Aan de orde is de behandeling van:

het verslag van een algemeen overleg met de minister van Economische Zaken over het Energierapport 1999 (26898, nr. 7).

De beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw De Boer (PvdA):

Voorzitter! Op 24 februari jl. hebben wij met de minister over het Energierapport gediscussieerd. Naar aanleiding van dat overleg ontstond bij de fractie van de PvdA de behoefte om over een aantal zaken een motie in te dienen. Ik zal de moties stuk voor stuk voorlezen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de doelstellingen van de regering met betrekking tot duurzame energie in het algemeen en windenergie in het bijzonder tot nu toe niet zijn gerealiseerd;

van mening, dat windenergie een substantiële bijdrage aan de energievoorziening kan en De Boermoet leveren;

van mening, dat de plannen om windenergie te bevorderen onvoldoende van de grond komen;

verzoekt de regering de in de nota "Energie voor de wind" verwoorde plannen met betrekking tot de plaatsing van windenergie zo spoedig mogelijk in te doen voeren; dit geldt met name de voorstellen ten aanzien van de verplichte plaatsing van windenergie per gemeente en de daaraan gekoppelde verhandelbare plaatsingsrechten zoals in de genoemde nota is omschreven,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden De Boer en Klein Molekamp. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 8 (26898).

Mevrouw De Boer (PvdA):

Deze motie wordt ingediend ondanks de heldere brief van de minister over haar visie op de noodzaak tot snelle plaatsing van windenergie. Zij geeft in haar brief aan dat in de vijfde nota een locatie aangegeven moet worden waar grootschalige windenergie gerealiseerd kan worden. Wij vinden dat prima. Eerst moet echter de vijfde nota van kracht worden. Daarna moeten streekplannen gewijzigd en van kracht worden, en bovendien moet er rekening worden gehouden met inspraakprocedures. Ook al willen wij en het kabinet het heel snel regelen, toch zal het nog twee jaar duren. Wij pleiten er daarom voor om zo snel mogelijk hiermee aan de gang te gaan.

De heer Van den Akker (CDA):

Wat betekent de motie van mevrouw De Boer voor gemeenten die in het verleden al molens hebben geplaatst? Welke rol spelen de provincies hierin?

Mevrouw De Boer (PvdA):

Als de heer Van den Akker mijn nota goed bestudeerd had, wist hij daar het antwoord op. Het is echter flauw om dat zo te stellen. Het gaat erom dat elke gemeente in Nederland een verplichting krijgt. Dit is een hele geringe verplichting. De gemeente hoeft die verplichting echter niet te realiseren in de eigen gemeente. Op deze manier kan de totstandkoming van parken worden gestimuleerd. In de nota staat dat wij tegenstander zijn van solitaire windmolens, omdat die het landschap niet verfraaien. In plaats daarvan moeten grotere parken worden ingericht. Wanneer de gemeenten samen met de provincie die beleid willen oppakken, ben ik ervan overtuigd dat je aan het einde van dit jaar al een heel eind kunt zijn als je bij wijze van spreken morgen zou beginnen met het overleg met VNG en IPO. Ik ben naar aanleiding van onze notitie door veel gemeenten benaderd met de vraag of wij hiermee snel van start willen gaan. Dit is echter niet mijn taak, maar van de ministers.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de nationale energetische behoefte niet alleen uit elektriciteit bestaat, maar ook voor een groot deel uit warmte;

overwegende, dat de wijze waarop de warmtevoorziening vormgegeven wordt van groot belang is voor de doelstellingen op het gebied van de energiebesparing,

overwegende, dat nog steeds warmte als restproduct verspild wordt door het ontbreken van de juiste subsidiemogelijkheden;

van mening, dat er een heffing zou moeten komen op de uitstoot van warmte, indien warmte op deze manier nutteloos, en onnodig, wordt verspild;

verzoekt de minister een voorstel voor een dergelijke heffing binnen twee maanden aan de Kamer te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Boer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 9 (26898).

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Ik wil mevrouw De Boer vragen of zij haar verzoek ook in positieve zin zou kunnen omdraaien, dat wil zeggen dat er een subsidie wordt gegeven om haar doelstellingen te bevorderen in plaats van een heffing om verspilling tegen te gaan.

Mevrouw De Boer (PvdA):

Het gaat mij om het doel en als dit op een andere manier beter kan worden bereikt, heb ik daarmee geen problemen. Ik wil echter graag eerst het antwoord van de minister horen. Als zij zegt dat het niet kan op de manier die ik voorstel, maar wel met een subsidie, dan heb ik daarmee geen moeite.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat teneinde de doelstellingen voor duurzame energie te realiseren, nog een grote beleidsinspanning nodig zal zijn;

overwegende, dat het ministerie van Economische Zaken voor haar energievoorziening is overgeschakeld op duurzame energie;

van mening zijnde, dat de overheid een voorbeeldfunctie zou moeten uitoefenen, met name ook naar lagere overheden en zelfstandige bestuursorganen toe;

spreekt zich ervoor uit dat alle departementen, en de Tweede Kamer zelf, voor hun energievoorziening overschakelen op duurzame energie,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Boer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 10 (26898).

Ik heb er kennis van genomen dat een klein onderdeel van deze motie is gericht aan de Tweede Kamer. De minister hoeft daarop dus niet te reageren.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat teneinde de doelstellingen voor De Boerduurzame energie te realiseren, nog een grote beleidsinspanning nodig zal zijn;

van oordeel, dat uit duurzame bronnen opgewekte elektriciteit hierin een belangrijke rol zal moeten spelen;

overwegende, dat er momenteel geen wettelijke verslagleggingsplicht bestaat ten aanzien van de authenticiteit van de groene stroom;

overwegende, dat een aan de consument te verstrekken keurmerk dat de duurzaamheid van de geleverde stroom garandeert, een bijdrage kan leveren aan de controle hierop;

overwegende, dat het tastbaar maken van duurzame energie door middel van een dergelijk fysiek te verstrekken keurmerk, het milieubewustzijn ten goede zal komen;

verzoekt de regering de mogelijkheden te onderzoeken van een dergelijk systeem van keurmerken op consumentenniveau voor groene stroom, en verzoekt de regering, indien mogelijk, een dergelijk systeem ten uitvoer te brengen,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Boer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 11 (26898).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de ontwikkeling van WKK nog steeds zorgen baart;

overwegende, dat WKK-elektriciteit die aan het openbare net wordt geleverd, niet als duurzaam geldt en dus onderhevig is aan de REB;

overwegende, dat ter wille van de voortgang van de WKK-ontwikkeling een brandstofbesparende premie aan WKK-producenten ter beschikking gesteld zou kunnen worden, waarbij deze premie betaald zou kunnen worden uit het totaal van de REB-middelen;

verzoekt de minister hiertoe binnen twee maanden een voorstel aan de Kamer te presenteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid De Boer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 12 (26898).

Mevrouw De Boer (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Er hangt nog een motie boven de markt over verplicht duurzaam. Deze motie blijft daar hangen, want wij gaan ervan uit dat de minister dit zal regelen.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Een aantal van de voorgelezen moties is alleen namens de fractie van de PvdA ingediend, maar enkele andere zijn ook door anderen medeondertekend. Wil mevrouw De Boer hierop ingaan?

Mevrouw De Boer (PvdA):

Als geen ander bent u op de hoogte van het feit dat wij zonet nog snel hebben getracht om allerlei handtekeningen te vergaren. Ik ga ervan uit dat de meeste van deze moties door de meerderheid van de Kamer zullen worden ondersteund.

De heer Klein Molekamp (VVD):

De VVD heeft de motie over windenergie medeondertekend en dat vermeldde u niet.

Mevrouw De Boer (PvdA):

Met respect dat u mij daarop attendeert: mijn omissie heeft gewoon met haast te maken. Het spijt me, misschien kan het nog worden geregeld.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De PvdA heeft vorig jaar bij de Klimaatnota de motie voor het verplichte aandeel van duurzame energie ingediend. Die is door een grote meerderheid in de Kamer medeondertekend. Uw collega Crone zei toen dat de PvdA na het Energierapport haar oordeel zou vellen. Ik zou zeggen: het is nu het moment om de motie in stemming in brengen. Dat lijkt mij ook absoluut noodzakelijk, omdat deze minister niet van plan is om het verplichte aandeel in te voeren. Kortom, waarom brengt u die motie nu niet gewoon ter stemming?

Mevrouw De Boer (PvdA):

De minister kent het gevoelen van de Kamer en weet dat de Kamer hier zeer aan hecht. Wij willen de minister nog een kans geven om haar beste beentje voor te zetten om dit te realiseren. Wij zullen tussen nu en het eind van het jaar ongetwijfeld minstens nog eenmaal over energie spreken. Wij willen de minister dus de kans geven om terug te komen op haar wat terughoudende opmerkingen in het vorige overleg en gaan ervan uit dat de minister uiteindelijk mogelijkheden zal zien. Zo niet, dan komt de motie in stemming.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Dit is het moment om de minister klip en klaar helder te maken dat deze Kamer in grote meerderheid een verplicht aandeel van duurzame energie wil. Wij wachten daar al twee jaar op. De minister heeft deze keer een nieuw argument uit de kast gehaald: steun aan duurzame energie mag niet van Europa. Ik vraag mij af of dit een gelegenheidsargument is of dat Economische Zaken de afgelopen twee jaar heeft zitten slapen, want dat argument hadden wij nog niet gehoord. Mijn fractie is hier niet tevreden mee en daarom leg ik de volgende motie aan de Kamer voor.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

stelt vast, dat er tot op heden niet voldoende instrumenten van kracht zijn om de nationale doelstelling voor duurzame energie met zekerheid te halen;

overwegende, dat de liberalisering van de energiesectoren met onvoldoende milieuwaarborgen is ingekaderd;

verzoekt de regering per 1 januari 2001 een systeem van verhandelbare certificaten van duurzame energie gereed te hebben en in 2001 een in de tijd oplopend percentage duurzame energie verplicht te stellen aan de vrije afnemers enerzijds en de vergunninghouders Vosanderzijds,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 13 (26898).

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! In de Energienota heeft de regering duidelijk gemaakt dat er een probleem in de aanbodcreatie zit, waardoor zij enige tijd nodig heeft om met beleid aanbod te realiseren. Dat klonk voor mij buitengewoon logisch.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

In dat debat heb ik al duidelijk gemaakt dat ik het daar niet mee eens ben. Er zal aan beide kanten moeten worden gewerkt; het verplichte aandeel is alleen maar omhoog te brengen door zowel alle grote vrije afnemers als de vergunninghouders te verplichten om ervoor te zorgen dat dit aandeel op de markt komt. Wij praten nu al twee jaar over dit dossier. Wij zien een zeer langzame toename van duurzame energie. Nu is het moment om duidelijk te maken dat het verplichte aandeel er zal moeten komen. Juist dat zal een grote stimulans voor het aanbod betekenen.

Mevrouw De Boer (PvdA):

Voorzitter! Ik deel de emotie van mevrouw Vos rond dit onderwerp.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Tot nu toe was dit ook de emotie van de PvdA-fractie.

Mevrouw De Boer (PvdA):

Wij hebben nog steeds hetzelfde standpunt. Wij zeggen: de motie is er, zij blijft boven de markt hangen en wij blijven het geheel nauwlettend volgen. Voorzover ik alles in die korte tijd heb verstaan, lijkt het mij dat u nu met een motie komt van vrijwel dezelfde inhoud. Dit is natuurlijk een heel rare figuur: als wij een eigen motie hebben, dus een standpunt hebben ingenomen, en die motie nog even boven de markt laten hangen, betekent dit dat wij tegen uw motie zullen moeten stemmen. Is dat productief?

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het lijkt mij productief dat u uw motie in stemming brengt. Zoals bekend, hoeven ministers niet te luisteren naar aangehouden moties, want die zijn niet aangenomen. Ik vind het onbegrijpelijk dat de PvdA-fractie deze motie die Kamerbreed is ondertekend, niet in stemming brengt. Het in stemming brengen van deze motie is het enige middel om op effectieve wijze druk op de minister uit te oefenen. Als mevrouw De Boer zich bereid toont om haar motie in stemming te brengen, trek ik mijn motie graag in.

Mevrouw De Boer (PvdA):

De minister is op de hoogte van hetgeen zich nu in de Kamer afspeelt. Ik ga er verder van uit dat deze discussie de druk op de minister zal verhogen. Ik wil daarom nog even wachten met het indienen van mijn motie. Wij hebben nog tijd.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Het lijkt mij niet dat er nog tijd is. Het water staat ons tot de lippen. Er moet maximale druk op de minister worden uitgeoefend als wij er nog iets van willen bakken. Ik wacht met spanning op het moment dat mevrouw De Boer haar motie in stemming brengt.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de ontwikkeling van warmtekrachtkoppeling mede door de liberalisering en het daarbij gekozen tarievensysteem in een zorgwekkende positie is gekomen;

verzoekt de regering de DTE de effecten van de liberalisering op WKK te laten toetsen, daarbij in ieder geval de tariefsystematiek te laten betrekken en deze toets in 2000 te laten afronden zodat eventuele wijzigingen in 2001 kunnen worden ingevoerd,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 14 (26898).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de liberalisering van de elektriciteitsmarkt een toename van de import van stroom uit kerncentrales mogelijk maakt;

overwegende, dat een substantieel deel van de Nederlandse stroomverbruikers de voorkeur geeft aan andere vormen van stroomopwekking boven kerncentrales;

constaterende, dat dezelfde consument niet in staat wordt gesteld bij zijn productkeuze dit onderscheid ook daadwerkelijk te maken doordat de informatie over het aandeel kernstroom bij de stroomleveranciers ontbreekt;

van mening, dat het ontbreken van deze informatie een gebrek is en leidt tot een niet optimale marktwerking;

verzoekt de regering een systeem te ontwikkelen waarmee de leveranciers van elektriciteit worden verplicht hun afnemers te informeren over het aandeel stroom dat door middel van kerncentrales is opgewekt, en de Kamer hierover voor het zomerreces te informeren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid M.B. Vos. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 15 (26898).

De heer Klein Molekamp (VVD):

Als dat systeem wordt toegepast, mogen wij dan ook weer in Nederland kernenergie opwekken? Wij kunnen de consument dan immers zelf een keuze laten maken.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Hier spelen twee zaken. Wij vinden dat de consument een optimale keuzevrijheid moet hebben en dus die informatie moet krijgen. Dat is het doel van mijn motie. Mijn fractie steunt tegelijkertijd volop het besluit dat kernenergie geen gewenste vorm van energieopwekking is. Dit standpunt wordt overigens door een meerderheid van de politiek gedeeld. Het lijkt mij heel verstandig om de kerncentrale in Borssele te sluiten. Ik hoop dat ook in het buitenland door de markt betere keuzes worden gemaakt als de consument Vosgoed wordt geïnformeerd.

De heer Klein Molekamp (VVD):

Ik houd staande dat de huidige bevoogding van de consument niet langer nodig is als er goede informatie beschikbaar is.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

De politiek is verantwoordelijk voor het beleid, de regels en de wetgeving. Dat staat los van het geven van informatie en voorlichting. Ik denk dat dit zeker op het terrein van de kernenergie voor Nederland een wenselijke situatie is.

Voorzitter! Mijn fractie heeft een motie aangehouden bij het debat over de Uitvoeringsnota klimaatbeleid. In deze motie (26603, nr. 14) wordt de regering verzocht in Europees verband voorstellen te doen voor het stellen van milieukwaliteitseisen aan stroom. Ik verzoek u, het mogelijk te maken dat over deze motie tegelijkertijd met de vandaag ingediende moties wordt gestemd.

De voorzitter:

Overeenkomstig het verzoek van mevrouw Vos zal haar aangehouden motie over milieukwaliteitseisen aan stroom (26603, nr. 14) aan de stemmingslijst van volgende week worden toegevoegd.

De heer Van Walsem (D66):

Mijnheer de voorzitter! Ik heb inmiddels herhaaldelijk gesproken over het waterzijdig inregelen van centrale verwarmingsinstallaties. Het is merkwaardig dat kleine investeringen met grote effecten altijd minder serieus worden genomen dan grote investeringen met kleine effecten. Desalniettemin dien ik een motie in waarmee wordt beoogd de overheid te bewegen enkele voorbeeldprojecten op te starten. Aan de hand van de resultaten daarvan kunnen wij vervolgens onze conclusies trekken. Ik denk dat deze resultaten heel positief zullen zijn, maar het bewijs hiervoor zie ik graag door de overheid zelf geleverd.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat met name energiebesparing (en dus CO2-uitstoot) in bestaande bebouwing een probleem is;

overwegende, dat bij toepassing van de techniek "waterzijdig inregelen" resultaten van 10 à 30% besparing bereikt schijnen te kunnen worden;

verzoekt de regering enkele rijksgebouwen waterzijdig in te regelen als voorbeeld van "good practice" en een vervolg te laten afhangen van de resultaten hiervan,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het de leden Van Walsem en De Boer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 16 (26898).

De heer Van den Akker (CDA):

Voorzitter! Namens mijn fractie wil ik twee moties indienen die beide betrekking hebben op warmtekrachtkoppeling. Het is een bijzondere zorg van mijn fractie dat het met de warmtekrachtkoppeling niet de goede kant opgaat.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de toepassing van warmtekrachtkoppeling een belangrijke bijdrage levert aan de ontwikkeling van een duurzame, doelmatige en milieuhygiënische energievoorziening;

overwegende, dat de liberalisering van de energiemarkten een sterk negatieve invloed heeft op de ontwikkeling van warmtekrachtkoppeling en bestaande installaties voor warmtekrachtkoppeling zelfs dreigen te worden afgebouwd;

van mening, dat de overheid ook binnen een geliberaliseerde energiemarkt randvoorwaarden moet scheppen die een verdere ontwikkeling van warmtekrachtkoppeling mogelijk maken;

verzoekt de regering aanvullende fiscale maatregelen op de grondslag van de Wet belastingen op milieugrondslag te treffen die zullen resulteren in een voortgezette ontwikkeling van warmtekrachtkoppeling in een geliberaliseerde markt,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Akker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 17 (26898).

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat decentrale opwekkers aangesloten op elektriciteitsnetten met lage en middenspanning, die met name zijn vertegenwoordigd in de tuinbouw, door het verminderen van netkosten een belangrijke bijdrage leveren aan een doelmatige energievoorziening;

overwegende, dat tijdens de parlementaire behandeling van de Elektriciteitswet 1998 door het parlement uitdrukkelijk de wens te kennen is gegeven dat decentrale opwekkers een voordeel moeten kunnen genieten van de door hen uitgespaarde netkosten en dat de minister zich bij dit uitgangspunt heeft aangesloten;

overwegende, dat bij het vaststellen van de tariefstructuren het aan decentrale opwekkers toe te kennen voordeel onvoldoende tot uitdrukking komt en deze tariefstructuren daardoor onvoldoende bijdragen aan de gewenste ontwikkeling van een duurzame, doelmatige en milieuhygiënische energievoorziening;

verzoekt de regering maatregelen te nemen die ertoe leiden dat bedoelde decentrale opwekkers op eenvoudige wijze ook voordeel van de door hen uitgespaarde netkosten kunnen genieten,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door het lid Van den Akker. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 18 (26898).

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Duurzame energie moet worden bevorderd. Daarover zijn wij het eens. In de praktijk merk je dat de overheid meer remmer dan stimulator is. Ik kijk naar de praktijk van de windenergie en de kleinschalige biomassa. Over dat laatste krijgen wij nog steeds een reactie van de regering. Wij hebben alleen van de heer Pronk te horen gekregen dat er nog geen beslissing is genomen. Hier ligt een spanningsveld tussen NOx en CO2. De VVD steunt de motie van de PvdA inzake de windenergie. Wij willen hieraan een motie toevoegen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat in een duurzame energiehuishouding een belangrijke rol is weggelegd voor duurzame energie;

overwegende, dat de eigenaren van windmolens de met windenergie opgewekte elektriciteit niet aan beschermde afnemers kunnen leveren;

overwegende, dat vrijmaking van de markt voor duurzame elektriciteit kan leiden tot verruiming van de afzetmogelijkheden voor de aanbieders van met windenergie opgewekte elektriciteit, hetgeen een groei van het aanbod met zich mee kan brengen;

verzoekt het kabinet zo spoedig mogelijk de markt voor duurzame energie volledig vrij te geven zodat aanbieders de mogelijkheden krijgen om de door hen met windenergie en andere vormen van duurzame energie geproduceerde elektriciteit ook aan beschermde afnemers te leveren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klein Molekamp, Van Walsem en De Boer. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 20 (26898).

De heer Klein Molekamp (VVD):

Voorzitter! Wij moeten niet alleen kijken naar duurzame energie, maar ook naar een betere benutting van warmte. Zowel mevrouw De Boer als de heer Van den Akker sprak daarover. Wij hebben een motie samen met D66, om de besparing van warmte te bevorderen.

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

constaterende, dat de groei van duurzame energieproductie achterblijft bij de door de regering gestelde doelen;

overwegende, dat in het huidige systeem duurzame energieproductiemiddelen slechts in aanmerking komen voor "doorsluis" van REB-gelden indien wordt geleverd aan het openbare net;

overwegende, dat daaruit volgt dat grootschalige duurzame energieproductiemiddelen c.q. industriële zelfopwekkers die niet, of slechts gedeeltelijk, aan het openbaar net leveren, daardoor onvoldoende gestimuleerd worden;

voorts overwegende, dat met name in de industriële sfeer sprake is van een grote vraag naar zowel elektriciteit als warmte en dat juist daar kansen liggen voor grootschalige opwekking én gebruik van duurzame energie;

verzoekt de regering na te gaan welke mogelijkheden er zijn voor duurzame energieproductiemiddelen die niet, of slechts gedeeltelijk, aan een openbaar net leveren, dezelfde financiële stimulansen te bieden als aan die productiemiddelen die wel aan een openbaar net leveren, en hierover voor 1 juni a.s. aan de Kamer te rapporteren,

en gaat over tot de orde van de dag.

De voorzitter:

Deze motie is voorgesteld door de leden Klein Molekamp en Van Walsem. Naar mij blijkt, wordt zij voldoende ondersteund.

Zij krijgt nr. 19 (26898).

De heer Klein Molekamp (VVD):

Het zou kunnen dat deze motie en een voorgaande motie in elkaar geschoven worden. Wij geloven wel in een systeem van stimuleringen maar niet in heffingen. Wij zullen de motie over heffingen dan ook niet steunen. Wel zijn wij het eens met de PvdA en D66 dat de overheid ook een voorbeeldfunctie dient te hebben.

De voorzitter:

Dertien moties in twintig minuten; ik doe het de Kamer niet na!

Minister Jorritsma-Lebbink:

Voorzitter! De motie van mevrouw De Boer over windenergie lijkt mij een ondersteuning van het beleid. Ik neem de motie graag mee in het bestuurlijk overleg dat wij zeer binnenkort toch moeten voeren met provincies en gemeenten. Wij zullen dan eens kijken hoe wij er invulling aan kunnen geven. Ik heb geen probleem met de motie.

De heffing op restwarmte is in het overleg uitgebreid aan de orde geweest. Ik heb daar al gemeld dat het heel lastig is om een heffing op de uitstoot van warmte te realiseren. In de Uitvoeringsnota klimaatbeleid hebben wij overigens al bepaald dat via onder andere de vergunningen voorkomen moet worden dat er restwarmte uitgestoten wordt, met als grens de stand der techniek. Dat zou het dan ook moeten zijn, dunkt mij. Ik beperk mij dan tot wat mensen en bedrijven kunnen. Nog lastiger wordt het als je werkelijk moet gaan handhaven. Ik ontraad de motie over de heffing.

De motie van mevrouw De Boer over de ministeries beschouw ik als een ondersteuning van het beleid, al was het maar dat ik zelf al een brief aan mijn collega's heb gestuurd met het verzoek aan dat beleid gestalte te geven. Ik zal zorgen dat de motie, als zij aangenomen wordt, op de burelen van de collega's komt. Ik neem aan dat de Kamer zelf zorgt voor verspreiding bij haar Presidium.

Met de inhoud van de motie van mevrouw De Boer over het keurmerk heb ik geen problemen, behalve met de mening van mevrouw De Boer dat wij het zelf moeten doen. Op dit moment onderzoeken marktpartijen al de mogelijkheid van een keurmerk voor duurzame energie. De EDB en het WNF zijn bezig. Wij ondersteunen dat. Ik ben het eens met de lijn, maar het lijkt mij niet een taak van de overheid om een keurmerk te installeren. Wij willen wel ondersteunen en stimuleren.

De laatste motie van mevrouw De Boer, de tweede motie van mevrouw Vos, de eerste motie van de heer Van den Akker en moties van de heren Van Walsem en Klein Molekamp overlappen elkaar. Ik heb het gevoel dat zij in de voorbereiding niet echt met elkaar gecommuniceerd hebben. Ik heb al gemeld dat ik bezig ben mij een mening te vormen over het onderzoeksrapport inzake WKK. Ik wil ook graag bekijken of er nog mogelijkheden zijn voor verdere stimulering. Dit zou in de fiscale sfeer kunnen zijn, zoals u suggereert, of op een andere manier. Daar moet dan in het kader van de begrotingsvoorbereiding aan gewerkt worden, want dat soort wijzigingen van beleid hebben ook financiële consequenties. Ik snap dat de Kamer zich zorgen maakt over WKK. Wij doen op dit gebied al het nodige, maar een aantal dingen mogen wij niet doen. Brussel blijft ons wat dat betreft kritisch volgen. Het nieuwe steunkader komt eraan, dus ik kan niet nu al een vaste toezegging doen. Maar ik ben natuurlijk graag bereid om nogmaals naar WKK te kijken, ook samen met degenen die het produceren. Dit laatste geldt ook voor de grootste gebruikersgroepen, zoals tuinders, die waar het gaat om klein WKK-vermogen, de grootste gebruikers zijn. Die toezegging wil ik graag doen. Tijdens het algemeen overleg heb ik bovendien al gezegd – overeenkomstig de motie van mevrouw Vos – dat de DTE nog kijkt naar de tariefopbouw en ik zal het nog eens aan deze dienst voorleggen om te zien of er op dit punt nog iets kan worden gedaan. Wat daar tot nu toe uitgekomen is, wordt als onvoldoende beschouwd. Ik kan op dit moment niet goed beoordelen of er meer kan. Maar als dit wel het geval is, moeten wij dat ook willen, want het gaat over kostentoerekening. Ik snap dat heel goed.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Begrijp ik het goed uit de woorden van de minister dat zij inderdaad de tarieven dit jaar wil laten doorlichten?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Ja, wij laten de DTE daar nog een keer kritisch naar kijken.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Zou dat mogelijk kunnen leiden tot tariefswijzigingen per 2001 of in ieder geval op korte termijn?

Minister Jorritsma-Lebbink:

Als er iets mogelijk is, moet dit wat mij betreft ook zo snel mogelijk gebeuren.

Mevrouw Vos heeft gevraagd om al per 1 januari a.s. duurzame energie verplicht te stellen. In het Energierapport heb ik al uitgebreid geschreven dat het heel raar is om duurzame energie verplicht te stellen als je het niet kunt leveren. Wij hebben grote problemen met de opbouw van voldoende aanbod en ik vind dat de overheid zich in eerste instantie behoort te concentreren op een zo snel mogelijke vergroting van het aanbod. Het zou bizar zijn een dergelijke verplichting in te voeren als wij een voldoende aanbod van de meest rendabele vorm van duurzame energie, te weten windenergie, niet kunnen realiseren. Er liggen plannen klaar, compleet met financiering en met afnemers. Maar als wij vervolgens duurzame energie verplichten, wordt een weinig rendabele vorm van energie plotseling aan klanten opgelegd. Dat vind ik een bizarre manier van werken. Dat kan niet zo gebeuren. Ik vind dat wij ons op het aanbod moeten richten. Bij windenergie zijn wij daar druk mee bezig en dat gaat moeizaam. Bij zonne-energie steken wij veel geld in research en development van bedrijven die zich daarop richten, zodat men zo snel mogelijk productiemethoden kan realiseren tegen een enigszins normale prijs. Dat is de weg die wij moeten volgen en wij moeten niet zomaar mensen verplichten iets te kopen wat er niet is of wat volstrekt onrendabel is. Dat zou ik raar vinden.

Ik kan mij overigens voorstellen dat er een moment komt waarop het aanbod voldoende op orde is, terwijl er toch onvoldoende wordt afgenomen. Dat beeld zie ik op dit moment nog niet, en als ik naar de teneur in de markt kijk, vraag ik mij af of zo'n moment er ooit komt. Maar als dat wel zo is, moeten wij gaan nadenken over een verplichting. Echter, het is raar om dat nu te doen, dus aanvaarding van die motie moet ik sterk ontraden.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

In de motie wordt gevraagd voor 1 januari dat systeem van verhandelbare groencertificaten klaar te hebben. Volgens mij hebt u dat al toegezegd. Het staat een beetje in de motie om het vast te leggen. Misschien kunt u daarop nog reageren.

Verder gaat het om een verplichting voor duurzame energie ín 2001 en niet pér 2001. Dat geeft u iets meer ruimte. Het gaat ook om een oplopend aandeel in duurzame energie. U hoeft niet direct in 2001 de volle mep neer te leggen. In die zin lijkt mij dat er heel goed gekeken kan worden naar het huidige aanbod, maar dat een extra prikkel door het verplicht stellen nu al mogelijk is.

De voorzitter:

Ik denk dat uw vraag duidelijk is.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Er zijn op dit moment afnemers, zoals het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van VROM, die 100% afnemen. Op het moment dat iedereen een verplichting opgelegd krijgt, heb ik niet zo'n goede zaak meer bij mijn collega's, vindt u wel? Je doet het een of het ander. Als je kiest voor vrijwilligheid, probeer je zoveel mogelijk te stimuleren dat men het niet voor 1 of 2%, maar gewoon voor 100% doet. Dat doen gelukkig ook heel veel mensen. Overigens nemen ook bedrijven in toenemende mate duurzame energie af. Sommige niet en sommige wel. Zolang dat kan, moet je dat willen. Ik denk overigens dat je daarmee veel hogere percentages bereikt dan via de verplichting.

Verplichting leidt ertoe dat niemand meer echt uitgelokt wordt om nog méér te gaan doen. Dat zou kunnen op het moment dat we een probleem hebben: als er voldoende aanbod is, maar we niet voldoen aan onze eisen, want daar gaat het om. Het gaat er allemaal om: halen we onze Kyotodoelstelling? Als onze Kyotodoelstelling in gevaar komt door het feit dat we het niet verplicht opleggen, dan hebben we een probleem, maar zo is het niet. Vooralsnog kunnen we leuke verplichtingen opleggen, maar we hebben het aanbod niet. Het zou toch raar zijn om dan een verplichting op te leggen. Ik sluit niet uit dat je er op een dag toe komt, maar ik vind het nu veel te vroeg.

Mevrouw De Boer (PvdA):

Voorzitter! Ik ben nog niet echt gelukkig met de toon van de minister, want dat is natuurlijk op z'n zachtst gezegd wat afhoudender dan ik zou willen horen op dit ogenblik. Een van de redenen waarom je het verplicht wilt stellen, heeft niet zozeer te maken met het feit dat dan de afname geregeld is, maar ook met het feit dat je een garantie geeft aan diegenen die willen investeren in nieuwe technieken. Zij moeten zeker weten dat het ook afgenomen wordt. Met name energiebedrijven hebben ons benaderd op dat punt. De minister kent al die brieven net zo goed als ik...

De voorzitter:

Echt een kortere vraag. U zit zelf zo vaak voor: u weet het heel goed.

Mevrouw De Boer (PvdA):

Dat is een volstrekt andere rol.

Minister Jorritsma-Lebbink:

Daar zit geen probleem; iedere investeerder in duurzame energie op dit moment weet dat het afgenomen zal worden. Wij hebben twee afspraken gemaakt als het gaat om het voldoen aan onze doelstellingen, te weten 5% in 2010 en 10% in 2020. Dat moeten we dus halen. Vooralsnog is er meer vraag dan aanbod. Dat betekent dat iedereen die aanbod maakt, dat ook afgenomen krijgt. Op het moment dat zou blijken dat de vraag onvoldoende zou zijn, ben ik het eens met al diegenen die zeggen dat het meer verplichtend moet worden, want die 5% zal er komen in 2010. Met andere woorden: totdat 5% van onze energievoorziening door duurzame energie wordt ingevuld, kan iedere producent dit invullen, maar wel op een redelijk rendabele manier graag: windenergie voorop en veel investeren in zonne-energie, zou ik zeggen. Immers, je weet zeker dat het afgenomen wordt. Welnu, wij zullen aan onze verplichtingen moeten voldoen, linksom of rechtsom, maar dat hoeft niet met een verplichting bij afnemers.

Mevrouw De Boer (PvdA):

Het is niet uw bedoeling en het is niet onze bedoeling, maar het is wel de realiteit dat we een aantal keren hebben geschoven met in ieder geval de tussendoelstellingen. Wat de angst is bij bedrijven die grootschalig moeten investeren in de totstandkoming van duurzame energie, is dat er op een gegeven ogenblik toch onvoldoende vraag is. Daarom is het belangrijk dat we heel goed nadenken over die verplichting.

Minister Jorritsma Lebbink:

Daarom zeg ik dat deze ook boven de markt moet blijven hangen; daar heb ik geen probleem mee. Maar het opschuiven van de datum had niet te maken met het feit dat er onvoldoende vraag was. Het opschuiven van onze doelstelling is alleen maar gekomen, omdat we met die vermaledijde windmolens niet verder komen. Laten we elkaar niet voor de gek houden: dat heeft daar alléén maar mee te maken. De enige reden waarom wij onze doelstelling in 2000 niet halen, is niet omdat wij het niet willen of omdat de mensen het niet willen – heel veel mensen willen graag duurzame energie –, maar het is er gewoon niet en het kan niet geleverd worden, behalve als je er waanzinnig hoge prijzen voor wilt betalen. Dan gaat het op dit moment om zonne-energie; daar moeten we dan ook wat aan doen, maar via de andere kant. Zonne-energie wordt goedkoper; daar ben ik zeer van overtuigd, zeker als het op grotere schaal komt. Afname is volgens mij het kleinste probleem op dit moment. De productie is een veel groter probleem.

Voorzitter! Ik kom bij de derde motie van mevrouw Vos. Mevrouw Vos heeft op zich een interessante opvatting. Alleen, het is een beetje flauwekul dat de overheid dat gaat doen. U moet eens gaan zoeken op internet en eens kijken hoe het in Duitsland na de liberalisering voor de consument is georganiseerd. Ik kan u de naam van de website ook nog wel doorgeven; ik was eigenlijk van plan het morgen mee te nemen. Daar zit een compleet informatiesysteem in – gedaan door, naar ik meen, de consumentenbond aldaar – waarin je kunt zien bij welk bedrijf je wat kunt kopen. Er zijn een stuk of vijf, zes bedrijven in Duitsland waar je ecostroom of non-nucleaire stroom kunt kopen. Dat is allemaal keurig op de markt geregeld. Ik durf u te garanderen: het is een interessant marktaanbod voor een relatief kleine groep klanten overigens, zo moet ik erbij zeggen, maar dat is terecht. Ik vind het eerlijk gezegd niet nodig dat de overheid daarvoor een systeem gaat opzetten. Dat komt er vanzelf omdat de klanten het zullen vragen. Dat is juist zo mooi van een systeem waarin klanten keuzes hebben.

Over beide moties van de heer Van den Akker heb ik opgemerkt dat ik zal bezien wat ik daarmee kan doen.

Wat de motie van de heer Van Walsem betreft heb ik gezegd dat ik dat volgend jaar graag zou willen. Het hangt echter een beetje af van de vraag of het systeem van groencertificaten zodanig is dat het een goed systeem is. Ik vergis mij, voorzitter, deze motie is van de heer Klein Molekamp.

De heer Van Walsem heeft mij per ongeluk een motie aangereikt die niets met dit debat te maken heeft. Ik ben blij dat ik de inhoud daarvan ken, dan kunnen wij er nog over praten voordat die wordt ingediend.

Ik moet bekijken of de motie van de heer Van Walsem op stuk nr. 16 uitvoerbaar is. Ik vind het een sympathieke gedachte. Ik weet niet wat het betekent voor de budgetten van de Rijksgebouwendienst. Ik zou dat met collega Remkes moeten overleggen. Als die motie aanvaard wordt, zal ik daar graag naar kijken.

De heer Klein Molekamp heeft een motie ingediend over ondersteuning van duurzame energie. Ik zie dat als een ondersteuning van het beleid. Ik probeer het zo snel mogelijk te doen. Op dat moment kunnen inderdaad zowel de aanbieders als de afnemers zich op de markt van de duurzame energie begeven. De enige randvoorwaarde daarbij is inderdaad een sluitend systeem van groencertificaten. Ik probeer het per 1 januari 2001 te realiseren, het kan zijn dat het een paar maanden later wordt omdat het systeem nog niet klaar is. Het is goed dat er enige druk wordt uitgeoefend om dat systeem zo snel mogelijk te doen.

In de motie op stuk nr. 19 van de heren Klein Molekamp en Van Walsem wordt de regering gevraagd om een onderzoek. Ik ben daar graag toe bereid.

De beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag over de moties te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

Naar boven