverstrekking, polisvoorwaarden en andere mededelingen en daarop heeft de wijziging al betrekking. Het gaat in essentie om de verzending van de polis.

Mijn probleem met deze motie is dat er onmiddellijk naar een wetswijziging wordt gevraagd. Als de Kamer de motie echter aanvaardt, lost dat het probleem tot op zekere hoogte op. Ik denk dat deze kwestie wel degelijk enige overweging behoeft. Mijn oplossing zou zijn om toe te zeggen dat ik de Kamer zo snel mogelijk een brief stuur over de materie, waarin ik aangeef wat de aspecten ervan zijn, welke andere zaken er geregeld moeten worden, welke overwegingen ervoor en welke overwegingen ertegen pleiten. Dan is de motie niet nodig en dan kunnen wij bezien of er behoefte bestaat aan een wetswijziging of niet. Een wetswijziging is meer werk. Mijn idee zou zijn om de brief nog voor dit jaar aan te kondigen, maar ik hoor van mijn medewerkers dat toch nog enig onderzoek nodig is. Daarom formuleer ik het nu voorzichtig als "zo snel mogelijk". Het gaat mij niet om een principezaak, maar in wezen om een element van bescherming, zodat wij kunnen kijken hoe wij zo goed mogelijk tot besluitvorming kunnen komen.

De heer Heemskerk (PvdA):

De strekking van de motie heeft betrekking op de polis. Ik kan mij heel goed voorstellen dat de minister, als de motie wordt aangenomen, niet direct een wet indient, maar met een zorgvuldige brief begint met daarin de voors en tegens. Dan zullen wij dat debat nog een keer voeren. Dat kan een eerste stap zijn om wellicht tot wetswijziging te komen.

Minister Donner:

Als ik de motie zo kan begrijpen dat het vooral om de polis gaat, omdat wij de andere zaken al geregeld hebben, dan zeg ik de Kamer toe dat ik, ongeacht of de motie aanvaard wordt of niet, de brief zal sturen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, over de ingediende motie volgende week dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven