Aan de orde is de behandeling van:

het wetsvoorstel Wijziging van de Wet buitengewoon pensioen 1940-1945, de Wet buitengewoon pensioen zeelieden-oorlogsslachtoffers, de Wet buitengewoon pensioen Indisch verzet, de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 en de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers 1940-1945 (herziening aanpassingssysteem wetten voor oorlogsgetroffenen) (24115).

De algemene beraadslaging wordt geopend.

De heer Middel (PvdA):

Mijnheer de voorzitter! Op het eerste gezicht lijkt dit wetsvoorstel als hamerstuk afgedaan te kunnen worden. Er is immers niets in te brengen tegen een aangepaste wijze van indexering van de vijf wetten voor oorlogsgetroffenen. Maar toch zit er een adder onder het gras, zoals ook al uit de schriftelijke voorbereiding bleek. Dat is voor mijn fractie reden, dit wetsvoorstel toch plenair te behandelen.

Het gaat de PvdA-fractie met name om de terugwerkende kracht in geval van verlaging van pensioenen en uitkeringen. Anders dan bij vaststelling van ambtenarensalarissen is er geen sprake van een of andere vorm van overleg of onderhandelingen. Bij de wetten voor oorlogsgetroffenen geldt geen verplichting om voor aanpassing aan pensioenwijzigingen advies te vragen aan de wettelijk aangewezen adviesorganen op het terrein van oorlogsgetroffenen. Voor alle duidelijkheid, sinds de koppeling aan de Algemene militaire pensioenwet en de Algemene burgerlijke pensioenwet heeft dit weliswaar niet plaatsgevonden, maar in de toekomst valt dit niet uit te sluiten. Ter informatie, de laatste verlaging van de uitkeringen en de pensioenen dateert van 1984. Toen gold nog een heel andere aanpassingssystematiek. Wij hadden het toen over de 3%-maatregel.

Voorzitter! Al met al wil de fractie van de PvdA de terugwerkende kracht in geval van verlaging uit de wet houden. Daarom heb ik, mede namens de woordvoerders van de andere coalitiepartijen, een amendement ingediend en wel op stuk nr. 6.

De heer Van Waning (D66):

Mijnheer de voorzitter! De fractie van D66 stemt er in algemene zin mee in dat het op peil houden van de welvaartsvastheid van de pensioenen en uitkeringen voor oorlogsgetroffenen wordt bepaald door het gewogen gemiddelde van de salariswijzigingen in de acht overheidssectoren. Wij vinden het ook juist dat een regeling wordt getroffen voor de zogenaamde doorvertaling van deze systematiek van eenmalige uitkeringen naar de pensioenen en uitkeringen.

De fractie van D66 heeft echter grote bezwaren tegen het voorstel om een wettelijke basis te creëren voor het met terugwerkende kracht in werking laten treden van een aanpassingsbesluit waarin de pensioenen en uitkeringen worden verlaagd. De heer Middel bracht dit al naar voren. Wij hebben hierop ook reeds in de schriftelijke voorbereiding gewezen. Die regeling houdt immers in dat de minister van Binnenlandse Zaken in overeenstemming met de Centrale commissie georganiseerd overleg vaststelt dat een bezoldigingswijziging een algemeen karakter heeft en dus ook moet doorwerken in de pensioenen en uitkeringen van oorlogsgetroffenen. Als het gaat om een verhoging van de bezoldiging vinden wij dat een goede zaak. Maar als het gaat om een verlaging, vinden wij een aanpassing met terugwerkende kracht ongewenst, ook omdat de organisaties van oorlogsgetroffenen niet zelf in het overleg betrokken zijn. Maar vooral vindt de fractie van D66 het belangrijk dat juist in dit jaar, 50 jaar na de bevrijding van Nederland en het voormalige Nederlands-Indië, een regeling wordt getroffen die in het bijzonder rekening houdt met de ook financiële kwetsbaarheid van deze groepen.

Het door mij mede ondertekende amendement van de heer Middel en mevrouw Van Heemskerck Pillis wijzigt dit volgens ons ongewenste onderdeel van het wetsvoorstel. Wij realiseren dat hiermee een uitzonderingspositie wordt gecreëerd. Wij wensen ook geen precedentwerking ervan. Wij menen echter dat de maatschappij voor deze groepering bijzondere solidariteit moet tonen. Dat hoef ik overigens niet tegen deze minister te zeggen. Zij heeft van meet af aan deze bijzondere solidariteit op een voortreffelijke wijze getoond.

Mevrouw Van Heemskerck Pillis-Duvekot (VVD):

Voorzitter! Collega Middel spreekt over een addertje onder het gras, maar dat is natuurlijk een ontzettend theoretisch addertje. Dat realiseren wij ons allemaal. Omdat het hier echter een groepering betreft die wij, terecht, altijd een ietwat bijzondere positie hebben gegeven, hebben wij het amendement om die eventueel negatieve aanpassing ongedaan te maken, heel graag medeondertekend. Het is echter uitdrukkelijk niet de bedoeling – collega Van Waning onderstreepte dat ook – dat dit als een precedent gaat werken. Er mag dus geen sprake zijn van een uitstralingseffect. Het is heel duidelijk voor deze groepering. Daar staan wij zeer achter, maar hier moet het wel bij blijven.

Nogmaals, mijn fractie heeft het amendement met veel overtuiging medeondertekend, met daarnaast deze opmerkingen als kanttekening.

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Ik heb met belangstelling en sympathie naar de opmerkingen van mevrouw Van Heemskerck en de heren Middel en Van Waning geluisterd. Zij hebben een pleidooi gevoerd om af te zien van de mogelijkheid, een aanpassing van de buitengewone pensioenen en uitkeringen aan een verlaging van de ambtelijke en militaire salarissen terugwerkende kracht te geven tot de ingangsdatum van die algemene salarismaatregel. Voor een overeenkomstige aanpassing van de ambtelijke en militaire pensioenen is die mogelijk terugwerkende kracht inderdaad wel in de huidige wetgeving voorzien.

Het amendement dat de drie sprekers gezamenlijk, namens hun fracties, hebben ingediend, stemt op zichzelf niet overeen met het principe dat de welvaartsvastheid in de wetten voor oorlogsgetroffenen zonder meer gekoppeld is aan de militaire invaliditeitspensioenen. Zo'n koppeling wil in principe zeggen: met alle voor- en nadelen, in voor- en tegenspoed. Daar staat voor mij tegenover dat het uitgangspunt van de wetten voor oorlogsgetroffenen natuurlijk een bijzondere is. Dat blijkt ook uit de begrippen "bijzondere solidariteit" en "ereschuld". Ik heb dan ook geen bezwaar tegen de aanneming van het amendement. Als de Kamer de belangen van de oorlogsgetroffenen met de voorgestelde wijziging van het wetsvoorstel het beste gediend acht, dan zal de regering dat met genoegen uitvoeren.

De heer Esselink (CDA):

Voorzitter! In het verslag heeft met name de PvdA-fractie aangedrongen op het wijzigen van het wetsvoorstel. De heer Middel gaf daar als argument bij het ontbreken van overleg, het niet aan het overleg deelnemen. Dat is op zichzelf een valide argument. Heeft de minister overwogen om het wetsvoorstel eigenstandig te wijzigen? Ik had mij dat kunnen voorstellen na die argumentatie. Eerlijk gezegd, had ik dat ook verwacht!

Minister Borst-Eilers:

Voorzitter! Ik denk dat, in de tijd gezien, meer sprake is van een procedureel punt dan van een principe. Ik was al heel snel overtuigd van het feit dat dit een heel goede aanpassing zou zijn. In zo'n situatie moet ik echter wel met diverse collega's overleggen. Er is interdepartementaal, op ambtelijk niveau, sprake geweest van een stevige discussie. Die is overigens gelukkig beslecht in het voordeel van het ingediende amendement. Pas heel recent vernam ik dat men zich daar wat meer of minder pruttelend bij heeft neergelegd. Ik wil daarmee niet zeggen dat men het principe niet heeft onderkend, maar men moest natuurlijk aan de precedentwerking denken. De ministers van Financiën en van Binnenlandse Zaken hebben hun eigen verantwoordelijkheid. Het is dus niet helemaal zonder slag of stoot gegaan. Het was zeker geen walk-over. Men constateerde dit echter op zo'n laat moment dat het mij elegant lijkt om het initiatief van de betrokken fracties in die zin te honoreren dat, als het amendement wordt aangenomen, wij dat zullen uitvoeren.

De heer Esselink (CDA):

U meent dus niet dat de kans dat op titel van het wetsvoorstel tot een verlaging zou moeten worden overgegaan, een theoretische is? Binnen het kabinet zijn er kennelijk ministers die het een principiële en zeker geen theoretische zaak vinden.

Minister Borst-Eilers:

Neen, het is niet theoretisch. Er zijn natuurlijk onderhandelingen met overheidspersoneel die eindigen in handhaving van het loonniveau. Wij weten natuurlijk niet wat ons goede land nog te wachten staat, maar het is natuurlijk niet ondenkbaar dat er een keer een verlaging optreedt, ook in de sfeer van met name de pensioenen.

De heer Esselink (CDA):

Als dat het geval is, kan ik wel zeggen dat de CDA-fractie het hartgrondig met het amendement eens is. Ik had namelijk begrepen dat het om een theoretische mogelijkheid ging.

Minister Borst-Eilers:

Als u wilt dat het gebeurt, moet u het ook echt steunen.

De algemene beraadslaging wordt gesloten.

De voorzitter:

Ik stel voor, aanstaande dinsdag te stemmen.

Daartoe wordt besloten.

De vergadering wordt van 16.40 uur tot 19.00 uur geschorst.

Voorzitter: Lansink

Naar boven