Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 7, item 3 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2021-2022 | nr. 7, item 3 |
Aan de orde is de behandeling van:
- het wetsvoorstel Goedkeuring van het koninklijk besluit van 16 augustus 2021, houdende de derde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 (Stb. 2021, 393) (Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19) ( 35899 ).
De voorzitter:
Aan de orde is de behandeling van het wetsvoorstel 35899, Goedkeuring van het koninklijk besluit van 16 augustus 2021, houdende de derde verlenging van de geldingsduur van bepalingen van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, kortweg de Goedkeuringswet derde verlenging geldingsduur Twm covid-19.
De beraadslaging wordt geopend.
De voorzitter:
Ik geef het woord aan mevrouw De Boer namens de fractie van GroenLinks.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Dank, voorzitter. De bepalende zeggenschap van de Staten-Generaal over de verlenging van de Twm. Dat was het doel van de motie-Janssen c.s. en de motie-De Boer c.s. en dat was het doel achter de invoering van de goedkeuring bij wet van het verlengings-KB. Kun je het bepalende zeggenschap noemen als de Eerste Kamer zeven dagen voor het aflopen van de termijn waarmee de wet wordt verlengd, daarover debatteert en stemt? De vraag stellen is hem beantwoorden.
Want voor alle duidelijkheid, ook voor de kijkers thuis, van wie velen ons per e-mail hebben benaderd: we spreken vandaag niet over de verlenging van de Twm per 1 december aanstaande, maar over de verlenging per 1 september jongstleden. En ja, de regering heeft in augustus de goedkeuringswet onverwijld naar de Tweede Kamer gestuurd. Het was de Tweede Kamer die vervolgens geen enkele urgentie voelde bij de behandeling ervan. Hierover is door onze Kamer onlangs een brief aan de Tweede Kamer geschreven. We hopen dat de volgende goedkeuringswet daar met meer voortvarendheid wordt behandeld, zodat ook onze zeggenschap nog iets bepaalt. De trage behandeling riep bij mij overigens wel de vraag op wat er juridisch gezien zou gelden als de Eerste Kamer ná een volgend verlengings-KB, of zelfs nadat de periode zou zijn verlopen waarvoor verlengd was, de goedkeuringswet zou verwerpen. Is de volgende verlenging, waarvoor het KB er dan al ligt of die al is ingegaan, dan automatisch ook van de baan omdat de vorige is weggestemd? Of geldt de volgende verlenging dan, omdat er op het moment van het KB respectievelijk de verlenging een geldende wet was? Ik hoop dat het een theoretische discussie blijft, maar ten behoeve van de correcte wetsuitleg hoor ik graag het antwoord, ook omdat deze vraag bijna relevant was geweest.
Over de noodzaak van de verlenging van de Twm kan ik kort zijn. Die noodzaak was er in september en die noodzaak is er nu des te meer. We hebben helaas de gereedschapskist met maatregelen die genomen kunnen worden ter bestrijding van de COVID-19-pandemie nog steeds nodig. Daarbij merk ik op dat het mijn fractie verbaast dat de regering op dit moment, terwijl de besmettingscijfers nog nooit zo hoog zijn geweest en de zorg volledig vastloopt, die gereedschapskist vrijwel onaangeroerd laat en geen extra maatregelen neemt. Kunnen de ministers dat uitleggen? Wat doet geloven dat het zonder extra maatregelen, gericht op het beperken van de besmettingen, toch goed komt?
Of de gereedschapskist moet worden uitgebreid met 2G of uitbreiding van de toepassing van de coronapas naar niet-essentiële winkels en de werkvloer, bespreken we vandaag niet. Dat vereist nieuwe wetgeving die we hier in de komende weken zullen bespreken. Ik kan alvast wel meegeven dat mijn fractie met name over het 2G-beleid nog veel vragen heeft en daarbij de nodige bedenkingen heeft.
Voorzitter. Wij vragen de regering steeds om ook vooruit te kijken naar de volgende fase van deze pandemie en zelfs nog verder vooruit, naar het robuuster maken van onze samenleving en onze wetgeving voor als er in de toekomst nieuwe pandemieën of andere rampen komen. Want het is niet de vraag of dat gaat gebeuren, maar slechts wanneer. En ja, wij begrijpen dat deze ministers het druk hebben met het bestrijden van de crisis die we nu hebben en die we sinds vorige week weer in volle hevigheid hebben. Maar het verschil tussen een crisismanager en een minister of een regering is dat er niet alleen gereageerd wordt op wat er nu weer gebeurt, maar dat er als het kan tegelijkertijd, en anders wel heel snel daarna, vooruit wordt gekeken. Wat ging er goed? Wat ging er fout? Hoe zorgen we ervoor dat we in de toekomst beter voorbereid zijn en niet weer dezelfde fouten maken? Als deze laatste alinea u bekend voorkomt, kan dat kloppen. Het is letterlijk de tekst die ik tijdens ons vorige debat op 12 juli heb uitgesproken. En ik was niet de enige die zich toen zorgen maakte over het gebrek aan plannen voor de middellange en lange termijn, eigenlijk over het gebrek aan plannen maken in het algemeen en over het treffen van voorbereidingen om plannen ook uit te kunnen voeren. Deze zorg werd in deze Kamer breed gedeeld. Het heeft niet geholpen, want weer lijkt de regering overvallen door de oplopende cijfers. Weer lagen er geen plannen klaar voor het geval dat, en weer stelt de regering zich passief op. Weer lijkt de regering pas na te gaan denken over mogelijke opties nadat er een OMT-advies is. En weer blijkt dat er pas wordt begonnen met het voorbereiden van de uitvoering van maatregelen als er is besloten die maatregelen te nemen. We zien geen scenario's, niet voor de lange termijn, maar ook steeds minder voor de korte termijn.
De besmettingscijfers zijn nog nooit zo hoog geweest. In de zorg komt code zwart angstwekkend dichtbij. De polarisatie in de samenleving loopt op tot ongekende hoogte en het draagvlak voor de coronamaatregelen zakt tot ongekende diepte. We zitten opnieuw in een crisissituatie die vraagt om leiderschap, maar vanuit de regering bleef het de afgelopen weken vooral stil. De regering communiceert via persconferenties waarin het volk wordt toegesproken als ongehoorzame schoolkinderen. Dat helpt niet meer. Waar blijft het echte gesprek? Waarom zitten de ministers niet aan de talkshowtafels? Waarom gaan ze het land niet in om het gesprek aan te gaan?
Voorzitter. Wij maken ons grote zorgen over de coronaepidemie en de impact daarvan op onze samenleving: de zieken, de doden, de uitgestelde en afgestelde zorg, de overbelasting van zorgmedewerkers, de beperking van vrijheden van burgers door de maatregelen en de economische schade voor ondernemers en voor de cultuursector. Maar we maken ons ook grote zorgen over de toegenomen polarisatie, over mensen die de overheid niet meer vertrouwen, die elkaar niet meer vertrouwen, zich slachtoffer voelen en anderen de schuld geven, voor wie het eigenbelang vooropstaat. We maken ons er zorgen over dat de regering hier geen antwoord op heeft, dat de regering haar geloofwaardigheid is verloren en dat het draagvlak voor het coronabeleid in rap tempo afkalft.
Maar het verbaast ons eigenlijk niets. Want wat kun je verwachten als een regering jarenlang het eigenbelang voorop heeft gesteld, geen verantwoordelijkheid neemt voor gemaakte fouten? Wat kun je verwachten als een regering weliswaar roept dat we alleen samen corona eronder krijgen, maar ondertussen de boodschap uitdraagt dat het onze schuld is dat het niet lukt doordat we ons niet voldoende aan de regels houden, doordat we ons niet allemaal laten vaccineren en doordat we niet genoeg thuiswerken? Wat kun je verwachten als een regering niets doet om de verbinding te zoeken, het draagvlak te vergroten, verdraagzaamheid te prediken en desinformatie tegen te gaan?
Wat we nodig hebben, zijn leiders die zeggen waar het op aankomt en tegelijkertijd compassie tonen en oproepen tot verdraagzaamheid, zoals de burgemeester van Amsterdam onlangs deed in haar speech. Wat we nodig hebben is solidariteit, verder kijken dan het eigen belang. Wat we nodig hebben is inzicht in wat ons gedrag bijdraagt aan mogelijke besmettingen en overbelasting van de zorg, maar zonder onnodige verwijten. Wat we nodig hebben is het inzicht dat vaccinatie op lange termijn de allerbeste bescherming biedt, zowel voor de persoon zelf als voor de samenleving, maar ook het inzicht dat gevaccineerden besmet kunnen raken en besmettingen kunnen doorgeven en dat het daarom nodig kan zijn in sommige situaties ook van hen te vragen zich te testen, een mondkapje te dragen en/of afstand te houden. Naar ons idee wordt de bal nu ten onrechte vaak helemaal bij de ongevaccineerden gelegd, wat niet terecht is en de polarisatie versterkt.
Ik zei al: als we mensen vragen hun gedrag te veranderen, moeten we dat doen met overtuiging, maar zonder ze zwart te maken. Waaruit bestaat die overtuigende vaccinatiestrategie van de regering precies? Ik hoop toch uit iets anders dan tweets van de minister dat je op zoek moet naar meer informatie als je bang bent dat je onvruchtbaar wordt van het vaccin en uit meer dan het dreigen met uitsluiting in een 2G-samenleving. Want wat doet de regering nu precies om de vaccinatiegraad in gebieden waar die laag is te verhogen? Ik hoor wel over lokale initiatieven, maar waar blijft het landelijk vaccinatieoffensief?
Wat we ook nodig hebben, is dat er plannen klaarliggen, zodat ze kunnen worden ingezet als het nodig en effectief is:
-plannen voor het tijdelijk, kortdurend sluiten van sectoren, inclusief de bijbehorende steunpakketten;
-plannen voor het onderwijs als de besmettingen nog verder oplopen;
-plannen voor het grootschaliger testen;
-plannen voor het toedienen van een boostervaccin aan kwetsbare ouderen en iedereen die het Janssen-vaccin heeft gehad;
-plannen voor het verstrekken van vaccins aan armere landen;
-plannen over het vergroten van de capaciteit op de ic's en ondersteuning van de zorg in het algemeen;
-plannen voor het bestrijden van desinformatie en het breed toegankelijk maken van objectieve informatie.
Als ik het heb over plannen, heb ik het niet over voornemens maar over concrete, uitgewerkte plannen, inclusief budget en uitvoeringsplan. Líggen die plannen er, zo vraag ik de minister, en zijn ze zodanig uitgewerkt dat als het nodig is volgende week met de uitvoering kan worden begonnen? Graag een specifiek antwoord ten aanzien van alle zeven genoemde punten.
Voorzitter. Ik hoop van harte dat de regering in staat is om het tij te keren en onze zorgen weg te nemen, niet alleen met betrekking tot de bestrijding van de coronapandemie, maar ook wat betreft het tegengaan van de polarisatie die we nu zien. De regering zal dat niet alleen kunnen. Alle politici hebben hierin een rol. Alleen samen krijgen we corona eronder en alleen samen kunnen we polarisatie tegengaan. Laat dit geen dooddoener zijn.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw De Boer. Dan is nu het woord aan de heer Van Hattem namens de fractie van de PVV.
De heer Van Hattem (PVV):
Voorzitter. Tijdens het interpellatiedebat op 20 april jongstleden over de uitblijvende uitvoering van de aangenomen motie-Van Hattem, de motie om bij alle coronamaatregelen vooraf meetbare indicatoren aan te geven, zei minister De Jonge, en ik citeer: "Het was geloof ik Abraham Kuyper die ooit zei: regeren is meer dan administreren. Dat geldt hier natuurlijk ook." Die uitspraak was niet van Abraham Kuyper, maar van Willem Groen van Prinsterer, en het volledige citaat, uit 1829, luidt, en ik citeer: "Zij [de regering] moet regeren overeenkomstig de Constitutie. Naar onze meening heeft zij tot nu toe veel te uitsluitend geadministreerd; en zij is, terwijl zij geen gebruik maakte van hare wezenlijke regten, in het administreren misschien verder gegaan dan met regt of belang van het Monarchaal gezag overeen zou kunnen worden gebragt."
Deze minister is bij de coronamaatregelen juist méér bezig met het administreren dan met het regeren. De hele bevolking een administratieve QR-code opdringen en ad hoc ondoordachte maatregelen nemen als de administrateurs van het RIVM becijferen dat de aanpak van deze minister telkens weer compleet faalt. En daarbij gaat deze regering ook, zoals Groen van Prinsterer stelde, in het administreren verder met het recht overeen zou kunnen worden gebracht, en regeert ook niet overeenkomstig de constitutie, maar vertrapt in haar QR-administratiezucht de grondrechten van onze burgers.
Inbreuken op de Grondwet neemt deze regering veel te lichtvaardig op, met name artikel 11 Grondwet: "Ieder heeft, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen, recht op onaantastbaarheid van zijn lichaam." Zulke beperkingen op dit grondrecht worden met de vandaag voorliggende verlengingswet opnieuw door de regering doorgezet. Met de QR-administratiedwang wordt het recht op de onaantastbaarheid van het menselijk lichaam steeds verder bedreigd. En dat terwijl die QR-codes slechts schijnveiligheid bieden en zelf zorgen voor een averechts effect. Daarmee is deze inperking van dit grondrecht disproportioneel en onacceptabel.
Bovendien zorgt het gebruik van het coronatoegangsbewijs en het steeds breder toepassen daarvan voor het effect van een indirecte vaccinatieplicht door middel van drang en dwang. Dit is in strijd met de in de Tweede Kamer aangenomen motie-Wilders, die duidelijk stelt dat directe of indirecte vaccinatiedwang of -drang niet toegelaten is.
Ook op andere grondrechten vinden op basis van de Twm disproportionele inbreuken plaats. De bestaanszekerheid voor veel burgers en bedrijven wordt door deze regering ondermijnd. Met lockdowns, het sluiten van de horeca en andere sectoren, het buitensluiten van burgers die geen QR-code willen of kunnen gebruiken bij zogenaamde niet-essentiële winkels, horeca of andere voorzieningen en met de komende voorstellen tot het uitbreiden van coronatoegangsbewijzen tot de werkvloer komt voor een grote groep mensen ook hun baan en daarmee hun broodwinning in het geding. Kortom, dit zijn ernstige inbreuken op artikel 20 van de Grondwet — ik citeer: "de bestaanszekerheid der bevolking en verspreiding van welvaart zijn voorwerp van zorg der overheid" — artikel 19, lid 1 van de Grondwet — "bevordering van voldoende werkgelegenheid is het voorwerp van zorg der overheid" en artikel 19, lid 3: "het recht van iedere Nederlander op vrije keuze van arbeid wordt erkend, behoudens de beperkingen bij of krachtens de wet gesteld". Het voorgenomen verplicht gebruik van de coronatoegangsbewijzen op de werkvloer wordt weliswaar formeel bij wet gesteld, maar is dusdanig disproportioneel en onbewezen effectief dat schending van dit grondrecht absoluut niet aan de orde mag zijn. Hoe kan de minister garanderen dat, gelet op de Grondwet, deze mensen kunnen blijven voorzien in hun levensonderhoud? Of gaat de minister nu weer een grondrecht schenden? Graag een reactie van de minister.
Eerder hebben we al gezien dat met name door de avondklok artikel 9 van de Grondwet, het recht tot vergadering en betoging, en artikel 10, het recht op persoonlijke levenssfeer, in het kader van de coronamaatregelen ernstig werden beperkt. En dat zonder enig effect, zonder enige effectiviteit, waarover later meer, en daarmee zwaar disproportioneel. En nu wil het demissionaire kabinet zelfs artikel 1 van de Grondwet met de voeten gaan treden door met 2G-maatregelen medische apartheid te creëren door ongevaccineerden en andere burgers die principieel geen QR-toegangsbewijs willen gebruiken, openlijk te discrimineren. Evengoed kunnen gevaccineerden nog altijd elkaar en anderen aansteken met corona en dus evengoed de druk op de zorg in totaal in stand houden, waarmee de veiligheidsstatus die met QR-codes en 2G via vaccinatie verkregen wordt, louter schijnveiligheid is. De constitutie is onder dit demissionaire kabinet een vod geworden.
Deze drang tot administreren gaat op een nog veel ingrijpender manier verder. Zoals ik bij de vorige verlenging al aangaf, is niets zo permanent als een tijdelijke overheidsmaatregel. Afgelopen zaterdag schreef dagblad Trouw: "De Europese coronacheck is een blijvertje. Maar blijven twee vaccinaties genoeg?" Waarbij het stelt dat de Europese Commissie werkt aan een permanent coronacertificaat, dat de vaccinatiestatus administreert en waarvoor twee vaccinaties niet genoeg zijn om de QR-code te behouden. Nu de minister keer op keer de voorliggende tijdelijke spoedwet aan het verlengen is — hij had het al over een vijfde of zesde verlenging — lijkt het erop dat deze maatregelen straks via Brussel helemaal permanent gaan worden. Kan de minister uitsluiten dat Nederlanders straks gedwongen vastzitten aan dat permanente EU-coronacertificaat, al dan niet gekoppeld aan het komende Europese digitale identiteitsbewijs? Is het kabinet bereid om dat te voorkomen en tegen de EC duidelijk nee te zeggen bij zo'n voorstel? Wederom blijkt overigens dat een nexit keihard nodig is om onze vrijheid te beschermen en te waarborgen.
De heer Backer (D66):
Mag ik collega Van Hattem, die zich zo in de Grondwet heeft verdiept, wat hem siert, vragen of hij ook ingaat op artikel 22, lid 1 van de Grondwet: de overheid treft maatregelen ter bevordering van de volksgezondheid?
De heer Van Hattem (PVV):
Ik wil heel graag ingaan op dat artikel. Dat is namelijk een heel belangrijk artikel En dat is ook een artikel wat het kabinet-Rutte tot nu toe sowieso heeft verwaarloosd. De gezondheidszorg is helemaal uitgekleed. Er is onnodig hard bezuinigd op die gezondheidszorg, met steun van D66. D66 heeft vooropgelopen om de zorg helemaal uit te kleden. Dat is de voornaamste oorzaak dat we nu deze problemen hebben. Dat de zorg het niet meer aankan, komt door die eindeloze bezuinigingen en het niet investeren in de zorg waar het nodig is, het niet uitbreiden van de ic-capaciteit et cetera. Dat grondrecht is ook door dit kabinet met voeten getreden.
De heer Backer (D66):
Ik zou de heer Van Hattem willen vragen of hij bekend is met de ontwikkeling van de begroting van Volksgezondheid. We hebben hier vorige week de rijksbegroting behandeld met overwegingen van de minister van Financiën, waarin hij zijn zorgen uitsprak over het voortdurend groeien van de Volksgezondheidsbegroting. Ik begrijp het argument, het is een passend argument ter administratie en ter ondersteuning van uw betoog, maar het is feitelijk onjuist, hoewel je altijd kunt discussiëren over hoe het geld is aangewend; dat er op de volksgezondheid is bezuinigd is onjuist. Het is iets minder snel gegroeid in de afgelopen jaren. Ik kom nog even terug op de laatste vraag. Dit is terugkijkend en waar we nu staan. Welke oplossing heeft de heer Van Hattem voor handen om de volksgezondheid te bevorderen vanaf dit moment, gegeven de capaciteit die er is?
De heer Van Hattem (PVV):
Nu haalt de heer Backer er een heel verhaal bij dat de begroting van Volksgezondheid weliswaar is gegroeid, maar er is juist op de ic-capaciteit bezuinigd in de afgelopen jaren. Een aantal ziekenhuizen is gesloten. Kortom, de zorg is gewoon uitgekleed. Misschien dat de totale kosten wel zijn opgelopen, maar dat zegt niets over de kwaliteit en dat zegt ook niet dat de noodzakelijke investeringen in de zorg hebben plaatsgevonden. Daar zit het probleem en dat moet aangepakt worden. Dan kun je tal van maatregelen nemen die alleen maar schijnveiligheid bieden, maar daar is de volksgezondheid, en daarmee artikel 22 van de Grondwet, niet bij gebaat. We kunnen dus weinig met het argument dat nu wordt ingebracht dat de begroting gegroeid is. Dan had het geld goed geïnvesteerd moeten worden, maar dat is niet gebeurd. Ik herhaal nogmaals dat dit alsnog moet gebeuren. Investeer vooral in ic-capaciteit. Investeer in de handen aan het bed. Zorg ervoor dat die mensen worden opgeleid en dat de capaciteit op peil komt. Dat is essentieel.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Backer (D66):
Tot slot. Als we het beleid van de heer Van Hattem zouden overnemen — dat zou kunnen — dan zijn we natuurlijk wel een tijdje verder. Mijn vraag heeft hij niet beantwoord. Wat is zijn plan nu, op dit moment, voor de volksgezondheid?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
We kunnen hier nu wel de hele begroting van Volksgezondheid gaan behandelen, maar het punt is het volgende. In de Tweede Kamer zijn moties ingediend om de ic-capaciteit uit te breiden. Welke partij stemde daartegen? D66. Zo'n beetje bijna alle andere partijen zijn daarvoor, alleen de coalitiepartijen houden de noodzakelijke investeringen in de zorg structureel tegen. Dus de oplossing op dit moment is gewoon om het demissionaire kabinet-Rutte snel te vervangen door een kabinet dat wél echt in de noodzakelijke elementen in de zorg wil investeren, in plaats van vast te blijven houden aan deze wanprestaties.
De voorzitter:
Dank u wel. Dit was uw derde, meneer Backer.
De heer Backer (D66):
Voorzitter, ik heb geen vraag meer. Ik stel alleen vast dat de oplossing van de heer Van Hattem is: moties indienen.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik vind de kritiek van de heer Van Hattem op de zorg wat bijzonder. De reden is dat er recent weer een OECD-onderzoek is uitgevoerd, waaruit blijkt dat Nederland qua kwaliteit op de tweede plek in de rangorde staat. Dus als de heer Van Hattem echt recht wil doen aan de kwaliteit van de zorg en het beleid van de regering, dan zou hij minister De Jonge van harte moeten feliciteren met de kwaliteit van de zorg en hem moeten uitnodigen om die kwaliteit op hetzelfde hoge niveau te houden.
De voorzitter:
Wat is uw vraag?
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Mijn vraag is: is de heer Van Hattem bereid om dat te doen, gezien de resultaten van het laatste OECD-onderzoek?
De heer Van Hattem (PVV):
Dan moet ik de heer Verkerk waarschijnlijk feliciteren, want dan hebben wij op dit moment ook geen code zwart die dreigt. Dan zijn er helemaal geen problemen in de zorg, als de kwaliteit van de zorg van zo'n hoog niveau is. Dan zijn die problemen niet aan de orde. Maar er zijn blijkbaar wel problemen, anders werden al deze maatregelen niet afgekondigd en werd de noodzaak van die maatregelen hier niet neergelegd. Het onderzoek waar de heer Verkerk naar wijst ten spijt: als de zorg echt op het niveau was waarop die zou moeten zijn, dan was de druk op de zorg op dit moment niet zo aanwezig.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik constateer alleen dat de heer Van Hattem doet wat hij vaker doet. Er wordt een wetenschappelijk onderzoek aangehaald dat de zorg van binnen en van buiten doorlicht. Uit dat onderzoek komt een heel goed cijfer. En dan komt de heer Van Hattem met een paar dingen die niet goed lopen. Nou, ik erken ook dat sommige dingen niet goed lopen. Maar op basis daarvan veegt de heer Van Hattem dat hele onderzoek van tafel. Dat is methodologisch en wetenschappelijk gezien niet houdbaar.
De heer Van Hattem (PVV):
We staan hier niet om onderzoeksrapporten te beoordelen. Wij staan hier vanwege de noodzaak die volgens het kabinet en volgens het OMT bij de gezondheidszorg ligt. Als daar dan een goed rapport tegenover staat, zou het probleem er niet zijn, als we de heer Verkerk moeten geloven. Dus dan kunnen we dit debat net zo goed beëindigen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik kan een heel stuk meegaan in het betoog van de heer Van Hattem. Ik hoorde ook dat een niet nader te noemen ic gisteren benaderd was door het ziekenhuis in Venlo met het verzoek of ze alsjeblieft patiënten konden overnemen. Dat was al het veertiende ziekenhuis dat benaderd was door Venlo. Dus als de heer Van Hattem zegt dat er dingen fout gaan en dat het nu echt mis aan het gaan is, dan herkennen wij ons daar wel in.
De heer Van Hattem heeft terecht ook over de begroting van het ministerie van VWS gesproken. Wij hebben in de commissie Volksgezondheid een begrotingsdebat aangevraagd over deze begroting. Begrijp ik hieruit dat uw fractie steun geeft aan dat verzoek om een debat te houden over de begroting van VWS, waar ook het nodige op aan te merken is en waarin ook heel veel miljarden nog zoek zijn?
De heer Van Hattem (PVV):
Dit lijkt me niet de plaats om het commissiewerk over de procedures rond debatten te gaan doen, maar ik ben niet eerste woordvoerder VWS in onze fractie, dus ik laat het graag aan de woordvoerder VWS over of er noodzaak is tot een begrotingsdebat.
De heer Otten (Fractie-Otten):
U begon over de begroting van VWS, dus dan maak ik even van de gelegenheid gebruik om u dan ook te enthousiasmeren om hierover met de minister in detail te gaan debatteren. Misschien kunt u dat dus doorgeven aan uw fractiewoordvoerder.
De voorzitter:
Het antwoord is duidelijk.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik kom toch nog even terug op de intensivecarebedden. Ik heb dit pleidooi van de heer Van Hattem vaker gehoord, ook van zijn fractie in de Tweede Kamer. Heel vaak wordt dan ook het voorbeeld van Duitsland genoemd. Hij noemt dat vandaag niet en ik vraag me af of hij dat welbewust doet. We weten immers allemaal dat in Duitsland er 47,7 ic-bedden per 100.000 inwoners zijn en in Nederland 6,7 bedden per 100.000 inwoners. U gaf dat al aan en ik zal het niet ontkennen. Maar ik weet niet of de heer Van Hattem het weet, maar ook in Duitsland zijn er op dit moment ontzettend veel problemen met de intensivecarecapaciteit, zeker in bepaalde deelregio's. Dit noopt deelregiobestuurders er op dit moment al toe om een vaccinatieplicht te gaan afkondigen.
De voorzitter:
Dus uw vraag is?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Mijn vraag is: waarom verzwijgt u dit? Want daar zijn heel veel intensivecarebedden, maar ik constateer dat men op dit moment exact dezelfde problemen heeft als wij in Nederland hebben, dus …
De voorzitter:
Dank u wel. Uw vraag is duidelijk.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Dus waarom heeft u het nu niet over dat Duitse voorbeeld, dat u anders wel zo vaak noemt?
De voorzitter:
Meneer Van Hattem was nog niet klaar met zijn verhaal, dus als we naar alles gaan vragen wat hij nog niet genoemd heeft, dan wordt het een lange dag. Maar misschien heeft meneer Van Hattem een kort antwoord.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik vind dit een beetje een vreemde interruptie. Nu krijg ik het verwijt dat ik iets verzwijg. Dat vind ik al een eigenaardige interruptie, maar goed. Het voorbeeld van Duitsland wordt aangehaald. Daar is inderdaad landelijk gezien wel een grotere ic-capaciteit aanwezig. We zien nu dat bijvoorbeeld Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen nog wel capaciteit over hebben en vandaag zelfs nog 20 Nederlandse patiënten hebben kunnen overnemen. Dus zoals de spreker terecht zegt, speelt dit probleem in bepaalde deelregio's. Bepaalde Länder zoals Saksen hebben een capaciteitstekort, maar Duitsland als geheel niet, dus het punt dat de VVD nu probeert te maken, kan ik verder niet zo goed overzien.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw De Bruijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Dat is niet de indruk die ik op dit moment krijg uit de Duitse media. Men heeft wel degelijk ook een probleem. Dat ligt niet aan de capaciteit en het aantal bedden, maar zij hebben ook een heel groot tekort aan zorgpersoneel.
De heer Van Hattem (PVV):
Misschien mag ik daarop reageren. De VVD begint nu over een tekort aan zorgpersoneel. Had de VVD-fractie daar onder de vele kabinetten-Rutte die we tot nu toe hebben gehad, maar flink in geïnvesteerd! Als de VVD in plaats van te bezuinigen, had geïnvesteerd in dat zorgpersoneel, dan was het probleem veel minder groot geweest. Dus dat argument wil ik echt niet horen uit de mond van de VVD-woordvoerder.
De voorzitter:
Nog even kort, mevrouw De Bruijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Op het bezuinigen is collega Backer al ingegaan, dus daar ga ik niet op in. Het gaat niet alleen om geld, meneer Van Hattem. Het gaat er ook om hoeveel mensen wij als samenleving in de zorg kunnen laten werken voor de kwaliteit van zorg die we iedere dag proberen te leveren. Daar gaat het om.
De voorzitter:
Heeft u nog een vraag? Nee.
De heer Van Hattem (PVV):
Mevrouw De Bruijn heeft het over hoeveel mensen we in de zorg kunnen laten werken. Kijk, we hebben ook nog een ander probleem. Dat is de massa-immigratie. Als dit land jaar elk jaar tienduizenden, 100.000 man extra opneemt, dan groeit ook de druk op de zorg. Die handen aan het bed zijn er ook niet. Dat is ook een probleem dat door de VVD wordt veroorzaakt. Zo kan ik nog wel wat problemen aanhalen die onder de kabinetten-Rutte alleen maar tot grotere ellende leidden. Dat drukt allemaal op onze zorg.
De heer Van Dijk (SGP):
Hierbij aanhakend. Het is absoluut waar, denk ik, dat de PVV zowel hier als in de Tweede Kamer heel consequent al lang aandringt op meer geld voor de zorg, dus een zeker recht van spreken kan ik u zeker niet ontzeggen. Tegelijkertijd moeten we misschien toch ook iets verder kijken. Ik ben benieuwd hoe de heer Van Hattem daartegen aankijkt. We zien juist vandaag de enorme kwetsbaarheid van een vergrijzend continent voor virussen, pandemieën en dergelijke. Dit gaan we in de toekomst nog veel vaker meemaken. Dat is wel een reële verwachting. Ik ben dus benieuwd naar het antwoord. Is dat antwoord: nog meer geld, nog meer, nog meer? Wanneer stopt dat? Is meer geld altijd de oplossing?
De heer Van Hattem (PVV):
Als je bepaalde zorg wilt leveren, heb je daar inderdaad geld voor nodig. Maar het blijft natuurlijk ook van belang om de ziekenhuizen open te houden. De afgelopen jaren hebben we de sluiting van het Slotervaartziekenhuis gezien, het Bronovoziekenhuis in Den Haag gaat dicht. Dat zijn ook allemaal zaken. De bereikbare infrastructuur van de zorg moet overeind blijven. Daar is natuurlijk ook geld mee gemoeid, maar het zijn de mensen, de gebouwen en de voorzieningen, alles. Het hele stelsel moet je overeind houden, daar is gewoon aandacht voor nodig.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik wil toch voorstellen om meneer Van Hattem straks de kans te geven om nog wat verder te komen met zijn verhaal, want hij is nog niet op een kwart. Maar mevrouw Prins, gaat uw gang, namens het CDA.
Mevrouw Prins (CDA):
Ik had nog één vraag aan de heer Van Hattem, namelijk: is voorkomen niet beter dan genezen? Zouden we daar niet met elkaar meer op moeten inzetten?
De heer Van Hattem (PVV):
Voorkomen is altijd beter. Daarom is het gewoon goed als mensen die ziek zijn, die klachten hebben, gewoon thuisblijven en zich aan de maatregelen houden, voldoende ventileren et cetera. Dat zijn allemaal zaken die heel belangrijk zijn in het voorkómen van besmettingen.
Mevrouw Prins (CDA):
Voor het voorkómen van besmettingen is veel meer te doen. Laten we daar nu op inzetten in plaats van steeds kijken hoe we het in de ziekenhuizen doen. Hoe je het wendt of keert, er komt altijd een keer een grens aan. Zouden we daar niet veel meer de aandacht aan moeten geven? Dat mensen zich houden aan de gedragsregels en dat we daarop met elkaar inzetten?
De heer Van Hattem (PVV):
Het is inderdaad belangrijk dat we voorkomen dat er besmettingen plaatsvinden. Voorkomen is beter dan genezen. Voorkomen is ook beter dan het met staatsdwang opleggen van een vaccinatieplicht, de QR-codes en dat soort zaken. Dan is voorkomen altijd veel beter.
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Prins.
Mevrouw Prins (CDA):
Ik ben blij dat we het met elkaar eens zijn dat voorkomen beter is dan genezen. Maar als je dat op deze manier zegt en aangeeft dat er dwang is, wat denk ik niet het geval is, laten we dan met elkaar kijken hoe we iedereen kunnen overtuigen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Dank, voorzitter. Om terug te komen op de avondklok, daar was ik gebleven. De grondslag voor deze maatregel komt met de voorliggende wet via de Tijdelijke wet maatregelen dan wel te vervallen, maar gebruik via het eerder toegepaste staatsnoodrecht blijft nog wel een optie. Kan de minister uitsluiten dat die juridische route in het kader van coronamaatregelen nogmaals wordt gehanteerd? De avondklok bleek bovendien helemaal niet effectief. In weerwil van alle aannames van het kabinet stelde het OMT-lid Ernst Kuipers eind april, en ik citeer: Bij de invoering van de avondklok was de berekening dat het 10% zou verminderen. Als je kijkt naar het verloop van de ziekenhuisopnames in de tijd zagen we zowel bij de invoering als bij het opschuiven geen enkel effect. Einde citaat. Dat wetende was de avondklok dus ineffectief en disproportioneel als maatregel.
Bij andere coronamaatregelen kunnen we helemaal niet toetsen of deze effectief zijn, omdat de minister nog altijd geen duidelijke indicatoren vooraf vaststelt, zoals opgedragen in de motie-Van Hattem. Voor zover er sprake is van indicatoren verwijst de minister steevast naar het coronadashboard, maar ook de daarbij genoemde aspecten maakt hij steeds aan opschuivende interpretatie onderhevig.
Naar de effectiviteit van de avondklokmaatregel kwam wel een onderzoek achteraf. Op 29 april jongstleden maakte het RIVM bekend onderzoek te zullen doen naar de effectiviteit van de avondklok, waarbij minister Grapperhaus toen ook nog met stelligheid beweerde dat het empirische gegevens zouden zijn. Voor het RIVM-onderzoek werd toen geen deadline aangekondigd en op de RIVM-website is voor zover ik kan nagaan ook nog geen onderzoeksresultaat te vinden. Kan de minister aangeven wat de stand van zaken van dit onderzoek is? Is het inmiddels gereed en zo ja, waarom heeft het parlement dit dan nog niet ontvangen? Kan de minister aangeven of dit onderzoek ook aan het parlement kan worden verstrekt? Het enige wat wel duidelijk was, was dat de avondklok de staatskas 9 miljoen euro aan boetes heeft opgeleverd. Is de minister bereid om deze boetes terug te betalen nu deze maatregel ineffectief en disproportioneel is geweest?
Als het kabinet toch onderzoek laat verrichten, doe dat dan niet alleen achteraf en zorg ervoor dat er goed onderzoek kan worden verricht door meetbare indicatoren vast te stellen. Dan kan het parlement de maatregel ook op objectieve gronden beoordelen en vooraf heldere afwegingen maken. Kom eens met duidelijke cijfers over bijvoorbeeld onderliggend lijden bij ziekenhuisopnames en overlijden. Kan de minister dat toezeggen zodat een motie hierover in tweede termijn niet nodig is? Zulk onderzoek en het helder stellen van meetbare indicatoren is niet onnodig administreren, zoals de minister eerder suggereerde, maar is concrete uitgangspunten vastleggen om goed te kunnen regeren. Meten is weten en noodzakelijk voor effectief beleid.
Maar het moet dan ook duidelijk zijn waar het kabinet zijn maatregelen op baseert. In de memorie van toelichting bij deze verlengingswet verwijst de minister voor zijn onderbouwing naar de OMT-adviezen. OMT-lid Diederik Gommers stelde vorige week onomwonden dat het kabinet zich ook vaak achter het OMT verschuilt en soms doet alsof adviezen van het OMT komen. Kan de minister hierover opheldering verschaffen? Wat zegt dit over de onderbouwing van maatregelen en is het hierdoor niet des te noodzakelijker om vooraf duidelijke indicatoren aan te geven, zodat het parlement zijn controlerende taak en zijn taak als medewetgever naar behoren kan uitvoeren? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. De PVV wil af van ineffectieve en disproportionele maatregelen. Het pakket van maatregelen dat met de Twm mogelijk wordt gemaakt, zoals de coronatoegangsbewijzen met QR-codes, zoals de daaraan verbonden 2G-maatregel waar het kabinet mee dreigt, zoals de 1,5 meter in de buitenlucht, is onbewezen effectief en zelfs contraproductief. De GGD waarschuwt nu al dat jongeren wier sociale leven en bestaanszekerheid met de 2G-maatregel worden bedreigd, steeds vaker kiezen voor zogenaamde "besmettingsfeestjes" om niet tot vaccinatie genoodzaakt te worden.
Vaccinatie moet altijd een vrije en weloverwogen keuze blijven en niet door staatsdwang tot stand komen. Dat gebeurt nu wel met de coronatoegangsbewijzen en met name de verbreding daarvan tot de werkvloer, het onderwijs en andere voor het dagelijks leven belangrijke zaken. Het is dan ook niet voor niets dat de leden van de ChristenUnie afgelopen zaterdag op hun congres moties aannamen die zich uitspreken tegen de invoering van 2G en uitbreiding van het gebruik van de coronatoegangsbewijzen. Een belangrijk signaal ook voor hun leden in deze Kamer om niet mee te gaan met deze schijnveiligheid. Daarom dienen we dan ook een aantal moties in om verder onnodig onheil af te wenden. Nu de demissionaire minister zich niets aantrekt van aangenomen moties in de Tweede Kamer over het niet toepassen van dwang of drang bij vaccinatie en geen aparte maatregelen nemen, daarom in deze Kamer een motie die zich uitspreekt tegen de invoering van 2G en het uitbreiden van de coronatoegangsbewijzen. Door deze motie te omarmen kan de ChristenUnie ook recht doen aan de wensen van haar achterban.
Verder zien we in andere Europese landen een tendens ontstaan waar een vaccinatieplicht van kracht wordt. Zo is het in Oostenrijk al afgekondigd op straffe van torenhoge boetes en zelfs gevangenisstraf en heeft ook de Belgische federale regering plannen voor een algemene vaccinatieplicht. Wij overwegen dan ook een motie om een vaccinatieplicht in Nederland uit te sluiten. Daarnaast een motie om uit te sluiten dat in Nederland de maatregel van kracht kan worden die eerder al in Oostenrijk werd ingevoerd, namelijk een lockdown alleen voor ongevaccineerden, die onder andere met verkeersfuiken gecontroleerd wordt. Zo'n discriminerende maatregel is een vorm van dwang en daarmee ontoelaatbaar. Terwijl ongevaccineerden bedreigd worden in hun broodwinning verdienen vaccinmakers gezamenlijk bijna €1.000 per seconde aan de coronavaccins, zoals afgelopen week het Dagblad van het Noorden meldde.
De kortste weg om met deze maatregelen korte metten te maken is tegen deze verlengingswet stemmen, waarmee de grondslag voor al deze onzalige maatregelen komt te vervallen. De PVV zal in ieder geval tegen deze verlengingswet stemmen, want ineffectieve en onevenredige maatregelen met lockdown en QR-dwang bieden geen uitweg uit de crisis, maar trekken ons land er alleen maar dieper in. Begin eerst maar eens met fors investeren in de zorg, in ic-bedden en personeel. Want dat is de echte kern van deze crisis.
Voorzitter, tot zover in eerste termijn.
De voorzitter:
Dank, meneer Van Hattem. Mevrouw De Bruijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Meneer Van Hattem gebruikt het woord "discriminatie" nogal royaal en in mijn ogen te pas en te onpas. Is meneer Van Hattem het niet met mij eens dat … We hebben in Nederland geen vaccinatieplicht. Iedereen is vrij om te kiezen voor een vaccinatie of niet. Maar als je een keuze maakt, heeft die keuze wel consequenties.
De voorzitter:
Wat is de vraag?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Mogen keuzes voor wel of niet vaccineren geen consequenties hebben in uw ogen?
De heer Van Hattem (PVV):
Als die keuze de consequentie heeft dat mensen in hun bestaansrecht bedreigd worden, geen onderwijs meer kunnen volgen et cetera, et cetera, dan is er wel degelijk sprake van disproportionele maatregelen en daarmee een vorm van discriminatie. Inderdaad, dan is het een onevenredig gevolg van deze vrije keuze. En daarmee is het ook geen vrije keuze meer. Dan zit er een verstrekkend gevolg achter.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot, mevrouw De Bruijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik ben het ermee eens dat goed gekeken moet worden of maatregelen disproportioneel zijn of niet, maar dat het een bedreiging is van hun leven en dat soort zaken zijn hele grote woorden. Bijvoorbeeld als je aangeeft dat je iemand die niet gevaccineerd is en extra risico loopt in een omgeving waar het virus vrij rondgaat, daartegen zou willen beschermen, zijn het vanuit beschermingsoogpunt grote woorden om te zeggen dat je hem met z'n leven bedreigt. U gebruikt wel hele grote woorden.
De heer Van Hattem (PVV):
Nee, ik heb het over de bestaanszekerheid van mensen die bedreigd wordt. Het is niet op iedereen in gelijke mate van toepassing, zoals nu wordt gesuggereerd. Een jongere loopt veel minder kans om ernstig ziek te worden van het virus dan iemand van 90-plus bij wijze van spreken. De groep jongeren is wel een groep die extra gevolgen gaat ondervinden wanneer bijvoorbeeld de QR-codes en misschien wel 2G worden ingevoerd in het onderwijs.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Van Hattem (PVV):
Dat is wel een essentieel punt, voorzitter. Als mensen niet gevaccineerd zijn of geen QR-code kunnen overleggen, worden ze buitengesloten van werk, onderwijs, et cetera. Dan is er wel degelijk sprake van dwang.
De voorzitter:
Dank u wel. Ik ga hier nu echt een eind aan maken. Ik verzoek de leden om zich te beperken tot korte interrupties en korte antwoorden. Ik ga nu naar de heer Karakus van de Partij van de Arbeid.
De heer Karakus (PvdA):
Meneer Van Hattem had het over de instroom van 10.000 tot 100.000 migranten. Daarmee kan de suggestie gewekt worden dat die instroom de oorzaak is van de belasting van de zorg. In het kader van polarisatie lijkt het mij hartstikke goed als meneer Van Hattem even verduidelijkt wat hij daarmee bedoelde.
De voorzitter:
Graag kort, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Het is eigenlijk een hele simpele rekensom. Als we ieder jaar 100.000 mensen toelaten in Nederland, hebben al die mensen ook zorg nodig. De zorgcapaciteit en het zorgpersoneel groeien niet in gelijke mate, terwijl de zorgbehoefte met die grote instroom wel groeit. Dus het feit dat die immigratie zo groot is, drukt ook op de zorg. Dat is gewoon een belangrijke factor.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Karakus.
De heer Karakus (PvdA):
Ik weet niet waar dat aantal van 100.000 vandaan komt, maar even los daarvan: je zou de migratie ook kunnen inzetten op het oplossen van het arbeidsmarktvraagstuk, het juist ontlasten van de zorg. Dus ik zie dat juist meer als een kans.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar het is niet zo dat er allemaal gekwalificeerd zorgpersoneel het land binnenkomt. Integendeel.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Even een aanvulling op deze vraag. Ik zal al op hete kolen, maar ik stel de vraag dus nu toch. Is het de heer Van Hattem bekend hoe groot het percentage zorgpersoneel met een niet-Nederlandse achtergrond is?
De heer Van Hattem (PVV):
Dat zal best een aanzienlijk deel zijn. Ik heb ook respect en waardering voor mensen die in de zorg werken, maar de discussie van zojuist ging niet over die achtergrond. Het ging erom dat als je elk jaar 100.000 mensen toelaat in je land, de bevolking groeit en dat daarmee de zorgbehoefte groeit. Ondertussen groeit de zorgcapaciteit niet in gelijke mate mee. Dus je krijgt ook een steeds groeiende druk op die zorg. Dat is de essentie van het probleem.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik vrees dat we hier niet uit gaan komen. Daarom twijfelde ik ook om te interrumperen. Naar mijn overtuiging kan puur op basis van de cijfers gezegd worden dat mensen met een migratieachtergrond die in Nederland binnenkomen, ook nieuwe mensen die binnenkomen, een belangrijker bijdrage aan de oplossing dan aan het probleem leveren.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik wil nog wel even zeggen dat ik in eerste termijn mijn moties wil indienen. Dat is allereerst de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Ton van Kesteren, Van Strien en Bezaan wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat deze goedkeuringswet de formele grondslag vormt voor de voortduring van de inzet van tijdelijke regels in het kader van de Wet publieke gezondheid;
constaterende dat het demissionaire kabinet, gelet op de ingediende en aangekondigde wetsvoorstellen betreffende de verbrede inzet van de coronatoegangsbewijzen, voornemens is de inzet van deze tijdelijke regels uit te breiden;
overwegende dat deze voorgenomen verbrede inzet van coronatoegangsbewijzen zodanig specifieke beperkingen op zal leggen aan ongevaccineerden dat sprake is van (indirecte) drang en dwang tot vaccineren;
overwegende dat deze voorgenomen maatregelen daarmee in strijd zijn met de door de Tweede Kamer aangenomen motie-Wilders die stelt dat slechts sprake kan zijn van vrijwillige vaccinatie, dus dat een directe of indirecte vaccinatieplicht uitgesloten is, evenals dwang- of drangmaatregelen;
overwegende dat het demissionaire kabinet door de optie van de inzet van 2G-beleid te overwegen in strijd handelt met de unaniem door de Tweede Kamer aangenomen motie-Segers/Wilders die het kabinet oproept in zijn beleid en wetgeving te garanderen dat een vaccinatiebewijs in geen geval als exclusief toegangsbewijs voor voorzieningen of locaties mogelijk wordt;
overwegende dat de voorgenomen maatregelen ongeoorloofd onderscheid maken in de behandeling van gevaccineerden en ongevaccineerden en daarmee in strijd zijn met artikel 1 van de Grondwet;
overwegende dat de voorgenomen maatregelen voor met name ongevaccineerden beperkende maatregelen in onevenredige inbreuken voorzien in artikel 11 Grondwet aangaande de lichamelijke integriteit, artikel 19 Grondwet ten aanzien van de bevordering van de werkgelegenheid en de vrije arbeidskeuze en artikel 20 Grondwet aangaande de bestaanszekerheid van de bevolking;
spreekt uit af te zien van de maatregelen die onderscheid maken in de behandeling van gevaccineerden en ongevaccineerden,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Hattem (PVV):
Dan heb ik de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Ton van Kesteren, Van Strien en Bezaan wordt de volgende motie voorgesteld:
De heer Van Hattem (PVV):
Voor de goede orde merk ik op dat een motie van gelijke strekking in de Tweede Kamer door alle oppositiepartijen werd gesteund.
Dan de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Niek Jan van Kesteren, Van Strien en Bezaan wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat de Europese Commissie werkt aan een permanent coronacertificaat;
spreekt uit dat een permanent Europees coronacertificaat onwenselijk is;
roept het kabinet op de voorgenomen invoering hiervan door de Europese Commissie niet te steunen,
en gaat over tot de orde van de dag.
De heer Van Hattem (PVV):
Tot slot de volgende motie.
De voorzitter:
Door de leden Van Hattem, Faber-van de Klashorst, Niek Jan van Kesteren, Van Strien en Bezaan wordt de volgende motie voorgesteld:
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat deze goedkeuringswet de formele grondslag vormt voor de voortduring van de inzet van tijdelijke regels in het kader van de Wet publieke gezondheid;
constaterende dat het demissionaire kabinet, gelet op de ingediende en aangekondigde wetsvoorstellen betreffende de verbrede inzet van coronatoegangsbewijzen, voornemens is de inzet van deze tijdelijke regels uit te breiden;
spreekt uit dat de inzet van de verbreding van de coronatoegangsbewijzen en de inzet van 2G-beleid onwenselijk is,
en gaat over tot de orde van de dag.
De voorzitter:
Meneer Van Hattem, bent u daarmee aan het eind van uw inbreng?
De heer Van Hattem (PVV):
Ja.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan geef ik nu het woord aan de heer Backer namens de fractie van D66.
De heer Backer (D66):
Voorzitter, dank u wel. Collega Van der Voort en ik hebben namens D66 de bijdrage van vandaag in tweeën gesplitst. Ik zal het vooral over de rechtmatigheidsvraag hebben en hij over het brede palet van de pandemiebestrijding.
Voorzitter. Jan Terlouw zei het onlangs bij zijn 90ste verjaardag heel mooi: het hebben van plichten is een recht, maar ik denk dat deze ministers het hebben van deze plichten wel een zwaar recht vinden. Zo vinden wij dat ook in deze Kamer. Althans, ik spreek voor mijzelf en mijn fractie, want het zijn wel zware verantwoordelijkheden. Boven deze Twm hangen ten minste drie donkere wolken. Die van de metaalmoeiheid in de samenleving, die van het gebrek aan overzichtelijkheid in de maatregelen en ten slotte het punt van de door sommigen ervaren vaccinatiedrang. Het is al aan de orde geweest in dit debat. Het roept ook hele heftige reacties op. We hoeven maar naar onze mailbox te kijken van de afgelopen dagen.
Voorzitter. Die metaalmoeiheid is zeer goed herkenbaar, ook voor mijzelf. Wij geven vandaag desondanks een oordeel over dit wetsvoorstel. Er is natuurlijk al genoeg gezegd over de trage gang van zaken. Collega De Boer sprak daar terecht over. Maar ik denk dat de belangrijkste oorzaak van die metaalmoeheid erin zit dat bij burgers het gevoel leeft dat het niet voor eens en altijd wordt opgelost. Elke keer komen we weer met iets nieuws en discussiëren we over wat de beste aanpak zou zijn.
Ik heb heel veel brieven en mails ontvangen waarin mensen schrijven dat ze die 100%-oplossing weten. Maar de minister is wat dat betreft bescheidener en ik vind dat hem dat siert, want het is voortgaan en onderzoeken en uiteindelijk vinden wat het beste werkt. De tegengestelde conclusie dat dan maar niks gedaan moet worden — en dan dienen we vijf moties in — is niet de oplossing waar de Nederlandse bevolking recht op heeft. Is dat dan sterfgevallen laten oplopen, niet covidgerelateerde behandelingen uitstellen, operaties uitstellen, scholen sluiten, omdat we vinden dat we dat beter kunnen? Ik denk dat dat niet de weg is.
Voorzitter. Een belangrijke les van de afgelopen anderhalf jaar is dat, willen wij de leefwereld weer terug kunnen brengen waarin een zeker onderling vertrouwen ontstaat en ook een situatie ontstaat die we duurzaam kunnen volhouden, het gaat om gedrag van wat ik maar met twee woorden noem wederkerigheid — rechten én plichten — en lotsverbondenheid. We hebben het vaak over solidariteit, en dan denk ik vaak aan sociaal-economische solidariteit, maar dit gaat over lotsverbondenheid. Leven en dood zijn hier aan elkaar verbonden. Met een aantal eenvoudige gedragsregels kunnen we al heel veel bereiken. We bereiken dat niet door ánderen de schuld te geven dat ze iets niet doen of dat ze vinden dat ze het zelf mogen doen.
Dan kom ik op het tweede punt, van die maatregelen. Ja, eenvoud en overzichtelijkheid is natuurlijk veel aantrekkelijker. De lockdown is zo'n eenvoudige en aantrekkelijke maatregel, maar wat hebben wij geleerd van eenvoudige en overzichtelijke maatregelen die vaak niet rechtvaardig uitpakken? En wat hebben wij geleerd als medewetgever dat men liever maatwerk zoekt? Maatwerk zoeken is ingewikkelder, is onoverzichtelijker, maar daar moeten we toch voor durven staan denk ik.
Er is van vele kanten gewaarschuwd voor het negeren van verschillen. Ik las afgelopen week een heel scherp artikel waarin de observator zei: de pandemie heeft als een soort contrastvloeistof in het lichaam van de samenleving de kwetsbaarheden blootgelegd. Daar heb ik het gevoel dat de regering echt tekort is geschoten in de erkenning van de verschillen hoe deze pandemie uitwerkt in de grote steden, onder bepaalde bevolkingsgroepen en waarbij we dus niet-gevaccineerden niet bereikt hebben. Dat is een hele cruciale groep. Een déél van de niet-gevaccineerden kon niet bereikt worden, er is ook een deel wat niet bereikt wil wórden.
Voorzitter. Kan de minister uitleggen waarom initiatieven van Rotterdamse huisartsen en actiecomités niet onmiddellijk versterking en steun hebben gekregen? Ik denk dat daar een deel van de oplossing zit.
Dan kom ik bij het derde punt. Is er dan sprake van vaccinatiedrang? Collega Van Hattem had het daar uitgebreid over. Maar dat kan natuurlijk niet. Dan zitten we in het grondrechtendomein. Nee, wij kunnen burgers niet voorschrijven wat ze moeten denken — dat willen we ook niet — wat ze moeten vinden, wat ze moeten geloven, wat ze moeten negeren. Dat ontslaat ons niettemin niet van de plicht — artikel 22 — de volksgezondheid te bevorderen, ook als medewetgever in dit huis.
Voorzitter. Als dan van burgers gevraagd wordt die hun eigen keuze gemaakt hebben om hun bewegingsvrijheid te beperken, dan is dat helemaal niet nieuw in de wetgeving. We hebben dat ook gedaan bij andere domeinen. Roken in openbare gebouwen, het spreekt wat minder aan, maar daar hebben we ook gevraagd: u zal zich moeten beperken omdat u anderen in gevaar brengt, in het geval van roken personeel van horecagelegenheden.
Voorzitter. Het is de uitkomst van de eigen, autonome belangenafweging van élke burger of hij zich wil laten vaccineren of niet. En sommigen — dat is een aparte groep waar ook apart oplossingen voor moeten zijn — kúnnen om medische redenen niet gevaccineerd worden.
De heer Van Hattem (PVV):
Nou gaat de heer Backer van D66 wel heel kort door de bocht. Hij zegt: er zijn beperkingen mogelijk, zoals het verbieden van roken in openbare gebouwen. Maar het verbieden van roken op een bepaalde plek is heel wat anders dan een medische ingreep, een vaccinatie toelaten in iemands eigen lichaam, onder dwang van de overheid. Dus hoe komt de heer Backer van D66 er nou bij dat dat een vergelijkbare grootheid is? Iedereen heeft nog altijd de vrijheid om buiten of thuis een sigaret op te steken als hij dat wil, dus dat is een heel andere situatie.
De heer Backer (D66):
De vergelijking gaat wél op, want iedereen heeft ook gelegenheid om thuis te blijven als hij vindt dat hij ongevaccineerd wil blijven, waarmee hij een risico is van besmetting van anderen. De heer Van Hattem maakt nu in één beweging even de vrijheidsbeperking tot drang. Niemand wordt gedrongen om zich te laten vaccineren, niemand. Dat staat in niemands beleid, dat willen wij ook niet. Iedereen mag die eigen keuze maken. Maar — en u heeft dat ook kunnen zien in heel veel mails die wij hebben gekregen — mensen redeneren vanuit de gedachte "ik heb die beslissing nu genomen, maar de consequentie daarvan moet bij anderen liggen." Dát is niet het geval.
De heer Van Hattem (PVV):
Van die drang is wel degelijk sprake. Als mensen niet meer de mogelijkheid hebben om zonder zo'n vaccinatiebewijs of zo'n QR-code naar hun werk te gaan, naar school te gaan, naar het zwembad te gaan met hun kinderen, aan een sportclub deel te nemen, naar een winkel te gaan, dan is er wel degelijk sprake van drang. Dan worden mensen uitgesloten van het sociale leven en opgesloten in hun eigen huis. Dus hoe kan de heer Backer van D66 nou volhouden dat daar geen drang bij te pas komt?
De voorzitter:
Dank u. De heer Backer, tot slot.
De heer Backer (D66):
Voorzitter. De heer Van Hattem neemt het woord "dwang" in de mond, en dat is onjuist. Wat ik bepleit is dat we heel eerlijk zijn over de vraag: als mensen tot het oordeel komen, dat mag, dat ze zich niet willen laten vaccineren … Ik laat een medische kwestie even buiten beschouwing. Dan zitten daar in deze samenleving consequenties aan. Het staat vast dat de een zijn niet-vaccinatie kan bijdragen aan de besmetting van de ander, dat die besmetting bijdraagt aan het volstromen van de ziekenhuizen, dat operaties uitgesteld worden en dat dat gevolgen heeft voor de volksgezondheid. Dus die autonome beslissing mag, maar ál die autonome beslissingen opgeteld hebben wel een consequentie. En dán is dus de vraag: bent u, als u dat wilt, bereid te aanvaarden dat uw bewegingsvrijheid iets wordt beperkt vanuit de gedachte van lotsverbondenheid waar ik het net over had?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Iedereen die zich beschermd wil voelen, moet vooral zo'n vaccin nemen, maar mensen die dat niet willen moeten ook de vrijheid hebben om dat niet te doen. Daar zit ook een lotsverbondenheid in. Dan kun je die mensen niet zeggen: jij mag niet meer naar je werk, je kan je brood niet meer verdienen, je mag je huis niet meer uit, je mag niet meer je kinderen naar het zwembad brengen.
De voorzitter:
Dank u wel.
De heer Van Hattem (PVV):
Dus welke lotsverbondenheid heeft de heer Backer van D66 dan met die mensen die er om hele goede redenen voor kiezen om zich niet te laten vaccineren?
De voorzitter:
Tot slot, meneer Backer, en dan mevrouw Baay.
De heer Backer (D66):
Voorzitter. Ik denk dat ik dat heb proberen duidelijk te maken. Ik zal er nog over doorgaan. Collega Van der Voort zal er ook nog over spreken, ook nog uit eigen ervaring. De kernvraag is: welk kwaad is het minste kwaad?
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Ik ben geen medicus, maar het is inmiddels wel bekend dat ook volledig gevaccineerden nog steeds via transmissie een ander kunnen besmetten en ook nog zelf besmet kunnen raken. Hoe ziet de heer Backer dan in dit kader de volledig gevaccineerden die ook nog besmettelijk zijn?
De heer Backer (D66):
Dat is een heel goed punt. Ik denk dat de minister daar ook nog wel over zal spreken. Het gaat natuurlijk niet over absolute dekking en absolute bescherming. Het is een relatieve bescherming. Neem even de kwestie van de 2G, die niet aan de orde is vandaag maar nog wel zal komen. Als er in een ruimte gevaccineerden bij elkaar zijn, kan er nog altijd iemand besmet worden, maar de gevolgen daarvan zijn veel minder. Als er in die ruimte mensen zijn die niet gevaccineerd zijn en die alleen maar volgens een testsysteem binnen zijn gekomen, zijn de gevolgen daarvan veel groter, en zijn de gevolgen voor de ziekenhuizen dus ook veel groter.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Dit is pas mijn tweede interruptie, voorzitter.
De voorzitter:
Ja, maar ik probeer het tot twee te beperken, want het aantal interrupties is zo groot, maal het aantal vragen, dat we dan uit de tijd gaan lopen.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Maar het kan niet zo zijn dat de ene senator drie of vier interrupties mag plegen en dat ik …
De voorzitter:
Dat klopt. Daarom probeer ik ook iedereen tot twee te beperken waar dat mogelijk is. Gaat uw gang.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Dan wil ik daar ook nog wel even de kanttekening bij plaatsen naar de heer Backer toe dat de besmetting natuurlijk ook anders uitpakt voor een oudere persoon. Hoe ouder, hoe kwetsbaarder over het algemeen, heel generaliserend gezegd, ten opzichte van jongeren, die inderdaad minder snel nadelige gevolgen van de besmetting ervaren. Hoe ziet de heer Backer dat?
De heer Backer (D66):
Ja, dat is zo. Ik sprak net over de contrastvloeistof. Het pakt voor heel veel mensen anders uit en veel ouderen zijn kwetsbaarder. Er zijn mensen met diabetes, die zijn nog kwetsbaarder. Er zijn mensen met onderliggend lijden, het is waar, nóg kwetsbaarder. Dat is denk ik toch waar het steeds op terugkomt. We zijn heel erg bezig met kijken naar de rechten van mensen. Het is misschien wel ironisch: de partij die altijd ongelofelijk voor individuele rechten opkomt zijn wij. Dat zijn we altijd geweest. Maar rechten hebben ook plichten. Rechten hebben ook verbondenheid met anderen. En daarom zijn we nu op een punt dat we niet meer kunnen zeggen "ja dit en dat, zus en me zo". Nee, het is een ernstige pandemie.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Laatste interruptie, meneer de voorzitter.
De voorzitter:
Dat zijn altijd de goede interrupties.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Hoe ziet de heer Backer dan dat een CTB bijvoorbeeld voor een bibliotheek, voor sportscholen, voor horeca wél verplicht is op dit moment maar een CTB voor zorginstellingen niet?
De heer Backer (D66):
Mevrouw Baay snijdt een heel goed punt aan en dat is wat ik in mijn tweede overweging al aangaf, de overzichtelijkheid van de maatregelen. Als je ze allemaal apart zou bespreken, dan is er denk ik over heel veel maatregelen wat te zeggen. Ik kan dat allemaal niet goed overzien, maar ik zou de vraag graag doorgeleiden naar de minister die dat hopelijk wel heel goed overziet. En dan krijgen we daar een passend antwoord op.
De heer Van Dijk (SGP):
Het is vrij evident dat de stijging van het aantal besmettingen en de stevige problemen waar we nu in zitten, van alles te maken hebben met het onvoldoende naleven van de gewone basismaatregelen. Is dat niet mede een consequentie van het kabinetsbeleid en ook een beetje van wat u nu zegt? Dat we heel lang hebben uitgestraald: als je je nou maar inent, dan kun je je gang gaan, ben je vrij en ben je goed bezig. De ongevaccineerden zijn de bad guys. Die houden ons vast en daardoor komen we niet uit de crisis. Zo blijkt het niet te werken. En daardoor hebben we de gevaccineerden toch onbewust het idee gegeven: ik ben gevaccineerd, dus voor mij geen maatregelen meer.
De heer Backer (D66):
Wat ik in deze discussie bijzonder vind, en ook in de vele mails die ik krijg, is hoeveel gevaccineerden zich zorgen maken over de positie van ongevaccineerden, de tweedeling in de samenleving. Nou, 85% en 15% is geen tweedeling.
De voorzitter:
Excuus, meneer Backer. De vraag is of het aan de rechterkant van de zaal wat stiller kan zijn, zo in het gebied tussen Forum en de SP. Ik krijg klachten dat daar de hele dag wordt becommentarieerd vanuit fracties, binnen fracties en tussen fracties. Het verzoek is om dat niet te doen, want het stoort. Als u commentaar wilt leveren, kan dat bij de interruptiemicrofoon, maar dan uiteraard met mate. Gaat u door, meneer Backer.
De heer Backer (D66):
Ik was bij het punt dat het eigenlijk hoopgevend is dat zo veel gevaccineerden zich zorgen maken over de anderen, die niet gevaccineerd zijn. "Tweedeling" is een gek woord. 85% is gevaccineerd en 15% niet. Men trekt zich dat lot aan. De keerzijde ervan is dat je ook aan de niet-gevaccineerden mag vragen zich het lot van de gevaccineerden aan te trekken. Het punt van communicatie en de veroordeling over en weer lijkt mij ongepast. Bij het punt van de communicatie heeft u de vinger wel op de zere plek gelegd. Er is heel inconsistent gesproken over mondkapjes, over afstand houden en "dansen met Janssen" was er ook zo een. Dat weet de minister denk ik zelf ook wel.
De voorzitter:
Wilt u uw antwoord afronden, meneer Backer?
De heer Backer (D66):
Ik denk dat ik daarmee voldoende antwoord heb gegeven op de interruptie van de heer Van Dijk.
De voorzitter:
Ik zie dat dat het geval is. Vervolgt u uw betoog.
De heer Backer (D66):
Ik had het over de vele reacties in de samenleving. Je merkt wel dat er een soort koude mistral of een koude woestijnwind in dit debat is opgetreden. Er is een onverdraagzaamheid gekomen die ik in de jaren dat ik hier als parlementariër bezig ben, nog niet heb meegemaakt. Bedreigingen, hyperbolen, het wordt allemaal niet geschuwd, terwijl we in deze tijd van zorg en angst — er is gewoon angst in de samenleving — op zoek zijn naar saamhorigheid en wederzijds begrip. Denken de ministers dat er mogelijkheden onbenut zijn gebleven om dit debat te kanaliseren? Wat is de minister van plan om daaraan te doen?
Voorzitter. Ik kom bij de kernvraag, bij de verlenging. In de rechtmatigheidsbeoordeling is de kernvraag: is dit de maatregel met de meest levensreddende effectiviteit, die tegelijkertijd het minst ingrijpend in de rechtspositie van burgers? Het gaat niet om de verlenging as such, maar dat op basis daarvan maatregelen kunnen worden genomen. Dat is de dubbele sleutel van de proportionaliteitsweging die telkens weer de zorgvuldige afweging vraagt in dit huis. En dat doen we ook. We besteden daar tijd aan. Het kabinet heeft die afweging gemaakt — dat is de dragende redenering voor de verlenging — en de Tweede Kamer heeft die met een kleine meerderheid gesteund. Ik schrik er wel van dat een belangrijk deel van de Tweede Kamer tot het oordeel komt dat deze vorm van pandemiebestrijding gestaakt kan worden. En hoe gaat de minister dan verder met de verdeeldheid in de samenleving en in de politiek aan de overkant? Hoe gaan de ministers bruggen slaan? We zullen toch samen verder moeten. Hoe kunnen we een perspectief schetsen waar een bredere meerderheid achter kan staan? Hoe kunnen we zorgen dat onze naasten worden beschermd en we ons zo kunnen gedragen dat het veiliger wordt?
Voorzitter. Alles overziende zijn wij van oordeel dat de verlenging de juiste balans in het oog houdt en die toetsing van proportionaliteitsweging kan doorstaan. Collega Van der Voort zal met veel meer gezag hier nog iets aan kunnen toevoegen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Backer. Dan is nu het woord aan de heer Van der Voort namens de fractie van D66.
De heer Van der Voort (D66):
Voorzitter. Zoals ik in het vorige debat gemeld heb, ben ik ook beroepshalve betrokken bij de behandeling van coronapatiënten. Hier in deze Kamer beoordeel ik coronawetgeving zoals we dat in deze Kamer gewoon zijn: op rechtmatigheid, handhaafbaarheid en uitvoerbaarheid. Dat staat los van het werk in het ziekenhuis. Onze fractie heeft ook na rijp beraad geen noodzaak gevonden om hierin anders dan voorheen te handelen.
Een pandemie duurt drie tot vijf jaar. Dat gold voor de pest, polio, influenza en het lijkt er steeds meer op dat corona ook deze tijd nodig heeft. Het kabinet heeft echter steeds de indruk gewekt dat de pandemie bijna voorbij is. Een citaat van minister De Jonge: "In het zicht van de haven gaan we geen domme dingen doen". Dat betrof het afschalen van maatregelen. Vaccinatie is steeds de haven geweest. Het effect van vaccinatie is inderdaad groot. De D66-fractie is het met de minister eens dat vaccinatie het sterkste middel is dat wij hebben om de pandemie te beteugelen. Het effect van vaccinatie hangt af van de besmettelijkheid van het virus. Een besmettelijker variant, zoals de deltavariant, heeft een hogere vaccinatiegraad nodig dan de alfavariant. Het volledig elimineren van het virus door vaccinaties is nu echter bijna niet meer mogelijk, zodat vaccineren gecombineerd moet worden met andere maatregelen. Vaccineren is daarmee niet de haven geworden die was voorzien. Dit najaar hebben veel mensen dit echter wel als een belofte opgevat. Dat vaccineren alleen niet voldoende is gebleken, is daarom een grote teleurstelling en een bron van wantrouwen jegens het overheidsbeleid geworden.
De D66-fractie vraagt aan de minister van VWS of het kabinet in de communicatie over coronamaatregelen, waaronder het vaccineren, kansen heeft gemist om de bevolking volledig en indringend genoeg te informeren. Heeft de overheid misinformatie, desinformatie en stemmingmakerij voldoende bestreden? Heeft de regering plannen om alsnog krachtig tegen desinformatie op te treden? De wetenschap in brede zin is onze leidraad. Hoe gaat de minister dit in communicatie omzetten, zodat burgers worden geholpen om informatie op waarde te schatten en worden geholpen goed geïnformeerd deze pandemie door te komen? Ik geef een voorbeeld. De desinformatie over de booster op sociale media is overweldigend aanwezig. We weten van de poliovaccinatie, die zes keer wordt toegediend in het Rijksvaccinatieprogramma en dus meerdere malen geboost wordt, dat dit een werkzame strategie is. Hoe gaat het kabinet desinformatie tegen? Voorziet de minister gevolgen van desinformatie over coronavaccinaties op het Rijksvaccinatieprogramma? Als de meningsvorming over vaccineren verandert, kan dat wellicht ook dit programma opnieuw in gevaar brengen. Ik overweeg een motie over het bestrijden van desinformatie.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik sluit me aan bij het betoog van de heer Van der Voort. Ik vind ook dat er veel meer moet worden gedaan tegen desinformatie. Maar we zitten hier wel met een probleem dat ook is ontstaan door het zigzagbeleid van het kabinet. Ik merk bij heel veel mensen, ook gevaccineerden en mensen van goede wil, dat ze geen vertrouwen meer hebben in de adviezen van deze minister. Hoe denkt de heer Van der Voort dat deze minister desinformatie kan bestrijden als bij een groot deel van de bevolking het vertrouwen in deze minister niet aanwezig is?
De heer Van der Voort (D66):
Het gaat niet alleen om de minister, maar om het kabinet als geheel. Het kabinet heeft de taak om goede informatie te verstrekken. Dat is ook waartoe ik oproep, om adequate op wetenschap gebaseerde informatie te verstrekken en dat ook intensief te doen. Daarnaast roep ik op om desinformatie tegen te spreken. We hebben een brief van minister Ollongren ontvangen in oktober 2020, waarin ze een kader geeft waarbinnen dat kan. Het is mijn oproep aan het hele kabinet, niet alleen aan deze minister, om dat te doen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Maar op 14 september, twee maanden geleden, zegt deze minister samen met de minister-president: ik ben verheugd om u allemaal te vertellen dat we de 1,5 meter afschaffen. Dat was een begrip op Wikipedia. Dat moet weer weg. We stoppen met de 1,5 meter. Ik dacht toen: is dat niet too much, too early? We zitten nu met records aan besmettingen. Ik merk in de samenleving dat er veel scepsis is ten aanzien van de berichtgeving uit het kabinet. Hoe kan dat als de boodschapper niet wordt vertrouwd? Dan moet je een andere boodschapper die boodschap laten brengen. Is de heer Van der Voort dat met mij eens, ja of nee?
De heer Van der Voort (D66):
Ik vind het niet aan mij om de geloofwaardigheid van de minister van Volksgezondheid hier ter discussie te stellen. Ik constateer wel dat er behoefte is aan goede informatie en het weerspreken van desinformatie. Het is een uitdaging voor het hele kabinet, inclusief de minister van VWS, om dat te doen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Van der Voort (D66):
Een perspectief dat de pandemie drie tot vijf jaar duurt, impliceert dat de daarbij horende maatregelen in die jaren in meer of minder uitgebreide mate en afhankelijk van het aantal besmettingen moeten worden toegepast. In eerdere coronadebatten in deze Kamer heb ik dit al aangestipt. Vanuit wetenschappelijk oogpunt is het dus niet verrassend dat we nu toch weer opnieuw met beperkende maatregelen leven. Had de regering de samenleving daar beter op voor moeten bereiden en een duidelijker en realistisch toekomstbeeld moeten schetsen? Wat leert de minister uit deze ervaring?
De pandemie was aanvankelijk een probleem dat met een lineaire benadering opgelost leek te kunnen worden. Testen, isoleren en dan klaar. Maar de huidige complexiteit maakt de pandemie meer een zogenaamd wicked problem, waarbij een lineaire benadering niet meer volstaat. Er zijn geen louter goede keuzes meer. De erkenning als wicked problem door voor- en tegenstanders van het beleid zou de basis kunnen vormen voor een dialoog die de huidige polarisatie kan overbruggen. We moeten immers weer bij elkaar komen. Volharden in de ingenomen standpunten gaat dit niet teweegbrengen.
Voorzitter. Door de vaccinaties alleen als voldoende veilige haven te beschouwen, zijn andere maatregelen vroegtijdig afgeschaald of gestopt. Het kabinet en daarmee wij allen zijn op die manier drie keer na de eerste golf verrast door de nieuwe exponentiële stijging van de besmettingen en, in het kielzog daarvan, de ziekenhuis- en ic-opnames. Dat waren achtereenvolgens de herfstgolf in 2020, de dansen-met-Janssengolf en nu de herfstgolf in 2021. Een exponentiële stijging is het makkelijkst in de kiem te smoren en niet als deze in volle vaart is. De D66-fractie vraagt zich af wat de minister doet om dit niet een vierde keer te laten gebeuren.
Na anderhalf jaar bestaat er een redelijk inzicht in de maatregelen die werken. In feite zijn er vier typen maatregelen. Ten eerste algemene maatregelen, zoals afstand houden, mondkapje dragen, handhygiëne en ventilatie. Ten tweede beschermende maatregelen ten behoeve van hen die niet beschermd zijn door vaccinatie. Hieronder vallen: beperking van de groepsgrootte, coronatoegangsbewijzen en 2G of 3G. Ten derde het steeds verder verhogen van de vaccinatiegraad. En ten vierde het boosteren voor het op peil houden van de immuniteit.
Wij hopen dat de minister inziet dat de combinatie van deze vier categorieën nog langere tijd nodig blijft. Het leunen op één categorie blijkt bij herhaling onvoldoende en heeft de mogelijkheid geboden voor nieuwe exponentiële stijgingen. Gebruik deze vier categorieën maatregelen als een mengpaneel, waarbij alle vier de schuifjes in relatie tot elkaar moeten worden verschoven. Eén schuifje helemaal vol open of helemaal dicht komt het geluid niet ten goede. De D66-fractie vraagt de minister of deze zienswijze past bij zijn visie en benadering.
Hoever de schuifjes van het mengpaneel worden opgeschoven, hangt af van de balans van open samenleving versus ziektelast. Ziektelast wordt gevormd door ziekenhuis- en ic-opnames, maar ook door longcovidklachten en expliciet ook door de uitgestelde reguliere zorg en de belasting van het zorgpersoneel.
De open samenleving is de mate waarin we kunnen leven zoals we eerder gewend waren, waarin democratische vrijheden en de rechtsstaat de basis vormen. Waarin expliciet ruimte bestaat voor onderwijs en cultuur, de kwetsbare onderdelen van onze samenleving. En natuurlijk ook voor ondernemingen, die steeds weer uitgedaagd worden om creatief te zijn, ten einde het ondernemersrisico te beperken. En voor jongeren, die zelf weinig ziektelast ondervinden, maar wel een hoge prijs hebben betaald.
De D66-fractie vindt de zorg belangrijk, maar evenzo de zojuist genoemde sectoren. Bij elkaar vormen deze sectoren — zorg, cultuur, ondernemers en onderwijs — de samenleving. Het is aan de overheid om alle sectoren te dienen, te bewerken, te bewaken, te behouden en daarin de balans te vinden. Helaas is dat niet steeds gelukt in deze pandemie.
De D66-fractie vindt de balans tussen open samenleving enerzijds en ziektelast anderzijds cruciaal in het coronabeleid. Als de schuifjes van het mengpaneel van maatregelen omhooggaan, wat nu nodig is om het aantal besmettingen te doen dalen, dan gaat dit ten koste van de open samenleving. En andersom, zo hebben we gezien, gaat een open samenleving op dit moment nog niet zonder toename van de ziektelast. Wel is het zo dat bij een laag aantal besmettingen een aanpassing van de maatregelen duidelijk effect heeft. Het heeft daarom de voorkeur om op besmettingsaantallen te sturen en minder op ziekenhuis- en ic-opnames, zoals de WHO ook adviseert. Bovendien is sturen op besmettingen indirect ook sturen op ziekenhuis- en ic-opnames. Kan de minister aangeven waarom het voor hem en het kabinet belangrijk is om vast te houden aan het sturen op ziekenhuis- en ic-opnames in plaats van op het sturen op besmettingen?
Voorzitter. Voor ons ligt de verlenging van de Twm. Het moge duidelijk zijn dat in een periode van een hoog aantal besmettingen maatregelen nodig zijn en de Twm dus verlengd moet worden. De vraag is of de toolbox, de Twm, nu optimaal is ingericht. De minister geeft in zijn antwoord op schriftelijke vragen aan dat er voor de kerst een brief aan de Eerste Kamer zal worden gestuurd met daarin een reflectie hierop. Kan de minister misschien al de grote lijnen hiervan schetsen?
De goedkeuringswet volgt op een verlengingsbesluit en wordt direct na het besluit ingediend bij het parlement. Bij de afhandeling hiervan wordt onverwijld gehandeld. In de beantwoording van de schriftelijke vragen hierover heeft de minister aangegeven dat er inderdaad op een aantal momenten vertraging is opgetreden die vermijdbaar was. Kan de minister toezeggen dat een onverwijlde afhandeling van de volgende verlenging middels een nieuwe goedkeuringswet zal gaan plaatsvinden?
Eerder hebben we gedebatteerd over de ondergrens waaronder maatregelen niet meer proportioneel kunnen worden geacht. Destijds heeft de minister zelf de behoefte geuit aan een bovengrens waarboven testen voor toegang niet meer werkzaam was. Dat was geïnspireerd op de dansen-met-Janssengolf. In feite was dat een intentie om op besmettingscijfers te gaan sturen. Boven die grens zouden strengere maatregelen dan testen voor toegang nodig zijn. In feite is de discussie over 2G versus 3G een discussie over de vraag of de bovengrens nu bereikt is voor de 3G-toepassing. Daarover zullen wij als D66-fractie graag van gedachten wisselen met de minister als de wetgeving daarover eerdaags in deze Kamer behandeld wordt.
Voorzitter. Tot zover onze bijdrage. Onze fractie ziet uit naar de beantwoording van onze vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van der Voort. Dan is nu het woord aan mevrouw Baay-Timmerman, die zal spreken namens de fractie van 50PLUS.
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Voorzitter. Mijn fractie beperkt zich vandaag uitsluitend tot de agenda met het voorliggend wetsvoorstel van de goedkeuringswet ten aanzien van de derde verlenging van de Twm en de mogelijkheid om coronatoegangsbewijzen te blokkeren. Daarnaast ga ik kort in op de boostercampagne, omdat die net is gestart.
De naam van deze Tijdelijke wet maatregelen begint ironisch te worden. De term "tijdelijk" doet vreemd aan, als we bedenken dat deze wet werd ingevoerd op 1 december 2020 en dat we nu, op een paar dagen na, een jaar verder zijn. Vandaag hebben we het over de derde verlenging, die aanving op 1 september 2021 en afloopt op 30 november aanstaande. Dat is dus over zeven dagen; mevrouw De Boer had het er ook al over. In de nota naar aanleiding van het verslag van 19 november is de minister nader ingegaan op de behandeling van deze goedkeuringswet door de Tweede Kamer. Mede vanwege het ontbreken van de nodige voortvarendheid aldaar, komt de behandeling in de Eerste Kamer nu pas aan bod. Vlak voordat de Twm-verlenging afloopt, staan we er hier, als het ware met terugwerkende kracht, over te debatteren. Dat voelt als mosterd na de maaltijd.
Noodwetgeving en de daaraan gekoppelde maatregelen, die een geldigheidsduur hebben van drie maanden, dienen naar het oordeel van 50PLUS binnen een maximale termijn van één maand door zowel de Tweede als de Eerste Kamer behandeld en getoetst te worden. Graag hoor ik of de minister het hiermee eens is, zeker gegeven het feit dat de minister al tijdens het debat in de Tweede Kamer op 8 november sprak over een mogelijke vierde of vijfde verlenging van de Twm.
De ontstane vertraging heeft te maken met de eigen agenda van de Tweede Kamer. De beantwoording van Tweede Kamervragen heeft meer tijd gevraagd vanwege gestelde vragen over het coronabeleid die verder gingen dan het wetsvoorstel zelf, aldus de minister. Dat is voor mijn fractie reden om aan de minister te vragen of in de toekomst mogelijk een splitsing kan worden aangebracht in de beantwoording van feitelijke vragen over het wetsvoorstel zelf en vragen die betrekking hebben op het coronabeleid in het algemeen, zodat de vereiste voortvarendheid niet verloren gaat. Graag een reactie.
Voorzitter. De proportionaliteitsweging speelt bij alle wetgeving een rol, maar zo'n weging is helemaal cruciaal wanneer inbreuk wordt gemaakt op de grondrechten van de burger. Deze goedkeuringswet, met de verlengde maatregelen, doet dat. In het Tweede Kamerdebat is met nadruk aangegeven dat een proportionaliteitsweging per maatregel per periode iedere keer weer opnieuw dient plaats te vinden, zodat de voorgestelde vrijheid beperkende maatregel proportioneel wordt geacht voordat deze in werking treedt.
Voorzitter. Iedereen in dit huis is bekend met de thans hoog oplopende COVID-19-besmettingen ondanks het percentage van zo'n 84% dat volledig gevaccineerd is. Dit zorgt voor toenemende ziekenhuisopnames, al dan niet op de ic. En dan verwachten we ook nog influenzazorg aankomende januari. De media spreken al van code zwart en zorgdrama vanwege de toenemende druk op de zorg.
Dat de besmettingscijfers absoluut omlaag moeten, daarover hoeven we hier niet te discussiëren. Het probleem voor mijn fractie is wel dat de proportionaliteitsweging van een op te leggen maatregel iedere keer onlosmakelijk gekoppeld wordt aan het enorme tekort aan zorgverleners, en we weten allemaal dat je daar niet zo maar een blik van open kunt trekken. Instroom en opleiding duurt zo'n twee jaar. Dus het nijpend tekort in de zorg tijdens crisissituaties blijft voorlopig onverkort bestaan. Gegeven dit feit vraag ik wat de toekomstvisie is van dit demissionaire kabinet. Waarom is de in de zomer aangekondigde pandemische paraatheid nog niet gereed en moeten we wachten tot eind december? Die afwachtende houding is funest gezien de huidige ontwikkelingen.
Voorzitter. 50PLUS richt zich vooral op de senioren, juist de groep die vanwege de leeftijd extra kwetsbaar is voor de gevolgen van een coronabesmetting. Het gevoerde beleid bestaat met name uit het beschermen van de kwetsbaren onder ons. Iets wat mijn fractie natuurlijk omarmt. Maar 50-plussers hebben kinderen, 60-plussers hebben kleinkinderen en zij zijn zeker niet blind voor de effecten van de steeds weer opnieuw vergaande vrijheid beperkende maatregelen die moeten worden opgelegd aan de samenleving. Zij onderkennen wel degelijk dat die misschien de jongeren wel het meest en het hardst raken.
Mijn fractie maakt zich grote zorgen over de steeds verdergaande tweespalt en polarisatie in de samenleving tussen de gevaccineerden en ongevaccineerden. Zij verafschuwt het geweld van de afgelopen dagen, dat zeker niet altijd coronagerelateerd is. De vraag aan beide ministers is of en hoe dit geweld gestopt kan worden.
Voorzitter. Dan nu de booster, die niet hetzelfde is als een derde covidprik, maar in de samenleving wel zo wordt genoemd. Onder ouderen is de vaccinatiebereidheid en daardoor de vaccinatiegraad het hoogst. Velen kijken reikhalzend uit naar deze booster. Op 30 juli jongstleden kondigde RTL Nieuws aan: Israël gaat voor de derde coronaprik. Inmiddels was wetenschappelijk vastgesteld dat de toegepaste covidvaccins minder bestand waren tegen de deltavariant en dat de beschermingsduur van de vaccins tegen COVID-19 langzaam afneemt, met name bij de senioren. Desgevraagd zei de woordvoerder van VWS dat over de boostervaccinatie nog werd nagedacht en dat er in september meer duidelijkheid zou zijn. Het Verenigd Koninkrijk heeft inmiddels 10 miljoen boosters gezet en de VS volgen het beleid van Israël. En wat deed Nederland? Het demissionair kabinet startte pas met de boostervaccinatie op 18 november jongstleden.
Waarom is in september jongstleden, na een maand nadenken, de boosterprikcampagne niet gestart, zo vraag ik de minister. De 80-plussers zouden dan al rond oktober van dit jaar een betere bescherming tegen corona hebben verkregen, waardoor de overbelasting van de zorg wellicht voorkomen had kunnen worden. De boosterprik na half november valt voor vele ouderen ook nog samen met hun jaarlijkse griepprik. Bekend is dat de griepprik en het pneumokokkenvaccin wel gelijktijdig kunnen worden toegediend, want de een ziet op de virale en de andere op de bacteriële bescherming. Maar hoe zit dat met de booster? Kan die combinatie überhaupt zonder bijwerkingen?
Dan kom ik terug op het onderonsje dat ik had met de minister in het meidebat, waarin ik hem vroeg of iemand na volledige vaccinatie binnen afzienbare tijd opnieuw gevaccineerd kon worden met een coronavaccin. De minister antwoordde toen — ik citeer letterlijk uit de Handelingen —: "Nou, ik denk dat die persoon daar dan vanzelf spijt van krijgt, want die bijwerkingen nemen natuurlijk toe naarmate je meer prikken hebt gehad. Vaccineren doe je nou ook weer niet voor de lol. Ik sluit niet uit dat het zou kunnen, maar ik denk eerlijk gezegd niet dat iemand dat wil."
Kan de minister in het kader van deze uitspraak nader uiteenzetten hoe hij in dit verband de mogelijke bijwerkingen van een derde Pfizerprik al dan niet in combinatie met die van de griepprik plaatst? Kunnen bijwerkingen dan niet toenemen? Voor alle duidelijkheid: 50PLUS staat volledig achter de boosterprik voor al degenen die dat willen, maar wil wel graag duidelijkheid hebben over de mogelijke samenloop van vaccins.
Voorzitter. Dan nu het CTB, het coronatoegangsbewijs. Als fractie hebben we tegen invoering gestemd vanwege het feit dat toen al de fraudegevoeligheid en de mogelijke onbetrouwbaarheid ervan bij ons bekend waren. Invoering zou een gevaarlijke schijnveiligheid kunnen oproepen. Daarnaast had mijn fractie ernstige twijfels over de uitvoerbaarheid ervan in de praktijk. 50PLUS begrijpt niet dat op dit moment een CTB voor bezoekers, dat dus niet voor het personeel geldt, van bijvoorbeeld sportscholen, horeca en bibliotheken verplicht is, maar dat diezelfde verplichting voor bezoekers van zorginstellingen ontbreekt. Ik had het er al even over in het debat met de heer Backer van D66. We kunnen toch met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid stellen dat mensen in zorginstellingen over een kwetsbare gezondheid beschikken en in optima forma bescherming moeten genieten. Waarom dan hier geen CTB voor bezoekers? Graag een toelichting van de minister.
Voorzitter. Ik ga afronden. 50PLUS is verheugd dat de minister van JenV valse of ondeugdelijke CTB's kan blokkeren. Dat lijkt ons ook een noodzakelijke maatregel. Graag horen we van hem waaruit het gegrond vermoeden exact bestaat waardoor je tot de gevolgtrekking komt dat een CTB via fraude of misbruik is verkregen. Kan de minister dit nader specificeren? Vindt onderzoek enkel plaats naar websites waar CTB's worden aangeboden? Ik kreeg er vanochtend nog een via mijn telefoon. Hoe verloopt de opsporing van handel in CTB's daarbuiten? Acht de minister de kans groot dat controleurs daadwerkelijk overgaan tot aangifte bij gegrond vermoeden van misbruik van een CTB? Ingeval controleurs aangifte nalaten, zijn ze dan mede strafbaar? Onder welke delictsomschrijving valt dit dan?
Mijn fractie begreep dat misbruik van een CTB bestempeld kan worden als een overtreding met als op te leggen sancties zeven dagen hechtenis of een geldboete van €59. Zou het helpen om deze sancties meer onder de aandacht te brengen van het grote publiek, zodat daar een preventieve werking van uit kan gaan, zo vraag ik de minister. En tot slot: bestaat de mogelijkheid dat een coronacheckscanner zo gemanipuleerd wordt dat altijd een groen vinkje verschijnt? En zo ja, levert dit dan een op zichzelf staand strafbaar feit op?
Voorzitter. Ik sluit af met een welgemeend dankwoord aan de minister van VWS en zijn staf voor de zeer zorgvuldige en uitgebreide beantwoording van de schriftelijke vragenronde. Dat mag ook weleens gezegd worden. Ik hoop op een continuering ervan voor deze vragen.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Baay. De heer Van der Voort.
De heer Van der Voort (D66):
Ik kom nog even terug op het punt dat mevrouw Baay naar voren brengt over de combinatie van het influenzavaccin en de coronavaccinatie. Begrijp ik hieruit goed dat u vindt dat de overheid in de voorlichting daarover tekortgeschoten is? Blijkbaar weet u het niet en misschien zijn er heel veel mensen die dat niet weten. Zou de overheid op dit punt en misschien ook op andere punten intensiever met voorlichting en informatievoorziening aan de gang moeten gaan?
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Absoluut. Die kennis schiet bij velen te kort. Daarom gaan mensen twijfelen over eventuele bijwerkingen, zeker in combinatie met dat griepvaccin.
De heer Van der Voort (D66):
Ik begrijp hieruit dat u onze oproep om actiever informatie te verstrekken en ook desinformatie te weerspreken daarmee ondersteunt?
Mevrouw Baay-Timmerman (50PLUS):
Ik kan me volledig vinden in het verstrekken van de juiste en zorgvuldige informatie aan iedereen die dat nodig heeft.
De heer Van der Voort (D66):
Dat is nog geen ja.
De voorzitter:
Dank u wel. Dan is het woord aan mevrouw Prins namens het CDA.
Mevrouw Prins (CDA):
Meneer de voorzitter. Helaas moeten wij constateren dat wij als samenleving moeten leren leven met het covidvirus. Dat valt ons allen niet mee. Sterker nog, de samenleving raakt steeds meer gepolariseerd en zelfs geradicaliseerd. De gevaccineerde vrouw die al weken wacht op een belangrijke operatie en daarom boos wordt op haar buurman die zich niet wil laten vaccineren en vervolgens door covid wél wekenlang een plek op de ic bezet houdt. Een gevaccineerde student die zich afvraagt of de overheid wel beseft dat hij, omdát hij gevaccineerd is, daarom nu toch écht naar dat festival kan. Of de horecaondernemer die zich keurig aan de regels van de coronatoegangsbewijzen houdt maar met lede ogen moet aanzien dat het café aan de overkant dat niet doet en juist daardoor méér bezoekers trekt. Of die ic-verpleegkundige die toch maar weer haar beschermingsoutfit moet aantrekken om een covidpatiënt te helpen en ondertussen van haar vriendin een appje krijgt dat deze boos is omdat ze niet op wintersport kan.
Zomaar enkele voorbeelden uit de praktijk van alledag die illustreren dat het covidvirus diepe sporen trekt in onze samenleving. De solidariteit, het vertrouwen in elkaar en in de overheid staan steeds meer stevig onder druk. Discussies over de individuele vrijheid van vaccinatiekeuze versus verantwoordelijkheid voor de volksgezondheid worden soms zorgvuldig en afgewogen gevoerd, maar helaas ook vaak beschuldigend en zelfs bedreigend.
Het is toch bizar en beslist af te keuren dat huisartsen zich niet meer durven uit te spreken over het coronavirus omdat ze bedreigd worden. Dat wetenschappers begeleiding krijgen na een tv-optreden, om nog maar niet te spreken over de heftige bedreigingen aan de leden van ons kabinet. Helaas moeten wij dan ook constateren dat het covidvirus veel ziekmakender is dan alleen als gevolg van een covidbesmetting bij een helaas groeiend aantal burgers, waardoor de zorgsector in zijn voegen kraakt, planbare maar wel kritieke operaties worden uitgesteld en geen inhaalzorg meer wordt ingepland, de ziekenhuizen en de artsen en verpleegkundigen overbelast zijn.
Maar vooral zorgt het coronavirus ervoor dat verschillen tussen mensen uitgroeien tot ónoverbrugbare verschillen van inzicht en vooral ook van onderlinge verwijdering. In gezinnen, in families, maar ook tussen groepen in onze samenleving.
De CDA-fractie maakt zich zorgen over deze groeiende polarisering en bij diverse groepen zelfs een radicalisering. Zorgen over het dalend vertrouwen in de overheid. Een democratie staat of valt met luisteren naar elkaar, naar de meerderheid en naar de minderheid. Met respect hebben voor elkaars mening, met het vinden van de juiste balans tussen vrijheid en verantwoordelijkheid, voor jezelf en je naaste. Dat is zeker niet altijd makkelijk, dit blijkt wel in deze tijden. Toch moet hier niet alleen maar aandacht zijn voor het bestrijden van het virus, maar ook voor de groeiende, scherpe tegenstellingen in ons land. Ook al is het huidig kabinet demissionair, toch is de CDA-fractie van mening dat er met spoed beleid en plannen moeten worden ontwikkeld om een verdere polarisatie en radicalisering tegen te gaan. Een commissie van experts zou dit vast ter hand kunnen nemen als input voor dit beleid voor het huidige of het nieuwe kabinet. Graag een toezegging in dezen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik deel de zorgen over de verregaande radicalisering die mevrouw Prins uit. Dat zie ik ook met zeer lede ogen allemaal gebeuren en dat loopt helemaal uit de klauwen, ook bij bepaalde politici. Hoe denkt mevrouw Prins dit op te kunnen lossen? Wat is daarvoor nodig?
Mevrouw Prins (CDA):
Wat daarvoor nodig is, is aan de ene kant respect voor elkaar. Ja, dat is toch de basis, verantwoordelijkheid voor jezelf en je eigen gedrag, maar ook respect voor het gedrag van de ander en op die manier met elkaar in gesprek gaan.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ja, maar dit zijn types die daar geen enkele boodschap aan hebben. Ik heb dan ook eerder in deze Kamer, in de zomer bij de behandeling van het wetsvoorstel Verruiming mogelijkheden tot het verbieden van rechtspersonen, gezegd dat het OM hier ook een taak heeft, dat dit nu dermate uit de klauwen loopt. We hebben de rellen in Rotterdam gezien. Die zijn wereldnieuws. Ik weet niet hoe het bij u was, maar ik werd door allerlei mensen uit de hele wereld gebeld: wat is er in hemelsnaam in Nederland allemaal aan de hand?
De voorzitter:
Uw vraag is?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ligt er een taak voor het OM om hier iets te gaan doen?
Mevrouw Prins (CDA):
O, zeker ook. Daar kom ik zo in mijn bijdrage ook op terug.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Prins (CDA):
Meneer de voorzitter. Ik begon mijn bijdrage met de opmerking dat wij moeten leren leven met dit virus en dat dit leren ons slecht afgaat. Velen van ons zijn nogal gemakzuchtig. Ze laten zich niet testen bij klachten of blijven niet thuis, vinden het gebruik van het coronatoegangsbewijs maar lastig en niet nodig, of weigeren domweg de maatregelen in te voeren. Helaas moeten we als CDA-fractie dan ook constateren dat we ons door gemakzucht, door ontkenning van de ernst van de situatie en door gebrekkige handhaving in een neerwaartse spiraal bevinden. Als velen zich niet aan de maatregelen houden en het toezicht en de handhaving marginaal is, dan leidt dat tot meer besmettingen en dus meer ziekenhuisopnames. Dat zorgt voor overbelasting van de zorg, waardoor er weer nieuwe, zwaardere maatregelen nodig zijn. Zo is de afgelopen week in de Tweede Kamer de wet over het inzetten van coronatoegangsbewijzen in niet-essentiële winkels en dienstverlening aangenomen en zijn er al gesprekken over al of niet 3G of 2G en zelfs een lockdown. Wat weer leidt tot nog meer polarisatie en boosheid van gevaccineerden, niet-gevaccineerden, zorgmedewerkers, horeca- en andere ondernemers.
Daarbij geldt dat de maatregelen díe worden aangekondigd ook steeds complexer in de uitvoering en dus ook in de handhaafbarheid zijn. Die complexiteit in de uitvoering leidt ertoe dat zij steeds minder goed zijn uit te leggen en in de praktijk zijn toe te passen. Dat leidt weer tot vragen over de effectiviteit van een maatregel en tot onbegrip, irritatie en boosheid. Maatregelen zijn pas effectief als ze goed uitvoerbaar, uitlegbaar en handhaafbaar zijn. Die handhaving is wat ons betreft niet adequaat genoeg. Gelukkig hebben wij begrepen dat de regering, in casu de minister van Justitie en Veiligheid, heeft aangegeven dat de handhaving te beperkt is geweest en dat er meer middelen beschikbaar moeten komen. Onze vraag is: wat kan en gaat het kabinet doen om zichtbaar meer in te zetten op toezicht en handhaving? Graag een reactie van het kabinet.
Meneer de voorzitter. De mensen in de zorg, met name de verpleegkundigen die werken voor covidpatiënten, hebben het zwaar, te zwaar. Velen verlaten de zorg.
De voorzitter:
Excuus, mag ik om enige rust in de zaal verzoeken, ook bij de bodes? Dank u wel. U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Prins (CDA):
Velen verlaten de zorg, anderen zijn ziek, hetgeen de druk op de blijvende verpleegkundigen nog eens versterkt. We verzoeken het kabinet om samen met de mensen in de zorg structureel te bezien hoe het werk voor de verpleegkundigen aantrekkelijk blijft. Veel ic-verpleegkundigen ervaren het werk met covidpatiënten als niet passend bij hun opleiding en ambitie. Is er wat te doen aan speciale opleidingen voor dit type ziektebeelden? Is er wat te doen aan de werktijden? Graag een reactie van het kabinet hoe zij sámen met de zorg het werk in de zorg weer aantrekkelijk kunnen maken, nu en in de toekomst.
Sprekend over de toekomst: de CDA-fractie heeft reeds eerder verzocht om aan de hand van scenarioplanning een beleid te ontwikkelen voor de komende jaren waarin het coronavirus. of een ander besmettelijk virus aanwezig is. De WRR en de KNAW hebben dit intussen gedaan. Zij hebben een vijftal scenario's uitgewerkt, van Terug naar normaal, Griep+, Externe dreiging, Continue strijd en Worst case. Zij doen daarbij ook enkele aanbevelingen, zoals: anticipeer op de verschillende scenario's, zodat we niet steeds overvallen worden en ad hoc-besluiten moeten nemen. Zet in op brede maatschappelijke schokbestendigheid, bescherm de waarden van de democratische rechtsstaat.
Meneer de voorzitter. De minister van VWS heeft in de Tweede Kamer aangegeven dat hij verwacht dat er ook wel een vijfde verlenging zal aankomen en dat hij "voor de kerst de Tweede Kamer een procesbrief zal toesturen met daarbij een doorkijkje hoe we mogelijkerwijs een aantal artikelen uit de Tijdelijke wet maatregelen zullen laten indalen in de Wpg, voorafgaand aan een daadwerkelijke herziening van de Wpg. Een definitieve herziening van deze wet zal later ter hand worden genomen, nadat onder andere het onderzoek door de Onderzoeksraad voor Veiligheid is afgerond."
De CDA-fractie is van mening dat na twee jaar leven met tijdelijke wetten het tijd wordt om meer structureel en meer voorspelbaar beleid te ontwikkelen, om zo ook de verwachtingen in de samenleving te managen. Is het nu geen tijd om aan de hand van de genoemde scenario's, de aanbevelingen en de ervaringen van de afgelopen periode een maatschappelijke debat te starten over hoe vanuit verschillende perspectieven, zoals het grondwettelijk perspectief en het perspectief van zorg, economie en welzijn, het gedrag en het beleid moeten worden vormgegeven en welke wet- en regelgeving daartoe nodig is, zo vragen wij de minister, opdat we na twee jaar kunnen stoppen met het inzetten van tijdelijke wetgeving die steeds weer behandeling in beide Kamers vraagt met ook de daarmee gepaard gaande commotie? Ook hier geldt: ondanks de demissionaire status van het kabinet is onze mening dat wij niet kunnen wachten. Terwijl het kabinet keihard werkt om de huidige crisis te besturen, is ons voorstel om andere gremia, bijvoorbeeld de WRR en de KNAW, de opdracht te geven de aanbevelingen verder uit te werken. Graag een toezegging in dezen.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik heb eerder gezegd dat niets zo permanent is als tijdelijke maatregelen. Dat blijkt wel door wat het CDA nu voorstelt, namelijk om deze maatregelen permanent in te zetten. Maar het probleem zit toch vooral in het beperkende karakter van deze maatregelen, in plaats van het tijdelijke karakter? Moeten we niet gewoon zeggen dat we moeten stoppen met deze maatschappelijk zware beperkingen, die als tijdelijk zijn aangekondigd? Daar moeten we op een gegeven moment vanaf kunnen, in plaats deze permanent te maken. Hoe kijkt het CDA daar tegenaan?
Mevrouw Prins (CDA):
Onze visie is dat als beperkingen nodig zijn, je daarvoor zult moeten kiezen, ook als het tijdelijk is. Alleen, wij denken dat je dat structureel beter kunt vastleggen, waardoor ook helder is voor de samenleving dat als bepaalde waarden zijn overschreden, de volgende stap helaas genomen moet worden.
De heer Van Hattem (PVV):
Dus het CDA zegt eigenlijk dat het opleggen van beperkingen — dat is een vorm van staatsdwang — gewoon permanent als een optie in de wet moet komen, zodat het meteen kan worden ingezet als een kabinet dat nodig acht. Dan heeft het CDA het er tegelijkertijd over dat we niet te veel moeten polariseren. Is dit permanent inzetten van zulk soort beperkingen niet juist extra polariserend richting de samenleving?
Mevrouw Prins (CDA):
Integendeel, net zo goed als de Wet publieke gezondheid op zich ook niet polariserend werkt en iedereen blij is dat hij er is, zouden we dat met een dergelijke uitbreiding van deze wet ook moeten kunnen doen.
De voorzitter:
Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Het is wel zo dat zo'n wet polariserend gebruikt wordt. Er wordt nu voortdurend gedreigd in nogal dwingende persconferenties met "meer maatregelen" en "er komt 2G aan"; steeds verder uitbreiden en steeds meer verbreden. Zet dat niet juist aan tot polarisatie, zeker met deze wetgeving in de hand en ook nog met het vooruitzicht dat het permanent wordt gemaakt, zoals het CDA voorstelt?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw Prins.
Mevrouw Prins (CDA):
Nee, integendeel. In dat opzicht denk ik dat we wat de steeds zwaardere maatregelen betreft ook eerst moeten kijken naar onszelf, alle burgers in Nederland. Nemen wij wel de juiste basismaatregelen in acht? Als we dat zouden doen, hadden we al heel veel kunnen voorkomen.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
Mevrouw Prins (CDA):
Tot slot, meneer de voorzitter. Wij zijn hier vandaag bijeen vanwege de derde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19, die over exact een week verloopt. Op de dag dat de wet eindigt kan de Eerste Kamer nog stemmen. Heel vriendelijk gezegd: dat voelt ongemakkelijk en eigenlijk ook wel een beetje lachwekkend. Een oproep onzerzijds is een dergelijke tijdspanne te verkorten, waarmee ook respect wordt getoond voor de rol en de functie van de Eerste Kamer. Wij zijn benieuwd naar de antwoorden van de regering.
De voorzitter:
Dank u wel, mevrouw Prins. Dan is nu het woord aan de heer Janssen namens de fractie van de SP.
De heer Janssen (SP):
Voorzitter, dank. Laat ik beginnen — ik zal er wat langer bij stilstaan — met het invullen door de regering van de bepalende zeggenschap voor het parlement over de verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Het zal de minister niet verbazen, want ik blijf herhalen dat er in tijden van crisis meer democratie nodig is en niet minder. Het is duidelijk dat wanneer wij als Eerste Kamer pas een week voor het verlopen van de verlenging een debat kunnen voeren over de vraag of die verlenging parlementaire goedkeuring verdient, dit geen recht doet aan de bepalende zeggenschap zoals die wettelijk is geregeld. Dat valt zeker ook het kabinet aan te rekenen. Door op een laat, naar de mening van mijn fractie te laat moment het betreffende voorstel in te dienen, enige dagen voor het ingaan van de verlenging, wordt een tijdige parlementaire behandeling onmogelijk gemaakt. In de beantwoording van de schriftelijke vragen hierover zegt de minister dat het allemaal volgens de regels is. Maar kunnen de ministers de vraag beantwoorden waarom ze ervoor kiezen een verlengings-KB en de bijbehorende goedkeuringswet op een zo laat tijdstip in te dienen?
Dat is namelijk een keuze, want het zou ook veel eerder kunnen. De wet is simpel, je verandert de data en het gaat alleen over de verlenging. Er is niets wat zich daartegen verzet. Het kabinet geeft zo een eigen invulling aan de wettelijk verankerde bepalende zeggenschap van het parlement als medewetgever die naar de mening van mijn fractie ongepast, ongewenst en ook onnodig is. Dus moet het anders, want op deze wijze wordt het parlement belemmerd in zijn medewetgevingstaak.
In de schriftelijke antwoorden lees ik: "Met deze nahangprocedure wordt de zeggenschap van beide Kamers over een reeds vastgestelde verlenging vastgelegd, echter niet de betrokkenheid van beide Kamers voorafgaand aan een verlenging." Maar dat is te makkelijk. Bij een tijdige indiening van de goedkeuringswet kan de bepalende zeggenschap prima voor het ingaan van de verlenging parlementair worden afgehandeld, waarmee recht wordt gedaan aan de bedoelde werking van de goedkeuringswet, maar dan moet je dat als kabinet wel willen. En die wil ontbreekt, stelt mijn fractie vast. Over een week gaat de vierde verlenging in, maar er is nog geen KB en nog geen goedkeuringswet. Het kabinet handelt naar het schijnt nog steeds in de geest van de eerste versie van de Twm: een jaar lang regeren bij koninklijk besluit. Dat schaadt het vertrouwen. Het schaadt het vertrouwen van het parlement, het schaadt het vertrouwen van het parlement in het kabinet en het schaadt het vertrouwen van de samenleving in de politiek als geheel.
De Kamers gaan over hun eigen agenda, zegt de minister in de schriftelijke beantwoording. Ja, dat is zo, maar kan de minister aangeven hoe vaak het kabinet in deze crisis een dringend beroep heeft gedaan op het parlement om de agenda aan te passen en wetten met spoed te behandelen, ook tijdens recesperiodes? Willen de ministers dat dan afzetten tegen de manier waarop ze met de behandeling van deze en naar het zich laat aanzien ook volgende goedkeuringswet ter verlenging van de Twm omgaan? Dan blijkt in de ogen van mijn fractie een democratisch besef dat wel verbetering behoeft. Koninklijke besluiten voor verlenging en de bijbehorende goedkeuringswetten kunnen veel eerder worden ingediend, maar daar kiezen deze ministers bewust niet voor, zoals ik juist al aangaf.
Begin november werd de vierde verlenging al aangekondigd. Waarom wordt er dan niet meteen een KB geslagen en wordt er een goedkeuringswet naar de Kamers gestuurd? De urgentie was toen immers toch al duidelijk. Graag een reactie op dit punt, want inmiddels heeft de minister van VWS niet alleen de vierde maar publiekelijk ook al de vijfde verlenging aangekondigd, die per 1 maart 2022 zou moeten ingaan. Zoals anderen min of meer ook al hebben gedaan, vraag ik de ministers de toezegging dat een goedkeuringswet voor een verlenging van de Twm niet drie dagen voor de invoeringsdatum wordt ingediend, zoals nu is gebeurd, maar uiterlijk drie weken voor de ingangsdatum, zodat het parlement ook recht kan doen aan de bedoeling van de wet en deze ook tijdig kan behandelen. Meer democratie en niet minder in tijden van crisis.
Voorzitter. Verder is dit ook het moment om terug te kijken en te oordelen over hoe het kabinet de bevoegdheden van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19 een jaar lang heeft gebruikt en welke effecten dat heeft gehad. De rode draad van het kabinetshandelen in een jaar Twm wordt naar de mening van mijn fractie het best samengevat met het woord "hardleers", een woord dat we regelmatig in analyses konden lezen. Er lijkt steeds weinig geleerd te worden van eerdere fouten. Het handelen van het kabinet blijft reactief en kenmerkt zich terugkijkend door late maatregelen en vroege versoepelingen, en dat bij herhaling en ook bij herhaling met hetzelfde resultaat, namelijk een korte termijn van versoepelingen die gevolgd wordt door een lange termijn van zware maatregelen. Een vaststelling die kortgeleden ook het onlangs opgeheven Red Team deed. Ook de WHO, de Wereldgezondheidsorganisatie, maakt zich grote zorgen over de situatie en ziet te vroege versoepelingen als een belangrijke oorzaak van de diepte van de crisis op dit moment in Europa. Hoe is het dan mogelijk dat er zo weinig geleerd is en dat toch volhard wordt in dit handelen? Het zal toch niet zo zijn, hoop ik — ik ga er niet van uit, maar ik vraag het voor de zekerheid maar even — dat zoals we vorige week konden lezen over de Raad van State en de toeslagenaffaire het voortzetten van een eenmaal gekozen route geprefereerd wordt boven het doen handelen naar nieuwe inzichten? Kiezen voor doorgaan op een doodlopend pad boven het leren van het verleden. Graag een reactie op dit punt.
Voorzitter. Het kabinet hecht naar eigen zeggen zeer aan de adviezen van het Outbreak Management Team, het OMT. Maar de vraag die zich aandient — ik heb daar eerder al op gewezen, ook voor de zomer — is of het OMT nog voldoende afstand heeft tot het kabinet om onafhankelijk te kunnen adviseren. Het groepsdenken ligt op de loer bij een zo langdurig proces en dat is ook verklaarbaar. Maar kan het OMT nog wel objectief oordelen over de huidige crisis en kritisch kijken naar ook hun eigen eerdere adviezen? Is er wel voldoende tegenmacht, zowel binnen het OMT als in de relatie tussen het OMT en het kabinet?
Mij is opgevallen dat OMT-leden zich niet meer beperken tot datgene waar ze voor zijn aangesteld, te weten: wetenschappelijke adviezen op hun vakterrein om de regering te adviseren bij deze crisis. Een arts-microbioloog mag natuurlijk prima een eigen mening hebben over aparte maatregelen voor ongevaccineerden die wellicht polariserend zijn voor de samenleving, maar die mening hoort niet als OMT-lid in de media verkondigd te worden voorafgaand aan de discussie over het volgende advies. Een OMT-lid wordt geacht te adviseren vanuit bijvoorbeeld, wat ik net noemde, zijn kunst of kunde als arts-microbioloog en hij of zij zou zich moeten beperken tot de effecten van maatregelen op het inperken van besmettingen. Het gaat mij er niet om dat ik met de beschuldigende vinger naar het OMT of leden ervan wil wijzen, maar je kunt gewoon waarnemen dat zich hier een proces van groepsdenken en meebesturen aan het voltrekken is. Zien de ministers dit ook en hoe gaan de ministers de rolzuiverheid van het OMT waarborgen?
Voorzitter. Dan nog enkele opmerkingen over de OMT-adviezen. Ik sprak daar in eerdere debatten ook al over en dan met name over de manier waarop het kabinet met de adviezen omgaat. De ene keer is een advies een motivering voor een maatregel want het OMT adviseert het, een volgende keer adviseert het OMT weliswaar iets, maar dan is het maar een advies. Ook sneeuwen in de vertaalslag die het kabinet van de OMT-adviezen maakt, de voorwaarden nog weleens onder. Ik noemde eerder al in vorige debatten het advies over de opening van de middelbare scholen. De middelbare scholen konden volgens het OMT open mits aan een aantal strikte voorwaarden werd voldaan in de uitvoering. Het kabinet vertaalde dit als "het OMT zegt dat de middelbare scholen open kunnen". Maar alle leerlingen twee keer per week testen was zo'n strikte voorwaarde, en daar kwam niets van terecht. Wat bleef hangen was de boodschap van het kabinet dat de scholen open konden volgens het OMT. En dat schept verwarring. We hoorden vorige week Diederik Gommers zich hier ook over uitlaten, over het kabinet dat waar het uitkomt het OMT als alibi gebruikt. De heer Gommers zegt dat het OMT zich daar niet tegen kan verweren. Maar waarom blijft het OMT daar eigenlijk zo stil over? Waarom zou het OMT daar niet op kunnen reageren? Of wordt het kabinet daar door het OMT wel op aangesproken? Slaat Jaap van Dissel met de vuist op tafel en roept hij de ministers tot de orde? Dat is dus de vraag die ik graag beantwoord zou willen hebben.
De heer Backer (D66):
Mag ik de collega vragen of ik hem goed begrijp, want hij snijdt een heel interessant punt aan. Hij heeft zelf ook verantwoordelijkheid gedragen voor allerlei bestuurlijke situaties waarin hij ook expertmeningen aangedragen kreeg en waarin hij een beslissing moest nemen. Hij zegt dat het gek is dat het OMT buiten het OMT allerlei meningen verkondigt — dat vind ik persoonlijk ook nogal bijzonder — maar nu lijkt hij het aan te moedigen dat het OMT weerspraak geeft aan het kabinet. En dan ben ik even de draad kwijt. Kan hij mij helpen?
De heer Janssen (SP):
Ik wil dat het OMT weerspraak geeft aan het kabinet binnen de adviezen die het uitbrengt, dat als het kabinet als bestuurders iets wil het OMT vanuit de wetenschap waar het voor is, daar iets tegenover zet. Ik wil dat daar voldoende tegenmacht in is. Ik wil ook dat als het OMT het gevoel heeft dat zijn adviezen, zoals over de opening van de scholen die ik als voorbeeld noemde, niet juist weergegeven worden of op een manier worden weergegeven zoals zij het niet bedoeld hebben, zij zich daar wel over kunnen uitlaten. Dat is iets anders, dat is vanuit hun rol als OMT en vanuit het advies dat zij uitgebracht hebben. Dat is iets anders dan dat iemand omdat hij toevallig OMT-lid is, een mening heeft over een maatschappelijk punt dat speelt en daar publiekelijk, voorafgaand aan de discussie die ze nog in het OMT moeten hebben, een mening over geeft die niet op zijn vakgebied ligt. Daar heb ik bezwaar tegen.
De heer Backer (D66):
Dan begrijp ik dat het eigenlijk meer over tekstexegese gaat — zo hebben wij, OMT, het niet gezegd — dan dat het een weerspraak is van een genomen besluit, want dat wordt rommelig. En dat is denk ik niet wat de heer Janssen bedoelt.
De heer Janssen (SP):
Nee, het OMT adviseert wat het OMT adviseert. Als dat op een verkeerde manier wordt vertaald, vind ik dat het OMT moet zeggen: het wordt niet op de goede manier vertaald, want zo hebben wij dit niet bedoeld.
De heer Backer (D66):
Wat iets anders is dan dat het OMT zegt: wij zijn het niet eens met het kabinet.
De heer Janssen (SP):
Dat is aan de bestuurders.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Janssen (SP):
Dat is het verschil tussen adviseren en besturen. Op dat punt van het niet-overnemen van adviezen vraag ik hoe de ministers het effect inschatten van het afdoen van adviezen als "het is maar een advies en wij maken daar een eigen afweging in", terwijl we op hetzelfde moment van de samenleving verwachten, keer op keer, dat adviezen worden opgevolgd en er geen eigen afweging in wordt gemaakt. Het is nu eenmaal een dringend, zeer dringend advies om iets te doen. Iemand kan zeggen: ik heb daarover nagedacht, maar ik maak toch een eigen afweging. Wat het kabinet doet in het beleid, doen burgers ook, zien we in de samenleving. Hoe ziet de regering het effect van het eigen handelen op dat punt?
Voorzitter. De in de laatste persconferentie benoemde korte harde klap — inmiddels weten we dat "tijdelijk" en "kort" betrekkelijke begrippen zijn — was ook weer een voorbeeld van onduidelijk omgaan met adviezen. Niet alles wat door het OMT werd geadviseerd, werd overgenomen. En er werden ook weer maatregelen toegevoegd, die niet waren geadviseerd. Hoe werkt dat dan? Hoe zit dat met maatregelen die door het kabinet buiten het OMT-advies om nog worden toegevoegd? Waar komen die maatregelen vandaan? Blijft de heer Van Dissel nog een uurtje na op het Catshuis om nog wat mogelijkheden door te nemen? Komen die maatregelen van het eigen ministerie? Wordt er geknipt en geplakt uit eerdere adviezen? Of hebben de ministers zelf nog wat bedacht? Ik vraag dat omdat het OMT met een afgewogen advies komt over een pakket aan maatregelen, waarvan het heeft afgewogen hoe die maatregelen op elkaar inwerken. Als je daar stukken uittrekt en je gaat andere dingen toevoegen, wordt het effect volstrekt onduidelijk en niet navolgbaar voor de buitenwereld. Hoe kunnen wij beoordelen of een pakket aan maatregelen zoals het er na het OMT-advies, mét aanvulling, is gaan uitzien nog wel de beoogde werking gaat hebben? Zoals ik net al betoogde, is het de bestuurlijke rol om te kijken of zaken veranderd moeten worden en welke maatregelen er moeten worden genomen. Natuurlijk werken daar andere krachten op in. Dat is ook in de Tweede Kamer gevraagd: kijk naar de economische motieven, kijk naar de gevolgen, kijk naar de maatschappelijke gevolgen. Dat is allemaal goed, maar het moet wel navolgbaar zijn. En dat is hetgeen ik mis als er geknipt en geplakt wordt in een OMT-advies, waarbij de ene keer iets moet omdat het een advies is en de andere keer iets niet hoeft, omdat het maar een advies is.
Voorzitter. Dan kom ik bij de actualiteit. Ik ga het vandaag niet hebben over alle maatregelen die wij hier binnenkort gaan behandelen, naar ik verwacht in de komende weken, gelet op de spoed. We staan er als land en als samenleving weer heel slecht voor. We koersen hard af op code zwart in de zorg, hoewel nog niet de komende week, wordt er gezegd. De situatie blijkt wederom te lang te rooskleurig te zijn voorgesteld. De samenleving raakt uitgeput door het gejojo met maatregelen. Mensen kunnen het niet meer opbrengen. Dat komt omdat er steeds weer reparatiemaatregelen zijn. Dat uitgeput raken, is niet alleen van toepassing op de samenleving, maar ook en misschien vooral op de mensen in de zorg, die weer de hete kolen uit het vuur moeten halen. Onze waardering voor hen en de dank aan hen kan niet groot genoeg zijn. Diezelfde waardering geldt ook voor de mensen van politie, brandweer en ambulance. Je zal er maar moeten staan op het moment dat dit gebeurt. Het is te ernstig om hier nu een grap over te maken, maar ik zag vorige week een groot bord met de tekst: vanwege coronamaatregelen graag een thuiswerkplicht voor relschoppers. Dan kunnen ze hun eigen spullen in elkaar slaan. Dat zou nog een hele makkelijke oplossing zijn, maar ik ben bang dat ze zich daar ook niet aan gaan houden. De situatie is buitengewoon ernstig. Het laat zien dat er groepen zijn die alles aangrijpen om maar ellende en rotzooi te kunnen schoppen. Die hebben helemaal niets te maken — ik hoorde dat gisteravond ook burgemeester Aboutaleb nog zeggen — met de mensen die op een terechte manier opkomen voor hun mening en die ook mogen demonstreren voor datgene waar zij in geloven en waar zij achter staan.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik ben het helemaal eens met het betoog van de heer Janssen. Maar net als bij mevrouw Prins, zeg ik tegen de heer Janssen: u bent de zaak zo aan het benoemen. Wat is de oplossing?
De heer Janssen (SP):
Wat is de oplossing voor wát, meneer Otten, vraag ik via de voorzitter. Waar wilt u een oplossing voor?
De heer Otten (Fractie-Otten):
Het loopt helemaal uit de hand in de samenleving. Dat memoreerden net andere sprekers ook. Er zijn rellen, er is gebrek aan vertrouwen in het kabinet. U zegt het zelf: jojobeleid. Ook al zouden ze nu alles goed doen, dan gaan mensen het nog niet opvolgen omdat ze het niet meer vertrouwen. Dus wat is dan de oplossing van de SP om dat vertrouwen bij de bevolking weer terug te krijgen? Dat is mijn vraag aan de heer Janssen.
De heer Janssen (SP):
Er zitten een aantal aannames in het betoog van de heer Otten die ik niet helemaal volg. Maar de oplossing zou zijn om te leren van de fouten uit het verleden. U heeft mij dat uitvoerig horen bepleiten, zoals ook het voormalige Red Team zei en zoals ook de Wereldgezondheidsorganisatie zegt. Wacht niet steeds tot het te laat is, maar kom eerder met maatregelen. Dat zijn soms hardere maatregelen, die je eerder moet nemen om erger te voorkomen. Dat is wat er gebeurt als ik kijk naar het interview op 1 november met een van de oprichters van het Red Team, volgens mij in Trouw, die ook zei: "Er moet altijd weer dat politieke gedoe zal ik maar zeggen wekenlang overheen voordat we tot een maatregel komen. Dus we zijn té laat met maatregelen en we willen té vroeg versoepelen, met als gevolg dat de mensen het even leuk hebben en daarna weer heel lang in de ellende zitten." Dat is het motief wat mijn fractie ziet over het afgelopen jaar en daar moet iets aan gebeuren. Wij zitten nu weer in die situatie. Daar moeten we nu met elkaar uit. Dat betekent dus: ja, sneller ingrijpen en niet te vroeg versoepelen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik constateer dat deze fouten elke keer opnieuw gemaakt worden, dus met deze bemanning in de cockpit verwacht ik niet dat het vliegtuig beter gaat vliegen. Sterker nog, ik denk dat het de verkeerde kant op gaat. Er zal dus toch iets moeten gebeuren om het gezag en het vertrouwen in de regering terug te krijgen. Daar hoor ik de SP niet over.
De heer Janssen (SP):
Het is wat laat om nu nog een verkiezingsdebat te gaan voeren, maar we hebben verkiezingen gehad. De uitkomst is wat die is. Daar zullen we het mee moeten doen. Wij hopen en wij blijven erop hameren dat er lerend vermogen is bij het demissionaire kabinet en ook bij een nieuw kabinet om te zorgen dat die cirkel die wij zien over het afgelopen jaar doorbroken wordt en dat het op een andere manier gaat gebeuren. Ik sluit me volledig aan bij de andere woorden van mevrouw Prins, die zei: er moet nu wel iets met die Twm gebeuren, we moeten naar permanente maatregelen, want daar waar we voor de zomer nog allemaal te horen kregen "Die Twm, daar gaat waarschijnlijk alles uit, misschien nog een maatregeltje dat erin blijft, maar verder zal het niet veel meer voorstellen", zitten we nu op een uitbreiding te wachten van die Twm. Dat is toch een wat ander beeld, dus twee jaar tijdelijkheid is veel te lang.
De voorzitter:
U vervolgt uw betoog.
De heer Janssen (SP):
Dit was gewoon nog onderdeel van mijn betoog. Ik heb nog anderhalve minuut.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Meneer Janssen weet al welke vraag hij gaat krijgen, want daar hebben we het van tevoren al even over gehad. Dank voor uw betoog. Ik sluit me overigens aan bij de woorden die u geuit heeft over de hulpverleners, politie en brandweer die het heel erg moeilijk en zwaar hebben op het ogenblik.
De voorzitter:
Uw vraag was?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik sluit me daar graag bij aan. Mijn fractie heeft de vorige keer tegen het instrument van de goedkeuringswet gestemd. We hadden daar een aantal overwegingen bij die u uiteraard niet deelde. Een van de dingen die u toen heeft gezegd is: ja, maar die goedkeuringswet is niet om tegen de Twm te stemmen. Nu weet u net als ik dat inmiddels de SP-fractie in de Tweede Kamer wél tegen dit verlengingsbesluit heeft gestemd. Dus ik was eigenlijk benieuwd en een beetje in afwachting van wat uw fractie gaat doen. Gaat u vóór dit verlengingsbesluit stemmen? U hebt zelf al uitgebreid aangegeven dat er waarschijnlijk weer een volgende aankomt.
De voorzitter:
Uw vraag is duidelijk, denk ik.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Gaat u daarvóór stemmen en kunt u mij meenemen waarom uw Tweede Kamerfractie in feite gewoon zegt "wij stemmen tegen de Tijdelijke wet maatregelen", terwijl u nog zo overtuigend en juridisch zei: dat is niet de bedoeling.
De voorzitter:
Dank u wel. Graag een bondig antwoord, meneer Janssen.
De heer Janssen (SP):
Ik heb niet gezegd: er mag niet tegengestemd worden en er kan niet tegengestemd worden. Ik heb gezegd: er moet een keuze zijn. Dat het parlement ja of nee zegt. Dat is het punt. Het doel is niet om een tegenstem te organiseren. Het doel is om die mogelijkheid te scheppen. Dat is wat er gebeurd is. Vervolgens maakt iedereen zijn eigen afweging. Dat heeft mijn fractie in de Tweede Kamer ook gedaan en dat zullen wij hier ook doen, maar niet dan nadat wij, in de wetenschap dat de wet er nu eenmaal is — wij hebben tegen de Twm gestemd omdat wij dat niet het goede middel vonden en de wet slecht ingericht vonden — eerst naar de ministers geluisterd hebben om te horen wat de antwoorden van het kabinet zijn. Daarna zullen wij, zoals het behoort, na het debat onze mind opmaken.
Onze fractie in de Tweede Kamer was tegen de Twm, dus ook tegen de verlenging. Dat is het makkelijke antwoord, maar daarmee zou ik de fractie tekortdoen. Onze fractie in de Tweede Kamer vindt dat de Twm op dit moment niet op de goede manier gebruikt wordt en dat er te veel een beroep op noodmaatregelen wordt gedaan. Ze heeft nog steeds grote bezwaren tegen de Twm zoals die nu gebruikt wordt. Daarom heeft ze tegengestemd.
De voorzitter:
Dank u wel. Vervolgt u uw betoog.
De heer Janssen (SP):
Overigens kon mijn collega destijds niet aanwezig zijn bij het wetgevingsoverleg, omdat die conform de regels wegens verkoudheidsverschijnselen het wetgevingsoverleg heeft moeten overslaan. Ik memoreer dat nog maar even voor de mensen die zeggen: hé, de SP heeft niet eens aan het debat meegedaan. Dat was vanwege deze reden.
Tot slot de uitvoering van de goedkeuringswet. Het kabinet zegt dat het de jure, naar de letter van de wet dus, allemaal klopt. Maar naar de mening van mijn fractie klopt het de facto niet in de uitvoering. Dat het kabinet meent op deze wijze om te kunnen gaan met de bepalende zeggenschap van het parlement bij de verlenging van de Twm betreurt mijn fractie zeer, want het kan anders, zoals ik uitvoerig betoogd heb. Wij kijken dan ook met belangstelling uit naar de antwoorden van de minister. Die antwoorden zullen ongetwijfeld een onderdeel zijn van het oordeel dat wij vellen over deze wet.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Janssen. Dan is nu het woord aan mevrouw De Bruijn-Wezeman, namens de fractie van de VVD.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Voorzitter, ik doe mijn mondkapje even af omdat mijn bril anders beslaat. Zonder kunnen we nog niet.
Voorzitter. Wij bespreken vandaag de goedkeuring voor de derde verlenging van de geldingsduur van de Tijdelijke wet maatregelen met drie maanden, van 1 september tot 1 december aanstaande. Dit betekent dat als wij volgende week voor deze wet stemmen, de wet op dat moment nog precies tien uur geldig zal zijn. De VVD-fractie vraagt zich dan ook af hoe zinvol de ook door deze Kamer gewenste procedure is in een tijd waarin de ontwikkelingen elkaar sneller opvolgen dan de wetgever kan bijbenen.
Het is misschien de meer pragmatische insteek van mijn fractie dat wij prioriteiten stellen. Die zijn nu gericht op het verder vullen van de gereedschapskist om de pandemie te kunnen bestrijden, in plaats van nu de discussie verder te voeren over dit verlengingsbesluit. Het is evident, gezien de fase waarin de pandemie zich op dit moment bevindt, dat de Tijdelijke wet maatregelen moet worden verlengd. Mijn fractie zal overigens voor dit wetsvoorstel stemmen. En ik zie zomaar aankomen dat wij ook voor een vierde verlengingsbesluit zullen stemmen.
Ten aanzien van het telkens verlengen van de Tijdelijke wet maatregelen met drie maanden vraagt mijn fractie zich overigens af of dit nog passend is in een situatie waarin, zoals het zich nu laat aanzien, het virus nog jarenlang onder ons zal blijven. Wanneer komt de regering met een strategie waarin langer vooruit wordt gekeken dan de besmettingen en de bedbezettingen van vandaag? Wat betekent dit voor de wetgeving? Die kunnen we toch niet steeds maar op deze manier voor drie maanden blijven verlengen? De VVD-fractie in de Tweede Kamer, die dezelfde vragen heeft gesteld, kreeg als antwoord dat de tijdelijke maatregelen op enig moment zullen komen te vervallen. Maar daarmee wordt de suggestie gewekt dat ze in het kader van de bestrijding van deze pandemie niet meer nodig zouden zijn. Maar wat als dit voor de komende jaren nog wel nodig is? Blijven we ze dan per drie maanden verlengen? Graag een reactie hierop van de minister.
Ook geeft de minister in een brief aan de Tweede Kamer aan voor het eind van het jaar de beleidsagenda voor de pandemische paraatheid toe te zenden. Maar wij lezen in de brief ook dat die beleidsagenda geen betrekking heeft op de huidige pandemie en de bestrijding daarvan. Wordt hier niet iets overgeslagen? Is het gezien het huidige beeld van de pandemie niet hoog tijd om ook deze samenleving mee te nemen in de meest waarschijnlijke scenario's van deze pandemie, zoals in het WRR-rapport en het KNAW-advies is aangegeven, en ook daar beleid voor uit te werken? Ook graag een reactie hierop. Ik sluit me ook aan bij de vragen van mevrouw Prins hierover.
Dan kom ik van de goedkeuringswet bij de gereedschapskist. Tijdens de plenaire behandeling van de verlengingsprocedure van de tijdelijke maatregelen in juli heb ik aan de minister gevraagd of hij bereid is, het wettelijk kader aan te passen om zo nodig ook op de werkvloer het coronatoegangsbewijs te kunnen toepassen. Bij de schriftelijke inbreng begin oktober heeft mijn fractie er wederom op aangedrongen, op korte termijn duidelijkheid te geven of het breder inzetten van het coronatoegangsbewijs in de zorg — ik sluit mij aan bij de vragen die mevrouw Baay daarover heeft gesteld — en op de werkvloer. Ook heeft de VVD-fractie toen al geïnformeerd naar de toepassing van 2G.
Voorzitter. Inmiddels lopen we toch weer achter de feiten aan. Een zorgvuldig wetgevingsproces kost immers tijd, maar als de wetgever pas aan de slag gaat wanneer het water aan de lippen staat, dan zijn we steeds te laat. Het gevolg is nu dat we weer in een gedeeltelijke lockdown zitten, om zodoende tijd te creëren om noodzakelijke wetgeving zoals de juist genoemde, met spoed in procedure te kunnen brengen. Althans, dat was de argumentatie vorige week, maar inmiddels heeft de realiteit ons opnieuw ingehaald: de maatregelen om de verspreiding van het virus te vertragen zijn niet meer afdoende en er vallen mogelijk weer verdergaande maatregelen te verwachten.
In een crisis kun je niet alles zien aankomen, maar je kunt je wel voorbereiden op een aantal scenario's en mogelijk te nemen besluiten. Waarom slagen we hier toch onvoldoende in? Debat en democratische besluitvorming zijn een kostbaar goed, maar dat hoeft in een crisis niet per se tot de beste uitkomst te leiden. Het virus kun je namelijk niet wegpolderen. Wij moeten echt proactiever zijn, ook als parlement, in het nadenken over maatregelen die nodig zouden moeten zijn om voldoende te kunnen anticiperen op het grillige karakter van het virus.
Zolang we het virus er niet onder hebben, zal van ons gevraagd worden om telkens weer lastige keuzes te blijven maken, enerzijds om de volksgezondheid te beschermen en anderzijds om de individuele vrijheden te bewaken. Natuurlijk is het voor liberalen niet fijn om erop te moeten wijzen dat individuele vrijheden niet onbeperkt zijn en onder voorwaarden kunnen worden ingeperkt.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ik kan mevrouw De Bruijn een heel eind volgen als zij zegt dat zij mist dat er scenario's klaarliggen voor verschillende maatregelenpakketten en voor verschillende situaties. Ik snap alleen haar volgende zin niet dat democratische controle en het polderen daarmee in tegenspraak zouden zijn. Volgens mij is het aan de regering om die scenario's te schetsen, daar een keuze in te maken en dan het parlement te informeren over welke keuze er tussen de scenario's gemaakt is. Dat kan ook snel. Ik zie dus geen tegenstelling tussen het werken met scenario's en het volledig benutten van de democratische controle. Misschien een nadere toelichting?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Dank u wel voor deze vraag. Wat je op dit moment ziet, is dat er inderdaad al voordat er voorstellen zijn ook bijvoorbeeld in het parlement al allerlei onderhandelingen plaatsvinden — en dat heeft echt niet alleen te maken met coalitie en oppositie — om bepaalde maatregelen al of niet over te nemen. Het is dus niet zo dat alleen het kabinet daar keuzes in maakt. Bovendien zie je ook gewoon dat de Tweede Kamer heel vaak al aan de voorkant aan het meeregelen is, en public, in het democratisch debat. Oké, dat snap ik, maar op een gegeven moment vraagt een crisis soms echt om een meer directieve manier van aangeven: dit gaan we doen! Misschien moet de rol van het kabinet daarin juist wel worden versterkt.
Mevrouw De Boer (GroenLinks):
Ja, maar is dat brainstormen over alle mogelijkheden — ik noem het maar even zo — niet juist een gevolg van het gebrek aan duidelijke keuzes van het kabinet? Is het niet juist een gevolg van het gebrek aan de presentatie van meerdere scenario's, zodat in elk geval het kader duidelijk is waarover er gesproken wordt? Ik ben het met u eens dat nu alle kanten op gesproken wordt, maar het is aan het kabinet om de kaders te schetsen en om de Kamers daarin keuzes voor te houden. Ik zie het vooral als versterking van elkaar en denk dat met scenario's ook de democratische controle versterkt kan worden.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Mét scenario's, maar die scenario's zijn er nog steeds niet. Althans, ze worden niet openlijk uitgewerkt en wij hebben daar niet openlijk het gesprek over. Maar we zien nu inderdaad dat de discussie heel ruim gaat over iedere maatregel, terwijl het virus er niet op wacht of wij op tijd de juiste maatregelen nemen.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Ik heb een verduidelijkende vraag om het betoog van de VVD in het juiste licht te kunnen zien. Denkt de VVD-fractie dat corona endemisch gaat worden, of dat we het virus zoals polio helemaal, of zo goed als helemaal, weg en eronder kunnen krijgen? Die duiding is voor mij wel van belang.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik wou dat ik daar het antwoord al op wist. Ik ben ook geen wetenschapper, dus ik wou dat ik daar het antwoord op wist. Ik denk inderdaad dat wij met verschillende mogelijkheden rekening moeten houden. U heeft zelf waarschijnlijk ook gezien wat de WRR-scenario's zijn, van endemisch tot griep-plus tot inderdaad iedere keer een sterke opleving met allerlei mutanten en dat soort zaken. Ik wou dat ik daar het antwoord op wist, maar ik denk dat we met elkaar er wel helder over moeten zijn dat dit soort bandbreedtes erin zitten als het erom gaat wat we in welke situatie moeten gaan doen.
Mevrouw Nanninga (Fractie-Nanninga):
Dat is duidelijk.
De heer Van Hattem (PVV):
Die discussie over de endemische situatie had ik al met minister De Jonge afgelopen juli, toen de minister ook al aangaf: we gaan richting een endemische situatie. Maar los daarvan, de opmerking die ik net van mevrouw De Bruijn van de VVD hoorde, is dat het kabinet meer doorzettingsmacht moet krijgen. Nou hebben we hier een demissionair kabinet, dat al maandenlang — straks misschien al wel bijna een jaar — demissionair is. Moet zo'n kabinet met zulke grote bevoegdheden worden bekleed om controle uit te oefenen op de samenleving, waarbij het parlement, en daarmee de democratie, een stapje terug moet doen? Is dat wat de VVD hier nu voorstelt?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
In wat de VVD voorstelt, herkent meneer Van Hattem misschien gewoon wel een aantal dingen. Je zegt: dit zijn de mogelijke scenario's die kunnen plaatsvinden. Daar ben je open en transparant over. Vervolgens leg je daar een kader onder: in die situatie moeten we dit doen en in die situatie komen we met die maatregelen. Maar het gaat erom dat je die maatregelen ook kunt treffen op het moment dat die situatie zich voordoet. Daarin zijn wij voortdurend nog heel erg aan het laveren.
De heer Van Hattem (PVV):
Ik kan begrijpen dat je scenario's uitwerkt, maar dat het kabinet zo'n doorzettingsmacht heeft, impliceert wel dat je het een volmacht geeft om zulke misschien wel heel verstrekkende stappen te zetten. Zet de VVD daarmee het parlement niet onnodig buitenspel?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Dank u wel voor deze vraag. Ik zie het als een verhelderende vraag, dus dank daarvoor. Nee, het parlement gaat over de kaders aan de voorkant. Alleen, die kaders moeten we misschien wat ruimer maken. Daarstraks kwam de Wet publieke gezondheid ook al even langs. De Wet publieke gezondheid had in feite in zich hoe je kunt optreden bij een pandemie. Daar is dan een meldplicht voor. Je kunt quarantainemaatregelen treffen en al dat soort zaken. Dat is in feite een kader voor als zich inderdaad een pandemie volgens een bepaald type voordoet. Dat soort kaders bleken onvoldoende bruikbaar voor deze pandemie, omdat die vaak om veel verfijndere maatregelen vraagt.
Laten we die gereedschapskist — daar ga ik het zo meteen over hebben — breder vullen. Daar gaan wij als parlement over: wat willen we wel of niet in die gereedschapskist hebben? Maar als die er is, dan moeten ook de maatregelen getroffen kunnen worden op het moment dat de situatie zich voordoet waar wij ons over hebben uitgesproken.
De voorzitter:
Dank u wel. U gaat het daar nu dus over hebben. Zullen we het daarbij laten, meneer Van Hattem?
De heer Van Hattem (PVV):
Voorzitter, misschien nog heel kort. Laten we het omdraaien. Dan zou je nu dus juist de zorg kunnen hebben dat het kabinet misschien wel te makkelijk en te wispelturig maatregelen neemt. Dan zouden we als parlement moeten zeggen: we maken eerst onze eigen kaders, die we duidelijk scherpstellen, en het kabinet gaat niet zomaar stappen zetten die wij niet met het kabinet hebben afgesproken. Dat is misschien de andere richting die we ook op kunnen bewegen.
De voorzitter:
Daar hoor ik geen vraag in, maar ik stel voor dat u uw betoog vervolgt.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik denk dat de versoepelingsmaatregelen ook waren ingegeven door de toenmalige situatie van de pandemie en de vraag of het nog proportioneel was om bepaalde maatregelen te blijven nemen. Dus ook in die proportionaliteitsafweging moeten we inderdaad misschien toch wat meer ruimte gaan creëren.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik moet even kijken waar ik ben gebleven, voorzitter.
Er is de VVD natuurlijk alles aan gelegen om de vrijheid zo veel mogelijk in stand te houden dan wel te herstellen. Een nieuwe lockdown, waarvoor ieders vrijheid weer wordt ingeperkt, vinden wij dan ook erg moeilijk te verteren, zeker ook omdat wij wettelijke regelingen voor minder vergaande maatregelen niet op tijd op orde hebben. Al dat talmen komt naar het oordeel van de VVD-fractie ook voort uit een wellicht onevenredig grote oriëntatie op een minderheid, of een kleine minderheid, die zich nogal fel roert met een beroep op de keuzevrijheid, zonder hiervan de consequenties te willen dragen. Ik ben daar straks in een interruptie ook al op ingegaan. Voor liberalen die zeer hechten aan individuele vrijheid, geldt dat de vrijheid van het individu beperkt is tot daar waar de vrijheid of de veiligheid van een ander individu in gevaar komt. Dit principe hanteert de VVD-fractie ook bij het beoordelen van wetsvoorstellen. Zo kijken wij ook naar het coronabeleid.
Zijn mensen vrij om wel of niet te kunnen kiezen voor vaccinatie? Zolang dat in het kader van de volksgezondheid verantwoord is, alsjeblieft wel. Maar er kunnen zich ook omstandigheden voordoen waarin een overheid, om de volksgezondheid te beschermen, hierin toch een andere afweging moet maken. Laten we vooral hopen dat dit nooit aan de orde zal zijn. Het is daarom des te meer van belang om zo veel mogelijk minder vergaande maatregelen in onze gereedschapskist te hebben om de gevolgen van de pandemie te kunnen beperken.
Moeten horecaondernemers en concertorganisatoren, om twee voorbeelden te noemen, maatregelen kunnen nemen zodat sommige mensen die een groot risico lopen om ziek te worden, tijdelijk niet kunnen deelnemen aan activiteiten die ze organiseren, het zogenoemde 2G-regime? Liever niet, maar als dit proportioneel is en daarmee een zorginfarct kan worden voorkomen of als het ter voorkoming van gezondheidsschade van anderen is die niet de zorg krijgen die ze nodig hebben, dan moet dat kunnen.
De heer Van Hattem (PVV):
Nu gaat de VVD dus op de toer van: er is een kleine minderheid die niet gevaccineerd wil worden en hun rechten moeten in bepaalde gevallen ingeperkt kunnen worden. Dat vindt de VVD te rechtvaardigen om bescherming te kunnen bieden ten aanzien van de coronaverspreiding. Maar gevaccineerden kunnen elkaar ook besmetten. Dat is nu omstandig gebleken en dat wordt door de medische wetenschap beaamd. Heel veel gevaccineerden worden door andere gevaccineerden besmet.
De voorzitter:
Dus uw vraag is?
De heer Van Hattem (PVV):
Is de VVD hiermee niet bezig om die groep ongevaccineerden weg te zetten als een risico en daarmee tegelijkertijd een schijnveiligheid te creëren?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik zet de ongevaccineerden niet weg als een risicogroep. Ik zeg alleen dat zij een extra risico lopen om ernstig ziek te worden. In het kader van de opdracht om de volksgezondheid te beschermen, kun je daarin een andere afweging maken. De cijfers laten bovendien zien dat de kans dat je ernstig ziek wordt als je niet gevaccineerd bent, zes keer zo groot is als wanneer je wel gevaccineerd bent. Ik vind dat we dat verhaal wel iedere keer moeten blijven vertellen, zonder mensen te willen wegzetten.
De voorzitter:
Dank u wel. Tot slot, meneer Van Hattem.
De heer Van Hattem (PVV):
Maar het totale aantal gevaccineerden die elkaar kunnen besmetten, op dit moment de grootste groep, zorgt evengoed voor een grote druk op de zorg in totale aantallen. Waarom worden dan toch die maatregelen overwogen? Mevrouw De Bruijn van de VVD stelt heel nadrukkelijk dat zij dit meeneemt in de afweging ten aanzien van die maatregelen. Waarom legt zij de bal dan toch neer bij wat zij noemt de kleine groep ongevaccineerden?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw De Bruijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Het is het totale aantal dat helaas ziek wordt, waarvan een gedeelte ook ziek wordt nadat ze gevaccineerd zijn, dat op dit moment de zorg belast. Ik vind dat de samenleving er alles aan moet doen om te voorkomen dat dat volume toeneemt, los van wat het aan leed voor iemand betekent om op zo'n intensive care terecht te komen. Je moet de mensen die zich niet laten vaccineren informeren, zodat zij zich bewust zijn van de keuze die zij maken. Het is een drama als je daar terechtkomt. We moeten er alles aan doen om het totale volume van de mensen die ernstig ziek worden, terug te dringen en zo klein mogelijk te maken. Daar is vaccinatie een onderdeel van.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Even voor de duidelijkheid: heb ik mevrouw De Bruijn horen zeggen dat er een moment kan komen dat de overheid vaccinatie toch zou moeten afdwingen? Als dat zo is, hoe ziet in haar visie dat moment eruit?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik denk dat we ten aanzien van corona daar zeker nog niet gekomen zijn. Ik zeg het in algemene zin. Zo moet u mijn opmerking zien. De epidemie heeft ons iedere keer voor verrassingen gesteld. Iedere keer komen de scenario's waarvan we hopen dat ze uitkomen, bijvoorbeeld ten aanzien van de vaccinatiegraad, niet uit. We hebben gezien dat het virus nu ineens gemuteerd is naar een veel besmettelijker variant, waardoor de vaccinatiegraad veel verder omhoog moet dan we aanvankelijk verwacht hadden. Ik kan niet voorspellen wat voor eventuele gevaarlijke mutaties van dit virus of wellicht van een ander virus er ooit nog op ons afkomen, zodat je een dergelijke beslissing moet nemen. Daarom zeg ik nooit "nooit".
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Ik begrijp dat mevrouw de Bruijn nooit "nooit" zegt. U merkt echter op dat het kan gebeuren en u zegt het in algemene zin. Dan zou ik in algemene zin een antwoord willen krijgen dat al dan niet spoort met uw eerdere ethische uitspraken en dat we ook grondwettelijk kunnen verantwoorden.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik denk dat ik u niet goed begrijp. Ik hoor graag wat voor antwoord u wilt hebben van mij.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
U zei dat u een algemene opmerking maakte. Het maken van een algemene opmerking is soms toch wat gevaarlijk, in alle eerlijkheid. Ik vraag u om in uw algemene antwoord scherper te reflecteren op de Grondwet, waarin de integriteit van het menselijk lichaam ook wordt benoemd.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Helder. De integriteit van het lichaam is een groot goed. Dat zullen wij beiden onderschrijven. Maar ook in de Grondwet is deze niet absoluut. Hier gaat het ook om proportionaliteit. Ik vind bijvoorbeeld dat iedere keer moeten testen ook een flinke inbreuk op de integriteit van het lichaam is. Individueel kun je dingen ook verschillend wegen. U vraagt een antwoord in algemene zin. De vergelijking wordt wel eens gemaakt met het ebolavirus. Stel dat het ebolavirus hier rondgaat, dat een heel hoge mortaliteit heeft. Gevraagd wordt of wij dan ook vinden dat je nooit "nooit" mag zeggen tegen een verplichte vaccinatie om de samenleving te beschermen.
De voorzitter:
Een wedervraag. De derde en laatste vraag, meneer Verkerk.
De heer Verkerk (ChristenUnie):
Waar ik blij mee ben, is dat u iets meer de diepte ingaat. Ik zou zelf liever spreken over het feit dat dit tot geweldige dilemma's kan leiden, waarover we in die context moeten praten. Persoonlijk ben ik voorzichtig met algemene uitspraken, want daar kan iedereen mee aan de haal gaan.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Dank u wel daarvoor. Mijn verhaal komt er zo nog op dat het inderdaad om dilemma's gaat, waar we het over hebben. Ik zal een aantal dilemma's schetsen, die ertoe leiden dat wij met onze liberale achtergrond overwegingen en keuzes moeten maken.
De heer Van Dijk (SGP):
Ik wil hierbij aanhaken met een iets andere insteek. Als ik mij niet vergis, heb ik mijn VVD-collega ook gehoord over de zorgen om het vertrouwen in de overheid, et cetera. Refererend aan wat u nu zegt over een eventuele vaccinatieplicht begrijp ik dat u liever nooit "nooit" zegt. De werkelijkheid is echter dat het parlement een- en andermaal heeft gezegd: never nooit dwang, geen plicht. Nu zijn we een half jaartje verder en speculeren we er rustig over. Wat doet dat met het vertrouwen dat mensen in de overheid hebben? Onderschat u dat niet?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
U benoemt het vertrouwen in de overheid, maar door met zijn allen dit soort gesprekken uit de weg te gaan, nemen wij de mensen ook niet mee in de moeilijke keuzes waar wij in deze tijd voor staan.
De heer Van Dijk (SGP):
Laatste keer dan, kort. Ik begrijp het, maar de bevolking ziet ook dat zo'n motie aan de overkant wordt aangenomen, volgens mij zelfs unaniem. Een paar maanden later wordt het tegenovergestelde opengehouden. Dat doet iets.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Daar ben ik me van bewust, maar ik denk dat deze hele coronapandemie iets met ons doet. Ik denk dat wij aan het begin allemaal gedacht hebben: als er een vaccin is, is er licht aan het einde van de tunnel. Als dat licht dan toch minder fel blijkt te zijn dan we ons hadden voorgesteld, moeten we met elkaar over dit soort dilemma's het gesprek voeren. Ik vind dat de vergaderzaal des lands wel de plek is om dat te doen, vandaar dat ik het aankaart. Dank ook voor uw vragen daarover, want die verdiepen het debat alleen maar. Dank u wel.
Ik heb nog een dilemma. Moet de bescherming van gegevens boven alles gaan? Als dat kan: ja natuurlijk, graag. Maar niet als het leidt tot disproportionele nadelen voor bijvoorbeeld essentiële dataverzameling bij de pandemiebestrijding. Ook daar hebben we volgens mij in het begin anders over gedacht dan nu we achteraf erop terugkijken. Maar goed, dat komt uit de evaluatie. Ik denk dat we nu andere keuzes gemaakt zouden hebben.
Voorzitter. Ik had nog een vraag over het coronatoegangsbewijs en het eventueel blokkeren daarvan als iemand positief wordt getest op corona. Door de manier waarop wij de app hebben ingericht, kan het coronatoegangsbewijs op dit moment niet worden geblokkeerd. Ook daar valt het mij bijvoorbeeld op dat de andere Europese landen die ook een AVG-regeling kennen zoals wij die kennen, daar andere afwegingen in maken. Via onze internationale QR-code zijn de gegevens over je identiteit en over waar en wanneer je bent gevaccineerd bijvoorbeeld voor iedereen zichtbaar. Mijn vraag aan de minister is: is het wellicht mogelijk om die tijdelijke blokkade voor de QR-code te realiseren via de internationale databank? Graag een reactie hierop van de minister.
Voorzitter. Door het benoemen van enkele van die dilemma's en het schetsen van een afwegingskader geeft de VVD-fractie een voorzet, onder andere ook voor de wetgeving die mogelijk nog onderweg is. De coronawetgeving stelt ons allen voor lastige dilemma's, maar de samenleving vraagt wel om duidelijke antwoorden van ons daarop.
Tot slot. De wetten dienen uitvoerbaar en handhaafbaar te zijn. We zien dat deze coronawetgeving een grote bottleneck is. De controle op het coronatoegangsbewijs moet beter. Sinds de discopiek is op dit gebied nog onvoldoende voortgang geboekt. Als sommige burgemeesters al vooraf melden dat zij niet gaan handhaven vanwege onvoldoende handhavingscapaciteit, dan geef je als overheid in ieder geval niet het juiste signaal af. Natuurlijk zien wij ook wel dat er een tekort is aan handhaving en aan politieagenten. Er rust op deze mensen een heel zware taak. Maar er is ook een gebrek aan zorgpersoneel. Ook zij zijn overbelast. Echter, ik hoor zorgbestuurders nog niet zeggen dat ze daarom geen zorg meer zullen leveren. Ze stellen wel prioriteiten, want er wordt immers weer zorg afgeschaald. Door te zeggen dat je iets niet doet, geef je meteen een verkeerd signaal af aan anderen. Als voorbeeld noem ik de horecaondernemer die ook moeilijk aan personeel kan komen. Waarom zou hij dan wel de toegangscontrole organiseren? Kan de minister in het Veiligheidsberaad nog eens aandacht besteden aan de communicatiestijl van burgemeesters en de impact die hetgeen zij zeggen heeft op het nalevingsgedrag van burgers? C'est le ton qui fait la musique. Als we het samen moeten doen, kan een burgemeester beter zeggen: het is allemaal heel vervelend en we hebben eigenlijk niet genoeg mensen, maar ook wij gaan onze stinkende best doen om te doen wat in deze situatie van ons mag worden verwacht.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het eind van uw inbreng, mevrouw De Bruijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik heb zo meteen nog even één opmerking over de moties.
De voorzitter:
Nee, want uw spreektijd is allang voorbij.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Dat weet ik, voorzitter, maar ik heb nog iets over de moties.
De voorzitter:
Maakt u hem dan nu eventjes.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik ben verder klaar. Sorry, over de moties. Collega Van Hattem heeft vanmorgen vier moties ingediend. Hij heeft dat in de eerste termijn gedaan, dus ik neem aan dat u verwacht dat wij daar eventueel ook op zullen reageren. Ik heb de moties gelezen. Ik zie dat het in feite gewoon alle moties zijn die betrekking hebben op zaken die nog bij de Tweede Kamer voorliggen. De Tweede Kamer moet daar nog een oordeel over geven. Ik vind het dan ook niet passend om hier als Eerste Kamer al een oordeel uit te spreken over deze moties. Ik ga mijn fractie dus voorstellen om tegen de moties te stemmen.
De voorzitter:
Daarmee bent u aan het eind van uw inbreng.
De heer Van Hattem (PVV):
Allereerst misschien op dat punt. De wetgeving die vandaag voorligt, maakt het wel fundamenteel mogelijk om deze maatregelen uit te kunnen voeren. Vandaar dat ze ook vandaag worden ingediend en kunnen worden overwogen, om te voorkomen dat het tot zulke onnodig ingrijpende maatregelen komt. Dat ten eerste.
Ik heb eigenlijk de volgende vraag aan mevrouw De Bruijn van de VVD. Ik hoorde haar zeggen: burgemeesters leggen bepaalde handhavingsprioriteiten elders. Hoe ziet de VVD dat ten aanzien van de lokale autonomie om lokaal de handhavingsprioriteit vast te stellen? Ik heb hier ook schriftelijke vragen over gesteld. Kunnen lokale overheden zelf hun handhavingsprioriteiten vaststellen? Ik kan me voorstellen dat een burgemeester en een gemeenteraad de handhavingsprioriteiten liever willen leggen bij overlast en criminaliteit in daardoor geteisterde wijken in plaats van hun kostbare handhavers in te zetten om overal QR-codes te controleren.
De voorzitter:
Het moet iets korter, meneer Van Hattem.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Als het over coronabeleid gaat, voeren we op dit moment een generiek beleid. Als het over dit soort maatregelen gaat, dan neem ik aan dat de lokale afwegingsruimte daar toch enige beperking heeft. Maar goed, daar moet de minister dan maar antwoord op geven. Overigens, over alle maatregelen die onze kant uit komen, wordt van tevoren uitvoerig overlegd met het Veiligheidsberaad. Dus ik neem aan dat daar het draagvlak voor de handhaafbaarheid ook wordt getoetst.
De voorzitter:
Een laatste korte vraag, meneer Van Hattem.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Burgemeesters zouden daar niet afzonderlijk over moeten gaan communiceren.
De voorzitter:
Een laatste korte vraag.
De heer Van Hattem (PVV):
Dus de VVD legt nu het niet-democratisch gecontroleerde en aangestuurde Veiligheidsberaad op een hogere schaal dan de democratisch gecontroleerde en aangestuurde lokale autonomie ten aanzien van de handhavingsprioriteiten. Dat is wat ik nu moet vaststellen. Klopt dat?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw De Bruijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik geef aan dat de manier waarop je over dit soort zaken communiceert ook anders kan en dat je daardoor ook andere verwachtingen kunt creëren. Over die communicatiestijl mogen we het hier toch wel hebben?
De heer Janssen (SP):
Een korte vraag aan mevrouw De Bruijn op dit punt. Ik ben wel voorstander van burgemeesters die duidelijk aangeven wanneer van hen het onmogelijke gevraagd wordt. C'est le ton qui fait la musique, maar duidelijkheid boven alles. Laat ik dat zeggen. Maar vindt mevrouw De Bruijn-Wezeman dan ook dat scenario's die geschetst worden al rekening moeten houden met de beperkingen die toezicht en handhaving eventueel oproepen?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Je kunt in z'n algemeenheid zeggen dat de maatregelen die je treft uitvoerbaar en handhaafbaar moeten zijn. Dat betekent ook een prioriteitenafweging als je op een gegeven moment zegt: we hebben hier een crisis, een coronapandemie te bestrijden. Dan zul je dat ook in de afweging moeten meenemen. Maar aan het onmogelijke is niemand gehouden. Zoals ik al zei, stelt de zorg prioriteiten, dus ik kan me ook voorstellen dat dat voor de handhaving geldt. Maar het is wel de manier waarop je erover communiceert.
De heer Janssen (SP):
Het gaat weer over de communicatie, maar mij gaat het erom dat bij de maatregelen die genomen worden aan de voorkant wordt meegenomen wat het doel van de handhaving is ofwel wat de mogelijkheden van de handhaving zijn. We komen daar binnenkort over te spreken, bijvoorbeeld over die 2G-maatregelen, waarvan het OMT nu al zegt: de scenario's die wij schetsen gaan wel uit van een optimale controle en handhaving. We weten allemaal uit de praktijk — ik had het over geleerde lessen — dat van fouten ook geleerd moet worden en dat scenario's voor het land van ooit nou niet de scenario's zijn die ons verder helpen. Vindt u dat het aan de voorkant duidelijk moet zijn wat de problemen zijn bij toezicht en handhaving en dat niet één scenario, bij optimale controle, maar ook een ander scenario, bij minder optimale handhaving, realistisch geschetst zou moeten worden?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw De Bruijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik snap uw vraag wel, maar er zit ook meteen een dilemma achter. Op het moment dat wij zeggen dat er bepaalde maatregelen nodig zijn, maar dat ze eigenlijk niet handhaafbaar zijn of dat ze niet uit te voeren zijn, betekent dat ook dat het publiek kan zeggen: waarom zou ik het dan nog doen? In het begin is er sowieso altijd een oproep geweest, een zwaarwegend advies en dat soort zaken. Maar als wij vervolgens zeggen "we nemen maatregelen, maar we kunnen ze niet handhaven", dan krijgen we een publieksreactie in de zin van: waarom zouden wij het dan nog doen?
De voorzitter:
Heel kort nog, meneer Janssen.
De heer Janssen (SP):
Dan spreken we er binnenkort verder over bij een volgend debat. Maar dan is het natuurlijk de vraag of je die maatregelen wel moet nemen.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Een aspect waar ik mevrouw De Bruijn niet over hoor, is de communicatie. Er gaat natuurlijk echt heel veel structureel mis in de communicatie naar de bevolking. Denk aan de minister-president, die op 14 september zegt "de 1,5 meter is verleden tijd; daar stoppen we mee", terwijl iedereen met een beetje logica kan aanvoelen dat dit niet zo slim was, want dan moet je het gedrag weer gaan veranderen. Dat weigeren mensen nu. U heeft het gehoord. Het "mengpaneel" van de heer Van der Voort vond ik een heel goede beschrijving. Je moet verschillende schuifjes tot je beschikking hebben, maar die schuifjes zijn allemaal weggegooid op 14 september.
De voorzitter:
Dus de vraag is?
De heer Otten (Fractie-Otten):
En nu moeten we het wel allemaal weer doen en wordt de bevolking door de minister-president van uw partij toegesproken alsof we een stel kleine kinderen zijn die straf krijgen, terwijl hij die maatregelen heeft afgeschaft. Hoe beoordeelt mevrouw De Bruijn de communicatie van de minister-president en de minister van VWS op dit gebied?
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
U begint over het afschalen van de anderhalvemetermaatregel. Gaat u eens na bij uzelf of u toentertijd de minister-president of minister De Jonge, die daar zit, ertoe hebt opgeroepen: dat moeten jullie niet doen, want dat is onverantwoord. Ik heb u dat toentertijd in deze Kamer niet horen zeggen. Het was op dat moment een beeld waarvan wij allemaal dachten: oké, het kan. We hebben daarstraks de reactie gehoord van de WHO, die voor heel Europa geldt. We zijn inderdaad wat dat betreft wellicht te optimistisch geweest toen we met elkaar — met elkaar, want ook dat hebben we samen gedaan — hebben besloten om die 1,5 meter los te laten.
De voorzitter:
Meneer Otten, tot slot.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Maar ik krijg geen antwoord op mijn vraag over de communicatie. Zelfs Paul Rosenmöller zei vorige week tegen mij: ik zou niet aan iemand anders kunnen uitleggen wat er nou in die persconferentie van vrijdag is besloten. Dus dat was onnavolgbaar. Het is een ratjetoe aan maatregelen die continu worden gewijzigd, heel gedetailleerd, en de bevolking haakt dus af.
De voorzitter:
U herhaalt dus eigenlijk de vraag.
De heer Otten (Fractie-Otten):
De bevolking haakt af, want die begrijpt het niet meer. Hoe gaat u dus die communicatie verbeteren?
De voorzitter:
Tot slot, mevrouw De Bruijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Wat mij betreft is de communicatie helder. Duidelijk is dat je bijvoorbeeld binnen moet blijven als je klachten hebt en dat je je moet laten testen. Zelfs zo'n eenvoudige boodschap wordt door heel veel mensen op dit moment niet meer gevolgd. Daar kan ik me ook iets bij voorstellen, want het duurt natuurlijk allemaal heel erg lang. Daarom heb je een periode nodig, juist de zomerperiode, dat mensen weer even hun gang kunnen gaan. Het is gewoon niet …
De voorzitter:
Dank, mevrouw De Bruijn, voor dit korte antwoord.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Voorzitter …
De voorzitter:
Ik ga hier nu een eind aan maken, want we lopen echt uit de tijd. Dank u wel, meneer Otten. Dank u wel, mevrouw De Bruijn. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Dijk. Meneer Otten, kort.
De heer Otten (Fractie-Otten):
Ik heb een punt van orde, want u bent echt bijzonder kortaf. U zat net ook al allerlei andere mensen af te kappen. Zo kunnen we toch niet een betekenisvolle discussie hebben? Dus ik verzoek u toch wel iets meer ruimte te geven voor vragen en antwoorden. Ik weet dat de klok bij u heilig is, maar dit gaat te ver.
De voorzitter:
Meneer Otten, ik heb tot nu toe ongeveer 60 vragen toegestaan per interruptie vanochtend. Dat is toch niet heel weinig. Het Reglement van Orde staat mij toe om korte interrupties toe te staan. Ik heb tot nu toe alleen maar langere interrupties en ook toespraken toegestaan. Dat ga ik dus niet veranderen. Dan is nu het woord aan de heer Van Dijk namens de SGP.
De heer Van Dijk (SGP):
Voorzitter. Ik spreek voor iedereen in deze Kamer als ik zeg dat we gehoopt hadden dat we nu in een andere situatie zouden zitten, de situatie zoals het kabinet suggereerde afgelopen zomer: corona grotendeels achter de rug en de meeste maatregelen opgeheven. Maar nu zitten we met een record aan besmettingscijfers en een code zwart die niet zo ver weg is als wenselijk zou zijn. Zorgelijk, en dat in een samenleving waarin de moeheid toeslaat, de onderlinge verdraagzaamheid krassen oploopt en het respect voor de overheid kraakt. Het vaasje dreigt te breken.
Hoe belangrijk is het dan dat parlementariërs en kabinet in ieder geval het goede voorbeeld geven, elkaar op de inhoud waar nodig stevig bestrijden, maar altijd op een manier waarop de ander als persoon in z'n waarde wordt gelaten vanuit de vooronderstelling dat die ander, al begrijp je er niks van, ook zoekt naar het goede voor de samenleving en dat je daarom de bereidheid hebt om te luisteren naar de ander. Laten we het besef voeden dat er veel te verliezen is als het gaat om aantasting van onze democratie.
Als het gaat om onze democratische rechtsorde, de barsten die daarin kunnen ontstaan en de constante inzet die hiervoor moet worden gepleegd, denk ik aan dichtregels van T.S. Eliot:
"Er is enkel de strijd om te heroveren wat verloren ging, gevonden werd en weer verloren, telkens opnieuw; en nu in omstandigheden, die ongunstig lijken."
Voorzitter. Terug naar het virus. Het coronavirus blijkt grillig en is minder voorspelbaar dan we hoopten. We zien hier onze menselijke beperktheid en dat mag nopen tot bescheidenheid en ons vooral brengen tot de levende God. We kunnen ons niet uit elke situatie regelen met pasklare oplossingen. In die zin is het vandaag niet de tijd voor grote woorden of beloften. Op welke wijze geeft de minister in zijn communicatie hieraan gestalte? Mag het kabinetsbeleid dit niet méér uitstralen? "Nog een klein stukje. Nog even volhouden", dat zijn niet direct wijze woorden in de huidige onzekere omstandigheden. Hoewel ik weet, ook met T.S. Eliot, dat de menselijke soort niet heel veel werkelijkheid verdraagt, werkt het volstrekt averechts als we de samenleving opzadelen met hoop die we niet waarmaken. Hoe ziet de minister dit?
Alle voorgaande overwegingen ontslaan ons uiteraard niet van het nemen van onze verantwoordelijkheid en het denken in praktische mogelijkheden. Inmiddels kennen we de werking van vaccinatie. De vaccins leiden tot een verlaging van de ziektelast en de bijbehorende gezondheidsschade. Daarover kunnen we stellig zijn. Het is daarom belangrijk dat er goede en toegankelijke informatievoorziening hieromtrent beschikbaar blijft. Tegelijkertijd moeten we ons wel rekenschap geven van het feit dat vaccinatie niet de veel beloofde ultieme oplossing blijkt te zijn. We prikken ons niet eenvoudigweg uit deze crisis, ook dat inzicht dringt door.
Zoals gezegd, de werking van vaccinatie is er, maar er is ook een andere kant. Inmiddels heeft iedereen de mogelijkheid gehad om zich te laten vaccineren. Een klein deel van de bevolking heeft om uiteenlopende redenen ervoor gekozen dit niet te doen. Deze mensen hebben hun keuze gemaakt en geen nieuwe informatiegolf of dichtstbijzijnde prikbus zal daarin zomaar heel veel verandering aanbrengen. De vrijheid om een keuze te maken impliceert ook de verantwoordelijkheid voor de samenleving om die keuze te respecteren.
Er is meer aan de hand. Dit debat gaat strikt genomen over de derde verlenging van de Tijdelijke wet maatregelen covid-19. Het gegeven dat we nu pas in deze Kamer aan de bespreking toe kunnen komen, als de termijn al bijna verlopen is, is al op meerdere wijzen aan de orde geweest en er is ook het nodige over gefoeterd. Ik sluit me daar kortheidshalve maar bij aan.
De afgelopen week is er veel gebeurd. Er zijn nieuwe maatregelen genomen, het kabinet wil graag het coronatoegangsbewijs, CTB, uitbreiden en een 2G-systeem is bespreekbaar gemaakt. Dat baart zorgen. De geloofwaardigheid van de overheid en onze democratische instituties kan in het geding raken. Het vertrouwen in de overheid is laag. Is dat vreemd? Via een interruptie hadden we het er net over: als een voltallig parlement zich onomwonden uitspreekt tegen enige vorm van vaccinatiedwang en dat van een vaccinatiebewijs als toegangsbewijs nimmer sprake kan zijn, en als de regering dan ongeveer een halfjaar later dit toch alsnog voorstelt, is het dan verwonderlijk dat mensen de overheid scheef aankijken? Inmiddels kreeg ik van meerdere mensen de vraag — dat zet mij ook aan het denken — of wij hier ook een vaccinatieplicht gaan krijgen. Een halfjaar geleden zei ik dan met overtuiging: nee, dat hebben kabinet en parlement helder beloofd. Nu durf ik niet meer zo heel stellig te zijn, en dat sentiment proef ik veel breder. In hoeverre kunnen we van deze overheid op aan? Dit alles maakt dat de SGP huiverig is voor de koers die het kabinet nu heeft gekozen. De wijze waarop de regering het CTB in het maatregelenpakket heeft verwerkt spreekt ons niet aan. Daarbij was de 1,5 meter inruilen voor het CTB ook geen goede ruil. Een bewezen effectief middel werd ingeruild voor een middel waarvan de effectiviteit veel minder duidelijk is.
Ernstiger is dat dit CTB de tweedeling in de samenleving alleen maar meer aanwakkert en dat de proportionaliteit van het CTB allerminst bewezen is door de regering. Dat is niet zomaar een mening van de SGP, ook het College voor de Rechten van de Mens wijst erop. Daarom heeft de SGP grote bedenkingen bij deze verlenging. Ten overvloede: die bedenkingen impliceren niet dat de SGP het bestaan of de ernst van de coronacrisis ontkent of dat we zelfs maar zouden suggereren dat er geen enkele maatregel meer nodig is. De realiteit van de situatie is geheel anders. Er zijn maatregelen nodig, maatregelen die proportioneel zijn, primair epidemiologisch en niet politiek of sociaal gemotiveerd zijn en niet rieken naar vaccinatiedwang of uitsluiting.
Onze bezwaren tegen de verlenging van de wet zijn derhalve gelegen in de invulling die de regering aan de tijdelijke wet geeft door van de coronapas de ruggengraat van het beleid te maken. Ik hoop dat de minister in zijn beantwoording onze zorgen kan wegnemen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Van Dijk. Dan is het woord aan de heer Nicolaï namens de Partij voor de Dieren.
De heer Nicolaï (PvdD):
Voorzitter, ik hoop niet dat de minister van VWS wegvlucht omdat ik naar het katheder liep.
De voorzitter:
Het zou zomaar kunnen.
De heer Nicolaï (PvdD):
Maar de grote handhaver zit er nog wel.
Voorzitter. De Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid heeft samen met de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen een belangrijk advies uitgebracht. Zij gaan in op de vraag in hoeverre de overheid voorbereid is op de toekomstscenario's voor het verloop van de COVID-19-pandemie. Ik kom daar zo nog op, want in deze onzekere tijden is het goed naar de wetenschap te luisteren om te voorkomen dat de samenleving wordt overvallen en ineens met grote spoed en zonder veel tijd om na te denken ingrijpende besluiten moet nemen. Maar, voorzitter, met gebruik van het gezonde verstand kun je ook al verstandige besluiten nemen. Is de wetenschap ervoor nodig om te voorzien dat het laten doorgaan van de komende Black Friday fatale gevolgen zou kunnen hebben? De FNV doet inmiddels een dringend beroep op winkelketens en de politiek: leer van fouten en skip Black Friday. Krankzinnige drukte in winkels, verkopend personeel dat gevangen raakt in de massa en niet met 1,5 meter maar met vijftien centimeter afstand genoegen moet nemen. Wie de foto's van de vorige Black Friday ziet, begrijpt wat ik bedoel.
De minister heeft gevraagd om snel het wetsontwerp te behandelen dat het mogelijk maakt om het coronatoegangsbewijs in niet-essentiële winkels toe te passen. Een wetsontwerp voor toepassing op de werkvloer komt er ook aan. Hoe valt het toestaan van Black Friday te rijmen met het in de visie van de regering dringende belang om besmettingen in winkels en op de werkvloer te voorkomen? Gaat economisch belang hier voor volksgezondheid? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. Invoering van 2G wordt ingezet om ziekenhuizen te ontlasten. Hoe is het dan mogelijk dat het kabinet overwoog om af te zien van een vuurwerkverbod en dat uiteindelijk pas onder grote druk besloten is om dat verbod wel in te stellen? Dat is toch met gezond verstand niet uit te leggen? Graag hoor ik van de minister op grond van welke overwegingen de regering aanvankelijk tegen het vuurwerkverbod was. Hoe valt dat te rijmen met een beleid dat ziekenhuizen wil ontzien?
Je hebt het WRR-advies niet nodig om te begrijpen dat, ook als we in Nederland de zaak onder controle zouden krijgen, de dreiging van besmetting blijft bestaan, zolang het virus in de rest van de wereld niet is uitgedoofd. We moeten ons dus beschermen tegen de kans dat inreizigers uit zeerhoogrisicogebieden een nieuwe variant ons land binnenbrengen. Toen de vliegverboden werden opgeheven — we hebben toen uitvoerig hierover gediscussieerd — en een quarantaineplicht werd ingesteld voor inreizigers, heeft de overheid gefaald met de controle daarop. Onze fractie — mijn collega's zullen dat gelezen hebben — heeft de minister tot drie keer toe voorgehouden dat, anders dan hij beweert, de naleving van de quarantaineplicht een wassen neus is geweest. Van de 190.000 reizigers die uit zeerhoogrisicogebieden aankwamen, zijn er slechts 5.554 door het belteam gecontroleerd. Dat is 2,9%. Er zijn slechts 186 sancties opgelegd.
Alle deskundigen wijzen erop dat nieuwe varianten kunnen opduiken, zolang het virus in de rest van de wereld, waar van vaccinatie nog nauwelijks sprake is, vrijelijk zijn gang kan gaan. Het OMT heeft alleen maar ingestemd met het opheffen van vliegverboden als de naleving van de quarantaineverplichting is gegarandeerd. Dat is dus niet het geval. Op mijn vraag bij welk percentage gebrekkige handhaving de vliegverboden weer geactiveerd moeten worden, wil de minister geen antwoord geven. Vindt de minister echt dat het door het belteam controleren van 2,9% van 190.000 inreizigers de veiligheid biedt die de samenleving mag verlangen? Mijn gezond verstand zegt van niet, maar graag verneem ik de reactie van de minister.
Voorzitter. Genoeg over gezond verstand, door naar de wetenschap. In het advies van de WRR en Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen worden vijf mogelijke scenario's besproken. Voorbereid zijn op de verschillende scenario's vergroot het strategisch handelend vermogen van de regering, wordt in het advies opgemerkt. Tussen de regels door lees je als kritiek dat er veel hapsnapbeleid aan de orde is geweest, dat voortkomt uit het te weinig doordenken van de scenario's. Ik citeer een belangrijke passage: "Door bij elke stap niet alleen de gewenste, maar ook de denkbare alternatieve uitkomsten in ogenschouw te nemen, kan voorkomen worden dat beleidsmakers zich steeds weer overvallen voelen en het beleid gedomineerd wordt door ad-hocmaatregelen en schipperen. Het betekent ook dat het belangrijk is om goed te blijven communiceren over de onzekerheid die zich ten aanzien van de scenario's voordoet en om de verleiding van het simpele antwoord of de makkelijke oplossing te weerstaan."
Voorzitter. Mijn vraag aan de minister is of hij dit onderschrijft en of hij erkent dat soms met te simpele antwoorden is gekomen. Ook vraag ik wat het kabinet de komende periode gaat doen om minder de focus alleen te richten op gewenste oplossingen, maar ook denkbare alternatieve uitkomsten in ogenschouw te nemen. En is het inderdaad belangrijker, zoals het advies verwoordt, "om enkele basisregels duidelijk onder de aandacht te brengen dan regel op regel te stapelen"? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. In het WRR-advies wordt ook gewezen op beleidskeuzes voor de langere termijn, zoals het inzetten op preventie en het wegnemen van risicofactoren, zoals obesitas. Collega-senator Van der Voort weet daar alles van, want hij was het die als hoofd van de intensive care van het UMCG in januari dit jaar in de Leeuwarder Courant opriep: vaccineer eerst de oudere mannen met overgewicht, dan stromen de ic's vanzelf leeg.
Voorzitter. In maart dit jaar stond tijdens de Dies van de Universiteit Wageningen het thema centraal "Hoe kunnen we beter inspelen op de volgende pandemie?". Ik zeg meteen — ik beluisterde dat bij mevrouw Prins en ook bij mevrouw De Bruijn-Wezeman —: moet het niet ook gaan over de pandemie waar we het nu over hebben, COVID-19? Gastspreker Henk Bekedam, die bijna 24 jaar voor de WHO werkte, gaf de volgende analyse: "COVID-19 legt alle zwakheden in het gezondheidssysteem bloot. Nederland geeft veel geld uit aan gezondheidszorg, zo'n 100 miljard euro, maar zeer weinig geld aan preventie en ziektebronnen. Die moet je onderzoeken net als de impact van klimaatverandering, waardoor ziekten zich gemakkelijker via muggen kunnen verspreiden."
Hoogleraar Consumptie en gezonde leefstijl Emely de Vet beantwoordde de vraag die haar gesteld werd dat de coronapandemie dus een wake-upcall is, door te zeggen: "Absoluut, het laat zien hoe ongelofelijk belangrijk het is dat we de leefstijl gaan aanpakken. Het is dus essentieel dat we de leefstijl niet meer als een individuele verantwoordelijkheid benaderen, maar het systeem aanpakken dat een ongezonde leefstijl in stand houdt. Dat zou kunnen met maatregelen als een vet- of suikertaks".
Voorzitter. We hebben spoedwetgeving om op de pandemie te reageren. Daar wordt flink gebruik van gemaakt. Maar ondertussen dreigt alle energie te verdwijnen in symptoombestrijding in plaats van preventie. Waarom geen spoedwetgeving om vervetting en versuikering van de samenleving aan te pakken? Is de minister bereid om spoedwetgeving te initiëren om ziekten die het gevolg zijn van een ongezonde leefstijl te voorkomen? Graag een reactie van de minister.
Voorzitter. We hebben het vandaag over de bestrijding van een pandemie, maar wat doet de regering eraan om op korte termijn maatregelen te treffen die, zoals het thema van de Universiteit van Wageningen luidde, beter inspelen op de volgende pandemie? Over de leefstijl gaat de minister me hopelijk nog wat vertellen, maar er is meer. De deskundige Bekedam wees op het gevaar van zoönose en hoe wij in Nederland soms onvoldoende oog hebben voor dat gevaar. Vogelgriep wordt nu in de gaten gehouden, maar, aldus Bekedam, voor de varkensgriep geldt geen verplichte rapportage. Het varken wordt veelal niet ziek, maar daartegenover staat dat het varken genetisch dicht bij de mens staat — dat wist ik niet hoor — en dat sommige influenzavirussen gemakkelijk overdraagbaar zijn van varken naar mens.
Over preventie gesproken, omdat Nederland probeert de grootste slager van de wereld te zijn, hokken er miljoenen varkens en kippen in een industrie die gericht is op export van vlees. Tikkende tijdbommen die niet alleen onze natuur en milieu bedreigen, maar ook een gevaar voor de volksgezondheid opleveren.
Ruim tien jaar geleden werden wij geteisterd door een ernstige variant van een vogelgriepvirus die op mensen kon overspringen. Er was toen al een dierenarts overleden. De hoogleraren Fouchier en Osterhaus vroegen zich af of de variant kon muteren naar een virus dat vervolgens van mens op mens zou overgaan. Een belangrijke vraag, want de dodelijkheid van dat virus was 50%. Het lukte hen om binnen korte tijd zo'n mutatie te creëren. Ik zeg maar meteen dat die gelukkig niet ontsnapte. De geheime diensten wilden niet dat het onderzoek zou worden gepubliceerd, want terroristen zouden daar gebruik van kunnen maken. De reactie van de hoogleraren was dat de natuur zelf de grootste bioterrorist is. Als het virus zou rondgaan, was het slechts een kwestie van tijd voordat die mutatie er zou zijn.
Miljoenen kippen in Nederland zijn het reservoir voor zulke pandemische gevaren. Laten we dat zo? De minister heeft een agenda voor pandemische paraatheid in het vooruitzicht gesteld. Hoe paraat zijn we eigenlijk? Waarom is die agenda er nog niet? Waarom worden er nog geen maatregelen genomen om kippenfokkerijen te sluiten die liggen in gebieden waar veel watervogels voorkomen, een van de adviezen in het rapport van Bekedam, Zoönosen in het vizier, dat in juli met spoed is uitgebracht. Graag een reactie van de minister.
Op de dies van de universiteit Wageningen sprak ook Wim van der Poel, leider van een groot onderzoek, die over COVID-19 waarschuwde, ik citeer: "De manier waarop we met z'n allen leven is gunstig voor een virus als dit. De wereldbevolking groeit, dus mens en dier leven steeds dichter bij elkaar. 70% van alle opkomende virussen die vat krijgen op de mens zijn zoönosen. De opwarming van de aarde zorgt voor een groter verspreidingsgebied van insecten en daardoor voor een groter infectierisico van virussen die door insecten worden overgedragen, zoals zika door muggen, maar ook het westnijlvirus, dat vorig jaar voor het eerst in Nederland is gesignaleerd."
Op de vraag: dat klinkt alsof we ons moeten opmaken voor nog veel pandemieën, was zijn antwoord: het eerlijke antwoord is ja.
De heer Backer (D66):
Ik luister met grote belangstelling naar wat collega Nicolaï zegt. Ik zag dat hij voor twintig minuten had ingetekend, dus ik dacht: dat zal een fundamenteel betoog worden, en dat is het ook. Ik heb toch een praktische vraag. Wat hij aanstipt is ook wat je steeds terugziet in een heleboel reacties op de maatregelen van de regering, namelijk dat er eerst iets anders moet gebeuren voordat men zelf verantwoordelijkheid wil nemen. Er zijn heel veel punten die de heer Nicolaï aanstipt waar ik het mee eens ben. Maar nou zie ik dat de fractie van de Partij voor de Dieren in de Tweede Kamer de verlenging niet heeft gesteund.
De heer Nicolaï (PvdD):
Daar kom ik aan het eind van mijn betoog op.
De heer Backer (D66):
Ah, dank u.
De heer Nicolaï (PvdD):
Zo'n vraag ga ik niet uit de weg, zeg ik meteen tegen de heer Backer.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Nicolaï (PvdD):
De vraag was dus: moeten we ons opmaken voor meer pandemieën? Het antwoord van deze deskundige was: het eerlijke antwoord is ja.
Paraat zijn is dus het devies. Spoedwetgeving in de vorm van spoedige wetgeving is nodig om te beschikken over instrumenten om in te grijpen bij pandemieën die ons volgens de deskundigen te wachten staan. Is de minister dat met ons eens? Wanneer kan de samenleving op dat punt iets verwachten? Graag een reactie. In aanvulling op mevrouw Prins en mevrouw De Bruijn-Wezeman zeg ik dat ik daar graag de COVID-19-situatie bij betrokken wil zien, want we zijn er nog niet vanaf. Vandaag praten we over spoedwetgeving om het hoofd te bieden aan de pandemie die als wake-upcall is aangeduid, COVID-19.
Voorzitter. Ik kom bij de vraag van de heer Backer. In crisissituaties moet de rechtsstaat haar kracht bewijzen. We begonnen, zo weten we allemaal, met noodverordeningen. Maar al snel kwamen de rechtsgeleerden, maar ook de Raad van State, tot het oordeel dat een rechtsstatelijk meer verantwoord regime vereist was. Dat bracht ons de tijdelijke wet, over de verlenging waarvan we vandaag oordelen. Maar zoals voor de noodverordeningen gold, geldt ook voor deze wet: het alsmaar verlengen van een noodwet in plaats van die vervangen door een gewone wet staat haaks op de rechtsstatelijke eisen. Ik zag ook bij de VVD daar prangende vragen over. Dat geldt temeer, zeg ik er maar meteen bij, nu de Eerste Kamer in die tijdelijke wet geen formele positie heeft om de aantasting van grondrechten via ministeriële regelingen te voorkomen. Dat kan misschien even, maar niet voor lange tijd. Anderen hebben er ook al op gewezen dat de minister al van een vierde en een vijfde verlenging spreekt. Onze fractie vindt dat uit het oogpunt van de rechtsstatelijkheid ontoelaatbaar. Er was tijd genoeg om met een aanpassing van de Wpg te komen en een systeem te creëren waarin de Eerste Kamer haar medewetgevende taak ten volle kan realiseren. Een Eerste Kamer die zichzelf serieus neemt, heeft geen keus. In een rechtsstaat past dit alsmaar tijdelijk verlengen niet, zeker niet van een wet waarin de helft van de Staten-Generaal geamputeerd is.
Ik zie uit naar de beantwoording van de vragen door de minister. Het zal u duidelijk zijn dat onze fractie tegen de verlenging zal stemmen.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Nicolaï. Dan is nu het woord aan de heer Raven namens de Onafhankelijke Senaatsfractie.
De heer Raven (OSF):
Dank u wel, voorzitter. Ik heb mijn bijdrage genoemd: een bespiegeling ten aanzien van Twm in relatie tot covid en de stand van zaken van de rechtsstaat. Ik heb mijn bijdrage opgedeeld in een paar onderdelen, te beginnen met de reacties van burgers.
In de afgelopen weken kreeg ik als Eerste Kamerlid — ik schat in dat alle collega's die ook hebben ontvangen — meer dan 1.000 mails. Het kunnen er ook 2.000 zijn geweest; ik heb ze niet allemaal opgeteld. Dat waren mails afkomstig van inwoners door heel Nederland. In essentie waarschuwen deze mails de Kamerleden voor een aantal zaken. In de eerste plaats worden in de mails vraagtekens geplaatst bij de afdoende werking en bijwerkingen van de vaccins als ultiem bestrijdingsmiddel tegen covid. In de tweede plaats is de zorgsector door de overheid de afgelopen jaren uitgehold, aldus de mails, waardoor deze nu onvoldoende in staat is de pandemie te bestrijden. Een derde punt: de maatregelen ter bestrijding van covid beteugelen, aldus de mails, de persoonlijke vrijheden in zodanige mate dat onze democratische rechtsstaat wordt afgebroken. Een vierde element is dat er wordt gewaarschuwd dat de democratie hersteld moet worden. Zo is de algemene oproep in deze mails aan de Kamer.
Voorzitter. Informatie wordt niet meer vertrouwd, is vaak niet meer betrouwbaar en velen wantrouwen de overheid als het gaat over informatieverstrekking. Hoe kunnen wij dat vertrouwen herstellen? Gevoelens zijn feiten. Hoe serieus moeten Kamerleden de gevoelens geuit in deze mails nemen? Deze mails beschrijven de verstoring van de rechtsgevoelens van vele mensen. Zijn deze gevoelens terecht? Is onze democratie in gevaar? Is er sprake van tunnelvisie in het parlement, waardoor deze gevaren waar veel burgers voor waarschuwen niet worden onderkend? Of zijn de gevoelens in deze mails gevoed door fake news afkomstig van groepen of partijen die deze gevoelens ten onrechte aanwakkeren en/of wellicht zelf het mailbombardement hebben veroorzaakt om de democratie te ondermijnen?
Voorzitter. Dit leidt tot een aantal vragen van de OSF-fractie aan de ministers en het kabinet, waaronder ook de minister-president. Zijn er erkende Nederlandse staatsrechtcolleges of hooggewaardeerde staatsrechtgeleerden die deze waarschuwingen onderschrijven? Heeft de onafhankelijke rechterlijke macht, toch het sterkste kenmerk van een goed functionerende democratie, vraagtekens bij de maatregelen van de overheid, of werd de overheid zelfs veroordeeld? Zijn er anderszins ernstige waarschuwingen van gezaghebbende instanties die de gevoelens geuit in de mails onderschrijven? Is Nederland in gevaar, zoals gesuggereerd in de mails? Dat is de vraag die wij als Eerste Kamerleden vandaag als hoeder van onze rechtsstaat en democratie zouden moeten stellen naar aanleiding van deze mails. Ik laat het daarbij niet liggen. Je kunt ook zeggen: ik doe er niks mee. Ik heb het gevoel dat wij in een rechtsstaat leven en met elk signaal dat ons bereikt, moeten we naar onze mening iets doen.
Bij de kinderopvangtoeslag was al jarenlang sprake van tunnelvisie, zelfs tot aan de Raad van State toe. Voordat verdergaande vrijheidsbeperkende maatregelen worden genomen, moet de regering een antwoord geven op de vragen die geformuleerd zijn. Het verzoek is dan ook om een onafhankelijk, eventueel internationaal onderzoek van een gezaghebbend orgaan binnen een paar weken een antwoord te laten geven op deze vragen. Is Nederland in gevaar? Is de democratie in gevaar?
Het tweede deel van mijn bijdrage gaat over de effecten van de maatregelen of: hoe houden we draagvlak voor deze maatregelen? Na twintig maanden pandemie zou er op grond van het bron- en contactonderzoek tot nu toe verregaand inzicht moeten zijn in de effectiviteit van vele individuele maatregelen ter bestrijding van covid.
De heer Van der Voort (D66):
Ik ben een beetje vertraagd, want ik zat nog even na te denken over het betoog van meneer Raven van zojuist over de rechtsstaat en de democratie die in gevaar zouden zijn door fake news. Ik vroeg me even af welke rol meneer Raven voor de overheid ziet in die situatie. Hoe zou de overheid daar dan nu op moeten handelen?
De heer Raven (OSF):
Ik heb in het verleden in meerdere bijdrages het gevaar van fake news en het feit dat we informatie niet meer kunnen vertrouwen als een heel belangrijk aandachtspunt genoemd, ook in relatie tot het vertrouwen in de rechtsstaat. Uw voorstel om daar in elk geval het nodige onderzoek naar te doen en dat niet alleen te onderzoeken, maar daadwerkelijk ook naar oplossingen te streven, is ons uit het hart gegrepen. Op het moment dat we daar niets mee doen en het gewoon laten kabbelen, wordt wat ons betreft de democratie ondermijnd door misinformatie. Het is op sommige punten meer dan fake news. Het is propaganda en van propaganda weten we waar dat in het verleden toe geleid heeft.
De heer Van der Voort (D66):
Het valt me op dat informatie, en als tegenhanger daarvan desinformatie, in het debat van vandaag steeds het thema is. Ik wil even checken of meneer Raven daarmee dan ook onderschrijft wat in de brief staat die minister Ollongren hierover vorig jaar heeft geschreven en waarin ze een raamwerk geeft voor hoe de overheid daarmee moet omgaan. Zo moet er ook sprake zijn van een weerwoord als er sprake is van desinformatie. Is dat beleid dat hij onderschrijft en zou willen volgen?
De heer Raven (OSF):
Ik zou me kunnen voorstellen dat er zelfs een orgaan is waarbij er een soort stempeltje wordt gezet op nieuws, waardoor heel snel bekend kan worden gemaakt "dit is betrouwbaar", "dit is minder betrouwbaar" en "dit is geen betrouwbare informatie". Ik zou me kunnen voorstellen dat je een onafhankelijk orgaan daar een mening over laat vormen. Hoe moet dat in z'n werk gaan? Dat is heel moeilijk, maar we moeten erop inzoomen hoe je daarop een afdoende antwoord kunt vinden.
De voorzitter:
Tot slot de heer Van der Voort.
De heer Van der Voort (D66):
Tot slot. Het is een interessant thema, omdat er natuurlijk ook een gevaar in zit. Het is wel zo dat desinformatie informatie is die met opzet bedoeld is om op te ruien en chaos te creëren. Tegelijkertijd is er natuurlijk ook de vrijheid van meningsuiting. Mensen mogen natuurlijk ook iets anders vinden. Dus ik denk dat het daarbij relevant is dat we de wetenschappelijke argumentatie vooropstellen en daar steeds van uit blijven gaan.
De heer Raven (OSF):
Ik begon al met het feit dat mensen het niet meer vertrouwen en ook niet weten of ze informatie kunnen vertrouwen. Die onduidelijkheid moet opgelost worden.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Raven (OSF):
Ik had gezegd dat ik het wilde hebben over de effectiviteit van de maatregelen en over de vraag hoe we het draagvlak voor de maatregelen kunnen handhaven. Na twintig maanden zouden we aan de hand van het bron- en contactonderzoek verregaand inzicht moeten hebben in de effectiviteit van individuele maatregelen ter bestrijding van covid. Het komt de OSF-fractie echter voor dat het kabinet die resultaten niet op voorhand meetbaar kan c.q. wil maken. Sturen op outcome is wat ons betreft de norm. Dat zou ook de norm moeten zijn en niet bestrijdingsmaatregelen op basis van onderbuikgevoelens. Meten is weten — dat is vanmorgen ook al eens genoemd — maar gissen is missen. En dan worden de maatregelen schieten met hagel.
Sinds de herinvoering twee weken geleden bijvoorbeeld van de mondkapjesplicht zijn de besmettingen verveelvoudigd. Dat was vorig jaar in december ook al het geval na het politieke besluit tot invoering van de mondkapjes. Is dat wel een wijs besluit? Op welke wetenschappelijke onderzoeken is die herinvoering te rechtvaardigen? Een verveelvoudiging sinds de herinvoering van de mondkapjes zonder wetenschappelijk bewijs. Dat komt toch in de buurt van verwijtbaarheid wat ons betreft.
Voorzitter. Hoeveel minder besmettingen worden er verwacht als gevolg van de herinvoering van de anderhalvemetermaatregel? Deze alom gewaardeerde begrijpelijke maatregel werd in september zomaar afgeschaft. Waarom eigenlijk? Niemand had erom gevraagd. Toch werd die maatregel afgeschaft. Wie is die "niemand" eigenlijk? Wat levert het sluiten van sauna's om zes uur 's avonds eigenlijk op? Hoeveel minder zijn daardoor besmet geraakt? Hoeveel minder besmettingen levert het eerder sluiten van chiropractors op, terwijl fysiotherapeuten volwaardig open mogen blijven?
Allemaal vragen die vragen om een onderbouwing van de individuele maatregelen om daar draagkracht voor te houden. Waarom heeft het kabinet in september niet besloten de scholen maatregelen op te leggen? De besmettingen met corona onder kinderen waren op dat moment, begin september, erg hoog. Besmettingen onder deze groep liepen op tot ruim 20% van alle besmettingen op dat moment. Toch werden voor de scholen geen maatregelen ingevoerd. Wellicht om politieke redenen, niet om objectieve redenen. Op welke wetenschappelijke basis werd hier niet gehandeld? Kinderen en kleinkinderen besmetten hun ouders en grootouders, waardoor de pandemie nu niet meer te stoppen is.
Voorzitter. Het kabinet is demissionair, maar missionair op het gebied van corona om zodoende de pandemie met alle kracht te bestrijden. We roepen het kabinet op coronamaatregelen te treffen op basis van een reële, meetbare outcome en niet op basis van politieke compromissen om de kool en de geit te sparen.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Ik heb een korte vraag. Meneer Raven heeft het over maatregelen op scholen. Aan wat voor maatregelen denkt hij zelf? Moeten de kinderen bijvoorbeeld mondkapjes gaan dragen?
De heer Raven (OSF):
Daar ben ik niet voor ingehuurd, geloof ik, maar op het moment dat je de waarschuwing krijgt dat 20% van het aantal geïnfecteerden onder jeugd valt, zou dat een aanleiding kunnen c.q. moeten zijn om daar iets mee te doen. Maar welke maatregelen dan doeltreffend zijn, daar ga ik niet over. Dat is meer aan het RIVM en in volgende instantie aan het kabinet. Maar ik vind het vreemd dat er op zo'n essentieel punt geen maatregelen getroffen worden. Of je dan de scholen moet sluiten, de kinderen mondkapjes moet laten dragen of welke andere regel dan ook moet invoeren, daar zijn volgens mij de deskundigen voor.
De voorzitter:
Tot slot mevrouw De Bruijn.
Mevrouw De Bruijn-Wezeman (VVD):
Is de heer Raven bekend met de overwegingen om juist scholen open te houden omdat de leerachterstanden die kinderen oplopen disproportioneel zijn ten opzichte van het gevaar dat het virus voor henzelf betekent?
De voorzitter:
Kort antwoord, meneer Raven, en vervolgt u dan uw betoog.
De heer Raven (OSF):
Er zit nog een heel stuk tussen sluiten van scholen en maatregelen treffen.
De voorzitter:
Vervolgt u uw betoog.
De heer Raven (OSF):
Voorzitter. Gooi het kind niet met het badwater weg, is de volgende titel in mijn bijdrage. "Testen, testen, testen" was tot nu toe het devies van het kabinet. Waarom en op welke wetenschappelijke gronden wordt nu door het kabinet een 2G-discussie gevoerd, zonder testen voor toegang? De minister-president riep gister, maandag, nog mensen op om zich toch vooral te laten testen. Dat is onduidelijk, niet consequent, niet stabiel en niet eenduidig. Maak er geen ratjetoe van. Testen voor toegang heeft zijn waarde bewezen en moet blijven. Voetbalwedstrijden, de Formule 1, een Tour de France met publiek waren hierdoor allemaal mogelijk. Waarom gooien we het kind met het badwater weg? Testen zou eerder, zoals in andere landen, uitgebreid moeten worden en tot de standaardvoorwaarden moeten gaan behoren om deel te kunnen nemen aan de maatschappij, ook voor gevaccineerden. Het zou tot de burgerplicht, de burgerdiscipline, moeten behoren om voordat je van huis weggaat, eerst de discipline op te brengen om na het tandenpoetsen via een antigeen- of sneltest te kijken of je besmet bent, ja of nee. Niet via de onnodig opgetuigde kerstboom van de PCR-test, die €79,95 kost, maar via een goedkope antigeentest kun je al heel snel zien of je het virus al dan niet hebt en daarmee al dan niet veilig de maatschappij in kunt.
Voorzitter. Gooi 3G dus niet weg. Gooi het niet zomaar overboord. 2V is de uitweg uit de crisis: vaccineren en ventileren. Dat heb ik in mei gezegd. Vorig jaar is in een wetenschappelijk rapport naar voren gekomen dat dat de twee elementen zijn die de kans bieden om daadwerkelijk structureel iets te doen. Vorig jaar is er een wetenschappelijk advies uitgebracht: de besmettelijkheid binnen neemt sterk af bij voldoende ventilatie. Maar het antwoord van onze minister-president kwam neer op "zet de ramen maar open". Wat een miskenning van de problematiek!
De voorzitter:
Meneer Raven, wilt u afronden? Uw spreektijd is voorbij.
De heer Raven (OSF):
Zetten we onze senioren dan zomaar in de kou bij -10 graden? Dat is niet de weg die we op moeten met de miljoenen senioren die in verpleeg- en verzorgingshuizen wonen. Zorg voor ventilatie, zorg voor structurele, langjarige oplossingen en bied deze aan de Kamer aan, zonder dat er een tweedeling van de samenleving wordt nagestreefd en zonder tegenstellingen in de maatschappij aan te wakkeren, maar met leefbare en structuurversterkende maatregelen voor verbeteringen van het binnenklimaat, zoals ventilatie.
Dank u wel.
De voorzitter:
Dank u wel, meneer Raven.
De beraadslaging wordt geschorst.
De voorzitter:
Ik schors de vergadering voor de lunchpauze tot 13.30 uur.
De vergadering wordt van 12.24 uur tot 13.31 uur geschorst.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20212022-7-3.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.