Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Gemeentelijke herindeling van Lemelerveld (24569).

De voorzitter:

Ik heb begrepen dat er bij de woordvoerders geen bezwaar tegen bestaat de volgorde van de sprekerslijst op verzoek van twee leden enigszins te wijzigen. Mevrouw Mulder-van Dam zal beginnen, gevolgd door de heer Cornielje, waarna weer de oorspronkelijke lijst gevolgd zal worden.

De algemene beraadslaging wordt geopend.

Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):

Voorzitter! Dank aan mijn collega's voor de gelegenheid om als eerste het woord te voeren.

Dat een zo beperkte operatie op het gebied van gemeentelijke herindeling zo'n lange tijd in beslag heeft genomen – ruim twintig jaar – en dat ze nog steeds de nodige emoties oproept, zoals bij de hoorzitting in het desbetreffende gebied is gebleken, geeft nog eens duidelijk aan dat de omvang van de operatie eigenlijk niet uitmaakt, omdat het voor de inwoners van het gebied altijd gaat om iets wat hun eigen is, namelijk de plek waar zij thuishoren. Voor bestuurders spelen bij inkrimping of uitbreiding van het territoir weer andere belangen een rol. Daarom moeten er ook redenen zijn voor een herindeling.

De CDA-fractie hanteert bij het beoordelen van voorstellen tot gemeentelijke herindeling de knelpuntenbenadering als uitgangspunt. In het geval van Lemelerveld, een kern onder de verantwoordelijkheid van vier gemeenten, is er sprake van een bestuurlijk knelpunt dat in de visie van het CDA weggenomen dient te worden. Dat burgers die vierdeling veeleer als een voordeel dan een belemmering zien, omdat die hun meer mogelijkheden biedt om hun belangen te bepleiten, neemt niet weg dat ook het CDA een dergelijke vorm van intergemeentelijke samenwerking niet voor ogen staat. Aangezien aan de belangrijkste wens van de inwoners van Lemelerveld is voldaan, namelijk herindeling van de kern als geheel, en gelet op de uitspraak van de staatssecretaris dat deze samenvoeging ongeacht de toekomstige ontwikkeling in stand zal blijven, zal de CDA-fractie instemmen met het wetsvoorstel.

Hoewel een van de argumenten in het verslag, het ontbreken van een regeling voor openbaar vervoer tussen de kern Lemelerveld en de gemeente Dalfsen, door de tegenstanders op de hoorzitting aan de orde is gesteld, lijkt het de CDA-fractie geen argument dat in dit gebied ineens een rol zou moeten spelen. Natuurlijk zou het, uit een oogpunt van bereikbaarheid, ook voor wat betreft de CDA-fractie wenselijk zijn dat er een zodanig netwerk van openbaar-vervoersvoorzieningen is, dat ook in het landelijke gebied deze mogelijkheden in voldoende mate aanwezig zijn. Ik spreek hier uit ervaring. Ik herinner mij overigens herindelingsvoorstellen waarbij over de afstand van de kern van de gemeente naar de nieuwe hoofdkern met geen woord is gerept. Ik denk bijvoorbeeld aan Schouwen-Duiveland. De CDA-fractie heeft het volste vertrouwen in het gemeentebestuur van Dalfsen dat het er zorg voor zal dragen, dat voor alle inwoners van de gemeente de noodzakelijke functies binnen redelijke afstand aangeboden worden.

Met betrekking tot de vraag van de CDA-fractie in het verslag naar een regeling voor het houden van gemeenteraadsverkiezingen analoog aan de voornemens bij het wetsvoorstel Schouwen-Duiveland, hebben zich ondertussen ontwikkelingen voorgedaan die bij de inbreng in het verslag nog niet bekend waren. Ik doel hierbij op de motie van mevrouw Noorman bij het voorstel Schouwen-Duiveland en op het amendement-Verhagen bij het wetsvoorstel inzake Brabant. De CDA-fractie heeft, in afwijking van haar stellingname in het verslag, voorkeur om ook bij dit wetsvoorstel van de mogelijkheid gebruik te maken om af te wijken van de reguliere verkiezingen en tussentijdse verkiezingen mogelijk te maken, conform het amendement-Verhagen. Wij vragen ons af of de praktische bezwaren die de staatssecretaris aandraagt, in de zin van een combinatie van verkiezingen, voor dit gebied zo zwaarwegend zijn dat een dergelijke optie hier niet van toepassing zou kunnen zijn. Een amendement van die strekking heb ik mede namens de fracties van de PvdA, D66 en de VVD ingediend.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! Zou ik een nadere motivering mogen vragen waarom datgene wat bij Brabant voor de hand liggend gevonden werd, gezien de uitspraken die erover gedaan zijn, nu ook toegepast wordt op een heel andere situatie bij Lemelerveld, waarbij het gaat om de handhaving van een bestaande gemeente Dalfsen, waaraan een aantal kiezers wordt toegevoegd in de orde van grootte van ongeveer 11%? Is dat zodanig dat je moet zeggen: daartoe moet je de zittingsduur van de gemeenteraad van Dalfsen, zoals die in het najaar gekozen gaat worden, terugbrengen tot respectievelijk ruim twee jaar en ruim drie jaar?

Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):

Voorzitter! Daar kun je anders over denken, maar wij vinden in ieder geval een zittingsduur van vijf jaar en, naar ik meen, zes maanden of daaromtrent, erg lang. In die zin hebben wij conform het amendement-Verhagen eenzelfde amendement hierbij ingediend.

De heer Schutte (GPV):

Maar vindt u niet dat het verschil maakt of je geheel nieuwe gemeenten vormt, zoals het geval is in veel situaties in Brabant, of dat je een bestaande gemeente op een beperkte wijze uitbreidt?

Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):

U heeft gelijk dat daar een verschil in is, maar wij vinden in ieder geval dat deze mogelijkheid ook hier gebruikt zou moeten kunnen worden.

De heer Schutte (GPV):

Ik zal er in mijn termijn op terugkomen.

Mevrouw Mulder-van Dam (CDA):

Voorzitter! De CDA-fractie is blij met de nota van wijziging van de staatssecretaris aangaande de stichtings- en opheffingsnormen van scholen. Wij hebben gezien dat de uitvoering van het amendement-Verhagen/Koekkoek hierin is meegenomen en wij danken de staatssecretaris daarvoor.

Ook bij deze herindeling is weer eens gebleken dat de belangen en gevoelens van de inwoners van het gebied niet allemaal eenduidig zijn. Ik moet denken aan de uitspraken van de ex-dorpskapper, die bij de inspraak zei dat Lemelerveld niets had met Dalfsen. Nu is dat ook moeilijk, als je één van de vier aanbidders bent. Ik hoop dat, nu de kogel hoogstwaarschijnlijk vandaag door de kerk gaat en de gemeente Dalfsen als enige aanbidder overblijft, er ook iets moois uit zal groeien, waarin beide partners zich zullen herkennen.

De heer Cornielje (VVD):

Voorzitter! Ook ik dank de collega's dat ik wat eerder mag spreken.

Vandaag moeten wij een eindoordeel geven over de gemeentelijke herindeling van Lemelerveld. De inbrengen van de woordvoerders van de verschillende fracties zullen waarschijnlijk kort zijn en daarmee omgekeerd evenredig aan de duur van het gehele proces rond de formulering van het herindelingsvoorstel. Bij de mensen die deze plenaire behandeling volgen of die later de Handelingen erop naslaan, zou hierdoor de indruk kunnen ontstaan dat de Tweede Kamer heel gemakkelijk beslist over het lot van de inwoners van deze dorpskern. Die indruk willen wij niet wekken, omdat hij ook niet juist is. Het is naar ons oordeel goed om hier en nu nogmaals te onderstrepen dat het voornemen tot herindeling een lange geschiedenis kent. Deze gaat terug tot 1967. De procedure die sinds 1992 na de aanwijzing van staatssecretaris De Graaff-Nauta door de provincie is gevolgd, is zeer zorgvuldig geweest. Terecht hebben betrokkenen, inclusief de gemeente Ommen, geprobeerd om de voorstellen in de door hen gewenste richting bij of om te buigen. Dat is immers hun goed recht. Het besluitvormingsproces heeft echter geleid tot een aanvaardbaar voorstel, waaraan de leden van de provinciale staten van Overijssel hun goedkeuring hebben gegeven. Het huidige kabinet heeft het voorstel overgenomen en ongewijzigd als wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend.

Mijnheer de voorzitter! Een zeer grote delegatie van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken is op 9 april door het college van gedeputeerde staten in Zwolle op het provinciehuis ontvangen. Toen is niet alleen gesproken over de herindeling van Lemelerveld, maar ook over het bredere thema van de bestuurlijke vernieuwing, zoals dat gestalte krijgt in deze provincie. Wij zijn mede hierdoor in onze opvatting gesterkt dat deze herindeling past in het bredere vernieuwingsbeleid. Niet alleen de provincie maar ook de staatssecretaris geeft aan dat de indeling van Lemelerveld bij de gemeente Dalfsen niet opnieuw ter discussie zal staan in het kader van de procedure tot gemeentelijke herindeling van de provincie. De VVD-fractie hecht eraan om dit vandaag nog eens te memoreren.

Op 9 april is ook een werkbezoek gebracht aan Lemelerveld door een iets kleinere delegatie van dezelfde commissie. De tijdens de hoorzitting gemaakte opmerkingen en de ontvangen commentaren zijn verwerkt in het verslag ten behoeve van dit wetsvoorstel. De leden van de VVD-fractie zijn op hoofdlijnen tevreden met de gegeven antwoorden van de regering in de nota naar aanleiding van het verslag. Toch willen wij nog een aantal nadere vragen stellen c.q. opmerkingen maken.

De gemeente Dalfsen heeft te kennen gegeven dat onderzocht zal worden of het mogelijk is een buurtbusproject te realiseren tussen Lemelerveld en Dalfsen, wellicht in combinatie met andere bestemmingen zoals Hoonhorst, Heino, Vilsteren en Nieuwleusen. Is de staatssecretaris op de hoogte van het feit dat het onderzoek heeft plaatsgevonden en, zo ja, kent zij de resultaten van het onderzoek?

In de nota van wijziging wordt de zittingstermijn van de nieuw te vormen gemeenteraad verlengd van zestien maanden naar ongeveer vijf jaar en vier maanden. De staatssecretaris trekt hiermee een parallel met de herindeling Schouwen-Duiveland en Walcheren. Ook gaf de staatssecretaris aan dat aangesloten zou kunnen worden bij de systematiek zoals die gevolgd is bij de herindeling in de provincie Noord-Brabant, maar hierover zou ze eerst nog liever advies vragen aan de Kiesraad en de VNG.

Toch hebben wij gemeend door middel van ondertekening onze steun te moeten geven aan het amendement van mevrouw Mulder, omdat hiermee een parallel wordt getrokken met de herindeling in Noord-Brabant. Het lijkt ons ook logisch om die lijn in de toekomst te vervolgen, ook bijvoorbeeld ten aanzien van de gemeentelijke herindeling in Drenthe.

Met betrekking tot de stichtings- en opheffingsnormen basisonderwijs is in de nota van wijziging een praktische oplossing gevonden. Anders dan bij de herindeling in de provincie Noord-Brabant betreft het hier een zeer overzichtelijke situatie, waar geen problemen zijn te verwachten voor betrokken scholen. Wij kunnen hiermee dan ook instemmen. Maar wanneer verwacht de staatssecretaris het wetsvoorstel, dat deze problematiek in algemene zin regelt, in te dienen bij de Tweede Kamer?

Terzake van het onder de grens van 18.000 inwoners zakken van de gemeente Ommen ten gevolge van dit herindelingsvoorstel, gaat de staatssecretaris te snel voorbij aan een reëel probleem dat kan ontstaan. Na de verkiezingen van 1998 zal men in Ommen niet meer kunnen kiezen voor fulltime wethouders. Het ontbreken van die keuze is geen gevolg van een natuurlijke ontwikkeling, maar is het directe gevolg van ingrijpen door de wetgever. Het zal niet vaak voorkomen dat een gemeente door een gemeentelijke herindeling kleiner in plaats van groter wordt. Daarom vragen wij de staatssecretaris of er een mogelijkheid is om, eventueel met een overgangstermijn van één zittingsperiode, een regeling te treffen met de gemeente Ommen als daaraan in de praktijk behoefte blijkt te bestaan.

Voorzitter! De fractie van de VVD kan instemmen met het voorliggende wetsvoorstel, natuurlijk onder het voorbehoud dat de vragen naar tevredenheid zullen worden beantwoord, maar daarvan ga ik uit.

Mijn collega Otto Vos zal namens de fractie van de VVD aanwezig blijven bij deze plenaire behandeling, omdat ik elders in dit huis verplichtingen heb.

De heer Schutte (GPV):

Voorzitter! In het herindelingsbeleid vormt de knelpuntenbenadering een belangrijk aanknopingspunt, zonder dat ik daarmee wil zeggen dat dit het enige is. De vraag kan dus gesteld worden: is Lemelerveld dan een knelpunt?

Het lijkt op het intrappen van een open deur als wij kijken naar het kaartbeeld: één dorpsgemeenschap verdeeld over vier gemeenten is bij uitstek een knelpunt, zou je zeggen. Een kern is er wel, maar dat vormt niet één gemeenschap als het gaat om de inbedding in de burgerlijke gemeenschap. Wij moeten constateren dat er sprake is van verschil in positie van burgers als zij tot de ene of de andere gemeente behoren. Dat betreft het ontvangen van subsidies, dat betreft de sectoren sport, cultuur en dergelijke. Wij zien ook dat er méér dan normaal overleg moet plaatsvinden om te komen tot afstemming van beleid. Dus er is sprake van een knelpunt.

Dan ligt het voor de hand dat men zich afvraagt waarom er 29 jaar over gesproken moest worden om zo'n vanzelfsprekende conclusie te trekken. Kennelijk heeft niet iedereen het als een knelpunt ervaren. Dat blijkt wel als wij kennisnemen van opvattingen van burgers in Lemelerveld en ook als wij kijken naar de reactie van het provinciaal bestuur. In die 29 jaar is de reactie van het provinciaal bestuur eigenlijk een mengeling geweest van twijfel en van onmacht om te komen tot politieke conclusies. Het ene wisselde het andere af.

Ook als wij kijken naar de manier waarop het proces in gang is gekomen, zien wij aan de ene kant dat Plaatselijk Belang in 1967 al vroeg om een onderzoek naar de indeling, wijselijk niet met een bepaalde conclusie over de richting waarin dat zou moeten gaan. In 1976 is dat nog eens herhaald met een verzoek te komen tot herindeling, ook weer niet met een invulling.

Nu er in 1996 een concreet voorstel ligt, zegt datzelfde Plaatselijk Belang dat er inderdaad nog steeds een knelpunt is en dat dit het beste kan worden opgelost door samenvoeging van Ommen en Dalfsen. Zo kunnen wij natuurlijk ook knelpunten oplossen. Het vormt echter wel een illustratie, dat hetgeen aan de hand van een kaartbeeld en oppervlakkige kennisname van de situatie in zo'n dorp als oplossing voor de hand lijkt te liggen, niet altijd vanzelfsprekend is.

De vraag is dus of Lemelerveld nu wel of niet een knelpunt is. Ik geef hier iets meer aandacht aan, omdat in allerlei discussies met een zeker gemak gezegd wordt dat voor een herindelingsvraagstuk een knelpuntenbenadering een goede benadering is. Naar mijn mening geeft dit voorbeeld aan dat dit misschien wel een aanknopingspunt kan zijn maar bepaald niet altijd tot een oplossing leidt, juist omdat het begrip knelpunt zo moeilijk te objectiveren is. Ook de waardering ervan geeft allerlei ruimte voor verschillende invullingsvormen en conclusies. Zeker als daarbij afgegaan wordt op peilingen onder de burgers van hun opvattingen, moet rekening gehouden worden met de begrijpelijke neiging van elke burger om toch een zekere meerwaarde toe te kennen aan hetgeen men kent, de bestaande situatie, boven datgene wat men nog niet kent, een mogelijke nieuwe situatie.

Als dan besloten wordt tot een herindeling, is het goed de vraag te stellen of een dergelijke herindeling toegevoegde waarde heeft boven hetgeen reeds bestaat, ongeacht de mate van tevredenheid met dat bestaande. Dan zijn er enkele objectieve feiten te noemen die het rechtvaardigen om een voorstel te doen zoals nu is gedaan. Het is in ieder geval een feit dat door een dergelijk herindelingsvoorstel de dorpsgemeenschap en de bestuurlijke eenheid gaan samenvallen. Dat is niet altijd bij herindelingen het geval. Zeker als het gaat om annexaties zie je vaak het tegendeel. Een bestaande dorpsgemeenschap en een bestuurlijke eenheid die samenvallen, worden losgekoppeld van elkaar. Men wordt als dorpsgemeenschap opgenomen in een grotere bestuurlijke eenheid. Hier valt het nu juist samen. Dat kan wel degelijk een toegevoegde waarde hebben. Ik denk ook dat er sprake is van een toegevoegde waarde als binnen de dorpsgemeenschap de rechtsgelijkheid van de burgers wordt bevorderd. Ik noemde al het voorbeeld van de subsidiepolitiek. En uiteraard is er ook sprake van meer efficiency. Ook dat is een toegevoegde waarde. Maar dat mag natuurlijk nooit het hoogste doel zijn. Kortom, er zijn goede argumenten om te komen tot een herindeling van Lemelerveld.

Met name van de kant van Ommen en andere instanties en personen die het huidige voorstel niet erg appreciëren, is de vraag opgeworpen of het niet beter is om het in een breder verband te zien. Het is natuurlijk heel mooi om alles in een breed verband te zien. Maar het moet wel enige toegevoegde waarde hebben. De staatssecretaris heeft hierop in procedurele zin geantwoord: wij zijn nog helemaal niet zover dat wij denken aan herindeling daar, het wordt van onderop besproken, wij moeten er niet op vooruitlopen. Maar als er een herindeling komt, zou de indeling van Lemelerveld niet meer ter discussie staan. Het blijft onderdeel uitmaken van de gemeente waarvan ook Dalfsen dan deel uitmaakt. Dat is op zichzelf een relevant antwoord. Toch wil ik er enige politieke inschatting, onder eigen verantwoordelijkheid, aan toevoegen. Ik kan mij niet voorstellen dat er binnen afzienbare tijd een zodanig groot Zwolle gevormd gaat worden dat ook Dalfsen er onderdeel van zal uitmaken. Ik kan mij evenmin voorstellen dat er in de toekomst een samenvoeging van de gemeenten Ommen en Dalfsen zal komen, een variant die door de vereniging Plaatselijk Belang is geopperd. Als het gaat om de mate van herindeling in dit deel van het land, merk ik op dat Zwolle geen Rotterdam is en dat Overijssel geen Randstad is. Met andere woorden, de schaal mag worden afgestemd op de aard en de omvang van de problemen in dit deel van het land.

Dan is er de vraag: als je herindeling voorstaat, moet je dan kiezen voor Ommen of Dalfsen? Op het eerste gezicht zijn er goede argumenten om te kiezen voor indeling bij Ommen. Er is ook op gewezen van de kant van Ommen dat Lemelerveld beschouwd kan worden als een dochter van Ommen. De eerste bouwstenen zijn inderdaad gelegd op het grondgebied van de toenmalige gemeente Ambt-Ommen. Ik wijs op de grond waarop de suikerfabriek stond in 1865. Geleidelijk aan is het gebied uitgebreid. Vervolgens is men ook over de gemeentegrenzen heen gegaan. Dus historisch gezien is er best wat voor te zeggen om te kiezen voor Ommen. Een ander argument kan zijn dat Lemeler en Lemelerveld een zekere verwantschap met elkaar hebben. Het ligt ook niet zo ver van elkaar. En Lemeler hoort en blijft bij Ommen. Dit zou dus best een argument kunnen zijn. Er valt ook best begrip op te brengen voor het argument dat Ommen heeft aangevoerd, dat de aderlating die in inwonertal wordt ondergaan, negatieve gevolgen zal hebben voor de mogelijkheid om fulltime wethouders te hebben. Maar daarvan zeg ik direct: wat voor Ommen geldt, geldt uiteraard in omgekeerde zin ook voor Dalfsen. Dalfsen kan uit dat oogpunt bezien weer belang hebben bij een toevoeging van een aantal inwoners.

Dit brengt mij tot de conclusie dat aan dit argument, als zelfstandig argument, niet veel waarde moet worden toegekend. Het kan hooguit een secundaire rol spelen. Het kan niet bepalend zijn voor de vraag: hoe ga je structureel om met gemeentegrenzen? Ik vind het wel een pre dat het provinciaal bestuur, alles overwegende, heeft gekozen voor indeling bij Dalfsen. Het lijkt redelijk aan te sluiten bij de opvatting van de relatief grootste groep van inwoners van Lemelerveld. Ik heb begrepen – maar misschien kan de staatssecretaris hierover iets meer zeggen – dat de kans dat het inwonertal in de toekomst groter wordt op het grondgebied van de huidige gemeente Dalfsen dan op het grondgebied van de huidige gemeente Ommen, ruimtelijk gezien reëel is. Ik vind dit relevant. Aan de ene kant zijn er argumenten die wijzen in de richting van Ommen en aan de andere kant moet niet aan de historie worden vastgehouden als de toekomst in een andere richting wijst.

Ik kom op de verkiezingen. De gemeente Dalfsen heeft ons verzocht om te voorkomen dat zij kort na elkaar twee verkiezingen krijgt. Zij wil nu en vervolgens in 2002 verkiezingen. Bijna alle fracties hebben dit voorstel in het verslag overgenomen. De staatssecretaris heeft er bij nota van wijziging positief op gereageerd.

Sedertdien heeft de discussie over Noord-Brabant plaatsgevonden, met een amendement van de heer Verhagen. Wij moeten er mijns inziens voor oppassen dat wij een systeem gaan maken van een vondst die wij menen te hebben gedaan. Wij moeten zoiets niet blindelings op elke situatie gaan toepassen. In Noord-Brabant gaat het vooral om de vorming van nieuwe gemeenten uit bestaande, op te heffen gemeenten. Dat is iets totaal anders dan waar het hier om gaat. De gemeente Dalfsen krijgt er een beperkt aantal inwoners bij, ongeveer 11%. Op zichzelf is dat een argument om verkiezingen te houden, maar de situatie is verder onvergelijkbaar met de vorming van nieuwe gemeenten zoals in Noord-Brabant het geval is. Er is het nadeel dat volgens het amendement in november 1996 verkiezingen worden gehouden, waarvan de uitslag 1 januari 1997 ingaat. Na twee jaar en drie maanden, in maart 1999 zijn er alweer verkiezingen voor de gemeenteraad, die dan pas kort aan de slag is. Drie jaar daarna zullen er ten slotte opnieuw verkiezingen worden gehouden. Dit moet worden afgewogen tegen het erkende belang dat een gemeenteraad de mogelijkheid moet hebben om een behoorlijk beleid te ontwikkelen. Vaak wordt daarbij een beleidsplan voor vier jaar gehanteerd. Je moet je dan afvragen of het systeem van Noord-Brabant moet worden overgebracht naar Lemelerveld. Het is de vraag of de voordelen daarvan opwegen tegen de nadelen. Naar mijn gevoel wegen de nadelen in dit geval zwaarder. Ik geef er de voorkeur aan, het voorstel van de staatssecretaris te volgen, een voorstel dat zij mede op verzoek van de gemeente Dalfsen heeft gedaan.

De heer Rouvoet (RPF):

Voorzitter! Eindelijk lijkt er een einde te komen aan een wel zeer oud knelpunt: de gemeentelijke indeling van Lemelerveld. Als het een beetje tegenzit, kunnen de betrokkenen straks terugkijken op een 30-jarige discussie. Immers, er wordt al sinds 1967 over die indeling gesproken.

De RPF-fractie waardeert de knelpuntenbenadering van dit wetsvoorstel. Zoals bekend, is onze fractie daarvan een voorstander. De heer Schutte plaatste hierbij een kanttekening, die ook bij ons is opgekomen. Woorden als "onvermogen", "hete aardappel" en "het vooruitschuiven van een probleem" komen hierbij op. Als je de knelpuntenbenadering echter plaatst tegenover een willekeurige, grootschalige tekentafelbenadering, is zij wat mij betreft zeer bruikbaar, ook in het geval van Lemelerveld. Een oplossing is er overigens niet altijd direct mee in zicht.

Moet het knelpunt Lemelerveld worden aangepakt of moet gewacht worden op de toekomstige, grootschaliger herindeling van Overijssel? Alles afwegende, is het naar het oordeel van mijn fractie terecht dat de staatssecretaris ervoor heeft gekozen deze zaak nu aan te pakken. De discussie heeft al te lang geduurd en het is nog niet duidelijk wanneer het tot een grootschalige herindeling van dit deel van Overijssel zal komen.

De bestuurlijke situatie in Lemelerveld kan met recht lastig worden genoemd. Lemelerveld ligt in vier gemeenten, een soort gordiaanse knoop dus. Met veel genoegen denk ik terug aan ons werkbezoek, bij welke gelegenheid wij door de vier burgemeesters op hun respectievelijke grondgebied te woord werden gestaan en een toelichting op de plaatselijke situatie kregen. Voorwaar een groot genoegen om op die manier een herindeling toegelicht te krijgen. Ik zie collega's instemmend knikken.

Bij het doorhakken van de gordiaanse knoop gaat het uiteindelijk tussen Dalfsen en Ommen. Hierbij is geen sprake van een zwart-witsituatie. Er zijn argumenten pro en contra aan te voeren. Bij afweging van alle voors en tegens is uiteindelijk gekozen voor Dalfsen. Bij die afweging ging het onder meer om de oriëntatie, de voorkeur van de bevolking en een logisch grensbeloop. De uiteindelijke keuze is, wat mij betreft, voldoende onderbouwd en conform de besluitvorming in de staten. Met andere woorden: deze keuze kunnen wij billijken. Wij hebben nog wel een enkele vraag voor de staatssecretaris.

De eerste betreft de verbinding tussen Lemelerveld en Dalfsen. Zoals bekend, is er geen reguliere openbaar-vervoersverbinding tussen beide plaatsen. Dat kan problematisch zijn. Een goede verbinding is met name belangrijk voor de bereikbaarheid van de gemeentelijke voorzieningen. De staatssecretaris stelt in de schriftelijke voorbereiding dat het verder aan de gemeente Dalfsen wordt overgelaten of en, zo ja, met welke frequentie er bijvoorbeeld mobiele loketdiensten worden aangeboden. Is er al zicht op de wenselijkheid en mogelijkheid daarvan? Is al bekend of de gemeente Dalfsen bereid is faciliteiten in deze richting te creëren? Ziet de staatssecretaris werkelijk geen enkele rol voor haarzelf op dit punt weggelegd nu deze keuze gemaakt gaat worden?

Op de tweede plaats vraag ik aandacht voor de positie van Ommen, omdat die gemeente, zoals bekend is, onder de inwonersgrens van 18.000 zakt. Hoewel dat geen consequenties heeft voor de zittende wethouders, heeft dat wel gevolgen voor toekomstige wethouders. De voltijdse wethouder wordt wethouder voor 70%. Daarmee wordt niet meer voldaan aan het criterium dat de staatssecretaris zo graag wil hanteren, namelijk het voltijdse wethouderschap.

Staatssecretaris Van de Vondervoort:

Waar heeft de staatssecretaris gezegd dat criterium te willen hanteren?

De heer Rouvoet (RPF):

Ik neem die woorden ogenblikkelijk terug. Ik maak er ogenblikkelijk van dat niet wordt voldaan aan het voltijdse wethouderschap. Dan blijft wel de vraag staan of de ene herindeling niet de andere gaat oproepen, ervan uitgaande dat wij met elkaar de nodige waarde hechten aan het voltijdse wethouderschap.

Tot slot kom ik op de gemeenteraadsverkiezing. Anders dan bij de herindeling van Schouwen-Duiveland en Walcheren is bij de recente herindeling van Brabant niet gekozen voor het overslaan van die verkiezing van 1998. Aanhakend bij de net bij interruptie gevoerde discussie en bij het betoog van collega Schutte, wijs ik erop dat het argument van consistentie natuurlijk belangrijk is. Als je naar de situatie in Brabant kijkt, dan is consistentie in de besluitvorming van de Kamer een belangrijk element. De vraag is echter of hier sprake is van vergelijkbare situaties waarbij consistentie een rol mag spelen. Ik heb op dat punt de nodige aarzeling. Ik wacht graag de reactie van de staatssecretaris af, ook gelet op het standpunt dat zij tot nu toe in de stukken heeft ingenomen. Maar ik heb, zoals gezegd, zeker enige aarzeling of sprake is van een vergelijkbare situatie. Dit betekent dat ik in ieder geval nog geen warme steun uitspreek voor het ingediende amendement terzake.

De gordiaanse knoop is doorgehakt, en dat is maar goed ook. De RPF-fractie ziet graag knelpunten opgelost worden. Daarom kan, wat onze fractie betreft, de bijna 30-jarige discussie ten einde worden verklaard.

De heer Hoekema (D66):

Voorzitter! Ik tref op de tribune geen vertegenwoordigers van de provincie Overijssel aan. Ik vind dat jammer, want het is toch een goede gewoonte dat dit bij herindelingsvoorstellen gebeurt.

De voorzitter:

De Kamer heeft, natuurlijk onder ons aller verantwoordelijkheid, geschoven met het tijdstip van behandeling. Het is mogelijk dat gasten hier vanochtend waren, maar in verband met andere verplichtingen moesten vertrekken. Ik weet niet of dat het geval is, maar ik meen als voorzitter toch beleefdheidshalve die opmerking te moeten maken.

De heer Hoekema (D66):

Dank u wel. Ik sluit die mogelijkheid ook niet uit.

In haar informatiekrant noemde de provincie Overijssel 1996 het jaar van de antwoorden voor Overijssel, onder meer op de vraag "komt er een stadsprovincie Twente" en op de vraag "blijven er 45 gemeenten in Overijssel". Welnu, die tweede vraag kan, wat de Tweede Kamer betreft, vandaag al worden beantwoord met een spoedige afdoening van het wetsvoorstel Lemelerveld.

Naar aanleiding van de behandeling van het voorstel vraag ik de staatssecretaris of zij ons kan bijpraten over de perspectieven ten aanzien van het tijdpad bij de behandeling van de overige voorstellen, die nu in diverse stadia verkeren. De provincie Overijssel is de ARHI-procedures gestart voor Twente en ook voor de grote C20-steden. Ik zou het op prijs stellen als de staatssecretaris uit de losse hand een indicatie kon geven, wanneer zij verwacht dat die voorstellen hier ter behandeling zullen komen, bijvoorbeeld volgend jaar.

Voorzitter! Dit is een voorstel, waarvan de wijsheid door velen wordt gezien en gedeeld; er hangt rondom dit voorstel een heel vriendelijke sfeer. In de Zwolse Courant van 30 oktober 1995 wordt door de gemeente Dalfsen over het kabinetsbesluit opgemerkt, dat alles loopt zoals men had verwacht; Dalfsen was blij. De burgemeester van Ommen vroeg zich af of het wetsvoorstel verstandig was, omdat misschien beter gewacht kon worden op de herindeling van de rest van Overijssel, maar hij gunde het Dalfsen. Voorzitter! Dat is een heel loyale reactie, en die sfeer hebben wij ook aangetroffen bij de hoorzitting, die wij enige weken geleden hebben mogen houden. Het is ook het oplossen van een knelpunt. Met collega Schutte ben ik het eens dat je verschillend kunt denken over dat knelpunt, maar het gaat om een langdurig knelpunt. Alles afwegend, opteert ook mijn fractie voor de oplossing dat de bestuurlijke grenzen met die van de gemeenschap in overeenstemming worden gebracht. Het gevoel, bestuurlijk gevierendeeld te zijn, is een wat knellend gevoel, hoewel ik ook niet uitsluit dat het in de praktijk tot bepaalde voordelen heeft geleid, vanuit de overweging dat concurreren met vier verschillende gemeentes voor die gemeenschap bepaalde materiële effecten heeft gehad.

Ook in de staten van Overijssel was brede instemming. Toen het voorstel in de zomer van 1995 werd behandeld, heeft de vergadering van de staten, voor de laatste keer in oude samenstelling, met alleen de stemmen van, als ik het goed zie, het GPV en D66 tegen, het provincievoorstel gevolgd. Welnu, voor mij, en ik geloof ook voor collega Schutte, geldt dat in de afweging die wij op dit moment maken wij kiezen voor het steunen van dit voorstel om de vierendeling te beëindigen.

Enigszins met een knipoog naar de staatssecretaris wil ik zeggen, dat ik mij natuurlijk tot in de vroege ochtenduren ook nog heb beraden over allerlei mogelijke grenscorrecties. Zij zal dat misschien minder waarderen, maar wel begrijpen. Ik heb daar echter van afgezien, gezien de recente geschiedenis van een ander, aanpalend wetsvoorstel. Na deze oefening in introspectie en de dialoog met mijzelf, moet ik zeggen dat ik ook nog heb gekeken naar het grensbeloop, omdat daarover verschillende opmerkingen zijn gemaakt door onder meer Plaatselijk Belang. Maar alles afwegend, ook gelet op het standpunt van de provincie, die op haar beurt een aantal correcties heeft uitgebracht, en vanuit de overweging dat de Kamer geen micromanagement moet bedrijven, althans moet proberen dat te vermijden, sluit ik mij gaarne aan bij het nu voorgestelde grensbeloop. Daarmee onderdruk ik de neiging om onder meer het bungalowpark De Zonnebloem en onderdelen van de kern Lemele naar Lemelerveld te trekken.

De keuze voor Dalfsen is een logische keuze. Ook hierbij heb ik in een dialoog met mijzelf geconstateerd dat de historische argumenten die ik in een enkel geval bij Brabant liet prevaleren, ook zijn geweken voor de wat meer rationale argumenten. De historie wijst inderdaad meer in de richting van Ommen, maar de ratio, en het feit dat een meerderheid van de bevolking het wil, wijst in de richting van Dalfsen. Ook gezien de mening van een aanzienlijk deel van de bevolking heb je daar dan bij aan te sluiten. Ik heb daar dus vrede mee, en ik steun dit voorstel.

Ik heb nog een paar korte vragen en een opmerking over de verkiezingen. De vragen zijn van nogal technische aard, waarvoor ik de staatssecretaris graag vergeving vraag. Zij geeft in de nota naar aanleiding van het verslag aan, dat er naar alle waarschijnlijkheid geen problemen zullen ontstaan voor de basisscholen, die zich dan alle vier in de gemeente Dalfsen zullen bevinden. HoekemaDe drie die al in Dalfsen liggen, hebben voldoende leerlingen, maar er is één school met 40 leerlingen, die mogelijkerwijs, gezien de opheffingsnorm van Dalfsen – 44 leerlingen – in de problemen kan komen. De staatssecretaris schrijft dat de basisschool zich met 40 leerlingen nu reeds onder de opheffingsnorm bevindt, zodat ze op basis van een samenwerkingsovereenkomst in stand wordt gehouden. Zij vervolgt met de mededeling dat dit in principe zo kan blijven. Ik word altijd wat schichtig van "in principe". Kan het nu, of kan het niet?

Mijn tweede vraag is niet zozeer technisch, want ik weet dat de staatssecretaris daar niet over gaat. Er zijn ook door eerdere sprekers al punten genoemd met betrekking tot de verbindingen: geen busverbinding tussen Dalfsen en Lemelerveld is een knelpunt dat de staatssecretaris niet kan oplossen, maar ze zou misschien de gevoelens van de Kamer, gezien ook het verslag, kunnen overbrengen. Ook de gemeente zou iets kunnen doen met gedecentraliseerde diensten van het gemeentelijk apparaat. Ik denk dat de staatssecretaris intermediair zou kunnen zijn als het gaat om het vertolken van onze gevoelens en de te realiseren voorzieningen.

De provinciale weg N48 doorsnijdt de gemeente – thans nog – Lemelerveld op forse wijze. De staatssecretaris zegt in het verslag dat de weg niet door de bebouwde kom gaat en dat zij ook niet over die weg gaat. Toch blijf ik het een lelijk knelpunt vinden, maar ik accepteer de redenering van de staatssecretaris dat zij niet over die weg gaat. Tijdens mijn bezoek aan Lemelerveld vond ik het toch niet fraai dat die weg de gemeente zo doorsnijdt.

Naar aanleiding van de nota van wijziging – waarvoor dank – heb ik nog een derde technische vraag. De staatssecretaris schrijft in die nota, dat door de formulering van de overgangsregeling van de WOZ het niet mogelijk is dat gemeenten die betrokken zijn bij een gemeentelijke herindeling voor overgaand gebied de wetsfictie kunnen hanteren. Zij acht het echter redelijk – en daar sluit ik mij graag bij aan – dat herindelingsgemeenten ook een vorm van overgangsrecht voor de toepassing van de WOZ krijgen. Dat is een goede zaak. Mijn vraag gaat dan ook niet over dit wetsvoorstel. Wel wil ik weten of dit bij andere herindelingsvoorstellen ook op zodanige wijze kan worden toegepast. Het is mij niet bekend of in komende voorstellen vergelijkbare problemen zullen ontstaan, bijvoorbeeld bij het voorstel voor Brabant.

Ten slotte kom ik bij de verkiezingen. Collega Schutte wees terecht op een duidelijk verschil tussen deze situatie en de situatie in Brabant. In Brabant gaat het om nieuwe gemeenten en hier om een clustering van een gemeente met een andere gemeente. Dat is een argument. Daar staat tegenover dat in gelijke situaties ten principale ook gelijk gehandeld zou moeten worden. Wij hebben hier toch met een herindeling te maken, al is het een andersoortige indeling. Dus alles afwegend heeft mijn fractie ook graag steun gegeven aan het amendement van mevrouw Mulder-van Dam van het CDA om een analoge regeling aan die van Brabant mogelijk te maken. Nu speelt hierbij een ander probleem. Het gaat om een aantal gemeenten waarvan stukken grondgebied overgaan naar andere gemeenten. Dus als je heel consequent en heel strikt handelde, zou je ook die andere gemeenten erbij moeten betrekken. Ik ervaar dit wel als een klein knelpuntje bij het amendement dat wij hebben ingediend, nog los van de meer technische problemen die de staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, in dit geval collega Kohnstamm, al heeft genoemd rondom Brabant.

Ik ben natuurlijk ook benieuwd naar de oplossing van staatssecretaris Kohnstamm voor de uitvoeringskwesties waarover hij de Kiesraad en de VNG nog wil horen. Die zijn reëel. Als je met computers stemt, kan er een knelpunt ontstaan als in 1999 gelijktijdig voor de staten en voor de gemeenteraad een verkiezing wordt gehouden. Dus daar moet inderdaad een oplossing voor gevonden worden, al moet mij nog iets van het hart. Het stemmen per computer is misschien wel erg modern, voordelig en praktisch, maar zoals ik gisteravond in het Leidsch Dagblad mocht lezen in een uitspraak van burgemeester Goekoop, het stemmen met de hand, het tellen van de bussen en het wachten op de uitslag heeft ook iets heel romantisch en moois. Ik denk niet dat dit standpunt in overeenstemming is met de standpunten van collega's in mijn fractie, maar het moet mij wel van het hart dat het stemmen per computer iets van die romantiek van het wachten op de uitslag verloren doet gaan.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Lemelerveld, een plek in het jonge veen. De eerste suikerbietenfabriek – collega Schutte memoreerde het al – in de vorige eeuw. Aardappels, suiker, jong veen. Een echte "vervenersplaats". Het ligt in Overijssel. Bestuurlijk is het een curiosum, want het komt niet zo vaak voor dat een gemeenschap, een dorp op de manier bestuurd wordt zoals op dit moment gebeurt in Lemelerveld. Op het grondgebied van de vier gemeenten Dalfsen, Ommen, Raalte en Heino kennen de bewoners van dit dorp vier verschillende opvattingen inzake gemeentelijke reiniging, zijn er drie regionale samenwerkingsgebieden van toepassing. Soms verschilt per straat de uitvoering van de Wet voorzieningen gehandicapten. Dat geldt evenzeer voor de regeling van de kinderopvang. Vanwege afstemmingsproblematiek duurt de invoering van veel regelingen minstens een halfjaar langer. Soms boeren de bewoners er goed bij, omdat de gemeenten wel eens tegen elkaar opbieden bij het maken van een regeling. Voor een subsidie moet een vereniging dan ook vier gemeenten af.

Als je het probleem van de gemeenschap Lemelerveld zo bekijkt, mag het duidelijk zijn dat er dringend wat moeten gebeuren. Het feit dat men er al vanaf 1967 mee bezig is, dus al 29 jaar, maakt dat het niet zo simpel is als het lijkt. In de loop der jaren heeft men door het maken van veel afspraken, die soms goed werkten, geprobeerd op een goede manier deze gemeenschap haar vorm te laten behouden. Niettemin vindt de fractie van de Partij van de Arbeid het wenselijk dat er snel verandering in deze situatie komt. Tijdens ons werkbezoek hebben wij rondgelopen in het dorp en met mensen uit de gemeenschap gesproken. Sommigen zeggen liever te wachten tot met de herindeling van geheel Overijssel wordt begonnen. Anderen daarentegen vinden dat deze situatie niet langer kan en dat er echt iets moet gebeuren. Het is al zo vaak geprobeerd en als het dit keer weer mislukt, voorzien zij dat het heel lang moeilijk zal blijven.

De regering stelt daarom voor, het gehele gebied aan de gemeente Dalfsen toe te voegen, conform het voorstel van de provincie. De gemeente Ommen claimt het gebied echter ook. De gemeente Heino steunt Dalfsen nu het zo gelopen is. Raalte steunt Ommen in de wens deze herindeling nu niet door te zetten in afwachting van de gehele herindeling van Overijssel. Eenstemmigheid in het gebied is er niet. Dat moge duidelijk zijn. De provincie streeft naar een mogelijke herindeling van Overijssel op 1 januari 1999. Je zou dus kunnen zeggen dat er binnen een afzienbare termijn toch wel wat gebeurt.

In 1992 is een referendum onder de bevolking gehouden. Ook dat telt. Dat referendum toonde een zeer gevarieerd beeld. Daaruit bleek dat de keuze voor de gemeente Dalfsen de voorkeur had van de grootste groep kiezers. Het was niet de meerderheid, maar wel de grootste groep: 46%. Al deze argumenten wegend, menen wij dat de herindeling nu moet worden doorgezet. Zowel Dalfsen als Ommen leggen een claim op tafel voor Lemelerveld. De voorkeur van de fractie van de Partij van de Arbeid gaat uit naar Dalfsen, conform het voorstel. Daarvoor pleit dat het grootste gedeelte van de bevolking, namelijk 49%, woont op het grondgebied van de gemeente Dalfsen. Daarvoor pleit eveneens dat in alle probeersels op het gebied van herindeling van de afgelopen 29 jaar er nooit een andere optie is geweest dan clusteren bij de gemeente Dalfsen. Er is voldoende draagvlak voor onder de bevolking. Bovendien is de afstand van Lemelerveld naar Dalfsen of Ommen nagenoeg gelijk. Daarnaast komt de gemeente Dalfsen onder de 14.000 inwoners als haar deel naar Ommen zou gaan. Daar staat tegenover dat als Lemelerveld naar Dalfsen gaat, Ommen onder de 18.000 inwoners daalt. Je kunt dus zeggen dat wat de een erbij krijgt, er bij de ander afgaat. Er is toch nog wel een verschil tussen gemeenten boven en onder de 14.000 inwoners op het gebied van bestuurbaarheid en de mogelijkheid om voldoende ambtelijke ondersteuning te creëren. Kortom, dit lijken mij goede overwegingen om te kijken naar de gemeente Dalfsen.

In de nota naar aanleiding van het verslag vond ik een reactie van de regering onvoldoende. Dat betrof het feit dat er geen openbaar vervoer is tussen Dalfsen en Lemelerveld, maar wel tussen Lemelerveld en Ommen. Natuurlijk beslist de regering niet over het openbaar vervoer in een dergelijke lokale situatie. De regering heeft zich in het verleden bij andere wetgeving een voorstander getoond van bijvoorbeeld aanvullend openbaar vervoer. Ik denk aan de Wet voorzieningen gehandicapten. De regering heeft faciliterend gewerkt op tal van terreinen in verband met het openbaar vervoer. Ik vraag daarom de staatssecretaris of zij daar toch nog mogelijkheden voor ziet en of zij zicht heeft op de vormen van openbaar vervoer naar Dalfsen voor de mensen die in Lemelerveld wonen. Misschien is het ook mogelijk dat de gemeente Dalfsen in enigerlei vorm gemeentelijke diensten op de locatie Lemelerveld aanbiedt. Zeker nu zo'n herindeling aan de orde is, moet daar goed naar gekeken worden.

Dan heb ik nog wat te zeggen over de tussentijdse verkiezingen. Ik sluit mij aan bij de verzuchting van collega Hoekema over het handmatig tellen van de stemmen. Ik heb daar uren mee doorgebracht en ik neem aan velen met mij. Ik vond het toch altijd een heel bijzondere gebeurtenis die ik niet graag zou kwijtraken aan een druk op de knop.

Ik refereer nog aan de motie die ik heb ingediend bij de behandeling van de gemeentelijke herindeling Schouwen-Duiveland, waarin ik zelfs met twee varianten de constructie van tussentijdse verkiezingen heb voorgesteld tussen de reguliere verkiezingsdata. De eerstvolgende verkiezing na de verkiezingen aan het eind van het jaar zou komen te vervallen en in die periode van vijf jaar en vier maanden zouden er dan tussentijdse verkiezingen plaatsvinden. Ik heb daar toen ook argumenten voor gegeven.

Dat heeft een vervolg gehad in de behandeling van de herindeling van Brabant, waar het via een amendement in de wet is aangegeven. Ik ben het met de heer Schutte eens dat niet iedere gemeente en niet iedere herindeling hetzelfde is. Keer op keer moet kritisch worden gekeken of een regeling past in een bepaalde situatie. Voor kleine gemeenten als Heino en Raalte of in dit geval Ommen zou je in mijn ogen niet meer moeten denken aan tussentijdse verkiezingen, maar in de situatie van Dalfsen, waar het gaat om 10% of 11% nieuwe inwoners, is best een vergelijking te trekken met de situatie die wij in Brabant hebben gekend met 's-Hertogenbosch en Rosmalen waar de verhouding zo'n 15% à 20% was.

Wat ik daarmee wil zeggen is dat er een ondergrens is. Die ondergrens is niet hard gedefinieerd. Je zult dus per situatie moeten kijken op welk moment je zegt dat het aantal inwoners dat aan een gemeente wordt toegevoegd zo substantieel is dat je de "bandbreedte" van de verkiezingen toch wilt doorbreken omdat je de periode te lang vindt. Dat is ook de reden waarom ik het amendement van mevrouw Mulder-van Dam mede heb ondertekend. Ik vind de voorstellen die bij de behandeling van Brabant zijn gedaan om de tussentijdse verkiezingen te laten samenvallen met de verkiezingen van provinciale staten, bijzonder goed. Ik denk dat je dan niet kunt spreken van een overmatige belasting van allerlei organisaties.

De heer Schutte (GPV):

Hebben de indieners van het amendement zich ook vergewist van de vraag of de gemeente Dalfsen zelf ook voorstander is van het amendement? Het gaat nu om één gemeente, dus dat is vrij gemakkelijk na te vragen. De gemeente Dalfsen heeft zelf al eerder aan de Kamer gevraagd of het zo kon worden geregeld dat er niet twee verkiezingen na elkaar zouden komen. Het ligt dus voor de hand dat er bij de gemeente Dalfsen naar is geïnformeerd.

Dan heb ik nog een tweede vraag. Vindt mevrouw Noorman niet dat je in zo'n overzichtelijke situatie toch een afweging van belangen moet toepassen? Zij heeft voldoende ervaring met een gemeentelijk bestuur om te weten dat een periode van ruim twee jaar erg kort is om een beleid te ontwikkelen. Die wordt dan weer gevolgd door een periode van drie jaar en dat is ook kort vergeleken met de normale periode van vier jaar. Is die afweging gemaakt?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ja, die afweging heb ik gemaakt. Ik wijs erop dat de gemeentebesturen van Schouwen-Duiveland, Walcheren en ook Dalfsen hebben gevraagd om ervoor te zorgen dat zij niet twee verkiezingen achter elkaar zouden krijgen met een periode van een jaar ertussen. Dat was de vraag. Die vraag wordt gehonoreerd, ook in dit amendement. Dus daarover kan geen misverstand ontstaan.

De heer Schutte (GPV):

Daar ging het niet om een continuering van een bestaande gemeente die er een aantal inwoners bij krijgt, in dit geval 11%, maar gewoon om de vorming van nieuwe gemeenten. Dan heb je toch een andere situatie dan in Dalfsen, waar men verkiezingen gaat vervroegen omdat anders 11% van de nieuwe inwoners een tijd lang van hun kiesrecht verstoken blijven. Dat is de reden waarom de grens ongeveer bij 10% is gelegd.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik ben het ermee eens dat niet iedere situatie hetzelfde is. Per situatie zal moeten worden gewogen. Bij mij zit de weging in het feit, dat het gaat om een substantieel percentage van de bevolking dat toegevoegd wordt aan een gemeente. Op grond daarvan zullen aan het einde van het jaar verkiezingen plaatsvinden. Het gaat dan vervolgens om de vraag of het gaat om verkiezingen die goed zijn voor een periode van vijf jaar en vier maanden of twee jaar en acht maanden. Een raadsperiode van meer dan vijf jaar vind ik te lang. Ik heb dat ook terzake van Zeeland gezegd.

De heer Schutte (GPV):

Het blijft de vraag of dat altijd bij elke herindeling moet worden gedaan die boven de 10% uitgaat. Dat is de minimumgrens terzake van verkiezingen. Of moet worden gezegd: een nieuwe situatie is een andere wanneer je een bestaande situatie gaat verruimen, in dit geval 11%? Mevrouw Noorman zal toch erkennen dat een beleidsperiode van twee jaar en drie maanden zeker voor een nieuw optredend college een zeer korte periode is. Zij is ook wethouder geweest. Zij zou het niet leuk hebben gevonden als zij wethouder zou worden, wetende dat het college nog een periode van twee jaar en drie maanden heeft, waarna opnieuw verkiezingen worden gehouden.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik heb daarmee enige ervaring. Ik ben tussentijds als wethouder aangetreden voor een periode van anderhalf jaar. Ik ben het ermee eens dat iedere situatie kritisch moet worden bekeken. Wij hebben dat in de onderhavige situatie gedaan. De balans voor de gemeente Dalfsen slaat door zoals in het amendement verwoord. Daarmee zeg ik niet dat dit altijd in iedere situatie generiek moet gelden. Ik vind dat het hier om een substantiële situatie gaat. In zo'n geval moet worden gekozen voor een tussentijdse verkiezing.

De heer Schutte (GPV):

Dat begrijp ik niet goed. Als het minder dan 10% toevoeging is, worden sowieso geen extra verkiezingen gehouden. Nu is hier sprake van 11% en dat noemt mevrouw Noorman substantieel, als gevolg waarvan na twee jaar weer verkiezingen kunnen worden gehouden. Wanneer is het substantieel?

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Het substantiële zit in de te overbruggen periode. Ik heb dat al eerder aangegeven. Het is van tweeën één: óf je houdt geen verkiezingen – er is een vuistregel van 11% – óf je houdt ze wel en bekijkt over welke te overbruggen periode het gaat. De te overbruggen periode is in Zeeland, Brabant en in Overijssel precies hetzelfde. Ik – en met mij drie andere fracties – vind dat een te lange periode.

Voorzitter: Doelman-Pel

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Mevrouw de voorzitter! Ik stem in met de nota van wijziging met betrekking tot de handhavingsnorm van scholen. In de meeste andere recente herindelingstrajecten is dat ook zo ingevuld.

Terzake van het wegvak N48 heb ik mij wat gestoten aan de tekst in de nota naar aanleiding van het verslag. D66 en de SGP hebben daarop gewezen. Er wordt gezegd dat deze weg, die het dorp dwars doorkruist, niet in de bebouwde kom ligt en derhalve geen probleem vormt. Wij hebben daar een werkbezoek gebracht. Wij zijn onder en langs die weg gelopen. Toen ik die tekst las, dacht ik: technisch heet dat streepje op de kaart de grens van de bebouwde kom. Dat zegt niets over het de facto in een woonwijk liggen van een dergelijke weg. Die weg levert grote overlast op en vormt een belangrijke scheiding in deze gemeenschap. Ik hoop dat de gemeente Dalfsen, nu Lemelerveld tot die gemeente gaat behoren, deze weg niet langer zal negeren op grond van het feit dat hij niet binnen een technische bebouwde kom ligt. Deze weg vormt een probleem; ik steun de fracties die dit al eerder hebben aangegeven. Ik vind dat hiermee in de nota naar aanleiding van het verslag wat te gemakkelijk wordt weggelopen. Van de staatssecretaris verneem ik graag wat zij vindt van de belasting die deze weg oplevert. Ziet zij op termijn mogelijkheden om deze belasting te verminderen?

Voorzitter! In de nota van wijziging wordt aandacht gegeven aan de werking van de Wet waardering onroerende zaken (WOZ). In deze wet is een waarderingsjaar voor de bebouwing opgenomen. Bij een gemeentelijke herindeling als de onderhavige heeft men te maken met verschillende waarderingsjaren voor verschillende wijken. Voorgesteld wordt om een en ander fictief op het jaar 1995 te stellen. Wat zijn hiervan de consequenties voor andere aspecten van de WOZ? Ik denk hierbij aan het feit dat de waarde per 1 januari 1997 bepalend zal zijn voor het huurwaardeforfait in de sfeer van de inkomstenbelasting. Een tweede element is dat wij bij de behandeling van de herverdeling van de middelen uit het Gemeentefonds hebben afgesproken dat er op nacalculatiebasis, in het kader van de rekening die in 1998 wordt opgemaakt, sprake zal zijn van een herberekening, gericht op het peiljaar 1997. Hoe moet ik beide aspecten zien in relatie met het voorstel dat nu wordt gedaan? Betekent dit dat wat wij hebben afgesproken bij de herverdeling Gemeentefonds op dit onderdeel voor deze ene gemeente niet telt?

Voorzitter! De fractie van de PvdA is van oordeel dat de indeling van de gemeenschap Lemelerveld bij de gemeente Dalfsen zo snel mogelijk moet worden gerealiseerd.

De vergadering wordt van 14.04 uur tot 14.15 uur geschorst.

Staatssecretaris Van de Vondervoort:

Voorzitter! Ook al gaat het in dit geval om een klein herindelingswetje in vergelijking met wat wij heel recent aan de orde hebben gehad, er is heel lang heel veel om te doen geweest. En of het nu een grote of een kleine herindeling is, de mensen die het betreft, worden op dezelfde manier beroerd doordat de grenzen van hun gebied veranderen. Dat blijkt eigenlijk ook wel uit de voorbereiding van deze herindeling, zowel in de periode dat de provincie ermee bezig was, als in de tijd dat Kamer en regering zich erover bogen. Toch is het naar mijn oordeel van belang, ook in termen van het afronden van een wetsvoorstel de knoop door te hakken waarom het in Lemelerveld gaat. Mevrouw Noorman heeft nog eens aan de hand van voor iedereen volstrekt herkenbare voorbeelden aangegeven hoe de spreiding van een gemeenschap over verschillende gemeentelijke gebieden tot knelpunten kan leiden in de dagelijkse gang van zaken. Ik geloof ook dat daarmee wel is aangetoond dat er reden tot herindeling is.

Ik besef overigens heel goed dat deze herindeling plaatsvindt op een moment waarop er overigens in de provincie Overijssel met gemeenten wordt gesproken over een grootschaliger herindeling van het gebied als geheel. Nu de behandeling van deze herindeling zo vergevorderd is en nu er nog onvoldoende inzicht bestaat in de termijnen en de inhoud van het herindelingsproces in Overijssel, heb ik gemeend het wetsvoorstel toch te moeten indienen. Ik heb uit de reactie van de Kamer begrepen dat ook zij meent dat er voldoende reden is om de knoop maar door te hakken. Nu is het natuurlijk wel van belang in ieder geval de politiek-bestuurlijke uitspraak te doen dat, als de gemeente Dalfsen over een paar jaar inderdaad bij een herindeling betrokken zal zijn, de kern Lemelerveld één geheel met de nieuw te vormen gemeente Dalfsen zal vormen, ook al heeft de wetgever natuurlijk op elk moment de ruimte om zijn eigen afweging te maken. Maar het is van belang om vast te stellen dat dit het uitgangspunt is, want anders hadden wij het wetsvoorstel beter kunnen laten liggen. Ik zeg dit mede naar aanleiding van een vraag van de heer Hoekema.

Voorzitter! Ik ga eerst maar even in op de keuze voor de gemeente Dalfsen. Gelet op de geschiedenis van Lemelerveld, op de discussie en op de overwegingen om tot herindeling te komen, kun je zeggen dat er goede argumenten zouden zijn geweest om Lemelerveld aan Ommen toe te delen, maar ook dat er goede argumenten zijn om het bij Dalfsen in te delen. En de heer Hoekema zei het al, er is enig verschil als het gaat om de historische betrokkenheid, de ontstaansgeschiedenis van Lemelerveld, en de feitelijke, rationele overwegingen die op dit moment aan de orde zijn. Zelf vind ik het van belang dat de provincie uiteindelijk goed beargumenteerd een keuze voor Dalfsen heeft gemaakt, zodat er zware argumenten voor nodig zijn om een andere keuze te maken. Die zijn er in mijn ogen niet, temeer daar er in de argumentatie al een lichte voorkeur voor Dalfsen ontstaat en de provincie heeft willen meewegen dat in ieder geval bij een referendum het grootste deel van de bevolking van Lemelerveld een voorkeur voor Dalfsen heeft uitgesproken. En voorzover het niet de eerste voorkeur was, werd het vrij breed als tweede keuze aangemerkt. Als er sprake is van enigszins gelijkwaardige alternatieven, dan kan dat als argument gebruikt worden, zoals wij al eerder besproken hebben. Dit is er een voorbeeld van en ik geloof ook dat het goed is.

Op zichzelf is het juist dat de situatie zoals die nu wordt bewerkstelligd – de kern Lemelerveld onder Dalfsen brengen – betekent dat er geen sprake is van een rechtstreekse openbaar-vervoersverbinding tussen Dalfsen en de kern Lemelerveld. Ik zie best dat dit complicaties met zich kan brengen. Daarbij moeten wij ons wel realiseren dat voor de helft van de inwoners die nu al deel uitmaken van de gemeente Dalfsen, die situatie altijd al zo is geweest en dat het voor die helft van de bevolking ook niet verandert. Daarnaast zal het voor de helft van de bevolking zo worden, waarbij de openbaar-vervoersverbindingen met Ommen en Raalte met name wel beter zijn.

Ik vind op zichzelf dat het van belang is dat je in de gaten houdt dat burgers op een redelijke manier hun gemeentehuis kunnen bereiken. Maar als je rondkijkt in Nederland, kun je zien dat er ontzettend veel kernen zijn die niet met openbaar-vervoersverbindingen met hun gemeentehuis zijn verbonden, hoezeer je dat op zichzelf ook wenselijk zou vinden. Er zijn echter andere overwegingen van rationaliteit, die maken dat je niet overal die openbaar-vervoersverbindingen kunt hebben. Ik heb in mijn argumentatie niet beoogd te zeggen dat ik het geen punt van overweging vind in de plaatselijke situatie, maar het kan niet een argument zijn dat op zichzelf uiteindelijk een zodanige relevantie krijgt in de keuze voor herindeling, dat er daarom iets mee gedaan moet worden.

Het is overigens zo dat de gemeente Dalfsen op dit moment bezig is met nader onderzoek naar mogelijkheden om een openbaar-vervoersverbinding tot stand te brengen. Daarbij is er thans nog geen sprake van een uitkomst, maar het laat in ieder geval de bereidheid van die gemeente zien om te kijken of er mogelijkheden zijn een ook door haar als knelpunt ervaren element in deze hele materie tot een oplossing te brengen. Ik ga er eerlijk gezegd zelf van uit dat als een gemeente die bereidheid heeft, zij tot de conclusie zal komen dat zij iets zal willen regelen op het moment dat dit ook reëel tot de mogelijkheden behoort. Ik denk dat daarmee in ieder geval mag worden aangenomen dat de gemeente Dalfsen daarnaar kijkt.

Datzelfde geldt overigens voor de bereikbaarheid van het "gemeentelijk loket": ook dat is onderwerp van nadere afweging bij de gemeente Dalfsen. Op zichzelf is daar de bereidheid aanwezig om te kijken of er oplossingen in deze sfeer te bedenken zijn, die ook haalbaar zijn en waarvan de baten en lasten tegen elkaar opwegen.

Voorzitter! Een ander punt betreffende de keus Lemelerveld heeft te maken met de vraag hoe precies het grensbeloop in de gemeenten is. Met eenzelfde knipoog terug in de richting van de heer Hoekema, merk ik op dat ik blij ben dat hij geleerd heeft van zijn vorige fout en dat ik zeer bereid ben om hem te vergeven. Daarbij wil ik overigens met dezelfde serieuze ondertoon wel vaststellen dat de provincie Overijssel, als het gaat om het grensbeloop, zeer veel aandacht aan de specifieke knelpunten, wensen en vragen heeft besteed, want er is in de provinciale oordeelsvorming uitvoerig op elk van die grensbeloopkwesties ingegaan. Men heeft ook, na een aantal inspraakrondes, op een paar punten besloten om het grensbeloop op grond van die inspraakreacties te wijzigen. Op andere punten heeft men afgewogen dat het tegemoetkomen aan wensen vanuit het betrokken gebied uiteindelijk een onevenredige belasting voor de betrokken gemeenten zou worden. Ik meen dat dit zodanig zorgvuldig is gedaan en ook zodanig is beargumenteerd, dat het wijs is om in dit geval het grensbeloop zoals de provincie dat heeft voorgesteld maar te laten zoals het is. Ik ben blij dat de geachte afgevaardigde ook tot die conclusie is gekomen.

Voorzitter! Wat betreft een aantal vragen die te maken hebben met het onderwijs, merk ik het volgende op. Ik heb in de nota van wijziging tegemoet willen komen aan het doortrekken van een lijn die de Kamer bij amendement bij het wetsvoorstel inzake Brabant heeft ingezet, omdat ik dat een inhoudelijk volstrekt verantwoorde afweging vind. Ik ben ook blij dat van de kant van het CDA de waardering daarvoor hier wordt uitgesproken.

Door verschillende woordvoerders is een vraag over de opheffingsnormen gesteld. Als een school met 44 leerlingen samen met de scholen waarmee dat samenwerkingsverband bestaat, blijft voldoen aan de eisen die daarvoor gelden in artikel 107d van de Wet op het basisonderwijs, dan kan die samenwerkingsovereenkomst blijven bestaan. De informatie waarover wij op dit moment beschikken, maakt het aannemelijk om te veronderstellen dat die situatie zo wordt gehandhaafd. Het is een samenwerkingsovereenkomst, die in principe voor tien jaar wordt aangegaan en waarvan inmiddels twee of drie jaar zijn verstreken en waar in beginsel de komende jaren op basis van dat samenwerkingsverband mee kan worden doorgegaan. Het "in principe" heeft er dus niet mee te maken dat wij veronderstellen dat het allemaal heel wankel is. Het hoort te blijven voldoen aan de eisen van artikel 107d van het Wet op het basisonderwijs. Daar duidt het "in principe" op.

Voorzitter! Ik zit een beetje in mijn maag met de verkiezingen en de tussentijdse verkiezingen, en niet omdat ik mij ten principale wil verzetten tegen tussentijdse verkiezingen hoezeer je ook aarzelingen kunt hebben over de vraag of ruim vijf jaar nu zoveel is voor een nieuwe gemeente. Die argumenten hebben wij echter eerder in dit huis gewisseld. Ik vind dat niet zoveel, maar desalniettemin ben ik bereid om te respecteren dat de Kamer daar een oordeel over heeft geveld, maar dan blijft inderdaad de vraag of je dat op dit moment in alle wetsvoorstellen zo moet regelen. Het debatje naar aanleiding van de interruptie van de heer Schutte, laat eigenlijk ook zien dat het verstandig zou zijn geweest om even iets meer tijd te hebben om onder andere op dit soort punten nog eens van gedachten te wisselen over de vraag wanneer het wel en wanneer het niet gebeurt.

Daarbij zijn verschillende overwegingen mogelijk. Als er bijvoorbeeld sprake is van meer dan 10% wijziging van het inwonersaantal, is er in formele zin sprake van een herindeling. Daarmee trek je een formele lijn door. Aan de andere kant heeft de nieuwe gemeente Dalfsen van oudsher haar relaties en verbindingen gehad met Lemelerveld. Er is dan ook altijd sprake geweest van afstemming en overleg met de andere betrokken gemeenten om tot een goede oplossing voor de kern Lemelerveld te komen. Het is zeer de vraag of zo'n situatie dat inderdaad rechtvaardigt. Ik kan een eind meevoelen met de argumentatie van de heer Schutte, maar daar staat tegenover dat het met een formele grens wel voor de hand ligt om daar waar de Wet ARHI een onderscheid maakt tussen het grenscorrectieniveau en het herindelingsniveau, dat niveau ook aan te houden. Precies die 10%-grens maakt dat het dan ook niet aan de orde is om wat Ommen, Raalte en Heino betreft het gestelde in het amendement van toepassing te verklaren, omdat zij onder de wijziging met 10% in inwonersaantallen blijven. Als er geen sprake was geweest van zo'n ingewikkelde situatie met één dorpskern, had het wat deze gemeenten betreft met een grenscorrectie geregeld kunnen worden. De bijzondere situatie van Lemelerveld maakt dat zij hier in het wetsvoorstel is opgenomen. Dat leidt tot een scherpe scheiding, waarbij Dalfsen wel aan de orde kan komen maar de drie andere gemeenten niet.

In de discussie over de omvang van gemeenten heb ik doelbewust nagelaten een inwonersaantal als ondergrens te noemen, omdat niet in alle situaties van eenzelfde getalsmatige ondergrens kan worden uitgegaan. Het maakt ook uit of het gaat om een verstedelijkt of een landelijk gebied. Ik realiseer mij wel dat met name in de lijn zoals die door de VNG is ingezet in de discussie, de grens voor een fulltime wethouder wel materiële betekenis aan het krijgen is. De regering heeft dit echter niet als norm geformuleerd bij het voorbereiden van wetsvoorstellen. Ik zou dat ook met de argumenten die daarvoor zijn gegeven in het beleidskader herindeling, niet alsnog willen doen.

Ik vind wel dat je moet afwegen of het mogelijk is een gemeente van boven de 18.000 inwoners kleiner te maken. Ik heb de situatie van de kern Lemelerveld zwaarder gewogen dan de overweging dat Ommen onder de grens van 18.000 inwoners valt. Voor dit moment moeten wij accepteren dat Ommen op ruim 16.000 inwoners uitkomt.

De herindeling heeft geen gevolgen voor zittende wethouders. De nu zittende wethouders blijven tot aan het eind van de raadsperiode sowieso fulltimers. Op dit moment is het al mogelijk voor gemeenten met een inwonertal van 14.001 tot 18.000, op grond van artikel 6 van het Rechtspositiebesluit wethouders, het college van GS te verzoeken op grond van bijzondere omstandigheden de tijdsnorm te verhogen tot maximaal 100%, dus tot fulltime. Als die situatie zich in Ommen zou voordoen, is het ter beoordeling van GS of de omstandigheden aldaar van dien aard zijn dat een afzonderlijke toestemming voor de fulltimenorm zou moeten worden gegeven. De wet voorziet in die mogelijkheid, zij het dat daaraan een afweging van GS ten grondslag behoort te liggen.

Voorzitter! Natuurlijk is de N58 een knelpunt. Ik ken de weg heel goed. Ik ben er meer dan twintig jaar regelmatig overheen gereden van mijn woonplaats naar mijn ouderlijk huis; ik weet echt waarover het gaat. Die weg is wel een knelpunt in termen van hoe dicht verkeer langs woonbebouwing gaat. De vraag is echter of de weg een zodanig knelpunt is dat die van invloed moet zijn op de bestuurlijke begrenzing van het gebied. Mijn afweging is geweest dat dit niet aan de orde is. Als wij kijken naar de huidige situatie, is voor de bewoners van de gebieden over en weer die grens veel minder scherp dan de kaart doet vermoeden. Ik vind eerlijk gezegd dat dit punt voor de bestuurlijke keuze niet relevant is. Dat laat onverlet de discussie, die lokaal en regionaal ongetwijfeld zal doorgaan, over de vraag of een omlegging buiten het direct bebouwde gebied wenselijk is. Ik vind alleen dat als wij niet daarover gaan, wij niet de verwachting moeten wekken dat dit onderwerp wat ons betreft in bespreking moet komen. Dit is ter afweging aan andere bestuursorganen en andere betrokkenen. Wij moeten voorzichtig zijn met het wekken van de verwachting dat wij zo'n knelpunt oplossen. Dit knelpunt heeft niet met de bestuurlijke situatie te maken, maar met verkeersveiligheid en overlast. Dat vraagt een andere afweging op een andere plaats.

De heer Hoekema (D66):

De staatssecretaris heeft gelijk met haar opmerking dat dit geen factor is in de bestuurlijke discussie. Met mevrouw Noorman vond ik die tekst echter zo ontzettend kil geschreven. Die weg gaat echt dwars door Lemelerveld heen. Het lijkt een beetje op de wegen die op van die pijlers door New York gaan, om maar een vergelijkbare gemeente te noemen! Deze weg gaat door het hart van Lemelerveld. Het zou zo aardig zijn als de staatssecretaris, zonder verwachtingen te wekken, bij die andere bestuursorganen het gevoelen van de Kamer daarover zou willen vertalen. Ik deel haar opvatting dat het bestuurlijk geen andere effecten geeft.

Staatssecretaris Van de Vondervoort:

Ik hoop dat hiermee voldoende duidelijk is wat de afweging is geweest.

Mevrouw Noorman-den Uyl (PvdA):

Ik heb nog een iets specifiekere vraag aan de staatssecretaris over de nota naar aanleiding van het verslag. Het gaat dan niet om het knelpunt met betrekking tot de herindeling, maar om het knelpunt van die weg door de bebouwde kom. Er staat: er is echter geen aanleiding om het wegvak van de N48 door Lemelerveld in de toekomst binnen de bebouwde kom te laten vallen. De staatssecretaris hanteert de argumentatie dat de tekst moet worden gelezen in de zin van "het knelpunt van de herindeling" en niet "het knelpunt van de weg door de bebouwde kom". Ik vraag mij af of haar toelichting overeenkomt met deze tekst.

Staatssecretaris Van de Vondervoort:

Ik begrijp dat u over de tekst struikelt. Maar ik heb geprobeerd duidelijk te maken dat er een verschil is tussen de weg als element in de bestuurlijke afweging en de weg waaraan aspecten als verkeersveiligheid en overlast vastzitten. Dan kun je er natuurlijk een ander oordeel over hebben. Dat laatste ligt nu niet ter besluitvorming voor. Ik vind dat je voorzichtig moet zijn om hier een bepaalde suggestie te wekken. Als de weg hier wordt besproken als iets wat lastig en vervelend is, kan er niet ineens prioriteit worden toegekend aan het oplossen van de problemen. Daar gaan wij niet over. Wij zouden dan ingrijpen in de prioriteitenstelling van andere bestuursorganen. Dat wilde ik tot uitdrukking brengen. Ik hoop dat ik dat hiermee in voldoende mate heb gedaan. Dit laat overigens onverlet dat de gevoelens die hier leven over een ingewikkelde verkeerssituatie, duidelijk kenbaar worden gemaakt aan betrokkenen.

Dan kom ik bij de WOZ. Er is inderdaad sprake van een ingewikkelde situatie. Ik ben van mening dat je moet proberen om overgangsmaatregelen in vergelijkbare situaties steeds van toepassing te verklaren. Ik heb om die reden bijvoorbeeld ook een nota van wijziging ingediend met betrekking tot het onderwijs. Ik vind dat voor de hand liggend. Als zich met betrekking tot herindeling vergelijkbare situaties voordoen – dus vergelijkbaar met de situatie die hier aan de orde is – zal er sprake moeten zijn van een vergelijkbare mogelijkheid tot een overgangsregeling, namelijk de keuzemogelijkheid. Er is hier sprake van vier gemeenten die elk een wetsfictie kennen. Het is de vraag of daarmee op dezelfde manier kan worden omgegaan als zich bij een herindeling de situatie voordoet van actuele waarden én wetsfictiewaarden. Het vraagt in de uitwerking dus wel het een en ander. Maar het is de bedoeling om een gelijke behandeling te bewerkstelligen op dit punt.

In de voorliggende situatie wordt Dalfsen de keuze gelaten om de huidige wetsfictie te handhaven dan wel een nieuwe waarde vast te stellen. Dit laat de afspraken onverlet die zijn gemaakt in het kader van de Financiële-verhoudingswet, de toepassing van de wetsfictie, de WOZ, de verrekening etcetera. Die blijven onverminderd van toepassing. Het gaat erom of wordt gekozen voor een gedifferentieerde wetsfictie. Dat zou natuurlijk wel gevolgen hebben. Voor delen van de gemeenten moet je met een opslagpercentage de waarde voor de Financiële-verhoudingswet vaststellen. Voor delen van de gemeente kan een element van verschil bij huurwaardeforfait aan de orde zijn. Maar het is niet de bedoeling dat dit in de plaats treedt van datgene wat wij in de Financiële-verhoudingswet met betrekking tot de WOZ, de toepassing, de aanpassing van niveaus en dergelijke beoogd hebben te regelen. Dat is gewoon op 1 januari 1997 op Dalfsen van toepassing. Toeslagen, correcties en dergelijke worden achteraf toegepast, als dat aan de orde komt. Hiermee is, denk ik, tegemoetgekomen aan de zorgen die door mevrouw Noorman en de heer Hoekema zijn geuit op dit punt.

De voorzitter:

Naar mij blijkt, is er geen behoefte aan een tweede termijn.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt enkele minuten geschorst.

Naar boven