Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 1999 (26200 VII);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Gemeentefonds voor het jaar 1999 (26200 C);

het wetsvoorstel Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Provinciefonds voor het jaar 1999 (26200 D).

De algemene beraadslaging wordt hervat.

Mevrouw Kant (SP):

Mevrouw de voorzitter! In het regeerakkoord staat dat de eisen die de samenleving aan de overheid stelt steeds hoger worden. In hetzelfde regeerakkoord is afgesproken dat op deze rijksoverheid meer dan 2 mld. bezuinigd moet worden in de komende vier jaar. Van verschillende kanten is kritiek geuit op de haalbaarheid en de onzekerheid van deze bezuinigingen. Ingeboekt zijn zij in ieder geval al wel. De vraag is of dit verantwoord is. Ook de Raad van State heeft op dit punt de nodige kritiek geuit. Hij acht het zeer twijfelachtig of het beoogde wel realiseerbaar is. Het is de raad niet duidelijk hoe de bestaande voorzieningen en de kwaliteit van de dienstverlening van de overheid kunnen worden ontzien, laat staan kunnen worden verbeterd. De raad is van mening dat de voorgestelde generieke bezuinigingen contraproductief zijn. Graag vernemen wij een reactie van de minister op deze naar mijn mening stevige kritiek.

Mevrouw de voorzitter! De taakstelling kan dan wel in het regeerakkoord staan, maar straks is de rijksoverheid niet meer in staat dit regeerakkoord naar behoren uit te voeren. Nu vindt mijn fractie dit op een aantal punten niet zo'n probleem, maar een overheid moet natuurlijk te allen tijde goed, betrouwbaar en daadkrachtig kunnen functioneren. In de begroting waarover wij het vandaag hebben, is een personeelsreductie van maar liefst 5% ingeboekt. Kan de minister ophelderen hoe hij dit op een verantwoorde wijze denkt te realiseren op zijn ministerie? Hoe zal het ingevuld en uitgevoerd worden? Alleen al het feit dat de groepsondernemingsraad van het ministerie zich genoodzaakt ziet zich in een brief tot de Tweede Kamer te wenden, is opmerkelijk. Nog opmerkelijker, zachtjes uitgedrukt, is de inhoud van de brief. Volgens deze ondernemingsraad kan het ministerie het huidige kwaliteitsniveau niet handhaven. Graag krijgen wij een reactie van de minister op deze brief. Daarnaast stelt de groepsondernemingsraad dat essentiële rechten die aan de raad krachtens de Wet op de ondernemingsraden toekomen, worden ontkracht. Hoe zit dat?

Mevrouw de voorzitter! Op de arbeidsvoorwaarden voor de overheid moet 400 mln. bespaard worden en wel op de VUT en de ziektekostenregeling. Welke maatregelen kunnen de ambtenaren verwachten? Daarnaast blijkt uit de begroting dat er bepaald is dat er geen loonruimte is. In een artikel in het Algemeen Dagblad van deze week schrijft een der vakbonden: 'Het CAO-overleg is begonnen, maar zonder de vakbonden. Overleg met de vakbonden is leuk, maar alleen als het geld voor de overheid oplevert. Een fatsoenlijk overlegklimaat met stabiele arbeidsverhoudingen en goede arbeidsvoorwaarden wordt ondergeschikt gemaakt aan budgettaire doelstellingen.' Ik wil graag een reactie van de minister op deze terechte kritiek van deze vakbond.

Mevrouw de voorzitter! Een daadkrachtige en betrouwbare overheid hoort ook zorg te dragen voor een goede rampenbestrijding. Wij hebben het er vandaag al veelvuldig over gehad. De Bijlmer-, de Hercules- en de Dakotaramp hebben de noodzaak hiervan nogmaals onderstreept. Uiteraard vindt ook mijn fractie dat het reeds toegezegde geld voor de rampenbestrijding gewoon op tafel moet komen.

Mevrouw de voorzitter! De voorgestelde experimenten met referenda over de benoeming van burgemeesters vormen in democratisch opzicht een verbetering en zullen daarom de steun van mijn fractie kunnen krijgen. Je zou het kunnen typeren als een stap in de goede richting, maar die richting kan ook weer veranderen. Na de discussies die wij hierover vandaag al gehad hebben, vrees ik dat dit heel wel mogelijk is. Mijn fractie was er dan ook voorstander van geweest als wij in één keer een echt serieuze stap hadden genomen, namelijk naar een gekozen burgemeester.

Dat compromissen leiden tot rare constructies, blijkt ook nu weer. Zoals eerder gezegd vandaag, is het grote manco in het voorstel dat de burgers in een referendum hun voorkeur mogen aangeven, maar dat het uiteindelijk toch een benoeming blijft van het kabinet. Wij hebben er al over gediscussieerd met de verschillende fracties, maar misschien kan ook de minister aangeven hoe hij hiermee zal omgaan. Kan hij zich voorstellen dat benoemingen gaan plaatsvinden die tegen de voorkeur van de bevolking ingaan? Hoe gaat hij hiermee om? Of zal de minister, ondanks het feit dat hij dit formeel niet hoeft, de uitspraak van de bevolking wel degelijk als bindend ervaren?

Een andere vraag is wat het beleid tot dan toe zal zijn. Zal tot dan toe in elk geval de voordracht van de vertrouwenscommissies van gemeenteraden gerespecteerd worden? De minister zou een daad kunnen stellen door vanaf nu bij burgemeestersposten te breken met het fenomeen van politieke benoemingen. Is hij dit van plan, ondanks de nodige tegenkrachten die hij daarbij dan ongetwijfeld zal krijgen? Het is maar een krantenbericht, maar ik heb gelezen dat de VVD de komende maanden een drieslag wil maken bij de burgemeestersbenoemingen in Leiden, Leeuwarden en Rotterdam. Kan deze minister deze tegenkrachten trotseren?

In 1992 stelde wijlen minister Dales de integriteit van de overheid nadrukkelijk aan de orde. Een citaat: 'Staar je niet blind op glasheldere en toch weinig voorkomende gevallen van fraude en corruptie die strafrechtelijk te vervolgen zijn, maar kijk ook naar machtsbederf. Dat is breder. Het draagt een element van ontbinding, verval, vervaging van normen in zich.' Dat waren wijze woorden van de minister, die zeker discussie op gang hebben gebracht, maar die mijns inziens te weinig omgezet zijn in concreet beleid. Door verschillende incidenten vlamde de discussie nu en dan weer op; verschillende zaken in Limburg, waar uiteindelijk zelfs een boek over geschreven is, betaalde nevenfuncties van ambtenaren, de bijbaan van een procureur-generaal en onlangs nog de bijbaan van een hoge ambtenaar van Binnenlandse Zaken. En natuurlijk het MSD-commissariaat van een Kamerlid. Discussies hebben niet of onvoldoende geleid tot regels, richtlijnen of gedragscodes voor wat wel of niet oorbaar is. Daarbij denk ik bijvoorbeeld aan betaalde nevenfuncties, het aannemen van giften, diensten of reisjes. Mijn vraag is wat wij van de nieuwe minister op dit terrein kunnen verwachten.

De SP-fractie heeft de belastingvrije onkostenvergoeding voor Kamerleden en andere volksvertegenwoordigers altijd al riant gevonden. Op dit moment schijnt er een onderzoek te lopen van de belastingdienst naar deze onkostenvergoedingen, van ministers tot raadsleden. Kan de minister een toelichting geven op dit onderzoek? Wat is de aanleiding ertoe, wat is het doel van het onderzoek en wat zou het tot gevolg kunnen hebben?

Van een betrouwbare overheid mag je ook verwachten dat er gehandeld wordt in de geest van de wetten die zij zelf maakt. Ik doel hierbij op de annexatieplannen rondom Den Haag. De in de Wet ARHI opgenomen grens van 10% voor grenscorrectie wordt hier volgens mij zonder meer misbruikt. Tijdens een onlangs gehouden zeer onbevredigend algemeen overleg heeft de minister hier eigenlijk nauwelijks op gereageerd. Ik geef hem vandaag een herkansing.

Er komt ook een notitie over gemeentelijke herindeling, maar er is al aangegeven dat er geen trendbreuk valt te verwachten. Helaas, want dat betekent dat ook bij toekomstige herindelingen de mening van de burgers voor wie het bestuur er eigenlijk is, er niet toe doet. Moeten niet eerst eens voordat wij verder inzetten op herindelingen, waar wij overigens geen voorstander van zijn, ervaringen en effecten onderzocht worden van herindelingen die wij gehad hebben? Onderzoeken in het verleden wijzen eigenlijk alleen vooral op negatieve effecten.

De gemeenten krijgen iets meer lucht. De VNG stelt terecht dat het regeerakkoord geen oplossing heeft geboden voor de zorgwekkende financiële positie van gemeenten. Het is iets meer, maar het is niet genoeg. Volgens de commissie-Schouten is in het verleden een achterstand van 0,5 mld. opgelopen. Waarom is hier geen inhaalslag gemaakt?

Mijn laatste punt heeft betrekking op het minderhedenbeleid, al spreken wij hier nog een keer afzonderlijk over. Aangezien dit nog even duurt, wil ik toch één punt vandaag al aan de orde stellen. Als je na decennia minderhedenbeleid constateert dat tussen de 100.000 en 300.000 mensen die eerder naar Nederland kwamen, de Nederlandse taal onvoldoende beheersen en mede hierdoor in een achterstandssituatie verkeren, moet je toch concluderen dat op dat punt het minderhedenbeleid gefaald heeft. Het is toch eigenlijk onbegrijpelijk dat wij in Nederland voor deze groep geen laagdrempelige taalscholen hebben, waar zij de landstaal kunnen leren. Het belang wordt erkend, maar een sluitende oplossing wordt nog steeds niet gezocht. Voor volgend jaar wordt 12,5 mln. extra ter beschikking gesteld voor taalcursussen. Sorry, maar dat kun je toch geen serieuze inhaalslag noemen. Waarom is er niet voor gekozen om deze mogelijkheden nu eindelijk eens fors uit te breiden?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Voorzitter! Totaal onverwacht vertelde een buurman mij: 'Wat waren wij blij toen Bram kwam. Eindelijk een echte semi-professional, een spits. Hij zou ons team opstoten in de vaart der volkeren.' Aldus geschiedde. Een ver verleden, voetbal bij de Racing Club Heemstede, RCH als ik het goed heb. Ik vertel dit, omdat een vergelijkbaar gevoel mij bekroop toen deze Bram uit de stofwolken van de kabinetsformatie tevoorschijn kwam voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

D66 verwacht veel van deze minister en van zijn beide collegae. Dit nieuwe Paarse trio, met een visionair, een doener en een diplomaat – volgens 't Hart in de Volkskrant van vanochtend – zal de komende vier jaar moeten laten zien waar de frisse start van heden toe leidt.

Het departement heeft tijdens de vorige rit nogal wat frustraties opgedaan en maakt nu een groeistuip door. Het krijgt Koninkrijksrelaties erbij én de politie én het grotestedenbeleid. Dat laatste was eerder een terrein in wording, maar is nu voldragen met een heuse eigen minister; een minister met geld en bevoegdheden, zoals wij steeds hebben bepleit. Te veel tijd moest Kohnstamm steken in het rondgaan met de bedelnap. Het grotestedenbeleid gedijt echter alleen bij de inzet van alle betrokkenen, dus ook van bewindslieden. Dat vergt inzet en tact. Als het iemand is toevertrouwd om uitdagingen met tomeloze energie aan te gaan, dan is het deze minister wel. Wel krijg ik er graag wat meer duidelijkheid over wat zijn coördinerende bevoegdheden precies inhouden. Gaan die ook over geld? En waarom is een leefbaarheidsfonds nu niet zo nodig? Wat betreft het LSA, sluit ik mij aan bij hetgeen mevrouw Van der Hoeven en de heer De Cloe hebben gezegd. Ook mij baart dit zorgen.

Succes heeft vele vrienden. Steden met moeilijke wijken willen zich graag bij het grotestedenbeleid aansluiten. Dat mag van ons, maar dan alleen beperkt tot dat deel waar vergelijkbare problemen liggen en in samenhang met het totale grotestedenbeleid. Het regeerakkoord biedt die ruimte, maar verwatering van het beleid moet worden voorkomen.

Over politie gaat het vandaag niet. Over Koninkrijksrelaties zou dat evenmin het geval zijn, maar toch moet mij iets van het hart. Zeker nu ik dit weekend met eigen ogen de desastreuze gevolgen van orkaan Georges op Saba, Statia en St. Maarten heb gezien.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! De kern van de bijdrage van mevrouw Scheltema is eigenlijk: op pad met die 25 grote steden, kijken waar steden met wijken met een vergelijkbare problematiek kunnen aansluiten, maar geen verwatering. Daarmee ben ik het eens. Maar vindt zij niet dat er één pakket moet komen waarin zowel die 25 steden zitten als een aantal steden met wijken waar een deel van de faciliteiten van het grotestedenbeleid kan neerslaan? Als dit één pakket wordt, hoeven die andere steden er niet zomaar bij te bungelen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

In het regeerakkoord is afgesproken dat 5% voor deze groep beschikbaar is. Dit moet in relatie worden gezien met hetgeen voor de andere steden wordt gedaan binnen het reguliere grotestedenbeleid. In die zin bestaat er dus een samenhang.

De heer De Cloe (PvdA):

Zou men tot een integraal pakket moeten komen?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik weet niet of dit nu al direct mogelijk is. Daarvoor wacht ik het antwoord van de staatssecretaris af. Het mag echter niet zo zijn dat het grotestedenbeleid voor de 25 steden moet wachten op de nieuwe plannen voor de andere gemeenten. Ik vind wel dat het budget dat nu voor deze gemeenten is afgesproken, beschikbaar moet blijven. Dat mag niet in een grote hoop verdwijnen. In die zin is er dus wel een relatie, maar of alles in een integraal pakket moet worden gestoken, betwijfel ik, omdat het anders te lang kan duren. Maar nogmaals, daarvoor wacht ik het antwoord van de minister af.

Voorzitter! Maar dan de Koninkrijksrelaties en de desastreuze gevolgen van de orkaan George voor Saba, St. Eustatius en St. Maarten. Het was een ramp en op Saba eigenlijk het ergst: naar mijn gevoel vergelijkbaar met Luis op St. Maarten, drie jaar geleden. Ik wil wel zeggen, vanaf deze plek, dat de eerste reactie van Nederland goed was, ook de directe komst van de staatssecretaris. Dat is daar ervaren als een belangrijke steun. Maar er is wel meer nodig en ook snel, want voor je het weet, gaat een heel toeristenseizoen verloren. Een vraag aan de staatssecretaris is dan ook of hij op korte termijn ook in overleg met de koninkrijksgenoten gaat op dit punt.

Voorzitter! Terug naar Nederland: de bestuurlijke vernieuwing. Daarbij gaat het om meer dualisme, checks and balances, stadsregering en stadsparlement. De onlangs ingestelde staatscommissie zal adviseren over de vormgeving van zo'n gemeentelijk bestel en over de vraag hoe een eventuele gekozen burgemeester zich daartoe verhoudt. Het betreft derhalve niet de vraag óf een burgemeester wel of niet moet worden gekozen, maar de vraag hoe deze zich verhoudt tot dat dualisme. Dat zie ik toch goed?

Na 150 jaar mag het gemeentebestel op de schop. De raad als hoofd van de gemeente was al jarenlang een fictie...

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Voorzitter! Ik kom daar nog even op terug, want er kan wel afgesproken zijn in de coalitie dat er een gekozen burgemeester komt, maar besluitvorming daaromtrent is er nog niet geweest; die moet nog aan de orde komen.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Daar hebt u volledig gelijk in.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Precies, en dat betekent dat niet alleen gekeken moet worden naar het hoe – het is misschien een beetje een herhaling van zetten – maar dat er ook naar gekeken moet worden of de gekozen burgemeester er wel moet komen en of de gekozen burgemeester een bijdrage levert aan de versterking van de lokale democratie. Immers, ook daarover hebben wij hier nog nooit een echt debat gehad en ook nog niets besloten.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Nee, de opdracht aan de staatscommissie luidt niet of er een gekozen burgemeester moet komen. De opdracht luidt heel concreet hoe een gekozen burgemeester zich tot een dualistisch bestel verhoudt.

Mevrouw Van der Hoeven (CDA):

Dat moet bekeken worden, maar dat neemt niet weg dat de vraag óf de gekozen burgemeester er komt, in dit parlement, in deze Tweede Kamer, nooit expliciet bediscussieerd en afgehandeld is.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Daar hebt u gelijk in en die discussie en de besluitvorming erover zullen moeten komen. Maar wat de staatscommissie gaat doen – dat was uw concrete vraag – is bekijken hoe een gekozen burgemeester past in dat bestel.

De heer Schutte (GPV):

Voor de volledigheid en duidelijkheid wijs ik erop dat er staat: hoe de eventuele invoering van de gekozen burgemeester, enz. Het kan dus ook betekenen dat die invoering er nooit komt. Dan is er weliswaar een studie geweest, maar dan kunnen we zeggen: dat punt kunnen we voor kennisgeving aannemen; het is niet meer actueel. Hier mag niet de suggestie uit gelezen worden dat de instelling van deze staatscommissie, met deze taakomschrijving, al preludeert op de invoering van de gekozen burgemeester.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik zou de laatste zijn om daarop inderdaad te preluderen. De besluitvorming of er een gekozen burgemeester komt, komt nog. Maar doordat je de weg van een raadplegend referendum inslaat en dit mogelijk maakt – laten we dat niet vergeten – is er wel een stap in die richting gezet. De besluitvorming moet echter nog komen.

De heer Schutte (GPV):

Die weg zou ook tot een kater kunnen leiden.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Het kan tot alles leiden, maar dat weten we bij iedere besluitvorming in deze Kamer. De toekomst zal het uitwijzen.

Voorzitter! Wat betreft het dualisme geldt dat gemeenteraadsleden in de toekomst geen medebestuurders meer zijn, maar controleurs van B en W namens de bevolking, met beide benen in de maatschappij. Met mevrouw Van der Hoeven, zo meen ik, zou ook ik willen vragen of, nu we dit allemaal afspreken voor gemeenten, het niet ook voor de provincies zou moeten.

D66 wil een levendiger democratie met meer directe invloed van de burger via het referendum en ook via het rechtstreeks kiezen van de burgemeester. Het regeerakkoord is op dit punt duidelijk, maar ik wil toch een enkele kanttekening zetten.

Allereerst betreft dit het raadplegend referendum. Gemeenten zullen binnenkort hun bevolking via een referendum kunnen raadplegen over de keuze van hun burgemeester. Een aantal gemeenten gaat nu al iets in die richting ondernemen: Apeldoorn met zijn profielschets en Rotterdam met de reacties op een vastgestelde profielschets. Ik kan het ongeduld van de gemeenten begrijpen; het is ook ons ongeduld. De vraag is echter of de burgers zitten te wachten op een referendum over iets abstracts als een profielschets. Wat zij willen is niet papier, maar de keuze tussen een aantal echte kandidaat-burgemeesters, tussen mensen van vlees en bloed.

Dit soort goedbedoelde maar desondanks halfwassen referenda kunnen zo gemakkelijk een smet werpen op de in het regeerakkoord bedoelde referenda, die over een echte burgemeesterskeuze gaan. Deelt de minister onze vrees en wat kan hij eraan doen om die weg te nemen?

Wordt een landelijke regeling met minimumvereisten voor het raadplegend referendum overwogen? Vanuit de autonomiegedachte valt voor het overlaten aan de gemeenten veel te zeggen, maar een te vage inhoud of te gebrekkige spelregels brengen het referendum zo gemakkelijk in diskrediet. Daarom lijkt ons een wettelijke regeling met een aantal minimumvereisten gewenst. Kroon noch raden zullen in gemoede van een zorgvuldig gehouden referendum willen afwijken. Een advies van de commissaris van de koningin lijkt ons na een raadplegend referendum overbodig.

Voorzitter! Deze referenda zijn slechts een tussenstap en een schakel in de keten die naar een gekozen burgemeester voert. Hoe eerder er een eind komt aan de huidige halfslachtigheid hoe beter. Een kroonbenoeming met veel inspraak van de raad, die tegelijkertijd landelijke criteria kent met betrekking tot loopbaanbeleid, voorkeursbeleid en politieke spreiding, vraagt om moeilijkheden en zorgt ervoor dat men blijft tobben.

De heer Te Veldhuis (VVD):

Voorzitter! Ik wil een mogelijk misverstand voorkomen. Mevrouw Scheltema zegt: het referendum is een tussenstap om te komen tot een gekozen burgemeester. Zij vergeet daarbij te zeggen: voor D66. Zover ben ik namelijk nog niet en het is de vraag of ik überhaupt ooit zover kom.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik had gehoopt dat u zich in ons debatje had laten overtuigen. Niettemin ga ik nog even door. Voor ons is het in ieder geval een stap. Ik meen overigens dat het u moeilijk zal vallen om als er een paar geslaagde referenda zijn geweest en mensen zich hebben kunnen uitspreken, tegen mensen van een andere gemeente te zeggen: u mag het niet.

De heer De Cloe (PvdA):

Voorzitter! Mevrouw Scheltema vindt het werken met de huidige procedure getob. Zou het niet een oplossing zijn als wij alvast allerlei bovenlokale elementen weglieten? Daarmee zou men al van veel getob af zijn. Misschien kan zij zich alvast daarvoor uitspreken.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik begrijp dat u daarmee komt, want zo'n stap brengt de door de raad gekozen burgemeester dichterbij. Dat staat u voor; ik echter niet. Het werken met een bindende inspraak van de gemeenteraad komt, net als in België overigens, neer op het min of meer kiezen van de burgemeester door de raad. Dat is echter niet onze keus. Wij vinden dat de bevolking moet kiezen.

De heer De Cloe (PvdA):

Akkoord, maar u spreekt over getob als het over de huidige situatie gaat. Van dat getob kun je al veel wegnemen door die ongrijpbare bovenlokale elementen weg te laten. In 25% van de gevallen is de minister in de afgelopen jaren afgeweken van het advies van de vertrouwenscommissie. Door die bovenlokale elementen weg te laten, kan mevrouw Scheltema minder tobberig zijn.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Wat u nu doet, is formeel de benoeming handhaven en in de praktijk een verkiezing introduceren. Dat vind ik geen goede oplossing. Je moet echt voor een verkiezing kiezen. Zolang je met verwijzing naar de Grondwet spreekt over de benoeming van de burgemeester, kun je de minister een discretionaire bevoegdheid niet ontzeggen. Zodra je voor een verkiezing kiest, moet je voor een daarbij passende regeling zorgen. Je moet echter niet met een halfwassen oplossing komen en iemand wel laten benoemen, maar daarvoor niet de nodige bevoegdheden verschaffen.

De heer De Cloe (PvdA):

U wilt dus dat tobberige element erin laten. Daarmee doel ik op dat ongrijpbare element. De minister kan namelijk afwijken van een advies. Dat ongrijpbare element wilt u handhaven? Dat is de vraag die ik u stel.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Nee, ik wil zo snel mogelijk komen tot een rechtstreeks door de burgers gekozen burgemeester. Hoe eerder dat mogelijk is hoe beter. Ik vind het echter niet terecht als men het huidige benoemingssysteem handhaaft, maar tegelijk doet alsof de burgemeester door een raad wordt gekozen. Dat kiezen door een raad vind ik overigens ook geen goede oplossing. Ik vind dus dat dit niet kan en dat je op die manier handelt in strijd met de Grondwet.

Voorzitter! Ik hoop dat de minister met D66 van mening is dat het referendum ergens over moet kunnen gaan en dat dat beslissend referendum behoorlijk wat onderwerpen moeten kunnen betreffen.

Mevrouw Kant (SP):

Voorzitter! Ik begrijp dat mevrouw Scheltema voor het experiment is dat er nu gaat komen. Ik hoop dat zij er dan van uitgaat dat, ook al is dat niet formeel geregeld, de minister van Binnenlandse Zaken de uitspraak van de bevolking als bindend ervaart.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Als ik niet dacht dat de minister van Binnenlandse Zaken dat zou doen, dan hadden wij dat niet in het regeerakkoord opgenomen. Het is de wens van D66 geweest om deze weg in te slaan met het referendum, althans een stapje in de richting van een door de bevolking gekozen burgemeester te zetten. Als er een goed raadplegend referendum is gehouden, dan zullen een redelijk denkende raad en een redelijk denkende minister daarvan niet kunnen en willen afwijken. Een formele binding is er echter nog niet, want er blijft een benoemingsrecht. Er is wel een mate van zelfbinding bij alle referenda op dit moment, waar men het ook over eens is.

Voorzitter! Vernieuwingsambities zijn er ook ten aanzien van de Grondwet. Ik noem het kiesstelsel en de Eerste Kamer. D66 gaat daarbij een discussie over het huidige tweekamerstelsel niet uit de weg. Een accentuering van het politieke primaat van de Tweede Kamer door een andere wijze van verkiezen van de Eerste Kamer heeft onze steun. Terug naar 1983 is voor ons bespreekbaar. Ook voelt mijn fractie ervoor om de huidige procedure van grondwetsherziening in twee lezingen weer in discussie te brengen, zeker als de burgers zich rechtstreeks via een referendum kunnen uitspreken. Graag verneem ik op dit punt de visie van de minister.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Voorzitter! Teruggaan naar de situatie van voor 1983 verbaast mij een beetje. Dan heb je nog meer getrapte verkiezingen en is de samenstelling van de Eerste Kamer nog minder een afspiegeling van wat op dat moment onder het electoraat leeft. Wij weten allemaal dat het electoraat op dit moment steeds grotere verschuivingen kent met steeds meer zwevende kiezers. Mevrouw Scheltema wil in feite dat electoraat, dat steeds meer zweeft en wat mij betreft steeds meer op een volwassen wijze zijn keuze maakt, minder serieus nemen en een stapje inbouwen dat later doorwerkt in de Eerste Kamer. Is zij het niet met mij eens dat dit een ontdemocratisering is?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Neen, de indirecte verkiezing blijft precies dezelfde. Voor 1983 werd de ene helft na de ene drie jaar gekozen en de andere helft na de andere drie jaar. Daarmee bereikte je dat er gedurende de zittingsperiode van de Tweede Kamer geen tussentijdse indirecte peiling was via verkiezingen van de Eerste Kamer, die dan met enig gezag zou kunnen zeggen: de politieke verhoudingen in de Tweede Kamer zullen ons worst wezen; wij zijn later samengesteld en dus zijn de politieke verhoudingen in de Eerste Kamer doorslaggevend. Dat spanningsveld zie je op dit moment. Dat lijkt mij niet goed. Er is altijd een communis opinio dat het politieke primaat in de Tweede Kamer thuishoort en niet in de Eerste Kamer. Dit wordt tegengewerkt door de huidige wijze van verkiezen van de Eerste Kamer. Dat is een punt van zorg. Tijdens de besprekingen over het regeerakkoord is daarover van gedachten gewisseld. Ik meen dat het goed is dat wij hier nadenken over de vraag hoe je het huidige effect kunt tegengaan.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Voorzitter! Ik wil mevrouw Scheltema erop wijzen dat in de allerlaatste fase van de besprekingen over het regeerakkoord ook op dit punt afspraken zijn gemaakt. Desalniettemin wil ik het debat graag met haar aangaan. Zij wil dat het primaat van de politiek bij de Tweede Kamer ligt. Daarover zijn wij het eens. Vervolgens kijk je naar de taak van de Eerste Kamer. Dat is niet het primaat van de politiek. Daar wordt niet het felle debat gevoerd zoals hier, maar er wordt meer op afstand naar dingen gekeken. Desalniettemin is het een vertegenwoordigend orgaan. De PvdA blijft van mening – het verbaast mij dat mevrouw Scheltema hier zo aan hecht – dat een democratisch gekozen orgaan zoveel en zo vaak mogelijk een afspiegeling hoort te zijn van datgene wat er onder het electoraat leeft.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Wij moeten de discussie maar voeren als er een concreet voorstel ligt. Ik heb gezegd dat voor mij een situatie zoals voor 1983 bespreekbaar is. Mevrouw Wagenaar vindt het eigenlijk best zoals het nu gaat; voor haar hoeft er niets te veranderen. Als zij doorgaat op die weg, dan heeft zij een probleem, want er is afgesproken dat er over veranderingen wordt nagedacht.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

Voorzitter! Mag ik constateren dat D66 op dit punt afstand neemt van datgene wat in het regeerakkoord is afgesproken?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Juist niet, ik zeg dat wij de discussie over het behoud van het politieke primaat van de Tweede Kamer aan zullen gaan. Daarbij zal een eventuele teruggang naar een verkiezing van de Eerste Kamer als vóór 1983 voor ons bespreekbaar zijn.

Mevrouw Wagenaar (PvdA):

U wilt nu een discussie aangaan – die ik overigens graag met u wil voeren – maar die discussie hebben wij al gevoerd bij het vaststellen van het regeerakkoord. Daar is uiteindelijk in terechtgekomen dat wij niet teruggaan naar de situatie van vóór 1983. De situatie wordt wel ter discussie gesteld, maar niet op de wijze waarop u het nu formuleert. Neemt u daar dan afstand van?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Ik zou het prettig vinden als u leest wat er in het regeerakkoord staat. Daar staat niet: wij mogen in ieder geval niet terug naar 1983. Het is opengelaten wat er uiteindelijk zal gebeuren en hoe het eruit zal gaan zien. In het regeerakkoord is alleen neergelegd dat er sprake is van een probleem en dat wij daarover moeten spreken. Ik zeg hier namens de fractie van D66 dat wat ons betreft bij die bespreking een teruggang naar de situatie van vóór 1983 niet onbespreekbaar is.

Voorzitter! Dan kom ik bij de gemeenten en provincies. Ik ben blij dat de begroting minder uniformiteit ademt. Er wordt onderzoek gedaan naar een versterking van de rol van gemeenten bij doordecentralisatie van provinciale taken en naar de mogelijkheid van tijdelijk rechtstreekse toekenning van bevoegdheden van Rijk en provincies aan de grote steden. Eindelijk dan toch! Vier jaar drammen mijnerzijds blijkt niet voor niets geweest.

Een 'status aparte' voor gemeenten in zeer bijzondere omstandigheden is iets wat in het land kennelijk aanspreekt, maar de minister minder. Het gaat wat ons betreft niet om een status aparte als in koninkrijksverband, maar om maatwerk om bijzondere bestuurlijke problemen als gevolg een bijzondere schaal mogelijk te maken. Baarle-Nassau werkt bijvoorbeeld, dankzij ons amendement bij de herindeling Brabant, met Baarle-Hertog aan een grensoverschrijdend openbaar lichaam. Ik zou ook Zeeuws-Vlaanderen en Kerkrade kunnen noemen, die daar ook om vragen. Dat soort maatwerk zou moeten worden gefacilieerd en aangemoedigd. Ik vond het antwoord op de vragen van collega Hoekema en mij over de Waddeneilanden enigszins teleurstellend. Ik zie overigens ook niet dat aanwijzingen deze situatie kunnen verbeteren.

Over de bestuurlijke organisatie het volgende. Deze topic van weleer is totaal verschrompeld. Het wachten is op een herindelingsnotitie. Wanneer komt die? Het gaat om het vinden van de juiste mix tussen de waarde van kleinschaligheid, bestuur dicht bij de burgers enerzijds en de noodzaak van enige schaalvergroting anderzijds. Dat laatste is voor ons geen doel in zich, maar slechts een middel om ruimtelijke en bestuurlijke knelpunten aan te pakken. Ik verwijs naar de motie-Remkes. Durft de minister al een oordeel aan over de jongste provincievoorstellen rond Den Haag? Zijn die nog 'Remkesbestendig'?

De heer Schutte (GPV):

Toen de deal hier verleden jaar ter discussie stond, hadden mevrouw Scheltema en haar fractie heel veel moeite met het feit dat daar niet tevens Twente in was meegenomen. Dat moest ook een stadsprovincie worden. Uiteindelijk heeft zij, mede door haar inzet, bereikt dat Zuidoost-Brabant een stadsprovincie zou worden. Die is nu ook verdwenen. Hoe komt dat? Zij heeft toch haar prioriteiten gesteld in het overleg over het regeerakkoord? Dit was een heel zwaar punt voor D66.

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Het was voor de fractie van D66 inderdaad een uitermate zwaar punt. Wij hebben altijd hard gevochten voor de stadsprovincie. Op dit punt hebben wij tijdens de onderhandelingen bakzeil moeten halen. Het is gewoon niet anders.

De heer Schutte (GPV):

Een referendum met betrekking tot een burgemeester vond u belangrijker om binnen te krijgen dan dit punt?

Mevrouw Scheltema-de Nie (D66):

Het is jammer dat u er niet bij bent geweest, want zo werkt het niet helemaal. Het is een totaalpakket van geven en nemen. Op een gegeven moment is er de balans uitgekomen die eruit is gekomen. Daarbij erken ik ruiterlijk dat het ons pijn doet dat de stadsprovincie verloren is gegaan.

Ik hoopte dat de stiefmoederlijke behandeling van de ZBO's in de vorige kabinetsperiode tot het verleden zou behoren. Klaarblijkelijk krijgt het echter toch weer een staartje. De kaderwet wordt nu in 1999 ingevoerd. Ik begrijp niet waarom dat zo lang moet duren. Hoe frustrerend deze voorgeschiedenis ook is, toch vind ik dat ook voor gemeentelijke verzelfstandigingen en privatiseringen een kader moet worden ontwikkeld. Het baanbrekende en cum laude gehonoreerde proefschrift van Sjoerd Zijlstra toont aan hoe problematisch de situatie in gemeenten is. Op het gebied van verantwoordelijkheden, zeggenschap, aansprakelijkheid, enzovoorts is onduidelijkheid troef. Van enige transparantie is verder geen sprake, terwijl er veel geld in omgaat en in de Gemeentewet wordt bepaald dat de publieke taak in beginsel publiek dient te worden georganiseerd. Kortom, wij hebben het hier over een braakliggend terrein dat, naar het oordeel van D66, bouwrijp moet worden gemaakt. Ik hoor hierover graag het oordeel van de bewindslieden.

De brandweer en de rampenbestrijding dreigen in de versukkeling te raken nu de benodigde 145 mln. per jaar niet in de begroting 1999 is terug te vinden. In de toelichting wordt het probleem onderkend. Tijdens de algemene beschouwingen heeft mijn fractievoorzitter daarvoor al aandacht gevraagd. Ik zeg daarbij tegen de heer Te Veldhuis dat mijn fractievoorzitter dat daar als enige heeft gedaan. De staatssecretaris zou voor dit jaar uit de plooien van de begroting het nodige geld tevoorschijn schrapen. Vanaf volgend jaar zou in een toereikend structureel bedrag worden voorzien. De brief van 1 oktober stelt ons teleur. Het schraapsel is miezerig. In totaal komt er 27 mln. beschikbaar. Wellicht levert daarnaast een versobering van rijksinvesteringen in de rampenbestrijdingsorganisatie nog iets op, maar dat is het dan. Gezien de vele noodsignalen die wij ontvingen, lijkt het een druppel op de gloeiende plaat. Wij achten dat niet verantwoord. Ook wij vinden dat het probleem moet worden opgelost.

Als er een brand of een ramp is, moet op bestrijding kunnen worden gerekend. D66 beschouwt dat als een kerntaak van de overheid. De vele gemotiveerde vrijwilligers verdienen de steun van de overheid, niet alleen met woorden maar ook met middelen. Voor niets gaat de zon op. Daarom krijgen wij graag een duidelijk inzicht in de consequenties van het huidige financiële beeld voor de brandweer en de rampenbestrijding. Wat wordt naar de toekomst geschoven? Op welke gemeentelijke bijdrage wordt gerekend? Is dit jaar echt 145 mln. nodig voor de verwezenlijking van de voornemens waarover allang overeenstemming bestaat, of ontwikkelen de kosten zich over een langere periode? Aan de hand van het antwoord zullen wij bezien wat ons verder te doen staat. Er moet echter wel iets gebeuren.

Het verlangen naar integratie van brandweer- en politieregio's begrijp ik. Kost dit echter niet weer extra geld en vergt dit niet wederom een reorganisatie terwijl de inkt van vorige nauwelijks droog is? Over de politie is trouwens het laatste woord nog niet gezegd. Is die integratie werkelijk nodig op dit moment?

In het regeerakkoord is een structurele groei van het Gemeentefonds voorzien. In noem het accres van 1476,6 mln. en een reële groei van gemiddeld 1,8% per jaar, naast de beleidsintensiveringen van nog eens 350 mln. Het perspectief is dus evident beter dan de afgelopen periode. Ondanks de kritiek van de VNG is de sfeer in gemeenteland, gelet op het regeerakkoord, ook beter dan ooit. Laten Rijk en gemeenten de handen nu ineenslaan. Via een offensief akkoord moeten taken worden aangepakt in plaats van elkaar te verketteren. Er mag echter geen sfeer van burgerlijke ongehoorzaamheid ontstaan door financiële nood. Als de situatie echt dreigend is, moet er uiteraard een oplossing gevonden worden.

Voorzitter! Tot slot ga ik kort in op drie punten. Wat de juridisering betreft, is het wachten op de toegezegde nota. Graag krijg ik alvast iets meer inzicht in de opdracht die het kabinet de onderzoekers meegeeft. Op een wirwar van informele geschilbeslechtingsmogelijkheden zit in ieder geval de fractie van D66 niet te wachten. Transparantie is ook hier van belang.

Onze indruk is dat BZK aardig op schema ligt ten aanzien van het millenniumprobleem. Dat kan helaas niet van alle departementen worden gezegd. Dat is natuurlijk de verantwoordelijkheid van die departementen en hun bewindslieden, maar ik vraag de coördinerend minister er krachtig op toe te zien dat de systemen tijdig worden getoetst. Ook de Antillen en Aruba worstelen met het millenniumprobleem. Worden zij door Nederland bijgestaan op dit punt?

Voorzitter! In dit Friese jubeljaar past blijdschap over de adequate doorvertaling van twee wetten uit de vorige periode, over de Friese taal in rechtspraak en bestuur en de bestuursafspraken tussen provincie en Rijk. Taalontwikkeling kent echter ook haar grenzen. Het is maar goed dat in Lemsterland het Duits niet wordt ingevoerd als gemeenteraadstaal. En hoe staat het met de beleidsafspraak Nedersaksisch?

Voorzitter! In deze dagen van erg veel omkijken naar het verleden is het een verademing om even wat meer toekomstgericht bezig te kunnen zijn.

De heer Van den Berg (SGP):

Mevrouw de voorzitter! Ik wil graag de bewindslieden van BZK een hartelijk welkom toeroepen. Zij zijn in de pers al aangeduid als supertrio. Ze zullen het mij niet euvel duiden dat ik mij voorlopig niet aan dat soort kwalificaties waag. Wij wachten eerst op hun daden en zullen die met belangstelling volgen.

Voorzitter! De begrotingstoelichting begint met 'naar een waardevol en vernieuwend publiek domein'. Bij de algemene beschouwingen heeft onze fractie veel aandacht gevraagd voor een publiek domein dat vooral 'waarden-vol' moet zijn. Daarbij heeft de overheid niet slechts verantwoordelijkheid voor het aangeven van waarden en 'het aandragen van oriëntaties', maar ook voor het opleggen of handhaven van concrete normen. Ik hoop dat de minister dat met mij eens is en dat daar daadwerkelijk ernst mee gemaakt wordt. Bij dat publiek domein hoort ook de veiligheid een uiterst belangrijke plaats in te nemen. Volgens ons is dat een kerntaak van de overheid. Op dat punt heeft de minister in zijn toezeggingen positieve verwachtingen gewekt. Wij komen daar op een ander moment graag op terug.

Voorzitter! Ik wil het vooral hebben over een aantal aspecten van de bestuurlijke organisatie. Een sterke gemeentelijke bestuurslaag geldt voor onze fractie als waarborg voor het hele bestuurlijke gebouw. Mijn fractie heeft op dit punt zorgen in het licht van de beleidsvoornemens van het nieuwe kabinet. Ik heb straks bij interruptie al gevraagd: waar blijft de gemeentelijke autonomie? Die zou wel eens fors onder druk kunnen komen te staan.

Ik noem een aantal punten. Het bestuursakkoord nieuwe stijl moet offensief zijn. Maar als de regering de eigen verantwoordelijkheid van provincies en gemeenten in wil gaan vullen met de eigen wensen, schieten wij duidelijk te ver door. Is dat niet een vorm van centralisatie? Om een ander punt te noemen: het woord 'decentralisatie' valt wel in de stukken, maar lijkt te worden gesmoord in mooie termen als partnerschap, overleg, regie etc. Vervaagt daarmee het noodzakelijk onderscheid tussen de verschillende bestuurslagen? En zo ja, betekent dat in de kern ook niet een aantasting van de fundamenten van de gedecentraliseerde eenheidsstaat? Die is immers opgebouwd vanuit het grondvlak van de zelfstandige gemeenten. Waar blijven de eigen provinciale en lokale taken? Het vorige kabinet is begonnen met een operatie herijking taken. Ik hoor daar niets meer van. Om nog een ander punt te noemen: staat ook de gemeentelijke herindeling in het huidige beleid niet in dienst van een zo efficiënt mogelijke uitvoering van rijksbeleid en worden de gemeenten daarmee niet een soort verlengd centraal bestuur? En vergroeit het lokaal bestuur door de grootschalige herindeling zo niet tot regionaal bestuur? Dit zijn enkele kritische kanttekeningen waarover ik graag een uitgebreide beschouwing van de minister van Binnenlandse Zaken hoor. Wij maken ons op dat punt terecht zorgen.

Voorzitter! Er is ook meer duidelijkheid gewenst op het punt van de versterking van de regionale regie, waarvoor de 'integrerende en arbitrerende rol' van de provincies moet worden versterkt. Wij vinden dat prima. Wij pleiten allang voor eerherstel van de provincie. Wij wachten daar al veel te lang op. Overigens denk ik, het provinciaal bestuur van binnenuit een beetje kennende, dat eerder een cultuuromslag nodig is – deze is overigens al gaande – dan dat nieuwe wettelijke instrumenten moeten worden toegedeeld. Deze zijn er al, maar zij zijn tot nu toe veel te weinig gehanteerd.

Voorzitter! Over het dualisme is het een en ander gezegd, ook bij interruptie. Onze fractie heeft geen behoefte aan nog meer adviezen over staatkundige vernieuwingen, die overigens grotendeels altijd weer oude koeien blijken te zijn. Maar als de regering dan toch een commissie instelt, is het wel heel vreemd dat intussen al verder wordt gegaan met wetgeving inzake de invloed van de bevolking op de benoeming van de burgemeester en de mogelijkheid van benoeming van een wethouder van buiten de raad. Daarvoor moet het advies worden afgewacht.

Wat mij in bijzondere mate verbaast, is dat aan de staatscommissie niet meer de 'of-vraag' van het dualisme wordt voorgelegd, maar alleen de 'hoe-vraag'. Er zal toch eerst diepgaand over gediscussieerd moeten worden voordat de daaruit voortvloeiende vragen, problemen en oplossingsrichtingen beoordeeld kunnen worden. Graag een duidelijke verklaring op dit punt.

Voorzitter! Dit kabinet moet ook op het gebied van de bestuurlijke organisatie verder met de erfenis van Paars I. De stadsprovincies zijn van de kaart. Wat dat betreft zijn wij in elk geval een stuk verder, maar helaas moest daaraan heel wat tijd en energie worden verspild. De SGP-fractie hoopte dat de regering ook terug zou komen op de grootschalige aanpak van de gemeentelijke herindelingen. Helaas is dat tot nu toe niet gebeurd. De minister van Binnenlandse Zaken heeft zelfs forse nieuwe voornemens op dat punt geuit. Wij hebben daar grote moeite mee.

Er is altijd gesteld dat herindelingen moeten gelden voor zo'n 25 jaar. In de stukken staat dat gekeken wordt naar gebieden die 'de laatste jaren' geen herindeling hebben meegemaakt. Wat moet ik daaronder verstaan? Is het adagium dat de bestuurlijke organisatie voor zeker 25 jaar vastligt, ineens van tafel?

Voorzitter! De herindeling functioneert nu in feite als een soort panacee voor de problematiek van de bestuurlijke organisatie, waarmee wij al decennialang tobben. Mijn fractie vindt dat buitengewoon teleurstellend. De gemeenten mogen niet de dupe worden van het op andere terreinen falen van een behoorlijke aanpak van de bovenlokale problemen.

Is de minister bereid om de, zij het wat moeizaam gedane, toezegging van de minister-president bij de algemene politieke beschouwingen uit te voeren, dat bij de in voorbereiding zijnde notitie over de herindeling ook begrippen zoals 'lokale gemeenschap' en 'identiteit' en het verkennen van alternatieven voor herindeling worden betrokken? Ik neem aan dat die toezegging loyaal wordt nagekomen.

Ik heb in de memorie van toelichting de waarschuwing gelezen van bewindslieden voor verlies aan betrokkenheid. Dat is heel goed, maar waarmee zijn wij bezig bij grootschalige herindelingen? Wordt ook dat aspect betrokken in de notitie? Wanneer verschijnt zij overigens? Ik vind het merkwaardig dat ondanks de aangekondigde evaluatienotitie en beleidsnotitie, de karavaan rustig voorttrekt. Wij vinden: eerst beleid en dan uitvoering. Is de minister bereid toe te zeggen dat eerst over de notitie gediscussieerd wordt en er dan pas wordt voortgegaan met de voorbereiding van herindelingsvoorstellen?

Indiening voor 1 januari van het komend jaar is eigenlijk niet meer mogelijk. Een reeks voorstellen moet nog ter advisering aan de Raad van State worden gezonden; deze kunnen niet ordentelijk voor 1 januari a.s. worden ingediend. Mijn fractie wil zich bij dit soort zaken, die grote zorgvuldigheid eisen, niet onder tijdsdruk laten zetten. Dat mag niet gebeuren.

Zorgvuldigheid is ook vereist in de grenscorrectieprocedure rond Den Haag, waarover onlangs met de minister is gesproken. Voortvarendheid is prima, maar dan wel graag zorgvuldige procedures en ruimte voor inspraak. Dat lijkt in de procedure van Zuid-Holland wel erg ver achter de horizon.

Voorzitter! Mijn fractie heeft grote zorgen over de financiën van de gemeenten. U zult mij niet euvel duiden dat ik hier verder niet op inga, want daarop komen wij op een ander moment zeker nog terug.

Ik ga nog in op de rampenbestrijding. De brandweer schreeuwt terecht moord en brand, misschien meer brand dan moord, maar er is terecht grote commotie. Erkend gegeven is dat voor het project Versterking brandweer minstens 110 mln. nodig is en 35 mln. voor het project Geneeskundige hulpverlening bij rampen. Het is een ernstige misser dat dit gat in de begroting blijft. Er is nu een bedrag van 11 mln. toegezegd, maar dat is nog geen 145 mln. Bovendien lijkt het grotendeels om een sigaar uit eigen doos te gaan, want in de stukken staat ten aanzien van het eventueel nog extra vrij te maken bedrag: 'Voorts beraad ik mij nog op de mogelijkheid van het structureel versoberen van rijksinvesteringen in de rampenbestrijdingsorganisatie'. Dan wordt het alleen nog maar erger. Dit project moet voortgang krijgen en het geld hoort daar gewoon bij.

Voorzitter Ik heb over het publiek domein gesproken. Ik verwijs kortheidshalve naar een motie van mijn fractievoorzitter, de heer Van der Vlies, bij de vorige algemene politieke beschouwingen, waarin de regering werd uitgenodigd zich fundamenteel te bezinnen op de aard en de begrenzing van de overheidstaak en het publiek domein. De resultaten daarvan zijn er nog steeds niet. Mag ik aannemen dat die notitie snel verschijnt, zodat wij daarover een fundamentele discussie kunnen voeren?

Ik maak nog een opmerking over de zinsnede waarin wordt aangegeven dat er, gezien de veranderende maatschappij, behoefte is aan een levende Grondwet. Ik vraag, met het oog op diezelfde samenleving in beweging, juist ook aandacht voor het belang van een vast staatsrechtelijk fundament. Daarvoor hebben wij juist de Grondwet, niet alleen als instrument, maar ook als waarborg. Ik vraag bijzondere aandacht voor dat aspect.

Voorzitter! Het personeelsbeleid zal ik nu maar even laten rusten. Anderen hebben daar al over gesproken. Ik eindig met een opmerking over de Kieswet. Wij wachten met belangstelling de diverse toegezegde evaluaties af, maar ik wijs vast op één punt dat ons vrij zwaar ligt: de ondersteuningsverklaring. Kleine partijen, die niet in elk gebied even sterk zijn vertegenwoordigd, hebben groot belang bij beperking van de nu geldende voorschriften. Uit de verkiezingen is wel gebleken hoe moeilijk het is om dit over het gehele land verspreid, op tijd en op de goede wijze te realiseren. Indien uit de evaluatie blijkt dat de huidige zware eisen niet echt noodzakelijk en doelmatig zijn, vooral niet voor de reeds vertegenwoordigde partijen – deze werden vroeger van dit soort extra voorschriften uitgezonderd – dan vindt mijn fractie dat deze zo snel mogelijk moeten worden teruggedraaid.

Voorzitter! Ik vrees dat mijn tijd goeddeels voorbij is. Ik zou nog vele zaken aan de orde willen stellen, maar ik neem aan dat dit op andere momenten ook zal kunnen. De bewindspersonen van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben een speciale verantwoordelijkheid voor het goed functioneren van de samenleving en in het bijzonder van de overheid. Ik hoop van harte dat deze bewindslieden hun optreden ook daadwerkelijk zullen zien in het licht van de verantwoordelijkheid van de overheid als Gods dienares, waarmee hun optreden juist ook ten goede komt van de burger. Ik bid de bewindslieden daarbij namens mijn fractie van harte sterkte en Gods zegen toe.

De heer Schutte (GPV):

Mevrouw de voorzitter! De bewindslieden van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben met de begroting 1999 hun visitekaartje gepresenteerd. Zo kwam het ook op collega De Cloe over. Natuurlijk, er zal veel erfgoed van hun voorgangers tussen zitten, maar toonzetting en inkleuring van de stukken dragen hun stempel. Namens de fracties van GPV en RPF wil ik daar eerst iets over opmerken.

Het is aan de memorie van toelichting te merken dat wij nu twee ministers op het departement hebben, waarvan één voorlopig nog zonder portefeuille, maar wel met eigen geld. Met die keuze stem ik in, maar de wijze waarop in de toelichting victorie wordt gekraaid, vind ik ronduit irritant. Jarenlang zouden vitale stedelijke functies zijn veronachtzaamd, maar sinds het aantreden van het eerste kabinet-Kok is er weer sprake van visie en durf, is er hoop en veerkracht, en zijn er verwachtingen. Nu behoef ik geen vorige kabinetten te verdedigen, maar de sociale vernieuwing is niet door Paars uitgevonden. Zij legde wel een basis voor het latere grotestedenbeleid. En als de bewindslieden schrijven dat nu het moment is aangebroken dat bewoners en bestuurders weer trots zijn op hun stad, dan vraag ik hun of dat dan ook geldt voor al die bewoners die dagelijks nog te lijden hebben van drugsoverlast, zinloos geweld en prostitutie. Blijkt die trots soms ook uit de opkomstcijfers bij verkiezingen in veel steden? Of, om nog iets anders te noemen, heeft Paars niet volkomen gefaald waar het ging om de oplossing van de bestuurlijke problemen van de stedelijke agglomeraties?

Er is nog iets wat opvalt in de toelichting. Als een rode draad tekenen zich daarin de contouren af van een bestuurlijk poldermodel. Het gaat om partnerschap, om overleg en samenwerking, om communicatie met andere overheden en met burgers, ja, om 'contracten met de samenleving'. Een nobel streven, maar dat vereist dan wel een open houding, ook van de zijde van de regering. De voorwaarden van zo'n contract kunnen niet eenzijdig door de rijksoverheid worden vastgesteld. Toch lijkt dit in het regeerakkoord en in de ontwerpbegroting soms wel te gebeuren. Neem de post van 500 mln. korting op het budget van de bijstand. Daarover zal toch nog wel onderhandeld moeten worden. Kloppen de veronderstellingen van de regering dat door de verschuiving van financiële verantwoordelijkheid naar gemeenten een bedrag in deze orde van grootte valt te verdienen? En hoe verhoudt dit voornemen zich tot het andere plan, namelijk om de vaststelling van het recht op bijstand op te dragen aan de Centra voor werk en inkomen? Een ander voorbeeld betreft de arbeidsvoorwaarden bij de overheid. Wijzigingen in het functioneel leeftijdsontslag en in de ziektekostenvoorzieningen moeten 400 mln. opleveren. Maar hiervoor geldt wel het overeenstemmingsvereiste. En is bij de instelling van de desbetreffende werkgroepen niet de afspraak gemaakt dat eventuele baten ten goede zouden komen aan het budget voor arbeidsvoorwaarden?

Dat brengt mij op een andere vraag. Hoe betrouwbaar is de rijksoverheid als contractpartner? Wie een contract met de samenleving sluit, bindt zich ook voor het moment waarop het niet zo gelegen komt. Er zijn dan twee mogelijkheden: óf het Rijk bindt zich aan de inhoud van de overeenkomst en kan dan later geen beroep doen op onvoorziene problemen, óf het Rijk gaat niet verder dan een inspanningsverplichting op zich te nemen. In dat laatste geval zullen de partners niet zo happig zijn op het sluiten van zo'n contract. Welk contract met de samenleving staat de regering voor?

De laatste tijd worden wij regelmatig geconfronteerd met falende delen van de overheidsorganisatie. Rapporten laten het onverbloemd zien. Ik duid ze slechts aan: de krijgsmacht, de CRI, Schip- hol, de Bijlmer, kinderporno. Bij alle onderlinge verschillen hebben zij gemeen dat het schort aan adequate en tijdige informatie van de politiek verantwoordelijke instanties. Dat brengt mij tot de vraag of onze overheidsorganisatie in al haar delen nog wel voldoet aan de hoge, kwalitatieve eisen die eraan moeten worden gesteld. Ongetwijfeld is dat in veel gevallen zo, maar ook rapporten van de Algemene Reken- kamer bevestigen nog te vaak dat er zaken zijn misgegaan. Ik zeg dit niet om verwijten te richten aan het ambtelijk apparaat, maar wel om de vraag te stellen hoe de voorgenomen, zogenaamde doelmatigheidsmaatregelen die voor een groot deel neerkomen op een reductie van het personeelsbudget zich verhouden tot het doel van een kwalitatief hoogwaardige organisatie. Zal hierover open en reëel overleg worden gevoerd, dus zonder budgettaire eisen vooraf?

Voorzitter! De viering van 150 jaar Grondwet bepaalde ons weer bij de waarde van onze constitutie. Het is de taak van het ministerie van Binnenlandse Zaken als hoeder van de Grondwet erop toe te zien dat de Grondwet een levend bezit kan blijven. Daarom is het terecht dat nagegaan wordt of de Grondwet aandacht dient te schenken aan de gevolgen van de Europese Unie voor onze nationale rechtsorde. Mijn fractie deed dit overigens met anderen al eerder toen collega Van Middelkoop voorstelde de Nederlandse taal een plaats in de Grondwet te geven. Dat vond een meerderheid toen niet nodig. Of dat na de ommezwaai van D66 in het verkiezingsprogramma nog zo is, moet de toekomst leren. In ieder geval vind ik het Europese thema bezien vanuit de betekenis van de nationale rechtsorde de moeite waard. Dat behoeft niet altijd in het kader van een grondwetsherziening te gebeuren. Te denken valt aan het recente rapport van de Raad voor het openbaar bestuur over Europa. Ik nodig de regering uit daarop zo concreet mogelijk te reageren.

Verder is het zaak verzet aan te tekenen tegen de plannen van het Europees Parlement voor uniformering van de kiesprocedures. Het kiesrecht behoort nationaal recht te zijn en te blijven, ongeacht of het gaat om de samenstelling van het Europees Parlement of van provinciale staten.

Op het punt van de bestuurlijke organisatie was het eerste kabinet-Kok vooral het kabinet van de nieuwe mislukkingen. Wat nog aan vernieuwing restte, is in het regeerakkoord ongedaan gemaakt. Wil minister Peper eens aangeven wat zijns inziens uiteindelijk de nekslag heeft betekend voor de stadsprovincie Rotterdam? Waarom zal functionele samenwerking in de regio's Rotterdam en Amsterdam nu wel kunnen slagen en in het verleden niet? Het herindelingsbeleid lijkt vrijwel ongewijzigd te worden voortgezet. Wat provincies hebben voorbereid, wordt in principe overgenomen. Maar de meeste provinciale voorstellen moesten wel fungeren als een al dan niet gewild alternatief voor vorming van een stadsprovincie. Het verdwijnen van de stadsprovincie plaatst toch ook dat alternatief in een wat ander licht. Zou bijvoorbeeld de gedachte van een Twentestad ooit voorgesteld zijn, als de provincie Overijssel niet bedreigd werd door een splitsing? Ook overigens verdient dit voorstel mijns inziens fundamentele heroverweging. De Twentesteden moeten vooral goed samenwerken. De hoofdstad van Overijssel behoeft niet overschaduwd te worden door een kunstmatige grote stad in het oosten. Overigens moeten wij ons realiseren dat de schaalproblemen van stad en platteland in Overijssel van een andere orde zijn dan in de Randstad.

De plannen met betrekking tot de politie houden kenmerken van een zekere tweeslachtigheid. Zolang er twee departementen bij betrokken zijn, zal dat wel onvermijdelijk zijn. In ieder geval zal de minister van Justitie over voldoende adequate instrumenten en bevoegdheden moeten beschikken om zijn verantwoordelijkheid voor de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde waar te kunnen maken. Of dit het geval is, zal pas bij de behandeling van de wetsvoorstellen definitief kunnen blijken. Wat niet kan, is dat feitelijk vooruitgelopen wordt op beslissingen terzake van de wetgever. Nederland wordt niet bij regeerakkoord maar bij wet geregeerd. Dat geldt ook voor het Korps landelijke politiediensten.

De democratische inbedding van de regiopolitie kan verbeterd worden. Het idee om daarvoor een commissie van raadsleden te vormen, kan beter maar meteen in de prullenmand verdwijnen. De lokale democratie krijgt vorm in de gemeenteraad, niet in een paar geselecteerde leden daarvan.

Voorzitter! Ik sluit af met een thema dat staatssecretaris De Vries voor het hele koninkrijk behartigt, namelijk de brandweer en de rampenbestrijding. Kennelijk betreft dit een vergeten post in het regeerakkoord. De staatssecretaris heeft een poging gedaan om de schade te beperken. Maar in het licht van de 145 mln. die volgens het Cebeon-rapport nodig zijn, is het een druppel op een gloeiende plaat. Dit kan dus niet het laatste woord zijn. In het kader van het door de regering voorgestane partnerschap dient overleg te worden gevoerd over verdergaande maatregelen om de mensen die moeten zorgen voor onze veiligheid niet de dupe te laten worden van een onachtzaamheid in het regeerakkoord.

De algemene beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wij zullen morgenmiddag verdergaan met de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

De vergadering wordt van 15.07 uur tot 15.15 uur geschorst.

Naar boven