Aan de orde is de het Verantwoordingsdebat over de jaarverslagen over het jaar 2004 en de rapporten van de Algemene Rekenkamer bij de jaarverslagen (30100).

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Bij deze uitzonderlijke gelegenheid, al hoop ik dat die niet uitzonderlijk zal blijven, heet ik niet alleen de premier en de minister van Financiën van harte welkom, maar ook het vrijwel voltallige kabinet, dat hier op uitnodiging van de Kamer aanwezig is.

De heer Bos (PvdA):

Er was eens... in het jaar des Heren 1997 een justitiewoordvoerder die zich afvroeg wat er nu eigenlijk gebeurd was met de extra gelden die na het verschijnen van het rapport van de commissie Van Montfrans twee jaar eerder, voor de aanpak van jeugdcriminaliteit en voor de jeugdhulpverlening, waren vrijgemaakt. Het ging om een paar honderd miljoen gulden, er was op geen enkele wijze sprake van fraude of iets dergelijks, maar nadat dit Kamerlid, Ella Kalsbeek trouwens, tot wel vier keer toe moest vragen waar het geld was gebleven, kwam het hoge woord eruit: niemand wist het. En om het nog erger te maken: wij kunnen tot op de dag van vandaag zelfs niet meer traceren om hoeveel geld het eigenlijk ging.

Dit voorval uit 1997 groeide uit tot een symbool van iets waar de Kamer rond die tijd toch al mee bezig was, namelijk de vraag hoe de Kamer haar controlerende taken beter kon uitoefenen. Uiteindelijk leidde het tot iets wat een paar jaar later VBTB ging heten: Van Beleidsbegroting Tot Beleidsverantwoording. Met als leidende gedachte dat het voor politici niet alleen belangrijk is om mooie plannen te maken en geld uit te geven aan allerlei goede doelen, maar minstens zozeer ook om verantwoording af te leggen over wat er met dat geld gebeurd is.

Wij zijn nu sinds die commissie-Van Montfrans bijna tien jaar verder en dat doel en dat belang onderschrijft de Partij van de Arbeid nog altijd van harte. We zijn hier niet alleen om belastinggeld uit te geven, maar minstens zozeer ook om voor de belastingbetaler uit te vinden wat er met zijn geld is gebeurd.

Toch broeit er de laatste jaren in de Kamer, ook bij het kabinet, iets van dat het niet helemaal goed is gegaan met dit proces van onderzoek en verantwoording. Daar zijn allerlei redenen voor. Wij hebben het over heel veel doelstellingen op een heel gedetailleerd niveau, terwijl wij het misschien beter over een paar belangrijke zaken, maar dan ook echt over de grote politieke belangen die daarmee gemoeid zijn, zouden kunnen hebben; wij zijn tenslotte politici en geen accountants. Sommige politici zijn overigens wel accountant; dat gun ik ze van harte.

Ook blijft de selectie van onderwerpen tamelijk willekeurig en die doet vermoeden dat het kabinet over sommige onderwerpen simpelweg geen verantwoording wenst af te leggen; met als triest symbool van deze houding nog altijd de praktijk waarin wij al jaren de kleinste subsidie op rechtmatigheid, doelmatigheid en doeltreffendheid toetsen, terwijl wij ons bij een grote belastingsubsidie als de hypotheekrenteaftrek nog steeds niet mogen afvragen of de belastingbetaler daar eigenlijk wel waar voor zijn geld krijgt.

Het proces is ook enorm Haags gebleven. Departementen leggen vooral verantwoording af aan elkaar of liever gezegd: aan de minister van Financiën. Een echte verantwoording aan de buitenwereld, aan de belastingbetaler, komt nauwelijks tot stand. Ten slotte ligt steeds weer het enorme gevaar van cijferfetisjisme op de loer. Daarbij controleren wij vooral wat meetbaar is en niet zozeer wat eigenlijk van belang is. Al deze factoren hebben er waarschijnlijk toe bijgedragen dat er in de afgelopen jaren een teloorgang van deze verantwoordingsdebatten dreigde. De status van het debat ging achteruit en de politieke kopstukken gingen zich er steeds minder mee bemoeien, met alle respect voor diegenen die dat al die jaren wel deden. Het werd een debat over cijfertjes en steeds minder over politiek. Voor de belastingbetaler om wie het allemaal begonnen was, was het allang niet meer te volgen. Onze vreugde was dus groot, echt groot, toen de Kamer vorig jaar onder leiding van de VVD-fractie vaststelde dat de verantwoordingsdebatten eigenlijk het hoogtepunt van het parlementaire jaar vormden. Zij moest dat maar eens laten blijken door dit grote verantwoordingsdebat met de minister-president en het gehele kabinet te voeren. Het zou weer over grote lijnen gaan, het zou weer over politiek gaan in plaats van enkel over details en cijfers. De VVD-fractie had de belastingbetaler herontdekt, hoezee!

De vreugde was van korte duur. Als de Kamer hier weer een debat op politieke hoofdlijnen van wil maken dat qua status vergelijkbaar is met de Algemene Politieke Beschouwingen, en daarom de minister-president en het gehele kabinet uitnodigt, is dat goed. Dan past in ieder geval een welgemeend woord van dank aan de minister-president en de leden van het kabinet dat zij daar gehoor aan geven door hier vandaag naartoe te komen en dat zij dat doel kennelijk onderschrijven.

Zo groot als mijn dank en mijn waardering voor het kabinet zijn, zo groot is mijn verbijstering dat juist de regeringspartijen CDA, VVD en D66 kennelijk niet de hoffelijkheid kunnen opbrengen om te betrachten wat zij van het kabinet vragen, namelijk een vertegenwoordiging op het allerhoogste niveau. Het is waarschijnlijk veel meer dan een kwestie van hoffelijkheid jegens de minister-president en de leden van het kabinet; het gaat ook om de vraag of wij met elkaar nogmaals een poging willen doen om de VBTB te redden van bureaucratisering, "vercijfering" en "verhaagsing" en er weer van te maken wat er ooit mee werd bedoeld: een politiek debat waarin wij het kabinet dwingen tot het afleggen van verantwoording over de vraag of het doet wat het moet doen en of het doet wat het zei dat het zou doen. In een dergelijk debat zijn Jozias van Aartsen, Maxime Verhagen en Boris Dittrich kennelijk niet geïnteresseerd. Misschien vinden zij het belangrijker om goede sier te maken met mooie plannen waaraan zij zuur verdiend belastinggeld kunnen uitgeven dan met taaie debatten waarin zij ook nog eens aan de belastingbetaler moeten uitleggen wat die eigenlijk terugkrijgt voor zijn belastinggeld.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Ik wil de heer Bos allereerst complimenteren met de hoofdlijn die hij te pakken heeft en nu al vier minuten vasthoudt. Ik heb echter ook een vraag. Maakt de heer Bos onderscheid tussen Kamerleden? Zijn niet alle Kamerleden volksvertegenwoordiger in de ogen van de heer Bos?

De heer Bos (PvdA):

Op de tweede vraag van mevrouw Verburg is het antwoord natuurlijk ja. In mijn ogen zijn alle Kamerleden volksvertegenwoordiger. Op haar eerste vraag is het antwoord ja. Ik maak inderdaad onderscheid tussen Kamerleden.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat mag de heer Bos doen. Dat heeft hij onlangs ook gezegd in een interview met Trouw. Het gaat er alleen om of hij onderscheid maakt in de kwaliteit en het beoordelingsvermogen van de volksvertegenwoordiger die met het kabinet over de verantwoording debatteert. Dat zou mij zeer van hem tegenvallen.

De heer Bos (PvdA):

Ik weet dat de CDA-fractie in het debat een andere positie heeft ingenomen dan bijvoorbeeld de fracties van de VVD en D66. De Kamer heeft echter duidelijk gesteld dat dit debat niet moest verzanden in een debat over cijfertjes. Daarom was het in haar ogen goed als het niet met de minister van Financiën werd gevoerd, maar met de minister-president. Bekend is hoe het gaat bij de Algemene Politieke Beschouwingen. De Kamer weet dat het een debat op hoofdlijnen kan worden en over de politiek grote kwesties. Daarom vraagt zij aan de minister-president of hij naar de Kamer wil komen. Ik vind het logisch dat de fracties dan van zichzelf hetzelfde vragen en besluiten om het debat niet door de financieel woordvoerders of vice-fractievoorzitters te laten voeren. Dit staat los van al het onmetelijke respect dat ik voor ze heb. Ik vind dat de fracties moeten besluiten om hetzelfde te doen als zij van het kabinet verwachten en om de politieke leiders met elkaar in debat te laten treden over de vraag wat dit land nodig heeft en of de belastingbetaler voor zijn geld krijgt wat hij ervoor verdient te krijgen.

Ik zei net dat het zou kunnen zijn dat de heren Van Aartsen, Verhagen en Dittrich het belangrijker vinden om goede sier te kunnen maken met mooie plannen, dan om verantwoording af te leggen over wat er uiteindelijk is gebeurd. Maar misschien is het nog veel simpeler en realiseren zij zich dat zij het wel eens heel moeilijk zouden kunnen krijgen bij zo'n verantwoording, omdat ze zich zouden moeten verantwoorden voor het kabinetsbeleid, dat natuurlijk op tal van punten knap beroerd scoort. Wat hun motief ook is, het is een houding leidende politici onwaardig. Ze lopen weg voor het verantwoording afleggen aan degenen voor wie zij hier zitten. Ze maken de kans dat het ooit nog wat wordt met deze verantwoordingsdebatten er niet groter op. Ze werken mee aan een funest beeld van politici die elke camera en microfoon weten te vinden als ze mogen scoren met een mooi plannetje maar niet thuis geven als ze moeten uitleggen waarom het toch niet door is gegaan of toch niet werkt. En waarom? Ofwel omdat ze het niet belangrijk vinden. Of omdat ze geen verhaal hebben. Beide valt niet uit te leggen.

Ik kan flauw doen en de aanwezigheid van de minister-president en het kabinet hier afdoen met de opmerking dat ze geen keus hadden omdat de Kamer om hun aanwezigheid had gevraagd, maar dat doe ik niet. Ik waardeer het oprecht dat ze hier zijn en ik zou ook willen beginnen met op te merken dat er wel zeker prestaties zijn waar dit kabinet, terugkijkend op 2004, trots op mag zijn. Let goed op, want dit deel van mijn bijdrage duurt nooit zo lang, maar prestaties waar dit kabinet in een debat als vandaag tevreden op mag terugkijken zijn bijvoorbeeld de daling van het aantal geweldsdelicten, de daling van de administratieve lasten bij het bedrijfsleven, de daling van het aantal verkeersslachtoffers, de afname van ziekteverzuim bij het Rijk en de toenemende bereikbaarheid van het aantal overheidsdiensten per internet. Dat is, denk ik, vanuit welke hoek de politieke wind ook waait, en hoe moeilijk het ook soms te beargumenteren valt of iets eigenlijk wel een resultaat is van politieke inspanningen, een felicitatie waard.

Er zijn natuurlijk meer goede prestaties te melden, net zo goed als ik nu zou kunnen beginnen met een waslijst aan zaken waar het kabinet het gewoon slecht doet. Dat ga ik nu niet doen. Ik wil mij in dit debat op een paar hoofdzaken concentreren. Mijn collega's zullen de komende weken per departement met alle bewindspersonen alle departementale triomfen en mislukkingen graag nader tegen het licht houden. BosDe hoofdlijnen dus. Wat is nu eigenlijk de grootste prestatie die dit kabinet wil leveren? Dat moet toch eigenlijk zijn het creëren van vertrouwen en draagvlak bij de bevolking voor de grote hervormingen waar het kabinet mee bezig is. Hoofddoelstelling van het kabinetsbeleid is uiteindelijk dat de Nederlanders zien en begrijpen waarom ze de afgelopen jaren zo hebben moeten inleveren, waarom er zoveel is bezuinigd, waarom er zoveel zuur is en zo weinig zoet. De belastingbetaler die recht heeft op waar voor zijn geld vraagt van dit kabinet resultaten, perspectief, luisterend vermogen, zelfreflectie. Mensen willen zien dat het allemaal ergens toe leidt, ze willen weten waar ze voor inleveren, ze willen een kabinet zien dat begrip heeft voor hun problemen en leert van wat er goed en fout gaat.

Op al deze fronten heeft het kabinet er in 2004 bar weinig van gebakken. De vertrouwenscijfers zijn nog nooit zo laag geweest. Dat wordt met name treffend geïllustreerd in de manier waarop in de diverse jaarverslagen over de economische ontwikkelingen in Nederland wordt geschreven. Het kabinet schrijft bijna trots dat de economische groei hoger is uitgevallen dan het voornemen was. Wel 1,4% in plaats van 1% groei. En ook de stijging van de werkloosheid valt mee. En gelukkig ligt het financieringstekort op het beoogde niveau. Maar dat is niet de werkelijkheid die mensen ervaren. Zij ervaren een heel andere werkelijkheid. Nederland was in 2004 de onbetwiste koploper in Europa met de hoogste stijging van de werkloosheid. Nederland stond in 2004 op plaats 23 van de 25 met betrekking tot economische groei; alleen Italië en Portugal deden het slechter. Nederland maakt de langste periode van laagconjunctuur mee in een halve eeuw: 17 kwartalen achter elkaar, dat is twee keer zo lang als gemiddeld! Nederland kent de grootste stijging van de werkloosheid sinds begin jaren tachtig: een verdubbeling van het aantal werklozen in vier jaar tijd, namelijk van 252.000 in 2001 naar 515.000 in 2005. In het Hoofdlijnenakkoord wordt gesteld dat de werkloosheid zonder maatregelen van het kabinet in 2007 zal verdubbelen ten opzichte van 2001 en dat die in 2007 tot 500.000 personen zal stijgen. Het resultaat van het kabinetsbeleid is echter dat niet pas in 2007 sprake zal zijn van een verdubbeling van het aantal werklozen maar al in 2005. Dat is een enorme prestatie.

In Nederland daalde in 2003, 2004 en in 2005 de koopkracht voor meer dan de helft van alle huishoudens. De mensen met de lagere inkomens en met de middeninkomens leveren elk jaar opnieuw meer in dan de personen met de hogere inkomens, ondanks alle mooie woorden van dit kabinet. De grote vraag tijdens een debat als dit is of dit ontwikkelingen zijn die dit kabinet zijn te verwijten. Naar mijn idee is dat het geval. Op elke economische verslechtering is namelijk gereageerd met bezuinigingen, waardoor beginnend herstel in de knop werd geknakt. Mensen moesten inleveren omdat dit van Brussel moest en nu wij ruim aan de Brusselse normen blijken te voldoen, krijgen zij van dit kabinet niets, nada, nakkes terug. Zelfs minister Brinkhorst – hij is toch niet de meest emphatisch aangelegde bewindspersoon van dit kabinet – liet bij monde van zijn topambtenaar Oosterwijk weten dat hij het niet goed vindt dat dit kabinet steeds van mensen vraagt om in te leveren en dat het hen nauwelijks laat meedelen als het eindelijk wat beter gaat. Hij vindt dat niet goed voor het herstel van het vertrouwen in het kabinet en in de economie. Natuurlijk speelt daarbij ook een rol dat mensen gaan sparen en oppotten als zij niet weten waar zij aan toe zijn, wat voor toekomst dit kabinet voor hen in petto heeft, zij daarover vooral bang worden gemaakt en in onzekerheid worden gebracht. Dan zal er geen sprake zijn van die impuls die onze economie zo hard nodig heeft. Graag hoor ik vandaag van de minister-president hoe hij die zorgwekkende trend meent te kunnen keren. De resultaten van het kabinetsbeleid vallen dus op een voor hem en voor ons cruciaal gebied heel beroerd uit. Het kabinet beroept zich erop dat de targets worden gehaald, maar dat is een Haagse werkelijkheid. Mensen zijn niet geïnteresseerd in de vraag of het KNMI het weer goed heeft voorspeld. Ze willen gewoon dat de zon schijnt en dat gebeurt veel te weinig.

Op een heel ander gebied zijn de resultaten prachtig: de WAO-instroom is in 2004 enorm gedaald, omdat de maatregelen die een paar jaar geleden door het illustere kwartet Vermeend, Hoogervorst, Zalm en Kok werden ingevoerd – ik doel op de PEMBA en op de Wet Poortwachter – goed blijken te zijn.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik gun de heer Bos zijn feestje. Het verheugt mij overigens dat hij vandaag Den Haag aandoet. De heer Bos spreekt over de Wet PEMBA en de Wet Poortwachter. Ik herinner mij dat de fractie van de PvdA uiteindelijk heeft voorgestemd, maar dat er in die fractie geen beweging was te krijgen om ook maar iets te doen aan zaken op het terrein van de WAO die met de Wet Poortwachter te maken hadden. Indertijd moest het initiatief komen van de fracties van het CDA en de VVD. De heer Bos mag nu mooie sier maken met die maatregelen, maar dat is onjuist.

De heer Bos (PvdA):

Ik ben bereid iedereen het krediet te geven dat hij verdient. Dat geldt dus ook voor de fractie van het CDA. Als zij heeft ingestemd met maatregelen die nu blijken te werken, geef ik toe dat zij dat destijds goed heeft ingeschat. Laten wij echter niet met elkaar verdonkeremanen en wegschuiven dat de fracties van de PvdA, de VVD en D66 uiteindelijk de verantwoordelijkheid hebben genomen om met deze maatregelen te komen. Zij vormden immers samen het kabinet. Met mevrouw Verburg ben ik verheugd over het feit dat die maatregelen resultaat blijken te hebben.

Mevrouw Verburg (CDA):

Het is sterker. Het initiatief kwam indertijd van de fracties van het CDA en de VVD, omdat daarover met de fractie van de PvdA niet viel te spreken. Zij merkte op dat, als mensen een beroep moeten doen op een WAO-uitkering, daarin geen verandering hoeft te komen. Is de heer Bos nog steeds van mening dat het goed is dat die mensen die uitkering hebben en dat daaraan niets hoeft te veranderen? De fractie van de PvdA doet immers ook niet mee als de herbeoordelingen en de WIA aan de orde zijn.

De heer Bos (PvdA):

Het kost mij inderdaad geen enkele moeite om te bevestigen dat onze fractie mensen die geen enkele kans maken op de arbeidsmarkt liever in de WAO ziet dan in de bijstand.

Mevrouw Verburg (CDA):

Als de heer Bos dit meent – ik neem hem vandaag serieus net als ik hem altijd serieus neem – dan moe hij nu tegen zijn fractie zeggen dat mensen niet alleen herbeoordeeld moeten worden maar dat ze ook in aanmerking moeten kunnen komen voor het reïntegratietraject. De fractie van de heer Bos stopt namelijk bij de herbeoordelingen.

De heer Bos (PvdA):

Wat mevrouw Verburg van mij vraagt, doen wij. Wij doen niet anders. Wij zijn niet tegen herbeoordelingen, wij zijn voor het aanbieden van reïntegratietrajecten. Alleen, voor mensen die geen enkel perspectief hebben dat die reïntegratie slaagt, willen wij dat zij een fatsoenlijke WAO-uitkering behouden. Dat perspectief heeft de fractie van mevrouw Verburg voor die mensen niet over.

Ik gun mevrouw Verburg haar kijk op de geschiedenis, maar ik wil het in dit debat nu graag over de toekomst hebben. De daling van de WAO-instroom waar dit kabinet in de verantwoordingsverslagen terecht op wijst, is een echte daling van de instroom. Dat wil zeggen: het gaat om minder mensen die arbeidsongeschikt worden en meer mensen die aan het werk blijven. Dat is echt een resultaat om met elkaar trots op te zijn. Maar nu is een andere doelstelling van deze gehele verantwoordingsexercitie dat wij met elkaar proberen te leren van resultaten, ook van dit soort resultaten. Volgens mij is het heel simpel. Als het goed gaat, moet je het zo laten. Dit kabinet doet het precies andersom. Als iets fout gaat, laten ze het bij het oude en gaan ze onverdroten door. Kijk naar de voorbeelden die ik net gaf over de economie. Maar het omgekeerde is helaas ook waar: als iets goed gaat, gaan ze het opeens anders doen. Dat geldt voor de WAO. Kan iemand mij hier uitleggen – ik kijk dan toch de minister-president maar aan – waarom, als we voor het eerst sinds jaren goede resultaten boeken bij het verminderen van het aantal WAO'ers, nu het hele systeem weer overhoop moet worden uitgehaald? En wil die persoon mij dan ook uitleggen waarom als het aantal WAO'ers lager wordt en de kosten van de WAO dus ook dalen, er door dit kabinet een beleid gevoerd wordt waardoor de premies juist omhoog gaan? En kan hij dan ook uitleggen waarom hij een nieuw WAO-systeem waarin het aantal WAO'ers vooral daalt omdat ze van de WAO naar de bijstand gaan, verkiest boven de huidige praktijk waarin we zien dat een daling van de WAO gewoon eerlijk betekent dat mensen aan het werk blijven?

Ik noem ten slotte nog één voorbeeld dat mij zorgen baart. Ook hierbij gaat het om de vraag of dit kabinet werkelijk bereid is naar de resultaten van zijn beleid te kijken en daar lering uit te trekken. Kinderopvang. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid hanteert als één van haar belangrijkste doelstellingen, en terecht, dat het combineren van arbeid en zorg verbeterd moet worden. De nieuwe Wet kinderopvang is ingevoerd, maar volgens recente krantenberichten maakt 10% van de ouders om financiële of andere redenen minder gebruik van kinderopvang. Ook zien we het aantal werkgevers dat mee gaat betalen, dalen. Ook hierbij is mijn vraag: wat leert het kabinet hiervan? Wat gaat het er aan doen? Ons antwoord op die vraag is in ieder geval duidelijk: het wordt hoog tijd dat we in Nederland een goed stelsel van kinderopvang zien als een algemene basisvoorziening die voor iedereen die dat nodig heeft ter beschikking staat en voor het overgrote deel uit de algemene middelen wordt gefinancierd. Als het benadrukken van eigen verantwoordelijkheid ertoe leidt dat het aanbod van kinderopvang verschraalt en het aantal vrouwen dat de arbeidsmarkt opgaat vermindert, kies ik liever voor een benadering waarin niet de eigen verantwoordelijkheid maar het algemeen belang vooropstaat en het voor met name vrouwen gemakkelijker gemaakt wordt arbeid en zorg te combineren. Hoe je het ook wendt of keert, dat is langzamerhand echt niet meer alleen in het belang van die vrouwen, maar in het belang van ons allemaal.

Ik rond af. Dit debat had over veel meer kunnen gaan dan de paar onderwerpen die ik nu heb aangestipt. Mijn collega's zullen na mij vast en zeker nog een hele reeks onderwerpen aan dit rijtje toevoegen. Voor mij gaat het uiteindelijk hierom. Dit kabinet vraagt heel wat van de burgers van Nederland. Dat zou de PvdA ook hebben moeten doen als wij in het kabinet hadden gezeten. Bezuinigen, inleveren, hervormen, dat gaat je als burger allemaal niet in de koude kleren zitten in tijden dat het economisch toch al tegen zit.

Niettemin ben ik ervan overtuigd dat het ook met zo'n moeilijke opgave mogelijk is om vertrouwen en draagvlak te creëren, door perspectief te schetsen in plaats van mensen bang te maken voor de toekomst, door de lasten eerlijk te verdelen in plaats van door de mensen die het toch al moeilijk hebben, steeds weer de hoogste prijs voor het economisch herstel te laten betalen, door mensen sneller mee te laten delen in de vruchten van het economisch herstel, door oog te hebben voor het feit dat voor de toekomst van dit land meer zaken belangrijk zijn dan alleen de ontwikkeling van het financieringstekort, door te leren van de feiten, door open te staan voor kritiek, door je lijn bij te buigen, als de zaken niet goed gaan, en de boel niet onnodig overhoop te halen, als het wel goed gaat.

Houd dus op met klagen over negativisme en cynisme onder de Nederlanders, zeg ik tegen de minister-president en zijn collega's. U kweekt het zelf door volstrekt onvoldoende te investeren in de hoop, de samenwerking en het toekomstperspectief dat mensen zo hard nodig hebben om ook in moeilijke tijden vertrouwen te houden in hoe wij en u met hun toekomst bezig zijn. Daar ligt uw grootste falen en dat reken ik u zwaar aan.

Mevrouw Verburg (CDA):

Voorzitter. Vandaag gaat het om de verantwoording van het beleid over 2004. Het CDA gaat dit debat graag aan, want de overheid geeft miljarden euro's uit die opgebracht worden door de belastingbetaler, dus spreekt het voor zich dat er tekst en uitleg wordt gegeven over het gevoerde beleid, wat dat heeft gekost en welke resultaten het heeft opgeleverd.

Wij hebben het vandaag over het jaar 2004, en dat was een turbulent jaar. Je zou het al bijna vergeten, maar het begon op 13 januari met die afschuwelijke moord op Hans van Wieren, de leraar die zich met hart en ziel inzette voor zijn vmbo-leerlingen, om hen zo goed mogelijk af te leveren voor de maatschappij. Heel Nederland was verbijsterd. Vlak daarop bleek in Madrid dat terrorisme niet langer een zaak van de Verenigde Staten of het Midden-Oosten is. In november werd de hele wereld opgeschrikt door de brute moord op cultuurmaker Theo van Gogh.

Ook de economische groei viel tegen door te hoge loonkosten, jarenlang opgebouwd, en het zwakke concurrerende vermogen, waardoor nog indringender duidelijk werd dat hervormingen en toekomstgerichtheid noodzakelijk zijn. In 2004 hadden wij bovendien te maken met jarenlang opgebouwde achterstanden in het onderhoud van de wegen en het spoor, en met achterstallig onderhoud in het onderwijs, de zorg en de sociale zekerheid.

Een compliment voor dit kabinet, en met hen alle gemotiveerde en hardwerkende ambtenaren, is verdiend. Ondanks al deze rampen en tegenslagen heeft het kabinet koers en tempo gehouden. Met de blik op de toekomst heeft dit kabinet doorgezet, omdat Nederland dat nodig heeft. Onze ouderen, onze kinderen, onze kleinkinderen, iedereen heeft vernieuwing nodig, met oog voor toekomst. Dit is het kabinet van minder regels en meer vertrouwen in mensen en hun organisaties, van minder algemene maatregelen en meer maatwerk. Dit kabinet staat dichterbij de mensen.

Als concrete maatregelen dan dichterbij komen, kan het inderdaad onrustig worden, bijvoorbeeld op het Museumplein. Echter, om de toekomst met opgeheven hoofd tegemoet te kunnen treden is het noodzakelijk om gevestigde belangen ter discussie te stellen. De tijd van pappen en nathouden, van de boel een beetje bij elkaar houden, is definitief voorbij.

Het jaar 2004 wordt gekenmerkt door hervormingen en investeringen. Er is bijvoorbeeld geïnvesteerd in de zorg. Nadat de wachtlijsten in de zorg jarenlang langer werden, zijn zij drastisch verkort. De veiligheid is toegenomen. Het DNA van boeven mag eindelijk worden opgeslagen. Treinen rijden beter op tijd en op stations is het veiliger geworden. Bovendien liggen de prioriteiten weer goed. Beter twee op één cel in de gevangenis en één op een kamer in de zorg dan andersom. Daar zijn belangrijke stappen mee gemaakt. Bovendien zitten er minder mensen in de uitkering. En wie wil nog van de Wet Werk en Bijstand af? Grote sociaal-economische hervormingen zijn een feit, zodat Nederland kan aanhaken als de economie aantrekt. Teleurstellend is echter wel de constatering dat vrijwel al het extra geld voor Verkeer en Waterstaat gestopt moest worden en anno 2005 nog steeds gestopt moet worden in achterstallig onderhoud van vaarwegen en het spoor. Desondanks rijden de treinen, zoals gezegd, meer op tijd, zijn er spitsstroken aangelegd en komt de spoortunnel in Delft er eindelijk.

Mevrouw Kant (SP):

De wachtlijsten in de zorg zijn inderdaad iets korter geworden, maar ik vind de regering op dat punt erg optimistisch. Daarover wil ik u twee vragen stellen. Het is een beetje selectief shoppen, want in de geestelijke gezondheidszorg en in de jeugdzorg zijn de wachtlijsten juist langer geworden. Wat is uw reactie daarop? Als de wachtlijsten korter zijn geworden, zijn zij dus nog niet weg. Er wachten nog steeds 50.000 ouderen op zorg. Dat moet het CDA toch ook aan het hart gaan, lijkt mij.

Mevrouw Verburg (CDA):

Dat gaat ons zeer aan het hart. Wij vinden dan ook dat de wachtlijsten verder weggewerkt moeten worden, maar wij hebben kunnen vaststellen dat de gemiddelde wachttijd is teruggebracht van zeven weken naar vijf weken. Dat is een goede stap vooruit. In deze tijd, met een beperkt budget, is dat een hele prestatie. U hebt echter gelijk: ook wij vinden dat de wachtlijsten nog verder teruggedrongen moeten worden.

Mevrouw Kant (SP):

Ik had twee vragen gesteld. De door u genoemde beperking van de wachttijden van zeven weken naar vijf weken gaat over ziekenhuizen. Ik noemde het voorbeeld van de ouderen. Er zijn nog steeds 50.000 ouderen die niet de noodzakelijke zorg krijgen. Wat is de reactie van de CDA-fractie daarop? Mijn tweede vraag betrof sectoren zoals de jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg, waarin de wachtlijsten langer worden. Dat lijkt mij toch niet helemaal de bedoeling.

Mevrouw Verburg (CDA):

Mevrouw Kant weet met mij dat in de jeugdzorg geweldig hard wordt gewerkt en extra wordt geïnvesteerd om de jarenlang opgebouwde wachtlijsten weg te werken en vooral ook om de schotten tussen de instellingen en de organisaties weg te werken. Wij kunnen er immers nog vele miljoenen bij storten, maar als wij niets doen aan de samenwerking, zullen wij hier nog heel vaak praten over kinderen die in de jeugdzorg op een dramatische manier, soms ten koste van hun eigen leven, tussen de wal en het schip raken. Met andere woorden: er moet nog veel meer gebeuren, maar het is ook goed om vast te stellen dat er beweging in zit en dat de trein rijdt.

Mevrouw Kant (SP):

U bevestigt nu eigenlijk wat ik zeg: er zijn sectoren waar de wachtlijsten langer worden en de wachtlijsten die korter zijn geworden, zijn nog steeds te lang. Wat gaat het CDA daaraan doen? U zegt dat er meer moet gebeuren, maar er komt voor deze problemen niet meer geld beschikbaar.

Mevrouw Verburg (CDA):

Daar hebben wij het vandaag niet over. Wij kijken nu terug naar de verantwoording. Ik wijs erop dat wij vorig jaar, bij de begroting, 10 mln. extra hebben uitgetrokken voor de jeugdzorg. Dat geldt wordt ook besteed en er wordt op dit moment geweldig hard gewerkt aan het afbreken van die muren. Ik wijs er ook op dat de operatie Jong op een nog nooit vertoonde manier fors op gang is gezet om dit soort zaken in samenhang met elkaar te bezien. Mevrouw Kant kan dat allemaal weten, want ook zij weet dat er bij de verschillende departementen soms heel hoge muren zijn die niet afgebroken worden als de regering daar niet een geweldige inzet voor pleegt. Dat doet deze regering.

De heer Bos (PvdA):

Ik ben geïntrigeerd door uw opmerking dat wij met grote hervormingen bezig zijn, zodat Nederland weer kan aanhaken bij het economisch herstel, als dat plaatsvindt. Volgens mij is door de minister van Financiën zelf in de stukken de trieste werkelijkheid beschreven dat het economisch herstel plaatsvindt, maar dat Nederland niet aanhaakt. Hoe kan dat nou?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik heb de heer Bos horen zeggen dat de Nederlander er niet op zit te wachten dat het KNMI voorspelt dat de zon misschien gaat schijnen, maar dát de zon gaat schijnen. De heer Bos vertelt natuurlijk sprookjes, want hij weet ook dat je de zon niet kunt laten schijnen door te zeggen dat je wilt dat de zon schijnt. En zo is het ook met de economie. In tegenstelling tot wat de heer Bos hier heeft staan verkondigen, kan de overheid maar heel weinig doen aan de economie en de economische dip. Wij hadden overigens wel eerder wat kunnen doen. Het kabinet had zich in de tijd dat het economisch geweldig ging, in de tijd dat de meevallers tegen de plinten op klotsten, moeten afvragen of Nederland gereed was voor de toekomst. Zijn er toen voldoende maatregelen op de rit gezet voor de vergrijzing en de zorg? Dat is helaas niet gebeurd.

De heer Bos (PvdA):

Daarom is het ook zo goed dat het kabinet dat er toen zat al die CDA-voorstellen voor verdere lastenverlichting afwees bij monde van de minister van Financiën, die daar nu nog hartelijk om kan lachen, zoals ik zie. In het jaarverslag dat de minister van Financiën namens het hele kabinet heeft geschreven, staat dat er op dit moment op wereldschaal een herstel plaatsvindt, in de wereldhandel en de export, dat zich niet vertaalt in het Nederlandse aandeel in de groei. Dat is een van de redenen dat veel van die cijfers tegenvallen. Het is van tweeën één. Óf u zegt dat het kabinet niets kan doen aan de economie en de groei van de werkgelegenheid, maar dan wil ik u nooit meer trots horen zijn op de economische prestaties van dit kabinet. Dan is het allemaal een kwestie van dingen die zich buiten onze controle om voltrekken. Óf u zegt dat het kabinet daar wel degelijk iets voor kan betekenen. Dan mag u trots zijn als het goed gaat, maar dan moet u ook verantwoording durven af te leggen als het niet goed gaat. De economische groei in 22 van de 25 landen in Europa is beter dan die in Nederland. Dan hebt u uit te leggen aan de Nederlandse burgers en belastingbetalers waarom het resultaat dat u voor hen in petto had, ondanks het feit dat zij veel hebben ingeleverd en ondanks de bezuinigingen, er nog steeds niet is.

Mevrouw Verburg (CDA):

U zult mij of iemand anders van de CDA-fractie nooit horen over de economische prestaties van dit kabinet. Ik heb u overigens wel eens realistischer horen praten. De overheid kan en moet randvoorwaarden scheppen voor ondernemers om te kunnen ondernemen en voor burgers om aan de slag te kunnen gaan en blijven. Een van die voorwaarden is de hoogte van de loonkosten. U weet, of u kunt in ieder geval weten, dat de loonkosten in de afgelopen jaren de pan uit zijn gestegen. Dat is gebeurd omdat de arbeidsmarkt in bepaalde sectoren schaars is geworden, waardoor wij duur betaalde krachten moesten zoeken, hetzij hier, hetzij elders. De wachtlijsten in de zorg zijn opgelopen vanwege een gebrek aan personeel. De lesroosters op scholen waren gatenkazen, waardoor leerlingen onvoldoende geschoold de opleiding verlieten. Dat is in het verleden gebeurd. Dit kabinet heeft te maken met de resultaten van dat beleid. Dat heb je onder ogen te zien en toch je verantwoordelijkheid te nemen. Dan moet je door moeilijke keuzen heengaan. Ik heb u net horen zeggen dat u wel wist dat de PvdA, als zij was gaan regeren, ook moeilijke keuzen had moeten maken, maar ik heb nog niet gehoord waar u dan voor was gaan staan.

De heer Bos (PvdA):

De werkelijkheid is heel simpel voor het CDA. Als het niet zo goed gaat, is het altijd de schuld van vorige kabinetten. Als het wel goed gaat, mag het CDA trots zijn. U doet maar!

U vergeet overigens een andere reden te noemen waarom de loonkosten in Nederland op dit moment sterker stijgen dan gewenst. Twee jaar geleden zat het kabinet heel dicht bij een akkoord met de vakbeweging, waarmee een nullijn gegarandeerd zou worden. Het kabinet koos ervoor om de confrontatie aan te gaan en ruzie te maken en zit nu opgescheept met loonstijgingen die vele malen hoger zijn dan wanneer het gekozen had voor een strategie van samenwerking.

Voor mijn laatste opmerking grijp ik terug naar het begin van mijn interruptie. U zegt dat wij kunnen profiteren van het herstel als de hervormingen maar een kans krijgen. Ik herhaal de woorden van het kabinet zelf: het herstel vindt reeds plaats. Voorzien was een groei van de wereldhandel met 6,5% in 2004, het werd zelfs meer: 7,4%. Toch kon Nederland hier niet optimaal van profiteren. De minister van Financiën heeft het zelf geschreven. Er is dus echt iets mis met wat dit kabinet doet.

Mevrouw Verburg (CDA):

U zegt dat het herstel op gang is gekomen. Ik ben dat met u eens, maar het is nog een voorzichtig herstel. Ik ben een optimistisch mens en mijn fractie is een optimistische fractie. Wij hebben goede hoop dat het herstel zich het komende jaar voortzet. Wij hebben jarenlang het Nederlandse poldermodel uitgedragen en zelfs geëxporteerd. Er zijn prijzen voor in ontvangst genomen. Ik stel met u vast dat het poldermodel uiteindelijk slachtoffer is geworden van zijn eigen succes. Wij dachten dat het niet meer anders zou kunnen. Het gat waarin wij gevallen zijn, is dus dieper dan wij oorspronkelijk dachten en hoopten. Ik laat de heer Bos zijn eigen duiding voor waar het CDA voor staat. Ik stel vast dat het CDA niet wegloopt voor moeilijke keuzen. Wij willen daarbij altijd perspectief voor de toekomst blijven zien. Burgers en bedrijven moeten het beter krijgen. Wij willen mensen inschakelen in plaats van uitschakelen of op slot zetten in een uitkering.

Een aantal grote operaties is naast een aantal prestaties in de steigers gezet. De Wet maatschappelijke ondersteuning, de nieuwe Zorgverzekeringswet, inclusief de Wet op de zorgtoeslag, de levensloopregeling, de lumpsumfinanciering in het onderwijs, het inkomensbeleid op maat per huishouden: het komt er allemaal aan. De veranderingen dienen zich een voor een aan. Dit alles om de verantwoordelijkheid en de keuzemogelijkheden daar te leggen waar ze horen: dicht bij mensen en hun organisaties.

De CDA-fractie maakt zich op enkele punten nog wel zorgen. Met al deze grote veranderingen moet nog een doel worden bereikt, namelijk veel minder bureaucratie, minder formulieren, minder wachttijden voor de mensen en een beter gerichte dienstverlening. Het is voor het draagvlak van overheidsbeleid noodzakelijk dat de overheid goed functioneert. Zij moet anderen, maar ook zichzelf, wijzen op verantwoordelijkheden en onvolkomenheden en waar nodig tekortkomingen scherp corrigeren. Uit de jaarverslagen blijkt dat in verschillende sectoren de zaken niet goed zijn geregeld. De bouw van nieuwe woningen blijft in 2004 ver achter bij wat nodig is en bij wat is afgesproken. De corporaties zitten op ongeveer € 15 mld., terwijl gemeenten een probleem hebben of krijgen omdat zij niet van hun bouwgrond afkomen. Dat moet anders en beter. Ik verneem graag een reactie van het kabinet.

Bij de toekenning van individuele huursubsidie zijn veel problemen opgetreden. Er is zelfs sprake van onrechtmatig aangegane verplichtingen. De Rekenkamer acht de onvolkomenheden zo ernstig, dat zij officieel bezwaar heeft gemaakt tegen het financiële beheer van de huursubsidie. Het ministerie van VROM draagt de uitvoering van de huursubsidie per 1 januari 2006 over aan de Belastingdienst. Ook over de uiteindelijke verantwoordelijkheid van de afbakening is de Rekenkamer niet te spreken. Ik verneem hierop graag een reactie.

Verder is de Rekenkamer van oordeel dat er ernstige onvolkomenheden voorkomen in de uitvoering van het controlebeleid van de huursubsidie. Dit oordeel wordt vooral ingegeven door aanhoudende knelpunten in de uitvoering van de gegevensuitwisseling tussen de huursubsidie en de gemeentelijke basisadministratie en de afhandeling van signalen over ontbrekende of foutieve bewoningsgegevens. Ik zeg dit tegen minister Pechtold, die verantwoordelijk is voor de Andere Overheid en vooral voor het veel beter communiceren tussen overheidsinstellingen en uitvoerende diensten.

De CDA-fractie staat voor de overgang per 1 januari 2006 van de uitvoering van de huursubsidieregeling. Een systeem met fouten overdragen aan de Belastingdienst, die toch al de handen vol heeft, leidt echter gegarandeerd tot problemen. Deze problemen komen op het bordje te liggen van juist die burgers die de huursubsidie zo hard nodig hebben. Op welke termijn en hoe lossen de bewindspersonen dit op?

De CDA-fractie constateert dat het voorschotbeheer misgaat bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Dit wordt zo langzamerhand een repeterende breuk. Ik roep de verantwoordelijke bewindspersonen op er iets aan te doen en ons dat te laten weten.

Bij het ministerie van Defensie is een probleem bij het munitiebeheer gebleken. Het mag toch niet voorkomen dat er bij diefstal meer bommen en granaten, oftewel pistolen, worden teruggevonden dan men dacht dat er gestolen waren?

Bij het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is een probleem bij het subsidiebeheer ontstaan. Op aandrang van de Kamer en van de Rekenkamer is een plan van aanpak opgesteld dat het oerwoud aan subsidieregelingen moet stroomlijnen. Het gaat dan vooral om de rechtmatigheid van de subsidieverstrekking. In een aantal subsidies is al behoorlijk orde op zaken gesteld. Die durf en dat doorzettingsvermogen zouden andere departementen wellicht ook eens kunnen tonen. Toch willen wij graag van de bewindspersonen van VWS vernemen hoe dit wordt aangepakt en wanneer dit probleem echt uit de wereld zal zijn.

Bij Binnenlandse Zaken zijn er meer grote probleemgebieden. Dat is ten eerste de beloningsstructuur voor hoge ambtenaren op alle departementen. Officieel deugt het allemaal wel, maar erg inzichtelijk is het niet. Heb je geen recht op een dienstauto, dan declareer je bijvoorbeeld voor € 50.000 taxikosten per jaar. Dit soort zaken kunnen echt niet door de beugel en graag horen wij wat daaraan gebeurt!

Het CDA is er trots op dat dit kabinet als eerste werk maakt van de soms torenhoge inkomens in de publieke en semi-publieke sector. De eerste stap is gezet door inzichtelijk te maken wat de mensen aan de top verdienen en dat is nieuw. Eerder is wel eens lippendienst bewezen aan het probleem, nu wordt het daadwerkelijk aangepakt. Vroeger hadden wij er namelijk geen idee van, nu worden stappen gezet. Het effect daarvan zien wij graag zo snel als mogelijk tegemoet.

Dan de ICT. Alle bazen op alle departementen hebben wel een plan voor de toekomst maar hoever het daarmee staat en wanneer die systemen ook met elkaar gaan communiceren waardoor de dienstverlening aan burgers en organisaties kan worden verbeterd, daarvan bestaat op dit moment blijkbaar geen idee. Sterker, veelal weet men niet eens welke systemen men in huis heeft. Gezien de cruciale rol van ICT bij de uitwerking van het project Andere Overheid kan dat toch niet langer? Neem bijvoorbeeld de politie. Het is toch niet uit te leggen dat politiekorpsen met verschillende systemen werken waardoor er niet intern kan worden gecommuniceerd? Wat betekent dat voor de veiligheid van de burgers? Kan de minister aangeven wat daaraan wordt gedaan en wanneer de beleidsmaatregelen worden verantwoord?

Ik zei dat er op het departement van BZK meer grote problemen bestaan, maar blijkens het jaarverslag lijken dat er alleen maar meer te worden. Wat er aan problemen wordt opgelost, komt er elders op het departement of op lokaal niveau weer bij, of het nu gemeentepolitiek is of de eigen organisaties. De regels blijken als een waterbed elders op te duiken als wij ze in Den Haag wegdrukken.

Dan het onderwijs. Voor het CDA is het cruciaal dat dit kabinet de verantwoordelijkheid bij de scholen legt. Hoe staat het daarmee? Is er voor de leraren en de schooldirecteur ook een feitelijke afname van regeltjes en procedures te bespeuren en wordt dat in de praktijk ook als zodanig ervaren? Wat doet de minister daaraan? Uit het verslag blijkt dat dit allemaal nogal tegenvalt. Wij houden de minister aan de afgesproken 25% minder regels in 2007. Zij schrijft zelf dat het nog maar de vraag is of dat kan worden gehaald, maar wij zullen haar daar in ieder geval aan houden. De vraag is hoe zij dat denkt waar te kunnen maken.

Voorzitter. Gelukkig valt het lerarentekort in 2004 mee. De vraag is echter of wij ook op koers liggen voor de toekomst. Als de economie stevig aantrekt, krijgen wij dan niet hetzelfde probleem als onder Paars II, namelijk dat veel docenten kiezen voor een gsm en een laptop in de ICT-branche?

De innovatie. Ik vraag de premier wat de stand van zaken is en wat burgers en bedrijven daar op korte termijn concreet van gaan merken.

Decentralisatie kan leiden tot evenveel of zelfs meer regels, maar dan elders. Het gaat niet om het aantal regeltjes of circulaires, het gaat om de mensen in het land, het gaat om de beleving op straat. Het CDA is principieel van mening dat mensen zelf hun verantwoordelijkheid moeten kunnen nemen en keuzes moeten kunnen maken. Dus moeten knellende regels en overbodige procedures weg. Een vrijwilliger mag geen bier schenken, maar wel chocomel omdat het plafond in de kantine van de sportclub te laag is. Een sportmoeder mag geen bitterballen bakken, omdat het aanrecht in de keet langs het veld te laag is.

Er worden slagen gemaakt met de regels, maar er is nog een wereld te winnen zoals blijkt uit recent gepresenteerde rapporten van CIVIQ en NOC-NSF. De CDA-fractie wil voor mensen en bedrijven één loket voor overheidszaken. Gegevens voor overheidszaken zoals bijstand, huursubsidie, belastingen, premies enzovoort moeten één keer worden aangeleverd. Vergunningen moeten één keer worden aangevraagd en moeten ook daadwerkelijk worden verleend als de verlener niet binnen zes maanden reageert. In Spanje is het bewijs geleverd dat dit prima werkt. Wij denken bijvoorbeeld aan bouw-, kap-, hinderwet- en milieuvergunningen. Waartoe dient dit alles? Voor de mensen in de straat, de politieagent, de boer, de bakker, de oppasmoeder en de arts, maar ook voor de ambtenaren moet de bureaucratie omlaag en de dienstverlening omhoog.

Er is veel bereikt in 2004, maar om draagvlak voor veranderingen te krijgen en te houden, moet ook het voorwaartse kabinetsbeleid gericht zijn op minder papierwerk, minder bureaucratie en dus op meer service, meer mensen centraal of meer maatwerk. Laat dat de les zijn van vandaag, ook voor onszelf als Kamer. Als het om regeltjes gaat, dan kunnen veel fracties in deze Kamer er ook wat van.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Bij die laatste woorden sluit ik graag aan. Ik zat ook nog te denken aan het rare regeltje dat softdrugs wel gebruikt en verkocht mogen worden, maar niet mogen worden aangeleverd. Dat is ook iets dat je eigenlijk niet kunt begrijpen. Daarover gaat mijn vraag echter niet.

Mevrouw Verburg (CDA):

Wij kunnen ook besluiten om de softdrugs niet meer te leveren.

De voorzitter:

Dat debat is hier herhaaldelijk gevoerd, dus nu naar de vraag van mevrouw Halsema.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb met belangstelling naar uw verhaal geluisterd. Ik ben ook blij dat u zegt dat mensen meer centraal moeten staan en dat er maatwerk moet worden geboden. Maar wij kunnen toch niet ontkennen dat wij inmiddels in een vertrouwenscrisis terecht zijn gekomen? Op dit moment heeft 81% van de bevolking geen vertrouwen in dit kabinet. Kunt u mij dat eens uitleggen?

Mevrouw Verburg (CDA):

Nee, dat kan ik u niet uitleggen. Ik weet wel dat wij in een moeilijke periode zitten en daarover heb ik ook het een en ander gezegd. Het is natuurlijk heel vervelend als iedereen moet inleveren en dat niet één jaar, maar ook langer. Dat doet pijn, overigens niet alleen bij de lage inkomens, maar ook bij middeninkomens die nergens subsidie of korting voor krijgen. Wij vragen daar ook aandacht voor. Het is belangrijk dat het kabinet verder werkt aan herstel van vertrouwen bij burgers en organisaties via innovatie, minder regeltjes en een betere service en dienstverlening.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Volgens mij wordt er al drie jaar in algemene termen gesproken over herstel van vertrouwen en de noodzaak daarvan. Wij zien echter dat het vertrouwen van burgers afkalft. Dit beleid is ons verkocht als een voorwaarde voor economisch herstel. Economisch herstel blijft uit. Consumentenvertrouwen daalt. Producentenvertrouwen daalt. Mensen zijn inmiddels zo bang voor de economische afgrond waaraan wij zouden staan dat zij sparen en oppotten. Dit kabinet is in zijn eigen voet aan het schieten. Hoe denkt u dat vertrouwen te gaan herstellen? Ik zie het alleen maar slechter worden.

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik deel de analyse van mevrouw Halsema niet. Ik zie wel dat mensen ongeduldig zijn als het gaat om het herstel van de economie en dat zij bang zijn om hun baan te verliezen en dat zij bang zijn om niet aan het werk te komen. Maar er is meer. Burgers zijn ook bang voor hun veiligheid, terrorisme en andere zaken die in de samenleving spelen. Ik ben met u eens dat er nog heel veel moet gebeuren, maar dat kan het kabinet niet in zijn eentje. Wij hebben daar meer mensen en organisaties in de samenleving voor nodig. De maakbaarheid van de samenleving is namelijk definitief aan diggelen en ik ben blij toe. Wij moeten met elkaar vaststellen dat wij jarenlang de indruk hebben gewekt – en sommigen doen dat nog – dat de overheid ervoor kan zorgen dat de zon schijnt en dat je de overheid of het kabinet erop kunt aanspreken als de zon niet schijnt. Zo heeft de wereld nooit in elkaar gezeten en zo zal die ook nooit in elkaar zitten. Het zou goed zijn om dat met elkaar ook vast te stellen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Nee, ik hoor niet bij de mensen die denken dat het kabinet de zon kan laten schijnen. Dan had ik namelijk vandaag wel een motie van wantrouwen ingediend, want de zon blijft al een maand uit. Dat is dus het punt niet. Het punt is dat de werkloosheid is toegenomen. Mensen raken onzekerder over hun baan en zijn soms bang dat zij die kwijtraken. De samenleving is niet maakbaar, maar zij kan wel door de overheid in de juiste richting worden gestuurd. Het valt mij op dat u, na twee jaar, zo defaitistisch bent. U zei net dat de economie en de samenleving niet kunnen worden gestuurd. Wat denkt u nog te gaan doen de komende twee jaar?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik heb niet gezegd dat de economie niet kan worden gestuurd. Ik stel echter wel vast dat het niet de overheid is die de economie maakt. De economie wordt voor een groot deel door internationale verhoudingen en ontwikkelingen bepaald. De overheid kan wel voorwaarden scheppen. In de periode dat het geweldig goed ging en dat wij op een hoge economische golf zaten, is te veel nagelaten om vooruit te denken omdat wij toen dachten dat er nooit meer werkloosheid zou komen. Juist in zo'n periode zou moeten worden nagedacht over mindere tijden.

Ik heb vastgesteld dat het achterstallige onderhoud groter was dan was verwacht en gehoopt. Wij zijn bezig om dat weg te werken door nieuwe structuren en nieuwe service- en dienstverlening op te zetten. Het wegwerken van achterstallig onderhoud is hard nodig, zowel van dat aan wegen als aan dat van andere onderdelen van de samenleving. Wij moeten tegelijkertijd voorkomen dat er nieuwe achterstanden ontstaan. Daarvoor is de vernieuwingsagenda van het kabinet zo belangrijk.

Mevrouw Kant (SP):

U kunt wel zeggen dat dit nodig is, maar de mensen geloven u niet. Er is wel degelijk sprake van een vertrouwenskwestie tussen dit kabinet en de burgers van dit land. Ik vind dat u daar nogal makkelijk over doet. Uit het onderzoek "21minuten" bleek dat slechts 13% van de bevolking het beleid van het kabinet steunt. Dat is bitter weinig. Als de steun maar 13% is, kan dat niet alleen in de achterban van de oppositie zitten. Dat klopt ook volgens het onderzoek. Van de achterban van het CDA is 40% het oneens met het kabinet en is 27% het eens. Dat moet u toch verontrusten?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik heb al eerder gezegd dat wij in een buitengewoon moeilijke fase zitten. In die fase is dit kabinet bezig om maatregelen te nemen die voorwaarden scheppen om daaruit te komen. Ik herken het ongeduld van mensen, zowel in de Kamer als in de samenleving. Zij vragen zich af wat het nieuwe beleid voor gevolgen heeft voor hen. De Wet maatschappelijke ondersteuning is bijvoorbeeld nog niet eens naar de Kamer gezonden. Burgers willen echter wel al weten wat die wet voor hen betekent. Het herstel heeft zich ingezet. Ik ben net zo ongeduldig als u. Ik wil alles doen wat mogelijk is om het herstel te bevorderen. Een kabinet dat het aandurft om moeilijke maatregelen te nemen, kan vaak op minder applaus rekenen dan een kabinet dat een klein beetje met wind mee zeilt. Ik denk dat het goed is dat het kabinet doorgaat en dat het uitlegt en toelicht waar het mee bezig is. De Kamer heeft daar ook een taak in. Alles moet worden gedaan om voorwaarden te creëren en de vernieuwing door te zetten zodat de zaken volgend jaar en het jaar daarop wel op de rails staan.

Mevrouw Kant (SP):

U zegt nu weer dat mensen ongeduldig zijn en dat mensen niet begrijpen waarom de maatregelen noodzakelijk zijn. Dat vroeg ik u niet. Het gaat er niet om dat mensen ongeduldig zijn. Het punt is dat slechts 13% het eens is met de keuzes die dit kabinet maakt. Wie vertegenwoordigt u nu eigenlijk? Het zou mij erg ongerust maken als ik coalitiepartij was en maar 13% van de bevolking mijn beleid steunde. Waarom wordt u daar niet ongerust van? Waarom stelt het beleid niet bij als die kloof zo groot is en het vertrouwen zo laag?

Mevrouw Verburg (CDA):

Ik vind het onderzoek 21minuten heel goed. Er kan uit worden opgemaakt waar de Nederlandse bevolking staat en wat zij vindt van de veranderingen en vernieuwingen die juist door dit kabinet zijn ingezet. Het is verbazingwekkend met hoe veel van die maatregelen de bevolking het eens is. Ik noem het aan de slag helpen van mensen die aan de slag kunnen. Ik doel ook op meer boeven in één cel en ervoor zorgen dat mensen in de zorg op één kamer toch privacy hebben. Het is bekend dat, als je, ook als kabinet, tegen de wind in moet trappen, het erg moeilijk is om daarvoor geweldig veel support te krijgen in het land.

Het gaat erom dat je blijft aangeven welke richting het op gaat en dat je aantoont dat je met de genomen stappen uit deze moeilijke economische periode komt, alsook dat je de samenleving zo hebt ingericht dat solidariteit onder de mensen blijft bestaan, alsmede dat solidariteit en duurzaamheid betaalbaar en houdbaar zijn en blijven.

De heer Van As (LPF):

Voorzitter. Namens mijn fractie, Lijst Pim Fortuyn, is het mij een genoegen om mij vandaag tot het voltallige kabinet te richten. Het is heel bijzonder dat ik alle ministers hier heb gezien. Niet alleen minister Zalm moet op zijn prestaties worden afgerekend, maar ook de andere ministers en staatssecretarissen. Vandaar dat wij het zo op prijs stellen dat het kabinet hier nagenoeg voltallig is.

Wij zullen het kabinet op een kritisch-positieve wijze benaderen. Wij zijn van mening dat het Hoofdlijnenakkoord het gevolg is van het Strategisch Akkoord. Daarin hebben wij ons kunnen vinden. Wat dat betreft schuwen wij onze verantwoordelijkheid niet. Wij zijn een oppositiepartij; wij zullen het kabinet zeker steunen in die zaken waarin wij ons volledig kunnen vinden. Wij gaan, zoals gezegd, zo nodig ook een kritische dialoog met het kabinet aan. Wij zullen dat ook blijven doen. Dat doet recht aan het bedrijven van duidelijke politiek.

De fractievoorzitters van de coalitie trommelen het voltallige kabinet op, maar blijven zelf weg om de aan hen toegekende subsidies op straat weg te gooien, ook via radio en televisie en de post. Wij vinden hun afwezigheid ongehoord en onbeschaafd. Ik kan daar geen andere woorden voor vinden. Hoe is deze aanpak te verkopen aan de toch al niet van enthousiasme voor de Haagse politiek overlopende kiezers? Aan hen is nooit gevraagd welke weg Europa op zou moeten gaan.

Hoe groot moet de kloof met de burgers eigenlijk worden, voordat men in Den Haag eindelijk wakker wordt? Kan het kabinet dit uitleggen? Het dualisme is kennelijk in de kiem gesmoord bij de coalitiefracties, want de matroos zit bij kapitein op schoot. Eigenlijk zou je gehakt moeten draaien van deze eenheidsworst.

Als het met het kabinet net zo gaat als met de EU-grondwetcampagne, heeft zelfs folderen geen zin meer. De politiek in het algemeen en het kabinet in het bijzonder verdienen een grote schoonmaak in de zin van een enorme imagoverbetering. De heer Bos heeft hier zojuist al een en ander over gezegd. Wij kunnen zijn zienswijze in dezen van harte onderschrijven. Hoe lang zal het volgens het kabinet nog duren voordat de mensen in het land hun laatste greintje vertrouwen in de politiek in het algemeen en in het kabinet in het bijzonder zullen verliezen? Zojuist zijn er in dit verband al cijfers genoemd van onderzoeken naar het vertrouwen in het kabinet. Of dat nu 13% of 20% is, het is eigenlijk te gek voor woorden.

Ik heb begrepen dat er een budget is voor extra folders, omdat het kabinet nu de zenuwen door de keel gieren. Daarmee wordt eigenlijk geld verspild. Bij de Europese Commissie in Brussel kan hierover echter gewoon een folder besteld worden. De folder van het kabinet was dus volkomen overbodig. Ik wil graag dat het kabinet duidelijk aangeeft hoe dit nu zit. Als het om extra folders gaat, is dat tegen deze achtergrond te gek voor woorden.

Mijn fractie vindt dat het kabinet meer vaart moet zetten achter de uitvoering van de motie die in 2002 door de LPF-fractie is ingediend met als doel dat alle rijkstaken tegen het licht worden gehouden en zo nodig opnieuw worden overwogen. Dat geldt in het bijzonder voor alle subsidies. Ook het kabinet moet niet alleen op de winkel passen. In het algemeen doet het kabinet goed zijn best. De ministers zijn goed aanspreekbaar. Natuurlijk zullen zij het niet op alle punten met ons eens zijn. Het kabinet moet echter ook eens het mes durven te hanteren in plaats van ieder jaar de kaasschaaf. Het moet dus alle rijkstaken opnieuw tegen het licht durven te houden. De IBO's duren veel te lang, voordat daar wat uitkomt. Eigenlijk zal minister Zalm als projectminister daarvoor verantwoordelijk moeten zijn. Hij zal zijn collega's dan moeten aansporen in die zin dat er in de departementen extra financiële ruimte wordt gevonden voor lastenverlichting en nieuw beleid. Mijn fractie wil vooral zwaar inzetten op de subsidiestroom. Ik ben blij dat ik een medestander heb gevonden in mevrouw Verburg die het hier vanochtend ook over had. Lastenverlichting is keihard nodig voor de burgers, willen zij maandelijks de touwtjes aan elkaar kunnen knopen. Zij is ook nodig voor het bedrijfsleven om haar concurrentiepositie ten opzichte van andere landen te kunnen handhaven. Mijn fractie vindt dat het kabinet dit aspect nog steeds te veel onderschat en voorbijgaat aan de verborgen armoede die onder een groot deel van onze bevolking heerst. Denk alleen maar aan de mensen die van een AOW'tje of een uitkering moeten rondkomen of aan de mensen met een modaal inkomen die maandelijks de touwtjes aan elkaar moeten zien te knopen. Mijn fractie wordt dagelijks met deze problematiek geconfronteerd en vindt dat het zo niet langer kan. Ik neem aan dat hetzelfde voor haar collega's geldt. Veel werknemers zijn op de 0-lijn gezet, terwijl allerlei lasten gigantisch zijn toegenomen. Denk alleen maar aan de gemeentelijke lasten. De motie van mijn fractie om de gemeentelijke lasten jaarlijks aan het inflatiepercentage te koppelen, heeft deze Kamer helaas verworpen. Mijn fractie vindt dat nog steeds betreurenswaardig.

Voor minister Zalm heb ik een goed en een slecht bericht. Laat ik met het goede bericht beginnen. Ik wil minister Zalm een compliment geven voor het feit dat hij bezwaar heeft gemaakt tegen de topsalarissen bij de Waterschapsbank en de Bank Nederlandse Gemeenten. Mijn fractie vraagt zich wel af of na Essent en NUON ook Schiphol eens in zicht komt. Gaat de minister eens wat over Schiphol zeggen? Neemt hij er nog een duidelijk standpunt over in? Kan de Kamer van hem eenzelfde kritische houding jegens de topsalarissen bij alle zelfstandig bestuursorganen verwachten? Met andere woorden: valt dit te beschouwen als opmaat tot een algemeen kabinetsbeleid terzake? Ik hoor graag een reactie.

Minister Zalm vindt dat de WW-uitkering een taak van de gemeente moet worden. Dat vindt mijn fractie een zeer goede gedachte. Zij steunt hem hierbij dus van harte. Wanneer denkt minister Zalm die zaak aan te pakken?

Het slechte bericht aan minister Zalm heeft te maken met het inkomensprobleem. Minister Zalm heeft volgens zijn voorlichter niet de waarheid gesproken over de waarde van de gulden bij de invoering van de euro. De reactie van minister Zalm heb ik al gezien op de televisie, maar het om politieke redenen niet vertellen van de gehele waarheid is ook een leugen en dan niet om bestwil. Ik kan beter zeggen dat de kiezer onvoldoende is voorgelicht. Ondanks eerdere ontkenningen is de gulden wel degelijk ondergewaardeerd ingeleverd voor de euro. Heeft minister Zalm op 9 april 1998 inderdaad gezegd dat er geen sprake was van onderwaardering van de gulden en dat de spilkoersen in lijn met de "fundamentals" waren? Was dat niet volstrekt in strijd met de realiteit? Al vindt de minister van niet, er is op zijn minst sprake van halfbakken voorlichting van de argeloze burger die met de gebakken peren zit. In wiens belang was het te goedkoop inleveren van de gulden voor de euro? De minister weet dat dit een recept is voor een hogere inflatie. Een hogere inflatie is vooral gunstig bij hoge schulden. Zij worden daardoor relatief kleiner. Dit is dus in het belang van de Staat met zijn torenhoge staatsschuld. Heeft het niet veel te ongunstig uitgepakt voor de burgers en dan vooral voor de burgers die wat gespaard hebben, pensioen hebben opgebouwd en daar maandelijks maar van rond moeten zien te komen, terwijl zij de waarde ervan door de hoge inflatie zien dalen? Kan de minister dit nog uitleggen aan de mensen?

Volgens mijn fractie kan zonder al te veel problemen de bureaucratie op het ministerie van Justitie drastisch worden verminderd. Zo kunnen er maatregelen worden getroffen ter verbetering van de benutting van de zittingscapaciteit. Waarom wordt de maximum op te leggen straf door de politierechter niet verhoogd van een naar drie jaar? Dan kan op eenvoudige wijze het aantal capaciteitvretende zittingen van de meervoudige kamers van rechtbanken tot meer aanvaardbare proporties worden teruggebracht. Ik krijg hierop graag een reactie van minister Donner.

Mijn fractie plaatst veel kanttekeningen bij de uitvoering van allerlei taken van het Openbaar Ministerie. De vraag is of dat wel adequaat te werk gaat, zeker als je denkt aan de fraudebestrijding. Is de organisatie daar wel op ingericht of moeten de ramen daarvan ook eens flink worden opengezet? Is de organisatie niet rijp voor een flinke schoonmaakbeurt? Minister Donner zou de organisatie eens tegen het licht moeten houden en nagaan of die de eigentijdse problemen wel op eigentijdse wijze kan aanpakken. Ook moet hij nagaan of de capaciteit en de organisatie er wel op is toegespitst.

Wat zijn de normen en waarden van dit kabinet? Een officier van Justitie bij wie kinderporno op de computer is aangetroffen en die zegt, kleine jongens wel lekker te vinden – ik ga af op de berichtgeving in de pers – mag gewoon blijven zitten. Hij wordt niet vervolgd. In de sector onderwijs heb ik wel anders gelezen en meegemaakt. Daar gaat zo iemand eruit; die verliest zijn baan. Hoe lang houdt minister Donner deze officier van Justitie nog de hand boven het hoofd? Het OM stelt geen vervolging in naar één van haar eigen leden. Riekt dit niet een beetje naar klassejustitie? Hoe denkt men dat dit overkomt bij de burgers?

Minister Remkes roept in een brief de gemeenten op, belastingvrijstaten aan te pakken. Kan hij man en paard noemen? Welke gemeenten treden te laks op? Zitten er ook grote steden bij? Wat heeft hij in petto tegen de gemeenten die onwillig blijven? Gaat de minister zelf aan de slag? Wacht vooral niet op de gemeenten, maar neem zelf het voortouw. Misschien kan hij zich laten inspireren door de onvolprezen staatssecretaris Wijn, die volgens de Lijst Pim Fortuyn uitstekend werk verricht met de aanpak van de woonwagenkampen.

De minister deelde vorig jaar mijn mening dat de veroorzakers van overlast en schade, zoals de bewoners van het woonwagenkamp de Vinkenslag bij Maastricht, zelf voor de schade moeten opdraaien. Hoe hoog was die schade, en hoeveel is daarvan uiteindelijk teruggevorderd bij de bewoners? Wie veroorzaakt, betaalt immers. Als je dat consequent doorvoert, zal men zich wel driemaal achter de oren krabbelen om dat soort trukendozen open te trekken.

De voorzitter:

Ik moet u vragen op uw tijd te gaan letten.

De heer Van As (LPF):

U houdt mij wel erg kort.

De voorzitter:

Nee, dat zegt u zo vaak tegen mij, maar dat is echt niet waar. Ik vraag u vriendelijk op uw tijd te letten, en ik geef u nog anderhalve minuut extra.

De heer Van As (LPF):

Is het juist dat werkgevers vanaf 1 januari 2006 de procentuele zogenoemde inkomensafhankelijke bijdrage voor de basisverzekering aan hun werknemers moeten vergoeden? Nemen hierdoor de brutoloonkosten voor werkgevers niet in onaanvaardbare mate toe?

Onze fractie is blij met de nieuwe ondersteuningsregeling voor jonge boeren. Maar nu de aanvragen het beschikbare budget overschrijden, moet er geloot worden en dat vinden wij niet terecht. Gaat de Nederlandse overheid als een loterij fungeren? Wij vinden dat alle aanvragen gehonoreerd moeten worden. En, mocht dit absoluut niet lukken, dan vinden wij dat de afvallers van dit jaar, volgend jaar als eersten aan de beurt moeten komen.

Minister Verdonk pakt het Antillianenprobleem eindelijk goed aan, waarvoor zij een compliment van onze fractie verdient. Wel heb ik mij verbaasd over een opmerking van haar. Met de aanvaarding van het grondwettelijk verdrag van de EU zouden we de immigratie beter dan voorheen kunnen aanpakken. Maar dan gaat de EU toch bij meerderheidsbesluit bepalen hoe de immigratie eruit zal zien? Graag een reactie van minister Verdonk.

De Lijst Pim Fortuyn heeft als belangrijk speerpunt in haar programma minder ambtenaren, minder overheid en minder bureaucratie. In het Sociaal Jaarverslag van het Rijk over 2004 vonden we een overzichtje "extern personeel", waarvoor overigens dank. Maar bij het lezen ervan brak mijn klomp: maar liefst € 517 mln. werd er uitgegeven aan extern personeel in 2004. Slechts 1% minder dan in 2003. Dat vind ik ver onder de maat. Ik heb even een vergelijking gemaakt met een lijstje van 2001. En dan vallen een paar zaken op, die ik overigens niet zal noemen. Bij Binnenlandse Zaken en OCW klopt een aantal zaken niet als het gaat om de posten beleidsonderzoek, en bij Justitie kloppen de zaken niet als het gaat om de uitzendkrachten.

Staatssecretaris Van der Knaap heeft recent nog de "Glock" horen luiden, maar hij weet niet hoeveel wapens er zijn gestolen. Hoe zit het met het materieelbeheer? Misschien moet minister Kamp daar eens induiken, want die heeft zijn zaakjes beter voor elkaar.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Voorzitter. Het verheugt de VVD-fractie zeer dat de verantwoordingsdag een plaats zal krijgen in onze debatcultuur. Wij zijn er tevreden over dat de meerderheid van de Kamer de motie-Blok heeft aangenomen. Ook de Commissie voor de Rijksuitgaven heeft veel gedaan om dit verantwoordingsdebat op een goede wijze te laten plaatsvinden. Gisteren heeft minister Zalm al gezegd dat dit een experiment is. Ik zal het kabinet uit de droom helpen door te zeggen dat dit voor de VVD-fractie geen experiment zal zijn: geen begroting zonder verantwoording. Verantwoordingsdag is de tegenhanger van de algemene politieke beschouwingen. Ik zie de minister-president al glimmen.

Ik dank het kabinet voor zijn aanwezigheid. Uit het feit dat bijna alle kabinetsleden aanwezig zijn, maak ik op dat het kabinet het belang van deze verantwoordingsdag onderschrijft. De VVD-fractie is van mening dat het niet alleen een financiële verantwoording van het Rijk moet zijn, maar vooral een beleidsmatige. Wij moeten ons afvragen of de gestelde doelen zijn behaald en welke actie wij zullen ondernemen om niet gerealiseerde doelen alsnog te behalen. Dat alles dienen wij te doen tegen de achtergrond van toekomstbestendigheid.

Ook de Algemene Rekenkamer volgt dit debat, wat wij als een steun in de rug ervaren. Dat doen wij zeker als de Algemene Rekenkamer dit kabinet een compliment geeft. Dat gebeurt niet zo vaak, dus de regering kan dat compliment in haar zak steken.

Dit hervormingskabinet heeft veel bereikt. Het is geweldig dat de Wet werk en bijstand is ingevoerd. Zelfs de fractie van de PvdA staat te juichen. Ook het schattingsbesluit WAO is ingevoerd en dat levert spectaculaire resultaten op. Aandeelhouders hebben veel meer zeggenschap gekregen, de Wet inburgering buitenland is aangenomen, de instroom van het aantal asielzoekers is gedaald, er zijn minder administratieve lasten en er is sprake van een verkorting van wachtlijsten voor ziekenhuizen en verpleeghuizen. Ik kan nog wel enige tijd doorgaan met het noemen van de behaalde resultaten, maar zal dat niet doen. Dit kabinet verdient een compliment. Dat wil echter niet zeggen dat het is uitgeregeerd. Er is namelijk nog heel veel te doen. De VVD-fractie heeft voor dit verantwoordingsdebat een aantal thema's geselecteerd waarvoor geldt dat het kabinet te weinig antwoorden op vragen geeft. Ik zal spreken over overheidsfinanciën, economie, onderwijs en veiligheid. Het kabinet en de Kamer kunnen van mij dus een klassiek liberaal betoog verwachten.

Het kabinet stelt zich ten doel tot gezonde overheidsfinanciën te komen. Is de minister-president van mening dat dit kabinet inmiddels over gezonde overheidsfinanciën beschikt? In de verantwoording van het jaar 2004 wordt opgemerkt dat dit kabinet het redelijk heeft gedaan. Het tekort is niet verder opgelopen dan de gestelde 3%. Het kabinet heeft bijgebogen en zelfs internationaal doet ons land het niet al te slecht. De politieke vraag is echter of dit voldoende is om ook voor de toekomstige generatie zorg te dragen. Dat moet een thema zijn dat de minister-president na aan het hart gaat.

Wij kennen allemaal de cijfers van het ministerie van Financiën. In het jaar 2000 is een degelijke analyse gemaakt door de Studiegroep Begrotingsruimte. Het komt erop neer dat die groep heeft gezegd dat wij in de komende 25 jaar de staatsschuld moeten aflossen. Dat zou strikt noodzakelijk zijn om de vergrijzinglasten op te vangen. Wij spreken dan over de solidariteit tussen generaties. In die nota, die de moeite van het lezen waard is, staat ook dat wij de grootste slag met elkaar moeten slaan tussen 2000 en 2010, omdat de meeste mensen na 2010 65 jaar of ouder worden. Dan wordt gedoeld op het aflossen van de staatsschuld. Als wij sec naar 2004 kijken, hebben wij het best goed gedaan. De vraag is echter of dit beleid toekomstbestendig is. Daarom vraag ik aan dit kabinet om een nieuwe doorrekening, een nieuwe analyse van de schuldpolitiek op langere termijn. Ik weet dat het een moeilijk thema is, maar wij hebben het in feite over de financierbaarheid van de AOW, over de financierbaarheid van de zogenaamde vergrijzingsdruk, zoals het ministerie van Financiën dat noemt. Het is goed dat de minister-president zijn visie daarop geeft en ons voor de algemene politieke beschouwingen daarvan een degelijke analyse geeft. Voor mijn part mag dat in de Miljoenennota. De vice-premier begint al te schateren, want ik wilde zeggen dat wij, zoals in de verslaglegging staat, toe moeten naar structurele begrotingsoverschotten van 1% à 2%. Dus ik verwacht toch wel een goed verhaal van de zijde van het kabinet.

De VVD-fractie zou voor de algemene politieke beschouwingen ook graag een nadere analyse willen hebben van de samenstelling van onze beroepsbevolking ook in relatie tot de langere termijn, bijvoorbeeld 2025. In de verantwoording over 2004 vinden wij daarover niets terug. In de Groeibrief 2004, geschreven door de ministers van Economische Zaken en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, staat dat onze welvaart afhankelijk is van onze economische groei. In dezelfde Groeibrief – het is een zeer goede brief – wordt gesteld dat Nederland twee acute problemen heeft, te weten de overheidsfinanciën en onze concurrentiepositie. De leidende vraag hierbij is hoe wij ons geld gaan verdienen in Nederland tussen nu en 2025. Zo'n twintig jaar geleden kon je spreken van Nederland transportland. Is dat nu nog steeds zo? Nee, dat staat onder druk vanwege de concurrentiepositie; de lonen zijn veel te veel gestegen ten opzichte van de arbeidsproductiviteit. Dat weten wij, maar wat wordt er aan gedaan? Het sociaal akkoord helpt er ook geen lieve moer aan. Het doorgeschoten poldermodel.

Een ander probleem waar ook de transportsector mee te maken heeft, is ons wegennet. Dat weten wij ook al sinds jaar en dag. Zo'n twintig jaar, zo niet langer, praten wij daarover. En wat gebeurt er? De files nemen alleen maar toe. Dan kennen wij de kreten over rekeningrijden, knelpuntenheffing, pretolheffing en tolheffing, maar naar het oordeel van de VVD-fractie zal het anders betalen voor mobiliteit niet de files automatisch oplossen. Deelt de minister-president de mening van de VVD-fractie dat je er daarmee alleen niet bent maar dat je extra zal moeten investeren in uitbreiding van de wegcapaciteit? Wat kunnen wij op dit terrein verwachten van de minister van Verkeer en Waterstaat alsmede de staatssecretaris van milieu om de procedures gemakkelijker te maken om in dit land een fatsoenlijke weg aan te leggen?

De heer Bos (PvdA):

Wat kunnen wij op dit punt dan van de VVD-fractie verwachten? Omdat de luchtkwaliteit slecht is, kunnen er geen wegen worden gebouwd. Dus het zou ook voor de VVD-fractie aantrekkelijk moeten zijn om nu allerlei voorstellen te doen om de milieukwaliteit te verbeteren, zodat er ook nieuwe wegen gebouwd kunnen worden.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Al sinds jaar en dag bepleiten wij dat er in dit land simpelweg meer wegen gebouwd worden en dat er meer geïnvesteerd wordt in openbaar vervoer. Ik meen mij te herinneren dat de PvdA bijna altijd de hakken in het zand heeft gezet als er geld moest komen voor meer wegen. Wat je nu ziet, is dat dit kabinet, evenals de vorige kabinetten, niet in staat is om de files op te lossen. Je kunt dan allerlei maatregelen treffen, zoals rekeningrijden en tolheffing, maar de politieke vraag die ik aan de minister-president stel, is of dit wel genoeg is. Wij hebben steeds gepleit voor meer investeringen in het wegennet. Dat doet u niet. Het gaat ons dus om het totale plaatje van investeringen in economie en infrastructuur.

De heer Bos (PvdA):

Even in het kader van de linkse samenwerking: mij wordt toegefluisterd dat GroenLinks tegen de auto is, niet de Partij van de Arbeid. Wij zijn wel voor de auto.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Dat is winst.

De heer Bos (PvdA):

Het gaat erom dat u geen antwoord hebt gegeven op de vraag die ik heb gesteld. U kunt geen extra wegen bouwen, als u niet tegelijkertijd voorstellen doet om de luchtkwaliteit in Nederland te verbeteren. Wij weten dat dit op dit moment gewoon niet lukt, vanwege de uitspraak van de Raad van State en dergelijke. Als u de vriend van de automobilist wilt blijven die u pretendeert te zijn, zult u ook vriend moeten worden van de milieubeweging en al die andere partijen die zich inzetten voor een beter milieu in Nederland. Wat zijn dan de concrete voorstellen die u doet?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

De VVD is niet alleen de vriend van de auto, van de wegen, van de economie of van de handel, wij zijn ook de vriend van het milieu. Ja, ga maar lachen, zo is het toevallig wel. Zojuist werd mij toegefluisterd of ik het toch wel over algemene politiek ging hebben. Ik vraag het kabinet om een algemene, overstijgende visie te geven, om ervoor te zorgen dat de economie gaat draaien. Daar heb je meer mobiliteit voor nodig. De heer Bos knikt, want hij is het daarmee eens.

Ik ben het ermee eens dat wij natuurlijk naar het milieu moeten kijken en ervoor moeten zorgen dat er ook meer openbaar vervoer komt. Maar wat mij nu zo opvalt, is dat wij daar al jaren over praten en niet in staat zijn om dat op te lossen in de politiek. Ik vraag aan de minister-president en de ministers en staatssecretarissen die daar zitten, om nu eens een integrale visie te geven. Wij hebben het over de verantwoording over 2004. Ik zie daarin onvoldoende terug wat beleidsoverstijgend is. De heer Bos zou mij moeten steunen, want hij is het daar zeer mee eens.

De heer Bos (PvdA):

Ik steun u ook bij de wens van meer mobiliteit in Nederland. Ook ik vind dat er meer openbaar vervoer en meer ruimte voor automobiliteit moeten komen, maar u stuurt het kabinet met een half boodschappenlijstje het bos in, want u hebt het alleen over meer wegen. U weet net zo goed als ik dat u iedereen in dit land voor de gek houdt, als u vraagt om meer asfalt zonder tegelijkertijd de portemonnee te willen trekken voor een beter milieu. Het is een beetje goedkoop om het kabinet om een integrale visie te vragen, als u zelf weigert om die consequentie te accepteren en zelf met goede voorstellen te komen. Als u met goede voorstellen komt voor het verbeteren van de luchtkwaliteit in Nederland, ben ik de eerste om samen met u te werken aan voorstellen voor betere wegen en meer openbaar vervoer.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Dat lijkt mij een fantastisch winstpunt van dit debat, dat Partij van de Arbeid en VVD het erover eens zijn dat wij meer wegen gaan bouwen en er zorg voor dragen om het milieu in de gaten te houden. Wij delen bij dit punt dat er solidariteit tussen de generaties moet zijn.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik heb ook de behoefte om de Partij van de Arbeid nog even bij te vallen op het punt van het autoverkeer. Als er een minister is geweest die veel geld heeft gestopt in asfalt en weinig in openbaar vervoer, dan is het minister Netelenbos geweest, samen met de VVD, dus wat dat betreft is het een onheus verwijt aan de Partij van de Arbeid. Mevrouw De Vries zegt dat zij het milieu in de gaten gaat houden. Hoe?

Voorzitter: Hamer

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

U hebt een ander accent dan wij. Als je in dit land ervoor wilt zorgen dat mensen een baan hebben en meedoen, moet je ervoor zorgen dat de economie gaat draaien en dat er geld wordt verdiend. Dan moet je ervoor zorgen dat de infrastructuur van dit land op orde is. Wij praten hier vaak met meel in de mond, omdat de economie op slot zit en de files niet worden opgelost. U wilt ook de files oplossen, mag ik hopen. Is dat zo?

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ja, daarom pleiten wij bijvoorbeeld voor heffingen en rekeningrijden. Daarom willen wij werkelijk investeren in het openbaar vervoer. Wij bepleiten een radicale vergroening van de economie, waardoor arbeid goedkoper wordt – daar zorgt u niet voor – en waardoor wij in staat zijn om de milieuverontreiniging werkelijk aan te pakken. Het is interessant dat u op de vraag wat u wilt doen aan milieuverontreiniging, alleen maar zegt dat u de economie wilt versterken. Het gaat niet beter met de economie en met het milieu gaat het dramatisch slecht. Wat gaat u nu doen?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Mevrouw Halsema heeft de VVD-fractie aan haar zijde, als wij een schoner luchtmilieu in de gaten moeten houden. Wij krijgen een hele discussie over fijn stof. Dat heeft allemaal te maken met de discussie die met minister Peijs moet worden gevoerd. Er komt een rapport-Nouwen. Wij moeten nog zien wat daarin staat. Ik heb gezegd dat de VVD-fractie niet verwacht dat alleen door anders beprijzen, zoals door rekeningrijden enzovoort, de problematiek van de files wordt opgelost. Daarom vraag ik de minister-president of hij de opvatting deelt dat je daar meer voor moet doen, door meer te investeren in infrastructuur. Ik heb ook aan de staatssecretaris van milieu gevraagd wat hij in dit kader kan betekenen.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Ik kom er niet achter wat de opvatting van de VVD precies is. Zo langzamerhand is men het er vrij breed over eens dat beprijzing heel noodzakelijk is om de files te verminderen. Gaat u dit nou steunen?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Wij hebben altijd gezegd dat beprijzing een van de deeloplossingen zou kunnen zijn als er sprake is van schaarste. Ik geloof op dit moment echter niet dat beprijzing de automatische oplossing is voor de files waar jan en alleman dagelijks in staat om brood te verdienen en geld op de plank te krijgen. Dat is namelijk niet zo. Er moet meer gebeuren. Er moet meer geïnvesteerd worden in de infrastructuur. Nogmaals: het doel van dit alles is het kunnen bereiken van het sociale beleid dat ook u voorstaat: meer mensen aan het werk en meer mensen zelfstandig. Dat is de "overall"-visie die wij nu van de regering willen horen, want al die dossiers horen bij elkaar.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

U doet nu net alsof er geen asfalt wordt aangelegd. Er wordt in een hoog tempo asfalt aangelegd, maar dat heeft niet het gewenste effect op de files. Als ik u goed begrijp, blijft de VVD alle heil verwachten van meer asfalt voor minder files. Dan bent u de enige in dit land die dat nog gelooft.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Mevrouw Halsema luistert niet. Wij zijn voor meer wegen en voor meer openbaar vervoer. Als beprijzen daarbovenop noodzakelijk is, heeft mevrouw Halsema ons aan haar zijde.

Mevrouw Kant (SP):

Voor dat laatste, meer openbaar vervoer, hebben wij van de VVD niet veel daden gezien. Het is immers heel eenzijdig wat u hier vertelt: meer asfalt, maar over het milieu blijft de VVD bijzonder vaag. Laat ik het punt van de luchtvervuiling eruit pakken. Die leidt naar schatting tot 5000 doden per jaar. Dat is heel heftig. Daar moeten wij dus dringend iets aan doen, maar de regering heeft geen geld voor maatregelen om die emissies terug te dringen. Dat kan toch niet waar zijn?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Mijn collega De Krom heeft die discussie met de desbetreffende bewindspersonen gevoerd, waarschijnlijk ook met u. Natuurlijk moet je ook naar de milieuvervuiling kijken. Daar moet je uiteindelijk ook iets aan doen, maar dat moet een samenhangend pakket zijn, zodat het ook effect heeft. Op het punt van de files – want dat punt sneed ik aan – vraag ik de regering wanneer wij een totaalpakket mogen verwachten waarmee die dingen eens een keer opgelost worden. Daar heb je diverse maatregelen voor nodig, maar ik heb de staatssecretaris van milieu niet voor niets gevraagd wat hij daaraan gaat doen. U hebt gelijk: ook daar moet je naar kijken.

Mevrouw Kant (SP):

Gelukkig wil de VVD niet alleen kijken; zij wil ook iets doen. Wat wilt u dan doen? U vraagt het wel, maar ik vraag de VVD wat zij hieraan wil doen. Om een voorbeeld te noemen: wilt u meer investeren in het openbaar vervoer?

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Niemand heeft op dit moment een fatsoenlijk totaalplan waarmee de economie verder gaat draaien en de infrastructuurproblemen worden opgelost, zowel op het wegennet als in het openbaar vervoer, in combinatie met het milieu. Als je hier spreekt over de verantwoording van de regering aan de Tweede Kamer, mag de discussie daarover gevoerd worden.

Mevrouw Kant (SP):

Ik vraag een verantwoording van de VVD. U zegt zelf dat ook u voor het milieu bent, maar vervolgens komt u met niets. Daar vraag ik verantwoording voor, maar u komt dus met niets.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

Ik heb zojuist, ook in antwoord op vragen van de heer Bos, gezegd dat wij het een heel belangrijk aspect vinden en dat wij daarover meedenken. U mag moeilijk doen, want u wilt alleen maar milieu; u wilt ook rekening heffen en de lasten verhogen. Dat is niet het punt waar het mij om gaat. Het gaat om het totaal. Laat de regering daar nou eens een fatsoenlijk antwoord op geven. Die discussies voeren wij hier, in het parlement, in allerlei geledingen. Nu is het aan de minister-president om daarop een samenhangende visie te geven, zodat wij al die problemen daadwerkelijk oplossen en dus niet eenzijdig naar één probleem kijken.

Mevrouw Kant (SP):

Voor de eenzijdigheid van het asfalt hebt u die samenhangende visie blijkbaar niet nodig, want dat moet gewoon doorgaan.

Mevrouw Bibi de Vries (VVD):

U hebt mij ook over het openbaar vervoer gehoord. U luistert niet.

Wat de concurrentiepositie van Nederland betreft: ongeveer twintig jaar geleden was Nederland zeer toonaangevend op het punt van de financiële dienstverlening. Ons fiscale stelsel droeg daar zeer aan bij. Wij haalden hoofdkantoren naar Nederland. Dat staat echter allemaal onder druk. Hoe staat het er nu voor? Het bedrijfsleven internationaliseert en bedrijven fuseren. Blijven die hoofdkantoren hier? Dat geldt ook voor de rokende schoorstenen. Ik mis daarvan een analyse, ook in de groeibrief. Je ziet dus niet waar Nederland goed in is, waar wij naar toe moeten en waar wij verder in moeten investeren. Toegegeven, een van de dingen die het kabinet oppakt, is het verlagen van de vennootschapsbelasting. Daar zijn plannen voor in de maak. In de Groeibrief staat dat je daadwerkelijk een lastenverlichting moet realiseren. Maar wat doen wij? Wij doen het op z'n Hollands: wij gaan lasten verschuiven. Nu is de vraag wat dit oplevert in het kader van VBTB. Kan het kabinet aangeven welke effectieve maatregelen het neemt? Als het bijdraagt aan het vestigingsklimaat en de gemiddelde druk inderdaad afneemt, dan zou het heel goed zijn.

In de Groeibrief staat nog iets fantastisch, namelijk dat ons ontslagrecht veel soepeler moet worden. Dat is mede geschreven door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Het leidt ertoe dat buitenstaanders sneller in het arbeidsproces worden opgenomen. Wij weten het dus allemaal wel. Waarom doen wij het dan niet? Wanneer kunnen wij maatregelen van het kabinet verwachten? Wanneer wordt het ontslagrecht nu eens echt bij de kop gepakt? Iedereen weet dat je mensen dan niet alleen makkelijker kunt ontslaan, maar dat je ze dan ook veel makkelijker aanneemt.

Ik keer terug naar de vraag hoe wij ons geld gaan verdienen. Welke richting gaat het volgens de minister-president nu uit? Is het transport? Is het de dienstverlening? Is het de techniek? Is het de export? Prof. Heertje zei het afgelopen zaterdag nog op de radio. Er moet een complete heroriëntatie van de economie komen: meer kennisintensieve activiteiten. Wat vindt de minister-president van deze opmerking? Wij hebben weliswaar een innovatieplatform, maar de vraag is of het niet gaat om daadwerkelijke structuurversterkende maatregelen. Waar excelleert Nederland in? Hoe bouwen wij het uit?

In dat kader is het functioneren van het onderwijs van groot belang. In het Financieel Jaarverslag van het Rijk staat als een van de doelstellingen dat wij meer mensen in de bèta- en techniekopleidingen moeten hebben. Op zichzelf zijn wij in staat om meer mensen, 10%, die opleidingen te laten volgen. De politieke vraag is echter of zij goed zijn opgeleid. Sluit het aan op de vraag van het bedrijfsleven? Hoe je het wendt of keert, daar moet je het van hebben. Is het waar dat deze mensen naar het buitenland vertrekken na hun opleiding hier? Hebben wij vervolgens kenniswerkers uit het buitenland nodig? Zo ja, hoeveel en op welke terreinen? Hoe moeten zij opgeleid zijn?

De VVD-fractie zou graag voor de algemene beschouwingen weten waar wij het geld mee gaan verdienen in Nederland. Daarbij gaat het ons onder andere om de langetermijnschuld en de aansluiting van het onderwijs op de arbeidsmarkt. Wordt het kennisintensiever? Doen wij er voldoende aan? Kan het kabinet die integrale visie voor de algemene politieke beschouwingen bij ons aanleveren? Het mag van mij in de Miljoenennota, maar ook in een apart stuk. Ik denk dat het goed is als wij daar in samenhang over gaan praten.

Ook over het middelbaar beroepsonderwijs kun je de vraag stellen of het voldoende is afgestemd op het bedrijfsleven. Minister Van der Hoeven knikt al, maar ik vraag het mij af. De opleidingen economie en administratie zitten tjokvol, ook in 2004. De techniekopleidingen hebben echter te maken met minder belangstelling. Je kunt je afvragen of hier genoeg aan wordt gedaan. Dat geldt ook voor de vroegtijdige schoolverlaters. In de stukken staat dat het aantal mensen dat zonder papieren van school gaat, is gedaald met 10%. Dat klinkt mooi en dat moet ook doorgaan. Het waren er echter om en nabij 64.000 in het jaar 2004. Het cumulatieve effect baart de VVD-fractie ernstig zorgen. Al die jaren daarvoor zijn er ook ongeveer zoveel mensen zonder papieren van school gekomen. Als je dat bij elkaar optelt, zijn het er een paar honderdduizend. Dat zijn wel de mensen die wij straks nodig hebben voor onze economie. De doelstelling is in 2010 50% minder schoolverlaters zonder papieren te realiseren. In de stukken van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap staat dat men niet zeker weet of die doelstelling wordt gehaald. Die constatering is er, maar de vraag die daarbij hoort, is wat de minister-president daaraan vervolgens gaat doen. Die vraag hoort bij een verantwoordingsdag.

Ik maak nog enkele korte opmerkingen over de veiligheid. In twee jaar is de criminaliteit afgenomen met 10%. Dat klinkt goed. Er zijn ongeveer een miljoen mensen bijgekomen die zich veiliger voelen. Zodra er echter iets fout gaat, zoals de vrijlating van Samir A. of de moord op Theo van Gogh, neemt het vertrouwen in de overheid af. In een rapport uit 2004 van het Sociaal en Cultureel Planbureau staat dat mensen zich zorgen maken over hun toekomst en over hun veiligheid. Hoe valt dat te rijmen? Het aantal aangiften is gedaald. Dat is een goede zaak. Waar heeft dat echter mee te maken? Dat is niet terug te zien in de stukken. Is er minder criminaliteit of haken mensen eerder af bij het doen van aangiften? Dat moeten wij natuurlijk niet hebben.

Mijn laatste opmerking gaat over het aantal politieagenten. Dit kabinet is er in 2004 in geslaagd 300 mensen van het ministerie van Defensie over te hevelen naar de politie. Dat is een mooi begin, maar daar mag het niet bij blijven. Ik heb begrepen dat wij van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een extra bedrag van € 10,5 mln. kunnen verwachten. Wordt dat bedrag omgezet in extra politieagenten?

De VVD-fractie steunt dit hervormingskabinet, maar stelt dat wij er nog niet zijn.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter. Het kabinet is halverwege. Helaas moet ik het teleurstellen: een prestatiebonus zit er niet in. Dé bonus voor de prestatie van het kabinet zou zijn de steun en het vertrouwen van de bevolking. Ik zeg bewust "zou zijn", want het vertrouwen is in alle peilingen heel stabiel laag. De laatste peiling geeft aan dat slechts 19% van de bevolking vertrouwen heeft in het kabinet. Het gebrek aan vertrouwen heeft te maken met de volgende drie vragen. Deugen de argumenten van het kabinet? Doet het kabinet wat de kiezers willen? Is er vertrouwen en hoop dat wat het kabinet doet tot oplossingen leidt voor nijpende maatschappelijke problemen?

Ik begin met de argumenten. Bij het aantreden zijn volop doemscenario's geschetst. Donkere wolken kwamen over ons land, zo wilde men het volk doen geloven. Dit was een alibi om allerlei sociale verslechteringen door te kunnen voeren. Natuurlijk zat en zit het wat tegen. Enorme bezuinigingen lossen dat echter niet op. Dat is ook wel gebleken. Het in de put praten en de bezuinigingen hebben juist het consumentenvertrouwen geschaad en daarmee het economische herstel vertraagd. Bij een stijgende werkloosheid nog meer mensen de arbeidsmarkt opgooien, dient geen enkel doel. Ook dat is gebleken. De werkloosheid is sinds 2002 bijna verdubbeld en gestegen tot boven de half miljoen. De sociale verslechteringen hebben echt niet geholpen.

Plotseling kwam echter de omslag. De premier lijdt volgens mij aan stemmingswisselingen. Wij moesten niet zo negatief doen. Men moet meer optimisme vertonen, zo verkondigde hij. Dat deed hij wel op een moment waarop de meeste verslechteringen erdoor waren. Het was niet langer noodzakelijk met doemscenario's te zwaaien. Deze ommezwaai van de minister-president is niet erg geloofwaardig. Het alibi klopt niet en dus wil ik graag de zaak heropenen.

Echt snel leert het kabinet niet. Doemscenario's schetsen om mensen te overtuigen, werkt niet. Toch gebeurt het bij de Europese Grondwetcampagne opnieuw. Minister Donner verwijst naar de oorlog op de Balkan, minister Brinkhorst zegt "dat het licht uitgaat bij een nee", de premier zelf gaat tijdens zijn speech bij Margraten over van Auschwitz naar de Europese Grondwet.

Ook niet erg vertrouwenwekkend is het gekonkel van minister Zalm over de euro. Voor en na de invoering veegde hij alle waarschuwingen van tafel. "Nee hoor, het wordt niet duurder met de euro", terwijl heel Nederland het al lang in de portemonnee voelde. En nu, bij de discussie over de onderwaardering van de gulden bij de overgang naar de euro, maakt hij het weer bont. Eerst is het niet aan de orde geweest in de Tweede Kamer, dan blijkt hij in de Tweede Kamer de onderwaardering ontkend te hebben, terwijl hij daarvoor ontkende dat hij het in de Tweede Kamer had ontkend. Over indianenverhalen gesproken. Hoe ongeloofwaardig kun je jezelf maken. Ik verneem op dit gedoe graag een reactie van de minister-president.

Ook niet erg vertrouwenwekkend is dat dit kabinet bij een blijkbaar gebrek aan overtuigingskracht en armoede aan argumenten een greep doet in de belastingkas voor meer propaganda voor de Europese grondwet.

Geeft het kabinet een volledig beeld van de gevolgen van het beleid? Nee! Bij lezing van het financiële jaarverslag is mij vooral opgevallen wat er niet in staat. Natuurlijk, het kabinet komt met allerlei cijfers, maar niet met inzichten in de menselijke gevolgen ervan. Dit kabinet verantwoordt zich blijkbaar liever niet over het leed achter de bezuinigingen. Ik heb daarvan enkele voorbeelden.

Bij de onderzoeken naar de effecten van de gevolgen van de verhoging van de eigen bijdrage in de thuiszorg is bezien hoeveel mensen die zorg opzegden, maar welke gevolgen dat voor de mensen had, is niet bekeken. Dat vindt het kabinet blijkbaar niet interessant. Een volgend voorbeeld. 2004 was het jaar van de aanslag op de koopkracht van de chronisch zieken en gehandicapten. Na veel discussie kwam er een aantal doekjes voor het bloeden via teruggave van hoge zorgkosten via de belasting en de bijzondere bijstand. Hoe weinig soelaas dat heeft geboden, vertelt de dagelijkse werkelijkheid van de mensen die het treft: hoge kosten voor de zorg, minder huursubsidie, hogere energierekening! De dagelijkse werkelijkheid van deze mensen vertelt het, het kabinet vertelt het ons niet! Nog een voorbeeld, de WAO. Het kabinet presenteert de cijfers over de dalende instroom en de stijgende uitstroom, maar hoeveel mensen hebben er nu dan ook echt werk en hoeveel zijn er in de bijstand terechtgekomen? Onlangs kwam de SP zelf met een rapport over het leed achter de herkeuringen. Het kabinet wil het niet weten! Privatisering van de energiesector: cijfers maar geen woord over de administratieve chaos en gebrekkige dienstverlening, maar ondertussen worden er wel bakken geld weggegooid aan reclamebudgetten! Chaos ook bij de reïntegratie, ook zo'n mooi staaltje privatisering. Ronduit schokkend zijn de resultaten, terwijl er wel € 1,9 mld. is uitgegeven!

Hoe hard de gevolgen voor veel mensen zijn, zo slap is de aanpak van dit kabinet als het gaat om verrijking aan de top. Slappe hap, echt slappe hap is de enige conclusie die je kunt trekken na het uitblijven van daden na de grote woorden van de minister-president over de aanpak van de verrijking aan de top. Heeft onze minister-president van normen en waarden zijn verontwaardiging dan geveinsd?

Ook niet erg vertrouwenwekkend is overigens dat politici toch nog steeds heel goed voor zichzelf blijven zorgen. Ik doel dan op goedbetaalde adviesbaantjes, de 30%-salarisverhoging in het vooruitzicht voor de volgende ministersploeg en de riante wachtgeldregeling voor Kamerleden. Dat soort dingen schaadt het vertrouwen.

Dan de volgende vertrouwensvraag. Doet dit kabinet wat de mensen willen? Op 2 oktober bleek van niet, uit de peilingen blijkt van niet! Op tal van terreinen groeit het verzet, bijvoorbeeld tegen de komende stelselwijziging in de zorg. Natuurlijk moet het in de zorg anders, natuurlijk kan het beter, maar deze route van minder solidariteit en meer markt is niet de juiste. Meer markt lijkt een doelstelling op zich geworden die belangrijke doelstellingen als gelijke toegang, betaalbaarheid en solidariteit juist in de weg gaat staan. Het verzet in de zorg onder patiënten groeit en het is volgens mij ook de kern van het conflict tussen de huisartsen en de minister van VWS. Trouwens, over de wachtlijsten in de zorg – ik zei het al bij interruptie – is het kabinet wel erg optimistisch. Ze lopen terug, maar ze zijn er nog steeds. Bijvoorbeeld 50.000 ouderen die wachten op zorg. Voor de jeugdzorg en de geestelijke gezondheidszorg zijn de wachtlijsten zelfs weer gestegen! Hoe staat het nu eigenlijk met de wachtlijsten voor levensbedreigende ziekten? Deze minister-president heeft daar een grote belofte over gedaan; cijfers kan ik niet vinden!

Dan de laatste vertrouwensvraag. Lost dit kabinet de maatschappelijke noden op? Nee, helaas, nee! Ik denk dat dit een belangrijke reden is waarom er zo weinig vertrouwen bestaat in dit kabinet. Nee, het lost niet de onvrijwillige dakloosheid op, het aantal daklozen stijgt! Nee, het lost niet de mensonwaardige zorg in verpleeghuizen op terwijl het toch zo duidelijk is dat daar dringend iets moet gebeuren. Het lost niet de woningnood op, het lost niet de segregatie in het onderwijs op en op het gebied van natuur en milieu is van dit kabinet – laat ik het maar ronduit zeggen – is eigenlijk niets te verwachten.

Uit het onderzoek 21minuten.nl bleek dat slechts een klein deel, namelijk 13% van de bevolking, het beleid van de regering steunt. Er is duidelijk sprake van een vertrouwensbreuk. Er is een kloof tussen wat de bevolking wil en wat deze regering op hoofdlijnen voor ogen heeft. Nederland wil verandering zien naar een solidaire, bescheiden samenleving die kiest voor kwaliteit van het bestaan boven materialisme. Als deze premier de premier van het optimisme en hoop wil zijn, dan zou ik hem adviseren daar eens heel goed naar te luisteren.

De heer Bakker (D66):

Voorzitter. De D66-fractie is verheugd om hier het hele kabinet te zien zitten. Dat maakt het een hoogtijdag van de parlementaire democratie. Sommige kabinetsleden zie ik alleen op hoogtijdagen. Ook voor een tweederangs Kamerlid is het natuurlijk een bijzonder genoegen om hen allemaal te mogen toespreken.

De fractievoorzitters van een aantal partijen zijn vandaag op campagne voor de Europese grondwet. Ik steun hun hartstochtelijke oproep om "ja" te stemmen bij dat referendum. Nu het hele kabinet toch bij elkaar zit, wil ik in zijn richting zeggen: geen paniek. "Nee" stemmen mag volgens mij. Er staat niet in de wet dat dit niet is toegestaan. Zo gaat dat met een referendum. Je krijgt niet de strop, niet de galg, geen hel of verdoemenis als je "nee" stemt. Het is net als met softdrugs, want hoe repressiever het beleid, des te leuker het wordt. Ik zou echt tegen het kabinet willen zeggen: bepaal u nou tot de zaak. En de zaak is zeer de moeite waard om te verdedigen.

Ik kom nu te spreken over de verantwoording over 2004. Dat is het eerste volle jaar van het kabinet. Qua wetgeving is het kabinet hard aan de slag gegaan, in een buitengewoon moeilijk jaar met een diepe economische crisis en met heel veel weerstand. Op zichzelf is dat heel verklaarbaar, maar je kunt niet in één jaar rechtzetten wat in vier jaar is scheefgegroeid. Toch is er veel gedaan. Er is wetgeving voor VUT en prepensioen. Vorig jaar is de nieuwe zorgverzekeringswet door de Kamer gekomen. De nieuwe Wet werk en bijstand is in werking getreden. Ik ben er ontzettend blij mee dat de heer Bos zo blij is met die wet en vooral ook al zijn wethouders, temeer daar de PvdA-fractie tegen die wet was. Laten wij dat als een ruiterlijke erkenning van ongelijk incasseren.

De heer Bos (PvdA):

Zeg er dan ook even bij waarom wij tegen die wet waren.

De heer Bakker (D66):

U was om allerlei redenen tegen die wet en nu bent u laaiend enthousiast.

De heer Bos (PvdA):

Ook wij waren enthousiast over het principe van decentralisatie naar de gemeenten en de budgetverantwoordelijkheid voor de gemeenten, want dat geeft de juiste prikkels. Wij waren er tegen dat dit tegelijkertijd gepaard ging met een bezuinigingsoperatie waardoor die gemeenten niet in staat waren om nog een aantal andere dingen te doen met betrekking tot aan het werk helpen van mensen die nu werkloos zijn. Helaas zijn die gemeenten daartoe nu niet toe in staat en dat blijf ik een gemiste kans vinden.

De heer Bakker (D66):

Misschien is het goed om nog even in herinnering te roepen dat de uitgaven in de bijzondere bijstand de afgelopen jaren zo explosief waren gestegen dat het hoog tijd werd om orde op zaken te stellen. Hierdoor waren namelijk veel extra armoedevallen ontstaan waardoor mensen niet aan de slag gingen en werden vastgehouden in de bijstand. Ik weet wel dat dit de heer Bos niet zinde, maar het was heel verstandig. Ik zeg erbij dat het kabinet in 2004 de armoedeval op tal van punten heeft vergroot, zo blijkt uit de verantwoording. Dat is dus niet goed, maar het was erger geweest als datgene waarmee de heer Bos het niet eens was, niet was gebeurd.

De heer Bos (PvdA):

Wat het nog erger maakt is dat de armoede in 2004, bijvoorbeeld af te meten aan het aantal mensen dat in de schuldhulpverlening terecht is gekomen, ook is gegroeid. Ik neem aan dat u dat minstens zo'n groot probleem vindt.

De heer Bakker (D66):

Natuurlijk is dat een groot probleem. Dat heeft alleen niet zoveel te maken met de bijstand, maar dat heeft alles te maken met de economische situatie. Ik ben blij dat wij ons daar allemaal zorgen over maken, alleen verschillen de recepten hier en daar wat.

Ik kom even terug op de algemene benadering. Het kabinet krijgt hoge cijfers voor de betrouwbaarheid van de informatie en de rechtmatigheid daarvan. Dat is goed, maar als het gaat om de VBTB-operatie – van borrel tot borrel – dan is er echt nog onvoldoende vertaling van het uitgeven van geld (wat mag het kosten) naar de prestaties (wat gaan wij daarvoor doen) en wat willen wij eigenlijk bereiken (de doelstelling). Slechts voor 16% van de uitgaven is concreet en relevant beschreven wat het beeld is van de maatschappelijke effecten ervan. Bij de kosten is dat 70%. Men kan zich afvragen waarom dat geen 100% is. Wij doen dus erg veel en wij geven veel uit, maar wij weten niet in alle gevallen precies waar het toe dient en of het doel wordt bereikt. Dat vraagteken moet de komende jaren verder worden weggewerkt. Ik ben ervan overtuigd dat de minister van Financiën en de rest van het kabinet daarvan doordrongen zijn.

Het kabinet krijgt in algemene zin een hoog cijfer, maar in de haarvaten van de overheid gaan talloze zaken ernstig fout. Dat zijn niet alleen kleine dingen, maar ook grote. Ik wijs op de dramatische ontwikkeling van de cijfers van UWV. De rechtmatigheid van de uitgaven is ten opzichte van vorig jaar, toen deze al te laag was, verder teruggelopen. Er zijn categorieën, zoals de Ziektewet, waar in één op de tien gevallen niet bekend is of het geld goed is uitgegeven. Voor de reïntegratie van arbeidsgehandicapten geldt hetzelfde. Dat kan niet. Dat moet beter. Ik heb begrepen dat de minister van Financiën van de week heeft gezegd dat de WW misschien maar naar de gemeenten moet. Als de WAO straks naar de private markt wordt gedaan, is een probleem opgelost.

Er zijn meer vragen te stellen over de uitgaven voor reïntegratie dan alleen die over rechtmatigheid. Wij geven er € 1,9 mld. per jaar aan uit. Ik weet zeker dat wij daarmee heel veel mensen aan het werk houden, althans ambtelijke mensen en medewerkers van reïntegratiebureaus. Het verslag geeft onvoldoende cijfers om te kunnen beoordelen of de arbeidsmarkt ook soepeler werkt, of langdurige werkloosheid wordt voorkomen en of specifieke doelgroepen zoals WSW'ers goed worden geholpen. Ik spreek nog niet eens over de macro-effecten van al die uitgaven, zoals de verdringingseffecten, de bureaucratie, de uitvoeringskosten en de opportunitykosten. Ik vraag het kabinet om volgend jaar bij de verantwoording van de uitgaven en bij de begroting 2006 in het bijzonder aandacht te besteden aan de reïntegratiemiddelen.

De armoedeval is op vijf punten toegenomen. Daar is dit jaar de kinderopvang bij gekomen. Het kabinet moet in de komende twee jaar de kwestie in hoeverre het voor mensen zinvol is om nog te gaan werken, agenderen. De marginale druk wordt op tal van punten vergroot. De maatregelen met betrekking tot kinderopvang hebben daaraan bijgedragen. Dat is niet zozeer het geval voor de onderkant van de arbeidsmarkt, maar wel voor de middengroepen. Dat zijn dus precies de mensen van wie wij verwachten dat zij de economie weer opbouwen en van wie wij loonmatiging vragen. Als zij hard werken en hun kinderen een aantal jaren naar de kinderopvang willen brengen, worden zij door de overheid geremd in plaats van gestimuleerd. Dit debat zullen wij voortzetten bij de behandeling van de begroting van SZW.

Ik wil enkele opmerkingen maken over een aantal departementen. In de verantwoording van veel departementen ontbreekt een overzicht van ICT-systemen, ook vitale, en van de beveiliging daarvan. Er staat ook weinig over de plannen voor de toekomst. Dat is weinig geruststellend in een tijd waarin veel wordt gesproken over veiligheid en terrorismebestrijding. Wanneer kunnen wij op dit punt verbetering verwachten? Bij het ministerie van Defensie heb ik er alle begrip voor dat er soms tekortkomingen zijn in de precieze administratie in een tijd dat er moet worden gereorganiseerd en de winkel hard moet draaien, al moeten deze tekortkomingen wel tot een minimum worden beperkt. Dat niet bekend is hoeveel munitie er is en waar die is – misschien moet de minister in zijn broekzak kijken – kan echter niet. Er is alle reden voor om dit punt alle aandacht te geven.

Er is nog steeds geen rijksbreed overzicht van wat er aan externe adviseurs wordt ingehuurd. Het is ook niet bekend wat zij verdienen. Ik heb begrepen dat de ministeries elkaar op dat punt nogal eens in de haren zitten en dat de richtlijnen van het ene ministerie door het andere worden verdubbeld of verdrievoudigd. Dat kan natuurlijk niet. Wanneer kan verbetering worden verwacht op deze punten? Ik heb maandenlang pogingen gedaan om een overzicht te krijgen van wat er over de departementen heen wordt uitgegeven aan voorlichting en propaganda. Ik heb het nu niet over de EU-folder. MKB Nederland heeft verleden week een rapport uitgebracht waarin staat dat dit een land van krabbelaars en stempelaars is. Ik voeg daaraan toe: het is ook een land van snuffelaars en tuttelaars. Wij worden namelijk overspoeld met overheidsvoorlichting, maar wij weten niet hoeveel daar precies aan wordt uitgegeven, hoeveel mensen er precies mee bezig zijn en waar de uitgaven zitten: in de algemene apparaatskosten, de programmakosten of ergens anders. Dat overzicht is niet te geven. Ik wil graag dat het kabinet dit verbetert.

De Raad voor de Rechtspraak zou aan de orde komen bij de afzonderlijke hoofdstukken. Het is onacceptabel dat er kantoren worden gebouwd voor 270 mensen, terwijl er maar 145 zijn. Bovendien worden daarbij alle budgetten overschreden.

Ik zie geen cijfers over voortijdig schoolverlaters in 2004. Het is wel een prioriteit in het kabinetsbeleid. Hoe zit dat? Wanneer kunnen wij die cijfers wél tegemoet zien?

Als het gaat om de effectiviteit van het overheidsoptreden, erger ik mij zeer geregeld aan de mate waarin op departementaal niveau door allerlei gevechten tussen ministeries en kokers, goed beleid wordt uitgesteld, verdund of zelfs onmogelijk wordt gemaakt. Ik noem twee voorbeelden. Bij de begrotingsbehandeling in december zijn er twee amendementen aangenomen. Het ene gaat over 6 mln. om duizend extra plaatsen voor heroïne-experimenten mogelijk te maken. Justitie en VWS zijn nog steeds in gevecht over het moment waarop dat geld uitgegeven kan worden. Dit is althans de mededeling. Het andere amendement gaat over 1 mln. om te werken aan het verminderen van spanningen tussen bepaalde groepen allochtonen en homo's. De afgelopen week hebben wij weer gezien dat dit geen overbodige luxe is. Justitie, VWS en OCW weten echter nog niet op welke wijze zij dat geld gaan uitgeven. Dat kan natuurlijk niet. Wij zitten dan in de Kamer een beetje voor niets te werken.

De incidenten moeten niet de hoofdlijn zijn. Een van de hoofddoelstellingen van dit kabinet is een slagvaardiger overheid. Juist op dat punt moeten wij nog heel veel zien. Oplossingen zijn vaak te ambtelijk en ze gaan te vaak voorbij aan datgene wat burgers van de overheid willen. Daarbij gaat het gewoon om waar zij recht op hebben; geen snuffelaars, geen tuttelaars, geen krabbelaars of stempelaars, maar dokters, onderwijs, vergunningen. Dat zal voor mijn fractie de komende tijd de toetssteen zijn: wat schiet de burger ermee op? Dat geldt bij jeugdzorg, WMO, ondernemerssubsidies of de hele moloch van sociale zekerheid en reïntegratie.

Mevrouw Halsema (GroenLinks):

Voorzitter. Wij leven nu bijna drie jaar in een land met een rechtse meerderheid. Mijn vraag is of het een beetje bevalt. Bent u gelukkiger geworden in de afgelopen drie jaar? Hebt u het beter gekregen? Wilt u op deze manier verder? De bevolking wil dat niet.

Het grote bevolkingsonderzoek 21minuten.nl geeft een duidelijk antwoord op al deze vragen. De bevolking is zeer pessimistisch over de toekomst, zo blijkt daaruit. Zij maakt zich zorgen over Nederland. De bevolking ervaart dit kabinet als een rechtse winter. De mensen hebben het koud gekregen; zij voelen zich in de kou gezet. Zij vrezen polarisatie en zij zijn bang.

Vanochtend werd bekend dat laag opgeleide jongeren veel pessimistischer zijn geworden over hun toekomst en bijvoorbeeld over het wel of niet krijgen van banen. Nu moet ik zeggen dat de heer Dittrich daarover interessante opmerkingen maakte in zijn pas verschenen pamflet. Het stelt mij dan buitengewoon teleur dat de heer Dittrich het juist vandaag nodig vond om in contact te treden met Nederlanders. Ik dacht nog: kan hij dat niet op vrijdag en maandag doen? Waarom moet dat juist vandaag?

De steun voor het huidige regeringsbeleid is gering. Er is een kloof tussen wat de bevolking wil en wat deze regering biedt. Het is dus geen wonder dat het vertrouwen in het kabinet deze week het historisch dieptepunt heeft bereikt van 19%. Ik wil van de premier weten hoe hij over deze zeer teleurstellende reacties op zijn kabinetsbeleid oordeelt. Ik krijg graag een open reactie zonder positivoretoriek of uitspraken als "ik oké, jij oké". Uit 21minuten.nl blijkt wat mensen wél willen. De samenleving moet weer solidair en bescheiden, minder materialistisch en behoudend worden. Men verkiest een lagere druk op het milieu en een grotere inkomenszekerheid boven hogere welvaartsgroei en lagere werkloosheid. Wat men wenst, wordt gekenmerkt door begrippen als solidariteit, kwaliteit van bestaan, gelijkheid en zelfstandigheid. De kabinetten Balkenende I en II voeren nu drie jaar lang het zelfde beleid. Het kabinet Balkenende II is precies halverwege. Daarom vindt mijn fractie dit moment geschikt voor een midterm review. Zij vindt het zeer te waarderen dat dit kabinet voltallig aanwezig is en zich bij monde van de minister-president verantwoordt. Helaas voelen de regeringsfracties zich veel minder verantwoordelijk. Dat maken zij nu wel uitermate duidelijk zichtbaar. Kennelijk nemen zij de minister-president en het kabinet net zo weinig serieus als de bevolking. Misschien zijn de coalitiecollega's ook wel zo ontevreden over de prestaties van het kabinet dat zij hebben besloten om vandaag buiten te gaan folderen in de hoop dat dat wat uithaalt.

Uit de verantwoordingsstukken blijkt dat er veel niet op orde is. Uit de stukken valt niet op te maken welke doelen worden gehaald, waarom sommige doelen tussentijds zijn gewijzigd en welke beleidsconclusies er worden getrokken. Hoe zit het met het voortijdig schoolverlaten waarop de heer Bakker terecht wees? Hoe zit het met de arbeidsparticipatie van vrouwen? Hoe zit het met de ontwikkeling van de inkomens? Hoe zit het met het Innovatieplatform dat tot het terrein van de premier behoort? De doelen en de prestaties daarvan zijn zo vaag geformuleerd dat niet kan worden bepaald of het al dan niet functioneert. Dit moet voor hem, na twee jaar aan het roer te hebben gestaan, een teleurstellende constatering zijn. Naar de mening van de fractie van GroenLinks moet het kabinet er dan ook alles aan doen om te laten zien welke resultaten behaald zijn en waar het kabinet in 2007 op afgerekend wil worden om het vertrouwen van de burgers te winnen.

Met deze verantwoording wordt naar de opvatting van mijn fractie het geloofwaardigheidsprobleem alleen maar groter en niet kleiner. De schokkende aanslagen in New York en Madrid en de weerzinwekkende moorden op Fortuyn en Van Gogh zorgden voor angst, onzekerheid en verwarring. Het afgelopen jaar hebben prominente rechtse politici die emoties, angsten en tegenstellingen verder zien aanwakkeren. Mensen zijn banger geworden en bevolkingsgroepen raken verder uit elkaar gedreven. Tegelijkertijd vindt de fractie van GroenLinks dat er een conservatieve agenda wordt doorgedrukt waarbij burgerrechten worden opgeofferd en de bevolking – met name nieuwkomers en allochtonen – tot discipline en conformisme worden gedwongen. Dit maakt in haar ogen meer kapot dan haar lief is. Nederland wordt er niet alleen minder prettig, maar naar haar mening ook minder veilig van. De politiek van de angst werkt niet om mensen betrokken te maken, hoop te geven en enthousiast te krijgen.

Het kabinet lijkt ook de gevangene te zijn geworden van de dynamiek van angst. Dat geldt zelfs bij een van de meest hoopvolle projecten van vrede en veiligheid: de vorming van de Europese Unie. De nieuwe Europese grondwet versterkt en verbetert dat project. De grondwet zorgt voor een democratischer, socialer en groener Europa dat meer een eigen rol kan spelen in de wereld. De grondwet fungeert ook als een project van hoop voor hervormers in landen die recentelijk zijn toegetreden of nog toe willen treden. Bovendien is de grondwet hard nodig om grensoverschrijdende problemen als luchtvervuiling en internationaal terrorisme aan te pakken. Dit kabinet weet dit project niet anders te verdedigen dan door de mensen angst aan te praten. Daarbij dreigt het met oorlog, het uitgaan van het licht en banenverlies als mensen tegen stemmen. Gisteren zei de minister van Economische Zaken zelfs nog dat de mensen het gewoon niet begrepen. Mijn fractie nam samen met de fracties van de Partij van de Arbeid en D66 het initiatief tot dit referendum, juist om te breken met die dynamiek en om de politiek te dwingen om de bevolking op een positieve manier bij de Europese Unie te betrekken. Maar bekrompen politiek van angst van dit kabinet staat een meer kosmopolitische politiek van hoop in de weg. Zo blijkt uit onderzoek van Maurice de Hond dat het meest genoemde argument om tegen de Grondwet te stemmen is, "omdat ik tegen de toetreding van Turkije tot de EU ben". GroenLinks zou het zeer op prijs stellen als de regering het misverstand over Turkije ontzenuwt, door nu toe te zeggen dat het de mogelijkheden wil verkennen voor een EU-breed referendum over de toetreding van Turkije tot de EU. In Frankrijk, Oostenrijk en België is een nationaal referendum over Turkije al aangekondigd. In Denemarken en Ierland is een referendum een automatisme. Dan zeggen wij: kies voor de koninklijke weg, zorg voor een duidelijk moment waarop heel het Europese volk apart over deze toetreding kan worden geraadpleegd. Overigens heeft minister Bot in zijn Humboldtlezing op 2 juni van het afgelopen jaar er al voor gepleit om in het algemeen na te denken over het instrument van een EU-breed referendum. Graag een reactie.

Na drie jaar Balkenende kwakkelt onze economie voort. Honderdduizenden mensen hebben hun baan verloren. De regering slaagt er nog steeds niet in, met effectief beleid voor meer banen te zorgen. De Nederlandse economie is één van de slechtst presterende Europese economieën. Het kabinet dient zich daarvoor te verantwoorden en, belangrijker nog, daarvan te leren. Hetzelfde geldt voor de ontwikkeling van de koopkracht. De inkomensverschillen zijn veel te sterk toegenomen. Hogere inkomens hebben zich onbekommerd kunnen verrijken, de lage inkomens leveren keer op keer in. De premier lijkt daarvan te leren, gezien zijn uitspraak dat hij meer wil opkomen voor de zwaksten, de chronisch zieken en ouderen met alleen AOW. Maar waarom lezen wij dan in het jaarverslag, waarbij het kabinet 41 speerpunten heeft geformuleerd, helemaal niets over de inkomens?

Wij verwachten vandaag boter bij de vis. De Nederlandse schatkist kreeg deze week een meevaller van € 122 mln. uit Brussel over het jaar 2004. GroenLinks wil dat dit geld wordt gebruikt voor de meest kwetsbaren, de nieuwe prioriteit van onze premier. Graag een reactie. Wie veel biedt, mag veel eisen, maar dit kabinet biedt geen enkel perspectief. Wel voor de wapenindustrie, maar niet voor leerlingen in overvolle klassen en verouderde gebouwen. Wel voor privé-klinieken, maar niet voor ouderen die verpleging hard nodig hebben. Wel voor topmanagers, niet voor leraren en verplegers die zich een slag in de rondte werken voor een bescheiden loon. Er is ook perspectief voor de auto-industrie, maar niet voor opgroeiende kinderen die steeds meer last hebben van de luchtvervuiling, zeg ik tegen mevrouw De Vries. Het kabinet biedt wel perspectief aan de bio-industrie, maar niet aan dieren of aan de mensen die dieren een fatsoenlijk bestaan willen bieden.

Het milieubeleid is waarschijnlijk de grootste mislukking van dit kabinet. De verantwoording hierover is volstrekt beneden de maat. De milieubalans 2005 sprak vorige week boekdelen. Milieudoelen worden voor 90% niet gehaald, terwijl die doelen vaak al veel te voorzichtig zijn geformuleerd. Wat wel wordt gehaald, is voornamelijk te danken aan oud beleid. Het kabinet stelt het noodzakelijke en nieuwe beleid almaar uit. Ik ben al twee maanden in afwachting van een uitgebreide visie van de minister-president op het rentmeesterschap, en dat duurt wel lang. De gevolgen van het uitblijven van maatregelen ondervinden wij alle dagelijks aan den lijve. 18.000 Mensen sterven tien jaar te vroeg, door vieze lucht. Wat doet de staatssecretaris van milieu? Hij zwaait alleen maar machteloos met potjes roet, zonder ertegen op te treden. Klimaatverandering versnelt, natuur, groene ruimte, ecosystemen worden dagelijks verder aangetast. Niet omdat het niet anders kan, maar omdat de regering het simpelweg niet doet. Een grote meerderheid van de Nederlanders denkt daar heel anders over, zo blijkt elke keer weer uit onderzoek. Zij geven de voorkeur aan een land met een ontspannen samenleving, veel aandacht voor natuur en milieu, waar de oude economie, de distributie-economie, niet de maat der dingen is.

GroenLinks vindt het de hoogste tijd voor een linkse lente, die hoopvol en optimistisch is en laat zien dat het anders kan. Op veel terreinen dragen wij dagelijks onze concrete alternatieven aan, in onze jaarlijkse tegenbegroting en vorig jaar nog in onze "100% samenleving", een nota waarin wij aangeven hoe wij in een periode van 30 jaar naar een andere samenleving kunnen toegroeien. En ook vandaag denken wij constructief mee. Wij willen de koopkracht voor de meest kwetsbare personen verbeteren. Ik hoop dat de minister-president daarop wil reageren. Daarnaast wensen wij de mogelijkheid te geven om de campagne voor het referendum werkelijk te versterken. Ik vraag de premier om over de brug te komen en de vorst uit de grond te halen. Anders zal de kiezer hem in 2006 en in 2007 de linkse lente in de maag splitsen, wat ik overigens niet zou betreuren.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. De minister van Financiën heeft gisteren van de gelegenheid gebruik gemaakt om nogmaals te benadrukken dat het VBTB-gedachtegoed niet is bedoeld om het gevoerde beleid aan de hand van strikt kwantitatieve maatstaven te beoordelen. Dat gedachtegoed is niet te reduceren tot het verzamelen van indicatoren en cijfers. Ook vorig jaar waarschuwde hij reeds voor cijferfetisjisme en daarmee waren en zijn wij het van harte eens. De Tweede Kamer is immers niet een tweede rekenkamer. Verantwoordingsdebatten zijn ingesteld om meer continue en systematische aandacht te geven aan de beleidsmatige aspecten van het gevoerde beleid. Jaarverslagen en het debat daarover moeten ertoe bijdragen dat wij meer inzicht krijgen in de motieven en in de effecten van het overheidshandelen. Het moet niet alleen duidelijk zijn of de doelstellingen van het beleid al dan niet zijn gerealiseerd, maar ook het hoe en de vraag ten koste waarvan dat gebeurt, tellen mee. Met die opmerking is meteen duidelijk dat dit debat niet op zichzelf staat en dat het dus niet is geïsoleerd van andere debatten. Ook tussendoor, in andere debatten, vindt voortdurend verantwoording plaats en soms tevens correctie. Wij moeten dus voorzichtig zijn met het spreken over hét verantwoordingsdebat. Deze woorden doen echter niets af aan het grote belang van dit debat. Er wordt over dezelfde zaken begroot en verantwoord en die twee moeten dan ook in nauwe samenhang met elkaar worden gezien. De motie-Blok c.s. werd door een ruime meerderheid van de Kamer gesteund en daarmee is dat nadrukkelijk onderstreept. Daarin staat zelfs dat dit een hoogtepunt is in het parlementaire jaar.

Ik deel het gevoel van de heer Bos over de wijze waarop in elk geval een deel van de Kamer zijn aandeel in de opwaardering van dit verantwoordingsdebat inhoud geeft. Het lijkt mij goed om gezamenlijk nogmaals te spreken over de vraag wat de Kamer wil met het verantwoordingsproces en het -debat. Het is toch wel gênant dat het kabinet de verantwoording tegenover de volksvertegenwoordiging kennelijk serieuzer neemt dan een deel van de controleur zelf. Dat kan naar mijn idee niet de bedoeling zijn.

De Rekenkamer heeft het Financieel Jaarverslag van het Rijk 2004 goedgekeurd. Gebleken is dat 23 van de 25 jaarverslagen aan de eisen voldoen. Ook de bedrijfsvoering van de ministeries is verbeterd. Alleen het ministerie van Buitenlandse Zaken en dat van Defensie hebben het bedrijf in vergelijking met 2003 minder goed gevoerd. Ook de beleidsinformatie wordt als deugdelijk beoordeeld, maar bij de bruikbaarheid daarvan worden nog vraagtekens geplaatst. Dat punt wordt weliswaar onderkend, maar het komt het proces van verantwoording niet ten goede dat er onvoldoende zicht is op de maatschappelijke effecten, ofwel de outcome van het beleid. Slechts 16% van alle doelstellingen geeft naar het oordeel van de president van de Algemene Rekenkamer een concreet en relevant beeld van de beoogde en de gerealiseerde maatschappelijke effecten. Ik roep het kabinet op om prioriteit te geven aan de outcome van "gewoon" beleid. Dat doet het immers ook bij de beleidsprioriteiten.

Niet alles verloopt goed. Het ministerie van VROM heeft problemen met de controle op huursubsidies en op energiepremies en het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport heeft het subsidiebeheer niet op orde. De Rekenkamer acht de aangekondigde maatregelen echter toereikend, zodat de bezwaren zijn opgeheven. Bij uitvoeringsproblemen wordt het verbouwingsargument nogal eens van stal gehaald. Dat klinkt logisch als verklaring, maar reorganisatie of hervorming is wat mij betreft geen rechtvaardiging voor het feit dat de verkoop tijdens de verbouwing minder goed verloopt. Ik vraag het kabinet daarop een reactie te geven.

Tijdens een verantwoording halverwege een kabinetsperiode wordt eens temeer duidelijk dat niet alleen einddoelen nodig zijn om duidelijk te krijgen of de uitvoering van het beleid op schema ligt. Daarvoor zijn ook tussendoelstellingen van belang. In het financieel jaarverslag van het Rijk worden de doelstellingen van een aantal speerpunten daarom nader geconcretiseerd, maar veelal ontbreken tussendoelen. Operationaliseren van doelstellingen, het realiseren van beleidsdoelen en het meten van effecten zijn niet eenvoudig, met name waar het gaat om de zachte beleidsterreinen. Maar daarmee komt het kabinet wat mij betreft toch niet weg, want ook op de hardere terreinen die eenvoudig te kwantificeren zijn, laat het kabinet steken vallen. Bijvoorbeeld op het terrein van mobiliteit en infrastructuur is de subdoelstelling geformuleerd om op de weginfrastructuur het achterstallig onderhoud te verminderen met 45% in 2007 en vervolgens heeft dat zijn uitwerking gekregen in de begroting 2004 in een te onderhouden areaal, maar streefwaarden of cijfers over achterstallig onderhoud ontbreken. Onderkent het kabinet dat op dit vlak nog volop verbeteringen mogelijk zijn en worden er voor volgend jaar meer afrekenbare tussendoelen geformuleerd, waarbij duidelijk is waar we vandaan komen en wat als referentie dient?

Als het om de overheidsfinanciën gaat, is 2004 nog redelijk afgelopen. Dat was overigens meer geluk dan wijsheid, al zal het kabinet natuurlijk wijzen op de vruchten van de uitvoering van de hervormingsagenda. Feit is dat de economische groei hoger is uitgevallen door de sterk aantrekkende wereldhandelsgroei, waarbij de Nederlandse export een klein graantje kon meepikken; die exportgroei is overigens inmiddels weer verdwenen. Deze economische groei lijkt gezien de meest recente gegevens niet het begin van een structureel herstel, maar slechts een tijdelijke opleving. We doen het in economisch opzicht in ieder geval slechter dan onze buurlanden. Dan kan de minister van Financiën misschien niet verrast zijn over de meest recente cijfers, zorgwekkend zijn ze wel. Pijnpunt aan de aanbodzijde blijft onze concurrentiepositie en aan de vraagzijde het gebrek aan consumentenvertrouwen en dientengevolge een niet aantrekkende binnenlandse consumptie. Vraag aan de minister-president: is er zijns inziens een verband tussen het gebrek aan consumentenvertrouwen en het zorgwekkende lage vertrouwen in het kabinet en wat denkt het kabinet te kunnen doen teneinde het consumentenvertrouwen in opwaartse richting te doen bewegen?

Ik kom tot een afronding. Gebrek aan vertrouwen is één van de meest hardnekkige en fundamentele problemen waarmee wij met elkaar vandaag de dag te maken hebben. Weinig vertrouwen in de politiek in het algemeen en in het kabinet in het bijzonder, weinig consumentenvertrouwen, waardoor de hand op de knip blijft. Uitdagingen te over dus, waarbij het herstellen van vertrouwen door vertrouwenwekkend beleid absolute prioriteit dient te krijgen. Verantwoording heeft te maken met het antwoord geven op relevante vragen. Daarbij gaat het ook in dit debat niet alleen over het antwoord op de vraag of de regering vanuit VBTB-oogpunt de dingen goed doet – waar het kabinet getuige de jaarverslagen redelijk in slaagt – maar juist en vooral ook over de vraag of de regering de goede dingen goed doet.

De heer Van der Vlies (SGP):

Mevrouw de voorzitter. Braaf als ik doorgaans probeer te zijn, heb ik mij gelegen laten liggen aan de aanbevelingen aan deze Kamer van de president van de Algemene Rekenkamer, mevrouw Stuiveling. Zij beval ons aan, zo nu en dan langs de drie glazen te lopen. Zij ontleende daaraan vorig jaar en ook nu een beeldspraak. Ik heb dat natuurlijk gedaan. Toch is er met die glazen iets opmerkelijks aan de hand. Bij ruig weer met veel regen, raken ze voller, maar als de zon schijnt, zeker als die lang schijnt, worden ze echt wel leger. Mevrouw Stuiveling constateerde dat ze voller waren geworden. Nou, dat kun je begrijpen, want het was voor dit kabinet best ruig weer. Veel tegenvallers, nationaal en internationaal. En je hoopt toch op zonneschijn voor de komende jaren voor dit kabinet. Er moet wel worden geoogst. Als dan die glazen maar niet al leger worden. Met andere woorden: de inzet van VBTB, het proces dat daarmee wordt bedoeld, moet consequent worden vervolgd. Als je dat dan bekijkt, krijgt het kabinet ook van de Algemene Rekenkamer een plusje. Duidelijker dan vorige malen. Verantwoordingsdag, best belangrijk. Heeft het kabinet beantwoord aan de door hem gestelde doelen? Zijn de beloften waargemaakt? Die vragen moeten wij elkaar regelmatig stellen om alert te blijven. Bij sommige beloften, zoals de gekozen burgemeester of het kiesstelsel, maar daarbij komt de politieke kleur om de hoek kijken, lucht het eerder op dan dat het droevig maakt dat er niet aan wordt voldaan. Bij andere beloften ligt dat natuurlijk net andersom.

De beantwoording van de vraag naar de waargemaakte beloften kan heel formeel gebeuren door een apolitiek ja of nee. Daar begint mijn fractie niet aan, zeker niet vandaag. Wij zijn hier bij elkaar voor een eerste politieke beoordeling. De precieze cijfers komen hoofdstuksgewijs in een later stadium.

Toch kan in technische zin worden gesteld dat de regering het redelijk heeft gedaan, zoals ik al zei, zeker onder de gegeven, ons bekende omstandigheden. Dat is ook het oordeel van de Algemene Rekenkamer. Daarbij kan de kanttekening worden gemaakt dat niet alle gerealiseerde doelstellingen het effect zijn van alleen regeringsbeleid. Daarom is een zekere bescheidenheid wel op zijn plaats. Mijn fractie voegt zich terloops bij de reeds door collega's geuite gevoelens van verbazing over de afweging van enkele fractievoorzitters die hun prioriteiten kennelijk buiten dit huis hadden liggen.

Gezien mijn spreektijd beperk ik mij tot een enkel punt. Bij de algemene politieke beschouwingen na Prinsjesdag 2003 heb ik gezegd dat de SGP-fractie de discussies over de bezuinigingen per onderwerp wil voeren, met enerzijds de erkenning dat er bezuinigd moet worden, maar anderzijds oog voor een na te streven morele fijngevoeligheid, die prioriteit legt bij onze ouderen, lichamelijk en verstandelijk gehandicapten, chronisch zieken en mensen die niet tot het verrichten van arbeid in staat zijn.

Het jaar 2004 heeft bol gestaan van de discussies hierover. Dat herinneren wij ons. In dat geheel speelde een motie die mijn naam mag dragen, een rol. Eerlijk gezegd vind ik het onbevredigend dat wij nog altijd in een fase zitten waarin wij niet precies weten wat wij hebben uitgericht. Bestuurlijk valt dat niet te verwijten. Dat snap ik en dat doe ik ook niet, maar moreel-politiek vind ik dit wel een punt. Ik ben er niet gerust op dat dit zich niet kan herhalen bij de gehanteerde systematiek. Als de discussie over de koopkrachteffecten elk jaar weer opspeelt, is mijn vraag of er niet kan worden gezocht naar een meer toegesneden systeem van beleidsvoorbereiding en vervolgens verantwoording, zodat wij deze misère kunnen ontlopen.

Heel wat maatregelen in 2004 zijn juist neergeslagen in het gezin. Wij vinden dat de gezinnen daarmee te weinig uit de wind zijn gehouden. Door de regering was beloofd dat de gezinnen zoveel mogelijk ontzien zouden worden. Er ligt een morele verantwoordelijkheid van ouders om hun kinderen op te voeden, maar dat moeten zij wel kunnen doen binnen een omgeving van goede randvoorwaarden. De dingen die op dit gebied zijn gebeurd, zien wij als een desinvestering in de toekomst.

In de oogstjaren van dit kabinet, 2005 en 2006, moet er nog heel veel gebeuren op allerlei majeure ethische thema's. Dat is toegezegd en in 2004 voorbereid, bijvoorbeeld doordat er evaluaties zijn ingesteld. Ik spreek de dringende wens uit dat dit beleidsveld aan het eind van de rit niet zal blijken te zijn achtergebleven. Wil de minister-president het spoorboekje op dit punt nog eens nakijken?

De doelstelling van een vermindering van de lastendruk met 25% door dor hout te snoeien zou gehaald zijn, maar het MKB en het onderwijs merken daar nog te weinig van. Het is duidelijk dat er een naijleffect is, maar wij moeten de vinger wel aan de pols blijven houden.

Minister Veerman heeft in een informele landbouwraad op Europees niveau terecht zijn zorg uitgesproken over de vergrijzing in de landbouwsector en hij kreeg daarvoor steun van zijn collega's. Dat is echt een punt. Vorig jaar hebben wij daarover beslissingen genomen. Het kabinet heeft ook zijn nek uitgestoken, dus ik sta hier op zichzelf niet met een kritische houding. Er is 10 mln. beschikbaar gesteld en er is een subsidieregeling opengesteld. Dat is een goede zaak. Er blijkt echter sprake van zware overtekening, met een factor van twee tot drie. Er is vervolgens geloot, zoals de heer Van As reeds heeft gezegd. Zo'n 60% wordt daarbij afgewezen. Dat percentage is te hoog. Wij laten hier kansen liggen. Mijn dringende verzoek aan de regering, in de zo-even geschetste context, is om bij gelegenheid van de Voorjaarsnota zo veel mogelijk geld bij te plussen. Wij moeten deze slag optimaal slaan. De landbouwsector verdient dat. Als het onbevredigend blijft, zal ik mijn collega's vragen of het niet zinvol is om hierover een Kameruitspraak voor te leggen.

De voorzitter:

Ik stel voor om te schorsen tot kwart over twee. Wij hervatten de vergadering met de regeling van werkzaamheden en vervolgens gaan wij over naar de eerste termijn van het kabinet.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 12.50 uur tot 14.15 uur geschorst.

Voorzitter: Weisglas

De voorzitter:

Ingekomen is een beschikking van de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer der Staten-Generaal inzake aanwijzing van het lid Hoekzema tot lid in plaats van het lid Rosenthal in de OVSE-Assemblee.

Deze beschikking wordt voor kennisgeving aangenomen.

De voorzitter:

De overige ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de Griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven