Aan de orde is het debat over:

de Staat van de Europese Unie (29201 /29213).

De heer Van Dijk (CDA):

Voorzitter. Visionaire leiders hebben aan de wieg van Europa gestaan. Hun visie ging verder dan het eigen of het economische belang. Zij waren daarmee in de jaren vijftig van de vorige eeuw de tijd ver vooruit. Deze leiders wilden vrede en welvaart op het Europese continent brengen en daar zijn zij goed in geslaagd. De Europese samenwerking die een sterk evolutief karakter kent, heeft welvaart en vrede voor de burgers van de EU gebracht. Wij burgers van de Europese Unie beseffen dat niet altijd en zijn soms te veel gewend geraakt aan die verworvenheden. Steeds opnieuw moeten wij beseffen wat Europa voor ons heeft betekend en wat Europa gisteren, vandaag en morgen voor ons kan betekenen. Wij moeten de verbondenheid van de burger met de idealen van de oprichters van de Unie versterken. Dat kan alleen als de burger ziet welke meerwaarde Europa voor hem heeft gehad en nog heeft.

De Europese samenwerking heeft geleid tot de langste periode van vrede in de geschiedenis van West-Europa. Zonder Europese samenwerking was de economische ontwikkeling veel minder voorspoedig geweest. De Unie is nu een afzetmarkt voor alle producten van ons bedrijfsleven zonder dat wij onze producten op allerlei ingewikkelde manieren moesten aanpassen. Dankzij de economische ontwikkeling kunnen wij een sociaal beleid in stand houden. Bovendien hebben wij met de euro een betaalmiddel gekregen waarmee wij van Amsterdam tot Helsinki en van Athene tot Madrid kunnen betalen. Dit zijn belangrijke verworvenheden van de Europese samenwerking.

De Europese burger verwacht echter meer van Europa. Op veel grote maatschappelijke vraagstukken verwacht hij een Europees antwoord. Denk aan criminaliteit zoals terrorisme, aan de drugs- en asielproblematiek, aan de buitenlandse politiek en aan de economische problemen. Europa kan een oplossing bieden voor die problemen. Als de burger zich realiseert dat een Europese aanpak meerwaarde voor hem heeft en dat de Europese Unie er voor hem is en niet omgekeerd, dan krijg je betrokken burgers. Daar is wel een slagvaardige en daadkrachtige Unie voor nodig. Dat is een belangrijk vraagstuk dat in de Conventie aan de orde is gekomen en dat in de IGC weer aan de orde zal moeten komen. Slagvaardigheid en daadkracht vergroten het draagvlak voor Europa, maar nog niet op elk terrein is die slagvaardigheid mogelijk. Juist op de terreinen waar de slagvaardigheid ontbreekt, verlangen burgers die wel. Zij willen dat de grensoverschrijdende criminaliteit Europees wordt bestreden, maar er zijn verschillende belemmeringen die dat in de weg staan. Er moet een effectief buitenlandbeleid komen, maar ook daar zijn nog verschillende blokkades. De komende regeringsconferentie over het nieuwe grondwettelijke verdrag voor de Europese Unie moet de oplossing van die problemen dichterbij brengen.

Voor draagvlak heb je niet alleen daadkracht en slagvaardigheid nodig, maar ook geloofwaardigheid. Afspraken zijn afspraken en regels en afspraken moeten worden nagekomen. Criteria zijn criteria. Een gele kaart is een gele kaart. Deze aspecten moeten ook de boventoon voeren binnen de Europese Unie. Ik kom hierop later nog terug.

Ik wil allereerst een paar opmerkingen maken over de uitbreiding. Wij zullen daaraan op dit moment niet al te veel woorden wijden, want wij zullen op een later moment hierover nog uitgebreid spreken aan de hand van de tussenrapportages van de Commissie. In het debat dat wij een jaar geleden hebben gevoerd over de uitbreiding, heeft de CDA-fractie bij monde van haar fractievoorzitter gepleit voor de instelling van een vrijwaringclausule indien de nieuwe kandidaat-lidstaten de bestaande Europese wetgeving niet volledig hebben overgenomen. In de Staat van de Unie bespeuren wij een afwachtende houding. De regering zegt dat deze vrijwaringclausules ingeroepen kunnen worden indien nodig en in laatste instantie. Wij gaan ervan uit dat Nederland een actief beleid zal voeren op dit terrein. Ik krijg hierop graag een reactie van de regering.

Ik kom nu op een ander punt: het Groei- en Stabiliteitspact. Het baart de CDA-fractie al langer zorgen hoe er wordt omgesprongen met de regels van het Stabiliteitspact. Dit tast de geloofwaardigheid ernstig aan en daarmee wordt ook het draagvlak aangetast. Duitsland, Frankrijk en Portugal; wij hebben meerdere malen overschrijdingen gezien zonder dat er iets aan werd gedaan. Frankrijk was onlangs zelfs van mening dat de binnenlandse politiek prioriteit had boven de Europese afspraken en het lapte de verdragsbepalingen aan zijn laars.

Het CDA meent dat het verdrag duidelijk maakt wat de EU te doen staat als lidstaten zich niet aan de afspraken houden. Het gevolg van het beleid van pappen en nathouden van de Europese ministers is dat wij taferelen krijgen zoals laatst, toen onze eigen minister van Financiën dreigde met een gang naar de Europese rechter. Dit is toch te gek.

Het sanctiemechanisme zou veel adequater moeten werken. Zou het niet beter zijn om het verdrag dusdanig aan te passen dat er een automatisme in werking treedt en dat er, als een lidstaat in gebreke blijft, geen aparte besluitvorming binnen de raad hoeft plaats te vinden. Alleen in geval van unanimiteit in de raad zou kunnen worden afgeweken van dit sanctiemechanisme.

Wat de IGC betreft zijn voor ons de onderhandelingen pas afgelopen als de handtekeningen van alle regeringsleiders onder het verdrag staan. De IGC is het echte onderhandelingswerk en daarbij is nog veel mogelijk. Nederland wil niet teveel stenen uit het bouwwerk van de conventie halen, maar dit mag niet betekenen dat er geen zaken meer veranderd zouden kunnen worden. Andere lidstaten vechten voor eigen punten; dat mogen wij dus ook doen. Ik verwijs naar wat de heer Aznar heeft aangekondigd, namelijk dat de stemmenweging in de raad absoluut niet goed is en naar de Britten met hun kritiek op het conventieresultaat. In deze Kamer zijn ook enkele elementen aangegeven waarvan wij verwachten dat de Nederlandse regering daarvoor zal gaan.

De CDA-fractie heeft steeds gezegd dat zij het eindresultaat zal beoordelen, maar wij kunnen ons indenken dat de Nederlandse regering nieuwsgierig is naar onze uitgangspunten bij deze beoordeling. Daarom noem ik nu al enkele zaken die onze speciale aandacht zullen krijgen.

In de eerste plaats moet er evenwicht zijn tussen de instellingen. De inzet moet zijn: uitbreiding van de bevoegdheden van het Europees Parlement en versterking van de positie van de Commissie. De Commissie moet een krachtige Commissie zijn die kan steunen op veel draagvlak, zowel binnen de Europese instellingen als het EP en de raad, maar ook onder de bevolking. Dit draagvlak kan naar onze mening worden gerealiseerd als een burger zich voldoende kan blijven herkennen in de samenstelling van de Commissie. De CDA-fractie blijft daarom voorstander van een stemhebbende commissaris per lidstaat. De huidige voorzitter van de Europese Commissie heeft aangegeven dat een grote Commissie de daadkracht van de Commissie niet in de weg hoeft te staan. Het Europees Parlement heeft zich hierbij aangesloten. Een toenemend aantal lidstaten is ook voorstander van een stemhebbende commissaris per lidstaat. Wij gaan ervan uit dat de regering hiervan een sterk punt zal maken.

De CDA-fractie is voorstander van de instelling van een Europese minister van Buitenlandse Zaken.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

De regering heeft gezegd dat zij de wens om te komen tot een stemhebbende commissaris per lidstaat geen halszaak vindt. Steunt u die houding van de regering?

De heer Van Dijk (CDA):

Wij hebben vorige week een debat gevoerd over de aanloop naar de RAZEB. Wij hebben dit punt toen onder de aandacht gebracht van de regering. Het antwoord van de staatssecretaris van Europese Zaken was dat wij hem niet op onze weg zouden vinden. Ik denk dat de Nederlandse regering in belangrijke mate op onze weg zit.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Geeft u liever een minder diplomatiek antwoord. Burgers stellen een begrijpelijk antwoord van politici op prijs. De regering heeft gezegd dat het voor haar geen halszaak is, geen hoofdpunt. In de IGC-notitie zijn vier punten opgenomen. Uw punt staat daar niet bij. De vraag is of u in dat licht de houding van de regering steunt. Het antwoord daarop kan heel simpel zijn.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik kan heel helder aangeven, dat mijn fractie de door de regering aangegeven prioriteiten steunt. Zij voegt daar echter graag een prioriteit aan toe. Een van mijn collega's heeft in de afgelopen week gezegd dat het mogelijk is om een extra ei onder de broedende kip te stoppen. Dat wil ik in dit geval ook doen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

U verzoekt de regering, een punt aan de prioriteitenlijst van de regering toe te voegen? U wilt niet dat de regering het punt niet als prioriteit beschouwt?

De heer Van Dijk (CDA):

Wij hebben eerder in een motie aangegeven, dat dit voor ons een belangrijk punt is en wij zien dan ook graag dat de regering het tot een prioriteit verheft. Ik heb echter in het begin van mijn betoog gezegd dat het aan de Nederlandse regering is om de onderhandelingsstrategie te bepalen.

De heer Van Baalen (VVD):

De heer Van Dijk kan de vraag voelen aankomen voordat deze gesteld is. Zijn antwoord is deugdelijk in het licht van de motie die door de Kamer ruim aangenomen is. Het is een belangrijk punt, dus ik denk niet dat hij een eitje erbij legt, maar slechts een ei dat er reeds ligt, benadrukt. Eén van de vijf punten van de regering is volgens hem het punt van de commissaris.

De heer Van Dijk (CDA):

De metafoor gaat niet geheel op. Ik geef aan dat ik een eitje onder de broedende regeringskip leg. De regering heeft vier punten genoemd en daar zie ik graag een extra punt aan toegevoegd.

De voorzitter:

U maakt het de vertalers in de loges niet gemakkelijk.

De heer Van Dijk (CDA):

Dat is ook niet mijn eerste prioriteit vandaag.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik concludeer dat de CDA-fractie nog duidelijk achter de motie staat en het genoemde punt belangrijk acht. Ik ben de fractie daar erkentelijk voor.

De heer Van Dijk (CDA):

Daar hoef ik niets aan toe te voegen.

De heer Van Bommel (SP):

Ik maak mij toch meer zorgen over uw standpunt, omdat hij de Nederlandse regering feitelijk alle ruimte geeft. De regering heeft echter bij monde van de staatssecretaris aangegeven, dat het geen hard punt is. Wat vindt u van die opstelling?

De heer Van Dijk (CDA):

U refereert aan een artikel in de NRC dat ik gisteravond ook gelezen heb. Ik refereer echter aan hetgeen in de Kamer is uitgesproken. De staatssecretaris heeft in het overleg over de inzet bij de RAZEB aangegeven, dat hij niet tegen dit punt is. Ik ga er daarom van uit dat het punt door de regering overgenomen wordt.

De heer Van Bommel (SP):

Dit is precies mijn punt. De regering geeft enerzijds aan niet tegen te zijn maar laat anderzijds alle ruimte om toe te geven aan personen in Europa die dit standpunt niet delen. Wat vindt u van die houding als onderhandelingsopstelling? Dat is toch geen goede opstelling?

De heer Van Dijk (CDA):

Ik ga niet over de onderhandelingsstrategie van de Nederlandse regering. Ik kan mij goed voorstellen dat de Nederlandse regering de kaarten tegen de borst houdt om te bezien wat in de komende periode gebeurt. Waarschijnlijk staat de Nederlandse regering welwillend tegenover het punt maar wil zij daar nog niet keihard op inzetten in de discussie.

De heer Timmermans (PvdA):

Dit is aloude mist in goede KVP-traditie, al komt u niet uit die hoek. Het is mij in ieder geval duidelijk dat de CDA-fractie een te grote broek heeft aangetrokken. Het kabinet negeert een motie die door de Kamer is aangenomen en de CDA-fractie legt zich daarbij neer. Om de aftocht te blazen, wordt een heleboel mist opgetrokken. Het feit is dat het kabinet niet doet wat de Kamer in meerderheid wil. Ik ben daar dankbaar voor, maar u legt zich erbij neer. Slappe hap!

De heer Van Dijk (CDA):

Uw woorden verbazen mij enigszins. Ik herinner mij dat u het vorige week in het debat eens was met het punt van één commissaris per lidstaat. Daarover neemt u nu een ander standpunt in. U vraagt of ik consistent ben. Ik ben consistent, maar bent u dat ook in uw opvattingen?

De heer Timmermans (PvdA):

Het is een extra slappe hap als je probeert om je er met een jijbak van af te maken. U creëert mist, zoals blijkt uit de reacties van alle collega's. De positie van de PvdA-fractie is duidelijk. Beide oplossingen hebben hun nadelen. Dit mag echter absoluut geen halszaak zijn bij de beoordeling van de nieuwe grondwet. Laat dat nog maar een keer gezegd zijn.

De heer Van Dijk (CDA):

Volgens mij ben ik klip en klaar geweest. Ik heb gezegd dat wij ervan uitgaan dat de regering hiervan een sterk punt maakt. In het begin heb ik aangegeven dat wij niet exact zullen bepalen wat de onderhandelingsstrategie van de regering moet zijn. Wij zullen het eindresultaat beoordelen en dat is consistent met hetgeen wij steeds hebben aangegeven.

De heer Timmermans (PvdA):

In de motie staat toch duidelijk dat het kabinet niet mag thuiskomen zonder dat ieder lid een commissaris met stemrecht heeft. U loopt daar gewoon van weg. Zeg dat nu toch eerlijk, dat is toch gemakkelijker!

De heer Van Dijk (CDA):

In de eerste plaats verzoek ik de heer Timmermans om de motie er even bij te pakken, zodat hij de exacte bewoordingen nog eens kan zien. In de tweede plaats lopen wij niet weg voor wat wij eerder hebben gezegd. Als men goed heeft verstaan wat ik net heb gezegd, onder meer in reactie op wat de heer Van Baalen zei, dan weet men dat wij nog steeds achter de motie staan die wij toen hebben voorgesteld.

Voorzitter. De CDA-fractie is voorstander van de invoering van een Europese minister van Buitenlandse Zaken. Daarmee is er echter nog geen Europees buitenlandbeleid. De lidstaten zullen daar samen aan moeten werken. In het nieuwe verdrag zijn al wel enkele verbeteringen opgenomen. De huidige blokkades voor de ontwikkeling van een Europees buitenlandbeleid zouden moeten worden weggenomen. Er moet dan ook worden toegewerkt naar de invoering van een gekwalificeerde meerderheidsbesluitvorming op zo veel mogelijk terreinen. Ook dan is er echter nog geen garantie voor een gemeenschappelijk Europees buitenlandbeleid en veiligheidsbeleid. Dit zal in de praktijk moeten groeien. Dat moet niet gebeuren door de grote lidstaten de lijnen te laten uitzetten in de verwachting dat de kleinere wel zullen volgen, maar wel door met elkaar in discussie te gaan over de grote internationale vraagstukken, voordat de nationale standpunten volledig zijn betrokken. Het nieuwe verdrag voorziet in zo'n cultuurverandering, hetgeen door de CDA-fractie wordt ondersteund. Wij bepleiten een rol voor het EVDB die complementair is aan het NAVO-beleid. De zogeheten bijstandsclausule, artikel 5 van het NAVO-verdrag, moet niet nog eens dunnetjes worden overgedaan door een soortgelijke passage in het Europese verdrag. Ook het voorstel om te komen tot een nieuw Europees hoofdkwartier in Tervuren is wat ons betreft een onzalige gedachte.

De instelling van de wetgevende raad die in de Conventie is voorgesteld, roept twijfels op bij de CDA-fractie. Zal het gevolg hiervan niet zijn dat uitsluitend de ministers van Europese Zaken zich nog met de EU bezighouden? Dat is nu net niet de bedoeling, omdat het leidt tot een geïsoleerde positie van de minister van Europese Zaken.

Ons valt op dat in de brief geen tot weinig aandacht is voor de beleidsmatige hoofdstukken. Daarin zijn juist nog veel zaken te regelen. De regering schrijft niets over het aanpassen van het transporthoofdstuk aan de huidige werkelijkheid, de discussie over de diensten van algemeen economisch belang, besluitvormingsregels bij het sociale beleid, de opencoördinatiemethode en de doelstellingen van Lissabon. Dat doet zij bijvoorbeeld ook niet in haar recente brief. Welk standpunt kunnen wij hierover van de regering verwachten? In dit kader verwijzen wij nog naar het rapport van het CPB en het SCP over sociaal Europa. Dat is overigens een zeer goed rapport. Heeft dit rapport gevolgen voor de Nederlandse positie in de IGC? Ik wijs daarbij op bijvoorbeeld de opencoördinatiemethode.

Er zijn nu al vijf lidstaten buiten Nederland die openlijk hun steun hebben uitgesproken voor een verwijzing naar de joods-christelijke tradities in de preambule. Zelfs de Duitse bondskanselier heeft aangegeven dat hij daartegen geen bezwaar heeft. Wij hebben er al eerder voor gepleit en hopen dat dit onderwerp een hoge prioriteit krijgt.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik herinner mij dat de Kamer een motie-Van der Laan heeft aangenomen waarin de regering werd opgeroepen de joods-christelijke tradities niet in de preambule te noemen. Je zou dan trouwens ook de humanistische tradities moeten vermelden. De VVD-fractie heeft er problemen mee dat dit een subprioriteit van het Nederlandse regeringsbeleid zal worden. Hoe hard is dit punt voor de CDA-fractie?

De heer Van Dijk (CDA):

De motie-Van der Laan is naar voren gebracht toen er nog een heel andere tekst voorlag dan nu het geval is. In de discussie over de preambule staan wij op het standpunt dat je heel nadrukkelijk mag verwijzen naar de wortels van de Europese samenleving en de manier waarop deze samenleving is opgebouwd. Wat mijn fractie betreft zou een verwijzing naar de joods-christelijke tradities daarin uitstekend passen. Hoe hard is dit punt voor ons? Wij vinden dat de Nederlandse regering zich voor dit punt mag inzetten. Rekenen wij het kabinet erop af als die verwijzing er niet in komt te staan? U hebt net als ik steeds gezegd: wij wachten het eindresultaat af. Uiteindelijk zullen wij het eindresultaat beoordelen. Wij vinden dit een belangrijk punt waarvoor wij de aandacht vragen van de regering. Verder wachten wij het antwoord van de regering af en zullen zien wat er dan gaat gebeuren.

De heer Dittrich (D66):

Ik wil graag reageren op de uitleg die wordt gegeven aan de motie-Van der Laan c.s. Ik neem aan dat u bekend bent met het feit dat de motie is ingediend om te voorkomen dat er groepen mensen worden uitgesloten wanneer alleen de joods-christelijke traditie wordt genoemd. De achterliggende gedachte staat eigenlijk los van de tekst die in eerste instantie voorlag. Wilt u daarop reageren?

De heer Van Dijk (CDA):

Volgens mij gaat het niet over waarden en normen, maar over de achtergrond waaruit de Europese samenleving is opgebouwd. U kunt niet ontkennen dat joods-christelijke tradities in belangrijke mate vormend zijn geweest voor deze samenleving. In de preambule wordt bovendien al stil gestaan bij bijvoorbeeld de humanistische traditie. Het gaat hier dus om een toevoeging en het is niet zo dat er uitsluitend aandacht wordt besteed aan de joods-christelijke tradities.

De heer Dittrich (D66):

Ik ken u als een democraat. U weet dat een motie die in de Kamer is aangenomen, ook uitgevoerd behoort te worden. Waarom pleit u dan toch weer voor een teruggang naar de situatie die bestond voordat de motie werd aangenomen?

De heer Van Dijk (CDA):

Ik ben blij dat u mij als democraat herkent en erkent. U weet echter net zo goed als ik dat het, wanneer er punten zijn besloten in deze Kamer, een democraat past om steeds opnieuw te proberen zijn gelijk alsnog te behalen.

Mijn laatste en niet onbelangrijkste thema is het draagvlak onder de bevolking voor de toenemende Europese samenwerking en het punt van de voorlichting. Draagvlak krijg je door geloofwaardig te zijn: de burger overtuigen van de meerwaarde van Europa en vervolgens doen wat je zegt. Duurzame betrokkenheid van de burger organiseer je volgens ons niet met een referendum. In het kader van het referendum zullen de burgers veel informatie over Europa krijgen, maar het zal niet beklijven, want de periode is te kort. Mensen krijgen namelijk wel de gelegenheid om kort daarna hun mening kenbaar te maken aan de hand van deze informatie, maar als zij daarna niet meer dagelijks over Europa kunnen meepraten, zullen zij zich snel afkeren. De informatievoorziening werkt in dat geval als een boemerang.

De representatieve democratie heeft volgens de CDA-fractie ook geen referendum nodig. De door het volk gekozen leden van de Staten-Generaal hebben een mandaat gekregen van het volk en zullen bij de komende verkiezingen verantwoording afleggen over hun besluiten en daden. Het woord is dan aan de Nederlandse kiezer. Wat dat betreft is de CDA-fractie consistent in haar afwijzing van het gebruik van het referendum en zij ziet ook geen enkele reden om daar nu een uitzondering op te maken. Maar omdat de Kamer af lijkt te koersen op een referendum, verwachten wij van de regering een duidelijke strategie en voorstellen om het publiek zo degelijk en helder mogelijk voor te lichten over het nieuwe verdrag. Die campagne mag niet pas zes weken voor het te houden referendum van start gaan, maar wij verwachten dat daar vanaf nu aan gewerkt gaat worden. Uit een onderzoek dat recent is gepubliceerd in NRC-Handelsblad, is gebleken dat dit positieve effecten zou kunnen hebben.

Wij zijn echter wel geschrokken van het initiatief wetsvoorstel van enkele personen uit deze Kamer, waarin gepleit wordt voor een neutrale opkomstbevorderende campagne. Hoe denkt de regering hierover, gezien het feit dat zij uiteindelijk haar handtekening heeft gezet onder de conceptverdragstekst? De CDA-fractie wacht met belangstelling de plannen van de regering af.

Ik wil nog een paar korte opmerkingen maken. In de eerste plaats vinden wij dat de voorlichting voornamelijk via maatschappelijke organisaties zou moeten plaatsvinden. Dat kan alleen maar door ervoor te zorgen dat hun betrokkenheid wordt vergroot. Ten tweede zou er onder andere via de televisie meer aandacht moeten worden besteed aan het onderwerp Europa. In Duitsland wordt bijvoorbeeld iedere dinsdagavond het programma "Berichte aus Brussel" uitgezonden. Wij gaan er voorts vanuit dat er nagedacht wordt over apart voorlichtingsmateriaal voor volwassen en andere doelgroepen als jongvolwassenen, jongeren en kinderen. Bij die laatste doelgroepen ligt namelijk de basis. Het Europa van morgen moet een Europa van ons allen zijn, waarmee wij allen begaan zijn en waarbij wij betrokken zijn. Laten wij niet vergeten waar Europa om begonnen was en wat Europa in de toekomst voor ons nog kan betekenen.

De heer Doorn:

Voorzitter. Ik dank u voor de bewezen gastvrijheid en dat wij als europarlementariërs ook in dit huis het woord mogen voeren. Ik heb zelfs vijf minuten spreektijd gekregen; dat is aanmerkelijk meer dan wij in het parlement in Brussel krijgen. Daar krijgen wij namelijk maximaal twee minuten spreektijd. U begrijpt dat dit voor ons een fantastische gelegenheid is om eens uitgebreid te praten.

Wij staan aan de vooravond van een heel belangrijk jaar, het jaar 2004. Dan zijn er Europese verkiezingen. Er is ook een uitbreiding van de Europese Unie met tien nieuwe leden. Bovendien is er dan eventueel een referendum. Kortom, Europa staat bovenaan de politieke agenda. Dat is mijns inziens terecht.

Dat wordt tijd, ook in Nederland. Wij hebben in ons land heel veel te danken aan die Europese Unie. Al het gemopper over de te hoge Nederlandse afdracht aan Europa mag niet verhelen dat onze open economie ongelooflijk veel profijt heeft van de interne markt. Wij hebben met ons allen daardoor in de loop der tijden miljarden verdiend. Het wordt niet vaak gezegd, maar het is wel zo.

Als europarlementariërs ontvangen wij in Brussel jaarlijks heel wat bezoekers, wel duizenden. Dat zijn Nederlanders die wel eens willen zien wat wij in Brussel allemaal doen. Uit wat zij zeggen, leid ik af dat de burgers veel van Europa verwachten. Zo willen zij dat Europa de criminaliteit bestrijdt. De burgers vinden dat de externe veiligheid een Europese verantwoordelijkheid is. De burgers zouden ook graag zien dat grensoverschrijdende gezondheidszorg mogelijk werd. Tegelijkertijd willen de burgers duidelijk zien dat de nationale identiteit bewaard wordt. Hiermee zijn wij in de Conventie ook precies bezig geweest. Ik doel op het trekken van een duidelijke grens in het kader van de subsidiariteit bij de bevoegdheden van de lidstaten en van de Unie.

De grote vraag is en blijft echter hoe wij omgaan met de beeldvorming in Europa. De heer Van Dijk heeft hier al op gewezen. In Brussel is men ernstig bezorgd over de beeldvorming in Nederland en in het Verenigd Koninkrijk over de Europese Unie. Die beeldvorming is namelijk buitengewoon negatief. Ik maak mij daarom ook ernstig zorgen over de situatie in de aanloop naar het referendum. Ik ben bang voor een versmalling van de discussie tot de afdracht aan Europa. Dat moet echter absoluut niet gebeuren. Daarom is de voorlichtingscampagne van enorm groot belang, evenals de betrokkenheid van de maatschappelijke organisaties hierbij. Ik heb geconstateerd dat onder andere Stichting Europacentrum en de Europese beweging op sterven na dood zijn. Juist deze organisaties boden het noodzakelijke platform. Ik wil dan ook graag van de regering vernemen hoe zij in dat vacuüm gaat voorzien. Dat vacuüm is ontstaan door het wegvallen van het platform voor dit soort overleg.

Een ander punt dat van groot belang is voor de beeldvorming van Europa in Nederland, is de handhaving van wetgeving. In de Staat van de Unie wordt terecht opgemerkt dat de interne markt een nieuwe impuls nodig heeft. In de Staat van de Unie wordt verder beschreven dat 1600 inbreukprocedures door de Commissie tegen lidstaten zijn aangespannen vanwege niet tijdige of verkeerde implementatie van richtlijnen. Er zijn bij het Hof van Justitie 68 procedures tegen Nederland aangespannen. Dat is heel veel. Dat vind ik een slechte zaak.

Nederland is bovendien te laat met de implementatie van richtlijnen in 2% van de gevallen. Daardoor is Nederland afgezakt naar de middenmoot. Als Nederland volgend jaar het voorzitterschap van de Europese Unie vervult, moet die achterstand weggewerkt worden.

Ik wil nog iets zeggen over de handhaving. Ik neem als voorbeeld de richtlijn voor overheidsaanbestedingen. Die is ook in het kader van de bouwfraude aan de orde geweest. Slechts 10% van alle gevallen die volgens deze richtlijn moeten worden aanbesteed, gebeurt op die manier. In alle andere gevallen, dus 90%, wordt dat omzeild, hetzij door onkunde, hetzij met opzet. Ik denk dat dit een slechte zaak is. Als je als overheid regels stelt, dien je toe te zien op de naleving daarvan. Uiteraard kost toezicht en meer toezicht geld, maar in dit geval levert het ook wat op, want het gaat over meer concurrentie. De doelstelling van de regelgeving is dat je meer concurrentie krijgt bij overheidsaanbestedingen en dat betekent besteding van minder belastinggeld, wat voor de kiezer altijd van groot belang is.

Ik kom op het punt van de verbetering van de kwaliteit van regelgeving, iets dat ook beeldbepalend is voor de Europese Unie. In Nederland hebben wij sinds enige jaren Actal, het adviescollege inzake beperking van administratieve lasten. Ik vind dat een heel belangrijk instituut. In Brussel maken wij ook regelgeving, heel veel zelfs. Daar hebben wij een dergelijk instituut niet. Ik ben rapporteur voor de kwaliteit van regelgeving in het Europese Parlement en wij werken er hard aan om een dergelijke constructie ook in Europa te krijgen, om aldus een zekere onafhankelijke toetsing vooraf van regelgeving te krijgen op het punt van administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Vanuit de christen-democratische fractie van het Europese Parlement hebben wij sterk op aangedrongen zo'n onafhankelijke toetsing. Dit is derhalve geen toetsing van wetgeving door de ambtenaren die de wetgeving zelf maken, want dat doet mij altijd denken aan de baron van Münchhausen die zich aan zijn eigen haren uit het moeras tracht te trekken. Een onafhankelijke toetsing in Brussel zou de kwaliteit van de regelgeving aanmerkelijk verbeteren.

Ik maak vervolgens een paar opmerkingen over de Europese Conventie. Als belangrijk resultaat van de Conventie zien wij het streven naar vergrote transparantie bij de Raadsvergaderingen. Tot nu toe was de besluitvorming in de Raad volstrekt ondoorzichtig. De burgers en de buitengesloten politici konden slechts gissen naar wat zich achter de gesloten deuren van het Lipsiusgebouw in Brussel afspeelt. Dat draagt niet bij aan het vertrouwen van de burger in de Europese besluitvorming; onbekend maakt onbemind. Meer openheid zal de democratische controle op het wetgevingsproces versterken. Ik hoop van harte dat de Nederlandse regering zich ervoor zal inzetten dat bij de IGC deze transparantie zich tot de wetgevende vergaderingen van de vakraden zal uitbreiden.

Ik vind dat wij trots mogen zijn op de resultaten van de Conventie. In alle openheid zijn er zeer belangrijke voorstellen ontwikkeld die de Unie een stevig fundament zullen geven. Wij hopen dat de Nederlandse regering zich ervoor zal inzetten om bij de IGC de resultaten van de Conventie zoveel mogelijk overeind te houden.

De voorzitter:

Mag ik u een voor mij informatieve vraag stellen? Wat doet mijn collega Pat Cox als u in Straatsburg of Brussel over uw spreektijd heen gaat?

De heer Doorn:

Dan gaat hij hameren en geeft hij mij nog één minuut.

De voorzitter:

U heeft nog een halve minuut!

De heer Doorn:

Voorzitter. Nog één punt. Ik wilde nog even terugkomen op het punt van de europarlementariërs. Bij het Verdrag van Nice is door Nederland een enorme overwinning behaald. Ons stemgewicht in de Raad werd fors opgekrikt en wij hadden zelfs meer gewicht dan de Belgen. Daarvoor hebben wij wel betaald. Wij gaan terug in het aantal europarlementariërs, van 31 naar 25 op den duur. Ik vind dat jammer. Zeker nu het medebeslissingsrecht nog meer toegepast zal worden in de toekomst, stijgt het belang van het Europese Parlement en stijgt ook de Nederlandse inbreng daarin. Ik denk dat wij nog eens kritisch moeten kijken naar deze zaak, te meer daar de Spanjaarden aangekondigd hebben dat zij de onderhandelingen over het aantal europarlementariërs opnieuw willen openen. Andere landen hebben zich daarbij gevoegd. Ik zou het zeer op prijs stellen, indien de Nederlandse regering, als die onderhandelingen inderdaad weer zouden beginnen, zich ervoor inzet om het aantal europarlementariërs dat wij nu hebben te stabiliseren of om in ieder geval de schade zoveel mogelijk te beperken.

De heer Van den Berg:

Voorzitter. Ik steun collega Doorn van harte bij zijn laatste punt.

Ik val met de deur in huis. Het kabinet-Balkenende II mist wat ons betreft een duidelijk Europees gezicht en dat nog wel aan de vooravond van het belangrijke jaar 2004, waarin Nederland zes maanden aan het hoofd zal staan van de Europese Unie. Het betreft een cruciale periode voor Europa, want 2004 wordt het jaar van de Europese grondwet. Het wordt ook het jaar van de Europese hereniging, een uitbreiding met tien kandidaat-lidstaten, en het wordt tevens het jaar van de Europese verkiezingen. Er liggen unieke kansen om de Nederlandse prioriteiten op de agenda te zetten, maar juist nu ontbreekt het de Nederlandse regering aan een herkenbaar Europees gezicht om die keuzes te maken.

Het begon eigenlijk al vorig jaar met de verdeeldheid over de uitbreiding van de Europese Unie. Plotseling opende coalitiepartij VVD de aanval op de uitbreiding en verklaarde geen voorstander meer te zijn, terwijl deze beslissing reeds tien jaar geleden genomen is en de trein al lang niet meer te stoppen is. Dat is onduidelijkheid richting de nieuwe kandidaat lidstaten. Sterker nog: dat is volksverlakkerij. Het was en is te laat om de toetreding van deze lidstaten nog tegen te houden. Dat is tijdens de wedstrijd de doelpalen verzetten en dat maakt Nederland tot een onbetrouwbare partner in Europa.

En neem nu het huidige gesteggel over het referendum over de Europese grondwet. Na een lange interne partijdiscussie stemt de VVD gelukkig in met dit referendum en maakt daarmee de komst van dit wetsvoorstel zeer waarschijnlijk. En terecht, 85% van de Nederlanders zegt te zullen gaan stemmen bij een referendum en nu al geeft de helft aan vóór te zullen stemmen. Burgers willen niet meer dat dit soort belangrijke beslissingen achter hun rug om in achterkamertjes genomen worden. Het CDA is echter nog steeds openlijk – wij hebben het net gehoord – tegenstander van een referendum. Zegt de regering nu "ja" of "nee" tegen dit referendum? Ik wil graag een duidelijk antwoord want een beetje zwanger, dat kan niet!

En dan de inhoud van die grondwet, daar is de regering ook uiterst onduidelijk over. Het enige dat helder is, zijn de plannen om het bereikte compromis open te breken. Dit kabinet heeft aangegeven God te willen opnemen in de preambule van de Europese grondwet. Een uiterst curieus standpunt voor een liberale partij die de VVD toch is. De scheiding van kerk en staat is de wortel van onze moderne democratie. Ik vind het onliberaal dat de VVD, althans in het kabinet, dit steunt. En staat God niet boven de wet? Deze week kondigde de VVD ook nog eens aan dat zij de grondwet in zijn huidige vorm niet zal steunen vanwege de beoogde samenstelling van de Europese Commissie, waarin niet iedere lidstaat een eigen commissaris behoudt. De VVD wil dat de grondwet op dit punt aangepast wordt. Dit gaat echter lijnrecht in tegen het standpunt van de Nederlandse regering. Ik vraag de minister-president op dat punt om opheldering. Wil hij echt in de achterkamertjes de onderhandelingen over de grondwet opnieuw openbreken, het risico lopen het resultaat van de Conventie af te zwakken? Als hij toch wat wil, laat hij dan zorgen dat Straatsburg wordt afgeschaft. Daarmee zouden wij erg geholpen zijn.

De regering heeft aangekondigd 17 mld euro te willen besparen en in feite de Nederlandse burger in de kou te zetten. Hiermee wordt echter niet alleen op de Nederlandse burgers bezuinigd maar ook op onze positie in Europa. Het financieringstekort is nu 2,3%. Van Europa mag het oplopen tot 3% en de meeste andere landen zitten daar aan of gaan er zelfs boven. Maar zo niet minister Zalm, die graag het braafste jongetje van de klas wil zijn en daarmee de recessie in onze ogen alleen maar versterkt. Willen wij soms het monetaire afvalputje worden van Europa? Pas op, want een afvalputje kan verstoppen en dat wordt een smerige bende. Laat ik een handje helpen door de ontstopper aan te reiken. Die onstopper bestaat uit 4 mld euro extra bestedingsruimte. Daarmee loopt het financieringstekort op tot 2,9%, nog ruim onder de grens dus! Bovendien kunnen die 4 mld euro extra zorgen voor een groot aantal minder werklozen! Dat is van groot belang op een moment dat we moeten investeren in mensen via de kenniseconomie. Nederland loopt in de achterhoede van Europa op het gebied van onderwijs en onderzoek. Andere lidstaten investeren juist veel meer in deze sector. Wij moeten ons best doen om als Nederland niet het domste jongetje van de klas te worden. Naast grote investeringen in het hoger onderwijs, waar dit kabinet zich op richt, moet voor een goede kenniseconomie óók het beroepsonderwijs gestimuleerd worden. Dat de regering geen plannen heeft om het tekort aan leerplaatsen in deze sector aan te passen, wijst op verdere teruggang in plaats van vooruitgang.

Ik vraag de minister president dus de keuze te maken. Wil hij nu op korte termijn het braafste jongetje van de klas zijn en daarmee op lange termijn het domste, het sukkeltje van Europa, of kiest hij voor de slimste weg: investeren in mensen en kennis?

Ik wil weten of deze regering nu echt kiest voor een Europees buitenlandbeleid. Met de benoeming van de heer De Hoop Scheffer wordt de brug tussen Nederland en de Verenigde Staten versterkt, maar hoe zit het met de brug tussen Nederland en Brussel? U weet net als ik dat Europa de sleutel is naar een breder veiligheidsconcept, waarin ook conflictpreventie, vredesopbouw, mensenrechtenbescherming en ontwikkelingssamenwerking een plaats hebben. Een Europees veiligheidsbeleid is bovendien hard nodig om tegenwicht te bieden tegen het unilateralisme van president Bush. Dat vergt wel politieke durf van de Europese regeringsleiders om gezamenlijk tot standpunten te komen en niet meer de schandalige verdeeldheid van Irak te laten zien. Ik wil graag van de minister-president een antwoord op deze vraag: kiest dit kabinet voor het enge conservatieve unilateralisme van Bush of voor de brede Europese weg? Wat mij betreft, laat de regering in dit debat het ware Europese gezicht zien.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter. Het kabinet heeft de conventie onderschat en het constitutionele moment voorbij laten gaan dat ermee werd geschapen. Dat komt omdat onder invloed van Van Aartsen er werd gedaan alsof de conventie er niet toe deed. Het kabinet heeft een gebrek aan eenduidige visie tentoongespreid. Door de strijd tussen de koopman VVD en de dominee CDA kwam men er niet uit en was er geen heldere lijn. Het kabinet heeft blijk gegeven van een totaal gebrek aan regie als gevolg van de Nederlandse non-interventiecultuur tussen de departementen, waarmee de heer Donner kon soleren als minister van Justitie en de hobby's van individuele ministers werden verheven tot de positie van het kabinet.

Nu zult u zeggen: daar heb je Timmermans weer, want dat heeft hij al eerder gezegd. Maar dit is niet Timmermans; dit is een citaat van de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid. In het rapport dat de WRR vrijdag heeft uitgegeven staat deze kritiek, om onze voorzitter te citeren, klip en klaar geformuleerd. U kunt nu niet zeggen: daar komt de oppositie weer. Uw eigen Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid trekt deze conclusies. Dat lijkt mij aan de vooravond van het Nederlands voorzitterschap een treurniswekkende conclusie die ons moet doen vrezen voor de afloop van dat voorzitterschap. Als deze lijn wordt doorgetrokken in de IGC, komt Nederland er niet best uit, ook niet in het voorzitterschap. Zoals je kunt zien in de voornemens in de Staat van de Unie voor het voorzitterschap, concentreert het kabinet zich vooral op het voorkomen van het schieten van bokken in plaats van op het aangeven van een lijn waar wij naartoe willen met Europa en wat de Nederlandse positie daarin is.

De heer Van Baalen (VVD):

Daar is Timmermans weer, dus daar is Van Baalen ook weer. Betekent het miskennen van het belang van de conventie door de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken, de heer Van Aartsen in een kabinet waarvan uw partij deel uitmaakte, dat u daarom niet heeft kunnen functioneren in de conventie?

De heer Timmermans (PvdA):

Laat ik het WRR-rapport weer citeren. Men is buitengewoon positief over de inbreng van de parlementaire vertegenwoordigers van Nederland in de conventie. Dat betreft ook u voor een tijd. Het betreft collega's van het CDA en van de VVD, ook uit de Eerste Kamer. Daarover is de WRR minder negatief. Ik zie de heer Van der Staaij al bij de interruptiemicrofoon staan en kijk of ik in staat ben tot een pre-emptive strike. Het rapport is onder de naam van de WRR uitgebracht, maar de WRR zegt: wij brengen dit rapport onder onze naam uit, maar de teksten zijn de verantwoordelijkheid van de auteurs.

De heer Van der Staaij (SGP):

Het is inderdaad een goede pre-emptive strike. Ik had het voorwoord voor mij en wilde inderdaad vragen of u dat had gelezen. Daarin lees ik dat de redacteuren nadrukkelijk op persoonlijke titel schrijven en dat het dus niet het officiële standpunt van de WRR is. Met alle respect voor uw opvatting, wij moeten de feiten wel zuiver weergeven.

De heer Timmermans (PvdA):

Zeker, ik wil dat best aanvullen, maar het betreft wel leden van de Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid. Dit rapport is door de voorzitter van de WRR op vrijdag gepresenteerd. Op de cover van het boek staat mooi "WRR". Wij kunnen elkaar wel vangen op de finesses voor wie nu precies de verantwoordelijkheid is. Maar als het niet zou deugen, had de WRR het heus niet uitgegeven.

De heer Van der Staaij (SGP):

Alles goed en wel, maar het is dus niet het standpunt van de WRR. Dat suggereerde u wel, maar dat was niet correct.

De heer Timmermans (PvdA):

Het rapport is uitgebracht onder de noemer van de WRR en geschreven door leden van de WRR. Dat is de precieze situatie. Als u daarmee het rapport wilt ontkrachten, dan doet u het daarmee geen recht. Dit zijn zeer gezaghebbende schrijvers.

Waar moeten wij nu naartoe met het Nederlands voorzitterschap? Krijgen wij weer een soloactie van knakenpoetser Zalm, die vindt dat Polen geen lid mag worden van de Unie? Wordt dat de aanloop van ons voorzitterschap? Wat gaan wij doen met het resultaat van de IGC? Al deze zaken worden niet erg helder in de documenten in de Staat van de Unie.

Ook de PvdA-fractie heeft natuurlijk een wensenlijst wat betreft de IGC. Bovenaan die lijst staat de transparantie en openbaarheid van de IGC zelf. We hebben immers gezien dat de transparantie en openbaarheid van de Conventie zeer ten gunste heeft gewerkt voor het bereiken van het eindresultaat. Wil het kabinet ervoor zorgen dat diezelfde regels voor openbaarheid en transparantie ook gelden voor de IGC? Dat lijkt ons namelijk van het grootste belang.

De Partij van de Arbeid zal het resultaat beoordelen op punten van drie keer beter. Het resultaat van de IGC moet leiden tot een situatie in Europa die beter is voor de Nederlanders, die beter is voor Nederland en die beter is voor Europa. Als we op die drie punten ja kunnen antwoorden, dan zal de PvdA-fractie volmondig ja zeggen tegen het resultaat dat er dan ligt en dan zullen wij er ook campagne voor voeren in het kader van het referendum. Op dit punt zullen we ook kijken naar de vraag of Europa straks ook boeven kan vangen, boeven die zich niets aantrekken van de grenzen die er niet meer zijn, terwijl politie en justitie nog wel moeten opereren alsof er grenzen zijn die eigenlijk niet meer bestaan. Gaat Europa bijdragen aan een veiliger wereld met een eerlijker verdeling tussen arm en rijk? Gaat Europa banen scheppen en gaat het een sociaal vangnet creëren? Dat zijn de vragen die burgers bezighouden en niet de vraag of een minister van Buitenlandse Zaken één of twee petten op heeft en of we wel stemhebbende of geen stemhebbende Eurocommissaris hebben. Op die punten zullen wij het eindresultaat beoordelen.

Mij moet nog van het hart dat ik zeer teleurgesteld ben in de opstelling van de Socialistische Partij hierover. Als je een referendum serieus neemt – en de Partij van de Arbeid doet dat – dan neem je ook de burger serieus, dan leg je de burger een vraag voor die helder is: dit is wat wij u vragen, dit is het eindresultaat van de onderhandelingen, daarom vinden wij dat u daar voor of tegen moet stemmen. Maar wat de SP doet is, zonder dat wij weten waar de IGC mee zal komen en wat dus het eindresultaat zal zijn, nu al campagne voeren tegen. Stel dat op alle punten ten opzichte van de huidige situatie de burger er beter van wordt, Nederland er beter van wordt en Europa er beter van wordt, hoe kan de SP dan in gemoede zeggen: stem toch maar tegen? Dat vind ik ridicuul, plat populistisch en eigenlijk een serieuze partij onwaardig.

De heer Van Bommel (SP):

Ik dank de heer Timmermans voor zijn compliment door de SP een serieuze partij te noemen. Maar nu de feiten. In het debat van vorig jaar heeft de SP getracht belangrijke zaken in de onderhandelingen te brengen, bijvoorbeeld het uit de conceptgrondwet halen van de basis van deze Europese Unie, te weten de interne markt met vrije mededinging, concurrentie etc. Daarin zijn wij niet geslaagd, hetgeen betekent dat het fundament van het Europese bouwwerk wat ons betreft ondeugdelijk is. Dan kunt u er een mooi huis bovenop bouwen, maar dan vrees ik dat dit huis toch zal instorten. Dar hebben wij geen trek in. De Nederlandse regering zal de onderhandelingsinzet die wij hier hebben voorgesteld met zekerheid niet meenemen. In Europa hebben wij die verder ook niet gezien, dus wat ons betreft zal de uitkomst van de IGC volstrekt onvoldoende zijn. Daarom hebben wij bij voorbaat dit standpunt ingenomen.

De heer Timmermans (PvdA):

Als de burger er beter van wordt omdat hij bijvoorbeeld zijn sociale rechten en grondrechten beter beschermd ziet, als Nederland er beter van wordt omdat bijvoorbeeld de stemverhouding en de nettopositie voor ons land er beter van wordt, als Europa er beter van wordt omdat alles democratischer en transparanter wordt, dan ben je toch gek als je dat gaat afwijzen, waardoor je terugvalt in de oude situatie waarvan u en ik vinden dat die niet goed is. Hoe kunt u het aan uw kiezers verkopen dat u iets wat beter is laat liggen, alleen maar om goedkoop en populistisch lawaai te maken over Europa?

De heer Van Bommel (SP):

De heer Timmermans maakt zich wel erg druk over deze kwestie, en dat begrijp ik wel. Wat hem betreft is deze Grondwet goed en kan die in het gunstigste geval alleen maar beter worden. Welnu, daar zijn wij het fundamenteel mee oneens. Wij gaan dat debat graag aan met de kiezer. Wij zullen ons standpunt en onze oproep aan de kiezer heel duidelijk verwoorden en niet met Europraat, zoals u die in deze Kamer en daarbuiten voortdurend bezigt. Wij zullen ervoor zorgen dat de kiezer een weloverwogen afweging kan maken. Wij schrijven niemand voor wat er gestemd moet worden, maar wij geven wel heel duidelijk onze lijn daarbij aan.

De heer Timmermans (PvdA):

Maar mijnheer Van Bommel...

De voorzitter:

Neen, nu niet meer, dit was geen vraag aan u. Ik zie dat de heer Van Dijk u nog een vraag wil stellen.

De heer Van Dijk (CDA):

De heer Timmermans merkte op dat hij voor zal stemmen als het verdrag drie keer beter wordt: beter voor de Nederlandse burger, beter voor Nederland en beter voor Europa. Dat lijkt mij een vrij gemakkelijk standpunt, want als het beter wordt, zal hij er altijd voor zijn. Aan de hand waarvan bepaalt hij of het uiteindelijk beter is geworden? Welke prioriteit krijgt het dan? Is "beter voor Europa" belangrijker dan "beter voor de Nederlandse burger" als daar een conflict over zou ontstaan? Ik wil dit toespitsen op het punt van de ene commissaris per lidstaat, waarover wij een helder standpunt hebben ingenomen. Wij vinden dat die ene commissaris per lidstaat er moet komen. Wij wachten af waar de regering bij het eindresultaat mee terugkomt. Hoe kijkt de heer Timmermans daar tegenaan? Hij heeft vorige week in een debat gezegd dat hij het prima vond. Nu beluister ik dat dit niet meer het geval is.

De heer Timmermans (PvdA):

Als iemand voortdurend moet herhalen dat hij een helder standpunt heeft, bewijst dat in mijn ervaring bijna dat het standpunt niet helder is. Los daarvan vind ik de kwestie van de eurocommissarissen geen halszaak. Alleen mensen die door de bomen het bos niet meer zien, maken van dit relatieve detail een halszaak. De fractie van de PvdA maakt hier geen halszaak van. Dus wat mij betreft is het prima, als er consensus kan worden bereikt in Europa en als de kleine lidstaten er blij mee zijn, om in te stellen dat er een commissaris per lidstaat komt met stemrecht. Dat systeem heeft nadelen, maar wat in de conventie is afgesproken, is ook verre van perfect. Beide systemen hebben dus nadelen, maar ik vind het niet nodig om daar een halszaak van te maken. Dat is het pleidooi van de fractie van de PvdA.

De heer Van Dijk (CDA):

Sommige mensen die erg hoog boven de bomen zweven, zien inderdaad de bomen niet meer. Dat beproef ik enigszins in het verwijt van de heer Timmermans aan ons adres dat wij door de bomen het bos niet meer zien.

De heer Timmermans (PvdA):

Voor mij is niet duidelijk of het voor u een halszaak is of niet. Dat maakt u steeds niet duidelijk, ook niet op herhaald verzoek van allerlei collega's in deze Kamer. U geeft gewoon niet aan of het voor u een halszaak is of niet.

De heer Van Dijk (CDA):

Wij hebben helder aangegeven dat het voor ons een belangrijk punt is. U wilt dat wij daar de kwalificatie "halszaak" aan toevoegen.

De heer Timmermans (PvdA):

Ja, ook vanwege uw motie.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik raad u aan om die motie nog eens te lezen. U hebt daar net niet de tijd voor gehad, heb ik begrepen, maar ik zou het toch nog even doen.

De voorzitter:

U vervalt ook in herhaling. De heer Rouvoet wil de heer Timmermans iets vragen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. De heer Timmermans brengt het leuk. Hij trekt alle registers open. Het valt te waarderen dat hij in zijn betoog de belangen van de burger en wat hem of haar bezighoudt centraal stelt, maar ik vind dat hij te gemakkelijk voorbij gaat aan het feit dat niet alleen maar wat de burger direct ziet en belangrijk vindt voor een parlementariër ook centraal hoort te staan. Hij gaat wel heel gemakkelijk heen over de institutionele belangen, de positie van Nederland in Europa. Hij zegt wel heel gemakkelijk dat de burger zich daar niet druk om maakt en dat wij het daar niet over hoeven te hebben. Dan begin ik mij af te vragen waarom hij zich zo druk gemaakt heeft in die conventie, want daar is hij juist met al die dingen waar de burger niet van wakker ligt bezig geweest. Ik raad hem aan om zichzelf en zijn werk in dit parlement serieus te nemen door voldoende aandacht te geven aan zaken die misschien niet primair de burger raken, maar die voor de leden van dit parlement van belang zijn en tot hun werk behoren.

De heer Timmermans (PvdA):

Zeker, daar moet geen misverstand over bestaan. Ik heb gezegd dat het verdrag drie keer beter moet zijn. Het moet beter zijn voor de burger, voor de Nederlanders. Dan gaat het bijvoorbeeld om het vangen van boeven in Europa. Het moet ook beter zijn voor Nederland. Dan Timmermanskom je op zaken als wat het relatieve gewicht van Nederland wordt in Europa, hoe de verhouding tussen de Europese Commissie, het Europees Parlement en de Raad zal liggen. Dan kom je op die institutionele kwesties, want dan gaat het om de vraag van de machtsverdeling. Wat dat betreft moeten wij heel voorzichtig zijn als het gaat om het belang van Nederland. Dat ben ik geheel met de heer Rouvoet eens. Dat zal mijn fractie absoluut niet onder de korenmaat laten. Het belang van Europa is erin gelegen of Europa democratischer en slagvaardiger kan zijn. Het probleem is dat Europa niet kan presteren, hoewel de Europese burger dat wil, omdat de burger zich door de Europese overheid niet gerepresenteerd voelt. Ook dat moeten wij veranderen.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik stel voor om over het gebruik van bijbelse beelden nog eens door te praten bij een kopje koffie. U moet inderdaad uw licht niet onder de korenmaat stellen. Daar ben ik het mee eens. Maar het gaat hier ook over de positie van Nederland en de gelijkwaardigheid van lidstaten. Dan gaat het ook over een kwestie als de samenstelling van de Commissie. U doet daar heel luchthartig en soms wat badinerend over.

De heer Timmermans (PvdA):

Nee, daar ben ik het niet mee eens. Laat er geen misverstand over bestaan dat de PvdA-fractie, evenals de regering, vindt dat de Commissie een centrale rol moet hebben in de toekomstige Europese constructie en dat het in het belang is van een kleiner land als Nederland dat er een stevige Commissie is, met veel bevoegdheden. Maar dan is vervolgens de vraag of het daarvoor van essentieel belang is dat iedere lidstaat altijd een commissaris met stemrecht heeft. Dan zeg ik dat het voor de versterking van de positie van de Commissie niet van essentieel belang is dat er per se per lidstaat altijd een commissaris met stemrecht hoeft te zijn. Als dat echter is wat een meerderheid van de landen wil en men kan daarover in Europa overeenstemming bereiken, is dat ook prima. Ik meen dat het die kant opgaat op dit moment.

De heer Van Baalen (VVD):

Wat ik niet begrijp van de heer Timmermans is dat hij zichzelf als parlementariër en mogelijk ook als iemand die advies geeft bij het raadplegend referendum zichzelf het recht ontneemt om nee te zeggen. Ja en nee zeggen behoren beide tot de democratie. Als wij spreken over drogredenen: de grondrechten hadden wij al. Die zijn geen goede reden. Hij moet zichzelf het nee niet ontzeggen.

De heer Timmermans (PvdA):

Het lijkt wel alsof de heer Van Baalen in dezelfde marxistische traditie staat als de heer Van Bommel, namelijk een karikatuur maken van de positie van een tegenstander en dan die karikatuur bestrijden. Laat ik één ding duidelijk zeggen: de Partij van de Arbeid zal aan het einde van de IGC als er een eindresultaat bekend is, zeggen of zij voor of tegen die grondwet is. Als wij tegen die grondwet zijn, omdat wij van mening zijn dat die niks toevoegt, Europa niet versterkt, niet beter maakt voor de burger of voor Nederland, dan zullen wij met al onze kracht campagne voeren tegen die grondwet. Kan ik het nog helderder zeggen, mijnheer Van Baalen of wilt u het gewoon niet horen?

De heer Van Baalen (VVD):

De fractie van de Partij van de Arbeid zegt dus heel duidelijk dat pro Europees zijn ook kan betekenen nee zeggen.

De heer Timmermans (PvdA):

Maar natuurlijk! Eurosceptici hebben niet per definitie ongelijk. Laat dat helder zijn!

De heer Van den Brink (LPF):

Ik heb dit verhaal aangehoord en dan denk ik soms dat er een profeet achter het spreekgestoelte staat. Wat is namelijk het geval? Alles wat u zegt, moet in de toekomst waargemaakt worden. Die toekomst is voor u net als voor mij compleet verborgen. U zegt steeds als dit en als dat, maar as is verbrande turf.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik heb als gekozen volksvertegenwoordiger de opdracht niet alleen naar morgen te kijken, maar ook naar overmorgen en de tijd daarna. Het is evident dat als wij problemen als grensoverschrijdende criminaliteit, het garanderen van veilig voedsel, het garanderen van een toekomst voor het Europese platteland en voor de mensen in de Europese industrie, wij dat op Europees niveau moeten organiseren. Wij kunnen dat als zelfstandig land niet meer. Daarvoor heb je een Europese Unie nodig die presteert, maar die ook de burger vertegenwoordigt. Dat is mijn visie.

De heer Van den Brink (LPF):

Het zou een goede zaak zijn als u uw verhaal over de toekomst die verborgen is niet met die stelligheid poneerde. Dan was u waarschijnlijk geloofwaardiger.

De heer Van Dijk (CDA):

U hebt enkele weken geleden in een gerenommeerd dagblad aangegeven dat als er bepaalde wijzigingen zouden komen in het grondwettelijk verdrag u mogelijk een neecampagne ging voeren. Kunt u aangeven op welke punten het verdrag in negatieve zin moet zijn bijgesteld om u ertoe te brengen een neecampagne te voeren? Ik vermoed dat de regering daar graag helderheid over krijgt.

De heer Timmermans (PvdA):

Als in de IGC hetgeen in de Conventie is afgesloten, wordt ontrafeld, ben je verplicht als degene die moet opkomen voor het belang van de Nederlanders en Nederland daar nee tegen te zeggen. Ik noem enkele voorbeelden: als wordt teruggekomen op de besluitvorming bij meerderheid, als over minder onderwerpen bij meerderheid wordt besloten, als de transparantie vermindert en de Raad niet meer in alle openbaarheid wetten maakt en als de positie van Nederland in het wegen van de stemmen erg negatief wordt ten opzichte van de voorstellen. Wij zeggen nee als het niet beter wordt. Dat is helder. Op dergelijke punten zullen wij de resultaten van de IGC beoordelen. Als er bijvoorbeeld op het punt van de criminaliteitsbestrijding werkelijk geen enkele vooruitgang wordt geboekt, houd je de mensen een stoplap voor wanneer gedaan wordt alsof het een verbetering is. Wij kunnen toch niet langer wachten met het gezamenlijk aanpakken van de criminaliteit? Wij kunnen toch niet altijd maar achter het hobbyisme van minister Donner aanhobbelen, die het nog mooier wil en die nog verder wil gaan, in plaats van nu te werken aan concrete maatregelen om op Europees niveau boeven te vangen? Dat zijn toch de dingen waarover wij moeten spreken?

De heer Van Dijk (CDA):

Natuurlijk zijn dat de elementen waarover wij moeten spreken.

De heer Timmermans (PvdA):

Dat vraagt de heer Van Dijk toch?

De heer Van Dijk (CDA):

Dat klopt. In dat rijtje noemt de heer Timmermans ook de criminaliteitsbestrijding. De voorstellen van de heer Donner moet de heer Van Dijk echter niet afdoen als hobbyisme. Dat punt is uitgebreid in de Kamer door hem besproken. Daarbij heeft de minister ook de steun gekregen van de PvdA. Het is dus niet terecht dat de heer Timmermans spreekt van hobbyisme.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik liet mij misschien meeslepen door de schrijver over dit onderwerp in het door de WRR uitgegeven rapport. De heer Van Dijk heeft gelijk in de zin dat de ideeën die de heer Donner heeft ontwikkeld buitengewoon interessant zijn en intellectueel uitdagend. Het is immers uitdagend om na te denken over een federaal Europees strafrecht. De Europese realiteit is echter dat wij al enige jaren op een ander spoor zitten bij de samenwerking op terreinen van Justitie en Binnenlandse Zaken. De Europese Unie is vervolgens niet op een beter spoor te krijgen door verzet tegen het huidige spoor. Ik verwijt de heer Donner dan ook dat hij niet actiever is ingegaan op de mogelijkheden om invloed uit te oefenen in een richting zoals die zich nu lijkt af te tekenen.

De nettobetalingspositie van Nederland is extreem ongunstig. Dat raakt ook de Nederlandse burger rechtstreeks. Men moet mij niet verkeerd begrijpen. Europa mag best wat kosten. Ook een relatief rijk land zoals Nederland mag best wat bijdragen aan de verbetering van Europa als geheel. Het ondermijnt echter het draagvlak in de Nederlandse samenleving voor Europa als Nederland onevenredig zwaar belast wordt door de Europese begroting. Het vervelende is dat het niet ligt aan de afdrachten. Dan zouden wij het misschien gemakkelijk kunnen fiksen. Het vervelende is dat het gaat om de relatie tussen wat Nederland betaalt en wat Nederland terugkrijgt. Wij betalen ongeveer evenveel als vergelijkbare landen aan Europa. Die krijgen echter veel meer terug uit Europa. Daarmee ontstaat een situatie die naar het oordeel van mijn fractie op termijn onhoudbaar is. Ik spoor de regering dan ook sterk aan een grote inzet te plegen bij het Nederlands voorzitterschap inzake een andere vorm van financiering van de Unie en een andere wijze van bepaling van de financiële perspectieven op lange termijn. Niet alleen in Nederland, maar ook in andere landen erodeert de steun voor Europa omdat iedereen ziet dat dit geen eerlijk systeem is van verdeling van de lusten en de lasten.

Ik besteed speciale aandacht aan de positie van de Nederlandse Antillen en Aruba in de situatie van een nieuwe grondwet voor Europa. Er komt een nieuw Europees burgerschap. Mijn vraag is of dat Europese burgerschap ook geldt voor de mensen op de Nederlandse Antillen en op Aruba. Wat betekent dat voor deze mensen? Twee jaar geleden is een nieuw LGO-besluit genomen over de relatie tussen landen en gebieden overzee en de Europese Unie. Dat is een verlopende zaak. De Nederlandse Antillen en Aruba zullen daar op termijn niet veel aan hebben. Dat komt ook door de ontwikkeling in de Wereldhandelsorganisatie. In die context is het urgent dat wij nadenken over de relatie van de Nederlandse Antillen en Aruba met de Europese Unie. Het kabinet heeft in de regeringsverklaring gezegd dat zij streeft naar de ultraperifere status voor de Nederlandse Antillen en Aruba. Heeft het kabinet daarvan alle consequenties goed voor ogen? Wat betekent dit voor het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden? Wat betekent het voor onze positie als onderhandelaar in het Europese krachtenveld als Nederland een nieuwe status wil voor de Nederlandse Antillen en Aruba? Dat is allemaal volstrekt onhelder. In de regeringsverklaring is een beetje kort door de bocht gesteld dat de ultraperifere status de panacee is voor alle problemen. Dat heeft ontzettend veel verwarring veroorzaakt op de Nederlandse Antillen en op Aruba. Als ik dat relativeer in een gesprek met de collega's uit die parlementen en erop wijs dat misschien gevraagd wordt om het Statuut te wijzigen, wekt dat eveneens beroering op de Nederlandse Antillen en op Aruba. Wij krijgen het echter niet zomaar van de Europese partners. Moet er niet dringend en heel snel worden gewerkt aan een plan van aanpak om de status van de Nederlandse Antillen en Aruba te regelen in de vernieuwde Grondwet van de Europese Unie? De IGC begint namelijk al.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Misschien luister ik te goed naar u. Zegt u nu in feite dat uw fractie niets ziet in de ultraperifere status voor de Nederlandse Antillen? Zo ja, wat kan een alternatieve denkrichting zijn, ervan uitgaande dat de LGO-status straks komt te vervallen?

De heer Timmermans (PvdA):

De Raad van State heeft hier vorige week een heel belangwekkend rapport over uitgebracht. Daarin worden alle aspecten van het probleem tegen het licht gehouden. Ik was echt onder de indruk van dat rapport. Ik verwacht dat er juridisch geen belemmeringen zijn voor de ultraperifere status. De vraag is alleen hoever men er politiek gezien in de Europese onderhandelingen mee komt. Verder wil alleen Frankrijk nog uitbreiding van de ultraperifere status van bepaalde gebieden, om precies te zijn van Mayotte. De eerste vraag is dus hoe men daarmee wegkomt. De tweede vraag is of wij wel helder voor ogen hebben wat alle consequenties zijn. Als een land de ultraperifere status heeft, worden er heel hoge eisen gesteld aan bijvoorbeeld het bestuur. Kunnen de Nederlandse Antillen en Aruba dat aan? Kunnen de handelsbetrekkingen van de Nederlandse Antillen en Aruba met Noord-Amerika blijven bestaan? Over dergelijke vragen moet helderheid bestaan.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Ik waardeer het dat de PvdA-fractie nadenkt over de consequenties en er vragen over stelt. U doet echter alsof die vragen niet al aan de orde zijn. Uit het verschijnen van het advies van de Raad van State en uit het feit dat een aantal instanties op de Antillen en in Nederland met de discussie daarover bezig is, zou u kunnen opmaken dat u laat bent met het stellen van die vragen. Men ziet juist onder ogen wat de eventuele consequenties zijn. Bent u niet een beetje laat met het stellen van uw vragen?

De heer Timmermans (PvdA):

Mijn punt is juist dat het kabinet zo laat is met het geven van antwoorden. De IGC begint binnenkort namelijk en dit zal dan moeten worden geregeld. Als de IGC voorbij is, zijn er nog nauwelijks onderhandelingsmogelijkheden en dan wordt het moeilijk om het achteraf te regelen. Het moet namelijk in het verdrag komen te staan. Ik stel mijn vragen niet laat; het kabinet formuleert zijn antwoorden verdomd laat. Dat geldt ook voor de mensen op de Nederlandse Antillen en Aruba. Zij hebben op dat vlak een hoop werk te verzetten.

De heer Dittrich (D66):

Wat stelt u eigenlijk voor? Er is een werkgroep ingesteld, die de antwoorden op die vragen bestudeert om ze in overweging te laten nemen tijdens de IGC. U komt met een lang verhaal, maar in wezen geeft u geen enkel antwoord op uw eigen vragen. Nederland moet toch niet alleen bestuderen wat de consequenties zijn? Dat moet Nederland toch in samenspraak met de Antillen en Aruba doen?

De heer Timmermans (PvdA):

Wat is uw vraag, mijnheer Dittrich? Dat zeg ik toch ook?

De heer Dittrich (D66):

Precies. Mijn vraag is wat u toevoegt aan wat de regering doet.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik herhaal dat de regering achter de feiten aanhobbelt. Wij hebben geen tijd om hier nog lang over te delibereren. Dit moet snel gebeuren, omdat de IGC begint.

De heer Dittrich (D66):

Het is gemakkelijk om te zeggen dat het snel moet en dat wij geen tijd meer hebben.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik dacht dat u altijd van de gemakkelijke teksten was, mijnheer Dittrich.

De heer Dittrich (D66):

Je moet toch eerst de antwoorden hebben op de vraag wat exact de consequenties zijn, voordat je daarover goed kunt onderhandelen in de IGC?

De heer Timmermans (PvdA):

Natuurlijk. Ik heb juist de indruk dat er in Koninkrijksverband niet hard genoeg wordt gewerkt aan wat er in Brussel gebeurt, wat er tussen Nederland en Frankrijk bijvoorbeeld moet worden afgesproken ter zake en wat de Nederlandse Antillen en Aruba er zelf aan moeten doen. Ik heb de indruk dat er niet coherent, hard en snel genoeg aan wordt gewerkt. Daarom stel ik het nu aan de orde.

De heer Van Dijk (CDA):

De CDA-fractie heeft deze zaak al een aantal malen en een aantal maanden eerder aan de orde gesteld. Wij zijn een groot voorstander van de ultraperifere status. Die is ook in het belang van de Antillen. Ik geef de heer Timmermans in overweging om een passerelle of een soort tussenoplossing in het verdrag te creëren, zodat hierover later alsnog een besluit kan worden genomen. Daartoe zijn voorstellen gedaan. Ook die heeft de Nederlandse regering al ingediend in het kader van de conferentie.

De heer Timmermans (PvdA):

Mijnheer Van Dijk, ik gun uw fractie van harte het initiatief. Daar gaat het mij alleen helemaal niet om. De CDA-fractie is er inderdaad over begonnen, maar ik vrees dat men onder druk van de heer Hirsch Ballin te snel heeft besloten om te kiezen voor de ultraperifere status. Ik moet u zeggen dat mijn indruk is dat men op dat moment nog veel te weinig wist van wat daarvan allemaal de consequenties zouden zijn voor het statuut, voor de Nederlandse Antillen en Aruba en voor onze positie in Brussel. Dit is gewoon onvoldoende doordacht op het moment dat men zegt: dit gaan wij doen. Daarom pleit ik ervoor dat dit eens wat beter in kaart wordt gebracht. De Raad van State heeft zijn werk verricht, maar het kabinet nog niet.

Wij hebben de afgelopen weken de discussie gehoord over de positie van Eurostat. Het is de verantwoordelijkheid van het Europees Parlement om in politieke zin met de Europese Commissie af te rekenen. Het is mijn fractie echter duidelijk geworden dat de statistiek in de Europese Unie een probleem is. Die is een probleem, omdat er onvoldoende inzicht bestaat in de maten die worden gebruikt bij het verzamelen van statistische gegevens. Ik chargeer nu bewust, maar Eurostat is eigenlijk een soort postbus waarin de lidstaten hun gegevens in kunnen stoppen zonder dat er een toetsing plaatsvindt van de basis van die gegevens. Dit is belangrijk, zeker in het kader van het Stabiliteitspact. Zo zegt Frankrijk dat het begrotingstekort 3,9 is, maar met gebruik van een andere economische definitie is de uitkomst misschien wel 4,5. Zo zegt Duitsland dat het vier miljoen werklozen heeft, maar als de methode van de CBS-statistieken wordt gevolgd, komt dit getal misschien wel uit op zeven miljoen. Ik noem dit maar als voorbeelden.

Wij moeten daarom snel toewerken naar Europese definities van statistische gegevens. Eurostat moet die rol krijgen. Ik heb hiervoor gepleit in de conventie, maar dit is niet gelukt. Daarom vraag ik de regering zich voor dit punt te willen inzetten, zodat wij in ieder geval als wij gegevens met elkaar vergelijken, weten dat wij geen appels met peren vergelijken, maar dat wij op basis van dezelfde statische methodes gegevens werken. Dan kunnen wij elkaar ook veel beter en helderder aanspreken en kunnen wij voorkomen dat sommige landen de kluit bedotten door een creatieve boekhouding waardoor de Europese economie onnodig schade oploopt doordat er bijvoorbeeld een veel te hoog begrotingstekort is.

Ik vraag de Nederlandse regering daarom om te bevorderen dat er volgens één methode wordt gewerkt en dat Eurostat een soort euro-CBS wordt.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Soms hangt de stemming die je hebt af van de kranten die je leest. Toen ik gisteravond NRC Handelsblad las, was mijn stemming bedrukt. Ik las namelijk dat de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken had gezegd dat die ene stemhebbende Nederlandse Eurocommissaris geen hard punt was. Ik ging dus onplezierig slapen. Ik las vanochtend echter een andere krant, de krant van wakker Nederland, en ik zag dat de staatssecretaris zich volledig had hervonden, want hij bepleitte een nettobegrenzer en hij pleitte voor een veto op de financiële meerjarenperspectieven totdat dit doel is bereikt. Kortom: ik begin dit debat neutraal.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik heb dit artikel ook gelezen, maar ik heb daaruit begrepen dat het bij de nettobegrenzer juist gaat om wijziging van de strategie, namelijk dat niet meer wordt ingezet op het behoud van het vetorecht bij de financiële perspectieven.

De heer Van Baalen (VVD):

Ik hoop dat mevrouw Karimi mijn goede humeur niet in gevaar wil brengen. Ik heb gelezen, althans dat is mijn interpretatie, dat de staatssecretaris en dus de regering heeft gezegd: wij houden als een huis vast aan het veto, maar wij zijn bereid op termijn te denken over een nettobegrenzer. Als die nettobegrenzer niet wordt gerealiseerd, staat het veto. Zo zie ik dit en ik denk dat dit een verstandige strategie is.

De Europese integratie behelst belangrijke onderwerpen voor de burger: consumentenbescherming, milieu, voedselveiligheid, misdaad- en terrorismebestrijding, concurrentie, vrij personenverkeer, et cetera. Op welke wijze daarover besloten wordt, is een machtsvraag. Wij Nederlanders moeten daar niet te gemakkelijk over doen; dat heeft Giscard d'Estaing ook niet gedaan. In de Conventie is de machtsbalans ten gunste van de grote landen doorgeslagen. Er is dus sprake van een onbalans, hetgeen een groot probleem is. De Europese Raad van regeringsleiders benoemt de president van Europa, de Europese minister van Buitenlandse Zaken en de facto de voorzitter van de Commissie. Het Europees Parlement mag hooguit een paar keer nee zeggen, maar wij hebben gezien hoe dat afliep in de Russische Doema met voorstellen van Jeltsin over een premier.

De VVD-fractie wil meer democratie in Europa in plaats van minder. Zij is een groot voorstander van meer invloed van het Europees Parlement. In zoverre heeft de Conventie goede resultaten bereikt. Verder dienen de nationale parlementen meer betrokken te zijn. Ik herinner de Kamer eraan dat zij op basis van het stuk Op tijd is te laat heeft besloten zich actiever met Europese Zaken te bemoeien. Ten slotte wenst mijn fractie een sterkere Europese Commissie. Dit alles neemt echter niet weg dat de bal uiteindelijk is komen te liggen bij de Europese raad van regeringsleiders.

Ik kom op een aantal punten die in de IGC aan de orde komen.

De heer Van Dijk (CDA):

U stelt dat de Europese Raad de voorzitter van de Europese Commissie voordraagt en de leden van het Europees Parlement vervolgens alleen nog maar mogen instemmen. U laat zich op dit punt tamelijk badinerend uit en vergelijkt het Europees Parlement met de Doema, wat mij geen sterke vergelijking lijkt. Is het u bekend dat dit onderwerp bij de Conventie aan de orde is geweest en door de leden van het Europees Parlement is afgewezen? Kunt u het principiële onderscheid aangeven tussen een voordracht van de Europese Raad met instemming van het Europees Parlement, en een situatie die omgekeerd is?

De heer Van Baalen (VVD):

De VVD-fractie neemt het Europees Parlement serieus en is van mening dat naar een directere benoeming van commissievoorzitter moet worden gestreefd. Laat het Europees Parlement direct een voorzitter van de Commissie kiezen. Die procedure is ook gemakkelijker. In de Conventie is steeds gesteld dat een en ander begrijpelijker moet zijn voor de burger. Een directere vorm van democratie past in dat streven.

De heer Timmermans (PvdA):

U stelt dat uw fractie het Europees Parlement serieus neemt. Vindt u ook dat de mening van het Europees Parlement serieus moet worden genomen?

De heer Van Baalen (VVD):

Ik vind het prachtig om het Europees Parlement serieus te nemen en daar houd ik mij aan. Ik behoud mij evenwel het recht voor om in het Nederlands parlement, dat over het grondwettelijk verdrag beslitst, mijn mening te geven over de wijze waarop de Europese democratie moet worden ingekleed. Ik neem kennis van hetgeen door het Europees Parlement wordt gezegd, maar ik neem mijn eigen verantwoordelijkheid als Nederlandse volksvertegenwoordiger ten aanzien van de directe democratie in Europa.

De heer Timmermans (PvdA):

Als het Europees Parlement de voorkeur geeft aan een voordracht door de Europese Raad, mogen wij als leden van het Nederlands parlement dan zeggen dat wij die procedure willen bepalen?

De heer Van Baalen (VVD):

Ja, dat mogen wij zeggen.

De heer Timmermans (PvdA):

Dan weet ik in ieder geval hoe serieus u het Europees Parlement neemt.

De heer Van Baalen (VVD):

Voorzitter. Ik kom op een aantal punten betreffende de IGC. Wij hebben al gesproken over de stemhebbende Europese commissaris; de VVD-fractie beschouwt dat als een hard punt en durft dat ook hardop te zeggen. Ik verwijs in dit verband niet alleen naar Eurocommissaris Bolkestein, maar ook naar de oud-Labourleider Neil Kinnock die de VVD-standpunten op dit terrein eigenlijk perfect heeft verwoord. Wie van ons zou trouwens een niet-stemhebbend Kamerlid willen zijn?

Zoals gezegd moet er een direct verband zijn tussen het Europees Parlement en de benoeming van de Commissievoorzitter. Als het voorzitterschap van de Europese Raad met 25 of meer leden rouleert, dan moet de Commissievoorzitter, die democratisch gelegitimeerd is, de Europese Raad voorzitten. Het moet allemaal niet moeilijker worden gemaakt dan nodig is. De vaste voorzitter van de Europese Raad, die Giscard d'Estaing via de achterdeur heeft binnengeloodst, moet via de voordeur vertrekken.

De positie van de Europese minister van Buitenlandse Zaken is interessant. Hij heeft een dubbele hoed op. Hij mag niet het koekoeksjong in de Europese Commissie worden. Als het Europees Parlement het vertrouwen in de Europese minister van Buitenlandse Zaken opzegt, kan hij niet voor de helft blijven zitten omdat hij ook ambtenaar van de Europese Raad is. Kortom, er moet meer duidelijkheid komen over zijn positie. Het is een goede zaak als Europa inzake het Europees veiligheids- en defensiebeleid met één mond spreekt. Het is echter nog een betere zaak indien de vaste leden van de Veiligheidsraad, namelijk Frankrijk en Groot-Brittannië, daarin het Europees standpunt uitdragen. Op termijn moet de Europese Unie een permanente zetel hebben in de Veiligheidsraad en niet haar leden.

Aan hetgeen is gezegd over de unanimiteit bij besluitvorming over de financiële perspectieven heb ik niets toe te voegen. De methode-Donner heeft te maken met het Europees en het nationaal strafrecht. Er moeten heldere grenzen worden gesteld. Ik ben het met collega Timmermans eens dat dit onderwerp meer verdieping behoeft. Ik begrijp heel goed dat dit op een te laat tijdstip is ingebracht, maar laten wij de gedachte van Donner vasthouden en laat de regering bekijken wat zij in de IGC kan bereiken. Er is een belangrijk en helder onderscheid te maken.

Ik zeg iets over de Kopenhagencriteria, oftewel de toetredingscriteria voor nieuwe lidstaten. De VVD-fractie is er ongelukkig mee dat in 2004 tien landen groepsgewijs lid worden van de Europese Unie. Wij zijn voorstanders van een lidmaatschap van die landen en zullen ons vooral concentreren op de vrijwaringsclausules. In de toekomst moet iets dergelijks echter niet meer gebeuren. Elke kandidaat moet per geval worden beoordeeld. Als een kandidaat nog niet voldoet aan de politieke criteria van Kopenhagen, zoals democratie, mensenrechten en de rule of law, kan geen datum worden vastgesteld waarop de onderhandelingen beginnen.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik vind dit zo mooi dat ik het nog eens wil horen van de heer Van Baalen. Begrijp ik nu dat de VVD-fractie zich niet zal verzetten tegen de uitbreiding met tien landen volgend jaar?

De heer Van Baalen (VVD):

U kunt natuurlijk ook zodadelijk de Handelingen bekijken, maar u hoort mij zeggen dat de VVD-fractie niet tien landen het leven onmogelijk maakt door er één weg te stemmen. Dat is immers een groepsgewijze benadering. Wij zullen echter wel de regering zeer kritisch bevragen over de vrijwaringsclausules. Daarmee blijven landen die nog niet helemaal voldoen aan de Kopenhagencriteria, op onderdelen buiten de werkingssfeer van de Europese Unie. Wij hebben het in dit verband steeds gehad over "Pools vlees". De heer Timmermans heeft gehoord wat hij heeft gehoord.

De heer Timmermans (PvdA):

Ik stel vast dat dit een nieuw standpunt is van de VVD-fractie. Ik verheug mij erover.

De heer Van Baalen (VVD):

Het aardige is dat er altijd wat nieuws moet zijn bij een debat, want anders wordt het niet opgepakt.

Voorzitter. Wij hebben het al gehad over de instituties, de uitbreiding en het Stabiliteitspact. In een interventie heb ik verwezen naar de motie-Van der Laan c.s. Ik kom nu op de positie van het Italiaans voorzitterschap. De heer Berlusconi is van mening dat indien er geen consensus bestaat in de IGC, automatisch wordt teruggevallen op de Conventieresultaten. Onze fractie deelt die mening in ieder geval niet. Wij spreken over een open proces van onderhandelingen. Wat vindt de regering hiervan?

Nederland is in de tweede helft van 2004 voorzitter van de Europese Unie. Ik roep de regering op om natuurlijk een neutraal voorzitter te zijn, maar niet zo neutraal dat alle Nederlandse wensen onder de tafel verdwijnen. Nederland moet er net als andere voorzitters voor zorgen dat zijn belangen goed worden verdedigd.

Het Lissabonproces moet ertoe leiden dat de Europese Unie in 2010 de meest concurrerende markteconomie ter wereld is.

Er is onlangs een rapport verschenen van de Independent High Level Study Group onder leiding van de Belgische hoogleraar Sapir. De VVD-fractie verzoekt de regering het parlement een brief te sturen met haar mening over de aanbevelingen in het rapport-Sapir en in hoeverre die een onderdeel zullen vormen van het Nederlandse beleid. Ik benadruk nogmaals dat wij het eindresultaat van de IGC zullen beoordelen en dat betekent dat het een "ja" of een "nee" kan zijn. De regering moet aan het werk!

De heer Van Dijk (CDA):

De heer Van Baalen gaf kennis van het feit dat hij gisteravond het NRC-Handelsblad heeft gelezen. Hij ging in op een van de elementen die de staatssecretaris in dat artikel naar voren heeft gebracht. Ik wil niet ingaan op de woorden van de staatssecretaris, maar ik vraag de mening van de heer Van Baalen daarover. De heer Nicolaï heeft namelijk gezegd dat een raadplegend referendum over de Europese grondwet riskant is. Verderop in het artikel staat: Nicolaï acht een referendum hachelijk. Kan de heer Van Baalen daarop reageren?

De heer Van Baalen (VVD):

De heer Nicolaï behoort tot de mensen die een goed gevoel hebben voor verhoudingen, politiek en juridische zaken. Ik heb zelf eerder in een interview gezegd dat er bezwaren kleven aan een Europees referendum en dat ik een tegenstander ben van het referendum als onderdeel van het Nederlandse staatsrecht. Indien machtsverhoudingen wijzigen en indien macht anders wordt ingericht, dan zou je kunnen zeggen dat het ook een Grondswetswijziging is. Bij een Grondwetswijziging vinden nieuwe verkiezingen plaats waarbij de burger zich kan uiten. Dat geldt hiervoor niet. Het referendum in deze situatie krijgt van mij geen schoonheidsprijs, maar het is doenbaar.

De heer Maaten:

Voorzitter. Ik ben vóór Europa, maar niet om het even welk Europa. Daarin verschil ik kennelijk van mening met de heer Van den Berg. Ik geloof namelijk in een Europa dat ruimte schept: ruimte om te ondernemen, om wetenschap te bedrijven, om cultuur te beoefenen, om te studeren en bovenal om te werken. Ik geloof in een dynamisch Europa. Gaan wij eindelijk de vrije interne markt afmaken? Slagen wij erin om de euro hard te houden en kunnen wij in de toekomst de concurrentie met de Verenigde Staten en het Verre Oosten aan? Die zaken zijn van belang voor Nederland én voor Europa.

Mij verbaast het dan ook dat mijn Europese CDA-collega's dat belang in veel gevallen soms maar moeizaam inzien. Overigens ben ik wel verheugd over het signaal dat uitgaat van de verkiezing van hun nieuwe fractievoorzitter in het Europees parlement. Bovendien begrijp ik dat een prominent lid van deze Kamer hun gelederen in Brussel gaat versterken. Dat is reden te meer om het CDA juist hier op te roepen om onomwonden voor die dynamische interne markt te kiezen en niet voor de verleiding van een verstikkende deken van regeltjes te bezwijken. Laat de betutteling maar aan de PvdA over. Dat is de duidelijke keuze die gemaakt moet worden, want dat is in het belang van Nederland en Europa. In het Europees parlement discussiëren wij daarover wel weer verder als wij weer met elkaar mogen praten, mijnheer Van den Berg.

Een vrij Europa is een veilig Europa. Wanneer komt er een slagvaardige Europese aanpak voor het bestrijden van internationale criminaliteit en terrorisme? Sinds Tampere in 1999 zijn er telkens kleine stapjes vooruit en achteruit gezet, net als tijdens de processie van Echternach. Nederlanders zien de bestrijding van georganiseerde misdaad en terrorisme als essentiële taken van de Europese Unie. Op een tweetal punten wil ik in het bijzonder de aandacht vestigen: mensenhandel en grensbewaking.

Netwerken van georganiseerde misdaad en terroristische organisaties verdienen veel geld aan mensenhandel. De scherpe aanpak van dit fenomeen is cruciaal in de strijd tegen misdaad. Daarom moet corruptie in oorspronglanden van mensenhandel worden bestreden. Helaas prijken twee kandidaat-lidstaten bovenaan die lijst: Roemenië en Bulgarije. Wat mij betreft is dit een hard punt bij hun onderhandelingen tot toetreding. Een ander element is de versterkte bewaking van de buitengrenzen. Met het verdwijnen van de binnengrenzen kan de veiligheid van de Europese burgers alleen verzekerd worden met de gezamenlijke Europese bewaking van de buitengrenzen. Bij deze vormen van misdaad is de verscherpte personencontrole een absolute noodzaak en wij moeten daarom bereid zijn om de consequenties hiervan in te zien en een Europese grenspolitie op te zetten.

Een vrij Europa is democratisch en is gebaseerd op de communautaire methode. Het is een Europa waarin de verworvenheden van twee eeuwen staatkundige ontwikkeling niet te grabbel dienen te worden gegooid. Scheiding tussen kerk en staat is een duidelijk liberaal beginsel. Het is dan niet in overeenstemming daarmee om een verwijzing naar religie op te nemen in het nieuwe Europese grondwetsverdrag. Wie recht wil doen aan de gehele Europese culturele en historische erfenis laat het voorwoord van de grondwet in tact. Het bevreemdt mij dan ook dat de regering juist op dit terrein wel actie wil ondernemen.

Op andere punten van de grondwet wil ook ik veranderingen zien. Wie serieus werk wil maken van het opheffen van een democratisch gat in Europa kan niet tevreden zijn met slechts een beperkte uitbreiding van het medebeslissingsrecht van het Europees parlement. Dat recht hoort over de hele linie te gelden. Bijvoorbeeld alleen het voordragen van de voorzitter van de Europese Commissie door het Europees parlement in plaats van door de Raad past in een democratischer Europa. De Raad heeft trouwens toch al de handen vol aan het benoemen van zijn eigen voorzitter. Liever zou ik zien dat de voorzitter van de Europese Commissie werd gekozen door de Europese burgers. Europa is er nog lang niet aan toe dat ieder land een eigen, volwaardige Europees commissaris levert.

Het is goed mogelijk dat in het grondwetsverdrag de positie van het Europees parlement versterkt wordt, evenals de positie van de nationale parlementen. Ik verwelkom dit. De heer Doorn heeft al terecht gememoreerd hoe premier Kok in Nice op heroïsche wijze één extra stem in de Raad heeft weten te bemachtigen; daarvoor heeft hij wel zes Nederlandse europarlementariërs geofferd. In het ontwerpgrondwetsverdrag echter worden de stemmingen van de Raad op een geheel andere leest geschoeid; de extra stem is als sneeuw voor de zon verdwenen. Ook ik ben nieuwsgierig hoe de regering denkt de "verloren" Nederlandse europarlementariërs terug te krijgen. Al te goed is buurmans gek. Als dit niet wordt teruggedraaid, heeft Nederland zich een oor laten aannaaien.

Het ziet ernaar uit dat Nederlanders naast Ieren, Denen, Portugezen, Spanjaarden en wellicht Fransen, Italianen, Finnen, evenals misschien burgers uit de nieuwe toetredende landen in een referendum voor of tegen het grondwetsverdrag kunnen stemmen. Ik heb bij het voorstel van GroenLinks, Partij van de Arbeid en D66 ter zake de nodige vraagtekens geplaatst. Als wij nu echter toch die weg in slaan, laten wij het dan goed doen. De inzet moet dan zijn dat álle kiezers in de Europese Unie zich over dat verdrag kunnen uitspreken. Dit heeft overigens ook Giscard d'Estaing als voorzitter van de Conventie in een van de vele onbewaakte ogenblikken bepleit. Daarmee zou voor eens en voor altijd het vraagstuk van de legitimatie van de Unie beslecht zijn, althans als het verdrag er in de ogen van de burgers mee door kan.

Ik kies voor een vrij, veilig en verdraagzaam Europa, voor een Europa dat zijn grenzen kent en voor een Europa met meer markt en minder regeltjes. Dat moet in het komende jaar de inzet zijn, in de aanloop naar een succesvol Nederlands voorzitterschap.

De heer Van Bommel (SP):

Voorzitter. In dit debat wil ik ingaan op een aantal belangrijke aspecten aangaande de Europese Unie. Ik noem het financieel-economisch beleid, het gemeenschappelijk buitenland- en veiligheidsbeleid, natuurlijk de Europese grondwet, de IGC en het ook door de SP gewenste referendum.

In de Staat van de Unie lees ik dat ten gevolge van het ontstaan van de interne markt de materiële welvaart de afgelopen 10 jaar met 877 mld euro is toegenomen, dat er 25 miljoen banen bij zijn gekomen en dat de prijzen van producten gedaald zijn. Vooral die dalende prijzen staan haaks op de Nederlandse werkelijkheid. Dat boekhouders, analisten en accountants met het jaar creatiever worden, staat als een paal boven water. Net als het feit dat de invoering van de euro het leven van gewone mensen een stuk duurder heeft gemaakt. Uit cijfers van de Europese Commissie blijkt overigens dat de economische en werkgelegenheidsgroei binnen de 15 EU-landen in de jaren negentig is afgenomen ten opzichte van de jaren zeventig en tachtig. Op de heersende europraat valt dus het nodige af te dingen.

Op de Lissabontop is besloten om Europa tot de meest concurrerende en dynamische kenniseconomie ter wereld uit te bouwen, de energiemarkt te liberaliseren en de arbeidsmarkt te flexibiliseren. Mooie woorden waarachter een rauwe werkelijkheid schuilt. Het afbreken van de sociale zekerheid, het vergroten van inkomensverschillen en het versoepelen van ontslagregelingen moeten ertoe leiden dat bijstandsmoeders, gedeeltelijk arbeidsongeschikten en ander zogenaamde "inactieven" aan het werk gaan. Hoe en waar? Dat zoeken ze zelf maar uit. Dat brengt mij tot de conclusie dat het asociale beleid van het kabinet-Balkenende II naadloos aansluit bij het "méér markt"- en "minder mensbeleid" van de Europese Unie. Tel uit je winst!

Tussen de EU-lidstaten blijken grote meningsverschillen te bestaan over het bestrijden van de economische recessie. Terwijl Frankrijk, Duitsland en Portugal het financieringstekort tot boven de 3% laten oplopen, zitten wij in Nederland opgescheept met het beleid van Zalm en andere krap-geld-fundamentalisten die de onderkant van de Nederlandse samenleving opzadelen met een hard bezuinigingsbeleid en er tegelijkertijd niet in slagen om Frankrijk, Duitsland en Portugal binnen de grenzen te houden. Dat brengt mij tot de conclusie dat het Stabiliteitspact dood is. Van de regering zou ik graag horen wat haar mening daarover is: begraven of reanimeren?

Op het punt van het Europese buitenlandbeleid heb ik de afgelopen weken het optreden van onze minister van Buitenlandse Zaken met verbazing gadegeslagen. De regering zegt vast te houden aan haar bevoegdheid om zelfstandig buitenlandbeleid te maken, maar de minister verklaart op een informele top in Rome dat kleine en middelgrote landen moeilijk nee kunnen zeggen wanneer de neuzen in Londen, Parijs en Berlijn dezelfde kant op staan. Misschien kan de minister daar vandaag, in het licht van dit debat, hier een toelichting op geven?

Nog ongemakkelijker voel ik mij wanneer ik constateer hoe de buitenlandanalyses van de Amerikaanse regering tamelijk kritiekloos worden gevolgd; ik vermijd hier, zoals u begrijpt, het woord "schoothondjespolitiek". Ik citeer: "De samenwerking met de VS, waarmee de Unie essentiële waarden deelt, is even onvermijdelijk als noodzakelijk." Het staat er letterlijk. Hoezo "onvermijdelijk" en hoezo "noodzakelijk"? Kan dit worden uitgelegd? Lopen wij soms het risico dat de Verenigde Staten Nederland binnenvallen, wanneer wij niet langer hand- en spandiensten verlenen aan hun illegale oorlogen? Gaat de Amerikaanse invasiewet in de ogen van de Nederlandse regering werkelijk zo ver?

Terrorismebestrijding en massavernietigingswapens zijn belangrijke kwesties en ook mijn fractie maakt zich daar zorgen over. Ik wijs op de ontwikkelingen in Noord-Korea en Iran, maar daar blijft het niet bij. Ik maak mij ook druk over zaken als de Amerikaanse kernwapens op Volkel of het nucleaire arsenaal van Israël, India en Pakistan. Daar lees ik echter geen letter over. Evenals op het financieel-economische vlak gaat het veiligheids- en buitenlandbeleid van de Unie mank aan evenwichtigheid en onafhankelijkheid.

Dan kom ik bij de Europese grondwet. De SP-fractie is buitengewoon ongelukkig met delen van de inhoud daarvan. Dat hebben wij eerder al betoogd en wij blijven daarbij. Wijzigingsvoorstellen van onze kant hebben het niet gehaald in deze Kamer. Artikelen waarin de neoliberale variant van het vrijemarktkapitalisme, het versterken van de defensie-inspanningen, het oprichten van een Europees bewapeningsagentschap en de oriëntatie op de NAVO zijn opgenomen, vormen naar mijn mening een aanfluiting voor de Nederlandse democratie. Hoewel de regering dat betreurt, sluit de Europese grondwet uit dat ons land in de toekomst nog zelfstandig internationale overeenkomsten met derde landen of internationale organisaties aan kan gaan. Het recent afgesloten verdrag tussen Europol en de Verenigde Staten, dat betrekking heeft op rechtshulp en uitlevering, dwingt ons land verdachten uit te leveren aan een mogendheid die het Internationaal Strafhof niet erkent, een invasiewet heeft aangenomen en zich niet houdt aan de bepalingen van de Geneefse Conventie met betrekking tot de behandeling van krijgsgevangenen.

Opvallend is tevens dat de grondwetsartikelen die betrekking hebben op de interne markt tot in detail zijn uitgewerkt, terwijl de artikelen die over sociale kwesties gaan vaag blijven. Er staat weinig concreets in over gelijkheid tussen homo's en hetero's, het recht van vrouwen op abortus of een Europees minimuminkomen. Waar is die Europese waardegemeenschap waarover wordt gesproken?

Op terreinen waarop vooralsnog alleen met unanimiteit beslist kan worden, kan de Europese Raad ervoor kiezen om tot besluitvorming op basis van gekwalificeerde meerderheid over te gaan: de zogeheten passerelle bepaling. Het verdrag heeft, in de woorden van de regering, "ontwikkelingsperspectief". Vanuit mijn optiek is er sprake van een achterdeur die het mogelijk maakt om verder te bouwen aan het Fort Europa. Het aannemen van deze grondwet is dan ook méér dan een symbolische stap op weg naar de vorming van een Europese superstaat die niet sociaal, niet veilig en niet democratisch is.

In oktober beginnen de onderhandelingen over de grondwet en terwijl de regering spreekt van een evenwichtig compromis, is het duidelijk dat de regeringspartijen het verre van eens zijn met elkaar. Dat maakt het noodzakelijk om meer inzicht te krijgen in de wijze waarop de vertegenwoordigers van de Nederlandse regering in Rome aan de slag denken te gaan. In hoeverre voelt de Nederlandse regering zich gebonden aan de motie-Van Baalen waarin de regering gemaand wordt zich sterk te maken voor het recht van iedere lidstaat op een eigen EU-commissaris met volledig stemrecht? "Geen hard punt", zo zei de staatssecretaris gisteravond in NRC Handelsblad. Hij geeft daarmee dit punt bij voorbaat weg en zet de Kamer voor schut. Is dat nieuwe politiek?

Los van de vraag of de Nederlandse regering in Rome voldoende weet binnen te halen om de coalitie- en sommige oppositiepartijen tevreden te stellen, gaat mijn partij de komende maanden campagne voeren tégen de Europese grondwet. Wij verwachten daarbij brede steun. Minder dan éénderde van onze bevolking voelt zich volgens de CPB/SCP-bijlage gehecht aan de Europese Unie.

De heer Timmermans (PvdA):

Voorzitter.

De voorzitter:

Ik wil geen herhaling van de discussie die al plaatsgevonden heeft toen u op het spreekgestoelte stond en de heer Van Bommel achter de interruptiemicrofoon.

De heer Timmermans (PvdA):

Waar gaat u dan campagne tegen voeren, mijnheer Van Bommel?

De heer Van Bommel (SP):

Wij gaan campagne voeren tegen de inhoud van déze grondwet.

De heer Timmermans (PvdA):

Maar er ligt nog helemaal geen voorstel voor!

De heer Van Bommel (SP):

Dat klopt, dat ben ik met u eens.

De heer Timmermans (PvdA):

Maar waar voert u dan campagne tegen?

De heer Van Bommel (SP):

Ik heb u dat in het interruptiedebatje ook al uitgelegd. Nu moet u niet weglopen, mijnheer Timmermans, u zou op zijn minst de indruk kunnen wekken dat mijn antwoord u interesseert!

Wij hebben de Nederlandse regering gevraagd, erbij te onderhandelingen op in te zetten dat het dwingend voorschrijven zoals dat bijvoorbeeld gebeurt in deel 1, artikel 3, lid 2: interne markt, mededinging vrij en onvervalst en in artikel 4: groot concurrentievermogen eruit gaat. Dat is niet gelukt. Uw fractie wilde ons voorstel helaas niet steunen. In Europa zie ik geen andere landen die daarover gaan onderhandelen. De uitkomst kan helaas niet zijn dat dit eruit gaat. Verder zitten er zaken in zoals de oriëntatie op de NAVO en het versterken van de defensie-inspanningen die voor ons onaanvaardbaar zijn.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Wij zijn het eens met de kritiek van de heer Van Bommel op de manier waarop de Verenigde Staten op dit moment bezig zijn en op het unilateralisme. Wij hebben echter wel gehoord waar u tégen bent, mijnheer Van Bommel, maar niet waar u vóór bent. Wat is de visie van de SP? Hoe zou er geantwoord moeten worden op het beleid van de VS?

De heer Van Bommel (SP):

Dat gebeurt niet met deze nieuwe grondwet. Ik heb er ook geen pasklare oplossing voor, maar deze grondwet maakt Europa minder veilig. Daarin wordt o.a. de oriëntatie op de NAVO vastgelegd, de versterking van de Europese defensie en het Europese bewapeningsagentschap. Ik ben bijzonder verbaasd dat juist de fractie van GroenLinks daar steun aan geeft, dat het voor uw fractie geen halszaak is, mevrouw Karimi. Ik heb u daar nooit over gehoord!

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

U zult straks horen hoe wij tegen die dingen aankijken. Ik stel het echt zeer op prijs als de SP een en ander eens duidelijk zou maken. U zegt eigenlijk "nee" tegen de EU! U weet niet eens wat voor een grondwet er komt en toch voert u daar al campagne tegen. Het conventievoorstel is een behoorlijke vooruitgang, maar ook daar bent u tégen. Volgens mij is het voor iedereen belangrijk dat u aangeeft wat uw alternatief is. Is het alternatief van de SP terugtrekken achter de dijken? Moet Nederland als eenling een neutrale politiek voeren?

De heer Van Bommel (SP):

Mevrouw Karimi weet uit voorgaande debatten dat de SP geen tegenstander is van de Europese Unie. Wij zijn zelfs voor uitbreiding van de Europese Unie maar vinden dat er op dit moment niet verdiept moet worden. Op dit moment moet er geen grondwet met deze kern aangenomen worden. Het neoliberale karakter van Europa zal onmiskenbaar in deze grondwet worden vastgelegd omdat er in Europa nauwelijks een beweging is om dat eruit te halen. Er is geen enkele regering in Europa die dat punt tot inzet van de onderhandelingen wil maken. Dat is ons grote probleem met deze grondwet.

Voorzitter. In oktober beginnen dus die onderhandelingen. Juist omdat de regeringspartijen het oneens zijn, is het noodzakelijk dat de inzet van de Nederlandse regering duidelijk wordt. In hoeverre voelt de regering zich gebonden aan de motie-Van Baalen?

Ik kom bij het referendum en de campagne. Wij verwachten brede steun bij de campagne. Minder dan eenderde van onze bevolking voelt zich volgens de CPB/SCP-bijlage gehecht aan de Europese Unie. Europa noch de Europese grondwet spreekt tot de verbeelding, omdat zij een zeer hoog "ivoren torengehalte" hebben. Daar gaan wij iets aan veranderen, eerst door mensen te informeren en daarna door hen te mobiliseren en "nee" te zeggen tegen deze grondwet. De Unie wordt er niet sociaal, niet veilig en niet democratisch mee. De uitbreiding van de Unie wordt op zichzelf al een enorme krachttoer. Dat heeft onze steun. Maar tegelijkertijd verdiepen leidt onherroepelijk tot de bouw van een kaartenhuis. Zoals u weet, storten kaartenhuizen in, vroeg of laat, maar wel met zekerheid.

De Nederlandse regering zal zich na aanneming van het wetsvoorstel opmaken voor een campagne om voor de grondwet te stemmen. Ik neem aan dat de regering om anderen die een andere opinie willen ventileren, geen politieke partijen maar maatschappelijke bewegingen, ook financieel in staat zal stellen die campagne te voeren.

De heer Meijer:

Voorzitter. In het laatste jaar van de huidige zittingsperiode van het Europees Parlement begin ik met een terugblik op enkele onderdelen uit vorige debatten over de Staat van de Unie. In 1999 heb ik aan de orde gesteld dat veel geld uit de Europese structuurfondsen wordt rondgepompt tussen de rijkste lidstaten. Dat is misschien goed voor de werkgelegenheid binnen de Brusselse bureaucratie, maar het zou doelmatiger en democratischer zijn als dat geld zonder EU-bemoeienis gewoon in het gemeentefonds en het provinciefonds zit. Inmiddels nadert het jaar 2006, waarin op grond van een nieuwe verdeelsleutel veel geld zal gaan naar nieuwe lidstaten met een laag inkomensniveau. Wat onderneemt de regering om te voorkomen dat onze noordoostelijke provincies op een laat moment worden verrast door het feit dat zij voortaan geen of aanmerkelijk minder geld uit Brussel zullen krijgen?

In 2000 heb ik aangedrongen op het terugdringen van de rol van de Raad binnen de Europese Unie. De in de openbaarheid vergaderende nationale parlementen zijn een veel betere bewaker van de uiteenlopende wensen van de nationale publieke opinies dan de in beslotenheid vergaderende ministers en staatssecretarissen. Daarom heb ik een systeem bepleit waarin de Europese Commissie voorstellen doet, het Europees Parlement daarover een beslissing neemt en vervolgens de nationale parlementen zich kunnen uitspreken over de toepasbaarheid van die EU-besluiten op hun grondgebied. Bij de opstelling van het ontwerp voor een EU-grondwet is uitgegaan van het tegendeel. Nationale parlementen kunnen wel steeds vooraf hun verontrusting melden over aantasting van de eigen nationale beleidsruimte, maar daarna staan zij buiten spel. Zo wordt het ze steeds moeilijker gemaakt om rekening te houden met de binnenlandse publieke opinie. Lang voordat het publieke debat van de grond komt, neemt de Europese Unie al besluiten over rechtstreeks geldende verordeningen of over richtlijnen die de nationale parlementen binnen twee jaar in hun wetgeving moeten opnemen. Ik vind het verontrustend dat deze inbreuk op de democratie in de ontwerpgrondwet in stand wordt gehouden en dat de positie van de Raad en daarmee die van de grootste lidstaten wordt bevestigd en versterkt. Die grondwet maakt bovendien het vaak beleden streven naar een sociaal Europa ondergeschikt aan vrije onvervalste concurrentie en stimuleert deelname aan militaire avonturen buiten EU-gebied. Als Europa een grondwet nodig heeft, verdient het een betere. De strijd voor een beter Europa begint met de afwijzing van dit ontwerp. Dat betere Europa moet meer gericht zijn op een democratische opbouw van onderop en op grensoverschrijdende problemen die door de huidige Europese Unie vaak worden verwaarloosd.

Opnieuw heb ik vragen over de Nederlandse bemoeienis met de vergaderplaats van het Europees Parlement en de omvang van de Nederlandse afvaardiging daarin. De top van Amsterdam in 1997 bevestigde dat het Europees Parlement vooral in Straatsburg vergadert. Volgend jaar zullen alle Nederlandse partijen weer vertellen dat dit waanzin is, in overeenstemming met de in ons land heersende publieke opinie. Na de bespreking van de Staat van de Unie in 1999 is kamerbreed een uitspraak gedaan tegen Straatsburg. Toen ik een jaar later de toenmalige premier vroeg naar de voortgang op dit terrein, maakte hij duidelijk dat hij zijn energie niet wilde verspillen aan zo'n kansloze zaak. Is dat ook de opstelling van het huidige kabinet? Verwacht het dat ooit nog Brussel de enige vestigingsplaats wordt of wordt rustig afgewacht totdat over 30 jaar alles naar Praag, Wenen of Berlijn verhuist omdat het zwaartepunt van de Europese Unie dan inmiddels sterk naar het oosten is verschoven?

Op de intergouvernementele conferentie eind 2000 in Nice heeft Nederland een aantal extra zetels in het Europees Parlement ingeleverd in ruil voor een zwaarder gewicht in de Raad. De Nederlandse kiezers worden vanaf 2007 onderbedeeld in verhouding tot het kleinere België of het grotere Roemenië. Inmiddels is voor de toekomstige stemverhoudingen in de Raad een nieuwe formule bedacht. Betekent dit dan dat ook het ongedaan maken van de voor de Nederlandse kiezers nadelige kant van deze deal inzet zal worden van de komende intergouvernementele conferentie in Rome?

Tot slot de actualiteit. Het blijkt nog steeds mogelijk dat mede vanuit nettobetalend Nederland opgebrachte gelden weglekken naar oncontroleerbare doelstellingen zoals de met terugbetalingen door contractanten gevulde geheime kassen van het statistisch bureau Eurostat. De leden van het Europees Parlement die het eerste onderzoeksdocument daarover hebben mogen inzien, oordelen dat de fraude groter is dan verwacht. Desondanks wordt door de Europese Commissie opnieuw de stelling ingenomen dat zij op de goede weg is en niet verantwoordelijk kan worden gesteld voor ambtelijke handelingen die aan Eurocommissarissen onbekend zijn gebleven. Hoe streng is Nederland in dit geval? Ik vraag dit mede omdat een afwachtende en tolerante houding hierbij in schrille tegenstelling staat tot het gedrag tegenover andere EU-lidstaten als het gaat om een strikte naleving van het Stabiliteitspact achter de euro. Nederland is zelfs de braafste van de klas door voorop te lopen in het wegsnijden van collectieve taken en andere maatregelen die de gelijkwaardigheid van mensen bevorderen. Terwijl het bovendien de grote buren Duitsland en Frankrijk aanklaagt voor overtreding van dat pact. Inmiddels heeft Eurocommissaris Diamantopolou ervoor gepleit om overheidsinvesteringen in onderwijs en onderzoek niet meer mee te tellen bij de toepassing van in het Stabiliteitspact gestelde grenzen. Haar argument is dat die volstrekt strijdig zijn met de op de top van Lissabon in 2000 uitgesproken ambitie om de Europese Unie in 2010 tot de meest dynamische kennismaatschappij ter wereld te maken. Hoe lang denkt de regering dit Stabiliteitspact nog ongewijzigd te kunnen handhaven als én de grote landen én de zuidelijke landen én de zwakkere nieuwkomers die weliswaar niet onmiddellijk aan de euro meedoen maar worden verplicht dat binnenkort wel te gaan doen, er in de praktijk niet aan kunnen voldoen en als alleen Nederland er aan kan voldoen door draconische maatregelen? Hoe lang denkt de regering dat dit Stabiliteitspact nog ongewijzigd in stand kan blijven?

De heer Van den Brink (LPF):

Voorzitter. Wim Kan zei ooit: "Democratie is de wil van het volk en elke dag lees ik stomverbaasd in de krant wat ik nu weer wil." Als wij praten over de Europese Gemeenschap vergaat het veel burgers in Nederland het zo. Veel burgers denken: we zijn bezig met een Europese Gemeenschap en waarom moet die worden vergroot op het moment dat de eigenlijke Europese Gemeenschap van 15 landen nog niet eens goed op de rit is gebracht? Dat is de vraag die burgers in Nederland bezighoudt.

De LPF kan snappen dat ons land de discussie over de uitbreiding met een aantal landen is aangegaan. We hebben allemaal ooit de Berlijnse muur zien vallen. We hebben daar toentertijd allemaal de politici met krokodillentranen in de ogen zien staan met de boodschap: wij zullen jullie weghouden bij dat Russische blok en ervoor zorgen dat ons Europa jullie opneemt. Ik denk dat er geen enkele Nederlander is die daar in principe een probleem mee heeft. Ik denk alleen dat veel Nederlanders zich afvragen of de tijd die ervoor wordt uitgetrokken en een uitbreiding in één keer met tien landen tegelijk niet te veel van het goede is. Dat is nu precies waardoor een aversie tegen Europa ontstaat. Dat is op zijn minst dom, want wij zijn ervan overtuigd dat een land als Nederland niet zonder Europa kan. De fractie van de LPF is ervan overtuigd dat Europa ons tot nog toe geen windeieren heeft gelegd. Dat houdt in dat wij niet weg moeten gooien wat wij samen hebben bereikt, ook niet wat mensen in een misschien wat emotionele bui ten tijde van de val van de Berlijnse muur hebben uitgesproken.

Natuurlijk willen de mensen die in die landen leven als het kan een hoger welvaartsniveau. Mij is echter geleerd dat het bereiken van een hoger welvaartsniveau alleen kan als het rustig aan gebeurt. Dus niet hard lopen en zorgen dat er zoveel zekerheden ingebouwd zijn dat het mogelijk is om de eindstreep te bereiken. In de politiek wordt door veel mensen van alles geroepen. Als zij het fout hebben, zijn zij na vier jaar vertrokken en dan zitten anderen met de problemen opgescheept. Dat is de pure essentie waardoor de burger zijn vertrouwen in de politiek verliest. Politici roepen: het gaat niet zoals het moet gaan. Maar over vier jaar zijn zij van het toneel verdwenen en zeggen anderen weer dat het fout is gegaan.

Burgers in Nederland hebben vertrouwen in wat er tot nog toe in de EU is gebeurd. Zij hebben zich altijd wel afgevraagd waarom Italië zich zo moeilijk aan de afspraken houdt. Zij hebben zich ook afgevraagd waarom er elke keer een discussie komt over de vraag of landen zich moeten houden aan het Stabiliteitspact. Zij zullen zich nog meer dingen afvragen wanneer er in een keer zo'n grote groep landen bij komt. De LPF-fractie kan haar goedkeuring geven aan een uitbreiding van de EU, maar zij vindt dat het op een gematigde manier moet gebeuren, nooit in één keer. Zij vindt dat landen individueel moeten worden beoordeeld en dat zij individueel compleet aan de criteria moeten voldoen.

Voorzitter. De Kamer heeft bij motie uitgesproken dat er een Europese commissaris moet komen. De democratie is de wil van het volk, maar elke dag lees ik stomverbaasd in de krant uitspraken zoals die van de heer Nicolaï. Ik ben benieuwd hoe dat zal gaan. Vervolgens gaat het erom of de Nederlandse burger het vertrouwen gegeven kan worden dat men met het beleid uitkomt waar men wil uitkomen. Dan ontstaat het grootste dilemma. Overheid en kabinet, geef mij aan waar u uit wilt komen. Op dit moment lijkt het erop dat het kabinet een kapitein is die niet weet wat de windrichting is. Als de regering in Europa niet bereikt dat de buitengrenzen veilig worden en dat de criminaliteit aangepakt wordt, zodat burgers zich ook in de vergrote EU veilig voelen, ben ik ervan overtuigd dat het zal mislukken. Het gaat bij mensen doorgaans om hetgeen voelbaar is. Het gaat om het geld en om de financiën. Zo zit de wereld in elkaar. Een ding gaat echter voor alles. Als mensen zich niet veilig voelen, is de rest niet meer belangrijk.

Wij zijn benieuwd of de regering het soort kapitein kan worden waarvan zij nu mede de windrichting heeft kunnen bepalen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Voorzitter. De Europese Unie staat voor belangrijke uitdagingen. De belangrijkste gebeurtenis in de nabije toekomst is natuurlijk de uitbreiding met tien nieuwe lidstaten. Om dat in goede banen te leiden, is daadkrachtig en inspirerend leiderschap vereist. Ik vind het jammer om te moeten zeggen, maar de Staat van de Unie geeft in onze ogen onvoldoende antwoord op de uitdagingen waarvoor de Unie staat. Het is een visieloos stuk, dat weinig verder komt dan het beschrijven van de huidige stand van zaken en het opsommen van de verschillende agenda's. Die opsomming laat zien hoe doordrongen het nationale beleid inmiddels is van Europees beleid. Desondanks ademt het te veel een unie van markt en munt uit. Dat is niet wat de mensen willen horen. Ons Europa is geen Europa van alleen maar markt, maar vooral een Europa van burgers. Wij willen van de economische unie ook een politieke unie maken.

GroenLinks is voorstander van de uitbreiding. Grote meerderheden van de bevolking in die landen kiest bewust voor de EU. GroenLinks sluit de ogen echter niet voor de minder goede kanten van de uitbreiding. Sommigen vrezen dat door de uitbreiding onze verworvenheden op termijn op de tocht komen te staan. Ik denk aan zaken als gelijke rechten voor mannen en vrouwen en de positie van homo's. De huidige EU moet meer investeren in een dialoog, zodat onze verworvenheden ook de hunne worden. Graag een reactie van de regering.

GroenLinks heeft de EU altijd gezien als het grootste conflictpreventieprogramma ter wereld. Het heeft bewezen te werken. De enige overgebleven supermacht heeft een tegenwicht nodig die in tijden van crisis niet alleen vertrouwt op de militaire macht. Europa moet staan voor internationale rechtsorde en mensenrechten. Helaas heeft de EU dat nog onvoldoende beseft. Na 11 september is er een Europees arrestatiebevel gekomen dat een loopje neemt met de burgerrechten. Europa heeft meer dan ons lief is onder druk van de VS repressieve maatregelen genomen. De verdeeldheid over Irak deed de EU op haar grondvesten schudden. Een beter geïntegreerde Unie moet het progressieve antwoord op uitzichtloos unilateralisme van de VS zijn. Doeltreffend milieubeleid, minimumstandaarden voor sociaal beleid, effectief gemeenschappelijk buitenlandbeleid en gezond sociaal-economisch beleid staan op de agenda van GroenLinks. Onze toekomst ligt in Europa. Een Nederland dat zich verschanst achter de dijken, zoals bijvoorbeeld de SP voorstaat, is voor GroenLinks geen alternatief maar eerder een schrikbeeld.

De EU is begonnen als een marktproject, maar ontwikkelt zich meer in de richting van een politieke unie. Dat is niet in de laatste plaats te danken aan groene geestverwanten zoals Joschka Fischer. Hij en andere progressieven zijn mede de architecten van de zich ontwikkelende Unie. De ontwerpgrondwet van de Conventie is een flinke stap vooruit. De regering presenteert in de Staat van de Unie een nogal glad verhaal waarin zij haar zegeningen stelt. Zo zegt zij bijvoorbeeld dat opname van het grondrechtenhandvest past binnen het streven van de regering om de waardegemeenschap van de EU te versterken. Volgens mij heeft de regering zich juist lang verzet tegen een bindend grondrechtenhandvest uit angst voor de financiële consequenties.

Het Conventievoorstel maakt de Europese Unie democratischer, doorzichtiger en doortastender. Het Europees Parlement krijgt meer zeggenschap dan menig nationaal parlement. Nationale parlementen krijgen op hun beurt een wapen tegen Brusselse centraliseringsdrift. Het grondrechtenhandvest geeft Europese burgers meer rechten. Natuurlijk is Europa ook met de Grondwet nog lang niet af van de Conventie, maar een bindend grondrechtenhandvest is de moeite van het verdedigen waard. Sociale grondrechten geven burgers een wapen tegen neoliberale politiek. Het gaat echter om meer democratie en meer betrokken burgers. Het referendum is daartoe een geëigend middel. Dat zal in Nederland worden gehouden, niet dankzij maar ondanks de regering.

De Conventie is het erover eens geworden dat wetten maken in het openbaar moet gebeuren. Wij vergaderen ook op die manier. Het maken van een Grondwet in de IGC, wat van nog fundamenteler belang is, wordt daarentegen weer achterkamertjespolitiek. Dat is absurd. Wil de regering zich ervoor inzetten dat ook de IGC in openbaarheid vergadert of kan zij in ieder geval toezeggen dat de documenten die zij en andere regeringen inbrengen, direct op internet verschijnen, zoals het geval was bij de Conventie?

Wij steunen de wens van de regering om zo dicht mogelijk bij het resultaat van de Conventie te blijven. Wij zien ook dat de VVD-fractie steeds vaker rechtse, anti-Europese sentimenten uit. Zij moet zich niet blindstaren op de zogenoemde eigen commissaris met stemrecht. Eerlijk gezegd voel ik mij beter vertegenwoordigd door Margot Wallström, de vasthoudende EU-commissaris milieu, of door Chris Patten, de EU-commissaris buitenlandse betrekkingen die de VS de les durft te lezen, dan door Frits Bolkestein. Onze commissaris dreigt namelijk het Duitse systeem van statiegeld op drankverpakkingen dat minder afval oplevert, te saboteren omwille van de heilige interne markt. Het hebben van zo'n landgenoot in Brussel is ronduit gênant! Overigens staat ook GroenLinks niet te juichen bij het compromis over de samenstelling van de Commissie. Elk alternatief kent echter ook nadelen. Het is dus geen hard punt voor GroenLinks.

Ik heb in mijn tekst iets over het veto geschreven inzake financiële perspectieven. Ik werd echter verrast door het interview met staatssecretaris Nicolaï. Als ik het goed heb begrepen, zet Nederland nu in op de nettobegrenzing en niet meer op het behoud van het vetorecht. Kan de staatssecretaris mij hierover duidelijkheid verschaffen? Kan hij zeggen of er al wordt gedacht aan een bepaald percentage van het BNP? Ik vraag de regering in ieder geval om af te zien van pogingen om meerderheidsbesluitvorming terug te draaien. Wat GroenLinks betreft concentreert de regering haar inzet op wat de Conventie heeft laten liggen, bijvoorbeeld het moderniseren van de artikelen over landbouw en visserij. Het is natuurlijk absurd dat de doelstelling van duurzame ontwikkeling, die prominent figureert in deel I, niet terug te vinden is in deze beleidsartikelen. Is de regering bereid zich in te zetten voor een protocol waarin de betekenis van duurzame ontwikkeling voor de EU wordt uitgewerkt, zoals de Europese commissie heeft voorgesteld in haar standpunten over de IGC?

De regering wenst met betrekking tot het externe beleid een aanzienlijke coherentie over de instelling van een Europese minister van Buitenlandse Zaken. Die moet zich volgens GroenLinks vertalen in een optreden van de EU in internationale gremia zoals de VN. Wat ons betreft, krijgt de EU één zetel in de Veiligheidsraad van de VN en niet de lidstaten afzonderlijk. De EU moet daar natuurlijk iets tegenover stellen voor de huidige permanente leden van de Veiligheidsraad uit Europa. Hoe denkt de regering over een directorium van grote landen, in ieder geval voor belangrijke kwesties van oorlog en vrede? Zal de regering ervoor zorgen dat het evident blijft dat de buitenlandminister ook voor zijn GBVB-taken het vertrouwen van het Europees Parlement geniet?

Op dit moment vindt er een nieuwe wapenwedloop plaats. Ik ben blij dat de strijd tegen massavernietigingswapens zo prominent op de politieke agenda staat. Is Nederland bereid zich aan te sluiten bij de "New Agenda Coalition" en te pleiten voor een kernwapenvrije wereld?

Voordat je het weet, is de winst die de conventie heeft geboekt op het terrein van democratie en besluitvaardigheid weer teniet gedaan, te meer daar andere regeringen ook hun vetowensen hebben. Ik wil duidelijk zijn: als de IGC het werk van de conventie verpest, zal GroenLinks niet aarzelen om het instrument van een referendum aan te grijpen voor een neecampagne.

De heer Lagendijk:

Voorzitter. Toen vorige week het gerucht steeds sterker werd dat de heer Bot de opvolger zou worden van de heer De Hoop Scheffer werd mij gevraagd wat ik daarvan vond. Ik heb toen gezegd dat ik zijn kandidatuur van harte zou ondersteunen en wel om een reden, namelijk vanwege zijn ervaring in Europa. Ik ben van mening dat Nederlandse buitenlandse politiek steeds vaker Europese buitenlandse politiek is.

Nu is mijn vraag of dit besef, die link tussen de Nederlandse en de Europese buitenlandse politiek, werkelijk is doorgedrongen tot dit kabinet. Dit kan ik niet afleiden uit de Staat van de Unie, want die is in de loop der jaren steeds meer verworden tot een soort opsomming van ambtelijke voornemens in plaats van een stuk waarin de regering haar visie neerlegt. Gelukkig zijn er kranten en daaruit werd duidelijk dat de minister-president en de minister van Buitenlandse Zaken van mening zijn dat er voor Nederland een bijzondere rol zou kunnen zijn weggelegd als bemiddelaar tussen de Verenigde Staten en de Europese Unie.

Heeft het ontbijt in Washington en de aansluitende benoeming van de heer De Hoop Scheffer werkelijk zoveel zand gestrooid in de ogen van de Nederlandse regering dat zij denkt op eigen houtje een bemiddelende rol te kunnen spelen tussen de VS en de Europese Unie? Ik denk dat die gedachte gebaseerd is op een foute analyse, namelijk dat de VS ons wel aardig vinden en dat wij in Europa ook wel een potje kunnen breken en dus dat de rol van bemiddelaar ons op het lijf is geschreven.

In ben ervan overtuigd dat alleen door sterk en zonder terughoudend in te zetten op de totstandkoming van een gezamenlijk Europees buitenlandbeleid, de Verenigde Staten te beïnvloeden zijn en, als dat nodig mocht zijn, te corrigeren. De weg naar Washington loopt via Brussel. Ik wil hiervan graag twee voorbeelden geven.

"Een veiliger Europa in een betere wereld", zo noemde Javier Solana, de hoge vertegenwoordiger voor het gemeenschappelijk buitenlandbeleid in Europa, zijn onlangs verschenen pleidooi voor een Europese samenwerking juist op dit terrein. Hoewel dit document voor allerlei verbeteringen vatbaar is, denk ik dat het een goede basis biedt voor een herkenbare Europese buitenlandse politiek.

In dit document houdt de heer Solana een hartstochtelijk pleidooi voor wat juist specifiek is in het Europese optreden naar buiten toe. Hij stelt vast dat de Europese Unie met bijna een half miljard inwoners en een kwart van het BNP op wereldniveau een rol speelt op het wereldtoneel en dus, of wij dit nu willen of niet, bereid moet zijn om een belangrijk deel van de veiligheid in de wereld op zich te nemen. Ik ben dit met hem eens. Hij geeft in de nota goed aan wat nu zo specifiek is en zou moeten zijn aan het Europese optreden. Dit is de stille kracht, het fijnmazig net van handelsovereenkomsten, conflictpreventie, diplomatieke pressie en in uiterste geval, het aanwenden van noodzakelijk geweld, maar dan wel in multilateraal verband sterk verankerd in een internationale orde.

De nadruk van het Europese beleid ligt, aldus Solana, op ingrijpen in een vroeg stadium dat wil zeggen op pre-emptieve betrokkenheid als ik daarvoor die lelijk klinkende Nederlandse term mag gebruiken. Dit is iets totaal anders dan de opvatting van de Amerikanen over pre-emptief. Daarover zei VN-secretaris Kofi Annan vorige week in een bewogen redevoering: "Als preventief optreden algemeen wordt geaccepteerd, zal dit leiden tot verspreiding van het unilaterale en wetteloze gebruik van geweld met of zonder geloofwaardige rechtvaardiging."

Voor de neoconservatieven en voor de regering-Bush is pre-emptive, preventief, een soort wondermiddel: met militairen en een hoop precisiewapens een op westerse leest geschroeide democratie vestigen. Voor Europa betekent preventief een langetermijnproces, waarin alle mogelijke beleidsterreinen worden betrokken die invloed kunnen hebben op het uitbreken of het aanwakkeren van conflicten. Waarom hoor ik de Nederlandse regering nooit deze Europese interpretatie van pre-emptive, benadrukken en ondersteunen? Daaruit zou klip en klaar blijken dat de Amerikaanse interpretatie van pre-emptive strike afwijkend is. Zit Nederland met betrekking tot de interpretatie van "preventief" ergens tussenin of wil de regering de kool en de geit blijven sparen?

Ik geef een ander voorbeeld van de meerwaarde van gemeenschappelijk Europees optreden. Sinds maart van dit jaar hebben de Amerikaanse autoriteiten toegang tot de reserveringsmaatschappijen van alle Europese luchtvaartmaatschappijen, inclusief de KLM. Zij hebben de beschikking over passagiersgegevens, waaronder persoonsgebonden gegevens zoals creditcardgegevens en wensen voor een bepaald dieet. Luchtvaartmaatschappijen zijn eigenlijk gedwongen om mee te werken want als zij dat niet doen, verliezen zij hun landingsrechten. De Europese Commissie, in de persoon van de Nederlandse commissaris Bolkestein, staat een beetje met de handen in het haar. In dit politieke conflict wordt de EU door de Amerikanen onder zware economische druk gezet. Het gaat om een fundamenteel verschil van mening tussen de Verenigde Staten en Europa over de balans tussen het waarborgen van burgerrechten en de strijd tegen het terrorisme. Het is niet de eerste keer dat er sprake is van een verschil van mening en het zal ook wel niet de laatste keer zijn. Naar mijn mening dient Nederland in een dergelijke kwestie het voortouw te nemen om Amerikaans onbegrip en arrogantie weg te werken. In dit geval kan de heer Bolkestein best een steuntje in de rug gebruiken van "een van de grootste leiders van Europa", als ik de president van Amerika goed citeer.

Is Nederland inderdaad het braafste jongetje van de klas, zoals het grootste progressieve weekblad vorige week kopte, of had de gezaghebbende columnist in het grootste conservatieve weekblad het bij het rechte eind toen hij zei: "In plaats van een gezamenlijk opereren te propageren met andere Europese staten, denkt het kabinet dat een kritiekloze, als het even kan vrijblijvende steun voor het beleid van George Bush het beste is wat Nederland kan doen." Het gaat mij niet om het etiket, maar om de ondubbelzinnige steun van de Nederlandse regering voor een gezamenlijk Europees optreden, omdat ik ervan overtuigd ben dat dit de enige manier is om de Verenigde Staten tegemoet te treden.

Ten slotte heb ik een paar culinaire tips voor de minister-president. Ga eens vaker ontbijten in Parijs, Berlijn en Londen. Steek bovendien wat meer energie in het bereiden van een gezamenlijke lunch zodat wij aan het einde van de dag, bij de hoofdmaaltijd, wat meer keuze hebben dan slechts Amerikaanse hamburgers.

De heer Dittrich (D66):

Voorzitter. Zaterdag begint de Intergouvernementele Conferentie over de Europese Grondwet en daarom is het goed dat wij vandaag in dit debat met de regering daarover van gedachten kunnen wisselen. Voor D66 is Europa geen doel op zich; Europa is een manier om vrede, welvaart en veiligheid te waarborgen. Voor D66 is Europa meer dan een economisch samenwerkingsverband, namelijk een politieke waardegemeenschap. De waarden die daarbij voor mijn fractie centraal staan, zijn: democratie, bescherming van mensenrechten en bescherming van de rechtsstaat. Ons Europa is dan ook een Europa dat deze waarden intern garandeert en extern uitdraagt.

Allereerst over de interne garantie: mijn fractie wenst een mensenrechtenpact naar analogie van het Stabiliteitspact. Het is raar dat landen op de vingers getikt kunnen worden als zij zich niet aan begrotingsregels houden, terwijl er weinig tegen de schending van mensenrechten te doen is. Toen Oost-Europese landen zich aanmeldden voor het lidmaatschap hebben wij de zogenaamde Kopenhagencriteria ontwikkeld. De belangrijkste daarvan zijn de politieke criteria die terecht een conditio sine qua non zijn om onderhandelingen te openen. Er is echter één probleem: nadat de landen lid zijn geworden, kunnen wij weinig meer doen.

De heer Timmermans (PvdA):

Wat voegt zo'n pact toe aan het handvest inzake de grondrechten? Dat maakt straks onderdeel uit van de Europese grondwet. Iedere Europese burger kan daarmee als hij gediscrimineerd wordt of anderszins in zijn rechten wordt aangetast, naar de Europese rechter gaan. Het staat toch nu al vast dat de rechter ingrijpt als de rechten van Europese burgers worden geschonden?

De heer Dittrich (D66):

Dat is nu juist het probleem. Als rechten worden geschonden gaan mensen naar de rechter. Dan volgt een procedure en moet onder meer op de uitspraak worden gewacht. Wij willen dat de naleving van de regels wordt gemonitord. Burgers kunnen dat natuurlijk zelf blijven doen, maar je zou het als het ware moeten institutionaliseren. Op die manier wordt bekeken of de landen de regels naleven. Dat kun je doen naar analogie van het Stabiliteitspact. Wij stellen dan ook voor dat er jaarlijks een verslag moet komen over de wijze van opereren van landen. Het betreft dus niet alleen de nieuwe landen, maar ook de landen die nu al lid zijn van de Europese Unie. In het verslag kan om te beginnen aan "naming and shaming" worden gedaan voor landen die zich niet aan de regels blijken te houden. Je kunt evenwel ook denken aan berisping en het opleggen van boetes. Nu is dat alleen mogelijk als een land helemaal over de scheef gaat en veertien andere landen het daarover eens zijn. Onze visie is dat democratie bewaken een groeiend proces is. Het monitoren van de manier waarop landen omgaan met de mensenrechten – ook de huidige lidstaten – is een aanvulling op wat er nu al is.

De heer Timmermans (PvdA):

Wie moet dat doen? De Europese Commissie bijvoorbeeld? Zij moet dan naar Nederland komen en bekijken of het zich houdt aan de grondwet. Is dat een soort extranationale, grondwettelijke toetsing van ons gedrag? Wat moet ik mij daarbij voorstellen?

De heer Dittrich (D66):

Mijnheer Timmermans weet dat papier geduldig is. Je kunt alles prachtig op papier zetten, maar het gaat natuurlijk om de vraag op welke manier ermee wordt omgegaan in een rechtstaat, zoals elk van de landen van de Europese Unie. Het is mogelijk dat de politie in de praktijk op een heel andere manier omgaat met mensenrechten dan zoals het prachtig is opgeschreven. Het is dan ook belangrijk om te toetsen op welke manier de landen met de mensenrechten omgaan. Dat is dus een meerwaarde. Op die manier vluchten wij in details. Wij stellen voor dat de regering de uitwerking van dit onderwerp op zich neemt en bij haar voorzitterschap betrekt.

De heer Timmermans (PvdA):

U roept maar wat.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Ik denk natuurlijk heel graag mee over alles wat de mensenrechtensituatie verbetert. Daarom ben ik heel nieuwsgierig naar het voorstel van de heer Dittrich. Hij stelt een mensenrechtenpact voor. Wij weten dat al de desbetreffende landen lid zijn van de Raad van Europa. Daarbinnen is bijvoorbeeld een statenklacht mogelijk. De regering wil daarvan nooit gebruik maken en de heer Dittrich behoort tot de coalitie. Wat voegt zijn voorstel toe aan de instrumenten die de Raad van Europa al heeft?

De heer Dittrich (D66):

De leden van het Europees Parlement bekijken natuurlijk ook al hoe het gaat met de mensenrechten. Wij willen echter dat dit onderwerp structureel aan de orde is. Er moet over worden gepubliceerd en er moet een discussie ontstaan in Europa over de vraag hoe een bepaald land met de mensenrechten omgaat. Dat is de meerwaarde van het voorstel. Dat geldt zeker als Europa groter en groter wordt door toevoeging van landen die uit een heel andere traditie komen.

Mevrouw Karimi (GroenLinks):

Dat is heel goed. Ik heb ook gesproken over bezorgdheid over de verworvenheden. Het Europees Parlement brengt jaarlijks rapporten uit over de mensenrechtensituatie, onder meer binnen de Europese Unie. Is dat voor u niet voldoende?

De heer Dittrich (D66):

Dat is niet voldoende, zoals ik net heb gezegd. De rapporten worden behandeld in het Europees Parlement. Wij denken juist dat het goed is dat dit onderwerp jaarlijks voor het voetlicht wordt gebracht en dat er grote discussies over ontstaan. Dat moet niet alleen binnen het Europees Parlement gebeuren; ook de bevolking moet kunnen meedoen met de discussies. Wij groeien immers toe naar een groter Europa. Het onderwerp moet dus op een andere manier onder de aandacht worden gebracht. Wij vragen de regering deze gedachte tijdens het voorzitterschap verder uit te werken en de discussie aan te gaan, zodat wij een stap verder kunnen komen op dit punt.

De heer Van Dijk (CDA):

Ik heb begrepen dat het voorstel van de heer Dittrich uit twee onderdelen bestaat. Ten eerste vindt hij dat er jaarlijks een rapport moet verschijnen. Ten tweede is hij voorstander van een sanctiemechanisme voor het geval lidstaten ernstige overtredingen begaan. Wat is het verschil met artikel 58 van het nieuwe Europees Verdrag betreffende een Europese grondwet voor de EU? In artikel 58 wordt bepaald dat de EU op basis van rapporten kan besluiten tot schorsing wanneer de in artikel 2 opgenomen mensenrechten worden geschonden. Wat is dan de toegevoegde waarde van het voorstel van de heer Dittrich?

De heer Dittrich (D66):

Wij zien het als toegevoegde waarde dat er daadwerkelijk discussie ontstaat en je landen in het openbaar kunt aanspreken. Met een duidelijk vormgegeven mensenrechtenpact analoog aan het Stabiliteitspact komt veel duidelijker tot uitdrukking dat bepaalde landen nog steeds in een achterstandssituatie verkeren of weer terugvallen. Vervolgens kun je daar ook werkelijk iets aan doen en zullen de landen daar onderling veel meer aandacht aan besteden. Als nationale parlementen zouden wij daar ook zeggenschap over moeten hebben.

Tot zover het interne gedeelte. Uiteraard is ook het externe gedeelte van groot belang. Een sterk gezamenlijk Europees buitenland- en veiligheidsbeleid is zowel een Nederlands als een Europees belang. Bob van den Bos zal daar straks verder op ingaan. Ik wil nu stilstaan bij de financiën en ik ga in op de handhaving van de unanimiteit bij het vaststellen van de financiële perspectieven. Hoe kan het gebruik van een veto helpen om de Nederlandse bijdrage te verminderen? Het klinkt stoer, maar zal het ook werken? De regering moet toch weten dat als Nederland een veto afgeeft, Spanje en Polen dat natuurlijk ook zullen doen. De ervaring leert dat landen die veel eten uit de Europese trog hun veto gaan gebruiken voor meer subsidies. Dat is dan ook de reden geweest dat D66 bij de debatten rond de Thessalonikitop heeft voorgesteld om een nettobegrenzer in te stellen. Uit het interview met de staatssecretaris voor Europese Zaken maken wij op dat hij dit idee lijkt te hebben overgenomen. Wij horen graag wat de positie van de regering is.

Met betrekking tot de toekomstige financiën van de EU moet het afschaffen van het bestaande Europese landbouwbeleid centraal staan. Via Europese landbouwsubsidies vloeit jaarlijks ruim 40 mld euro naar de Europese boeren. Deze 48% van de begroting is bestemd voor 2% van de bevolking. Slechts een heel klein deel van die 40 mld euro gaat naar kleine, milieuvriendelijke boeren. Het Europese landbouwbeleid heeft niets meer te maken met de oorspronkelijke doelstelling om voedselvoorziening veilig te stellen, die na de Tweede Wereldoorlog werd geformuleerd. Het landbouwbeleid is uitgegroeid tot een ware subsidiemolen die schadelijk is voor consumenten, dieren, het milieu en natuurlijk de Derde wereld.

Alsof het afsluiten van onze markten voor producten uit de Derde wereld niet genoeg is, dumpt Europa haar producten ook nog met exportsubsidies op de wereldmarkt. Geen arme boer uit een Derde wereldland kan daar nog tegenop. Het is daarom opmerkelijk dat sommige partijen verbaast zijn dat er zoveel migranten en economische vluchtelingen naar Europa komen. De beste manier om die instroom in te perken is door deze landen economisch perspectief te bieden en dat kan door het Europees landbouwbeleid drastisch te hervormen. Deelt de regering deze visie van D66 en hoe denkt de regering de komende tijd bij te dragen aan de verwezenlijking hiervan?

Wij vinden het vreemd dat de regering persisteert in haar plan om een expliciete verwijzing naar de joods-christelijke beginselen van Europa in de grondwet te krijgen. Er is een Kamermotie van de hand van mijn collega Van der Laan, waarin staat dat de huidige tekst, waarin naar de religieuze grondslagen in het algemeen verwezen wordt, toereikend is. Wij willen dus dat die motie wordt uitgevoerd.

Het zou mooi zijn als de grondwet de nadruk legde op zaken die ons juist verbinden, zoals het grondrecht vrijheid van godsdienst. Daarnaast is het natuurlijk een politiek feit dat deze verwijzing in Turkije geïnterpreteerd zal worden als het voorgoed dichtgooien van de deur voor Turkije als toetreder tot de Europese Unie.

De heer Van der Staaij (SGP):

Ik blijf ermee zitten dat de heer Dittrich er niet op ingaat dat er in de preambule tot twee maal toe het humanisme expliciet wordt genoemd. Vindt hij dat geen fundamentele onevenwichtigheid in deze tekst?

De heer Dittrich (D66):

Wij willen bereiken dat er geen groepen en mensen buitengesloten worden. Door het te benoemen zoals is voorgesteld, worden mensen van andere godsdiensten en achtergronden buitengesloten. Dat is niet handig en niet goed, als je met nieuwe landen te maken hebt. Wij willen ons er dus juist op richten om mensen als het ware binnen te houden en te laten meedoen. Dit is ook een van de motto's van dit kabinet.

De heer Van der Staaij (SGP):

Vloeit uit deze gedachtegang voort dat niet alleen het humanisme expliciet moet worden genoemd, maar dat er ook algemener over filosofische of levensbeschouwingen moet worden gesproken?

De heer Dittrich (D66):

Het moet natuurlijk wel een tekst blijven die iets zegt. Voor ons is de huidige tekst toereikend en wat dat betreft, willen wij er niet van af. Wij niet alleen, want er is hierover een motie aangenomen door de Tweede en Eerste Kamer.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

De motie moet wel goed geciteerd worden. Nu heeft de heer Dittrich het ineens over de joods-christelijke beginselen. Daar is echter nooit sprake van geweest. Het gaat erom dat er verwezen wordt naar de geschiedenis, de wortels, van de Europese beschaving. Daarvoor zijn allerlei momenten aan te wijzen. Ik begrijp niet dat de heer Dittrich kan ontkennen dat tot die geschiedenis zeer prominent de joods-christelijke wortels behoren. De heer Dittrich maakt er nu joods-christelijke beginselen van. Dat is echter een heel andere discussie. Dit moet vergeleken worden met wat er nu is opgenomen over de humanistische beginselen: eerbied voor de rede. Hierover kunnen wij nog heel lange verhalen houden, maar ik stel voor om de geschiedenis recht te doen. Dit is ook het enige wat er gevraagd wordt. Er wordt de mensen niet gevraagd om zich te conformeren aan beginselen van anderen. Er wordt namelijk niemand buitengesloten. Nogmaals, doe recht aan de geschiedenis. Met Thijs Wöltgens wil ik zeggen: laten wij niet puberaal doen door dit gedeelte weg te willen gummen.

De heer Dittrich (D66):

U haalt de motie heel terecht aan, want die Kameruitspraak is door een grote meerderheid aanvaard. Die motie is aan de regering gegeven. Gezien de standpuntbepaling van de regering wordt er geen recht gedaan aan die Kameruitspraak die, nogmaals, door een meerderheid is aanvaard.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

U gaat hiermee voorbij aan mijn vraag, want de motie heeft betrekking op het al of niet vermelden van joods-christelijke beginselen. Ik herhaal dat deze discussie daar helemaal niet over gaat. Ik hoop dat u de discussie wel gevolgd heeft. Het gaat namelijk om het wel of niet recht doen aan de geschiedenis van Europa, dus het verwijzen naar de joods-christelijke wortels, de geschiedenis. Dit is iets anders dan "beginselen".

De heer Dittrich (D66):

Daarom heb ik de motie op mijn bureau liggen. Mevrouw Van der Laan zoekt die al op. U hebt helemaal gelijk als u zegt dat het om de aanvaarde motie gaat. Die moet uitgevoerd worden. Het is een goed democratisch beginsel, waar u zich ook altijd achter schaart, dat, wanneer de Kamer een uitspraak heeft gedaan, de regering de motie dient uit te voeren.

Voorzitter. Ik zei al dat de voorgestelde formulering door Turkije kan worden opgevat als het voorgoed dichtslaan van de deur voor toetreding. Men moet mij niet verkeerd begrijpen. D66 vindt dat Turkije nu geen lid van de Europese Unie kan worden. Volgend jaar is er een nieuw toetsingsmoment. Gezien de huidige stand van de mensenrechten in Turkije zal Turkije, eerlijk gezegd, ook volgend jaar nog niet in staat zijn om echt aan de onderhandelingen mee te doen. Het gaat ons echter absoluut te ver om die deur voorgoed te sluiten. Wij willen Turkije niet in de handen van fundamentalisten drijven.

Enkele andere woordvoerders hebben al gesproken over het circus van de ene keer in Straatsburg vergaderen en de andere keer weer in Brussel. Het is zeker een circus als alle andere landen erbij komen. Dat circus moet toch echt afgelopen zijn. Het is zo'n verspilling van geld en energie! Er is niet voor niets een Kameruitspraak gedaan dat er niet meer in Straatsburg zou moeten worden vergaderd. Toen is door de regering gezegd dat Frankrijk daar nu eenmaal sterk aan hecht. Ik kan mij echter niet voorstellen dat de regering nog steeds bij het standpunt blijft dat het "niet opportuun" is – zo werd dit toen genoemd – om daar nu werk van te maken. Wij vinden het wel degelijk opportuun om dat nu te doen, want als wij het nu niet doen dan vrees ik dat wij nog tot in lengte van jaren aan Straatsburg vastzitten. Ook daarop verkrijg ik graag een reactie van de regering.

De heer Van den Bos:

Mijnheer de voorzitter. Na de floptop in Nice verklaarden de regeringsleiders blijmoedig dat de Europese Unie helemaal klaar is voor de uitbreiding. Vervolgens bleken zij het geheel oneens met zichzelf en stelden zij de waslijst van Laeken op, met heel veel hervormingen die nodig waren voor diezelfde uitbreiding. Geen wonder dat wij, parlementsleden, met een schone lei wilden beginnen en een brede conventie bepleitten om een nieuwe EU te ontwerpen.

Alle tegenstellingen kwamen openlijk op tafel: tussen grote en kleine lidstaten, tussen Europeaniseerders en verdedigers van de nationale staat, tussen voorstanders van openheid en liefhebbers van geheimzinnigheid. Natuurlijk ging het in wezen om de herverdeling van de macht in Europa. "Allen machtig", dacht het toenmalige Nederlandse kabinet, "dat kan niet veel worden!" Maar zie eens waar al die D66-achtige openheid toe kan leiden: een evenwichtig resultaat, veel beter dan menigeen had verwacht en veel beter dan soms ook wordt voorgesteld, bijvoorbeeld door de VVD en de SP. De besluitvorming wordt effectiever en democratischer en het is goed dat de Europese Raad een vaste voorzitter krijgt met beperkte bevoegdheden. De ontwerpgrondwet is terecht religieneutraal. Niettemin is er aantal belangrijke verbeteringen nodig. De voorzitter van de Commissie zou volgens D66 eigenlijk rechtstreeks door de bevolking gekozen moeten worden. Zolang dat niet zo is, moet het Europese Parlement zelf en niet op voordracht van de Europese Raad de Commissievoorzitter kiezen. Een brede Europese legitimatie vergt dat alle lidstaten volwaardig vertegenwoordigd zijn in de Commissie. Slagvaardigheid kan dan gehandhaafd worden door clusterbesluitvorming, zoals bepleit door de commissie-Prodi.

Vlak voor zijn eervolle benoeming bij de NAVO is de anders zo nuchtere minister De Hoop Scheffer merkwaardigerwijs in een jubelstemming geraakt over het Europese buitenlandbeleid. Het externe optreden van de EU maakt volgens hem momenteel een sterke ontwikkeling door, die zich in de komende periode ongetwijfeld zal doorzetten. De bewindsman juicht over institutionele aanpassingen en een nieuwe dadendrang. Zijn woorden doen mij denken aan het spelletje dat wij vroeger speelden: ik zie, ik zie wat jij niet ziet! En niemand had een idee wat het kon zijn. Heeft het goede humeur van de minister zijn blik op de werkelijkheid niet een beetje vertroebeld? Aan mooie voornemens en plechtige beloftes van eenheid heeft het Europa nooit ontbroken. De vraag is echter wat deze waard zijn, als het vetorecht wordt gehandhaafd, de EU verdeeld blijft in de Veiligheidsraad en de grote lidstaten bij elke crisis hun eigen gang gaan. Waarom wil de regering het vetorecht niet over de hele linie afschaffen, als wij 25 lidstaten hebben?

Ik zie óók sterke ontwikkelingen, maar die gaan helaas precies de andere kant uit dan de minister suggereert. Sinds de val van de Muur is er sprake van minder en niet van méér gemeenschappelijk beleid. De remmingen van de Koude Oorlog zijn losgelaten. De buitenlandse politiek in de EU is genationaliseerd en de binnenlandse overwegingen hebben vrij spel. De Europese leiders willen wel met één stem spreken zolang deze maar uit hun eigen mond komt. Een Unieminister van buitenlandse zaken is een goed idee, maar alleen als zijn stem boven de kakofonie van zijn collega's uit kan komen en hij voor al zijn bevoegdheden verantwoording verschuldigd is aan het Europese Parlement. Ik vraag de minister waarop zijn optimisme over het Europese buitenlandbeleid is gebaseerd. Wat ziet hij toch dat wij niet zien?

Onze kritiek richt zich niet alleen op het externe maar ook op het interne beleid van de Unie. Het gesjoemel met de boekhouding bij Eurostat geeft aan dat er bij de Europese bureaucratie een verkeerde politieke cultuur heerst, dat de financiële controle ondeugdelijk is en dat commissarissen hun politieke verantwoordelijkheid trachten te ontvluchten. Niet alleen de organisatie, maar vooral ook de mentaliteit moet worden hervormd. Kritisch zijn is iets anders dan meehuilen met eurosceptici. Dat is vreemd aan de liberale traditie. D66 doet er dan ook niet aan mee, ook niet, nee juist niet met het oog op het referendum. Het integratieproces verloopt moeizaam als je er zelf bovenop zit, maar er is in enkele decennia zeer veel bereikt. U en ik, iedereen heeft er voordeel van. Het wordt onvoldoende beseft. Wij moeten de problemen niet wegmoffelen, maar wij moeten eerlijk zijn over de respectabele resultaten, zo zeg ik ook in de richting van de SP. Te veel mensen zien Brussel niet zitten, omdat zij niet weten of niet willen weten waar de Unie voor staat.

De heer Rouvoet (ChristenUnie):

Voorzitter. Een van de doelen van de conventie was het entameren van het debat over de toekomst van Europa. Dat is wat het parlement betreft in ieder geval geslaagd. Wij hebben al heel wat debatten over Europa gevoerd. Ik plaats er vraagtekens bij of dat buiten het parlement, op straat, in de samenleving ook het geval is. Het parlement heeft wel met wat herhalingen van zetten te maken, inclusief de wegens groot succes geprolongeerde opvoering van een aantal sketches voor twee heren. Ik heb hier staan "het duo Hans en Frans", maar dat is niet helemaal gepast.

Nieuw in dit debat over de Staat van de Unie is natuurlijk dat er sinds de vorige aflevering een nieuw kabinet is aangetreden, alweer. Het echte nieuws is dat, hoewel het kabinet dezelfde bewindslieden op Buitenlandse Zaken en Europa telt, er een heel nieuw Europabeleid in de steigers is gezet, althans volgens de heer Dittrich. Hij zei op 18 september jl. voor de radio dat het Europabeleid van Balkenende II 180 graden is gedraaid ten opzichte van het Europabeleid van Balkenende I. Dat zou vooral tot uitdrukking komen in de opstelling ten opzichte van de Europese grondwet. Herkent de minister-president zich in deze analyse? Dat is belangrijk. Als het beleid 180 graden is gedraaid, stond óf het vorige kabinet of dit kabinet met de rug naar Europa. Ik wil graag weten wie dat was.

Het nut van dit debat is vooral gelegen in het vooruitkijken en het toerusten van de Nederlandse regering met het oog op de IGC. Ik heb de notitie van de regering over de Nederlandse inzet goed gelezen, zelfs twee keer. Het is meer een aanzet tot een opzet voor een inzet van de Nederlandse regering bij de IGC. Straks zeg ik er meer over. Eerst blik ik terug op de conventie.

De regering is nogal tevreden, zowel over de conventiemethode, die succesvol wordt genoemd, als over de eigen inbreng en de resultaten voor Nederland. Nederland was actief en relevant en vele Nederlandse wensen zijn verwezenlijkt. De fractie van de ChristenUnie heeft er toch een andere kijk op. Ik realiseer mij natuurlijk dat dit deels samenhangt met een andere perceptie van het Nederlandse belang in Europa, zowel in het vraagstuk "intergouvernementeel of communautair" als institutioneel. Ook uitgaande van de oorspronkelijke inzet van de Nederlandse regering zijn er vragen te stellen over de mate van tevredenheid over de uitkomsten. In de notitie met de regeringsreactie van juni jl. wordt met de nodige treurnis geconstateerd dat de conventie een duidelijke keuze had gemaakt voor een intergouvernementele Unie. Nu zijn juist die intergouvernementele elementen voor mijn fractie belangrijke plussen, maar de regering had in de notitie Europa in de steigers de centrale voorwaarde gesteld dat een grondwettelijk verdrag alle waarborgen zou moeten bevatten voor het behoud van de essentiële kenmerken van de communautaire structuur. U begrijpt evenwel dat ik geen reden heb om dit kabinet erover te kapittelen dat het die voorwaarde nu kennelijk minder zwaar laat wegen.

De regering noemt de conventiemethode succesvol. Het valt mij op dat de schaduwzijden niet worden benoemd in de notitie. Zeker uit het oogpunt van transparantie van de werkwijze – ik verwijs naar de werkwijze van het Presidium – en de democratische controle is daar toch aanleiding toe. Als het resultaat ook nog in hoge mate onaantastbaar wordt verklaard, kan ik onmogelijk warme gevoelens voor deze methode van werken krijgen. Kortom, naar de mening van de ChristenUnie is er nog heel wat te verhapstukken tijdens de IGC. En daar heb ik een probleem met de notitie en de houding van het kabinet die daaruit spreekt. De regering zegt: niet te veel veranderen, een paar prioriteiten, afwachten waar andere landen mee komen en als dat heel veel is, dan hebben wij ook nog wel een lijstje met wensen. Voorzitter. Als dan de wensen van Nederland ingebracht worden, lijkt mij dat tamelijk passief en rijkelijk laat. Ik zou willen zeggen: wees vooral niet te bescheiden. In dat verband vonden wij de afwezigheid van de Beneluxlanden in Praag op 1 september jl. niet verstandig. Wij zouden de regering willen aanmoedigen om er tijdens de komende IGC stevig tegen aan te gaan. De notitie is te vlak en hopelijk niet tekenend voor de houding van de Nederlandse delegatie. Er is geen enkele reden om achterover te leunen.

Dan de prioriteiten van de regering. Er worden er vier genoemd. Er is kennelijk nogal getobd met de prioriteiten. Ik zie dat een prioriteit over het EC-voorzitterschap en de betrokkenheid van het Europees Parlement zowel bij de prioriteiten wordt genoemd als bij de overige wensen. De vraag is waar dit het eerste stond.

Waar het gaat om de gelijke toegang tot het ambt van het voorzitterschap is de nadere omschrijving zo vaag dat je dan net zo goed helemaal niets kunt zeggen. Met die omschrijving kun je ieder resultaat naar je toe trekken.

Warme steun wil ik geven aan de strijd tegen de wetgevende raad en voor de handhaving van het unanimiteitsvereiste ten aanzien van financiële perspectieven en voor de inzet van de minister-president om in de preambule een meer passende, in de woorden van Thijs Wöltgens, minder puberale weergave van de geschiedenis en de wortels van de Europese beschaving te geven. Als de preambule gehandhaafd wordt, dan dus met vermelding van de joods-christelijke traditie. In dat verband verwijs ik naar de uitlating van de Poolse president Kwasniewski in de NRC van enige tijd geleden. Hij zegt met zoveel woorden: voor jullie is het misschien heel vanzelfsprekend, maar voor onze landen die onder dat atheïstische juk uit komen, is het van belang en die paar woorden moeten gewoon in de Europese Grondwet. Ik meen dat D66 zich alleen verzet tegen vermelding van de joods-christelijke beginselen en niet tegen een verwijzing naar de joods-christelijke geschiedenis en de wortels. Dus volgens mij zijn wij het redelijk eens.

De balans tussen de plussen en de minnen ten aanzien van hetgeen voorligt, gaat wat ons betreft nog niet echt in de richting van de plus. Dat zou nog kunnen verbeteren als op de punten die ik eerder aangegeven heb, vooruitgang wordt geboekt, zoals de eigen commissaris met stemrecht. Eigenlijk betreft dat alle punten die in Praag besproken zijn.

Met een aantal collega's krijg ik nog graag een toelichting van de staatssecretaris op zijn uitspraken over het nettobetalerschap, ook in relatie tot de jongste teksten over de nettobegrenzing. Tevens verneem ik graag de opvatting van het kabinet over de stelling dat voor onderwerpen waarover in de IGC geen overeenstemming wordt bereikt, automatisch de tekst van de Conventie als aanvaard moet worden beschouwd. Bovendien verneem ik graag de reactie van het kabinet op de volgende uitspraak van de Poolse president: "Nice diende als een belangrijk argument voor toetreding maar nu wordt er aan getornd en dat kunnen wij niet aan onze burgers en politici uitleggen. Volgens ons komt de nieuwe Grondwet te laat. Het ware beter geweest als hierover eerder was gesproken, dan hadden wij ten minste geweten van welke EU we lid zouden worden."

Ten slotte nog het punt van de uitbreiding. Het komende jaar zal sprake zijn van een historische gebeurtenis. Binnenkort komen de Commissierapporten. Op aandringen van Nederland zijn er waarborgen opgenomen om de toetreders aan de afspraken te houden. Op welk moment wordt de uiteindelijke beslissing genomen.

De heer Van der Staaij (SGP):

Voorzitter. Europa is volop in beweging. Je behoeft alleen maar naar de hoofdstukkenindeling van de Staat van de Unie te kijken om vast te stellen dat er de komende tijd belangrijke zaken aan de orde zijn. Niettemin, met het oog op de aanstaande zaterdag startende IGC wil ik nu vooral de schijnwerpers richten op de Nederlandse inzet daar.

Om maar met de deur in huis te vallen: de SGP-fractie vindt dat de Nederlandse regering een te afwachtende houding inneemt ten aanzien van de IGC. Zij lijkt te kiezen voor een nobele en verheven benadering, het verheffen van het Europese boven het nationale belang. Die keuze kan in sommige situaties gerechtvaardigd zijn, maar is dat in dit geval zeker niet. In elke IGC is tot nu toe sprake geweest van een harde belangenuitruil tussen de lidstaten. Daarvan zal ook in de komende IGC volop sprake zijn. Sterker nog, er was al sprake van in de Conventie zelf. Ik wijs slechts op de harde confrontaties tussen de kleine en de grote landen over het vaste voorzitterschap. Er staat veel op het spel met de Conventie. Niets minder dan de machtsbalans tussen grote en kleine lidstaten, maar ook een thema als de zeggenschap over de financiën van de Unie of onderwerpen zoals een bijstandsclausule en een vorm van gestructureerde samenwerking op defensiegebied. Er is echter veel meer. In de Staat van de Unie worden veel punten genoemd waarmee Nederland het oneens is. Wil Nederland veel bereiken in de IGC, dan moeten wij niet wachten tot andere landen erover beginnen, maar van het begin af aan over de volle breedte onze punten inbrengen. Ik vind het te passief als ik in de korte brief van gisteren lees dat Nederland zelfs de vele wensen ten aanzien van het beleidsdeel als niet prioritair aanmerkt. Slechts op een plaats lees ik: het kabinet zal ook in de IGC een actieve rol willen spelen in de onderhandelingen over het ontwerpverdrag. Deze houding zou meer centraal moeten staan in de gehele Nederlandse opstelling.

Het lijstje van de belangrijkste prioriteiten waarop de regering wil inzetten in de IGC bevat een viertal punten. Daarnaast, zo lees ik, heeft Nederland nadrukkelijk aandacht gevraagd voor een verwijzing naar de joods-christelijke traditie in de preambule van het nieuwe verdrag. Dat is een goede zaak, maar dat onderwerp behoort, als ik het goed begrijp, niet tot de belangrijkste prioriteiten voor de Nederlandse inzet in de IGC. Daar worden alleen drie institutionalia en een beleidsonderwerp genoemd. Wij doen een beroep op de regering om die verwijzing naar het joods-christelijke gedachtegoed als een prioriteit te zien.

Wij missen op de prioriteitenlijst ook node de inzet voor het behoud van een volwaardige commissaris per lidstaat. Ook vinden wij dat niet mag worden berust in de constructie van het vaste raadsvoorzitterschap. Kortom, er zijn heel wat wensen. Wij vinden dat het niet alleen moet gaan om institutionalia, maar dat de verwijzing naar het joods-christelijke gedachtegoed er nadrukkelijk een plaats op hoort te krijgen. Dat zo'n verwijzing in strijd zou zijn met de scheiding van kerk en Staat, zoals vanmorgen een aantal keren is gezegd, lijkt ons echt een slag in de lucht.

Voorzitter. Het eindresultaat van de IGC zal te zijner tijd ook een nauwgezette beoordeling van het Nederlandse parlement vragen. Wij hebben al eerder aangegeven, het een zwaktebod te vinden om deze verantwoordelijkheid langs de weg van het referendum weer af te schuiven. Ook de VVD-fractie heeft zich hierover altijd in duidelijke bewoordingen uitgelaten, maar is helaas inmiddels door de knieën gegaan.

Interessant in de discussie over het referendum is de rol die het op zichzelf herkenbare argument van de grote impact van de Europese Grondwet speelt. Vaak wordt de parallel met een nationale grondwetswijziging getrokken. Ziet de regering die impact ook op deze manier? Zou het zo bezien niet onbevredigend zijn als de goedkeuringswet genoeg zou hebben aan een gewone Kamermeerderheid? Gelet op hetgeen artikel 91 van de Grondwet voorschrijft voor het geval bij een verdrag wordt afgeweken van de Grondwet zou het in de rede liggen dat een verdrag met de impact van een grondwetswijziging een twee derde meerderheid zou moeten verkrijgen.

Voorzitter. Een onderwerp dat de agenda van het komende jaar zal domineren, is de uitbreiding. Wij zijn benieuwd naar de laatste serie voortgangsrapporten die de Commissie in november a.s. zal publiceren. Op basis van die rapporten zal immers ook bepaald moeten worden of gebruikmaking van de vrijwaringsclausule aan de orde zal komen. Graag krijg ik meer informatie van de regering over de waarschuwingsbrieven die dit jaar verzonden zijn aan de diverse kandidaat-lidstaten. Zijn die brieven openbaar? Op welke onderwerpen hadden zij betrekking? Aan welke landen waren zij gericht? Hoe zit het met de toepasselijkheid van de vrijwaringsclausule?

Terecht gaat de regering in op de nettobetalerspositie van Nederland die in de afgelopen 30 jaar bijna zonder onderbreking is verslechterd. Wij zijn relatief de grootste nettobetaler. Ook ik heb de opmerkingen van de staatssecretaris in de krant van wakker Nederland vanmorgen gelezen over het idee van een nettobegrenzer. Dat idee spreekt ons op zichzelf aan. Is het de inzet van de regering om de EU-afdrachten aan een maximum te binden?

Tot slot nog een opmerking over het beeld dat de Unie op dit moment neerzet. Ik verwijs naar de Eurostat-affaire en de onzekere toekomst van het Stabiliteitspact. Er wordt een beeld neergezet van een onbetrouwbare en ondoorzichtige Unie. Zeker in het licht van de uitbreiding moet de financiële stabiliteit, betrouwbaarheid en transparantie op nummer één staan van de politieke agenda van de EU. Daarvoor vraag ik de aandacht en de inzet van de regering.

De heer Blokland:

Mijnheer de voorzitter. Het verheugt mij zeer vanaf deze plaats de minister van Buitenlandse Zaken van harte geluk te kunnen wensen met zijn voor hem en voor Nederland eervolle benoeming tot secretaris-generaal van de NAVO. Het benadrukt de nauwe Atlantische band die onze fracties als kern van het buitenlandbeleid hebben beschouwd.

De lidstaten van de Europese Unie staan aan het begin van een belangrijk jaar. Anno Domini 2004 zal in het teken staan van de IGC over de zogenaamde conceptgrondwet, de uitbreiding naar 25 lidstaten, de verkiezingen voor het Europees Parlement en de benoeming van een nieuwe Europese Commissie tijdens het Nederlands voorzitterschap. Komend jaar zullen belangrijke beslissingen genomen moeten worden over de vormgeving en het functioneren van de Europese Unie van 25 lidstaten. Het zullen taaie onderhandelingen worden, daar de visies op de uiteindelijke vormgeving van de Europese Unie zeer divers zijn, zowel binnen als tussen de lidstaten.

Het is dan ook zeer te betreuren dat deze verschillende visies op de toekomst van de Europese Unie niet diepgaand zijn besproken in de Conventie. De strakke regie van monsieur le président, daarin niet gehinderd door het presidium, is daar vooral debet aan. Het presidium heeft zich laten kennen als een college dat achter gesloten deuren compromissen heeft voorbereid, waarna de vergadering voor voldongen feiten werd geplaatst. Het antwoord op de vraag of dit een democratische methode is, is voor mij niet al te moeilijk.

Dat het presidium een gezelschap van gelijkgezinde eurocraten was, is duidelijk terug te vinden in de concepttekst van de grondwet. Het gevolg hiervan is een eenzijdig geheel dat geen getrouwe afspiegeling vormt van de visies binnen de Conventie. De tekst ademt een sfeer van een Europese staat met zoveel mogelijk bevoegdheden van de lidstaten overgeheveld naar Europa. De vele lovende woorden die de regering over de Conventiemethode uit, zijn op zijn minst eenzijdig te noemen.

De term grondwet is principieel onjuist, onder meer omdat op deze manier de suggestie wordt gewekt dat er sprake is van een Europees volk. Het is de jure en de facto juister om te spreken van een basisverdrag waarmee wordt benadrukt dat de Europese Unie een vrijwillig samenwerkingsverband van soevereine staten is.

In de preambule wordt de geschiedenis van Europa op een grove wijze miskend. In de concepttekst ontbreekt namelijk een expliciete verwijzing naar de joods-christelijke radix van het continent. Het christendom heeft Europa op een langdurige en diepgaande wijze gestempeld. Het negeren van dit waardevolle erfgoed is niet alleen een vervalsing van de geschiedenis, maar geeft ook aan dat Europa zichzelf loswrikt van zijn oorspronkelijke wortels.

Als reactie op de aparte notitie over de inzet van Nederland bij de IGC die de regering aankondigt in de Staat van de Unie merk ik het volgende op. Het is voor de representativiteit van de Europese Commissie van groot belang dat iedere lidstaat een volwaardige commissaris levert. Tweederangs commissarissen zijn onwenselijk. Uit iedere lidstaat moet een commissaris met stemrecht in de Commissie worden opgenomen, zodat de gelijkwaardigheid van de lidstaten benadrukt wordt. Daarnaast vergroot het de legitimiteit van de Europese Commissie.

Het zijn echter niet alleen de resultaten van de Conventie en de IGC die 2004 zo belangrijk maken, maar ook de verkiezingen voor het Europees Parlement. Ik vraag daarbij speciaal aandacht voor de financiering van de Europese politieke partijen. Deze regeling die voortvloeit uit het Verdrag van Nice bevoordeelt partijen die zich Europees organiseren boven partijen die zich nationaal organiseren en toch aan de Europese verkiezingen meedoen. Dit is ondanks alle ijver om ruimte te laten voor kleine partijen onacceptabel.

De selectie voor de leden van de Europese Commissie zal zeer serieus dienen te worden aangepakt, zoals recente ervaringen met Eurostat opnieuw leren. Transparantie, verantwoordelijkheid, zorgvuldigheid en gevoel voor management en organisatie zijn daarbij sleutelbegrippen. Ook de machtsverhoudingen binnen en tussen de Europese instituties dienen zorgvuldig geregeld te worden. Onze wensenlijst bevat als belangrijke thema's het tegengaan van machtsconcentratie van de Europese Raad ten koste van de vakraden, herstel van het feitelijk initiatiefrecht van de Europese Commissie, verkleinen van het democratisch tekort door nauwere samenwerking tussen nationale parlementen en het Europees Parlement en het terugdringen van het verstoorde machtsevenwicht tussen grote en kleine lidstaten. Wezenlijk voor de toekomst van de Europese Unie is het maken van goede afspraken, die door alle lidstaten worden gehandhaafd en nageleefd. Het belang hiervan is bijvoorbeeld terug te zien in de discussie rond het Stabiliteitspact. Reeds in 1998 heeft onze fractie aangegeven dat een economische recessie een belangrijke testcase voor de houdbaarheid van het Stabiliteitspact zou zijn. Ik juich het toe dat de regering bij monde van de minister van Financiën duidelijk maakt dat het ter discussie stellen van het Stabiliteitspact onacceptabel is. Wij hopen van harte dat de Nederlandse regering in onderhandelingen tijdens de Intergouvernementele conferentie een dergelijke onverzettelijkheid ten toon zal spreiden en met eenzelfde voortvarendheid voor de Nederlandse belangen zal opkomen.

Namens de europarlementsfractie van ChristenUnie en SGP wens ik zowel de Kamer als de regering bij hun verantwoordelijke werk van harte Gods zegen toe.

De beraadslaging wordt geschorst.

De vergadering wordt van 13.20 uur tot 14.05 uur geschorst.

De voorzitter:

De ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven