Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het jaar 2006 (30300 XV);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begrotingsstaat van het Spaarfonds AOW voor het jaar 2006 (30300 E).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Voorzitter. Voordat ik met mijn bijdrage begin, richt ik een enkel woord aan mijn collega Ed van der Sande, die zijn maidenspeech heeft gehouden. Het is traditie dat de volgende spreker daar iets over zegt. Hij heeft een schets gegeven over de situatie in 2015. Daarin heeft hij mij getypeerd als een voormalig conservatief. Ik hoop dat hij zich ontwikkelt als een sociaal-liberaal in deze Kamer. Na alles wat hij heeft gezegd ben ik daar niet helemaal gerust op. Wel positief vind ik het dat hij ook suggereert om het hele ministerie af te schaffen. Misschien kan hij dan, in de lijn van Mark Rutte, beginnen met het staatssecretariaat. Ik hoor nog wel eens van hem wat hij daarvan vindt. In ieder geval wens ik de heer Van der Sande heel veel succes.

De begrotingsbehandeling vindt plaats in een wat vreemde context. Mevrouw De Vries van de VVD zei het ook al. Gisteren hebben wij het koopkrachtdebat gehad. Zij stookte het vuurtje nog een beetje op door te zeggen dat de bewindspersonen het gisteren uitstekend hebben gedaan. Zij hielden hun poot in ieder geval wel stijf, dat ben ik met mevrouw De Vries eens, maar het is nog maar helemaal de vraag hoe dit zal aflopen. Het spook van het explosieve amendement waart hier natuurlijk ook rond. Ik zie sommige leden er wat pips bij zitten. Misschien heeft dat hiermee ook te maken.

Wij bespreken vandaag de begroting van Sociale Zaken voor 2006. Dit is misschien wel de laatste begroting van deze bewindslieden, want van de ramkoers van het kabinet over het breed gesteunde koopkrachtamendement kunnen brokken komen. Er is, kortom, ruzie in de tent. De grote vraag die iedereen bezighoudt, is wie er gaat buigen en wie er gaat barsten. Voor GroenLinks is het belangrijk dat de minima als winnaars uit deze strijd komen. Ik steun het CDA van harte dat er 253 mln. op tafel moet komen voor een verbetering van de koopkracht. Ik kom zelf met een amendement, waar inmiddels al druk wordt gewerkt, om te regelen dat dit geld terechtkomt bij mensen met een laag inkomen. In plaats van € 35 voor iedereen willen wij € 300 voor diegenen die het echt nodig hebben. Ik hoop dat ik mijn collega's nog voor het einde van deze eerste termijn dit amendement kan overhandigen, want ik reken natuurlijk op warme steun.

Hoe staan de bewindslieden op Sociale Zaken ervoor? Ik zou het als volgt typeren. Minister De Geus is toch een beetje van chef koopkracht tot jongste bediende van Zalm geworden. Staatssecretaris Van Hoof zie ik toch een beetje als chef bureaucratische blubber die voor een koopje op de eerste rang wil zitten. Wij willen de bewindslieden vandaag graag een handje helpen om hun imago op te poetsen en Sociale Zaken en Werkgelegenheid meer glans te geven, zeker ook voor diegenen die dat het allerhardst nodig hebben.

Als het gaat om arbeidsmarktbeleid is er genoeg te doen. De kloof tussen arm en rijk is gegroeid, het aantal huishoudens met een laag inkomen is gestegen. Als het gaat om de werkgelegenheid, staat het land er niet florissant bij. Een op de zeven jongeren is werkloos, onder allochtonen is dat zelfs bijna 30%. Een op de vier allochtonen zit zonder werk. Uit onderzoek van GroenLinks blijkt dat werkgevers discrimineren. Een stagiair die Jan heet is welkom, Mohammed kan het vaak vergeten. De arbeidsparticipatie van vrouwen daalt. Van de herkeurde WAO'ers is er maar aan handjevol dat een baan vindt, omdat werkgevers glashard zeggen dat zij ze niet willen. De uitkomsten van de werktop, een prima initiatief van de FNV, zijn teleurstellend. Vrouwen, minderheden, arbeidsgehandicapten en langdurig werklozen kopen hier nog steeds niet veel voor. Het is jammer dat blijkbaar alleen de vakbonden zich inspannen voor meer werk. Het kabinet en de werkgevers komen na veel zuchten en steunen met 75 mln. voor stages. Ik heb het vorige week als volgt samengevat: "De werktop, het blijft nog tobben." Ik vraag de minister bij het voorjaarsoverleg in maart wat meer ambitie aan de dag te leggen en concrete doelstellingen vast te leggen voor de genoemde groepen.

Het zal niemand zijn ontgaan dat de GroenLinksfractie onlangs een manifest over de verzorgingstaat heeft uitgebracht onder de titel "Vrijheid eerlijk delen". Mevrouw Halsema en ik doen in dit manifest een serie voorstellen voor een modernisering van de sociale zekerheid. Wij hebben hierop veel enthousiaste reacties gekregen. Ik heb echter ook krantenkoppen gezien die spraken over een vermeende koerswijziging. Nog erger was de grote kop in Het Parool over het "verraad" van Van Gent. Ik wil die misverstanden uit de wereld helpen. Het manifest is een progressief links verhaal en biedt een antwoord op het doembeeld van minister De Geus van een leger van twee miljoen werklozen dat geen werk heeft en geen werk krijgt. Wij weigeren ons neer te leggen bij dit horrorscenario. In plaats van mensen links te laten liggen en af te schepen met een lage uitkering, bieden wij hen perspectief op een goede opleiding en een betaalde baan; een goede combinatie van arbeid en zorg. Naar Scandinavisch voorbeeld zorgen wij voor een sociale zekerheid die mensen niet afschuift, maar ze vooruithelpt. Wie kan daar nu tegen zijn?

Gemeenten krijgen een belangrijkere rol in het door GroenLinks voorgestelde arbeidsmarktbeleid. Zij worden verplicht mensen die geen werk hebben in plaats van een uitkering, een baan en een opleiding aan te bieden onder het mom van voor wat, hoort wat.

Degenen die nu vrezen dat ik het voorstel van staatssecretaris Van Hoof voor de participatiebanen steun, kan ik geruststellen. De GroenLinksfractie is tegen het principe van werken voor je uitkering. Nu is dat nog beperkt tot een half jaar en gericht op een betaalde baan en scholing. Staatssecretaris Van Hoof vindt dit onvoldoende en wil deze termijn rekken naar twee jaar, ook als daarna geen betaalde baan volgt. In de notitie over de participatiebanen staan veel bureaucratische beren. Er wordt vaak uitgegaan van het principe "voor een koopje op de eerste rang zitten". Ik vind het slechte voorstellen, waarop wij redelijk lang hebben moeten wachten. Er had veel meer in kunnen zitten. De staatssecretaris kan het toch niet menen dat hij mensen hiermee wil afschepen? Hiermee wordt in mijn ogen een nieuwe onderklasse van werkende armen gecreëerd. Deelt de staatssecretaris mijn analyse dat hij de mensen die zijn ontslagen uit hun gesubsidieerde baan met een echt salaris, nu voor een paar honderd euro minder hetzelfde werk wil laten doen? Wij willen geen bureaucratie, maar ambitie. In plaats van "Henkies hangmatje" willen wij mensen werkelijk een toekomst bieden.

De stelling van onze fractie is helder. Werk moet lonen. Voor een specifieke groep, de alleenstaande ouder in de bijstand, heb ik een serie voorstellen op papier gezet onder de titel "Van aanrecht naar baanrecht". Ik bied de bewindslieden straks graag een exemplaar aan.

De reden voor deze notitie is dat ik naar goed linkse traditie weiger mij neer te leggen bij het feit dat meer dan 90.000 moeders nu aan de kant staan, waarvan 65.000 met instemming van de gemeente. Vrijstelling van sollicitatieplicht voor deze moeders lijkt sociaal, maar is het niet. Deze gezinnen moeten rondkomen van minder dan € 1000 per maand, waardoor er vaak maar tweemaal per week warm eten is en de kinderen niet hun verjaardag kunnen vieren. Ministens zo triest is het dat de moeders met een gat in hun CV zitten dat niet meer is in te lopen.

De GroenLinksfractie wil het roer omgooien. Gemeenten moeten werk maken van de moeders in de bijstand. Op uitzonderingen na, moeten zij allen een leer- en werkcontract aangeboden krijgen, waarmee zij met een deeltijdbaan een voltijdsalaris op het minimumloon ontvangen. In de notitie staat onderbouwd dat iedereen hier beter van wordt. Moeders gaan meer verdienen en komen uit op minstens het minimumloon en de overheid kan besparen op de uitkeringslasten tot enkele honderden miljoenen euro's per jaar. Het enige wat echt nodig is, is de goede wil van het kabinet en de gemeenten en een wijziging van de WWB. Gemeenten kunnen dan eenmalig geld uit het uitkeringsbudget, het zogenaamde I-deel, inzetten voor een loonkostensubsidie of voor een startkapitaaltje voor een eigen bedrijf. Ik verneem graag een reactie van de bewindslieden op de voorstellen die staan beschreven in de notitie "Van aanrecht naar baanrecht".

De heer Van der Vlies (SGP):

Ik verbaas mij werkelijk. Waar haalt de fractie van GroenLinks de wijsheid vandaan die uitstijgt boven de wijsheid en het inzicht van de lokale overheden, dat wij in de wet hebben gemobiliseerd om het maatwerk te leveren waarnaar wij allemaal zochten? Hoe komt dat toch?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik houd ervan om de realiteit een beetje te toetsen. Het is uitermate opvallend dat ruim 60.000 alleenstaande ouders in de bijstand worden vrijgesteld van de sollicitatieplicht. Bij de discussie over de WWB hebben wij gezegd dat het in uitzonderingssituaties mogelijk is om ontheffing te krijgen van de sollicitatieplicht, als er echt problemen zijn of persoonlijke omstandigheden daartoe nopen. Ik vind dat deze groep momenteel te vaak automatisch wordt afgevinkt, zodat zij niet hoeft te solliciteren. Dan ben ik ervoor om de uitkering te verhogen, want wij laten haar en haar kinderen wel in armoede achter. Ik vind het jammer dat gemeenten niet meer investeren in scholing en in werk-leertrajecten voor deze groep. Kleine kinderen worden groot. Wij willen graag deze moeders en hun kinderen een betere inkomenspositie bieden en meer perspectief op de arbeidsmarkt, ook in de toekomst. Dat gebeurt nu onvoldoende. Dat vinden wij niet goed en daarom hebben wij dit plan gepresenteerd om met een beetje creativiteit deze groep een financieel beter perspectief en een beter perspectief op de arbeidsmarkt te bieden. De heer Van der Vlies weet dat een werkende moeder ook een goede moeder is.

De heer Van der Vlies (SGP):

Over het laatste hebben wij wel eens de degens gekruist. Daarover zijn wij nog lang niet uitgesproken, maar dat is nu niet mijn punt. Scholing is prima, maar waarom een motie van wantrouwen aan de gemeentebesturen die lokaal die inschatting maken, die gesprekken voeren en dat maatwerk leveren?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Het is geen motie van wantrouwen. Waarom zou ik dat doen? Het is meer een motie van opschudden, omdat ik vind dat de gemeenten momenteel niet goed functioneren voor deze groep. Dat moet gewoon veel beter. Vandaar dat ik dit voorstel doe. Ik raad de heer Van der Vlies aan mijn voorstel nog eens goed door te lezen, wie weet vindt hij het ook een geweldig plan.

De heer De Wit (SP):

Gaat er een verplichting ontstaan voor moeders die een vrijstelling hebben? Moeten de gemeenten dit veel kritischer bekijken en moeten zij hun verplichten te gaan werken, of gaat het vooral om scholing? Ik kan mij voorstellen dat als men jarenlang niets heeft gedaan, er een gat is en men een probleem heeft op de arbeidsmarkt. Vindt mevrouw Van Gent dat deze ouders moeten gaan werken? Met andere woorden, gaat zij over de keuzevrijheid heen die de gemeenten hebben rond de vrijstelling? Moeten de ouders gaan werken en moeten er dus banen komen? Wat wil mevrouw Van Gent precies?

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

In mijn plan staat uitgebreid dat moeders die geen startkwalificatie hebben tot mbo-niveau minimaal 7 uur per week worden geschoold. Daarnaast wordt er 21 uur per week gewerkt. Voor dit werken en leren in deeltijd krijgen ouders minimaal € 100 netto per maand boven het uitkeringsniveau. Dit verbetert dus hun inkomensposities. Ouders die een startkwalificatie hebben, gaan in ons plan minimaal 28 uur per week werken, ook voor minimaal € 100 per maand boven het uitkeringsniveau. Hierin zit een zekere verplichting, conform de afspraken bij de WWB, waarbij wij hebben gezegd dat het bij uitzondering mogelijk is om vrijstelling van de sollicitatieplicht te geven, maar dit is geen regel.

De herkeuringsoperatie voor de WAO'ers is in volle gang. De WIA komt eraan. De fractie van GroenLinks maakt zich ernstig zorgen. Ook de minister heeft bij NOVA kunnen zien dat werkgevers geen zin hebben in het in dienst nemen van mensen die nu worden goedgekeurd. De minister heeft gemeld dat dit hem raakt. Daar kopen de wonderbaarlijk genezen arbeidsongeschikten natuurlijk niets voor. Waarom ligt er na de werktop van vorige week geen banenplan voor deze goedgekeurde arbeidsongeschikten? Waarom zegt deze minister, die zoveel vertrouwen heeft in zijn nieuwe WIA, niet tegen deze mensen dat zo lang wij geen baan voor hen hebben, wij hun uitkering laten doorlopen? Met andere woorden, geef hun een retourtje arbeidsmarkt in plaats van een enkeltje bijstand. Als het aan de fractie van GroenLinks ligt, hoeft dit niet per se in loondienst. Sterker nog, als mensen vanuit de WAO of WW een eigen bedrijf willen starten, moedigen wij dit aan.

Geheel in de geest van prinses Máxima pleit ik voor het versterken van microkredieten aan startende ondernemers. Natuurlijk mogen banken wat mij betreft meedoen. De fracties van CDA en GroenLinks kunnen daarvoor wellicht een gezamenlijk plan maken, maar GroenLinks vindt ook dat het vanuit de uitkeringsinstantie mogelijk gemaakt moet worden. Daarom heb ik per amendement een fonds gecreëerd van 100 mln., dat wordt betaald door een korting op de gigantische bedrijfslasten van het UWV en verder uit vage potjes voor vage projecten. Ik wil graag een reactie van de minister.

Voorzitter, ik vraag aandacht voor het probleem van de onbegrijpelijke formulieren die dit kabinet het land instuurt. Een citaat van de site van het ministerie van SZW, ik citeer: "Bent u niet uitkeringsgerechtigd, zoals herintreder, heeft u een WWB-, IOAZ-, IOAW-, WIK- of Bbz-uitkering of een nabestaandenuitkering, dan is de gemeente verantwoordelijk voor uw reïntegratie. Gemeenten zijn vrij om hun reïntegratiebeleid vorm te geven. Zij ontvangen een reïntegratiebudget, het zogenaamde W-deel, waarmee ze sociale activering en activiteiten gericht op arbeidsparticipatie kunnen financieren."

Uit onderzoek van Bureau Taal bleek dat ongeveer vier miljoen mensen het formulier voor de zorgtoeslag niet hebben begrepen. Als gevolg hiervan dreigen honderdduizenden hun zorg- en huurtoeslag mis te lopen. Ik vraag de minister naar de laatste stand van zaken. De schriftelijke vragen van mij zijn beantwoord, maar nog steeds is het onzeker of iedereen wel op tijd de huur- of zorgtoeslag krijgt, en dat is een inkomensprobleem.

Om problemen in de toekomst te voorkomen met onbegrijpelijke taal, lastige nota's en ingewikkelde volzinnen, vraag ik de minister om voortaan duidelijk Nederlands te gebruiken, en dat geldt eigenlijk voor het gehele ministerie. Ik bied hem zo meteen de GroenLinksnotitie Heerlijk, helder, Hollands aan en vraag om een reactie en om actie bij het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Daarnaast heb ik drie voorstellen om gemeenten als uitvoerders van de Wet werk en bijstand tegemoet te komen. Ten eerste vraag ik de staatssecretaris om te onderzoeken in hoeverre de administratieve lasten van gemeenten en minima zijn gestegen door de afschaffing van de categoriale bijstand. Wat mij betreft voeren wij die bijstand weer in; geld is niet voor bureaucratie, maar voor bijstand. Ten tweede vraag ik hem om te bezien of de bijverdienregeling voor dak- en thuislozen kan worden versoepeld, zodat zij geen stapels formulieren meer hoeven in te vullen om een paar straatkrantjes te verkopen of andere werkzaamheden te verrichten.

Een derde voorstel betreft de huisbezoeken. Ik zou het goed vinden als gemeenten regelmatig bij de minima thuis op bezoek gaan. Dat dient in mijn ogen twee doelen: men kan fraude voorkomen en zo nodig opsporen, maar, minstens zo belangrijk, men kan minima en mensen die een uitkering aanvragen, wijzen op speciale regelingen zoals bijzondere bijstand, mogelijkheden voor kwijtschelding en de collectieve ziektekostenverzekering. Zo kan men het niet-gebruik van die regelingen tegengaan.

Gisteren hebben wij uitgebreid gedebatteerd over het koopkrachtbeeld. Wij wachten in spanning af of het conflict over de € 35 uitvalt in het voordeel van het kabinet of in het voordeel van de Kamer. Door alle consternatie over de grote woorden van de ministers Zalm en De Geus, is het armoedebeleid van dit kabinet, of liever het gebrek daaraan, onderbelicht gebleven.

Zoals u wellicht heeft gemerkt, heeft de fractie van GroenLinks een aantal alternatieven op tafel gelegd voor de bestrijding van armoede. Zo willen wij dat de langdurigheidtoeslag voor minima niet pas na vijf, maar na drie jaar wordt uitgekeerd. Wij willen de 430.000 kinderen die opgroeien in armoede, de kans bieden om te sporten, voor dat doel heeft de GroenLinksfractie een amendement. De voedselbanken zijn het trieste sluitstuk van onze verzorgingsstaat. Wij willen de voedselbanken een eenmalige gift geven, zodat er een landelijke dekking kan komen.

Ik vraag de bewindslieden te reageren op deze voorstellen en iets meer te zeggen dan dat de dekking niet zou deugen. De dekking deugt namelijk, dat kan ik u verzekeren. Bij de voorjaarsnota gaan wij geld overboeken van het gemeentefonds naar de begroting van Sociale Zaken. De gift aan de voedselbanken financieren wij uit het geld dat was gereserveerd voor de Wet medezeggenschap werknemers. Aangezien deze wet er niet komt door verstandig ingrijpen van de Kamer, kunnen wij 0,5 mln. vrijspelen.

Op de problemen rondom het faillissement van KidsConcern wil ik graag een reactie van minister De Geus. KidsConcern is deels ontstaan vanwege de ingewikkelde regelgeving. Hoe gaan wij dit probleem oplossen? De GroenLinksfractie is er niet voor als de ouders de rekening gepresenteerd krijgen. En is minister De Geus bijvoorbeeld bereid om met zijn collega Wijn te bespreken dat de Belastingdienst bij de afwikkeling van het faillissement niet ten koste van de ouders het onderste uit de kan zou moeten halen?

Ten slotte wil ik graag weten hoe het nu precies zit met de motie-Van Aartsen over de brede school. Ik vraag me af of wij op dit punt nog iets van de minister van Sociale Zaken kunnen verwachten, want € 4000 per school om dat allemaal te organiseren is natuurlijk niet genoeg.

Voorzitter, ik zou deze mannen van Sociale Zaken en Werkgelegenheid graag nog een sociale oppepper willen geven, want dat is nodig. Ik zou zeggen: heren, het kan echt veel beter, het kan veel socialer, doe beter je best!

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Voorzitter. Onze economie moet in staat zijn, in te spelen op de globalisering, met name op de enorme economische ontwikkeling van China en India. Tussen 2005 en 2010 zal de Chinese economie eerst die van het Verenigd Koninkrijk en vervolgens die van Duitsland in omvang voorbijstreven, gemeten naar bruto nationaal product. Het is moeilijk om iets in een glazen bol te zien, maar naar verwachting zal China in dit opzicht over niet al te lange tijd zelfs de Verenigde Staten passeren. Politiek en publiek reageren hierop te defensief. Dit is jammer, want het belemmert het zicht op de kansen. Juist voor onze economie schept de snellere economische ontwikkeling enorme extra kansen, en ik wil dat ook Nederland deze kansen grijpt. Ik ben niet bang voor globalisering, maar wij moeten wel een toekomstbestendige economie hebben, dus meer flexibiliteit, ook op de arbeidsmarkt. Hierbij past niet de rust in de verzorgingsstaat waarvoor de heer Noten, lid van de PvdA-fractie in de Eerste Kamer, in Trouw van gisteren pleitte: "Ik zei tegen Wouter Bos: als jij straks als een overactieve jongen tekeergaat, doe ik in de Eerste Kamer net zo onaardig tegen jou als tegen Balkenende." De PvdA wil kansrijken er blijkbaar liever eerst uit hebben en degelijk ouderwets blijven. Nee, dan voel ik meer voor de notitie van mevrouw Halsema en mevrouw Van Gent. In "Vrijheid eerlijk delen" schrijven zij: "Starre regelgeving lijkt op korte termijn goed voor de minder kansrijke werknemer, maar op de lange termijn is dat juist niet zo."

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Heeft u het rapport van de commissie-Noten "De wet van wederkerigheid" gelezen?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb de passage gelezen waarop u doelt. Zij geeft eigenlijk aan dat de werkgever die voor scholing zorgt, de werknemer meteen ook sneller kan ontslaan.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Dat was mijn vraag niet, mijn vraag was of u het rapport gelezen hebt. Ik begrijp dat dit niet zo is, ik zal u zo dadelijk een exemplaar doen toekomen. Dan kunt u lezen dat wij geen grootste stelselwijzigingen willen, omdat zoiets enorm veel bureaucratie met zich meebrengt. Daarvoor is uw fractie bijvoorbeeld medeverantwoordelijk bij de nieuwe WIA. Verder zeggen wij dat er een evenwicht moet zijn tussen het investeren in mensen en hun bescherming. Ik zou dus zeggen: eerst lezen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb het rapport wél gelezen en ik zeg u dat als werkgevers werknemers opleiden, nog steeds het probleem van insiders en outsiders blijft bestaan.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

U hebt het rapport blijkbaar niet gelezen, want dat staat er niet. Er staat in het rapport dat wij er alles aan willen doen om outsiders kansen te bieden, op de arbeidsmarkt te komen en om de kloof tussen insiders en outsiders te verkleinen. Ik daag u uit, omdat ik constateer dat dit kabinet met zijn maatregelen – kijk maar naar de herkeuringen en naar het nieuwe Schattingsbesluit – verantwoordelijk is voor het creëren van een geheel nieuwe, grote groep outsiders die nauwelijks nog kansen op de arbeidsmarkt hebben. Ik had gehoopt dat u voorstellen zou doen om hun een beter perspectief te geven.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Uit de e-mails die ik naar aanleiding van mijn pamflet heb gekregen, blijkt dat de mensen allemaal erg blij zijn met mijn voorstellen, en u zegt altijd dat wij naar de mensen moeten luisteren.

Ik was bezig met het citeren uit het manifest Vrijheid eerlijk delen. Daarin staat voorts: "Het leidt tot een starre arbeidsmarkt, die weinig nieuwe kansen biedt. Dat is op zijn best goed voor de insiders op de arbeidsmarkt. Maar het is slecht voor outsiders en nieuwkomers." Dat ben ik helemaal met mevrouw Van Gent eens, al begrijp ik na haar inbreng nog niet welke concrete voorstellen zij daaraan verbindt. Er is echter uitkomst voor haar, want D66 heeft over de flexibilisering van de arbeidsmarkt nagedacht. Misschien kan zij met ons meedenken. Afgelopen maandag hebben wij namelijk een pamflet gepubliceerd dat De zekerheid van werk heet. Dit staat vol met plannen voor een flexibele arbeidsmarkt met nieuwe banen. Deze begrotingsbehandeling is de ideale gelegenheid om dit stuk ook hier in de Tweede Kamer aan te bieden. Ik wil het aan de Handelingen toevoegen.

De voorzitter:

Ik neem aan dat tegen het opnemen van een noot in de Handelingen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het einde van deze editie)1

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

De titel van het pamflet prikkelt mij uiteraard. Ik heb net een voorstel gedaan: van aanrecht naar baanrecht. Ik begrijp dat mevrouw Koşer Kaya mij daarin van harte steunt?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Als mevrouw Van Gent mij mijn inbreng laat afmaken, komen wij een heel eind verder. Hebt u nog een ogenblik geduld.

D66 durft te kiezen, ook als het gaat om de zekerheid binnen een baan of de zekerheid dat je snel weer een nieuwe baan kunt vinden als je die verliest. Ik zal hier op hoofdlijnen de voorstellen van D66 inbrengen.

Het is goed dat het kabinet nu de verwijtbaarheidstoets versoepelt, maar dat alleen is nog onvoldoende. Ik roep het kabinet op om nu niet achterover te gaan leunen, maar werk te maken van verdere herzieningen van het ontslagrecht. Zo hebben wij absoluut niet ook nog eens een preventieve ontslagtoets door het CWI nodig, afgezien van toetsing bij collectief ontslag. Ik stel voor die ontslagtoets af te schaffen. Volgens MKB-Nederland duurt de gemiddelde CWI-procedure zo'n zes tot acht weken. Maar dan is er nog steeds geen zekerheid voor de werknemer en werkgever omdat zij altijd nog naar de kantonrechter kunnen stappen. Een duaal stelsel is dus erg inefficiënt en kostbaar. Werknemers en, niet te vergeten, ook de werkgevers worden daar ziek van. De slimste oplossing is om werkgever en werknemer, als zij niet in onderling overleg tot een goede regeling kunnen komen, het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst direct aan de kantonrechter te laten voorleggen. Die doet dan op korte termijn uitspraak en daartegen is, net als nu, geen beroep mogelijk. Zo is er voor alle betrokkenen snel duidelijkheid en schuiven wij veel bureaucratie aan de kant. Het is ook een beter voorstel dan het zomaar laten ontslaan van de werknemer zonder procedure vooraf. In dat geval kan de werknemer namelijk alsnog naar de rechter stappen, en dat leidt tot slepende en kostbare procedures met veel ellende en onzekerheid voor iedereen.

Ook voor werknemers moet het makkelijk worden om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. D66 vindt daarom dat de opzegtermijn voor werknemers maximaal één maand mag bedragen, zonder dat daarvan afgeweken kan worden door de bepalingen in cao- of arbeidsovereenkomsten. Graag een reactie hierop van het kabinet.

De heer De Wit (SP):

Een voorstel als dit typeert D66. Ik heb zelf ook al iets gezegd over flexibilisering. Mevrouw Koşer Kaya legt bij uitstek dat probleem aan de rechter voor dat je in eerste instantie juist niet daar zou moeten voorleggen. Blijven bijvoorbeeld de opzegverboden in stand die wij op dit moment in de wet kennen? Je mag in bepaalde gevallen niet zomaar een arbeidsovereenkomst opzeggen. Is ontbinding ook nog aan enig criterium gebonden? Hoe ziet mevrouw Koşer Kaya dat? Of is het verzoek van de werkgever heilig en moet die zo snel mogelijk van zijn werknemers af kunnen komen?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb heel duidelijk aangegeven dat het de werkgever is, want de basis is nog steeds bescherming van de werknemer. Het verzoek wordt door de werkgever ingediend, waarna de rechter het kan toetsen. Natuurlijk blijven de toetsverboden staan. Ik heb u net horen zeggen dat u de huidige situatie wilt handhaven. Daarmee zegt u in feite dat de regels die wij nu hebben, ervoor kunnen zorgen dat de werknemer niet ontslagen wordt. Nou, ik zal u uit de droom helpen. Elke werkgever kan uiteindelijk een werknemer ontslaan, al moeten er wel heel lange procedures gevoerd worden. Bovendien is het ontzettend kostbaar. Daar wordt niet alleen de werkgever gek van, maar ook de werknemer. Die vind het namelijk ook niet leuk om jarenlang te procederen voor een uitslag.

De heer De Wit (SP):

Ik ben 25 jaar advocaat geweest en heb 25 jaar procedures gevoerd.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb ook heel lang procedures gevoerd als advocaat.

De heer De Wit (SP):

Ik wil maar zeggen dat ik wel weet waar het ontslagrecht toe dient. Verder gaat het mij erom dat u de ontslagbescherming fundamenteel aantast, omdat u het middel van ontbinding kiest. Als er iets is wat op dit moment in het Nederlandse ontslagrecht de poort openzet voor ontslag, zonder dat gekeken wordt naar de onderliggende grond en de rechtmatigheid ervan – wij praten immers over de bescherming van de werknemer – dan is het wel die ontbinding. U kiest bij uitstek dat middel. Waarom doet u dat?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb net gezegd dat de rechter toetst. Als een werkgever en een werknemer niet met elkaar tot overeenstemming kunnen komen, dan zal de werkgever naar de rechter moeten. Als hij gelijk heeft, zal hij daar een ontbinding kunnen bewerkstelligen. Zo niet, dan blijft die werknemer in dienst. Ik begrijp niet wat u van mij wilt horen. Ik verander alleen een punt waarop er van te veel bureaucratie sprake is. Waarom moeten een werkgever en een werknemer eerst naar het CWI, terwijl zij daarna nog met de uitkomst van die procedure naar de rechter kunnen gaan? Wat is daar de toegevoegde waarde van? Waarom kunnen wij de partijen niet aanmerken als volwassenen en hen zelf de zaken laten regelen? Alleen als zij er niet gezamenlijk uitkomen, zouden zij naar de rechter moeten gaan, waarna de rechter bepaalt.

De voorzitter:

U moet echt wat korter antwoorden.

De heer Varela (LPF):

D66 zegt dus eigenlijk dat wij de preventieve ontslagtoets bij het CWI moeten afschaffen en alles via de rechter moeten gaan regelen. Gaat dit voor alle werknemers gelden, dus bijvoorbeeld ook voor de ambtenaren?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ja, ook de ambtenaren zullen dezelfde regels moeten hebben als degenen die niet bij de overheid werken. Ik zie niet in waarom die twee apart moeten worden behandeld.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Als D66 bureaucratie wil uitbannen, zijn wij het daar natuurlijk mee eens. Maar de GroenLinksfractie is niet op zoek naar wildwesttaferelen, maar als ik u hoor, neigt het daar wel naar toe. Bij ontslagbescherming is het van groot belang dat de werkgever goed investeert in mensen en hen begeleidt naar ander werk. Wij gaan natuurlijk niet pingpongen met mensen: wij moeten ze wel zekerheid op het gebied van werk bieden. Wilt u dat ook, of gaat u daar met grote stappen doorheen?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Natuurlijk moeten er scholingsmogelijkheden blijven en zo nodig worden vergroot. D66 is voor ontplooiing van de werkgever op het gebied van scholing. Maar wat ik hier nu zeg, heeft daarmee niets te maken. Ik geef alleen hoe je dat ontslagrecht kunt flexibiliseren en de bureaucratie eruit kunt halen. Ik geef aan hoe je voor werkgever en werknemer een werkbare situatie kunt creëren. Ik zie in de op ons af komende globalisering kansen, geen belemmeringen.

Niemand slaagt er zo goed in om mensen te reïntegreren op de arbeidsmarkt als de uitzendbureaus. Uit onderzoek blijkt dat in Nederland 80% van de werklozen na een tussenstap via tijdelijk werk na vijf jaar een vaste baan heeft, terwijl dat bij mensen zonder tijdelijk werk slechts 50% is. Ook hebben mensen die eerst tijdelijk werk verrichten minder tijd nodig om een vaste baan te vinden. In de periode 1993-2003 fungeerde uitzendwerk als opstapje naar de arbeidsmarkt en wel voor 400.000 gedeeltelijk arbeidsongeschikten, 750.000 allochtonen, ruim 400.000 ouderen en circa 260.000 langdurig werklozen. Dat aantal zal nog hoger worden door een aantal belemmeringen weg te nemen. Door de wettelijke uitzendtermijn van 26 weken is een cao nodig om langere uitzendtermijnen mogelijk te maken. Maar het gevolg is dat uitzendkrachten automatisch meer rechten opbouwen als zij langer werken. Dat klinkt allemaal heel sociaal, maar het gevolg is dat uitzendbureaus aan de poort selecteren of mensen eruit kegelen als zij te veel rechten dreigen op te bouwen. Wie is daarbij gebaat? In ieder geval niet de zwakkeren op de arbeidsmarkt, want die krijgen minder kansen dan idealiter mogelijk is. Ik heb liever mensen in banen met wat minder rechten dan niet-bestaande banen met meer rechten. Beter de flexibiliteit van een baan dan de zekerheid van de bijstand. Het uitzendbeding moet daarom worden verlengd tot drie jaar.

Daarnaast moet het beruchte loonverhoudingsvoorschrift maar eens worden afgeschaft. Volgens lid 1 van dit artikel moet de uitzendkracht hetzelfde betaald krijgen als reguliere werknemers van de betreffende werkgever. Tenzij dat in de uitzend-cao anders wordt bepaald, of tenzij dat in de cao van de inlenende werkgever anders is afgesproken. Kortom: afschaffen. Graag een reactie van het kabinet.

Wij geven met zijn allen bakken geld uit aan reïntegratie. Volgens de begroting is dat zo'n 1,8 mld. en volgens de staatssecretaris zelfs 1,9 mld., als je de subsidies voor WAO'ers meetelt. Wij hebben het over budgetten van ongeveer € 3000 per persoon voor mensen met een werkloosheidsuitkering, en bijna € 5000 per bijstandsgerechtigde. Een hoop geld, dat wordt uitgegeven aan gesubsidieerde werkgelegenheid en reïntegratietrajecten. Gehoor gevend aan de motie van collega Bakker heeft de staatssecretaris op een rij gezet hoe het zit met de reïntegratiemiddelen, voorzover bekend. Ik moet zeggen dat mij dat niet overtuigt. Ook de nu voorgestelde participatiebanen zijn kunstbanen: moderne slavernij. Terwijl ik de voorkeur geef aan echte banen in de marktsector. Ik zie er dan ook weinig in. Wel kan ik mij voorstellen dat op die manier op zichzelf nuttige werkzaamheden kunnen worden verricht. Maar als wij dat als overheid zo belangrijk vinden, moeten wij ook de koninklijke weg kiezen en daar gewone banen van maken, met een gewoon salaris. De vraag of al dat geld per saldo meer werkgelegenheid creëert, kan nog steeds niet worden beantwoord. Wij moeten in staat worden gesteld om op basis van harde cijfers te beoordelen of het voor de werkgelegenheid beter is om geld te besteden aan reïntegratietrajecten of bijvoorbeeld aan lastenverlichting op arbeid in de vorm van een hogere arbeidskorting. Ik twijfel nauwelijks aan de effectiviteit van het laatste. Over het effect van reïntegratiesubsidies heb ik echter wel twijfels, ondanks dat het gebaar sympathiek is. Ik overweeg om hierover in tweede termijn een motie in te dienen.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Wat vindt mevrouw Koşer Kaya van mijn voorstel om een deel van het reïntegratiebudget te gebruiken voor microkredieten? Zou het niet beter zijn als ook gemeenten meer mogelijkheden kregen om het werkdeel en het inkomensdeel efficiënter in te zetten voor reïntegratie? Als zij die mogelijkheden kregen, zouden er meer banen worden gecreëerd en dan zou bureaucratie kunnen worden voorkomen.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De kwestie van de microkredieten laat ik aan de marktsector over. Later in mijn betoog zal ik aandacht besteden aan de gemeenten, het UWV en het CWI. Dan zal ik uiteen zetten hoe de reïntegratiemarkt in mijn optiek gestroomlijnd kan worden.

Het CWI en het UWV moeten ontmanteld worden. Daartoe zijn mogelijkheden als wij naast het afschaffen van de preventieve ontslagtoets de uitvoering van de WW overhevelen naar de gemeenten. Met de WWB zijn de afgelopen tijd goede ervaringen opgedaan. Het lijkt mij dan ook beter om de arbeidsbemiddeling over te laten aan de gemeenten. Zij kunnen immers samenwerken met uitzendbureaus. In dat geval kan ook de uitkeringsverstrekking aan de gemeenten worden overgelaten in plaats van aan het UWV. Ongeacht of iemand gebruikmaakt van de WW of in de bijstand zit, kan hij dan terecht bij een gemeentelijk activeringsloket. Dat voorkomt dat dossiers van het CWI naar het UWV worden doorgeschoven en vervolgens naar de gemeenten. Vanaf het moment dat betrokkene werkloos wordt, is er dan één instantie financieel verantwoordelijk. Door op die wijze te werk te gaan, kunnen wij zorgdragen voor minder loketten. Daarnaast zal er sprake zijn van meer duidelijkheid en van een betere begeleiding van potentiële werknemers. Met alle vragen over werk en inkomen kunnen zij straks terecht bij één loket van de gemeente. Ik heb begrepen dat er voorbereidingen worden getroffen voor de grote evaluatie van de SUWI en verzoek het kabinet om onze verbetervoorstellen daarbij te betrekken.

Bij de behandeling van de WIA heeft minister De Geus toegezegd dat hij met een uitwerking zal komen van mogelijkheden voor sociale activering van volledig en duurzaam arbeidsongeschikten. Kan de minister meedelen hoe het daarmee staat?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik probeer te volgen wat mevrouw Koşer Kaya zegt. Is zij al toegekomen aan haar opmerkingen over het voortbestaan van het CWI en het UWV?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ja.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik heb het plan van mevrouw Koşer Kaya gelezen, evenals de publicaties. Kan zij zich herinneren welke positie de fractie van D66 ten aanzien van het UWV en het CWI heeft ingenomen op het moment dat de SUWI tot stand kwam? Zij was daarvan voorstander en zelfs één van de initiatiefnemers.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ja, daarvan waren wij inderdaad voorstander. Dat wil echter niet zeggen dat wij organisaties willen laten voortbestaan, ondanks dat zo veel mensen daarvan ongelukkig worden. In de praktijk is gebleken dat deze werkwijze inefficiënt is en dat die veel administratieve rompslomp met zich meebrengt. Ik pas daarvoor. Wij zullen iets moeten doen om te voorkomen dat mensen in het vervolg van het kasje naar de muur worden gestuurd, om te bewerkstelligen dat betrokkenen dichter bij de dienstverlenende instanties komen te staan, om administratieve rompslomp te voorkomen en om een en ander betaalbaar en financieel controleerbaar te houden. Dat probeer ik met dit plan te bewerkstelligen.

Mevrouw Verburg (CDA):

De Kamer is medeverantwoordelijk voor de totstandkoming van nieuwe uitvoeringsorganisaties op het terrein van de sociale zekerheid en werk en inkomen. Mevrouw Koşer Kaya heeft voor dat voorstel gestemd en er is een traject overeengekomen om die organisaties tot wasdom te laten komen. Binnen vijf jaar na de totstandkoming van die organisaties pleit mevrouw Koşer Kaya ervoor dat wij die bij het oud vuil zetten, terwijl onder andere wij ervoor hebben gezorgd dat die in het leven zijn geroepen. Is zij van mening dat dit ten aanzien van al die duizenden werknemers en de cliënten een verantwoord beleid is voor een fractie van de Tweede Kamer?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb het erover hoe wij het stelsel beter en slagvaardiger kunnen maken. Als wij doorgaan op dezelfde wijze vrees ik, zeker als ik de onderzoeken lees, dat wij daar niet zo veel resultaat mee behalen. Wilt u niet dat mensen niet meer van de ene instantie naar de andere worden gestuurd? Bent u er niet voor om dat te stroomlijnen? Waarom kunnen wij het niet hebben over een activeringsloket bij de gemeenten?

De voorzitter:

Vragen hebt u mevrouw Verburg kunnen stellen tijdens haar bijdrage. Het is de bedoeling dat u haar nu antwoord geeft.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik probeer haar hiermee een antwoord te geven.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dit is geen antwoord op mijn uitermate serieuze vraag. U zoekt het nieuws en zegt dat CWI en UWV kunnen worden afgeschaft. Ik vraag u of u dat verantwoord vindt. Vijf jaar geleden was u nog medeoprichter en nu wilt u deze instanties opheffen in plaats van te werken aan de verbetering van de gang van zaken. Daardoor staan straks 30.000 mensen op straat.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Hebt u geluisterd naar mijn voorstellen? U suggereert dat ik dit plan als gevolg van media-aandacht naar voren breng. Ik moet u teleurstellen. Dat is niet het geval. Ik geloof niet in de wijze waarop het systeem nu werkt. Ik ben in het land geweest en ik heb naar mensen geluisterd. Daarbij kwam naar voren dat dit een groot probleem is. Waarom zou ik hier geen visie mogen neerzetten, zeker als wij zien wat de globalisering met zich meebrengt. Wij kunnen wel vasthouden aan alles, maar wij kunnen er ook voor zorgen dat de markt flexibeler wordt door een aantal stappen te zetten. Dat probeer ik te doen.

Mevrouw Verburg (CDA):

Het gaat mij erom of u inhoudelijk en in de processen verbetering zoekt. Dan vindt u de CDA-fractie aan haar zijde. Ik krijg echter de indruk dat u vindt dat het UWV en het CWI opgeheven moeten worden. Dan vraag ik de D66-fractie naar de consistentie en naar de verantwoordelijkheid, want die zijn in mijn ogen ver te zoeken.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik zal nog één poging doen om uit te leggen waarom ik tot mijn visie ben gekomen. Ik heb dit pamflet gemaakt aan de hand van vier problemen die naar voren kwamen. Het eerste is dat mensen niet weten waar zij moeten aankloppen. De oplossing is dan dat de lijnen korter worden, zodat voor de werkzoekende duidelijk is waar hij terecht kan. Het tweede probleem is dat mensen niet begrijpen waarom zij eerst naar het CWI moeten, vervolgens naar het UWV, dan naar een reïntegratiebureau en uiteindelijk, als de uitkering op is, naar de gemeente. Ook daar heb ik in mijn pamflet antwoord op gegeven. Een derde probleem is dat niet duidelijk is wat er gebeurt met de miljarden die hiervoor uitgetrokken worden. Het is belangrijk dat daar controle op uit te oefenen valt. In dit verband heb ik verwezen naar de Wet werk en bijstand. Ook dat is in mijn pamflet heel duidelijk naar voren gekomen. Een vierde probleem is dat van de administratieve lasten. Ik stel voor dat mevrouw Verburg mijn pamflet nog eens goed leest waarin ik duidelijk heb aangegeven hoe wij een verbeterslag kunnen maken. Ik heb mevrouw daarbij Verburg graag aan mijn zijde.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik heb de plannen van mevrouw Koer-Kaya met grote verbazing gelezen. Dat riep bij mij de associatie op met Alice in Wonderland, die met een zekere naïviteit om zich heenkijkt en zich afvraagt hoe zij de wereld gaat veranderen. Organisaties als UWV en CWI zijn tot stand gekomen op basis van de parlementaire enquête naar uitvoeringsorganen sociale verzekeringen onder leiding van de heer Buurmeijer. Uiteindelijk is gekozen voor een vorm waardoor mensen sneller en effectiever de weg vinden waardoor zij ook sneller en beter aan het werk kunnen. Daar hebben wij vijf jaar voor uitgetrokken. Die zijn nog niet om. Ik vind dat iedere uitvoeringsorganisatie het recht heeft om binnen de termijn die daarvoor staat te laten zien dat zij dat waar kunnen maken. Dus als mevrouw Koer-Kaya kritiek op de uitvoering heeft, moet zij zich op de uitvoering richten. Als zij kritiek heeft op de criteria op basis waarvan de organisaties moeten functioneren, moet zij zich daarop richten.

De voorzitter:

Mevrouw Noorman, dit is geen interruptie. Dit is een standpuntbepaling. Die mag u geven, maar daar heeft u in uw termijn de gelegenheid voor gehad. Als u geen vraag stelt, vervolgt mevrouw Koer-Kaya haar betoog.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik ben benieuwd naar de oplossing van mevrouw Koşer Kaya. Is zij het ermee eens dat de irritaties van cliënten binnen de bestaande organisaties opgelost moeten worden? Welke ideeën heeft zij daarvoor? Daar heb ik haar de afgelopen twee jaar nog niet over gehoord.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik heb mijn voorstellen al eerder gedaan. De relevantie van het geschuif van dossiers tussen allerlei instanties zie ik niet in. U leeft in Wonderland als u niet weet hoe de mensen hierover denken.

De heer De Wit (SP):

U wilt CWI en UWV afschaffen, maar waar gaat het geld dan naar toe? Wie gaat zorgdragen voor de reïntegratie?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

De verdeelsleutel is dezelfde als bij de Wet werk en bijstand. Ik stel voor, het bij de gemeente onder te brengen in de vorm van een activeringsloket in combinatie met een uitkerings- en reïntegratieloket. Als dat betekent dat gemeenten financieel moeten worden gesteund, moet dat natuurlijk gebeuren.

De heer De Wit (SP):

Blijven de reïntegratiebureaus overeind of gaat de gemeente de reïntegratie verzorgen?

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Gemeenten moeten samen met uitzendbureaus en wellicht ook met reïntegratiebureaus nagaan hoe zij iemand het beste aan het werk kunnen helpen. Het gaat mij erom dat de reïntegratieconsulenten daadwerkelijk hun werk kunnen doen. Er moet worden gestopt met al die administratieve rompslomp en controleactiviteiten. Van al die activiteiten worden de werknemers van het CWI ook niet bepaald blij.

Mevrouw Van Gent (GroenLinks):

Ik ben er ook niet voor om bestaande instituten en instellingen bij voorbaat te verdedigen, maar ik vind uw voorstellen wel erg ondoordacht. Het is mij allemaal "een tikkeltje te wild, amigo". Uw voorstellen zijn weinig concreet. Je kunt niet zomaar enkele instituten sluiten zonder na te denken over de vraag hoe de ontstane problemen moeten worden opgelost, ik ben dus erg benieuwd naar uw doortimmerde plan. Ook wil ik graag weten hoe u denkt over de microkredieten en het W- en I-deel van de gemeenten. Dat heeft er alles mee te maken. Wij hebben dat wél concreet uitgewerkt.

Mevrouw Koşer Kaya (D66):

Ik ben heel concreet geweest. Er moet een activeringsloket bij de gemeenten komen waaronder dan de uitkeringen en de reïntegratie komen te vallen. Hoe concreet wilt u het hebben? En de microkredieten moeten aan marktpartijen worden overgelaten. Prinses Máxima doet het geweldig.

De heer Varela (LPF):

Voorzitter. Mijn fractie is erg blij dat de minister de sanering van de sociale zekerheid de afgelopen jaren zo voortvarend heeft aangepakt en dat de resultaten daarvan enigszins zichtbaar beginnen te worden. De nieuwe Wet werk en bijstand levert goede resultaten op en ook de gemoderniseerde WAO, die weliswaar nog niet helemaal naar onze wens is, is een stuk beter dan de oude regeling die erg veel arbeidsongeschikten aantrok. In combinatie met de algemene notie dat werken de norm is en dat arbeidsmarktbeleid in principe een activerend karakter dient te hebben, levert dat een mooie startpositie op voor een nieuwe en positieve economische ontwikkeling.

De minister kan echter niet op zijn lauweren gaan rusten. Hij heeft nog anderhalf jaar regeertijd voor de boeg en het zou aanvaardbaar zijn als het ambitieniveau zou dalen. Dit gevoel krijgen wij toch wel de laatste tijd. Het is net alsof de "Schwung" er een beetje uit is en dat kunnen wij aan de vooravond van een nieuwe economische groeiperiode absoluut niet hebben. De Nederlandse arbeidsmarkt heeft een oppepper nodig zodat de werkgelegenheid aantrekt

De minister kan voor zo'n oppepper zorgen bijvoorbeeld door een versoepeling van het ontslagrecht. Die zal ervoor zorgen dat Nederland weer stijgt op de ranglijst van landen waar het prettig investeren is. Daarom dringen wij erop aan dat de minister druk blijft zetten op het proces om tot versoepeling van het ontslagrecht te komen. Ik heb het dan niet over cosmetische aanpassing in de zin van bijvoorbeeld het laten vervallen van de formele bezwaarprocedure, maar over een echte aanpassing. Een flexibel ontslagrecht zal positieve gevolgen hebben voor de arbeidsmarkt, omdat werkgevers daardoor sneller mensen zullen aannemen. Het imago van Nederland als ondernemersland krijgt daardoor een positieve impuls en het vestigingsklimaat zal erdoor verbeteren.

In het Financieele Dagblad van vorige week las ik dat de voorzitter van de VNO, de heer Wientjes, een SER-advies zal blokkeren als daarin geen versoepeling van het ontslagrecht wordt geregeld. In het verlengde daarvan stel ik voor dat de minister, vooruitlopend op dit advies, zelf met een voorstel komt om te laten zien dat het primaat van dit beleid bij de politiek ligt en niet bij de polder. Hij is verzekerd van politieke steun, want de coalitiepartijen zijn hem al voor. Bovendien heeft minister Brinkhorst hier al de nodige woorden over gesproken en aangedrongen op daadkracht. Zelfs GroenLinks heeft hier een rapport over uitgebracht. Daarom zeg ik tegen de minister: ga aan de slag.

Ik verzoek de minister om dit dossier dus niet op zijn beloop te laten, maar vaart te maken met het versoepelen van het ontslagrecht in deze kabinetsperiode. Wat zal hij doen om zeker te stellen dat er in deze periode nog nieuwe ontslagwetgeving tot stand komt?

Het kabinet moet dus echt werk maken van de verbetering van het investeringsklimaat in Nederland. Daarvoor is een poractieve houding nodig. Het kabinet moet hand in hand met werkgevers en werknemers vechten voor een beter investeringsklimaat zodat meer bedrijven zich hier willen vestigen en minder bedrijven zullen wegtrekken naar andere landen. De Nederlandse topman van British Telecom, de heer Ben Verwaayen, spreekt rake woorden als hij stelt dat Nederland niet weet waar het met de economie naar toe gaat, dat er geen prikkel is om uit te blinken en dat mensen niet in staat worden gesteld om zichzelf te ontplooien.

Ik voeg hieraan toe dat ik het idee heb dat er een grote kansloze onderklasse ontstaat. Een onderklasse van mensen zonder opleiding, zonder kennis, zonder ervaring. Bij het vertrek van laag gekwalificeerde arbeid uit Nederland is die groep gedoemd te mislukken. Ik vind dat het kabinet hier een visie op dient te hebben en niet alles moet afdoen met de opmerking dat een combinatie van een internationale economie en een eerlijk "level playing field" alles wel zal oplossen. Ik vind dit naïef en gevaarlijk.

In zijn regeringsverklaring maakte dit kabinet een punt van de armoedeval. Ik heb echter de indruk dat noch het kabinet, noch de minister daar in de afgelopen tijd veel werk van hebben gemaakt. Nog steeds loont werken niet voor mensen aan de onderkant van het loongebouw. De overstap van een uitkering naar een betaalde baan levert nauwelijks iets extra's op zodat veel uitkeringsgerechtigden weinig animo vertonen om aan de slag te gaan. De moeite die boeren hebben in de oogsttijd om personeel te vinden voor bijvoorbeeld het steken van asperges spreekt boekdelen. Het is toch te gek voor woorden dat werknemers uit Polen dit werk wel met inzet verrichten. Ook hier moet misschien worden nagedacht over ingrepen in de sfeer van belastingen en premies om werken voor uitkeringsgerechtigden aantrekkelijk te maken. Wij hopen dat de minister zijn resterende regeerperiode zal gebruiken om met concrete voorstellen te komen voor een definitieve aanpak van de armoedeval.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Voorzitter. Het kabinet ligt redelijk op koers bij het afwerken van de indrukwekkende hervormingsagenda. De polarisatie in de polder is minder groot dan een jaar geleden, maar toen waren de verhoudingen tussen kabinet en sociale partners dan ook wel op een dieptepunt beland. Velen in de samenleving zien nieuwe verantwoordelijkheden op zich afkomen. Als het aan het kabinet ligt, vindt er een verschuiving plaats van nazorg naar voorzorg. Mijn fractie kan daar een heel eind in meegaan; dat hebben wij al vaker gezegd. Maar in de ijver de voorzorg goed te regelen, lijkt het kabinet te vergeten dat de overheid wel degelijk ook een belangrijke verantwoordelijkheid heeft voor de nazorg.

Het kabinet investeert veel in de voorzorg door stevig in te zetten op werkgelegenheid. De activerende werking staat centraal in veel wetgeving van deze bewindspersonen. Toch blijven er punten van zorg, zoals de achterblijvende arbeidsparticipatie van ouderen, allochtonen en ook jongeren. Voor wat betreft de aanpak van de jeugdwerkeloosheid is de hoop gevestigd op de Task Force Jeugdwerkloosheid. Wij hebben inmiddels al verschillende ideeën zien langskomen die ons zeer aanspreken, zoals de leerwerkbanen en de startbaanovereenkomsten. Misschien herinnert de minister het zich dat mijn fractie in september voorstellen van precies dezelfde strekking heeft gedaan in haar tegenbegroting. Als de minister het zich niet kan herinneren, herinner ik hem er nu aan. U begrijpt dat wij met genoegen deze voorstellen voorbij zagen komen. Door de gehandicaptenorganisaties is gevraagd speciaal de positie van jonggehandicapten met een verstandelijke handicap onder de aandacht van de Task Force te brengen. Ik neem aan dat de minister dat wil doen en vraag hem om een reactie.

Over de arbeidsmarktkansen van oudere werknemers zijn wij niet erg optimistisch. Ons bereiken nog regelmatig signalen van leeftijdsdiscriminatie. Er zijn nog te veel bedrijven die zonder schroom leeftijden in hun vacatures vermelden, ook als die totaal niet relevant zijn. Veel ouderen met een sollicitatieplicht maken ons deelgenoot van hun talloze vergeefse pogingen om aan het werk te komen. Soms zijn zij daarbij ronduit cynisch. Dat cynisme komt ons begrijpelijk voor. Mijn fractie wil dan ook het instrument van de speciale afdrachtkorting voor ouderen, de SPOK, opnieuw invoeren. Wij hebben de indruk dat dit meer zoden aan de dijk zet dan een papieren verbod op leeftijdsdiscriminatie.

Mevrouw Bussemaker (PvdA):

Vorige week hebben wij een debat gehad. U kon daarbij niet aanwezig zijn, en daarvoor heb ik alle begrip. Het ging toen ook over leeftijdsdiscriminatie en over de vraag hoe wij het papieren verbod meer betekenis zouden kunnen geven, bijvoorbeeld door de mogelijkheden te bezien om er een boetesysteem aan te koppelen. Dat is er ook in het kader van de Wet arbeid vreemdelingen. Een werkgever die zich niet aan die wet houdt, krijgt een boete. Ziet u iets in een dergelijk systeem, in aanvulling op het idee van de SPOK, dat wij overigens van harte ondersteunen?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

U overvalt mij wel, want ik kon inderdaad niet aanwezig zijn bij het vorige overleg. Als er aansluiting kan worden gezocht bij reeds bestaande wetgeving over vreemdelingen, lijkt een boete mij een goede zaak, maar het lijkt mij niet goed om met nieuwe boetebedingen te beginnen. Het lijkt mij wel een goede zaak om aan te sluiten bij bestaande wetgeving en die uit te breiden.

De kansen van allochtone werknemers zijn nog altijd ongunstig. Mijn fractie is geen voorstander van een paardenmiddel als verplichte quotering. Wel zouden wij graag zien dat de overheid meer werk maakt van haar voorbeeldfunctie en heldere doelstellingen formuleert in het eigen personeelsbeleid voor allochtonen en gedeeltelijk arbeidsongeschikten. Dit zal een uitstraling hebben naar het gehele arbeidsveld.

Dan kom ik nu bij het reïntegratiebeleid. Door aanscherpingen in de WW en de WAO wordt van grote groepen werknemers verwacht dat zij een positie op de arbeidsmarkt zullen veroveren. Vooral voor de arbeidsgehandicapten die in de herbeoordelingsoperatie geheel of gedeeltelijk zijn goedgekeurd, is het moeilijk passend werk te vinden. Zeker als wij kijken naar het percentage duurzame plaatsingen, van een halfjaar of meer, worden wij niet vrolijk. Van degenen die onder het oude Schattingsbesluit zijn gekeurd, krijgt slechts één op de vijf een dienstverband van meer dan 12 maanden. De vakcentrales wijzen er in hun brief van 5 december 2005 op dat tot nu toe door de herbeoordelingsoperatie 31.000 mensen geconfronteerd zijn met een verlaging van hun uitkering. De inkomenszekerheid voor degenen die een baan hebben, is redelijk geregeld. Voor deze groep heeft de Stichting van de Arbeid ook goede afspraken gemaakt, denk ik. Dat geldt niet voor de arbeidsgehandicapten zonder baan. Van hen moeten er nog 23.000 worden gereïntegreerd. De vakcentrales pleiten ervoor, hun uitkeringen niet te verlagen gedurende het reïntegratietraject. Wij vinden dat een sympathieke gedachte. Als wij het op deze manier vormgeven, is dat het ultieme bewijs van ons vertrouwen in het reïntegratiebeleid. Voor de betrokkenen is het bovendien minstens zo belangrijk dat de aangescherpte herbeoordelingscriteria minder negatieve gevolgen meebrengen. Wil de minister reageren op het voorstel om een soort "reïntegratie-uitkering" in het leven te roepen? Welke bezwaren brengt dat mee, los van het budgettaire verhaal?

Voorzitter, omdat ik niet uitsluit dat de reactie van de minister op dit idee niet onverdeeld positief zal zijn, vraag ik aandacht voor een ander voorstel. Uit de Najaarsnota valt af te leiden dat er dit jaar aanzienlijk minder wordt uitgegeven aan WAO en WW dan geraamd: ruim 300 mln. Dit komt vooral door het aangescherpte Schattingsbesluit. Mijn fractie vindt dat er veel voor is te zeggen, een belangrijk deel van deze meevaller in te zetten ten behoeve van de arbeidsgehandicapten die in de herbeoordelingsoperatie zijn goedgekeurd. Dat is trouwens lastig te regelen in een amendement. Alom wordt erkend dat werkgevers niet zitten te wachten op werknemers die arbeidsongeschikt zijn geweest. Er is een cultuuromslag nodig, maar die zal wel wat tijd vergen. Daarom stel ik voor om een pilot te starten voor zesduizend personen, die aanspraak kunnen maken op een loonsuppletie van € 5000, uitgaande van een fulltime baan. Deze suppletie geldt wat mij betreft voor het eerste jaar van de dienstbetrekking en is een aanvulling op de bestaande suppletie in de WGA. Alleen is deze aanvulling niet afhankelijk van het laatstgenoten inkomen. De werkgever kan door de suppletie het eerste jaar volstaan met een lagere beloning dan normaal, maar moet op zijn beurt bereid zijn om de betreffende werknemer minimaal twee jaar in dienst te nemen. Daarmee bereiken wij dat wordt gewerkt aan duurzame plaatsingen. Ik heb een amendement van die strekking ingediend en ben dan ook benieuwd naar de reactie van de minister daarop.

Speciale aandacht verdient ook in dezen de groep Wajanggerechtigden. Wajongers die werken met loondispensatie en job coaching, kunnen worden goedgekeurd, al is hun productiviteit bij lange na niet voldoende om zelfstandig het minimumloon te verdienen. De Federatie van Ouderverenigingen laat dat aan de hand van enkele casussen zien. Toch verliezen de betrokken werknemers na goedkeuring het recht op loondispensatie. Het gevolg is vaak dat ze hun baan verliezen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn van een keuring. Wil de minister eens laten uitzoeken in hoeverre dit probleem zich voordoet?

Ik heb een vraag over het instrument individuele reïntegratieovereenkomst (IRO). Het UWV past dit inmiddels redelijk vaak toe, maar op lokaal niveau komt het nog nauwelijks van de grond. Ziet de staatssecretaris mogelijkheden om te bevorderen dat ook gemeenten in de WWB vaker met de IRO gaan werken? Ik geloof niet dat ik de eerste ben die dit oppert. Ik sluit mij dus graag aan bij de vorige sprekers die het hierover gehad hebben.

Ik kom bij de armoedebestrijding. Ik kan mij voorstellen dat de minister er vreselijk mee in zijn maag zit dat Trouw precies een week geleden kopte: "Kabinet heeft nauwelijks oog voor armoede." Toch is er reden tot zorg, óók voor wat betreft de inspanningen van het kabinet. Het aantal huisuitzettingen door huurachterstanden neemt toe. Verder zijn er nog nooit zoveel verzoeken gedaan om schuldhulpverlening. Daarvan wordt twee derde niet gehonoreerd. Diaconieën krijgen steeds meer verzoeken om ondersteuning, voedselbanken schieten als paddestoelen uit de grond, de grote steden verarmen omdat de rijke mensen vertrekken, het aandeel van allochtonen én kinderen die opgroeien in armoede, is schrikbarend hoog en de koopkracht van alleenstaande sociale minima blijft ver achter bij die van mensen die veel verdienen. Dat zijn toch geen incidenten! Ik vind de reactie van het kabinet op de Armoedemonitor niet overtuigend. Het is niet verstandig om het probleem weg te relativeren. Ik juich het toe als de minister uitspreekt dat het ook zíjn probleem is. Eerlijk gezegd, heb ik mij ook nogal gestoord aan de stelling in de schriftelijke beantwoording dat de verantwoordelijkheid voor de vermindering van sociaal isolement bij de gemeenten ligt. Dat is natuurlijk waar, maar het is niet het gehele verhaal. Het is ook een zaak van het Rijk. Mijn fractie vindt het zorgwekkend dat er in deze kabinetsperiode niet alleen is bezuinigd op de bijzondere bijstand, maar er ook nog eens een onderuitputting is op het zogenoemde fictieve budget voor de bijzondere bijstand. Gemeenten hebben het geld kennelijk hard voor andere zaken nodig. Wordt de onderuitputting niet veroorzaakt doordat gemeenten geen categoriale bijzondere bijstand meer mogen verlenen, enkele uitzonderingen daargelaten? Hoe denkt de minister te bewerkstelligen dat het geld voor de armoedebestrijding terechtkomt bij de groepen die het het hardst nodig hebben?

De heer Mosterd (CDA):

Dit vind ik wel een heel aparte redenering. Van de korting op de bijzondere bijstand zegt u dat die heel slecht is. Anderzijds is er onderuitputting. Die twee koppelt u aan elkaar. U zou ook een heel andere conclusie kunnen trekken. Kennelijk heeft de gemeente daarnaar onvoldoende vraag gekregen.

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Nee, ik trek de conclusie dat de gemeente het geld kennelijk hard nodig heeft voor andere zaken en besteedt men het niet aan de bijzondere bijstand die men in enkele gevallen mag geven. Wij kunnen het moeilijk met elkaar rijmen dat er aan de ene kant voedselbanken zijn en mensen door het sociale vangnet zakken tot onder de armoedegrens, terwijl er tegelijkertijd onderuitputting zou zijn bij gemeenten waardoor er op de bijstand zou kunnen worden gekort. Die zaken passen niet bij elkaar.

De heer Mosterd (CDA):

Nu neemt u er nog een punt bij, namelijk dat er wel op de bijstand kan worden gekort. Ik vind het een apart verhaal dat er onderuitputting plaatsvindt bij de gemeenten, terwijl wij tegelijkertijd zien dat al die zaken zich voordoen die u nu noemt. Het is toch te gemakkelijk om te zeggen dat de gemeenten dit niet kunnen omdat erop is gekort?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Ik zeg niet dat de gemeenten dit niet kunnen maar dat zij het niet doen, terwijl zij het blijkbaar wel moeten doen. Het begin van het antwoord dat ik op die vraag geef is dat gemeenten dat geld blijkbaar nodig hebben voor andere zaken en dat zij het niet daaraan besteden waar zij het zouden moeten besteden. Het zou een heel goede zaak zijn aan de minister te vragen hierover zijn licht eens te laten schijnen.

De heer Mosterd (CDA):

Wij hebben die gemeenten wel de ruimte gegeven binnen de WWB om dat eigen beleid te voeren. Wij mogen toch verwachten dat zij dat ook gewetensvol doen en dat die uitgaven dan ook worden gedaan voor de bijzondere bijstand?

Mevrouw Huizinga-Heringa (ChristenUnie):

Met u vind ik dat wij dat zouden mogen verwachten, maar met u constateer ik ook dat er toenemende armoede is ons land en dat voedselbanken overal in het land uit de grond worden gestampt omdat zij nodig is. Dus blijkbaar gaat hier toch iets fout.

Wij hebben sympathie voor het voorstel van mevrouw Van Gent voor een langdurigheidstoeslag. De ChristenUnie heeft altijd gepleit voor een toeslag na drie jaar in plaats van pas na vijf jaar. Een apart aandachtspunt is het niet-gebruik van inkomensafhankelijke regelingen. In 2006 wordt dit onderzocht. Wat ons betreft, zou het Rijk hierin de regie moeten nemen.

Bij de behandeling van de WIA heb ik een motie ingediend waarin wij de minister vragen om in onderhandeling te treden met de verzekeraars om een adequate oplossing te vinden voor de zogenaamde brandende huizen, de mensen die in de wachtperiode zitten en die niet verzekerd zullen worden, tenzij daarvoor een oplossing wordt gevonden. Ik vraag de minister wat de uitkomst van het overleg met de verzekeraars is geweest. De tijd dringt. Het is bijna 2006. Voor deze mensen moet er wel een oplossing zijn.

De heer Van der Vlies (SGP):

Voorzitter. Het jaar 2006 geeft veel veranderingen en daarmee samenhangende onzekerheden. Veel wetten treden per 1 januari 2006 in werking: de WIA, het nieuwe zorgstelsel en de levensloop wordt ingevoerd. Daarnaast zal de WW ingrijpend worden gewijzigd en zijn er veel onzekerheden over basisvoorzieningen zoals de energie. Ook zijn er onzekerheden over het behouden of het verkrijgen van een baan. Deze onzekerheid geeft bij veel mensen nog niet het vertrouwen in de zich herstellende economie dat nodig is.

Gelukkig zijn er tekenen van herstel. Het aantal vacatures stijgt. Gisteren hebben wij uitvoerig gesproken over de koopkracht. De SGP-fractie heeft daarbij met klem aandacht gevraagd voor de lagere inkomensgroepen, de chronisch zieken en de gehandicapten. Wij zullen dat blijven doen, met erkenning dat het beeld grosso mode beter afsteekt dan het wel is geweest. De SGP-fractie is positief over de uitkomsten van de vorige week gehouden werktop. De grote aandacht voor de jeugdwerkloosheid is terecht. Alle jongeren moeten een startkwalificatie krijgen. Leer-werktrajecten en stageplaatsen zijn daarbij heel belangrijk. Extra aandacht voor allochtone werklozen moet worden geïntensiveerd. Het akkoord van de werktop moet niet blijven steken in papier alleen. Het mag geen papieren tijger zijn. Er moet nu werkelijk resultaat te zien zijn op de werkvloer. Men moet nu durven door te pakken. Er moeten concrete banen voor herkeurde jongeren komen. In het verleden zijn er weliswaar afspraken gemaakt, maar daar is te weinig van terecht gekomen. Ik roep het adagium van mevrouw Verburg in herinnering, die zei: "Reïntegratie moet en mag niet leiden tot frustratie." Ik vond dat een kernachtige koppeling van twee trefwoorden.

Het gezin met kinderen krijgt het komende jaar terecht meer financiële armslag. De kinderkortingen gaan omhoog, het lesgeld voor 16-jarigen verdwijnt en kinderen zijn in de ziektekosten gratis meeverzekerd. Dat is prima. Minder te spreken is mijn fractie over de extra impuls van 200 mln. voor de kinderopvang. Wij vinden dat niet echt een gezinsvriendelijke maatregel. Het belang van het kind zou dan meer centraal moeten staan. De motie van de heer Van Aartsen over de naschoolse opvang is daar nog bijgekomen. De schoolbesturen en onderwijsbonden zijn er tegen, maar toch vindt men dat de motie moet doorgaan. Bij de algemene en politieke beschouwingen heeft mijn fractie een alternatief plan ingediend voor dit geld en deze inzet, met als einddoel een kindgebonden budget. Dat punt moet op de politieke agenda blijven en deze bewindslieden kunnen daaraan meehelpen door hun steentje bij te dragen.

Over de levensloopregeling bestaat nog veel onduidelijkheid, maar er wordt aan gewerkt. Ik stuit wel op de situatie van de werknemer van vijftig jaar of ouder, voor wie geen limiet is gesteld op zijn inleg. Wanneer zo'n werknemer een vermogen heeft en zijn volledige inkomen in de levensloopregeling stopt, dan wordt zijn inkomen op € 0 gesteld. Hiermee heeft hij diverse fiscale voordelen bij de buitengewone uitgaven, de zorgtoeslag, de kinderopvang en zelfs bij de studiefinanciering als er nog kinderen zijn. Dat was toch niet de bedoeling? Hoe kijkt de regering hier tegenaan? Dit lijken onbedoelde gevolgen. Bovendien loopt de fiscus veel geld mis.

Mijn fractie blijft hoge prioriteit geven aan de schuldhulpverlening. Ik zie mijn oud-collega Van Dijke in de loge van de voorzitter zitten. Hij was het die daar jaren geleden steeds weer een punt van maakte bij de begrotingsbehandeling van Sociale Zaken. Sindsdien is er veel gebeurd, maar bij lange na niet voldoende. Volgens een Nibud-onderzoek blijkt dat 40% van de jongeren onder de 25 jaar een schuld heeft van gemiddeld € 900. Dat is een weerbarstige zaak. Bij alles wat op gemeentelijk bestuurlijk niveau gebeurt, heb ik een vraag. Kan er niet te gemakkelijk een lening worden gesloten bij de bank? Je hebt creditcards en er zijn leasebedrijven en postorderbedrijven die een rente van 20% berekenen. Het gaat te gemakkelijk. Ik heb deze vraag al eens voorgelegd aan de minister van Financiën. Hij verwees naar de wetgeving rond de financiële dienstverlening. Moet het niet een tandje moeilijker worden? Kan de staatssecretaris hierop een reactie geven? De schuldhulpverlening moet uiteraard effectief zijn.

Graag vraag ik aandacht voor de zorgboerderijen. Het is een prima concept. Als het gaat om een equivalent van de sociale werkvoorziening, moet het naast het ministerie van LNV en het ministerie van VWS, ook bij het ministerie van Sociale Zaken in beeld zijn. Kan dit departement hier niet meer aandacht aan schenken?

Ook vraag ik aandacht voor de modernisering van het ontslagrecht.

Mijn fractie heeft waardering voor deze bewindslieden, laat daarover geen misverstand bestaan. Op sommige momenten heb ik de indruk dat er meer in kan en moet zitten dan er bijvoorbeeld bij de minister uitkomt. Ik spreek hem even persoonlijk aan. Als het gaat om prostitutie, gelegaliseerde banen – hij weet op welk dossier ik doel – en de vragen die wij hebben gesteld over de geboorte van een kind in het Big Brotherhuis, als het gaat om de concept-cao wonen, dan is deze minister zeer behoedzaam. Hij hoort dat te zijn, want hij heeft rekening te houden met de wettelijke kaders. Ik erken dat. Maar tegelijkertijd zou wat ons betreft wat meer identiteit, emotie en morele verontwaardiging in zijn betoog kunnen doorklinken. Ik daag hem daartoe uit, met overigens de feitelijke vraag hoe het zit met het concept cao-wonen en het algemeen verbindend verklaren daarvan. Ik zou daarop nog een antwoord krijgen.

De voorzitter:

Mevrouw Van Gent heeft mij verzocht de twee nota's "Heerlijk helder Hollands" en "Van aanrecht naar baanrecht" aan de Handelingen toe te mogen voegen. Ik neem aan dat daartegen geen bezwaren bestaan.

(De noot is opgenomen aan het eind van deze editie)2

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.

Naar boven