Aan de orde is de behandeling van:

de Raming der voor de Tweede Kamer in 1999 benodigde uitgaven, alsmede aanwijzing en raming van de ontvangsten (25959);

het verslag van de Bouwbegeleidingscommissie (11107, nr. 95).

De voorzitter:

Op de sprekerslijst staat ten onrechte vermeld dat aan de orde is de Raming voor het jaar 1998.

De (algemene) beraadslaging wordt geopend.

De heer Remkes (VVD):

Mijnheer de voorzitter! Ik zou het niet zo vreemd vinden om bij deze gelegenheid ook over de realisatie van de Raming voor 1998 te spreken, in het kader van de versterking van de controlefunctie van de Kamer. Wellicht is het een goede suggestie volgend jaar de Raming voor het lopende jaar en met name wat daarvan terecht is gekomen of niet dreigt te komen, bij de behandeling te betrekken.

Ik wil om te beginnen iets zeggen over de houding van het ministerie van Binnenlandse Zaken. Wij hebben er kennis van genomen dat de minister van Binnenlandse Zaken vooralsnog niet echt enthousiast is om een aantal voorgenomen uitgaven in de Raming voor 1999 op te nemen. Ik wil de minister van Binnenlandse Zaken aansporen deze wat negatieve houding met gezwinde spoed om te zetten in een meer positieve benadering. Wellicht kunnen wij hierop in tweede termijn nog terugkomen.

In de tweede plaats wil ik ingaan op de onderzoeksfunctie en het voorstel om voor 1999 alvast 2 formatieplaatsen op te nemen. Uiteindelijk moet dit uitgroeien tot 5 formatieplaatsen. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft daarover ook iets opgemerkt. Ik moet zeggen dat ik met gemengde gevoelens kennis heb genomen van dit voorstel, omdat, en daar heeft de minister van Binnenlandse Zaken naar mijn mening voor een deel gelijk in, je eerst met elkaar overeenstemming moet hebben bereikt over het eindstation waar je naartoe wilt, terwijl hier in feite al een voorstel wordt gedaan voor het tussenstation. De vraag is, met andere woorden, of er niet eerst een meer fundamentele gedachtewisseling moet worden gevoerd over de vraag hoe de onderzoeksfunctie zou moeten worden versterkt. In onze samenleving is al veel deskundigheid beschikbaar en het is daarom niet alleen de vraag hoe wij intern extra capaciteit kunnen creëren, maar ook hoe wij op een adequate wijze gebruik kunnen maken van die deskundigheid in de samenleving. Daaruit vloeit dan de vraag voort in welke mate eventueel moet worden overgegaan tot interne versterking van de onderzoeksfunctie.

In de derde plaats is het de vraag hoe die functie organisatorisch wordt ondergebracht; krijgt zij een plaats in de buurt van de organisatie van het constitutioneel proces, zoals in de antwoorden is aangegeven, of wordt zij bijvoorbeeld gekoppeld aan de commissie voor de Rijksuitgaven. Ook voor dit laatste is wel een aantal argumenten aan te voeren. Wellicht dat hierop van de zijde van het Presidium nader kan worden ingegaan. Overigens, voorzitter, wil ik er geen misverstand over laten bestaan dat ook wat de VVD-fractie betreft, er zowel waar het gaat om de controle op de uitvoering van het beleid als waar het gaat om een grotere deskundige bijstand ten aanzien van bijvoorbeeld wetgevingsprocessen alle aanleiding is om die onderzoeksfunctie uitgebreid in positieve zin in beschouwing te nemen. Ik zou mij de volgende werkwijze kunnen voorstellen. Het Presidium bereidt de komende maanden mede op basis van overleg met Binnenlandse Zaken – wat in feite wordt gesuggereerd – een notitie voor. De besluitvorming over de manier waarop de onderzoeksfunctie wordt versterkt, blijft nog even op de plank liggen tot wij in het traject van de behandeling van de begroting van Binnenlandse Zaken een definitieve keuze maken.

Ik kom nu tot het tweede onderwerp waarover ik een paar opmerkingen wil maken. Toen ik het had over het doornemen van de realisatie van de Raming 1998 doelde ik op het volgende. Ik moet heel eerlijk zeggen dat ik buitengewoon verbolgen ben over de uitvoering van de moties die bij de behandeling van de Raming 1998 zijn aangenomen. Dat geldt met name voor de uitvoering van de motie waarin werd gevraagd om een onderzoek naar de wijze waarop de ondersteunende functies in de Kamer worden uitgevoerd en naar de efficiëntie daarvan. Als voorbeeld is toen het restaurantbedrijf genoemd. En wat gebeurt er nu? Er wordt verwezen naar een soort bedrijfsvergelijkend onderzoek, maar dat is geen uitvoering van de motie. Ik krijg ook op dit punt graag een duidelijke reactie. Er staat in de stukken: De bedrijfseconomische gegevens liggen ter inzage. Ter inzage ligt een lijst met inkopen en met verkopen per maand. Als het Presidium van opvatting is dat dat bedrijfseconomische gegevens zijn, moeten wij daar nog eens verder over praten, want die ter inzage gelegde in- en verkoopcijfers zeggen helemaal niets over de wijze waarop het restaurantbedrijf in bedrijfseconomische termen reilt en zeilt. Daar zal op z'n minst nader naar moeten worden gekeken.

Het bedrijfsvergelijkend onderzoek is in z'n kwalificaties op zichzelf duidelijk: goed en duur. Het eerste oordeel is natuurlijk verheugend, maar het tweede oordeel vraagt volgens de VVD-fractie om nadere stappen. Wij zijn niet echt onder de indruk van de redenering als zou de kwalificatie "duur" voor 100% verklaard worden door de eisen die uit een oogpunt van flexibiliteit aan het bedrijf worden gesteld. Die redenering wordt ook niet echt onderbouwd en verdient dus nadere uitleg. Ik vraag het Presidium dan ook om een sluitende redenering waaruit klip en klaar duidelijk wordt dat die relatie er voor 100% ligt.

Een klein vraagje tussendoor in verband met de aangevoerde noodzaak van flexibiliteit. Waarom is tegenwoordig het ledenrestaurant om vijf uur 's middags gesloten? Heeft dat te maken met een vooruitziende blik, gericht op het wijzigen van de kwalificatie "duur"? Graag nadere uitleg op dat punt.

Een ander financieel punt waarover ik iets wil zeggen, is de dekking van de exploitatiekosten van het automatiseringsproject Kamer 2000. Daarover heb ik het vorig jaar ook iets gezegd. De toen gebruikte redenering wordt nu weer herhaald. In het vervolg op de keuze die in het verleden is gemaakt, wordt voorgesteld om die kosten ook in de toekomst te dekken uit de post drukwerk Kamerstukken. Er worden geen gegevens voor aangedragen. Het is voor een deel wellicht mogelijk, maar wij hebben de indruk dat er voor een deel sprake is van wishful thinking en dat achteraf wel eens zou kunnen blijken dat die dekking niet voor de volle 100% deugdelijk is. Ik vind, zoals gezegd, de onderbouwing in de stukken niet sterk. Ik ga ervan uit dat de redenering in de beantwoording nader wordt aangevuld.

Het vierde onderwerp dat ik aan de orde stel – en ik doe dat niet met grote vreugde – is het KPMG-onderzoek naar de dienst automatisering. Wij zijn daar niet vrolijk van geworden. Dit geldt ongetwijfeld ook voor het Presidium. Ik geef een paar kwalificaties: geen visie in de organisatie op het informatiseringsbeleid; geen normen; geen meting van gerealiseerde resultaten en prestaties; slechte communicatie; een eilandencultuur; slecht management; niet duidelijk onderbouwd waarom afgezien is van uitbesteding. KPMG beveelt aan om de discussie daarover te voeren als een afgeleide discussie over de totale organisatie en de dienst automatisering als het ware te zien – dit lijkt mij op zichzelf ook voor de hand liggend – ingebed in de totale organisatie. Ik heb begrepen dat het Presidium toch weer op de partiële toer is gegaan. Ik hoop dat daarop een toelichting wordt gegeven. Ligt het Presidium met de uitvoering van de aanbevelingen op schema? Er is een stappenplan dat duidelijk voorziet in datgene wat al gerealiseerd moet zijn. Wellicht dat daarover iets gezegd kan worden. Bijvoorbeeld nagenoeg afgerond zou moeten zijn de heroverweging betreffende de informatiseringsadviseur. Hoe staat het daarmee? Wat de VVD-fractie betreft, blijft dit rapport niet in de la liggen. Ik heb begrepen dat het vorige Presidium zich gecommitteerd heeft aan de aanbevelingen. Het lijkt mij voor de toekomst zeer goed dat het nieuwe Presidium dit ook doet. Ik verzoek de voorzitter van het Presidium daarover iets te zeggen.

Voorzitter! Het vijfde onderwerp betreft de reorganisatie van de hoofdstructuur. Het voorstel van nu, inhoudende weer terug te gaan naar een tweehoofdige leiding, komt wat de VVD-fractie betreft niet als een verrassing. Ik heb uit mijn archief een brief van de VVD-fractie aan het Presidium opgeduikeld van 23 november 1988, waarin al de argumenten werden aangedragen op grond waarvan vooral niet voor de structuur gekozen zou moeten worden die wij op dit ogenblik nog hebben en op grond waarvan gekozen zou moeten worden voor de structuur die besloten ligt in het onderhavige voorstel. Ik vind dit op zichzelf een interessante aanbeveling. Je ziet overigens vaker dat dit soort organisatiediscussies tamelijk conjunctuurgevoelig zijn en in hoge mate een schommelend beeld vertonen. In de ene periode is dit in de mode en in de andere periode dat. Dat zie je niet alleen in deze organisatie, maar dat zie je in veel organisaties. Duidelijk moet zijn dat wij het met dit voorstel eens zijn.

Voorzitter! Ik heb de indruk dat het rapport-Berenschot, enkele jaren geleden verschenen, in de la is verdwenen, gelet op de nu gegeven antwoorden. Zo wordt gesteld dat er iets moet worden getest in een werkprogramma en dat de formalisering plaats zal vinden zodra er voldoende draagvlak is bij betrokkenen en overeenstemming is bereikt met de OR. Nogmaals, het gaat om een rapport van een paar jaar oud. Ik neem aan dat hierover iets méér kan worden gezegd.

Wij zijn ervan geschrokken dat in er in de afgelopen jaren het een en ander in financiële zin is misgegaan. Er schijnt een mislukt project postrobot te zijn geweest. Ik wist eerst niet wat dat was, maar het heeft wél ƒ 230.000 gekost. Ook schijnen er op zolder, als gevolg van het leden-thuis-project, 50 tot 60 computers te staan. Er is sprake van onvoldoende deelname terwijl er wél 150 computers zijn aangeschaft en ook voor dat aantal servicecontracten zijn afgesloten. Ik heb dat even over de duim uitgerekend. Als ik het mij goed herinner, kostten die dingen ƒ 9000 en was er sprake van een afschrijvingstermijn van drie jaar. Dat levert voor die 50 computers per jaar, exclusief de servicecontracten, ƒ 150.000 aan kosten op. Ook dit vraagt om een toelichting.

Wat de huisvesting betreft dreigt voor het project Plein 23 een forse overschrijding van het budget. Gaat het daarbij uitsluitend om de tunnel? Ik verbaas mij erover dat de kosten daarvan schijnen te variëren van 0,5 tot 8 mln. Wellicht kan de voorzitter van de "club van enkele miljoenen" een toelichting geven, in het bijzonder waar het gaat om de totale dreigende overschrijding. Tegen de achtergrond van de actuele discussie over huisvesting van Kamerleden is ons opgevallen dat een visie op de totale ruimtebehoefte op wat langere termijn ontbreekt. Wij zouden het op prijs stellen wanneer die visie in het komende jaar op papier zou worden gezet, zulks op basis van een genormeerde ruimtebehoefte per kamerbewoner en gelet op de discussies over de ondersteuning van Kamerleden en fracties. Op die manier zullen wij meer integraal over dit onderwerp kunnen spreken en zal wellicht een meer pro-actief aankoopbeleid kunnen worden gevoerd.

Voorzitter! Voor onze huisvesting zijn wij nu afhankelijk van de Rijksgebouwendienst en de begroting van VROM. Is het niet gewenst de vraag aan de orde te stellen of wij niet wat meer baas in eigen huis moeten worden? Tegen die achtergrond is het wellicht mogelijk een soort inkoopstrategie te volgen.

Het vorige jaar hebben wij uitvoerig gesproken over het onderwerp elektronisch stemmen, waarbij een rapportage werd toegezegd. Wij hebben er kennis van genomen dat er een ambtelijke rapportage ligt. Deze rapportage vraagt om een politieke beoordeling. Wanneer kan hierover op een reguliere wijze gesproken worden? Wellicht kunnen daarbij de financiële gevolgen van invoering hiervan in kaart worden gebracht.

Met belangstelling hebben we kennisgenomen van het eerste product van de werkgroep-Cornielje die de mogelijkheden van een parlementair tv-kanaal heeft bestudeerd. De conclusie is dat hiertoe vooralsnog niet moet worden overgegaan omdat er geen capaciteit is. Men moet wachten totdat via de glasvezelkabel betere ontvangstmogelijkheden zijn gecreëerd. Kan echter in de tussentijd nader onderzoek worden gedaan naar de behoefte? Wij vragen ons namelijk af of er in de samenleving veel behoefte bestaat aan een parlementair tv-kanaal. Je kunt het zien als algemene dienstverlening, maar zo'n behoefteonderzoek kan een bouwsteen voor de definitieve besluitvorming vormen.

Met enige verwondering hebben we naar de aankondiging van het Presidium gekeken dat er parlementaire vriendschapsgroepen moeten worden ingesteld die "niet veel activiteiten zullen kunnen ondernemen". Gaat het dan uitsluitend om symboliek? In dat geval moet men zich afvragen of dat wel verstandig is. Je wekt daarmee namelijk verwachtingen. Of we doen het serieus en dan moet je daarmee in bescheidenheid opereren, maar er wel een budget voor beschikbaar stellen, of we doen het helemaal niet.

Het reisbudget staat al enkele jaren op hetzelfde niveau. De afgelopen jaren is er terecht discussie gevoerd over het gegeven dat Kamerleden of delegaties zeer terughoudend moeten zijn bij het aanvaarden van externe uitnodigingen. Toch kan een bezoek aan het buitenland nuttig zijn en dat betekent dat de Kamer hiervoor een budget beschikbaar moet hebben. Ik realiseer me overigens goed dat dit geen populair onderwerp is, maar het is wel de consequentie van de discussie. Het valt mij ook op dat regelmatig op uitnodiging van departementen gereisd wordt. Eigenlijk moet men dat niet willen, terwijl het toch nuttig kan zijn om een conferentie te bezoeken. De consequentie daarvan is ook dat de Kamer voldoende budget heeft.

Er is kennelijk een soort kortingsregeling met de KLM getroffen, maar volgens mij is er dan slecht onderhandeld. Het gaat om 5%. Ik suggereer de draad nogmaals op te nemen en scherper te onderhandelen. Volgens mijn inschatting moet er dan meer uitgehaald kunnen worden. Wel vind ik het juist dat Kamerleden met de KLM vliegen. Daar mag geen misverstand over zijn.

We zijn geschrokken van het ziekteverzuim. In 1997 een gemiddelde van 8,6%. Vrouwen 10,1%, mannen 6,7%. De verklaringen die hiervoor aangedragen worden, zijn voor mijn fractie niet bevredigend. Deze luiden: relatief veel ambtenaren in lage rangen die vooral lichamelijke arbeid verrichten, onregelmatigheid van de werktijden en het relatief hoge aantal vrouwen in de organisatie. Het is mij niet echt opgevallen dat de werkdruk in deze organisatie zo hoog is, dat dit voldoende rechtvaardiging is voor een verzuim van 8,6%. Menige organisatie in deze samenleving met een aanmerkelijk hogere werkdruk kent een veel lager verzuim. Ik vind dit dus een serieus probleem en hoor gaarne van het Presidium hoe hieraan iets gedaan kan worden.

Mijn slotopmerking had ik eigenlijk eerder moeten maken, toen het ging om de voorgenomen reorganisatie van de hoofdstructuur. Deze betreft het delegatiebesluit. Het Presidium zegt: geen principiële wijziging. Nu is het nog maar de vraag wat je onder een principiële wijziging verstaat. Naar mijn mening is er op een aantal punten wel wijziging nodig, in ieder geval op basis van het nadere voorstel voor de nieuwe organisatie. Verder is het ons opgevallen dat er in het delegatiebesluit voor een aantal onderwerpen geen binding aan enige budgettaire grens is. Dit lijkt mij zeer onwenselijk. Tenslotte kunnen wij ons voorstellen dat het Presidium de organisatieontwikkeling op hoofdlijnen stuurt en invult. Het kan zijn dat wij het delegatiebesluit verkeerd gelezen hebben, maar de organisatieontwikkeling moet naar onze mening geen onderwerp van delegatie zijn.

Van de argumenten van het Presidium om het delegatiebesluit uit 1989 niet te wijzigen, spreken sommige mij aan, maar andere niet. Zo vind ik de bevoegdheden van de ondernemingsraad een oneigenlijk argument. Eerst moet je vaststellen wat in aanmerking komt voor delegatie. De bevoegdheden van de ondernemingsraad vormen een afgeleide hiervan en mogen in deze discussie dus nooit een zelfstandig argument vormen. Ik ben ook niet echt onder de indruk van het argument dat de gemiddelde zittingsduur van Kamerleden en dus ook van leden van het Presidium aanmerkelijk korter is geworden en dat er dus maar meer aan de ambtelijke organisatie moet worden gedelegeerd. Ik kan wel zeggen dat dit een overtuigend argument is geweest toen wij in de fractie van de VVD spraken over de keuze voor een voorzitter van de Kamer. Dit argument lijkt mij dus niet relevant meer. Wij vernemen graag de reactie van het Presidium ook op dit punt en komen er desgewenst in tweede termijn op terug.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Ik heb boven mijn bijdrage uitdrukkelijk "mijnheer de voorzitter" gezet, opdat ik mij niet vergis. Dus: mijnheer de voorzitter.

De voorzitter:

Dat klopt.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Ik neem met enige schroom aan dit debat deel, omdat ik als woordvoerder het risico loop in het vervolg woordvoerder soepkoppen of iets dergelijks te worden genoemd. Mevrouw Sipkes zal zich nog lang heugen dat zij over de omvang van onze soepkoppen begon. Leonie Sipkes is een van de oud-collega's die wij in dit debat zeker missen. Zij sprak in het debat over de Raming in de afgelopen jaren niet alleen over de omvang van soepkoppen, zeker niet. Zij behandelde onderwerpen die wezenlijk het functioneren van de Kamer raken. Hiertoe biedt de Raming ook de gelegenheid. Ik heb overigens geconstateerd dat mijn collega's nog meer schroom hebben dan ik. Het viel ons namelijk op dat, in tegenstelling tot andere jaren, slechts twee fracties een bijdrage aan het verslag hebben geleverd. Laten wij toch vooral onze schroom laten varen!

Wij moeten beseffen, voorzitter, dat het iets bijzonders is dat de Kamer die zogenaamde Raming behandelt en daarmee nagenoeg haar eigen begroting vaststelt. De in het verleden rondom de Raming gekozen procedure bevestigt de onafhankelijke positie van het parlement, maar dwingt ons tegelijkertijd tot verantwoordelijkheidsgevoel en relativeringsvermogen.

De procedure is voor een belangrijk deel terug te vinden in werkafspraken die tussen regering en parlement zijn gemaakt. Na de openbare behandeling van de Raming wordt daarover een kabinetsstandpunt bekend. Dat standpunt kan afwijken van de opstelling die de Kamer heeft ingenomen. Wij moeten elkaars argumenten goed ter harte nemen, maar verschillen van mening blijven natuurlijk altijd mogelijk.

Voorzitter! Zo'n verschil van mening bestaat nu tussen regering en parlement. Het gaat niet om verwerking van de opvattingen van de Kamer in hoofdstuk 2 van de begroting – waarvan bij een verschil van mening meestal sprake zal zijn – maar om de verwerking van een aantal financiële claims in de Voorjaarsnota, bijvoorbeeld voor de oplossing van de millenniumproblematiek.

Wij moeten niet in een situatie terechtkomen waarin wij de suppletore begroting dienen te amenderen. Ik neem aan dat ook het Presidium die mening is toegedaan. Een Kameruitspraak waarmee wij de minister vragen alsnog een aantal financiële mutaties te verwerken, lijkt meer voor de hand liggend. De heer Remkes suggereerde dat ook al. Ik hoor graag de opvatting van het Presidium in dezen.

De Stenografische dienst viert dit jaar zijn 150-jarig bestaan. Dat mogen wij zeker niet ongemerkt voorbij laten gaan. In de toelichting bij de Raming lees ik dat ter ere van dat heuglijke feit een gedenkboek zal worden uitgebracht. De kosten voor dat gedenkboek bedragen ƒ 73.000. Wij vragen ons af of een gedenkboek zoveel geld moet kosten. Wat gaat de herdenking overigens in totaal kosten?

In de nota naar aanleiding van het verslag valt te lezen dat de kosten van het gedenkboek alsmede de kosten van de risico-inventarisatie in het kader van de Arbo zullen worden betaald door een herschikking binnen de begroting. Kan het Presidium aangeven hoe die herschikking eruit zal zien?

Al enige tijd wordt vanuit verschillende hoeken gepleit voor versterking van de onderzoeksfunctie van het parlement. Het Presidium stelt nu voor een onderzoeksbureau toe te voegen aan de ambtelijke ondersteuning van de Kamer. Dat bureau zal uiteindelijk worden bemenst met 5 FTE's. De mensen zullen in etappes worden aangesteld. Kan het Presidium aangeven hoe dat bureau in de organisatie zal worden verankerd? Valt het direct onder de griffier, of wordt het een zelfstandige dienst? Ik sluit aan bij de vragen die collega Remkes hierover gesteld heeft.

In de nota naar aanleiding van het verslag wordt een profiel geschetst van de onderzoekers. Dat zouden bestuurlijk-juridische medewerkers zijn en bedrijfskundigen met onderzoekservaring of een op onderzoek gerichte opleiding. Het is mij duidelijk welke rol bestuurlijk-juridisch geschoolde medewerkers kunnen spelen in een onderzoeksbureau van de Kamer. Maar welk soort onderzoek zal volgens het Presidium moeten worden uitgevoerd door bedrijfskundigen?

Wij hebben in de inbreng voor het verslag gevraagd hoe de onderzoekers zullen worden ingezet als er tijdelijk geen vraag is naar onderzoek. Het Presidium denkt hen in dat geval te zullen inzetten bij het vervaardigen van wetgevingsrapporten. Daarbij hebben wij eerlijk gezegd onze twijfels. In het algemeen vragen wij ons af of het Presidium niet eens zou moeten nagaan welke behoefte er bestaat aan wetgevingsrapporten. Met alle waardering voor degenen die de rapporten maken – zij zijn vaak van goede kwaliteit – horen wij ook van collega's dat, doordat de informatie ten behoeve van iedereen komt, zij er politiek niet altijd evenveel mee kunnen. Iedereen wil nu eenmaal niet dezelfde of in belangrijke mate dezelfde inbreng leveren aan bijvoorbeeld een algemeen overleg of een verslag.

Als ik terugkeer naar de onderzoekers van het onderzoeksbureau, blijft het onduidelijk welk soort onderzoekers het Presidium in dat bureau zou willen plaatsen. Denkt het Presidium aan personen die ondersteunend optreden bij onderzoek dat door de Kamer wordt uitgevoerd, of heeft het Presidium onderzoekers voor ogen die in opdracht van de Kamer zelfstandig onderzoek doen? Als dat laatste het geval is, zoeken wij naar hooggeschoold onderzoekspersoneel dat in staat is zelfstandig te werken en daarbij zodanig zorgvuldig te werk te gaan dat de Kamer blind kan varen op de resultaten van hun onderzoek. Ik denk, eerlijk gezegd, dat het voor dergelijke onderzoekers een weinig aantrekkelijk perspectief zal zijn dat zij bij het uitblijven van onderzoeksopdrachten wetgevingsrapporten moeten schrijven. Daarnaast is inderdaad gebleken dat er behoefte is aan ondersteuning bij onderzoek dat door de Kamer zelf wordt uitgevoerd. Dat is bijvoorbeeld bij de IRT-enquête gebleken. Kan het personeelsbeleid bij 5 FTE's echter worden afgestemd op de verschillende behoeftes, dus de behoefte aan zelfstandig onderzoek enerzijds en meer ondersteunend onderzoek anderzijds?

Uit de nota naar aanleiding van het verslag maken wij op dat de stichting ROOS, de samenwerkende regionale omroepen, bezwaren heeft tegen de voorgestelde verdeelsleutel voor de jaarlijkse kosten van televisiebeelden uit de Kamer. Kan het Presidium ons informeren hoe die verdeelsleutel er precies uitziet? SBS6, zo staat er, maakt tot op heden een voorbehoud bij toetreding. Welk voorbehoud is dat? Is het overleg met SBS6 en ROOS inmiddels afgesloten of wordt er nog onderhandeld?

Mijn fractie betreurt het zeer dat een eigen parlementair televisiekanaal nog niet kan worden gerealiseerd. De vergaderingen van de Kamer zijn soms wel via de radio te beluisteren, maar recent hebben de programmaraden in de provincies Groningen en Drenthe de Tweede-Kamerlijn uit het basispakket verwijderd. Wij kunnen wel telkens de wens uitspreken dat burgers rechtstreeks kennis moeten kunnen nemen van vergaderingen van vertegenwoordigende organen – staatssecretaris Nuis deed dat onlangs nog – maar ondertussen lijken de mogelijkheden daartoe steeds beperkter. Mijn fractie betreurt dat. Het is niet zozeer een kwestie van grote behoeftes, maar er bestaan wel degelijk behoeftes. Daaraan zou dan ook eigenlijk tegemoetgekomen moeten worden, juist vanwege de wens dat zeker de landelijk vertegenwoordigende organen goed van nabij te volgen moeten zijn.

Voorzitter! Ik heb mij in mijn voorbereiding op dit debat enigszins proberen te verdiepen in enkele aspecten van de automatisering van de Kamer. Mijn fractie – dat mag bekend zijn – juicht van harte het voorstel toe om de papierconsumptie terug te brengen ten gunste van een geautomatiseerd aanbod van stukken. Zij vraagt zich echter af of het aantal printers dat nu in de Kamer aanwezig is, voldoende is om een geautomatiseerd aanbod van stukken aantrekkelijk te maken. Zolang tien of meer mensen samen met één printer moeten doen, zal het digitaal aanbieden van stukken volgens ons voornamelijk leiden tot stagnatie bij het printergebruik. Immers, ook al krijg je een stuk digitaal aangeboden, je wilt het vaak toch graag op papier. Ik heb mij overigens als woordvoerder de afgelopen dagen soms net minister Dijkstal gevoeld die zijn politiemensen probeert te tellen, want niemand in dit gebouw kon mij vertellen hoeveel printers er zijn. Ik kan mijn verhaal dus niet staven met harde cijfers, maar ik heb er wel een gevoel bij. Ik zie ook aan het gezicht van sommige collega's dat zij hetzelfde gevoel hebben. Het aantal printers is, denk ik, dus een illustratie van hoe het automatiseringsproces van de Kamer soms verloopt.

Het verbaast ons dat er ondanks de plannen om stukken digitaal te gaan aanbieden, nauwelijks gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheden van intranet. Er zou toch veel meer informatie van de Kamer op de Kamerwebsite kunnen worden geplaatst. Waarom gebeurt dat niet? Stagnatie van het project integratie van bestanden noemt het Presidium als oorzaak. Waar wordt die stagnatie door veroorzaakt? Wie is daar verantwoordelijk voor? Wat zal daaraan worden gedaan? Ook naar buiten toe zou het voor de Kamer goed zijn als meer aandacht aan die website wordt besteed. Hierbij zou ook moeten worden gedacht aan het aanbieden van informatie in het Engels. Op dit moment is, geloof ik, alleen het Reglement van orde in het Engels voorhanden, al vond ik ook een beschrijving van hoe je nu precies een demonstratie op het Binnenhof organiseert. Dat is niet onbelangrijk in een parlementaire democratie, maar volgens mij blijven er toch mogelijkheden liggen. Ik denk dat het vertalen van actuele informatie rondom de Kamer in het Engels een grote vooruitgang zou zijn.

Mijn laatste punt met betrekking tot de automatisering betreft de ADW. Wij hebben gemerkt dat er dinsdag een nieuwe cd-rom werd geïnstalleerd; een operatie waardoor de ADW een hele dag buiten bedrijf was. Kan het Presidium vertellen hoe vaak de ADW wordt geüpdatet? Wij hebben de afgelopen tijd nogal eens meegemaakt dat de aangeboden informatie verouderd was. Wij moeten er echter op kunnen vertrouwen dat op de ADW – daar wordt in de Kamer inmiddels behoorlijk gebruik van gemaakt – altijd de meest actuele wetsteksten te vinden zijn.

Er zijn veel nieuwe collega's tot onze fractie toegetreden. Al in hun eerste weken hebben zij in ruime mate steun van het in de Kamer aanwezige personeel ontvangen. Zij willen daarvoor, net als anderen opnieuw, hun dank uitspreken. Eén van die nieuwe collega's verbaasde zich over de mogelijkheden van kinderopvang in het gebouw. Zouden die mogelijkheden er in het huis van het volk niet moeten zijn? Het is ons bekend dat er plaatsen voor kinderopvang door de Kamer worden ingekocht. Kan er worden aangegeven in welke mate daarvan gebruik wordt gemaakt? Hoe wordt daaraan ruchtbaarheid gegeven?

Na gedane arbeid is het goed rusten. Dat brengt mij op een vraag over het terras op de Hofplaats. Volgens het Presidium kan een eventueel terras niet tegen de gevel van het Kamergebouw worden geplaatst. Waarom kan dat niet? Het vroegere terras op de Hofplaats werd altijd zeer gewaardeerd. Wij vonden het er ook altijd zeer gezellig. Wij zouden het toejuichen als er op de Hofplaats weer een terras zou verrijzen. Ik denk dat onze arbeid daar zelfs kan worden voortgezet. Dat zal u, voorzitter, ook goed doen.

De heer Remkes (VVD):

Voorzitter! Ik weet niet wat collega Rehwinkel hiermee bedoelt. Bedoelt hij dat de Kamer zelf een terras moet gaan exploiteren, of moet zij zich inspannen om een commerciële exploitant te vinden?

De heer Rehwinkel (PvdA):

Het doet mij goed dat uitgerekend de heer Remkes mij deze vraag stelt. Het gaat om de vraag in hoeverre op de Hofplaats de mogelijkheid van een terras bestaat. Daarover gaat het in de stukken, maar er staat in dat de Kamer die mogelijkheid niet wil bieden. Ik denk dat daarvoor geen reden aanwezig is. De Kamer hoeft zo'n terras natuurlijk niet zelf te exploiteren, maar ik vind wel dat de mogelijkheid van een terras moet worden geboden.

De heer Remkes (VVD):

Daarmee stelt de heer Rehwinkel mij gerust.

De heer Rehwinkel (PvdA):

De heer Remkes was bang dat ik zelf een terrasje zou willen beginnen.

De heer Remkes (VVD):

Je kunt natuurlijk de BV Rehwinkel beginnen en dan een horecagelegenheid exploiteren, maar ik weet niet of dat commercieel een succes wordt. De bedoeling van de heer Rehwinkel is echter duidelijk.

De heer Rehwinkel (PvdA):

Ik zie er zelf wel brood in. Wij hebben daar al eens een terras gehad. Ik heb mij altijd afgevraagd waarom dat op de fles moest, want het liep heel aardig, zeker in de zomer, maar dat is bij terrassen meestal het geval. Ik zie daar zelf dus wel mogelijkheden voor, maar ik denk dat dit maar niet moet gebeuren.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Voorzitter! Ik vraag mij af hoe de heer Rehwinkel het in de winter met zijn terras gaat doen. Dat was volgens mij een van de problemen van het vorige terras op de Hofplaats.

De heer Remkes zei zojuist dat het goed is als wij een keer spreken over de realisatie van de Raming. Ik ben het daar van harte mee eens.

Namens de fractie van het CDA wil ik het personeel van de Kamer en het Presidium bedanken voor hun inzet. Dit is meer dan een formaliteit voor ons. Zeker bij het aantreden van zoveel nieuwe mensen wordt er best veel van de inzet van mensen gevraagd.

Ons verzoek bij de Raming 1998 om een overzicht van de gedane toezeggingen toe te voegen, is helaas niet gehonoreerd in de stukken. Met zo'n lijst kunnen fracties echter veel gemakkelijker volgen wat er wel en niet gebeurt en hoe dit wordt afgehandeld. Het is mij bekend dat zo'n lijst wel is verstrekt aan de leden van het Presidium, maar het is mij een raadsel waarom dit niet aan de stukken kan worden toegevoegd. Ik dring daar dus opnieuw op aan.

Mijn fractie heeft bij de Raming 1998 het voorstel gedaan om de Raming in het vervolg direct plenair te behandelen. De heer Rehwinkel verwees zojuist naar het feit dat dit keer maar twee fracties hebben meegedaan aan het verslag. Ook mijn fractie heeft daar niet aan meegedaan, vanwege de korte voorbereidingstijd, de verkiezingscampagne en alles wat daaromheen speelt. Dat zal duidelijk zijn. Volgens mij is het echter best mogelijk om deze Raming zonder verslag te doen, vooral als je kijkt naar wat er in het verslag staat. Ik doe die suggestie nog een keer. Mijn fractie heeft in die zin de daad bij het woord gevoegd en dus niet aan het verslag meegedaan.

Ik wil mij aansluiten bij de vragen van de heer Remkes over het ministerie van Binnenlandse Zaken en de niet overgenomen zaken in de Voorjaarsnota. Ik wacht het antwoord daarop af.

Ook voor mijn fractie vormt de automatisering het belangrijkste punt van onze bijdrage. Ik sluit mij kortheidshalve aan bij de vragen van de heer Remkes over het KPMG-onderzoek en de opmerkingen die hij daarover heeft gemaakt. Ik hoor graag hoe het Presidium daarop reageert.

De automatiseringssituatie is wat ons betreft nog steeds niet op orde. Mijn fractie vindt dat wij een stoffige indruk blijven maken als Kamer als je kijkt naar het huidige automatiseringsniveau. Ik begrijp wel dat wij niet altijd helemaal bij de tijd zullen zijn als het gaat om automatisering, maar het kan een stuk beter dan het nu is. Wij begrijpen dan ook niet dat de gehouden enquête zo'n grote tevredenheid heeft laten zien als je kijkt naar de ter beschikking gestelde apparatuur.

De heer Rehwinkel had het over de printers. Ik sluit mij bij zijn vragen aan. Ik zit nu middenin een verhuizing van de ene naar de andere kamer en ik heb mijn aantekeningen maar met de hand geschreven, omdat er in de buurt van mijn kamer nog geen printer voorhanden was. Er moet dus inderdaad nog eens goed worden gekeken naar de situatie van de printers.

MS Office onder Windows NT is nog lang niet overal ingevoerd, zo is mij gebleken. Ik zou graag een harde toezegging krijgen dat dat per 1 januari 1999 zou kunnen zijn gelukt.

Op een aantal andere plaatsen moeten meerdere mensen nog steeds een pc delen. Wanneer is de één-op-éénrelatie – één kamerbewoner, één pc – gerealiseerd?

Er wordt nog steeds met ongelijke apparatuur gewerkt en ongelijke software. Wanneer zal dat voor iedereen gelijk zijn? Mijn fractie vindt het onbegrijpelijk dat, als je kijkt naar bijvoorbeeld het laptopproject, waar met MS Word wordt gewerkt, de inbrengen bij de commissiebureaus nog steeds in viervoud moeten worden aangeleverd of op een schijfje onder WP. Waarom is dat nog steeds zo? Ik zou er voor zijn dat elektronisch te doen. Ik hoor graag waarom dat nog niet zo is. Ik heb begrepen dat de apparatuur daar wel op afgestemd is. Het zou ook de papierstroom aanmerkelijk verkleinen als wij dat allemaal elektronisch kunnen doen. Verder gaat het computervirussen tegen die nogal eens optreden als je met schijfjes heen en weer moet wandelen. Ik hoor daar van de kant van het Presidium graag wat over. Ik overweeg op dat punt in tweede termijn een motie in te dienen, omdat ik dit een heel vreemde situatie vind.

Wat betreft de laptops gaat het volgens mij om leasecontracten. Ik kon de vraag van de heer Remkes dan ook niet goed plaatsen. Volgens mij zijn het leasecontracten en dan mag je verwachten dat de apparatuur steeds geactualiseerd wordt en dat de software steeds actueel is. Het is mijn fractie nog niet opgevallen dat er bijvoorbeeld nieuwe versies van Word en dergelijke op de laptops worden gezet. Wat mogen wij op dit punt verwachten?

De heer Remkes (VVD):

Als het inderdaad leasecontracten zijn en er staan desondanks 50 van die dingen op zolder, kost dat ook geld. Dat was de achterliggende bedoeling van mijn vraag.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Maar minder dan uw rekensom. Ik heb het nu niet bekeken, maar destijds waren het leasecontracten. Wij horen het echter wel van het Presidium. In ieder geval moet er geen verouderde software worden gebruikt, zeker niet nu er nieuwe laptops verstrekt worden aan nieuwe leden. Wij moeten gebruik maken van de mogelijkheden die er zijn. Tot slot vraag ik mij op dit punt af of de financiële middelen die in de begroting zijn opgevoerd toereikend zijn, ook met het oog op de millenniumproblematiek.

Voorzitter! Dan kom ik bij de onderzoeksfunctie en het onderzoeksbureau. Mijn fractie erkent het belang van een goede ondersteuning bij parlementaire onderzoeken, maar zij vraagt zich nadrukkelijk af of wij op de goede weg zijn met de nu voorziene uitbreiding met 2 formatieplaatsen en de uitbreiding met 5 formatieplaatsen in het jaar 2000. Wij menen dat het gevaar bestaat van institutionalisering, terwijl er nog geen duidelijke toekomstvisie is. Die discussie is nog niet goed genoeg gevoerd. Tot op heden huurden wij capaciteit in als er een onderzoek werd ingesteld, al naar gelang de omstandigheden. Ik vraag mij af of die procedure onbevredigend was. Aanbod roept naar mijn idee vraag op. Graag krijg ik hierop een nadere reactie. Ook hoor ik graag hoe het bureau wordt ingebed in de organisatie. Valt het bijvoorbeeld onder de directie constitutioneel proces? Hoe verhoudt een en ander zich tot de uitbreiding van formatieplaatsen bij commissiebureaus? Kortom, wij zijn er nog niet van overtuigd dat tot de voorgestelde uitbreiding moet worden overgegaan. Er moet eerst een nadere discussie over worden gevoerd.

Het is een bekend fenomeen dat de mobiliteit van het Kamerpersoneel relatief laag is. Dat duidt op tevreden medewerkers en dat is een positief gegeven. Wij menen echter dat de lage mobiliteit ook veroorzaakt wordt door de salariëring van het personeel. Mijn fractie onderstreept het belang van mobiliteit en vindt het dan ook een goed initiatief dat er een mobiliteitsbank is ingesteld. Graag krijg ik op dit punt nadere informatie. Kunnen bijvoorbeeld medewerkers van fracties van deze mobiliteitsbank gebruik maken?

Voorzitter! Er ligt een voorstel om de hoofdstructuur van de Kamer te wijzigen van een driehoofdige naar een tweehoofdige leiding met de scheiding tussen de staatsrechtelijke kant en de bedrijfsvoering. Wij zijn het eens met de gekozen opzet. Er bestaan echter nog wat onduidelijkheden over die organisatiestructuur. Graag een nadere toelichting op dit punt. Wat is het draagvlak voor deze organisatiewijziging zowel onder ambtenaren als onder Kamerleden? Ons hebben berichten bereikt dat er de nodige onrust bestaat. Ook hoor ik graag waarom het delegatiebesluit in principe gehandhaafd wordt zoals het is.

Evenals andere sprekers vroeg ik mij af welke maatregelen er genomen worden tegen het te hoge ziekteverzuim. Mevrouw Van Nieuwenhoven en ik hebben in het verleden vaak over het ziekteverzuim gesproken bij de debatten in het kader van Sociale Zaken. Het huidige percentage ligt erg hoog. Het lijkt mij een uitdaging voor mevrouw Van Nieuwenhoven om daar iets aan te doen. Ik vraag mij overigens af hoe het mogelijk is dat er aan het eind van de verkiezingscampagne twee brugdagen voor ambtenaren werden ingevoerd. Bij onze fractie vindt men dat een onbegrepen fenomeen. Juist in zo'n drukke tijd, waarin alle inzet nodig is, moet rekening gehouden worden met het proces dat zich in de actuele politiek afspeelt.

Wat de fractie van het CDA betreft functioneren de afruimstations nog niet goed. Wij zijn er nog niet van overtuigd dat dit systeem goed zal werken.

Waar blijft het beloofde milieuplan? Wij doen de suggestie om alle nieuwe Kamerleden erop te wijzen dat zij veel post automatisch krijgen. Wij krijgen altijd stapels op het bureau. Het is belangrijk om eens kritisch te bezien of dat niet wat minder kan. Dat levert een besparing op aan papier en geld.

Mijn fractie zou graag zien dat er postzegels worden verkocht in het winkeltje, nu het postkantoor er niet meer is. Wij zouden ook graag naar de openstelling van het winkeltje willen kijken. Wat ons betreft moet het open zijn op normale kantooruren en als er groepen aanwezig zijn, want daarover hebben ons klachten bereikt.

Wilt u wat zeggen, mijnheer Bakker?

De voorzitter:

Wilt u geen interrupties uitlokken?

De heer Bakker (D66):

De suggestie in de bankjes was dat er dan ook aangesloten kan worden op de koopzondagen.

Mevrouw Bijleveld-Schouten (CDA):

Daar zijn wij hartstikke tegen, zoals u begrijpt.

Op koopavonden en in het weekend wordt er veelvuldig ingebroken in auto's op het tweede niveau van de parkeergarage, waar het overheidspersoneel kan parkeren. De laatste weken was dat ook weer zo. Wij vinden dit toch zorgelijk. Er wordt ons te veel gemeld dat er wordt ingebroken. Gezien het feit dat er veel meer parkeerruimte in de omgeving is gekomen, bepleit mijn fractie dat die tweede parkeerlaag exclusief toegankelijk blijft voor overheidspersoneel. Het komt veel te veel voor dat daar wat gebeurt. Dat wil ik met nadruk onder de aandacht brengen.

Mijn fractie zou graag iets horen over de voortgang van Plein 23. Verder ziet mijn fractie een reactie op het rapport over het elektronisch stemmen graag tegemoet. De inzet van mijn fractie aan het begin van deze periode is vooral gericht op verdere verbetering en modernisering van het werken in de Kamer, ondanks de kleinere punten aan het eind. Wat mij betreft moet er in aan het begin van deze nieuwe periode, onder de nieuwe voorzitter, best een stap gezet kunnen worden.

De heer Bakker (D66):

Mijnheer de voorzitter! Wij vinden het gepast om dit debat te beginnen met namens de D66-fractie onze dank uit te spreken voor de ondersteuning die wij elke dag ondervinden van alle medewerkers die in dit gebouw werkzaam zijn, en voor alles wat er gebeurt om de politieke en ook persoonlijke processen die zich hier afspelen, mogelijk te maken. Ik doe het dit jaar in het bijzonder, omdat de verkiezingen en alles wat daaraan voorafgaat en op volgt, een grote wissel trekt op ieders inzet, motivatie en beschikbaarheid, en vaak ook op die van het thuisfront. Dat geldt voor alle medewerkers evengoed als voor onszelf. In alle hectiek komt het er niet altijd van om onze waardering daarvoor voldoende uit te spreken. Ik doe dat graag hierbij. Mijn fractie is onder de indruk van de bereidheid die overal in dit gebouw bestaat, om aan mogelijke en vaak ook onmogelijke wensen te voldoen.

Dit gezegd zijnde, moet mij wel een punt van kritiek van het hart, maar dat raakt niet de medewerkers, maar de organisatie. Het heeft mijn fractie ook zeer verbaasd dat er direct voorafgaand aan de verkiezingen van 6 mei in dit Kamergebouw gedurende zes dagen achtereen geen enkele voorziening bestond, afgezien van de beveiliging. Informeren leert dat dit het gevolg is van de afgesproken arbeidsduurverkorting, de 36-urige werkweek en de daaruit voortvloeiende aanwijzing van brugdagen op 1 en 4 mei, om de ontstane extra vrije tijd in te vullen. Het gevolg was dat hier middenin het politieke hoogseizoen de stilte heerste van het zomerreces. De fracties en journalisten, die volop bezig waren met hun laatste activiteiten voor de verkiezingen, moesten uitwijken naar elders om hun werk te doen. Iets soortgelijks deed zich enkele weken geleden voor. Op de dag na hemelvaartsdag werd er door nogal wat leden doorgewerkt voor de kabinetsformatie, maar er was opnieuw een brugdag ingeroosterd.

Voorzitter! Er is niets tegen vrije tijd. Integendeel. Het proces van arbeidsduurverkorting is voor iedereen belangrijk, maar het mag niet gepaard gaan met kwaliteitsverlies van de organisatie. Dat hoeft ook niet. Kortere individuele werktijden kunnen, mits goed georganiseerd, juist bijdragen aan de flexibiliteit en kwaliteit van een organisatie, en moeten niet gepaard gaan met vermindering van de bedrijfstijd, in het jargon. In ons specifieke geval is te overwegen om nog eens vast te stellen wat de minimale omvang van de dienstverlening op dit soort dagen hoort te zijn, in de wetenschap dat de politiek nu eenmaal een specifiek ritme van werken heeft, dat zich niet laat leiden door een gebrek aan creativiteit bij de organisatie van de Kamer.

Voorzitter! Ik voeg daar nog een punt aan toe. Het is tegenwoordig absoluut niet meer mogelijk om op zaterdag een workshop of symposium te organiseren in het Kamergebouw, terwijl voor alle politieke partijen geldt dat zij werken met achterbannen voor wie het politieke werk in bijna alle gevallen vrijwilligerswerk is. Dat soort dingen moet dus in hun vrije tijd gebeuren. Leggen wij ons erbij neer dat het niet meer kan? Of zou het weer mogelijk kunnen worden gemaakt? Ik vraag het Presidium om dit punt mee te nemen bij de overwegingen die het al heeft aangekondigd over de vraag of er mogelijkheden zijn om minstens een keer per jaar – maar misschien ook vaker – open dagen te organiseren. Die vragen overlappen elkaar immers organisatorisch voor een belangrijk deel.

De Kamer heeft een langdurige periode achter de rug van nieuwbouw, vernieuwbouw en renovatie. Die periode is nog niet helemaal afgerond en zal bovendien nog worden aangevuld met Plein 23, maar er kan al vastgesteld worden dat iedereen die daarbij betrokken is geweest – dus uitdrukkelijk ook het Presidium en de Bouwbegeleidingscommissie – goed werk heeft geleverd. Dat neemt echter niet weg dat de Kamer nog steeds door ruimtegebrek wordt gekweld. Dat ruimtegebrek neemt zelfs nog toe, nu door de PPO-regeling de middelen voor fractieondersteuning zijn uitgebreid. En dat zal nu, in de periode na de verkiezingen, leiden tot een uitbreiding van de ondersteuning via de fracties. Voorzover ik heb kunnen zien in de stukken, is daar tot dusver geen rekening mee gehouden. Ik geloof zelfs dat dat er met zoveel woorden in staat. Maar die mensen zitten er over een paar maanden wel. En ook nog zonder deze mensen zou in de voorzienbare toekomst, zelfs met toevoeging van Plein 23, het gebrek aan ruimte wel worden verlicht maar niet worden opgelost. Daar komt dan nog bij dat er na de renovatie van Binnenhof 5 en 7 minder werkruimte in vierkante meters zal overblijven.

Op al die voorzienbare problemen is in de Raming nog op geen enkele manier geanticipeerd. Daarbij doel ik vooral op de problemen op de korte termijn. Zijn er berekeningen gemaakt op dit punt? Hoeveel medewerkers komen er naar schatting binnenkort bij en waar komen die mensen te zitten? Hoe worden zij aangesloten op het computernetwerk? Zijn er voldoende bureaus voorhanden? Kortom, hoe zal dit verlopen?

Een andere vraag is: wanneer zal ruimte kunnen worden gecreëerd voor het vervullen van de al langer bestaande wens om europarlementariërs een zekere werkruimte in dit gebouw ter beschikking te stellen? Daarbij bestaat een voorkeur voor het ter beschikking stellen van een ruimte bij de verschillende fracties waarmee zij een binding hebben. Maar goed, dat knelt natuurlijk sterk met het ruimtegebrek.

Voorzitter! Ik wil nog een suggestie doen. Het valt ons op dat bij de introductie van een nieuwe medewerker tal van verschillende handelingen moeten worden verricht. Er moet voor een pasje worden gezorgd. Er moet worden gezorgd voor meubilair, een telefoonaansluiting, een computer, een aansluiting op het netwerk en ga zo maar door! Al die dingen moeten elke keer afzonderlijk bij de diverse betrokken diensten worden gemeld. Dat zou toch wat efficiënter kunnen door daar wellicht een meldpunt voor aan te wijzen. Dat zou misschien via de beveiligingsdienst kunnen lopen, want dat is vaak de eerste dienst die op de hoogte wordt gesteld. Van daaruit zouden de diverse betrokken diensten als het ware op scherp kunnen worden gezet om die introductie goed te laten verlopen. Dat laat natuurlijk onverlet dat nieuwe medewerkers er daarnaast goed aan doen om in het hele gebouw kennis te maken, maar dat is heel wat anders.

Ik sluit mij aan bij de collega's die hebben gesproken over het terras. Ik zal daar niet veel over zeggen, maar zolang ik al rondloop in dit gebouw – en dat is al een tijdje in verschillende functies – wordt er gestoeid over die terrasvoorziening. Er wordt eindeloos heen en weer geschoven tussen de gemeente Den Haag en de Tweede Kamer over de vraag of daar nu wel of niet een terras kan komen. De vraag is eigenlijk: wat zou er nu gebeuren indien zich morgen een commerciële ondernemer meldt die daar een terras wil exploiteren? Wat gebeurt er dan? Waar moet hij zijn? Moet hij zich dan bij het Presidium melden of moet hij bij de gemeente Den Haag zijn? Is daar dan ook een ruimte voor in gedachten of is die ruimte inmiddels volledig opgevuld door de Bistro daar beneden? Hoe zit dat? Ik hoop dat het feit dat wij een in Den Haag wonende voorzitter hebben aangewezen, op dit punt een positief neveneffect kan hebben.

Voorzitter! Een ander onderwerp betreft de bedrijfsinterne milieuzorg. Naar aanleiding van de motie-Sipkes zijn middelen geraamd om ons te voorzien van groene stroom. Dat is prima. Wij hebben waardering voor de snelle uitvoering van die motie. Dat laat onverlet dat groene stroom goedkoper zou moeten zijn, maar dat is weer een heel ander debat. Hoe staat het echter met de andere processen? Is er succes en voortgang als het bijvoorbeeld gaat om het gescheiden inzamelen van afval? Bestaan er, wat de bedrijfsinterne milieuzorg betreft, verdergaande plannen conform die op ministeries en bij het bedrijfsleven of moet hieraan nog worden begonnen? In de Raming staat er niets over. Wellicht kan de Kamer aansluiten bij ervaringen die elders op dit gebied zijn opgedaan. We hoeven toch niet iedere keer weer zelf het wiel uit te vinden. Ik herinner me wel dat er in het verleden op dit punt aan de Raming een jaarverslag en jaarplan toegevoegd waren. Maar die zijn verdwenen, naar ik meen sinds vorig jaar.

Een belangrijke bijdrage aan de milieuzorg zou zijn het verminderen van de enorme papierstroom in dit gebouw, deels zelf geproduceerd, deels van anderen ontvangen en doorgeleid. Ik moet zeggen dat de benadering in de Raming op dit punt wat passief is, terwijl er nota bene wel besparingen voor zijn geraamd. Als het op de praktijk aankomt, is de terughoudendheid groot. Want er wordt in de stukken gesteld: "Zolang nog prijs gesteld wordt op de dagelijkse enveloppen van de Sdu zullen de uitgaven voor officiële publicaties nog niet substantieel dalen." Hoe weet men eigenlijk of en, zo ja, in welke mate daar prijs op wordt gesteld? Mij is het in ieder geval nooit gevraagd en ik zou er wel wat voor over hebben om wat selectiever informatie te ontvangen of te kunnen opvragen via Internet of intranet. Ik denk daarbij niet alleen aan de Kamerstukken, maar ook aan het Staatsblad, de Staatscourant, de interne informatie en alle groentjes.

Ik weet wel dat de integratie van systemen nog niet is afgerond en dat die daarvoor nodig is, maar ik ben van mening dat vooruitlopend daarop voorbereidingen moeten worden getroffen om de papierstroom te verminderen. Sterker nog: zolang mensen geen dagelijks belang krijgen bij het gebruiken van geautomatiseerde systemen, komt het gebruik ook niet echt op gang. Wat dat betreft moeten er vaak kritische volumegrenzen worden overschreden. Een Kamerlid dat zijn of haar computer nooit aanzet, er wellicht zelfs niet een heeft staan, omdat alle informatie altijd overvloedig en soms in veelvoud op papier binnenkomt, zal dus ook niet gauw een e-mailtje van een kiezer beantwoorden, omdat hij of zij dat gewoonweg niet ziet. Zulke collega's bestaan, en er zijn er meer dan ons lief is. De oorzaak daarvan is de te grote vrijblijvendheid. Niemand accepteert dat een Kamerlid de telefoon niet opneemt of de post niet leest, maar wij vinden het nog heel gewoon dat een Kamerlid niets doet met de computer en de digitale communicatie. Mijn voorspelling is dat dit al op de heel korte termijn voor niemand meer vol te houden zal zijn en dat Internet en andere vormen van informatie-uitwisseling een hoofdrol gaan spelen, of je dat nu leuk vindt of niet. Je kunt er dan maar beter klaar voor zijn en ze niet beschouwen als een vrijblijvende aanvulling op het bestaande.

Kortom, kan er niet projectgewijs begonnen worden met het in beeld brengen van de informatiestromen die nu al kunnen worden beperkt of afgeschaft, althans kunnen worden vervangen door digitale uitwisseling? Ik dacht daarbij ook aan de schriftelijke inbreng op wetsvoorstellen, die volgens afspraak bij het commissiesecretariaat moet worden ingeleverd zowel op een floppy in WordPerfect 5.1 als in viervoud op papier, getikt met dubbele regelafstand. Via het netwerk sturen mag niet. Mijn indruk is wel eens dat de griffier daarna nog steeds gaat knippen en plakken – een beeld dat ik mij nog herinner uit de jaren tachtig – en dat daarna weer iemand anders met WordPerfect aan de slag gaat om dat allemaal weer te combineren. Dat kan toch efficiënter, zou je zeggen. Kortheidshalve sluit ik mij aan bij de opmerkingen over de printers, want die vormen in dit licht ook een probleem.

Aansluitend op mijn opmerkingen over de informatiesystemen wil ik nog het volgende zeggen. Ik sprak al over de digitale uitwisseling van informatie, ook ten aanzien van wetgeving. Het is de stelling van mijn fractie, en gelukkig ook van het inmiddels demissionaire kabinet, dat alle overheidsinformatie gratis toegankelijk dient te zijn via Internet. De bestaande contracten die als ik het wel heb door de Kamer in 1994 zijn afgesloten, staan dit echter in de weg. Over die contracten wordt nu opnieuw onderhandeld. Bestaat er over die onderhandelingen nauw contact met het kabinet in casu de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, om te bezien hoe zo snel mogelijk die inmiddels door iedereen nagestreefde situatie van vrije toegang tot overheidsinformatie kan worden bereikt? Of bestaat het risico dat het kabinet net als vier jaar geleden ineens wordt geconfronteerd met een nieuw gesloten contract, waaraan wij dan weer vier jaar vastzitten?

Nog een andere opmerking over de Kamerstukken. Bij mijn fractie en bij de D66-fractie in het Europees Parlement is de gedachte opgekomen om stukken die voortvloeien uit of rechtstreeks het gevolg zijn van Europese besluitvorming, op de een of andere manier herkenbaar te maken. Dat gebeurt nu al met voorstellen van rijkswet, maar die zien we niet dagelijks. Het is belangrijk om in één oogopslag te weten of wetsvoorstellen, maar ook andersoortige stukken beïnvloed zijn door of rechtstreeks voortvloeien uit Europese besluitvorming.

Voorzitter! De indruk bestaat wel eens dat het maar goed is dat niet alle informatiestromen over het netwerk gaan, omdat dit daar niet tegen bestand is. En dat is maar een van de problemen. De invoering van Windows NT is nog slechts in een deel van het gebouw gerealiseerd. De ruimte voor multimedia is zeer beperkt. Daarnaast is er het feit dat er vorig jaar en wellicht ook dit jaar nog overal computers zijn geïnstalleerd zonder geluid en zonder cd-rom en met software die van de daarop betrekking hebbende functies is ontdaan, zodat een heleboel Internettoepassingen niet kunnen worden gebruikt. Onze indruk van de automatisering is bovendien dat elke keer dat daarover wordt gesproken, juist een kritieke fase is bereikt en dat over een halfjaar misschien niet alle maar dan toch de meeste problemen wel zullen zijn opgelost. Een halfjaar later is dat dan nog zo en blijken er weer nieuwe problemen te zijn ontstaan. Door dit alles ontstaat de indruk dat het voortdurend dweilen met de kraan open is, dat het proces echt probleemgestuurd is en dat het hard nodig is dat eens wordt voorzien in een toekomstbestendige architectuur van hardware en software die ook nog ruimte voor nieuwe toepassingen laat, zonder dat meteen alles plat valt. Is dat het doel van de workshop die in september zal worden georganiseerd? Wij moeten het niet hebben dat een snelle aansluiting op nieuwe ontwikkelingen – hardware, software – steeds opnieuw wordt gefrustreerd, omdat de netwerkstabiliteit het niet toelaat, omdat de bekabeling onvoldoende is of omdat de gebruikers nog geen behoefte hebben getoond, ook een veelgehoord argument. Wij moeten niet elke keer dezelfde oude fiets oplappen.

Voortvarendheid, anticipatie en toekomstgerichtheid behoren kenmerken te zijn van een goede organisatie en zeker van een goede automatiseringsstructuur. En een goede, dynamische website. Ik weet niet precies wanneer wij in Elsevier stonden bij de 251 beste websites van Nederland, maar ik weet wel dat er in ons land alleen al iedere week 300 websites bijkomen, dat het gebruik van Internet elke paar maanden verdubbelt en dat de mogelijkheden en de software, dus ook de eisen van gebruikers, exponentieel groeien. De Kamer liep jarenlang achter, heeft de achterstand vorig jaar ingehaald, maar mag absoluut niet tevreden achteroverleunen, want in zeker opzicht oogt onze website nu alweer ouderwets. In dat verband verneem ik graag hoeveel mensen in welk verband en onder welke organisatorische, bestuurlijke en politieke aansturing aan de verdere ontwikkeling van die website werken. Zijn daarbij ook leden en fracties voldoende betrokken? Als je bijvoorbeeld wat wilt weten over het standpunt van een politieke partij over een actueel onderwerp, moet je heel veel moeite doen om de link naar die partij vinden – die links zijn bovendien nog verre van volledig – en vervolgens naar de website van die partij, en dus niet van de fractie van die partij, surfen om antwoorden te vinden. Wat dit betreft, is de website allemaal nog veel te statisch, nog te veel Postbus 51 en te weinig een interactief en actueel medium betreffende de politiek. Er is vastgesteld dat onze website een visitekaartje is, maar een visitekaartje bekijk je meestal maar één keer. Een website in 1998 hoort een medium te zijn waarin steeds wat te beleven is en steeds wat nieuws gebeurt, net als in de rest van dit gebouw. De werkgroep-Cornielje onderzoekt de mogelijkheden van een parlementair televisiekanaal, maar ook Internet biedt daarvoor mogelijkheden – nu al en in de toekomst nog meer – zonder dat men wellicht belemmerd wordt door de beperkte kabelfrequenties.

Voorzitter! Ik sluit mij aan bij de vraag van de heer Remkes of het nieuwe Presidium zich wil committeren aan de aanbevelingen van het KPMG-rapport. Mede naar aanleiding van dit rapport is de discussie over een nieuwe structuur van de Kamer zelf in een stroomversnelling gekomen. Die structuur is op dit moment in de fase van overleg met en advisering door de ondernemingsraad. Het politieke eindoordeel zal dus op een later moment moeten worden geveld. Ik wil melding maken van het feit dat wij nog lang niet over de aarzelingen heen zijn inzake de splitsing tussen de verantwoordelijkheid voor het facilitaire en het politieke bedrijf. Gelet op de vele relaties tussen die functies lijkt dit een wat gewrongen constructie die, als je naar andere complexe organisaties kijkt, vaak niet beklijft en die bovendien op ministeries niet wordt gevolgd. Daar is en blijft de secretaris-generaal verantwoordelijk voor de processen, daargelaten een werkverdeling onder de secretaris-generaal.

Voorzitter! Ik kom tot een opmerking over de formatie van 2 FTE's, waarmee een eerste stap wordt gezet in het versterken van de onderzoekstaak van de Kamer. Over de wenselijkheid van die uitbreiding zijn wij het eens. Naar mijn gevoel gaat het Presidium echter wat te luchthartig voorbij aan wat de VVD-fractie in het verslag noemt de conjectuur in de onderzoeksvragen. Eigenlijk is het antwoord dat wij dat tegen die tijd wel zullen zien. Dit lijkt ons niet verantwoord, in de eerste plaats om frustraties bij de medewerkers te voorkomen en in de tweede plaats om zo'n onderzoekstaak niet van meet af aan te laten lijden onder een gebrek aan politieke en organisatorische leiding. Mijn fractie meent dat het Presidium op dit punt echt meer duidelijkheid moet bieden, voordat de eerste nieuwe medewerker in dienst komt. Ik doel op duidelijkheid over de aansluiting op de bestaande faciliteiten en op de bestaande medewerkers, alsmede duidelijkheid over de wijze van aansturing van de betrokken nieuwe medewerkers. Wie bepaalt wanneer en waarover straks onderzoek zal worden gepleegd? Hoe gaat het in conjunctureel lage of hoge tijden? Zullen de nieuwe onderzoekers, zoals thans voor de bestaande staf te veel het geval is, afhankelijk zijn van de min of meer toevallige activiteit van commissies? Of zijn ook meer structurele opdrachten voorzien? Kortom, meer duidelijkheid is nodig, mede gelet op het feit dat het al jarenlang bestaande budget voor extern onderzoek heel vaak niet wordt opgemaakt. Welnu, een budget kan men rustig op de begroting laten staan, maar dat geldt voor medewerkers van vlees en bloed niet.

Ons valt op dat het Presidium – wellicht geldt het wel voor de organisatie als zodanig – vaak erg behoudend is als het erom gaat het pakket van werkzaamheden periodiek te herijken. Elk jaar weer ontstaan er debatten over de vraag of niet de ene of de andere dienst kan worden geprivatiseerd; de ene keer betreft het de Stenografische dienst, de andere keer het restaurantbedrijf; de heer Remkes heeft terecht naar zijn motie van het vorige jaar verwezen. Ook worden wel de schoonmakers en de beveiligingsdienst genoemd. Enerzijds stelt mijn fractie het op prijs dat het Presidium op dit punt voor zijn mensen staat en zich dus terughoudend opstelt. Anderzijds valt elke keer op dat een goede analyse van mogelijkheden en onmogelijkheden ontbreekt. Deze wordt steeds afgehouden onder verwijzing naar het zeer specifieke proces dat in dit gebouw zou plaatsvinden. Dat laatste valt sterk te betwijfelen.

Het verhaal gaat dat de voormalige voorzitter van een grote vakbondscentrale als hij 's avonds met de werkgevers moest onderhandelen, dat het liefst op het kantoor van de werkgevers deed of bij de SER, omdat er op zijn kantoor na 17.00 uur geen kopje koffie meer te krijgen was, een en ander uiteraard geheel conform de CAO. Bij de werkgevers was een en ander uitbesteed, maar er was wél koffie. Bij de SER was de zaak binnenshuis geregeld en waren er zelfs luxe broodjes en kroketten. Ik wil maar zeggen: of iets goed is geregeld of niet, is niet afhankelijk van de vraag of je iets in eigen huis hebt. Uitbesteden is niet per definitie beter maar ook niet per definitie ongeschikt omdat wij in dit huis zo bijzonder zouden zijn. Natuurlijk gaat het hierbij altijd om een afweging van baten en kosten, maar máák die afweging dan ook. Ik zou wat dit betreft het Presidium onder leiding van de nieuwe voorzitter – ook in deze functie wens ik haar veel succes toe – willen aansporen om, wellicht mede als vervolgtraject op de reorganisatie, deze koudwatervrees te laten varen. Wij zijn allemaal gebaat bij een kwalitatief hoogwaardige organisatie die efficiënt en effectief werkt en aan hoge eisen kan voldoen, maar wij zijn ook verplicht om steeds te zoeken naar efficiency en doeltreffendheid op het terrein van de kosten.

Voorzitter! Het moet mij van het hart dat in de stukken met betrekking tot het personeelsbeleid wel leuke intenties staan – er is ook een zeker bewustzijn voor het bestaan van tal van personeelsvragen – maar dat er aan meer dan vrijblijvende intenties nog niet echt wordt toegekomen. Allereerst richt ik mij op het ziekteverzuim. Wat zijn nu de concrete verbeteracties, gericht op het terugdringen van dit verzuim? Er staat iets over een cursus voor leidinggevenden om hiermee beter om te gaan, maar hoe staat het met de inschakeling van de Arbo-dienst? Welk beleid wordt er gevoerd om mensen die wat langer ziek zijn, zo snel mogelijk te reïntegreren? Wordt er voldoende geanticipeerd op de nieuwe mogelijkheden van de Wet op de reïntegratie die per 1 juli in werking treedt?

Te lezen valt in de stukken dat het RSI-syndroom meer aandacht zal krijgen, maar is die muisarm ook echt een van de oorzaken van het hoge ziekteverzuim? Ligt het echt aan de lichamelijke belasting of aan de werktijden? Of moeten oorzaken elders worden gezocht, zoals de stijl van leidinggeven, conflicten met collega's, ongezonde werkomgeving enz.? Het punt is, voorzitter, dat wij het niet weten. Ik vind dat wij het wél moeten weten en dat wij het snel moeten weten, omdat alleen op basis daarvan de juiste acties kunnen worden ondernomen.

Een van de acties die het Presidium noemt, is een fitnessprogramma, compleet met individuele medische begeleiding door een externe, professionele organisatie. Als dat zo belangrijk is, waarom wordt het organiseren daarvan dan overgelaten aan de personeelsvereniging? Vanochtend konden wij via Ontbijt TV vernemen dat 60% van de Nederlanders te weinig beweegt, maar het Presidium overweegt om de faciliteiten daarvoor – voor de meesten onvindbaar ondergebracht in het gebouw Vijverhof – op te heffen.

Met andere woorden, er wordt wel wat gefilosofeerd over oorzaken en mogelijkheden, maar echte gegevens en echt beleid ontbreken. Er wordt maar wat gezwetst over het gemiddeld hogere ziekteverzuim van vrouwen en er wordt verwezen naar functies met lichamelijke belasting, maar als men écht wat wil doen, moet men precies weten waar de problemen liggen.

Ook waar het gaat om doelstellingen als de verbetering van de positie van vrouwen, ook in hogere echelons, om de werkgelegenheid voor allochtonen ten aanzien waarvan een achterstand blijkt te bestaan in de lagere echelons, om de arbeidsgehandicapten – ten aanzien daarvan voldoen we kennelijk nét aan de norm – is vrijblijvendheid troef. Er is in ieder geval nog niets doorgedrongen van de urgentie die in de samenleving gelukkig wel breed wordt ervaren, om op een krappere arbeidsmarkt en in een goede economie een klimaat te organiseren waarin ook deze groepen volop kansen wordt geboden. In het kader van de nieuwbouw wordt iets gezegd over een traplift bij de parkeergarage – wordt die overigens bij de oude trap aangebracht? – maar daar blijft het bij.

Hoe zit het met de wenselijkheid om werk- en zorgtaken beter te kunnen combineren? Wordt met de OR gesproken over de combinatie van arbeid en zorg? Wordt er voortgang geboekt op het gebied van de kinderopvang die nog steeds niet in de nabijheid is gerealiseerd? Ik kan u verklappen dat een deel van de besprekingen over de formatie plaatsvindt in aanwezigheid van een overigens buitengewoon rustige en lieve baby van een van onze fractieleden, maar dat heeft weer iets te maken met de kinderopvang. Kortom, worden de consequenties en mogelijkheden van ouderschaps- en zorgverlof systematisch in beeld gebracht? Worden daaruit conclusies getrokken? Bestaat er in de Kamer al het recht om in deeltijd te gaan werken? Ik vraag dit heel in het bijzonder aan deze voorzitter. Wordt voldoende geanticipeerd op veranderingen?

Er wordt wel gewezen op verschuivingen in de informatievoorziening en het feit dat de balies voor informatielevering een andere en geringere rol zullen gaan vervullen, maar wordt ook gewerkt aan de mogelijke consequenties hiervan voor het personeel? Of zullen al die medewerkers geruisloos naar nieuwe functies kunnen doorstromen, die immers in het gebied van de informatievoorziening ook zullen ontstaan, maar waarvoor wellicht nadere scholing nodig is. Ik zeg dit bij wijze van voorbeeld, want hoe staat het in het algemeen met de aandacht voor employability oftewel de mogelijkheden voor medewerkers om ook elders op de arbeidsmarkt aan de slag te kunnen en de daarvoor benodigde investeringen op het gebied van scholing? Hoe staat het met het beleid om ouderen langer te laten functioneren op hun eigen plek of desnoods op een andere plaats? Op deze manier kan worden voorkomen dat ze vroegtijdig uitstromen. Met andere woorden: heeft de Kamer een leeftijdsbewust personeelsbeleid en wordt ook in oudere werknemers voldoende geïnvesteerd?

Voorzitter! Ik daag het Presidium uit om alles uit de kast te halen om het personeelsbeleid te moderniseren, om slagvaardig te zijn als zich problemen voordoen en niet om problemen heen te draaien of te organiseren. Ik daag het uit om ambitieus te zijn als het gaat om een modern personeelsbeleid. Uiteindelijk kan elke organisatie – en per saldo hebben wij een fantastische organisatie – pas echt functioneren als de mensen er goed in gedijen.

Een allerlaatste, misschien wat pinnige opmerking tot slot. Het zou geen kwaad kunnen om de stukken van de Raming volgend jaar langs de Stenografische dienst te sturen voor correctie. De taalfouten in zowel de spelling als de syntaxis, het woordgebruik en de leestekens zijn zo talrijk, dat een gemiddelde VWO-leerling zijn examen Nederlands er niet mee zou halen. Ik wil daarbij niemand in het bijzonder beledigen, maar dat mag in dit gebouw eigenlijk niet voorkomen.

Mevrouw Vos (GroenLinks):

Voorzitter! Dit debat is een bijzondere ervaring. Het is een debat dat niet vergelijkbaar is met welk ander debat dan ook. De Kamerfracties spreken nu over het functioneren van het eigen bedrijf, de Kamer, en over de eigen begroting en organisatie. Mijn collega Sipkes noemde dit een van haar favoriete debatten. Zij vond het uitermate prettig een aantal dingen te kunnen zeggen die je juist op andere momenten niet kwijt kunt. Ik benadruk dat de fractie van GroenLinks de wijze waarop het personeel in de Kamer ons ter wille is, bijzonder op prijs stelt. Ik wijs op de prettige wijze waarop men ons 's ochtends en 's avonds begroet en op de vriendelijke en dienstbare manier waarop men ons bij problemen helpt. Kortom, ik begin met complimenten aan het personeel, de mensen van de portiers- en bodedienst, de schoonmaakdienst, het restaurant, de griffie, de mensen van de automatisering die vele malen de afgelopen jaren bij ons zijn geweest om problemen op te lossen, enz. Ik zeg tot deze mensen dat het heel prettig is om hier te werken. Voor een deel leveren zij daar een bijdrage aan.

Wij zijn wat minder tevreden over het functioneren van de ambtelijke top, het Presidium en de aansturing van de organisatie in de Kamer. Op tal van momenten heb ik het gevoel dat dingen hier knullig verlopen, dat operaties niet efficiënt gaan en dat het af en toe aan planning ontbreekt. Dit leidt bij mij wel eens tot de verzuchting: waren we maar een normaal bedrijf! Het is niet voor het eerst dat wij hierover spreken, maar ik wil er ook nu een aantal zaken over zeggen. Ik noem als voorbeeld de verhuisoperatie die nu aan de gang is, en de opvang van nieuwe Kamerleden. Waarom duurt zo'n operatie zo lang? Het lijkt soms wel alsof het de eerste keer is dat wij dit meemaken, terwijl wij dit traject elke vier jaar moeten doorlopen. Blijkbaar is het erg moeilijk de zaak helder te plannen en met duidelijke deadlines te werken. De fracties zelf moeten er ook hun verantwoordelijkheid in nemen en door het Presidium hierop worden gewezen. Het moet naar mijn mening sneller en efficiënter kunnen dan het nu loopt. Wij ervaren ontzettend veel onduidelijkheid over het verloop van de operatie. Er komt bijvoorbeeld pas half juli nieuw meubilair, terwijl wij nu verhuizen. Waarom kunnen dit soort zaken niet meer gelijktijdig verlopen? Nieuwe Kamerleden krijgen weliswaar een kamer toegewezen, maar daar staat dan geen computer, de telefoon doet het niet en vaak ligt de rotzooi van vorige bewoners er nog. Deze problemen worden allemaal wel opgelost, zeker als je zelf erachteraan gaat, en het personeel is er uitermate toe bereid ons hierin bij te staan. Je krijgt echter wel het gevoel dat je overal zelf achteraan moet en voortdurend moet bellen om het uiteindelijk voor elkaar te krijgen. Dit soort operaties zouden toch meer vanzelf moeten gaan. Het is een voorbeeld van een operatie waarbij ik mij afvraag: hoe staat het met de aansturing? Deze moet naar onze mening beter. Hoe staat het met de planning? Deze zou beter moeten en beter kunnen.

Over de automatisering is al veel geschreven en gepraat. Er is een rapport van KPMG over verschenen waarin stevige kritiek wordt geleverd. Er is geen visie op de automatisering en geen eenheid van beleid bij het Presidium en het managementteam. Er ontbreekt ook aan inzicht in en aansluiting bij de wensen van gebruikers. Wij hebben deze kritiek herkend en hebben dit indertijd duidelijk naar voren gebracht en hierbij gevraagd om een heldere reactie en maatregelen van het Presidium. Deze zijn toegezegd. De vraag is wat de stand van zaken op dit moment is. Wat is er in de tussentijd gebeurd? Overigens merken wij wel dat de aansturing verbeterd is en dat er schot in de zaak zit, maar niet alles gaat zoals het moet gaan. De introductie van nieuwe faciliteiten, nieuwe apparatuur en nieuwe mogelijkheden gaat erg traag. Waar ligt het aan dat het zoveel tijd kost? Nieuwe Kamerleden die in hun oude werkkring aan bepaalde faciliteiten gewend zijn, trekken hun wenkbrauwen op als zij zien dat iets in de Kamer nog niet kan. Het is voor ons een aardige ervaring dat zij zeggen dat het erop lijkt dat wij hier een aantal jaren achterlopen. Het is duidelijk dat eraan wordt gewerkt, maar de vraag is of het sneller kan. Waar ligt het anders aan dat het tempo niet verhoogd kan worden? Is dit een kwestie van te weinig budget of heeft het gewoon organisatorisch tijd nodig?

Ik sluit mij graag aan bij het uitdrukkelijke verzoek van de heer Remkes om een visie. Het lijkt mij goed dat wij er een beeld van krijgen wat op de langere termijn de behoeften en de mogelijkheden zijn. Wij willen er als fractie een duidelijker beeld van hebben hoe de Kamer over een aantal jaren ruimtelijk functioneert. Er is nog steeds ruimtegebrek, dat hopelijk binnen een aantal jaren kan worden opgelost. Zolang er bij de huidige samenstelling van de fracties nog ruimtegebrek is, zijn wij er terughoudend in om voor europarlementariërs veel ruimte in te plannen. Hoe staat het hiermee? Wat zijn de plannen?Vos Is Plein 23 nog in de aanbieding? Wat wordt er anders voor bedacht?

De nieuwe topstructuur staat nu ter discussie. Het lijkt mij goed dat er meer duidelijkheid in komt. Er kunnen dus stappen vooruit worden gezet. Wij sluiten ons wel aan bij de twijfel die de heer Bakker uitte over de splitsing tussen het parlementaire proces en de rest van het bedrijf. Is dit inderdaad de meest geslaagde oplossing? Wij zien wel in dat de zaak op deze manier beter kan functioneren. Het is van belang dat wij er inzicht in krijgen hoe het proces verder zal verlopen. In hoeverre is het personeel, de ondernemingsraad, erbij betrokken? Wat is het draagvlak bij het personeel en bij de ondernemingsraad voor de nieuwe structuur? Ik zou ook willen weten op welk moment de Kamer als geheel meer inzicht en informatie krijgt en hoe het Presidium dit proces verder denkt te gaan organiseren.

Ik sluit mij aan bij de vragen over het delegatiebesluit. Misschien moet dit gewijzigd worden als wij met een andere structuur gaan werken. De heer Remkes sprak in dit verband over een budgettaire grens. Dit soort zaken moet helder geregeld worden. Het lijkt mij ook goed dat nadrukkelijk gekeken wordt naar de rol van het Presidium met betrekking tot de ontwikkeling van de organisatie en de sturing daarin en naar de vraag of het huidige delegatiebesluit daarvoor mogelijkheden biedt.

Vorig jaar hebben wij kritische noten gekraakt over de samenstelling van het Presidium, omdat het in onze ogen te veel een Presidium was van de grote fracties. Dat is gelukkig veranderd. Er is nu een bredere samenstelling. Gaan vanaf nu de notulen en de stukken naar alle fracties, of zijn er nog fracties die deze stukken niet rechtstreeks krijgen? Dat zou ik geen goede zaak vinden.

Het lijkt mij goed dat duidelijk wordt hoe de Raming uiteindelijk uitpakt en of de plannen gerealiseerd worden. Wat de aanschaf van spullen betreft, vragen wij ons wel eens af of dat wel altijd nodig is. Er worden bijvoorbeeld opeens nieuwe kleurenprinters bij ons neergezet, terwijl wij het gevoel hebben dat er in die automatisering hele andere prioriteiten zijn.

Een ander voorbeeld zijn de afruimstations. Wij hebben het idee dat deze heel duur zijn en onvoldoende werken. Zij zijn te klein en alles staat nog steeds door elkaar. Was het nu nodig daaraan zo ontzettend veel geld uit te geven? Had het niet soberder en doelmatiger gekund?

Voorzitter! Vorig jaar hebben wij aandacht gevraagd voor de toegankelijkheid van het gebouw voor gehandicapten en ouderen. Die toegankelijkheid is echter nog niet verbeterd. Voor mensen die slecht ter been zijn, is de roltrap echt een ramp. Mensen met een handicap moeten gebruik kunnen maken van de lift en helemaal begeleid worden. Het gaat hier om een publiek gebouw. Ik zou dan ook willen vragen de suggestie om bijvoorbeeld een lift te bouwen waarmee mensen rechtstreeks naar de publieke tribune kunnen gaan, echt serieus te nemen en daarop een reactie te geven. Er is gewezen op het probleem dat mensen die in de lift stappen, zouden kunnen uitstappen op de eerste verdieping en dus naar het besloten gedeelte zouden kunnen gaan. Het lijkt mij dat daarvoor een oplossing gevonden kan worden. Men zou bijvoorbeeld met een pasjessysteem kunnen werken zoals dat ook gebeurt op Binnenhof 1a. De huidige situatie kan absoluut niet blijven voortbestaan!

Wij zijn inderdaad blij dat de motie inzake de groene stroom uitgevoerd wordt. Het valt ons echter op dat het op een redelijk bescheiden manier begint. Vanaf 1999 zal ongeveer eenderde deel uit groene stroom bestaan. Ik snap best dat het niet mogelijk is om het in één keer voor 100% te regelen, maar wij moeten wel de ambitie hebben om dit in een aantal jaren te bereiken. Ik vraag het Presidium dan ook het percentage in het jaar 2000 en verder op te hogen totdat wij 100% bereiken.

Naar onze mening moet er nog ontzettend veel gebeuren op het gebied van het afvalbeleid. Ik wijs bijvoorbeeld op het papiergebruik dat naar onze mening nog te groot is. Een wat gerichtere aanpak is daarbij van belang.

Het licht gaat nu automatisch aan en uit in alle kamers. Heeft dat werkelijk een positief effect op het stroomgebruik? Het is eigenlijk een beetje te gek dat wij ons hier zodanig gedragen dat er tot dat soort systemen moet worden overgegaan. Die systemen vragen immers ook stroom. Levert dit nu echt iets op? Is er sprake van een duidelijke verbetering?

De heer Bakker heeft een aantal belangrijke vragen gesteld over het personeelsbeleid. Ik zou inderdaad een punt willen maken van het verzuim door het personeel. Dat is echt te hoog. In een aantal functies, vooral de meer laaggekwalificeerde functies die zwaar werk met zich brengen, blijkt het verzuim extra hoog te zijn. Er moet een gerichter beleid komen om dit aan te pakken. Wij hebben overigens gehoord dat er nog steeds redelijk veel rug- en voetklachten zijn. Dit zou te maken kunnen hebben met het meubilair, maar ook met een punt dat mijn collega Sipkes al eerder aan de orde heeft gesteld. Dat is dat er op dit moment geen mogelijkheid is om speciaal werkschoeisel aan te schaffen. Daar zou een onderzoek naar worden uitgevoerd. Hoe staat het daarmee? Wordt het nu inderdaad mogelijk dat mensen echt goed schoeisel krijgen, zodat bepaalde voetklachten uit de wereld kunnen worden geholpen?

Het lijkt mij goed dat er nu echt schot gaat komen in de onderzoeksfunctie van de Kamer. Ik heb hier net als een paar collega's wel enkele vragen over. Is het geopperde idee wel optimaal? Er worden mensen vast in dienst genomen die blijkbaar niet altijd duidelijke taken hebben. Ik heb er mijn vragen bij of het goed is om hen in te schakelen bij het opstellen van wetgevingsrapporten. Kan er niet nagedacht worden over wat meer flexibiliteit? Is het mogelijk om externen in te huren en wat is de ruimte om dat te doen?

Voorzitter! Ik verheug mij op een frisse aanpak in deze nieuwe periode. Er staat een hoop werk te doen, maar ik denk dat dit wel gaat lukken met de nieuwe Kamer en de nieuwe voorzitter. Ik ben benieuwd naar de reactie.

De (algemene) beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Wij houden nu een vroege lunchpauze. Daarna volgt, indien daaraan behoefte is, de regeling van werkzaamheden. Vervolgens zullen de voorzitter van het Presidium en de voorzitter van de Bouwbegeleidingscommissie in eerste termijn antwoorden op de vragen die vanmorgen zijn gesteld.

De vergadering wordt van 11.55 uur tot 13.00 uur geschorst.

De voorzitter:

VoorzitterDe ingekomen stukken staan op een lijst die op de tafel van de griffier ter inzage ligt. Op die lijst heb ik voorstellen gedaan over de wijze van behandeling. Als aan het einde van de vergadering daartegen geen bezwaren zijn ingekomen, neem ik aan dat de Kamer zich met de voorstellen heeft verenigd.

Naar boven