Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 2, item 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2022-2023 | nr. 2, item 8 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES in verband met uitbreiding van de uitzonderingsmogelijkheid om het onderwijs en de examens van mbo-opleidingen op Bonaire in het Papiaments aan te bieden ( 35893 ).
De voorzitter:
Thans is aan de orde de behandeling van het wetsvoorstel 35893, Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES in verband met uitbreiding van de uitzonderingsmogelijkheid om het onderwijs en de examens van mbo-opleidingen op Bonaire in het Papiaments aan te bieden. Ik heet de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van harte welkom in de Eerste Kamer.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan de heer Van Kesteren namens de PVV.
De heer Ton van Kesteren (PVV):
Dank u wel, voorzitter. Minister, van harte welkom en fijn dat u de tijd neemt om met mij in debat te gaan over het voorliggende wetsvoorstel. Ik doe dat vanuit mijn verantwoordelijkheid als Eerste Kamerlid, maar zeker ook omdat ik heel veel affiniteit heb met het mbo. Ik hoor dat u dat ook heeft, dus dat vind ik hoopvol. Ik ben meer dan 40 jaar in het onderwijs werkzaam geweest, waaronder een groot deel ook in het mbo. Vandaar dat ik vind dat ik wel een beetje recht van spreken heb.
Voorzitter. De PVV-fractie constateerde dat de aanleiding voor deze wet is gebaseerd op een onjuiste aanname, namelijk dat de geslaagde studenten, die hun opleiding en behaalde examen in het Papiaments hebben gedaan, zich niet overal in het Koninkrijk zouden kunnen melden voor een vervolgopleiding of de arbeidsmarkt. De huidige Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek staat al toe dat studenten met een mbo 4-diploma, in welke taal behaald dan ook, toegang hebben tot het vervolgonderwijs in Nederland. Op een later moment in het wetstraject bleek dat deze cruciale informatie was achtergehouden c.q. was weggelaten. Daarmee staat wat de PVV-fractie betreft de onzorgvuldigheid van het verloop van dit wetstraject vast.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel is ons inziens dan ook overbodig, contraproductief en ondoelmatig. Het leidt er namelijk toe dat zowel de studenten alsook de Nederlandse opleidingen daardoor gedupeerd kunnen worden. Het probleem is namelijk dat de achterstand in de Nederlandse taal met dit wetsvoorstel niet echt wordt aangepakt, maar juist wordt vergroot. De taalachterstand van deze studenten zal door het voorliggende wetsvoorstel worden versterkt en belemmerend werken voor hun verdere ontwikkeling, zowel in het hoger beroepsonderwijs als in het functioneren op de lokale arbeidsmarkt. De kansen voor leerlingen — studenten, zo u wilt — die op mbo-niveau 3 en 4 in het Papiaments worden opgeleid, zullen er in de praktijk namelijk niet beter op worden, omdat zij maar moeilijk in Europees Nederland zullen slagen. Daardoor wordt de kans vergroot dat zij met een aanzienlijke studieschuld blijven zitten.
Voorzitter. In het hbo en op de lokale arbeidsmarkt is de Nederlandse taal onontbeerlijk in de communicatie met de overheid. Het Nederlands is onontbeerlijk in het bijhouden van actuele kennis en vaardigheden en innovatieve ontwikkelingen in het vak. Ik vraag de minister dan ook of hij kan aangeven waarom dit wetsvoorstel goed zou zijn voor de taalontwikkeling van mbo-studenten op Bonaire.
Voorzitter. De ontwikkeling begint met de Nederlandse taal en het taalniveau. Het Papiaments sluit mensen en met name jongvolwassenen uit van heel veel zaken. Dat moeten we echt niet willen. Als we het hebben over een leven lang ontwikkelen en leren, dan hadden zelfs niveau 1 en 2 niet in het Papiaments moeten worden aangeboden. Voorstanders van deze uitzonderingswet staan op het standpunt dat er studenten op Bonaire zijn die niet in staat zijn om Nederlands te leren of in het Nederlands te communiceren, en dat deze studenten daarom hun niveau 3- of niveau 4-opleiding en examens in het Papiaments zouden moeten kunnen doen. Maar daarmee worden mbo-studenten die op niveau 3 en niveau 4 zitten onderschat. Niveau 3- of niveau 4-studenten die zijn opgegroeid met het Papiaments, of misschien het Fries, zijn namelijk qua niveau heel goed in staat om in het Nederlands te studeren of in het Nederlands te communiceren. Deze studenten kunnen in een baan op dat niveau dan ook niet zonder het Nederlands. Bovendien wordt voor Friese studenten die in en met het Fries zijn opgegroeid, ook geen uitzondering gemaakt. Die leren ook Nederlands en krijgen hun opleiding en examens ook in het Nederlands aangeboden. De tweede vraag is dan ook: kan de minister aangeven waarom voor Bonaire dan wel een uitzondering wordt gemaakt?
Voorzitter. Omdat het slechts een klein aantal studenten betreft, zou het bedrijfsleven aldaar heel goed kunnen voorzien in de geschikte bbl-opleidingen in het Papiaments die voldoen aan de vraag vanuit de lokale arbeidsmarkt en waarmee deze studenten zich kunnen verbeteren voor de lokale markt. Ook in Europees Nederland kunnen mbo-scholen er namelijk voor kiezen om opleidingen in een andere taal dan het Nederlands aan te bieden als dat in het belang van de student is. Dat staat de wet al toe. Een cursus Nederlands om de Nederlandse taalvaardigheid van niet-Nederlandssprekende studenten tot en met havoniveau op te krikken, werd in de Tweede Kamer als gelegenheidsoplossing in het wetsontwerp gefietst, mede om dit gemankeerde wetstraject te redden. Een Eerste Kamer die zichzelf serieus neemt, zou een dergelijk gemankeerd traject, een wetsvoorstel dat is gebaseerd op foute informatie, dan ook niet moeten laten passeren.
Voorzitter. Regelmatig hoor ik in deze Kamer dat de kwaliteit van wetgeving beter kan en zelfs beter moet. Ook hoor ik in onderwijsdebatten vaak over gelijke kansen voor leerlingen. Maar daar voorziet dit wetsvoorstel allesbehalve in. Het voorliggende wetsvoorstel en het traject ernaartoe is zo'n voorbeeld dat allesbehalve aan de kwaliteitseisen voldoet. Dit wetsvoorstel heeft namelijk het tegenovergestelde effect van wat de minister ermee beoogt en is naar de mening van de PVV-fractie dan ook overbodig. Daarom vraag ik de minister dit wetsvoorstel al dan niet bij nader inzien in te trekken en vraag ik deze Kamer om, geheel los van politieke overwegingen maar vanuit onze verantwoordelijkheid voor het zorgdragen voor zorgvuldigheid in wetstrajecten en kwalitatief goede wetgeving, volgende week tegen het voorliggende wetsvoorstel te stemmen.
Er moet me nog één ding van het hart dat me nu te binnen schiet over die taalachterstand en kansenongelijkheid, wat voor mij een heel belangrijk onderdeel is. Op Bonaire krijgen basisschoolleerlingen les in het Nederlands. Vervolgens gaan de leerlingen die het betreft naar het voortgezet onderwijs, het mbo. Dan opeens stopt die Nederlandse taalontwikkeling, waardoor er een taalachterstand ontstaat gedurende de mbo-opleiding. Dat is volgens mij cruciaal, want daarmee is die taalachterstand ook voor het toekomstperspectief van deze studenten … Stel, we gaan allemaal niet meer vliegen. Het toerisme daar op Bonaire zal ook achteruitgaan. Dat zal ook stil komen te liggen. Dan is er een student die de 40-jarige leeftijd heeft bereikt en die bij zichzelf denkt: goh, ik zou wel iets anders willen. Dan komt de taalachterstand die hij toen heeft opgelopen als een boemerang terug. Ik zou toch graag willen dat u dat in uw overwegingen meeneemt.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kesteren. Wenst een van de leden in de eerste termijn nog het woord? Dat is niet het geval. We zijn nu toe aan het antwoord van de regering in de eerste termijn. Minister, bent u in de gelegenheid om direct te reageren op de vragen van de Kamer? Of wenst u een korte schorsing? Nee? Dan ga ik u het woord geven.
Minister Dijkgraaf:
Voorzitter. Allereerst is het mij een groot genoegen om voor het eerst hier in de plenaire zaal uw Kamer te mogen toespreken. Het is een extra groot genoegen, omdat dat het mbo betreft. Daarmee heb ik een soort perfect record, want ook in de Tweede Kamer was mijn eerste plenaire debat over het mbo. Dat doet me genoegen. Want als ik kijk in mijn eigen portefeuille, waarin het vervolgonderwijs zit, dus ook het hbo en het wetenschappelijk onderwijs, dan voel ik dat het mbo in een heleboel opzichten onderbelicht is. Het betreft ongeveer een derde van onze studenten. Er is heel veel te doen — ik hoop dat ik u daar bij een andere gelegenheid nog verder over kan spreken — om de balans in alle vormen van vervolgonderwijs te adresseren en ervoor te zorgen dat de studenten op de mbo-instellingen dezelfde waardering krijgen en dezelfde mogelijkheden hebben om zich te ontwikkelen als de studenten in het hoger onderwijs. Ik deel de passie en de toewijding die de heer Van Kesteren in zijn eigen loopbaan heeft uitgestraald richting het mbo. Ik ben zelf ook 40 jaar in het onderwijs werkzaam geweest, maar het is in deze functie de eerste keer dat ik me zo met het mbo bezighoud. Ik zie dat er heel veel gelegenheid is voor verbetering.
Vandaag spreken we over een bijzonder detail. We spreken over het bieden van maatwerk voor een specifieke doelgroep op Bonaire. Om toch even wat context te bieden: het zijn met name zij-instromers die het Nederlands onvoldoende machtig zijn om in deze taal een beroepsopleiding te kunnen volgen. Het gaat niet over studenten in het initieel onderwijs. Dit zijn vaak volwassenen die bijvoorbeeld uit Venezuela komen, Spaans spreken en Papiaments leren om hun weg te vinden. Het Papiaments is toch echt de gebruikstaal op Bonaire. Ze willen een mbo-opleiding doen, maar in het huidige model kunnen ze dat slechts tot de niveaus 1 en 2 doen, terwijl ze zich ook willen verdiepen tot niveau 3 en 4. Het gaat om een hele kleine groep; een groep die voornamelijk bezig is om een bestaan op te bouwen op Bonaire. We hebben er al veel in de Tweede Kamer over gesproken en doen dat nu ook hier. Het wetsvoorstel is bedoeld om deze kleine groep studenten in staat te stellen hun beroepsvaardigheden en hun positie op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het gaat om de lokale arbeidsmarkt. Dat is een hele belangrijke rol van het mbo. In het algemeen gaan mbo-studenten na hun opleiding vaak in de regio werken, in dit geval op het eiland. Het is goed dat we hierover praten. Het laat ook wel zien dat in ons onderwijsstelsel de details ertoe doen. Er wordt hier heel veel aandacht besteed aan deze vrij kleine groep, omdat we denken, ook in termen van kansengelijkheid, dat iedereen die studeert de mogelijkheden moet hebben die ze verdienen.
De heer Van Kesteren heeft gezegd dat er bij de behandeling van dit wetsvoorstel in de Tweede Kamer uitvoerig is stilgestaan bij het doorstroomrecht naar het hbo dat studenten hebben als zij een mbo 4-opleiding hebben behaald. Helaas heb ik de Tweede Kamer daar aanvankelijk onjuist over geïnformeerd. Dat betreur ik zeer en ik heb daar mijn oprechte excuses vele malen voor aangeboden. Dat zat gewoon in mijn blinde vlek. Het blijkt dat de doorstroomcondities in het mbo wel taaleisen hebben. Doorstroomcondities in het h.o. hebben dat in het algemeen niet. Dat geeft weer aan dat we het mbo en het h.o. toch iets anders bekijken.
We hebben eerlijk gezegd lang gesproken over het feit dat deze studenten niet kunnen doorstromen. Het oorspronkelijke argument tegen dit wetsvoorstel was: als je in het Papiaments wordt opgeleid, heb je niet meer de kansen die andere studenten hebben. Dat argument is dus niet waar — nogmaals, dat lag ook aan mij — omdat doorstroom naar het hbo in Europa, bij om het even welk mbo 4-diploma je ook haalt, gegarandeerd is. Daar zijn geen taaleisen voor. Ik ben me er terdege van bewust dat we hier waarschijnlijk over de lege verzameling praten, omdat heel weinig studenten van deze specifieke categorie überhaupt geïnteresseerd zijn om een vervolgopleiding te gaan doen, laat staan die vervolgopleiding in Nederland te volgen. Maar ik heb naar aanleiding van de discussie en een motie van de Tweede Kamer, die ik van harte ondersteun, toegezegd dat ik, als die studenten die overstap willen maken, extra taalles voor deze studenten beschikbaar maak.
Maar doorstroom is nooit het doel geweest van dit wetsvoorstel. Het zal dus in de praktijk, waarin opleidingen in het Papiaments sowieso echt de uitzondering zijn, nog uitzonderlijker zijn. Het doel van dit wetsvoorstel is voor een heel specifieke groep meer maatwerk binnen het mbo te bieden en de kansen op de arbeidsmarkt te versterken. Ik zie het feit dat een afronding van een mbo 4-opleiding in het Papiaments alsnog toelatingsrecht geeft tot hbo in Europees Nederland, dus niet als een bezwaar. Dit haalt in zekere zin een argument weg om misschien bezwaar te hebben tegen dit voorstel, namelijk dat het de doorstroommogelijkheden zou beperken. Dat is dus niet het geval.
De heer Ton van Kesteren (PVV):
Dan zou ik toch bij de minister onder de aandacht willen brengen dat de aanleiding van dit wetsvoorstel juist was dat doorstroming naar het mbo niet plaats zou kunnen vinden. Vandaar dat dit wetsvoorstel …
Minister Dijkgraaf:
Binnen het mbo.
De heer Ton van Kesteren (PVV):
… werd opgetuigd. Dit wetsvoorstel wordt nu gered door er een cursus Nederlands in te breien, die ook nog vrijwillig is, terwijl we allemaal weten dat je een eventuele taalachterstand daar niet mee oplost. Die vrijwilligheid geeft aan dat studenten, jongeren, jongvolwassenen er niet op zitten te wachten om weer extra energie te moeten steken in een cursus Nederlands. Laat staan dat ze hun examenjaren niveau 3 of 4 in het Nederlands moeten gaan doen. Dat is voor hun eigen ontwikkeling veel beter. Dat boemerangeffect waar ik het over had, komt over een aantal jaren toch weer hard terug als ze zich willen omscholen of bijscholen. Daar hoor ik de minister helaas niet over. Dat is wel jammer. Zou hij daar nog eens op in kunnen gaan?
Minister Dijkgraaf:
Om precies te zijn: wat dit wetsvoorstel oplost, is een interne doorstroom in het mbo. Je kan het mbo op niveau 1 en 2 in het Papiaments doen. Sowieso krijgt iedere student verplicht Nederlands. De vraag is of dat Nederlands op een voldoende hoog niveau is om mbo 3 en 4 in het Nederlands te kunnen doen. De ervaring leert dat deze groep studenten dat niet kan, dus hun opleiding stopt bij mbo 2 omdat ze gewoon niet die mogelijkheid hebben.
Met dit wetsvoorstel maken we het voor hen mogelijk om ook niveau 3 en 4 te halen. Als je vindt dat deze studenten worden gediscrimineerd binnen het mbo omdat ze geen hbo-opleiding zouden kunnen doen — er is op Bonaire geen hbo; daarvoor moet je dan naar Nederland toe — dan zeg ik: nee, dat kan, omdat er ten eerste geen formele taaleisen zijn. Iedereen die een mbo-opleiding in welke taal dan ook heeft afgerond, kan naar het hbo toe. Ten tweede is de praktijk dat iedereen Nederlands krijgt. We snappen dat dat Nederlands niet op dat niveau is dat ze onmiddellijk een Nederlandstalige hbo-opleiding kunnen doen. Nogmaals, we praten hier waarschijnlijk echt over de lege verzameling, maar in dat geval zijn wij bereid om een substantiële investering te doen om uiteindelijk die taaleis mogelijk te maken.
In zekere zin hebben we het hier over een deelverzameling van mbo-studenten die niet genoeg Nederlands spreken maar die wel mbo 1 en 2 kunnen doen. Hun opleiding stopt dus op een gegeven moment. Dit zijn typisch mensen uit Venezuela en andere domeinen van Latijns-Amerika die bijvoorbeeld in een restaurant willen werken en op een iets hoger niveau werken. Zij zouden zeer geholpen zijn om dat op niveau 3 of 4 te doen. Dat kunnen ze nu niet, maar we maken dat mogelijk. Ik zie alleen maar dat de kansen voor deze personen groter worden door dit wetsvoorstel. Nogmaals, met excuses dat in mijn blinde vlek zat dat we überhaupt taaleisen hebben. Dat geldt alleen in het mbo, maar niet in het h.o.
Dan nog even op het punt van de heer Van Kesteren over de rol van het bedrijfsleven. Ik denk dat het heel belangrijk is om nog een keer te markeren dat het Nederlandse mbo bijzonder is. Zoals u weet, worden de opleidingen altijd gedaan — de heer Van Kesteren weet dat heel goed, natuurlijk — door de onderwijsinstelling en het bedrijfsleven tezamen. Er zijn twee varianten. Er zijn een zogeheten bol- en een bbl-variant. Je kan kiezen of je 80% op school en 20% op het bedrijf doet of 20% op school en 80% op het bedrijf. Voor deze kleine categorie studenten is het altijd de bbl. Sowieso zijn ze al 80% van hun tijd bij deze bedrijven, dus we hebben ook een component op de school. In de bedrijven wordt Papiaments gesproken. In die zin zorg je alleen maar dat de onderwijscomponent die ze op school volgen in dezelfde taal is. Daarmee zijn ze ook in staat om nog die laatste twee jaar af te ronden. De heer Van Kesteren vroeg of het bedrijfsleven dat niet kan doen. Ik zou zeggen: dat doen ze al voor 80%. Dit gaat over de 20% inzet die wij vanuit het onderwijs doen.
De voorzitter:
Meneer Van Kesteren, heeft u nog een korte verhelderende vraag? U krijgt zo natuurlijk een tweede termijn.
De heer Ton van Kesteren (PVV):
Voorzitter, ik zou hier wel op willen reageren. Ik heb het ook over de kwaliteitseisen. Bovendien vereisen banen op dat niveau, niveau 3 en 4, gewoon Nederlands omdat dit de officiële taal is en de taal in communicatie met overheden en allerlei organisaties en instellingen. Dat moet gewoon in het Nederlands. Maar ik zou u ook het volgende willen vragen. Wat vindt u ervan dat met dit wetsvoorstel de kwaliteitseisen in feite devalueren? Er is een discussie tussen deskundigen aan de gang in het mbo, die zeggen: eigenlijk pas je normen en kwaliteitseisen aan, zodat een grotere groep daaraan kan voldoen. Dan zit je op een hellend vlak, waardoor je de waarde van dit soort diploma's, het middelbaar beroepsonderwijs, toch geweld aandoet. Wat vindt u van dit argument?
Minister Dijkgraaf:
Ik denk dat dat argument hier geen hout snijdt omdat het op geen enkele manier te maken heeft met de kwaliteit van de opleiding. Het heeft natuurlijk wel te maken met de taal waarin die opleiding wordt gegeven. We kunnen bijvoorbeeld een ander debat hebben — dat zullen we ongetwijfeld een keer krijgen — over hoe dat in Europees Nederland zit. Een opleiding kan hier in het Nederlands en het Engels. Welke heeft meer waarde? Er zijn hele goede argumenten dat een Engelstalige misschien meer is, maar er zijn ook hele goede argumenten dat de Nederlandstalige meer kwaliteit biedt. We zouden eigenlijk zeggen dat dit niets te maken heeft met de onderwijskundige component van de opleiding. Ik denk dat als je opgeleid wordt tot assistent-kok — ik weet het eigenlijk niet helemaal precies — in een restaurant op Bonaire, waar alles in het Papiaments gaat, het geen handicap is. We hebben het hier niet over chef-koks et cetera. Dat is echt een hbo-opleiding. Ik denk eerlijk gezegd dat men daar niet in geremd wordt. Nogmaals, het oorspronkelijke tegenargument was dat het wetsvoorstel deze studenten in een zwakkere positie zou plaatsen omdat ze uiteindelijk niet, ook niet op termijn, de doorgroeimogelijkheden hebben naar het hoger onderwijs, maar dat blijkt niet zo te zijn. Nogmaals excuses dat ik daar in de eerste stap de verkeerde informatie over had. Het is heel goed mogelijk, ook voor deze studenten, om in welke fase dan ook in hun leven alsnog een hbo-opleiding in Nederland te gaan doen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Kesteren.
De heer Ton van Kesteren (PVV):
Dat is goed, voorzitter. Ik moet toch een correctie plaatsen. Niveau 4-studenten, ook in de horeca, zijn toch niet alleen maar assistent-koks. Dat zijn toch echt wel de meer belangrijke functies, die ook in de communicatie Nederlands vereisen. Maar goed, dat is even een detail terzijde.
Minister Dijkgraaf:
Voorzitter, misschien tot slot. Nogmaals, Nederlands is een verplichte component in alle mbo-opleidingen, ook in deze variant. Dat geldt ook voor het Papiaments in opleidingen op mbo-niveau 1 en 2. Op niveau 3 en 4 zal dat ook zo zijn. Ik ga ervan uit dat zij, zoals dat trouwens voor alle inwoners van Bonaire geldt, in staat moeten zijn om met de overheid te communiceren et cetera. Daarvoor hebben we natuurlijk ook deze speciale rol van het Nederlands in het opleidingenpakket. Dat wordt op geen enkele manier verminderd met deze optie.
Met wat we hier doen — en dat is mijn afsluitende opmerking — denk ik dat we voor een kleine, maar toch op het eiland belangrijke groep iets kunnen bieden wat er nu niet is. Ik benadruk ook nog een keer dat dit een heel uitgesproken, expliciete wens is van het eiland zelf. Men vraagt hier echt om. Het zijn kleine aantallen, maar het is ook een klein eiland. Dit is misschien in onze optiek een detail, maar ik kan u toezeggen dat dit op Bonaire heel diep wordt beleefd en men het belangrijk vindt deze stap te kunnen maken. Ze kijken denk ik dus ook met veel interesse naar het debat hier in uw Kamer.
De voorzitter:
Dank u wel, minister. Thans komen we bij de tweede termijn van de kant van de Kamer. Ik geef het woord aan de heer Van Kesteren.
De heer Ton van Kesteren (PVV):
Dank u wel, voorzitter. De minister heeft het over slechts een derde deel van de studenten. Maar goed, dat is ook een groep waar we in onze wetgeving rekening mee moeten houden. Het zijn zij-instromers, volwassenen uit Zuid-Amerika. Ik wil toch aandacht ervoor vragen dat de aanleiding voor het wetsvoorstel was dat het doorstromen naar het hbo niet zou kunnen plaatsvinden. Persoonlijk vind ik dat alleen excuses en een cursus Nederlands de zaak niet veranderen. Dat verandert niets aan een gemankeerd wetsvoorstel. We hebben hier de mond vol over dat we zorgvuldigheid moeten betrachten in wetgeving en in wetstrajecten en dat we voor goede wetgeving moeten zorgen. Dat vind ik toch een aanleiding. Ik zou ook een beroep willen doen op de collega's in de Eerste Kamer. Men kan wel zeggen "we moeten zorgvuldigheid betrachten", maar dan vind ik ook dat men dat mee zou moeten nemen in de stemming van volgende week.
Het is voor mij ook heel belangrijk dat op de taalachterstand ingezet wordt en dat dat een heel belangrijk punt is vanaf de basisschool. Dan kun je wel zeggen "het zijn alleen maar buitenlandse studenten", maar ik geloof dat er ook jongvolwassenen van het eiland zelf onder die doelgroep vallen. Het Nederlands blijft op het eindniveau van de basisschool. Dat vind ik toch wel een groot probleem.
Voorzitter. Dit wetsvoorstel maakt dus een groep studenten, al is die groep bescheiden, kansarm. Dit wetsvoorstel heeft een tegenovergesteld effect van wat men ermee beoogt. Dat vind ik toch wel kwalijk. Het wordt leerlingen — studenten, zo u wil — veel te gemakkelijk gemaakt hiermee. Jongeren kiezen in de regel voor gemakkelijke oplossingen, maar kunnen er op latere leeftijd achter komen dat er veel deuren dichtgaan als zij de Nederlandse taal onvoldoende beheersen. Wat betreft een taalcursus Nederlands volgen op vrijwillige basis: jongeren van die leeftijd kiezen sowieso niet voor zo'n cursus als die vrijwillig is.
Dat moest me nog even van het hart. Dan hoop ik dat ik de minister heb kunnen overtuigen en dat hij zegt: nou, laten we het wetsvoorstel intrekken. Anders doe ik een beroep op de collega's hier in deze Kamer van reflectie om de argumenten die ik hier gedeeld heb, mee te nemen in hun stemgedrag volgende week.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Kesteren. Wenst een van de leden in de tweede termijn nog het woord? Dat is niet het geval. Dan geef ik het woord aan de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
Minister Dijkgraaf:
Voorzitter. Dank voor dit debat. Ook dank aan de heer Van Kesteren voor zijn inbreng. Laat ik nog één keer benadrukken dat hoe ik ook naar dit wetsvoorstel kijk, ik alleen maar zie dat het aantal kansen vergroot is. Nogmaals, dit zijn over het algemeen studenten die volwassen zijn. Ik zou zeggen: wat men kan projecteren op jongeren, kan je niet zo makkelijk doortrekken naar deze groep volwassenen, die op dit moment niet de mogelijkheid heeft een mbo-opleiding op niveau 3 en 4 te vervolgen. Dat zouden ze wel kunnen, maar moet in het Nederlands en dat kunnen ze niet, doen ze niet. We maken het nu mogelijk dat ze dat wel kunnen. Daarmee wordt het trouwens voor hen ook een concrete mogelijkheid om, mochten ze dat willen, uiteindelijk ook een vervolgopleiding aan het hbo in Nederland te volgen. Dus als je dat hele opleidingstraject als een soort brug ziet, dan ontbreekt er op dit moment een segment van de brug. Daarmee stopt ook de mogelijke ontwikkeling. Als u voor dit wetsvoorstel stemt, zorgt u ervoor dat die twee mankerende treden in de brug alsnog worden ingevuld. Nogmaals, voor een vrij kleine groep gaat u dan echt het verschil maken. Het kabinet vindt dat dit een belangrijke stap is. Ik weet dat het ook een zeer geliefde wens is van de burgers van Bonaire. Ik hoop dan ook van harte dat u met dit wetsvoorstel kunt instemmen.
De voorzitter:
Dank u wel, minister.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Ik kom tot afhandeling van het wetsvoorstel 35893, Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs BES in verband met uitbreiding van de uitzonderingsmogelijkheid om het onderwijs en de examens van mbo-opleidingen op Bonaire in het Papiaments aan te bieden. Wenst een van de leden stemming over het wetsvoorstel? Dat is het geval. Dan stel ik voor dat volgende week over het wetsvoorstel wordt gestemd.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20222023-2-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.