Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Woningwet en enkele andere wetten (verbetering naleving, handhaafbaarheid en handhaving bouwregelgeving) (29392).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. Mijn fractie vraagt zich af of deze wetswijziging overbodig is. In eerste instantie leek de doelstelling van de wet het vrijwaren van gemeenten. Een bouwvergunning was niet geldig als achteraf bleek dat het gebouw niet volgens de eisen was gebouwd. Gelukkig heeft de minister dit via de tweede nota van wijziging ongedaan gemaakt en blijft de bouwvergunning haar waarde behouden. De doelstelling van deze wet werd vervolgens het bestrijden van de huisjesmelkers. Bij wijziging van een wetsdoelstelling vindt mijn fractie advies van de Raad van State noodzakelijk. Helaas ontbreekt dit advies. Met de doelstelling, bestrijding van huisjesmelkers, zijn wij het eens, maar wij vragen ons af of de Woningwet het geëigende middel is. Kan de bestrijding van huisjesmelkers niet al voldoende op een andere wijze? Faalt de uitvoering niet door een te lakse aanpak?

Huisjesmelkers worden nu bestreden door een combinatie van middelen. Door de Wet op de gemeentelijke basisadministratie, het bevolkingsregister, kan men controleren wie in de woning verblijft. Via deze wet is het zelfs mogelijk om controle in de woning uit te voeren. Natuurlijk heeft niet elke gemeente haar GBA op orde, maar dat is geen argument om met andere wetgeving te komen. Dat is het zeker niet, omdat alle sociale uitkeringen en ook de AWBZ-uitkeringen gekoppeld zijn aan de GBA. De GBA op orde brengen, levert ook de gemeente geld op.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Ik schrik van uw vraag of er wel andere wetgeving nodig is voor de huisjesmelkers. Wij hebben hier drie AO's, een schriftelijke ronde en hoorzittingen over gehad met minister Dekker en minister Donner. Iedereen vindt dat nodig. Hoe kunt u nu zeggen dat u twijfelt over de noodzaak van die wet?

Mevrouw Vietsch (CDA):

Misschien is het handig als u nog even wacht op de andere argumenten die ik zal noemen. Dan kunnen wij daar verder over discussiëren.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Duidelijk is naar voren gekomen dat veranderingen in de Woningwet nodig zijn voor de veiligheidsaspecten. U zegt nu dat die wet eigenlijk overbodig is. Daar begon u uw betoog ook mee.

Mevrouw Vietsch (CDA):

De vraag aan de minister is of die wet overbodig is. Zijn er geen andere middelen? Ik zal zo dadelijk wat middelen noemen waarmee bestrijding mogelijk is. Is het geen laksheid van de uitvoerders dat die middelen niet toegepast worden?

De heer Depla (PvdA):

Ik ben een beetje verbaasd. Ik trek samen op met uw collega bij het bestrijden van de huisjesmelkers en wij zijn het er keer op keer over eens welke instrumenten verbeterd moeten worden. U kunt Rotterdam en Den Haag echt niet verwijten dat ze laks zijn. Sterker nog, die gemeenten lopen voorop. Zij komen alleen bij ons om te zeggen wat ze nodig hebben. Wij trekken altijd samen met de CDA-fractie op bij het bestrijden van de huisjesmelkers. Tot nu toe waren wij het erover eens dat de instrumenten die daarvoor nodig zijn, verbeterd moeten worden en nu zegt u dat het niet nodig is en dat de uitvoerders laks zijn. Hebt u intern wel contact met elkaar?

Mevrouw Vietsch (CDA):

Als u wat vaker met ons zou optrekken, dan zou u weten dat onze partij het meest overlegt. Wij hebben dit duidelijk kortgesloten. Ik dank u voor uw bezorgdheid, maar die is niet nodig. Binnen onze partij is geen verdeeldheid.

De heer Depla (PvdA):

Betekent dit dat er aan onze kant een misverstand is ontstaan over al die keren dat wij gezamenlijk hebben opgetrokken?

Mevrouw Vietsch (CDA):

Wij zijn het eens over het uitgangspunt dat het bestrijden van huisjesmelkers nodig is. De vraag is dan op welke wijze wij dat kunnen doen. Ik heb net de gemeentelijke basisadministratie genoemd. Ik weet dat een aantal gemeenten als tegenargument aanvoert dat hun spullen niet op orde zijn en dat de gemeentelijke basisadministratie een zooitje is. Rotterdam heeft dat keurig op orde gebracht en daar ontzettend veel geld aan over gehouden. In Amsterdam schijnt dat een ander verhaal te zijn. Dat laat ik echter graag aan Amsterdam en uw collega's daar over.

De heer Depla (PvdA):

Het toeval wil dat Rotterdam ons met nadruk vraagt om deze wet. Rotterdam maakt zich keer op keer zorgen over alle versoepelingen die u wilt aanbrengen waardoor zij niet meer in staat zijn om die vermaledijde huisjesmelkers aan te pakken.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Ten eerste hebt u helemaal niet gehoord dat ik van plan ben om te versoepelen. Ten tweede ben ik zelf ook een dag met Rotterdam opgetrokken. Ik heb met de teams samen gezien hoe zij huisjesmelkers en illegalen bestrijden. Dat is een heel goede werkwijze. Het GBA-systeem is een van de elementen die zij daarvoor gebruiken. Wellicht is het handig als u mij verder laat uitspreken, zodat ik de andere argumenten ook kan noemen.

De voorzitter:

Ik zie dat mevrouw Veenendaal wil reageren, maar dat sta ik niet toe. Mevrouw Vietsch vervolgt haar betoog.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Naast de GBA is in mijn ogen het aanpakken van de eigenaren via belastingwetten en plukken indien inkomsten niet zijn opgegeven, het meest effectief. Dit instrument pleegt men in Rotterdam ook te gebruiken. Natuurlijk is ook aanschrijven via de Woningwet nodig, indien de woning niet voldoet en er sprake is van onveilige situaties. De minister stelt dat dit erg moeilijk is en ik begrijp dat mijn collega's dat ook stellen. De praktijk lijkt echter anders te zijn. Neem de gemeente Oostflakkee. Daar zijn recreatiehuisjes gebouwd waarbij zonder wijziging van de bouwvergunning het terras bij de woonkamer is getrokken. De gemeente stelt de eigenaren voor de keuze: afbreken of een dwangsom betalen als je naar de rechter wilt. De gang naar de rechter heeft geen opschortende werking en kost dus geld. In dit geval lijkt de gemeente zelfs meer middelen te hebben dan wenselijk lijkt. Wij vragen ons dus af waarom recreanten in Oostflakkee wel aangepakt kunnen worden en huisjesmelkers volgens dezelfde regeling niet.

Naast al deze maatregelen heeft de Kamer onlangs ingevoerd dat overtredingen van het bestemmingsplan een economisch delict worden. Gebruikt men een woning als pension – wat huisjesmelkers doen – dan is er sprake van overtreding van het bestemmingsplan en is er dus een economisch delict gepleegd. Kan de minister aangeven wanneer er gebruik gemaakt gaat worden van deze wet en wat de afspraken daarover zijn met het ministerie van Justitie? Kan de minister ook aangeven waarom al deze maatregelen, inclusief de overtreding van het bestemmingsplan, onvoldoende zijn om de huisjesmelkers aan te pakken? Als deze maatregelen onvoldoende zijn, waarom hebben dan nieuwe maatregelen wél kans van slagen? Zijn hierover concrete afspraken met de minister van Justitie gemaakt of is dit een extra instrument dat dadelijk ook weer in de la terechtkomt?

De wijziging van de Woningwet houdt in dat overtreding van de gemeentelijke bouwverordening een economisch delict wordt. Het Openbaar Ministerie kan dus na de wetswijziging overgaan tot rechtsvervolging. Dat een overtreding van de bouwverordening een economisch delict wordt, vindt de CDA-fractie veel te ver gaan. Realiseert u zich bijvoorbeeld dat het overtreden van de voorschriften van de welstandscommissie een economisch delict worden? Hoe verhoudt zich dat tot het VVD-standpunt dat welstandsverplichtingen opgeheven en de commissies afgeschaft moeten worden? Bovendien betekent het ook dat er zwaardere eisen over eenduidigheid gesteld moeten worden aan de bouwverordening.

In veel bouwverordeningen wordt bijvoorbeeld gesteld dat er een gebruiksvergunning aangevraagd moet worden als er in een woning minder zelfredzamen wonen. Wanneer is iemand minder zelfredzaam? Betekent dat werkelijk dat je een gebruiksvergunning moet aanvragen voor je eigen huis als je een rollator gaat gebruiken? Wij zijn het erover eens dat dit natuurlijk een belachelijk voorbeeld is, maar het is wel de praktijk. Ook zijn er voorbeelden bekend van kerken waar de herberg vol is tijdens de mis op kerstavond vanwege de discussie over de gebruiksvergunning. In het verslag van het schriftelijk overleg heeft de minister aangegeven dat dit inderdaad wellicht kan betekenen dat kerkbestuurders een strafblad krijgen. Dat vinden wij natuurlijk absurd.

Vanuit de horeca en het mkb scoren klachten over bouwverordeningen en de gebruiksvergunning hoog. Onze fractievoorzitter Maxime Verhagen heeft niet voor niets in het 90-puntenplan voor de bestrijding van administratieve lasten dat hij bij de algemene beschouwingen indiende, voorgesteld de gebruiksvergunning af te schaffen. Ook staatssecretaris Van Gennip heeft beloofd dat zij actie zal ondernemen naar aanleiding van de klachten van het mkb. Hoe verhoudt dit zich met het strafbaar stellen van overtreding? Is dat niet een totaal andere weg? Enerzijds wordt immers gesproken over het opheffen van regelingen en anderzijds wordt er een economisch delict van gemaakt.

Als de minister via deze wetgeving slechts de huisjesmelkers wil aanpakken, waarom beperkt zij het strafbaar stellen als economisch delict niet tot overbewoning en het wonen in een gebouw waarvoor geen woonvergunning is afgegeven? In de huidige model-bouwverordening wordt overbewoning gedefinieerd als bewoning door meer dan één bewoner per 12 m2. Gemeenten kunnen hiervan afwijken en zelf bepalen wat overbewoning is en zij kunnen ook bepalen dat er geen vervolging zal plaatsvinden. In die gevallen wordt dus geen invulling gegeven aan deze bepaling.

Door de eis dat voor een gebouw dat wordt bewoond een woonvergunning moet zijn afgegeven, wordt voorkomen dat huisjesmelkers bedrijfshallen als slaapplaatsen gaan gebruiken en dat bedrijfshallen en kantoren door krakers kunnen worden bewoond. Deelt de minister deze opvatting? Of deelt zij de mening dat deze eis overbodig is dat er in een dergelijk geval ook sprake is van overtreding van het bestemmingsplan, wat al een economisch delict is via een andere wet? Als de minister van mening is dat deze eis wel nuttig is, vragen wij ons af of deze gebruikt gaat worden in de strijd tegen krakers. Dat is immers ook mogelijk. Zijn hierover afspraken gemaakt met het ministerie van Justitie?

De CDA-fractie is van mening dat de eigenaar van een huis verantwoordelijk is voor het huis. Als er bij storm een dakpan van het dak valt op de auto van de buren of op iemands hoofd, twijfelt niemand aan de aansprakelijkheid. Net zo min als eraan wordt getwijfeld dat de eigenaar van een wasmachine aansprakelijk is voor de waterschade bij de benedenburen als gevolg van een kapotte slang. Hierover bestaat geen discussie in Nederland en op dit gebied is geen verduidelijking nodig door aanpassing van de wetstekst. Ook in dit opzicht is de wetswijziging dus niet nodig.

Als iemand wil bouwen, moet hij een bouwaanvraag indienen bij de gemeente. De gemeente toetst het bouwplan aan de bouwverordening. De eigenaar is en blijft verantwoordelijk. Juist gezien deze verantwoordelijkheid vinden wij het vreemd dat in veel gemeenten een aannemer of een architect een bouwvergunning kan aanvragen in plaats van de eigenaar. Het is alsof een accountant ook het belastingformulier ondertekent. Wat is de reactie van de minister hierop?

Wat is de waarde van de gemeentelijke toetsing en wat is de verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid van de gemeente als gevolg hiervan? Het beleid lijkt af te stevenen op toetsing. Bij enkele gemeenten kan een bouwvergunning aan de balie worden opgehaald, dus krijgen mensen haar gewoon mee. De minister spreekt de gemeenten er echter ook op aan om bijvoorbeeld alle platte daken te controleren in verband met sneeuw en zet zo dus in op een heel gedetailleerde toetsing. Wat wil de minister, toetsing of meer zaken vrij laten? Wat is de visie op de toekomst?

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Voorzitter. De VVD-fractie is voor vereenvoudiging en deregulering, maar de resterende regels moeten goed worden gehandhaafd. Dit wetsvoorstel beoogt de handhaving van de bouwregelgeving met als kern het verbeteren van de veiligheid en gezondheid van gebouwen. Daarom staat de VVD-fractie er in beginsel positief tegenover. Wij hebben ons echter ook in eerdere rondes kritisch uitgelaten over het voorstel. Het veranderen van de status van de bouwvergunning leek mijn fractie geen goede zaak. Het zou dan immers onduidelijk worden voor de burger of de ondernemer waar hij zich aan moet houden: de bouwvergunning of het Bouwbesluit. Wij zijn er verheugd over dat de minister dit essentiële punt heeft teruggenomen en is teruggekeerd naar de thans bestaande situatie, mijn complimenten daarvoor. Er dient dus te worden gebouwd conform de verleende vergunning. Klopt het overigens dat daar waar niets over in de bouwvergunning is opgenomen, de eisen van het Bouwbesluit, onderdeel nieuwbouw, gelden?

Een ander belangrijk punt van de VVD gaat over het beter kunnen aanpakken van huisjesmelkers. Daarom liepen wij zo-even ook allemaal naar de interruptiemicrofoon, toen mevrouw Vietsch hierover sprak. Wij hebben begrepen dat het wetsvoorstel daar een bijdrage aan levert, doordat belemmeringen bij eigendomsoverdracht weggenomen worden. Kan de minister dit nader toelichten? Klopt het dat in feite de aanschrijving op het pand komt te rusten en niet meer op de eigenaar? Het voordeel hiervan is dat na invoering van dit wetsvoorstel snelle doorverkoop er niet meer toe leidt dat de gemeente van voren af aan moet beginnen.

Ook het feit dat straks het laten gebruiken van bouwwerken in strijd is met de bouwverordening en daardoor verboden wordt, ervaart de VVD als een belangrijke verbetering. Dit is immers een wapen in de strijd tegen het inzetten van stromannen door huisjesmelkers. Wij hebben in de AO's regelmatig van beide ministers vernomen dat dit een heel belangrijk probleem vormt.

Verder acht de VVD het van belang dat gemeenten bewust nadenken over de wijze waarop zij invulling geven aan hun handhavingsverplichting op grond van de Woningwet. Daarbij geldt natuurlijk dat niet alles 100% gecontroleerd kan worden. Dat is ook niet nodig. Wel moeten er op het juiste niveau prioriteiten vastgesteld worden. De invoering van een handhavingsbeleid en een verslagleggingsplicht voor burgemeester en wethouders is derhalve een goede zaak. Kan de minister nog aangeven hoe de inspectie hierop gaat toezien in het kader van haar tweedelijns toezichtrol? Ik wil ook graag van de minister vernemen of dit geen verzwaring van de lasten van de gemeenten wordt, namelijk: weer een extra verslaglegging en weer extra bureaucratie. Daar zijn wij als VVD niet voor.

De VVD had in eerste instantie twijfels over de vereenvoudiging van het aanschrijvingsinstrumentarium. Er moet immers voorkomen worden dat er door gemeenten al te lichtvaardig aangeschreven wordt. De VVD heeft begrepen dat er in de nieuwe, vereenvoudigde situatie is aangesloten bij de waarborgen die de Algemene wet bestuursrecht biedt. Op zich is dit logisch. Kan de minister nog een keer het verschil tussen de oude en de nieuwe situatie duidelijk maken? Is er in dit verband ook een relatie met het genoemde handhavingsbeleidsplan?

De volgende punten spreken de VVD aan. Het ene is de beperking van de bouwvergunningsplicht voor seizoensgebonden bouwwerken. In onze ogen is het zeer terecht dat niet ieder jaar opnieuw voor eenzelfde strandtent een bouwvergunning aangevraagd moet worden. Daar zullen de desbetreffende ondernemers blij mee zijn. Immers, daardoor worden de nodige leges uitgespaard. Bovendien scheelt het een hoop rompslomp.

Het andere punt betreft het verruimen van de bouwmogelijkheden in beschermde stads- en dorpsgezichten. In dergelijke wijken kan op het ogenblik niets gebouwd of gerenoveerd worden, zolang er geen actueel bestemmingsplan is. Zelfs normaal onderhoud is dan eigenlijk niet toegestaan. Dit levert een belachelijke situatie op. Kan de minister aangeven wat er straks wel en niet mogelijk is? Zijn na invoering van dit wetsvoorstel alle problemen opgelost?

Mevrouw Vietsch heeft gevraagd hoe de VVD over de welstand denkt. Dit is een heel terechte opmerking, als je daarmee campagne gevoerd hebt. Wij hebben overwogen om bij de behandeling van de Woningwet daarover een amendement in te dienen. Daar wij ook weten dat dit aan de orde is, vraag ik de minister eerst om een evaluatie. Welnu, op het ogenblik is men bezig met een evaluatie van het functioneren van de welstand in alle gemeenten en van de stand van zaken van de plekken die welstandsvrij of -beperkt zijn. Wij hebben voor de zorgvuldigheid besloten dat wij die evaluatie eerst willen afwachten. Daarna komen wij met een amendement om dat alsnog aan te passen, mocht de evaluatie aantonen dat dit nodig is.

De heer Depla (PvdA):

Voorzitter. Het volgende moet mij van het hart. De Partij van de Arbeid en de minister zijn het niet vaak eens, maar in dit geval steunt mijn fractie van harte haar wetsvoorstel. Wat mij betreft, was het na de uitgebreide schriftelijke behandeling een hamerstuk geworden.

In die behandeling is namelijk als belangrijkste kritiekpunt op het oorspronkelijke wetsvoorstel (beperking van de rechtszekerheid van de bouwvergunning) weggenomen. Onze wensen aangaande het aanpakken van huisjesmelkers zijn gehonoreerd. Een van die wensen is om de huisjesmelkers beter in de portemonnee te treffen.

Door het wetsvoorstel wordt de naleving, de handhaafbaarheid en de handhaving van de bouwregelgeving verbeterd. Dit lijkt mij geen overbodige luxe. Als je regels stelt, moet je er namelijk ook voor zorgen dat die gehandhaafd worden. Anders moet je geen regels opstellen. Bovendien is in de praktijk gebleken, onder andere bij de cafébrand in Volendam dat gemeenten betere en meer mogelijkheden moeten hebben om gevaarlijke situaties en overtredingen adequaat aan te pakken. Dat maakt het voor handhavers gemakkelijker om hun werk te doen. De leden van de fractie van de Partij van de Arbeid delen dan ook niet de zorgen van de CDA-fractie hieromtrent. Dankzij het amendement van de CDA-fractie wordt een groot aantal overtredingen van de bouwregelgeving niet meer als economisch delict beschouwd. Zowel uit de toelichting op het amendement als uit de laatste schriftelijke vragenronde blijkt dat de CDA-fractie zich er vooral zorgen over maakt dat de pastoor of dominee wordt bestraft als zijn kerk te vol is. Als oud-misdienaar houd ik van volle kerken, maar er zijn wel grenzen. De pastoor moet niet alleen vertrouwen op hogerhand, maar ook zelf het ontstaan van brandgevaarlijke situaties vermijden. Daarom steunen wij het amendement niet.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Het is natuurlijk een belachelijk voorbeeld; er zijn meer overtredingen die een strafrechtelijk karakter krijgen. Wij kunnen natuurlijk alles in Nederland standaard strafrechtelijk vervolgbaar maken en de minister van Justitie laten bepalen waar wij aan toe zijn. Dan hoeven er ook geen boetes meer te worden opgelegd. Vindt u niet dat bepaalde dingen zo ernstig zijn dat de nadruk erop moet worden gelegd, ook omdat bekend is dat daar wat aan moet worden gedaan, en dat andere dingen minder belangrijk zijn? Wij vinden dat aan overbewoning en huisjesmelkers prioriteit moet worden verleend. Aan alle overige dingen vinden wij dat geen prioriteit moet worden verleend. Is de heer Depla het niet met ons eens?

De heer Depla (PvdA):

Nee. Ik ben het ten eerste niet met u eens, omdat met uw amendement de aanpak van huisjesmelkers eerder moeilijker dan gemakkelijker wordt. Hier kom ik nog op terug. Verder is het wel degelijk ernstig als een kerk veel te gevaarlijk vol is, om dat voorbeeld nog maar eens aan te halen. Bovendien hebben wij via de prioritering mogelijk willen maken dat het strafbaar is. Wij hebben niet voor niets eigen verantwoordelijkheid. Als het bestuursrechtelijke kanaal goed loopt, gaat het OM helemaal niet tot actie over. Mijn fractie wil dat het gewoon goed geregeld is. Zij is misschien meer voor loslaten dan uw fractie. Het OM kan op lokaal niveau gemakkelijker prioriteiten stellen. Ik ben het niet met u eens dat u sommige aspecten daarvan als kleine dingen bestempelt, want één zo'n klein ding is in dit geval helemaal niet zo klein, zeker niet als het om uw volle kerk gaat.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Er zijn discussies te óver. De minister heeft de gemeente Amsterdam zelfs brieven geschreven omdat die een andere opvatting van de bouwverordening had dan in het Bouwbesluit stond. Zij heeft die gemeente mede op ons verzoek terecht op de vingers getikt en ertoe gemaand, te lezen wat er werkelijk aan de hand was. Zij vond dat niet alles zo moest worden opgeklopt en iedereen niet zo op kosten moest worden gejaagd. Het MKB zegt dat ook. Daar zit de werkgelegenheid. Ik begrijp dat u dat minder belangrijk vindt en dat u gewoon zegt: wij kijken wel.

De heer Depla (PvdA):

Die conclusie is voor uw rekening. Volgens mij heb ik dat niet gezegd.

De minister heeft de voorstellen van de fracties van de VVD en de PvdA om huisjesmelkers beter en sneller in de portemonnee te kunnen treffen, overgenomen en het wetsvoorstel dus aangepast. De taal van de portemonnee is in mijn ogen de enige taal die huisjesmelkers spreken. Huisjesmelkers moeten worden aangepakt. Zij buiten mensen uit, zorgen voor gevaarlijke situaties en bederven de leefbaarheid in buurten. Bovendien weten wij door hen niet meer waar iedereen woont. Dat vindt mijn fractie niet wenselijk. Gemeenten zijn werk gaan maken van de aanpak van huisjesmelkers, maar liepen vaak aan tegen beperkingen in de regelgeving. Daar hebben zij ons keer op keer op aangesproken. Dwangsommen en aanschrijvingen werken onvoldoende. De huisjesmelker brengt het aantal matrassen terug, de dwangsom moet worden teruggegeven en een week later begint het circus van voor af aan. Dankzij deze wet kunnen meteen boetes worden opgelegd. Een andere verbetering is dat er in geval van overtreding van regels ook mensen kunnen worden gestraft die gelegenheid hebben geboden. In deze branche wordt vaak gebruik gemaakt van stromannen. Tot nu toe kon je alleen maar de mensen zelf aanpakken, maar nu kan ook het volk dat erachter zit – "tuig" wilde ik zeggen – het mogelijk maakt en er het meest aan verdient, worden aangepakt.

Er bestonden allerlei constructies als doorverkoop. Als er een aanschrijving was, werd er snel doorverkocht en kon alles weer van voor af aan beginnen. Mijn fractie vindt dit dus een goede verbetering. Zij is belangrijk voor de lokale politiek, want die kan nu doen wat bewoners graag willen: huisjesmelkers aanpakken.

Dan kom ik even terug op het amendement van het CDA om alleen overbewoning een economisch delict te maken. In de hoorzitting hebben wij vernomen dat huisjesmelkers ook voor brandgevaarlijke situaties zorgen. Er kan bovendien een discussie ontstaan of een matras dat er ligt, wel wordt beslapen. Je maakt jezelf dus erg kwetsbaar. De ene keer gaat het om de brandveiligheid, de andere keer is er sprake van ongedierte enzovoort. De les die wij uit de praktijk hebben geleerd, is dat wij moeten zorgen voor een breed pakket aan instrumenten om deze dames en heren te kunnen aanpakken. Daarom zijn wij tegen de beperking van het economisch delict tot overbewoning.

Een discussiepunt is nog het introduceren van de bestuurlijke boete dan wel het kiezen voor OM-afdoening. Wij zijn geneigd om de redenering van de minister te volgen. Als je een OM-afdoening goed organiseert en zorgt dat ambtenaren opsporingsbevoegd worden, kan een gemeente het snel doen, maar geef je burgers die bestraft worden alle bescherming om zich te kunnen verdedigen. De discussie hoeven wij echter vandaag niet te voeren, omdat de discussie nog in de Eerste en Tweede Kamer wordt gevoerd.

Het wetsvoorstel kan ons niet snel genoeg worden aangenomen, want de mensen in de praktijk en de mensen in de buurten waar huisjesmelkers de boel terroriseren en de leefbaarheid aantasten, zitten erop te wachten.

De vergadering wordt van 14.58 uur tot 15.10 uur geschorst.

Minister Dekker:

Voorzitter. Ik ben blij dat ik vandaag dit wetsvoorstel hier kan behandelen. Ik bespeur met plezier dat er een meerderheid is te verwachten en hoop dat de geachte afgevaardigde mevrouw Vietsch nog wil nadenken over de antwoorden die ik haar geef, want dit is een ongelooflijk belangrijk wetsvoorstel. Wij hebben een heel traject achter de rug, dat al door mijn ambtsvoorgangers is ingezet. Dit wetsvoorstel komt goed tegemoet aan de wensen en sluit ook aan bij de gemeentelijke praktijk. Dat is ongelooflijk belangrijk. Mevrouw Vietsch benadrukt dat ook: hoe kunnen wij de gemeentelijke praktijk zo veel mogelijk tegemoet komen? Dat wordt onder meer bereikt door de drastische vereenvoudiging van het omvangrijke en ondoorzichtige aanschrijfinstrumentarium. Door dat eruit te halen kan er veel meer lik op stuk worden gegeven in speciale en specifieke situaties, bijvoorbeeld de huisjesmelkerij. Inmiddels is het derde wijzigingstraject al in voorbereiding. Het betreft het deels onderbrengen van de bouwparagraaf uit de Woningwet in het cluster van de omgevingsvergunning. Ook daarmee maken wij een hele stap in de vereenvoudiging op het terrein van de vergunningverlening voor bouw, sloop, aanleg, kap en dergelijke. Wij komen er zeker nog over te spreken.

Deze wijziging maakt de regeling voor handhaving veel eenvoudiger. Dat mag blijken uit het gegeven dat hoofdstuk 3 van de Woningwet met het huidige complexe aanschrijvingsinstrumentarium geheel komt te vervallen. Als wij teruggaan van vijfentwintig naar vijf voorschriften, maken wij een belangrijke stap voorwaarts in de mogelijkheden voor de gemeenten. Uiteindelijk willen wij bereiken dat de bestaande bouw en vooral de nieuwbouw aansluiten bij kwaliteitseisen die wij noodzakelijk achten.

In de maatschappij mag van gemeenten worden verwacht dat zij hun handhavingstaak serieus oppakken. Ook vanuit het Rijk wordt nadrukkelijk naar de gemeenten gekeken wat betreft de aanpak van de maatschappelijke problemen ten gevolge van bijvoorbeeld huisjesmelkerij of illegale bewoning. Daar mag tegenover staan dat het hiertoe beschikbare instrumentarium voor gemeenten geen tekortkomingen bevat en dat het helder en goed toepasbaar is. Dit wetsvoorstel onderstreept dat. In dat verband is het goed dat wij met het wetsvoorstel de belemmeringen wegnemen voor handhavend optreden nadat eigendomsoverdracht heeft plaatsgevonden. Zeker in de criminele vastgoedhandel en de huisjesmelkerij, waarin panden soms meermalen per dag van eigenaar wisselen, is het nodig dat de handhaving niet wordt belemmerd doordat bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom niet kan plaatsvinden, omdat de overtreder geen eigenaar meer is. Daarmee maken wij een grote stap. Ik ben blij dat dit wordt ondersteund. Ik wijs ook op de expliciet voor de aanpak van huisjesmelkerij in het wetsvoorstel opgenomen mogelijkheid om personen aan te pakken die actief gelegenheid hebben gegeven om een gebruik te realiseren dat strijdig is met de bouwverordening.

Het handhavingsinstrumentarium voor gemeenten wordt op onderdelen ook versoberd. Dat geldt bijvoorbeeld voor enkele nu nog expliciet gegeven aanschrijfbevoegdheden tot het aanbrengen van verbeteringen en het laten treffen van voorzieningen uit anderen hoofde.

Mevrouw Vietsch (CDA):

De minister spreekt over gebruik in strijd met de bouwverordening. Kan zij concreet en in normale bewoordingen aangeven waaraan ik dan moet denken? Wat is naar haar oordeel in strijd met de bouwverordening?

Minister Dekker:

Daaraan zijn uiteraard eisen gesteld. Wij kennen de Woningwet, het Bouwbesluit en de bouwverordening. Dat is de juiste hiërarchie. De bouwverordening verwijst naar het Bouwbesluit. Er is dus sprake van een duidelijke verbinding met vereisten.

Mevrouw Vietsch (CDA):

De bouwverordening is een gemeentelijke bepaling. Die is per gemeente verschillend. Dat is niet hetzelfde als het Bouwbesluit, want dat is een landelijk vastgestelde norm. Het mkb heeft gevraagd om de bouwverordening te vereenvoudigen. Er is een nota met voorbeelden aan de verschillende gemeenten gestuurd en staatssecretaris Van Gennip heeft een petitie in ontvangst genomen. Zij heeft gezegd dat zij daarmee iets zal doen.

Het mkb heeft verschillende voorbeelden gegeven. Eén daarvan is dat er een boete wordt gegeven omdat het bordje "nooduitgang" boven de deur niet brandt. Het valt mij op dat wij het mkb niet tegemoetkomen. In plaats daarvan stelt de minister bepaalde zaken strafbaar, terwijl staatssecretaris Van Gennip te kennen heeft gegeven dat het logisch is dat hieraan iets wordt gedaan. Dat is toch in tegenspraak met elkaar?

Minister Dekker:

Het kabinetsbeleid is erop gericht, ervoor te zorgen dat er zo min mogelijk voorschriften zijn. Dat neemt niet weg dat het kabinet start met een kwalitatief goede regelgeving. Die kwaliteit bepaalt daarmee de duidelijkheid op het terrein van de handhaafbaarheid en voor de toezichthouder. Dat is het uitgangspunt. Het gaat niet om dat kleine bordje, maar om het feit dat gemeenten de bouwverordening nu en dan op verschillende wijze interpreteren. Ik probeer daarom met het gebruiksbesluit tot eenduidigheid te komen. Laatst hebben wij in een algemeen overleg gesproken over de kinderopvangverblijven. Het is de bedoeling dat daar zo veel mogelijk eenduidigheid is. Wij schrappen niet zozeer de basisvoorschriften, maar wij uniformeren die wel. Daarmee worden de administratieve lasten beperkt en dat komt de duidelijkheid ten goede.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Kan de minister een concreet voorbeeld geven? Wat zal bijvoorbeeld in de kindercrèche strafbaar worden gesteld?

Minister Dekker:

Met het door mij genoemde voorbeeld heb ik daarover naar mijn idee voldoende duidelijkheid gegeven. Dat is inderdaad een van de punten. Ten aanzien van brandveiligheid, huisjesmelkerij, illegale bewoning en overbewoning gelden duidelijke regels. Zojuist zijn twee voorbeelden genoemd die naar mijn idee duidelijk zijn.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Mij is niet duidelijk wat het concreet betekent. Er kan onderscheid worden gemaakt tussen brandveiligheid in kantoren, in cafés enzovoorts. Hoe kunnen wij een en ander controleren? Maken wij niet te veel gedragingen strafbaar? Uit het oogpunt van hygiëne moeten er in een huis tussen de keuken en het toilet twee deuren worden geplaatst. Dat staat nog steeds in de standaard-modelbouwverordening. Als ik een deur verwijder, handel ik in strijd met de bouwverordening. Dat zal strafbaar worden gesteld.

Minister Dekker:

Ik heb laatst niet voor niets een onderzoek naar buiten gebracht over de brandveiligheid bij onder andere discotheken. Mevrouw Vietsch kan daarvan één voorbeeld als uitgangspunt nemen. Wij spreken dan over een verblijfsruimte waar meerdere personen gedurende een bepaalde periode verblijven. Een heel belangrijk punt is dat de vluchtwegen niet geblokkeerd zijn. Dat geldt daar, maar ook bij de kinderdagverblijven. Eigenlijk geldt dat overal. Waar het gaat om het voorbeeld van de deuren, kan ik natuurlijk zeggen dat wij tot uniformering moeten komen. Dat is echter niet de essentie. Het gaat erom dat in de Woningwet een duidelijke bepaling wordt opgenomen waardoor gemeenten beter hun bevoegdheid kunnen uitoefenen door ter plaatse direct op te treden. Zo kan ik mij voorstellen dat de bewoning van een bepaald aantal personen per 12 m2 aangegrepen wordt om in te grijpen.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Over die 12 m2 zijn wij het eens. Dat is een punt dat je volgens ons strafbaar kunt stellen, want dat is concreet. Het lijkt mij echter sterk dat justitie gaat controleren, als wij het plaatsen van kratjes voor een nooduitgang als economisch delict bestempelen. Heeft de minister hier soms afspraken over gemaakt met de minister van Justitie? Ik heb in dit verband trouwens nog een opmerking. Wij hebben in de Tweede Kamer een aantal koffiezetapparaten. Volgens het gebruiksbesluit van de gemeente Den Haag en de modelbouwverordening mag dat echter niet. Dat betekent dat heel veel mensen in de Tweede Kamer strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. Dat lijkt mij een leuke case voor een aantal mensen.

Minister Dekker:

Ik ben niet op de hoogte van de koffiezetapparaten in het gebouw van de Tweede Kamer. Ik ben hoogstens de eigenaar van dit gebouw, om het zo maar te zeggen. Het is prettig dat de gebruikers nu worden aangesproken, maar ik ga daar niet over. Het lijkt mij een onmogelijke situatie die nu wordt beschreven.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Dat ben ik geheel met u eens. Daarom wil ik niet dat het Openbaar Ministerie de taak krijgt om in een dergelijk geval tot strafrechtelijke vervolging over te gaan. Dit zou dan ook niet als economisch delict aangemerkt moeten worden. Economische delicten moeten beperkt worden tot zaken die huisjesmelkers en krakers aangaan. Onschuldige zaken, als een koffiezetapparaatje in een kantoor, moeten alleen met een boete vervolgd worden.

Minister Dekker:

Het Openbaar Ministerie treedt op zodra het een zaak gewichtig genoeg vindt. Daaraan voorafgaand moet in ieder geval sprake zijn geweest van handhaving door de gemeente. Dat is het belangrijkste in dit geval. Verder moet het natuurlijk gaan om een gebouw en de vluchtwegen.

Het handhavingsinstrumentarium van gemeenten wordt niet alleen aangevuld en verbeterd, maar het wordt op onderdelen ook versoberd. Dat geldt bijvoorbeeld voor enkele nu nog expliciet gegeven aanschrijfbevoegdheden tot het aanbrengen van verbeteringen en tot het laten treffen van voorzieningen uit andere hoofde. Die bevoegdheden worden door de gemeenten soms aangewend als een soort bijzaakspecialisatie. In het voorliggende wetsvoorstel is deze ongeclausuleerde aanschrijfbevoegdheid vervallen en vervangen door een algemeen geformuleerde zorgplichtbepaling. Daarin is geregeld dat de staat en het gebruik van een gebouw geen gevaar mogen opleveren voor gezondheid en veiligheid. Ik denk dat ik daarmee voldoende heb gereageerd op de voorbeelden van mevrouw Vietsch.

Aanvankelijk appelleerde het voorstel nadrukkelijk aan de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven voor naleving van de regelgeving bij nieuwbouw. Ook al had men een bouwvergunning, dan nog zou het volgens de oorspronkelijke opzet van het wetsvoorstel verboden zijn om te bouwen in strijd met de nieuwbouwvoorschriften van het Bouwbesluit. Uit de reacties is gebleken dat velen dit ten koste vonden gaan van de rechtszekerheid. Dit punt heb ik hiermee opgepakt. Maar wie de bouwvergunning aanvraagt, doet in feite niet ter zake. Of dat nu de eigenaar, de architect of de bouwer is, het gaat hierbij om de kwaliteit van de bouw. Het is goed dat naar aanleiding van de soms scherpe reacties van de Kamer is bezien of het wetsvoorstel een goede balans aanbrengt in de verplichtingen en verantwoordelijkheden van burgers en de controlerende overheid. Ik ben ervan overtuigd dat het nu voorliggende wetsvoorstel een evenwichtige en rechtvaardige verantwoordelijkheidsverdeling aanbrengt.

Het mag en kan niet ter discussie staan dat op een ieder die gaat bouwen en een bouwwerk in eigendom of beheer heeft, een grote verantwoordelijkheid rust voor veiligheid en gezondheid. Daar staat de gemeentelijke verantwoordelijkheid tegenover voor een adequaat toezicht op de naleving. De gemeente is dan ook verantwoordelijk voor het verlenen van kwalitatief goede bouwvergunningen; gebrekkige aanvragen voor vergunningen moeten worden afgewezen.

Ook op dat punt geldt dat de Woningwet niet moet worden aangegrepen om de detailbemoeienis die zojuist werd beschreven, te bedrijven. Een gemeente kan en hoeft bij een aanvraag voor een bouwvergunning niet alles tot in details te controleren. Dat komt er namelijk op neer dat een gemeente elk bouwplan zou moeten herontwerpen, maar dat is de verantwoordelijkheid van degene die het aanvraagt. De aanvraag zou tot in de kleinste details moeten zijn uitgewerkt, en dan nog moet het bewijs worden geleverd dat aan alle eisen wordt voldaan. Die weg moeten wij dus niet op. Zowel bij het indienen van een aanvraag om een bouwvergunning als bij de gemeentelijke controle daarop gaat het om de vraag of het aannemelijk is dat het bouwwerk zal voldoen aan de regelgeving. In het voorliggende wetsvoorstel wordt deze praktijk beter tot uitdrukking gebracht. Het is dan ook niet nodig dat de aanvragen en de daarop gebaseerde bouwvergunning over elk detail voor de volle honderd procent duidelijkheid verschaffen. Voor gemeenten is in dit verband een toetsingsprotocol opgesteld door de Vereniging Bouw- en Woningtoezicht Nederland, die steun biedt bij de opstelling van een bouwaanvraag. Ik denk dat dat een stap voorwaarts is, aangezien dat een veel meer uniforme benadering is. De bestaande praktijk dat detailkeuzes van een bouwplan op de bouwplaats worden gemaakt, moet wel blijven bestaan. De detailkeuzes die in de bouwvergunning niet zijn uitgewerkt, moeten wel in overeenstemming zijn met de in het Bouwbesluit 2003 gestelde eisen. Het wetsvoorstel voorziet hierin.

Samenvattend geldt ten aanzien van de bouwvergunning dat deze ten volle het recht biedt om te bouwen overeenkomstig de bouwvergunning. Als absoluut minimum gelden evenwel de eisen voor bestaande bouwwerken waarmee geen strijd mag ontstaan. Dat is daarmee ook mijn reactie op het voorbeeld van Oude-Tonge, genoemd door mevrouw Vietsch. Voor op de bouwplaats te maken detailkeuzes die niet expliciet in de bouwvergunning zijn vastgelegd, geldt dat moet worden voldaan aan de nieuwbouwvoorschriften van het Bouwbesluit 2003.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Oude-Tonge heeft ingegrepen en een boete opgelegd, daarbij juridisch juist handelend. Mijn vraag is waarom dat in een gemeente die wij hier nauwelijks kennen wel lukt, en in Rotterdam niet.

Minister Dekker:

Rotterdam zit met een totaal ander probleem, dat veel zwaarder en moeilijker is dan in Oude-Tonge. Ik denk dat het toezicht op een uitbouw van een recreatiewoning van een andere orde is dan de problematiek van de huisjesmelkerij. Dat is wat wij met deze wet trachten aan te pakken en op te lossen. De gemeente Rotterdam krijgt een goed instrument om daadwerkelijk en snel tot actie over te kunnen gaan. Ik denk dat dat van grote waarde is voor de verbetering van de omgeving in de wijken.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Dat is nu juist het punt. Als het gaat om die recreanten kun je je, als je je in de zaak verdiept, nog afvragen of het allemaal wel zo vreselijk is en of die mensen niet gelijk hebben. Het is echter onder de rechter en daarom zal ik er verder niet op ingaan. Maar waarom lukt het daar dus wel en zegt de gemeente Rotterdam: jongens, jullie moeten een nieuw instrumentarium opstellen, want wij kunnen niets. Is dat dan niet iets dat bij de uitvoering zit? Lopen wij niet de kans dat, zelfs met deze wetgeving in de achterzak, mensen nog steeds zeggen "wij kunnen niets" en dat het nog steeds doorgaat? Welke extra afspraken zijn er gemaakt? Wat is de garantie dat dit voldoende is? Er is ook nog het economisch delict van de bestemmingsplanovertreding. Dat is ook al een extra instrument.

Minister Dekker:

Mijn antwoord daarop is eenvoudig. De problematiek in Rotterdam en andere grote steden is dermate groot en ingewikkeld en dermate frustrerend voor de wijkopbouw en de rust daar, dat dit vraagt om een goede actie. Dat kan met deze wetgeving. Ik denk dat door de ondersteuning die wordt gegeven het alleszins de moeite waard is dat Rotterdam dit zelf oppakt. Ik ben het volstrekt niet met u eens als u in overweging geeft dat het zou gaan om een te lakse aanpak. Natuurlijk moet de GBA op orde zijn – dat is uiteraard een voorwaarde – maar op basis van de GBA en op basis van de instrumenten die in deze wet worden aangeboden, kan een grote gemeente en andere gemeenten de problematiek van huisjesmelkers aanpakken. Dat is toch een van de zaken die wij willen bereiken. Dat is ook datgene waarover minister Donner en ik u een brief hebben gestuurd.

Mevrouw Vietsch heeft rond Oostflakkee, Oude-Tonge ook nog een voorbeeld genoemd van een gebruiksvergunning van iemand die minder zelfredzaam is en hoe dan moet worden omgegaan met het begrip zelfredzaam. Het is inderdaad tamelijk vaag. Dat betekent niet dat er voor één persoon een gebruiksvergunning moet worden gevraagd. Een gebruiksvergunning is nodig als het gaat om meerdere personen in een pand, gedurende een bepaalde situatie, waar toezicht, bijvoorbeeld in nachtelijke omstandigheden, bij minder redzame personen van belang is. Wij zijn nu bezig met BZK en VWS om dat begrip te verhelderen. VROM zal daarbij aansluiten in de bouw- en regelgeving, zodat wij ook dat soort problemen kunnen oplossen.

Ik wil nog even ingaan op het thema van de kerkdienst, waar mevrouw Vietsch op in is gegaan. Ook de heer Depla heeft dat mooi beschreven vanuit zijn vroegere rol. Ik acht het van belang dat ook als het gaat om kerken of gebouwen, de voorwaarden in acht worden genomen, want de veiligheid is ook dan van belang. Natuurlijk moeten wij niet toe naar bijzondere, idiote situaties. Ik vind wel dat er een verantwoordelijkheid is, ook bij de bestuurders, om daar rekening mee te houden. Het kan toch niet zijn dat, of het nu een kerk is of een café met kerstverlichting, wij achteraf moeten constateren dat wij het toch niet goed hebben gedaan. Het is van tweeën een, of wij stellen de regels aan de voorkant en zeggen: u bent daar ook verantwoordelijk voor; of wij laten het lopen. Voor dat laatste kies ik niet. Ik vind dat wij helder moeten zijn en regels aan de voorkant moeten stellen.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Ik ben het ermee eens dat er duidelijkheid moet zijn over de veiligheid, maar wat betreft de strafbaarheid gaat het nu om een overtreding van het Bouwbesluit. Mede op ons verzoek heeft de minister aan verschillende gemeenten brieven geschreven dat zij met de gemeentelijke bouwverordening het Bouwbesluit overtreden, omdat zij hogere eisen stellen dan zij mogen stellen. Bij een overtreding van die bouwverordening, die in strijd is met de landelijke regelgeving, zijn die mensen strafbaar. Dan krijg je een heel rare cirkelredenering. Bij die boetes moet je ook kijken waar je het over hebt. Als je mensen in gevaar brengt, hebben wij een ander strafrecht, maar als het gaat om dit soort kleine dingen, kan je de Arbeidsinspectie erop af sturen voor de Arboregeling. Je kunt de brandweer erop af sturen voor de controle en de boetes, maar betrek er niet gelijk het Openbaar Ministerie bij.

Minister Dekker:

Zo zal het ook niet gaan. Als de gemeente verantwoordelijk is, zal zij ook handhavend moeten optreden. Het lijkt mij een normaal uitgangspunt dat de gemeente handhavend behoort op te treden, als het gaat om haar eigen spelregels. Als het gaat om veel zwaardere zaken, komt de strafwetgeving aan de orde. Laten wij beginnen bij het begin door wat duidelijkheid te verkrijgen of gemeenten heel actief optreden als er overtredingen zijn. Als de bouwverordening veel verdergaande voorschriften geeft dan wij landelijk hebben gesteld, zal ik de gemeenten daarop aanspreken, maar zij hebben de verantwoordelijkheid en zij moeten het ook doen. Men hoeft ook niet bang te zijn dat de inspectie van VROM er nog eens fijn overheen gaat. Dat doen wij bij de normale gemeentelijke onderzoeken. Wij zullen hen erop attenderen. Als er een breed onderzoek is, krijgt iedere gemeente dat mee, maar de gemeente is op de eerste plaats verantwoordelijk. Ik acht dit wetsvoorstel ook ongelooflijk belangrijk om daar duidelijkheid over te brengen, zodat het op deze manier wordt opgepakt.

De eigendomsoverdracht is een van de thema's van mevrouw Veenendaal. De achtergrond van deze gedachte is dat de gemeente bij de handhaving van de bouwregelgeving niet moet worden belemmerd doordat een pand van eigenaar verwisselt. Ik denk dat dit leidt tot een veel sterkere beperking van de inzet van het beschikbare handhavingsinstrumentarium. Dat speelt vooral bij illegale bouwwerken die de overtreder heeft gebouwd of waartoe hij de opdracht gaf. Als deze verhuist, blijft dat illegale bouwwerk achter. De gemeente kan daar wel tegen optreden met bestuursdwang, maar de kosten daarvan moeten terechtkomen bij de overtreder, die alweer elders woont en veelal niet meer te achterhalen is. Dat is heel onhandig. De oplegging van een last onder dwangsom is in die situatie niet mogelijk. Het wetsvoorstel voorziet erin om dat probleem op te lossen.

Mevrouw Veenendaal (VVD):

Het voorbeeld van Oude-Tonge is hierop heel mooi van toepassing, omdat een projectontwikkelaar daar illegaal gebouwd heeft. Degenen die het gekocht hebben, zijn de dupe, want zij zijn er nu pas achter gekomen. Aan dit voorbeeld, dat net op een andere manier werd ingebracht, kun je zien dat het echt noodzakelijk is om daar wat aan te doen. Als de eerste eigenaar de verkeerde dingen bouwt, moet hij daar ook voor opdraaien.

Minister Dekker:

Dat ondersteunt ook de noodzaak van dit wetsvoorstel. Ik denk dat dit een directe uitwerking heeft op de transacties van onroerende zaken, omdat men veel attenter zal zijn op wat men eigenlijk koopt. Het is natuurlijk in ieders belang dat makelaars en notarissen zich bekommeren om de vraag in hoeverre het over te dragen onroerend goed wel legaal is. Dat element zal dankzij dit wetsvoorstel mogelijk veel sterker dan vandaag de dag aan de orde zijn bij aankoop van onroerend goed. Het is mijns inziens heel simpel. De verkoper moet maar aan de hand van de verleende bouwvergunningen laten zien dat alle bouwsels op het perceel conform vergunning zijn gebouwd. Ook in dat verkeer wordt meer duidelijkheid verkregen.

Mevrouw Veenendaal refereerde aan de WRO en de Wet milieubeheer in de zin dat met het voorliggende wetsvoorstel ook voorzien is in de plicht voor colleges van B en W om periodiek hun voornemens met betrekking tot hun handhavingstaak te formuleren. Daartoe worden zij aangemoedigd. De directe aanleiding wordt gevormd door de rampen in Enschede en Volendam, waarbij bleek dat de essentiële keuze op het terrein van de handhaving over onder meer de vraag waar en in welke mate toezicht werd gehouden uiteindelijk vooral op de ambtelijke werkvloer werd gemaakt, terwijl de bestuurders verantwoordelijk zijn. De verantwoordelijke wethouder is vaak niet eens op de hoogte van het feit. Daar hoort het wel te liggen. Een en ander moet vervolgens aan de uitvoering worden overgedragen. Ik denk dat wij de taak hebben om bij nieuwe wetten en nieuwe samenstellingen van besturen, colleges en gemeenteraden, heel goed informatie over te dragen over hoe men hiermee kan en moet omgaan.

Mevrouw Vietsch (CDA):

De voorbeelden van Enschede en Volendam worden heel gemakkelijk genoemd. Laten wij echter bij de feiten blijven. Zowel in Enschede als in Volendam was er een ander verhaal wat betreft de vergunningen. In Volendam lag er een aanvraag voor een bouwvergunning voor een brandtrap. De eigenaar mocht dat ding niet bouwen. Hij was in overtreding geweest en hij was zelfs strafbaar geweest onder de nieuwe wet op het moment dat hij de vluchttrap toch zou hebben aangebracht. Ook hier is het duidelijk dat de gemeenten gewoon hun taak moeten doen. Zij moeten de plannen binnen een termijn beoordelen. Wij moeten niet doen alsof de wet niet gehandhaafd is. Helaas hadden beide trieste ongelukken niet voorkomen kunnen worden met deze wetgeving.

Minister Dekker:

Dat heb ik ook niet betoogd. Ik betoog dat de wet ook een bijdrage kan leveren aan duidelijkheid over waaraan voldaan moet worden en wie er verantwoordelijk is. Dat onderstreep ik hier. Het gaat mij er niet om terug te wijzen. Het gaat mij er om voor de toekomst aan te geven wat er verbeterd kan worden. Dat is de bedoeling van deze wet en de bedoeling van mijn opmerking over de noodzaak van overdracht van kennis naar, bijvoorbeeld, de nieuwe colleges in de gemeenteraden. Die moeten voldoende instrumenten in handen krijgen om wetgeving naar behoren uit te voeren. De burgers moeten duidelijkheid krijgen.

Mevrouw Veenendaal heeft gevraagd naar de welstand. Ik ben bezig met een evaluatie van de welstand. Een paar jaar terug is daarin een wijziging aangebracht door de gemeente de keuze te laten maken, een welstandsbeleid te voeren en om eventueel de welstandscommissie te continueren. Het is heel verstandig dat wij zorgvuldig kijken naar de uitkomsten van de evaluatie. Vervolgens zal ik een voorstel voorleggen over hoe wij verder moeten met de welstand.

De heer Depla refereerde ook aan de amendementen van mevrouw Vietsch. Ik heb ze alleen nog niet aangereikt gekregen.

Mevrouw Vietsch (CDA):

De amendementen zijn ingediend bij de griffie, dus ze zijn in behandeling genomen. De bedoeling van de amendementen is niet alles strafbaar te maken. Wij willen wel de huisjesmelkers en de krakers aanpakken. Wij willen het economische delict beperken en de rest laten zoals het was of uitgaan van de gemoderniseerde wijze, zoals in deze wet.

Minister Dekker:

Toch moet ik aanneming van deze amendementen sterk ontraden. Zij maken het streng straffen van een overtreding om redenen van gezondheid en veiligheid onmogelijk. Waarom maken wij dan het onderscheid? Ze zorgen voor een verbrokkeling in de strafbaarstelling. U hoeft er niet voor te vrezen dat kleine overtredingen in de praktijk streng bestraft zullen worden. Met deze amendementen versmallen wij de mogelijkheid om streng op te treden tot uitsluitend de huisjesmelkers, maar dat is niet de enige categorie waar het over gaat. Die instrumenten wil ik overeind houden in het wetsvoorstel. Ik moet aanneming van deze amendementen dus sterk ontraden.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Met deze wetswijziging kan er nog meer vervolgd worden door het Openbaar Ministerie. U zegt dat het niet alleen voor de huisjesmelkers en de krakers is, maar ook voor andere mensen. U wilt ook andere mensen strafrechtelijk door het Openbaar Ministerie laten vervolgen. Op wie doelt u dan?

Minister Dekker:

Ik kan de personen niet bij voorbaat noemen. Daar zouden wij toch een paar casussen voor moeten hebben. Deze wetswijziging heeft tot doel om te kunnen optreden tegen wat mis is in de kwaliteit van de bebouwde omgeving, zowel de nieuwe voorraad als de bestaande voorraad. Wij moeten mensen ook kunnen aanspreken bij illegale bewoning. Het gaat om de veiligheid en de gezondheid van mensen. Ik hecht er veel belang aan om dit zo vast te stellen, omdat dit de gemeenten de mogelijkheid geeft om op te treden in onveilige en ongezonde situaties.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Daar zijn wij het natuurlijk geheel mee eens. Het gaat ons om de Wet op de economische delicten. Wat maken wij nu nog extra mogelijk aan straffen, zeker als het niet om de huisjesmelkers en de krakers gaat? Dat willen wij niet. Daar moet je heel specifiek mee omgaan. Wij moeten niet de hele wereld strafbaar maken en alle wetten onder het strafrecht laten vallen.

Minister Dekker:

Het gaat nu niet over het koffiezetapparaat. Het gaat om serieuze zaken die de veiligheid en de gezondheid van mensen aantasten, bijvoorbeeld bij illegale bewoning. Ik kan de typeringen van die personen niet geven en die zal ik ook niet geven. Wij hebben ze aangeduid als degenen die het mogelijk maken dat er illegale bewoning is in zeer slechte situaties. Wij lezen allemaal de krant. Wij kunnen allemaal de voorbeelden geven. Het is ongelooflijk belangrijk dat wij nu geen differentiatie aanbrengen. Dit zijn de mogelijkheden. Wij geven de gemeenten instrumenten. Zij kunnen aan de slag gaan. Nare situaties komen hiermee boven water. Wij moeten bij eventuele rampen natuurlijk naar de strafbaarstelling kunnen kijken. Dat begint bij het bezien van de bepalingen in de Woningwet en het Bouwbesluit en bij het bepalen of de juiste vergunningen zijn afgegeven. Ik word het dus niet eens met mevrouw Vietsch en zij niet met mij. Dit is mijn antwoord: ik ontraad het aannemen van deze amendementen ernstig.

De voorzitter:

Ik constateer dat er geen behoefte is aan een tweede termijn. Ik zie dat mevrouw Vietsch nog het woord wenst.

Mevrouw Vietsch (CDA):

Voorzitter. De minister constateert terecht dat wij het niet eens worden. Mijn fractie vindt het heel belangrijk dat alleen specifieke taken onder het strafrecht worden gebracht. Om die reden handhaaf ik de amendementen waarmee wordt beoogd, punten die kunnen afleiden van dit onderwerp niet strafbaar te stellen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor om aanstaande dinsdag over de ingediende amendementen en het wetsvoorstel te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 15.55 uur tot 16.15 uur geschorst.

Voorzitter: Ten Hoopen

Naar boven