3 Algemene Financiële Beschouwingen

Aan de orde zijn de Algemene Financiële Beschouwingen,

en de behandeling van:

  • -de nota over de toestand van 's Rijks financiën (35925).

De voorzitter:

Aan de orde zijn de Algemene Financiële Beschouwingen, 35925. Dit betreft de nota over de toestand van 's Rijks financiën, de Miljoenennota van 2022. Ik memoreer dat de spreektijd inclusief die van de tweede termijn is.

De beraadslaging wordt geopend.

De voorzitter:

Ik geef het woord aan de heer Vendrik namens de fractie van GroenLinks.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Voorzitter, dank u wel. Laat ik beginnen met dankzeggen aan de bewindslieden van Financiën voor hun aanwezigheid vandaag. Dat is natuurlijk normaal, maar misschien helpt het voor de goede sfeer als ik dat toch maar even expliciet meld. Ik snap alle drukte, maar de wereld gaat ondertussen wel door: Glasgow, Europa, corona, en er ligt ook een niet geheel beleidsarme begroting voor 2022 van een demissionair kabinet. En demissionair of niet, een kabinet heeft zich altijd te verantwoorden, dus ook vandaag.

Laat ik beginnen met de staatssecretaris van Financiën te vragen wat hij gisteren beoogde met de actie rond de dividendbelasting. Ik heb wat in het nieuws gelezen. Is dit echt waar? Graag nadere duidelijkheid.

Voorzitter. Afgelopen weekend kwam de klimaattop in Glasgow tot een einde, zonder de uitkomst die de wereld nodig heeft om catastrofale klimaatverandering af te wenden. De noodzakelijke actie om de mondiale temperatuurstijging onder de 1,5 graad Celsius te houden is doorgeschoven naar de volgende top in Egypte komend jaar. De GroenLinksfractie vindt dat, met velen, diep teleurstellend en onaanvaardbaar. Ik hoor graag of het kabinet dat ook vindt, temeer daar onze minister-president in Glasgow opriep tot actie, actie, actie.

Ik heb vandaag twee specifieke vragen op dit punt, die rechtstreeks zien op de verantwoordelijkheid van de bewindslieden van Financiën. Het kabinet heeft na de nodige druk van maatschappelijke organisaties besloten om het Engelse voorstel te volgen om publieke faciliteiten voor buitenlandse fossiele projecten af te bouwen. Daar zijn wij blij mee. Twee jaar geleden legde de fractie van GroenLinks hier al een voorstel op tafel om de ekv, de exportkredietverzekering, te decarboniseren. Ik neem aan dat de staatssecretaris van Financiën de keuze van het kabinet ruimhartig gaat uitvoeren. Ik verneem vandaag graag van hem hoe het kabinet dat gaat doen.

Ten tweede vraag ik de staatssecretaris van Financiën op zijn beurt of hij mijn appreciatie deelt dat dit een zeer welkome maar ook een eerste kleine stap is in wat ik het "ontmantelen van de fossiele verzorgingsstaat" noem. Dat is het geheel van impliciete en expliciete fossiele subsidies ten gunste van winning en gebruik van fossiele brandstoffen. Dit vraagstuk slepen we al decennia achter ons aan. Nu is de tijd gekomen om daar een punt achter te zetten. Ik hoor graag de reactie van de minister van Financiën.

Voorzitter. De noodzakelijke klimaattransitie is onderdeel van een bredere duurzame transformatie. Dat vraagt van de overheid een precies en doortastend beleid gericht op de brede welvaart. Ik heb daar twee jaar geleden ook namens mijn fractie een groot punt van gemaakt. Zoals ik toen al zei: mag de miljoenennota onmiddellijk plaatsmaken voor die jaarlijkse bredewelvaartsnota? Ik maak dat punt ook nu, en vooral nu, omdat de allerbelangrijkste stappen daartoe in de formatie moeten worden genomen, zoals ook aangestipt door de Studiegroep Begrotingsruimte in hun laatste rapport. Hoewel het kabinet ook in de jongste Miljoenennota het bredewelvaartsperspectief benoemt, is het resultaat bepaald nog niet overtuigend. Hoe beoordeelt de minister van Financiën zijn eigen inspanningen in de afgelopen jaren op dit punt? Wat zijn hier zíjn lessen voor de toekomst?

Voorzitter. Dat perspectief van brede welvaart brengt drie voordelen. Startpunt van het zinlijk denken over maatschappelijke vooruitgang is zogezegd de hele maatschappelijke landkaart. Zomaar wegkijken bij grote maatschappelijke opgaves, zoals rechts Nederland de afgelopen 30 jaar met klimaat en stikstof heeft gedaan, dat kan niet meer, evenmin het doorschuiven van dergelijke rekeningen naar elders of later. Expliciete politieke keuzes zijn nodig om de begroting daarop te sturen en daar vervolgens later verantwoording over af te leggen.

Ten slotte dwingt het perspectief van brede welvaart tot meer consistentie door al het overheidsbeleid, niet alleen geld en fiscaliteit, zo veel mogelijk te sturen en te richten naar de gekozen beleidsdoelen. Denk aan de coronasteun, maar ook de compensatie van de gestegen energieprijzen. Laat die publieke investeringen zo veel mogelijk renderen voor de transitie op weg naar een hogere brede welvaart. Hier hebben we bij uitstek de minister van Financiën nodig. Ik vraag daarom zijn reactie op de volgende redenering.

Zoals gezegd vraagt de diepe hervorming van de Nederlandse economie allereerst een helder, consistent en sociaal transitiebeleid. Dat vraagt goede publieke instituties voor coördinatie en nieuwe markten, bijvoorbeeld groene waterstof, stevige beprijzing en harde normering. De afgelopen jaren heeft het kabinet-Rutte III deze stap nog weleens overgeslagen en van het vraagstuk van de transitie naar een duurzame inclusieve economie vooral een financieringsvraagstuk gemaakt: Groeifonds, Invest-NL, pleidooien richting pensioenfondsen om hier groot geld te brengen. Naar verluidt gaat Rutte IV straks van start met een nog veel groter transitiefonds.

Voorzitter. Geen misverstand: er is veel meer publieke financiering nodig op grote schaal. We hebben een ondernemende overheid nodig, maar wel krachtig verankerd in een coherent transitiebeleid. Doe je dat niet, dan wacht publieke en private financiering op business — dat zie je nu overal gebeuren in de energietransitie — en loopt het kabinet het risico, middelen ondoelmatig te besteden. Daarom maakte ik zojuist opnieuw een groot punt van het afbouwen van die fossiele subsidies; dat is daar integraal onderdeel van. Als we niet oppassen, leiden dit soort grote transitiefondsen tot een ouderwetse bail-out van private financiers, die jarenlang geprofiteerd hebben van ecologisch schadelijke bedrijvigheid. Bij uitstek hier is dus de gezonde blik van een waakzame minister van Financiën nodig, met artikel 3.1 Comptabiliteitswet in de hand. Wat is die blik vandaag, vraag ik hem.

Voorzitter. Dat het kabinet worstelt met dat bredewelvaartsperspectief blijkt ook uit de zinsnede "haalbaar en betaalbaar" uit de mond van kabinetsleden aangaande het klimaatbeleid. De wetenschap dat de kosten van te laat of niet ingrijpen ten aanzien van de klimaatcrisis fenomenaal zijn, moet hier echt het verschil maken, juist vanuit die bredewelvaartsblik op de lange termijn gericht op stabiliteit van de begroting. En dat doet het kabinet dus niet. Ik bepleitte al eerder in vorige debatten de noodzaak van groene en duurzame houdbaarheidszones om dat perspectief handen en voeten te geven. Ook hier mis ik dus de minister van Financiën. Waar is dan die integrale welvaartsblik op de begrotingspositie op langere termijn? Ook hier hoor ik graag van de minister van Financiën hoe hij zijn eigen legacy ter zake beoordeelt.

Voorzitter. Een ander belangrijk onderdeel van brede welvaart is voor de GroenLinksfractie de beperking van ongelijkheid. Ook die staat niet goed op de radar van dit kabinet. Ik concentreer me hier op de wooncrisis. Het kabinet heeft de afgelopen jaren te lijdzaam toegezien hoe de woningtekorten zich opstapelden. Voor lagere en middeninkomens is huur of koop moeilijk tot niet bereikbaar, vooral in de grote steden. Kort en goed: die verhuurderheffing — we zijn er al zo lang over bezig — moet zo snel mogelijk van tafel. Met de motie-Hermans is de opbrengst van die verhuurderheffing met 500 miljoen teruggebracht, maar waar blijft nou het initiatief van het kabinet om die heffing geheel af te schaffen? Als je zo dapper bent om last minute op pad te gaan voor de dividendbelasting, dan weet ik nog wel iets beters. Samen met de Partij van de Arbeid overweegt mijn fractie een motie. Graag een reactie.

Voorzitter. Waar Nederland vooralsnog goed uit de coronacrisis is gekomen, is het beeld mondiaal geheel anders. Ik lees er in de Miljoenennota nauwelijks iets over, terwijl de economische ravage wereldwijd verre van verdwenen is. Daarbij past een stevig internationaal initiatief van het kabinet. Welk initiatief is dat, zo is mijn vraag aan de minister van Financiën.

Voorzitter. Het kabinet heeft alert gereageerd op de economische gevolgen van de coronacrisis. De fractie van GroenLinks heeft de opeenvolgende steunpakketten, zij het met de nodige kanttekeningen, grotendeels gesteund. Vier vragen op dit punt.

In de begroting zien we dat deze aanpak van de coronacrisis, dat wil zeggen de economische kant ervan, voor een ruime 11 miljard nog na-ijlt in 2020. De vraag is wat het kabinet nu gaat doen, nu het virus wederom de kop opsteekt en er weer restrictieve maatregelen zijn ingevoerd. Ik mag tenminste aannemen dat het kabinet heel nauwgezet nagaat of banen van mensen en ondernemingen niet alsnog in gevaar komen door de mogelijke maatregelen de komende tijd. Ik hoor graag wat we op dit punt van het kabinet kunnen verwachten.

Voorzitter, ten tweede. Mijn fractie is vooral bezorgd geweest, en is dat nog steeds, tot op de dag van vandaag, over de bijzonder forse effecten van de coronarestricties in de afgelopen anderhalf jaar voor de culturele en creatieve sector. Onze taxatie is dat bij uitstek deze sector behoorlijke schade heeft geleden. Ik herhaal daarom het pleidooi dat de fractie van GroenLinks eerder heeft gehouden, namelijk om een herstelprogramma voor de culturele en creatieve sector op te zetten en dit onderdeel te laten zijn van het Nederlandse herstelprogramma in het kader van het recovery fund. Ik overweeg een motie op dit punt.

Voorzitter. Ik vraag ten derde de staatssecretaris van Financiën naar de voortgang met betrekking tot het innen van uitgestelde belastingschulden. Dat komt nu langzamerhand aan de orde. We zullen hier ongetwijfeld nog verder over spreken bij het Belastingplan, maar ik stel een goed antwoord van de staatssecretaris vandaag zeer op prijs. Dit luistert nogal nauw, maar dat weet hij ook.

Mijn laatste punt, voorzitter. De crisisbestrijding heeft onvermijdelijk vele en vele miljarden gekost. Vaker heeft mijn fractie ervoor gepleit om die miljarden dan zo transitiemogelijk in te zetten. Dat is niet gebeurd. Deelt het kabinet de mening van mijn fractie dat dit uiteindelijk een gemiste kans is geweest? Had hier niet veel beter moeten worden geluisterd naar de Europese Commissie, die bij aanvang van de coronacrisis juist hiervoor heeft gepleit in het kader van de "green and just recovery"-aanpak? Ook hier de vraag aan de minister van Financiën wat de lessons learned zijn.

Voorzitter, Europa. Deze minister van Financiën heeft zich de afgelopen jaren op orthodoxe wijze laten gelden in Europa. Hij nam graag andere landen de maat en voegde zich in het gezelschap van de frugal four. Het Europese debat over de bestrijding van de coronacrisis, de toekomstige governance van de eurozone en de begrotingsregels is inmiddels alweer stappen verder. Mijn fractie heeft niet de indruk dat Nederland hier nog een productieve rol speelt. Het is nogal stil geworden. Ik nodig de minister van Financiën uit om die stilte vandaag te doorbreken en te verklaren wat zijn positie is. Is er misschien sprake — dat zou ik hopen — van nieuwe economische en financiële inzichten, nu ook Duitsland het tijdperk-Schäuble achter zich heeft gelaten? Graag een reactie.

Voorzitter. Mijn fractie vindt het tamelijk bijzonder dat Nederland als enig land in Europa nog geen coronaherstelprogramma heeft ingediend bij de Europese Commissie. In mei heeft mijn collega Farah Karimi hierover al het debat gevoerd met de minister. Nu, een halfjaar later, is er nog steeds geen plan, ondanks de aansporing van de Raad van State om dat wel te doen. Waarom is dat? Schuwt deze minister misschien de confrontatie met de Europese Commissie omdat deze, overigens op nadrukkelijk verzoek van deze minister, voorwaarden stelt aan steun — hoe gek is dat? — in het bijzonder rond de woningmarkt en de arbeidsmarkt? De hypotheekrenteaftrek: daar is-ie weer. Graag een reactie.

Voorzitter. De voorliggende begroting is inmiddels aanzienlijk gewijzigd naar aanleiding van de debatten in de Tweede Kamer. Kan het kabinet een overzicht verstrekken van alle mutaties sinds de aanbieding op Prinsjesdag? Het valt niet mee om het goede overzicht te behouden. Ik denk in het bijzonder aan het pakket ten aanzien van de gestegen energierekening: we zijn alweer toe aan een derde nota van wijziging op het Belastingplan. Ik hoor graag of het kabinet ons kan helpen met een goed beeld.

Voorzitter. Voor een demissionair kabinet ligt hier nogal een beleidsrijke begroting op tafel. De extra gelden voor het klimaat zijn feitelijk een reparatie van eerdere vertraging die het kabinet zelf heeft veroorzaakt door niet tijdig te reageren op de Urgenda-uitspraken en niet te voorzien in voldoende budgettaire ruimte ten behoeve van het Klimaatakkoord 2018. Nou ja, beter laat dan nooit, zullen we maar zeggen. Maar het is voor een beheerste begrotingsuitvoering en een doelmatige besteding van middelen bepaald niet ideaal. Welke rol heeft de minister van Financiën hier gespeeld in de afgelopen jaren? Voorzitter. In de Miljoenennota trekt het kabinet extra geld uit voor een stabiele rechtsstaat. Mijn fractie ondersteunt dat. Het past ook bij de motie-Rosenmöller van twee jaar terug. Ook noteren wij met genoegen de nieuwe middelen ten behoeve van de uitvoering van de motie-Klaver/Ploumen ter versterking van de rechtsbijstand.

Terecht maakt het kabinet een zwaar punt van de strijd tegen zware criminaliteit. Burgemeester Halsema van Amsterdam riep in september het kabinet op recentelijk nog meer te investeren in de jacht op zwart geld, crimineel geld. Nederland functioneert helaas als een kruispunt voor miljarden aan crimineel verdiend geld. De Europese Unie heeft inmiddels een nieuw pakket neergelegd, waaronder is begrepen de oprichting van een anti-witwasautoriteit. Daar zijn nieuwe stappen gezet. Dat is goed. De minister van Financiën nam zelf onlangs het initiatief tot nader onderzoek naar trustkantoren. Ook prima.

Wij denken dat er meer nodig is, zoals ook gebleken is uit de rapporten van de Algemene Rekenkamer in het verleden en het jaarlijkse National Risk Assessment Witwassen van het WODC. De GroenLinks-fractie vraagt kort en goed om de aanpak hiervan aanzienlijk te verzwaren. Het onderzoek dat de minister zelf eerder heeft uitgevoerd naar aanleiding van de motie-Snels/Groothuizen over de relatie tussen ons fiscale stelsel en bijbehorende witwasrisico's is nogal karig uitgevoerd. Hier moet de spade echt dieper de grond in. Die aanpak zou ten minste moeten bestaan uit het verder identificeren van de belangrijkste witwasrisico's en de tijd en middelen die toezichthouders en opsporingsdiensten hebben om hier achteraan te gaan. Praktisch stel ik voor — en ik vraag de minister van Financiën daarop te reageren — om de jaarlijkse anti-witwasmonitor te verdiepen. Denk aan onvergunde en buitenlandse financiële instellingen, virtuele valuta's, ondergronds bankieren en dus ook misbruik van ons fiscale stelsel. Vervolgens vraag ik hem ook extra budgettaire ruimte te maken voor werving van gespecialiseerd personeel in de opsporingsketen. Ik hoor graag zijn reactie.

Voorzitter, tot slot. De grootste wandaad die tijdens het kabinet-Rutte III aan het licht is gekomen betreft de behandeling van ouders in het toeslagenschandaal. Het leed dat de ouders en families is berokkend, is groot, verstrekkend en soms niet te overzien. Dat het kabinet hierop in januari is afgetreden, is terecht. De fractie van GroenLinks heeft het demissionaire kabinet gesteund door een omvangrijke hersteloperatie op gang te brengen. Dat gaat moeizaam. Velen zijn vandaag de dag nog steeds boos en ongelukkig. De staatssecretaris is bezig met een herijking van deze aanpak. Wat is hier de stand van zaken, zo vraag ik haar. Ik zal namens mijn fractie hierop nader terugkomen, ook bij het Belastingplan. Ik hoop dat we dan meer zicht hebben op die herijkingsoperatie. Laat ik hier op dit punt zeggen — en ik nodig de staatssecretaris uit om daarop te reageren — dat de weg vooruit naar snel herstel en heling alleen gevonden kan worden met een combinatie van grote professionaliteit en zo mogelijk nog grotere compassie. De verantwoordelijkheid hier ligt vanzelfsprekend bij de staatssecretaris, maar ook de Hoge Colleges van Staat zouden hieraan bij kunnen dragen.

Voorzitter, dank.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Vendrik. De heer Backer namens D66.

De heer Backer (D66):

Ik zou collega Vendrik willen complimenteren met zijn inbreng, waar ik veel in herken. Ik heb alleen een vraag over de vormgeving. Hij roert het belangrijke punt aan van de investeringen. Hij zegt dat je transitie-investeringen niet alleen met geld kunt bereiken en dat die fondsen er nu wel zijn, maar misschien nog onvoldoende. Welke infrastructuur ziet de GroenLinks-fractie daar dan bij? We hebben natuurlijk in de jaren tachtig en negentig ideeën gehad over een nationale investeringsmaatschappij, de overheid als ondernemer. Eigenlijk is dat steeds weer afgebouwd of nooit ontstaan. Welke infrastructuur ziet de GroenLinks-fractie daar concreet bij om dat te realiseren?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik denk dat het kabinet helaas heeft nagelaten om bij het Klimaatakkoord de keuze te maken om een sterke uitvoeringsstructuur te organiseren. Daar is op dit moment geen sprake van. Volgens mij heb je die uitvoeringsstructuur — noem het een transitieautoriteit of welke naam dit beest dan ook verdient — nodig om alle partijen, overheid, marktpartijen en financiers, bij elkaar te brengen voor de grote infrastructurele projecten, de nieuwe energietransitietrajecten die je nodig hebt. Daar heb je de industrie, de netwerkbedrijven en de energiemaatschappijen voor nodig, evenals de markt, maatschappelijke organisaties en gemeentes; de hele bimbam. Die plek hebben wij niet. Wat we wél gezien hebben — dat punt heb ik ook gemaakt — is dat het kabinet veel werk heeft gemaakt van Invest-NL en het Nationaal Groeifonds. Dat is op zich best oké, maar een transitievraagstuk is een beleidsvraagstuk. Het is niet in de eerste plaats een financieringsvraagstuk. Dat is het punt dat ik heb willen maken.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Backer.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zo'n uitvoeringsstructuur is niet alleen maar een kantoor met een bel. Daar hoort een transitiebeleid bij. Beprijzen, normeren, en als het echt niet anders kan subsidiëren. Het kabinet draait die volgorde voortdurend om. Dat zijn mijn twee ankers.

De voorzitter:

Nog een korte vraag, meneer Backer?

De heer Backer (D66):

Nee, voorzitter, deze interessante discussie zullen we omwille van de tijd op een ander moment vervolgen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Vendrik. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Ballekom namens de fractie van de VVD.

De heer Van Ballekom (VVD):

Voorzitter. Sinds enige jaren kent de Miljoenennota een titel. Dat was in mijn tijd overigens nog niet zo. Het afgelopen jaar bevatte die het begrip "veerkracht". Dat is ook terecht. De creativiteit en het aanpassingsvermogen van het Nederlandse bedrijfsleven en de burgers hebben voor een opmerkelijk sneller herstel van de Nederlandse economie gezorgd dan wij allen vorig jaar om deze tijd voor mogelijk hadden gehouden.

De nog steeds voortdurende coronacrisis kan worden aangeduid, afgezien van specifieke persoonlijke, intrieste omstandigheden, als een exogene schok op een gezonde economie. Een gezonde economie waarin de vorige regering heeft geïnvesteerd via flexibilisering, beleidshervormingen en een restrictief begrotingsbeleid. Dat leidde ertoe dat Nederland voor de aanvang van de coronacrisis behoorde tot de best presterende economieën in de eurozone en het heeft ook de huidige regering het leven enigszins vereenvoudigd, met nadruk op "enigszins". Er waren voldoende buffers, waardoor er ruimte was voor noodzakelijk, ondersteunend beleid. En natuurlijk zijn er fouten gemaakt. Natuurlijk zouden bepaalde maatregelen anders zijn ingericht met de kennis van vandaag.

Maar met een "had ik maar"-beleid bestuur je geen land, en as is verbrande turf. De conclusie mag zijn dat Nederland relatief sneller dan andere eurozonelanden de weg naar herstel heeft ingezet, met dank aan de regering, het Nederlands bedrijfsleven en het overgrote deel van de Nederlandse bevolking. Ik vind dat dat aan het begin van deze financiële beschouwingen mag worden benadrukt. Ondanks alle omstandigheden, inherent aan het leven, dus ook het economische leven, is het geen ongunstige start voor een nieuw te vormen kabinet, dat invulling moet geven aan het tweede begrip dat in de Miljoenennota voorkomt, namelijk "verder bouwen". Er zijn nogal wat beleidsterreinen die schreeuwend om aandacht vragen, waarvoor oplossingen moeten worden gezocht en waarop de voorliggende, in zekere zin beleidsarme Miljoenennota niet altijd een antwoord heeft. Dat kan ook niet anders, maar dan moet er wel doorgepakt worden in 2022 en volgende jaren.

Daarbij wil de VVD-fractie op de volgende punten de nadruk leggen. Het mag duidelijk zijn: in twintig minuten kan niet alles de revue passeren, dus het is een keuze. Mijn bijdrage aan de financiële beschouwingen valt dit jaar in twee blokken uiteen, namelijk het vestigingsklimaat en het Nederlandse verdienvermogen, en daarnaast de terugkeer naar een normaal begrotingsproces.

Eerst het verdienvermogen. Dat stond in de titel van de Miljoenennota 2021 en had er dit jaar van mij ook nog wel in mogen staan. Mijn fractie vindt dat het nieuwe kabinet hier álle aandacht aan moet besteden en mist concrete initiatieven op dit terrein, wat misschien ook niet kan vanwege de demissionaire status. Maar het is wel van een enorm belang met het oog op de toekomst. De toenemende vergrijzing zorgt voor lagere belastinginkomsten en hogere zorgkosten en andere gerelateerde uitgaven. Hierdoor, gecombineerd met een al jaren stagnerende productiviteitsgroei zien we dat een steeds groter deel van het nationaal inkomen gaat naar overdrachtsuitgaven, waardoor er minder geld overblijft voor financiering van het klimaatbeleid — heel belangrijk — de energietransitie, investeringen in onderhoud van de infrastructuur, het oplossen van het woningbouwvraagstuk. Laat staan dat er nog geld resteert voor stijging van inkomens of lastenverlichting voor burgers en bedrijven. Dat is geen goede zaak. Ter verbetering van het verdienvermogen is vorig jaar het Nationaal Groeifonds opgericht. Tot mijn verbazing las ik dat het fonds zich te veel richt op economische groei. De VVD-fractie dacht dat dat fonds daarvoor was opgericht. Maar het was een pleidooi om nóg meer voorwaarden te stellen aan de investeringen. Ik denk dat dat niet de aangewezen weg is. De Adviescommissie van het Groeifonds is kritisch genoeg, lijkt me, en heeft zeker oog voor de houdbaarheidsaspecten, waarvoor aandacht werd gevraagd.

Maar voor een verbetering kan het niet blijven bij het oprichten van een fonds alleen. Daar is veel meer voor nodig. Laten we beginnen met het bedrijfsleven. Daar heb ik vorig jaar al aandacht voor gevraagd; voor zowel het grootbedrijf als de beursgenoteerde ondernemingen alsook het midden- en kleinbedrijf. Veel heeft dat pleidooi niet opgeleverd. Ook tijdens de Financiële Beschouwingen aan het Bezuidenhout is het bedrijfsleven nauwelijks ter sprake gebracht. Maar het geld moet toch ergens worden verdiend om al die leuke en wat minder leuke dingen te financieren? Nee hoor, dat hoeft niet, Van Ballekom, jij bent van de oude stempel; het geld is gratis. Sterker nog, als we het lenen, krijgen we geld toe, zo kreeg ik vorig jaar te horen. Nou, daar kleven heel wat risico's aan, maar daar kom ik zo direct op in mijn tweede blokje, over de houdbaarheid.

Wat heeft het bedrijfsleven, zowel groot als klein, dan wel nodig? In eerste instantie een betrouwbare overheid met een consistent beleid. Vorig jaar hadden we nog een intensieve discussie over de Baangerelateerde Investeringskorting, de BIK. Ik was daar met mijn fractie wel van gecharmeerd, evenals de staatssecretaris destijds, als instrument om bedrijfsinvesteringen aan te jagen. Het is ook een welkom instrument, nu vele bedrijven tijdens de coronacrisis ingeteerd hebben op hun eigen vermogen. De regering heeft de discussie met de Europese Commissie niet willen aangaan. Dat is jammer, want ik had nog moeten zien of dit zou worden aangemerkt als staatssteun. Ik betwijfel dat in hoge mate, maar goed.

Hiervoor in de plaats werd de algemene verlaging van de werkgeverspremie, de AWf-premie, voor het Algemeen Werkloosheidsfonds voorgesteld. Met lagere loonkosten in het vooruitzicht blijft er in theorie meer geld over voor investeringen. Dit is een wat minder directe relatie, maar lagere lasten zijn altijd welkom. Maar begrijp ik het nu goed dat er eerder sprake is van een lastenverhoging en een toename van de lastendruk voor het bedrijfsleven, afgezien van de verlenging van de eerste schijf van de vennootschapsbelasting met €150.000? De verlaging van de werkgeverslasten is van de baan. De AWf-premie gaat weer omhoog. Sterker nog, daarbovenop wordt de vennootschapsbelasting verhoogd in plaats van verlaagd. De verbreding van de grondslag wordt gerealiseerd, maar de verlaging niet. De dividendbelasting wordt niet afgeschaft, maar de lastenverzwarende onderdelen van dat pakket worden zonder schroom doorgevoerd. Mijn collega Geerdink zal daar tijdens de bespreking van het Belastingplan meer en deskundiger op ingaan dan ik, maar in mijn visie is dat de verkeerde weg, en dat draagt niet bij aan een betrouwbaar, voorspelbaar en consistent overheidsbeleid, laat staan tot verbetering van het investeringsklimaat en het verdienvermogen van Nederland. Dit is buitengewoon zorgelijk. Mijn fractie zou daar graag een reflectie op hebben, zeker ook nu Shell kennelijk besloten heeft het hoofdkantoor naar Londen te verplaatsen.

Daarnaast is het vestigingsklimaat en daarmee ook indirect het verdienvermogen van Nederland gebaat bij zaken als versterking van het innovatief vermogen, investeringen in goed onderwijs en onderzoek, het faciliteren van de energietransitie en de verbetering van de bereikbaarheid. Voor het oplossen van de genoemde uitdagingen is een divers palet aan maatregelen nodig. Het hoeft niet altijd grootschalige investeringen met zich mee te brengen, maar het kan in veel gevallen veel effectiever via een normerend beleid of een juiste beprijzing. Grootschalige investeringen kunnen averechts werken en dat kan uitmonden in spanning op de arbeidsmarkt en schaarse middelen tot gevolg hebben. Meneer Crone wenst een vraag te stellen.

De voorzitter:

Ik zie het. De heer Crone.

De heer Crone (PvdA):

U krijgt hulp, voorzitter. Ik was zeer aangesproken door de uitspraak van de heer Van Ballekom dat klimaatbeleid moet zijn normering en CO2-beprijzing. Ik vind dat fantastisch, en ik zal daar straks op ingaan. Maar het is natuurlijk helemaal goed. Het bedrijfsleven moet weten waar het aan toe is, maar waarom zet dit kabinet alleen maar potjes neer? Potjes voor het Groeifonds, potjes voor klimaat. Omdat het kabinet geen ideeën heeft, het kabinet durft die normering en CO2-beprijzing niet te doen. Dus zullen we samen straks verlangen dat die potjes, wat er dan is, voor normering en CO2-beprijzing openstaan?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik wacht altijd met belangstelling af waar het nieuwe kabinet mee komt in dit geval.

De heer Crone (PvdA):

Ik steun u, hoor!

De heer Van Ballekom (VVD):

Pardon?

De heer Crone (PvdA):

Ik steun u.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ja, normering? Ik zeg alleen dat grootschalige investeringsprogramma's niet altijd de oplossing zijn voor een probleem. Je kan ook normerend optreden. Je kan bijvoorbeeld tegen landbouwbedrijven zeggen dat ze de CO2-uitstoot terugbrengen binnen nu en vijf jaar en dat er maatregelen volgen als dat niet lukt. Dat is iets anders dan massaal investeren in bepaalde programma's. Daar vraag ik om en dat vraag ik om verschillende redenen overigens.

De heer Crone (PvdA):

Dat geldt dan toch ook voor de potjes voor stikstof, de potjes voor natuur, de potjes voor onderwijs, 8 miljard? Ik heb het opgeteld. Dit kabinet heeft 60 miljard aan potjes, los van de 90 miljard voor corona; 60 miljard aan potjes omdat het kennelijk geen idee heeft. Maar u heeft nu een geweldig idee: CO2-beprijzing. Maar dat moet dan ook voor stikstof gelden. Het moet ook gelden voor onderwijs. Zorg voor goed beleid, dan is het geld nodig. Volgens mij delen we de opvatting dat dat de volgorde moet zijn: eerst beleid, dan geld.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Ballekom.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk dat we het over die CO2-beprijzing allemaal wel eens zijn. Dat staat ook in het pakket Fit for 55. Daar komen we nog over te spreken, maar dat is een heel andere zaak. Ik meen dat het een goede zaak is. In tweede instantie, meneer Crone, worden al die potjes wel verantwoord via een begroting. Dus we zijn er zelf bij op welke manier die gelden worden besteed. Het is dus niet zo dat er een potje is en dat de regering kan doen wat ze zelf wil.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Die potjes worden juist beheerd door deskundigen. Deskundigen moeten zeggen: doe die spoorlijn bij Delft in plaats van de normale begrotingsafweging, waar u net ook om vroeg. U vroeg om een normale begrotingsafweging. Die begrotingsafweging vindt toch niet plaats als je eerst potjes hebt?

De heer Van Ballekom (VVD):

Natuurlijk vindt die wel plaats. Als dat via de begroting wordt voorgesteld aan het parlement, gaan de Eerste en de Tweede Kamer er uiteindelijk over.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Van Ballekom sprak zojuist over de laatste ontwikkelingen met betrekking tot de vennootschapsbelasting. Ik hoorde hem zeggen: dat is de verkeerde weg. Nou heb ik toch de indruk dat wat er recentelijk is gebeurd rond de winstbelasting en het nieuwe plan dat nu op tafel ligt, een uitvloeisel zijn van de motie-Hermans, de fractievoorzitter van de VVD in de Tweede Kamer. Moet ik nu concluderen dat we hier getuigen zijn van een conversatie tussen de VVD-Eerste Kamerfractie en de VVD-Tweede Kamerfractie?

De heer Van Ballekom (VVD):

Nee hoor. Ik heb in mijn betoog willen aangeven dat het bedrijfsleven vooral gebaat is bij een consistent en betrouwbaar overheidsbeleid en dat wanneer je op een gegeven moment inzet op afschaffen van de dividendbelasting, het bedrijfsleven daarop inspeelt. Dat is niet doorgegaan. Dat ligt overigens niet aan mijn partij; dus wat dat betreft heb ik geen discussie nodig met de mensen aan het Bezuidenhout. Maar vervolgens gaan we naar de BIK. Ook die is niet doorgegaan. Vervolgens gaan we naar een verlaging van de AWf-premie. Die gaat even door en dan wordt die weer verhoogd. Dat is de boodschap die ik niet alleen aan deze regering geef, maar aan elke volgende regering. Het bedrijfsleven kan er niet op anticiperen als het elke keer anders is dan het verwacht. Dat is de belangrijkste boodschap die we overbrengen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Maar ik heb toch goed begrepen dat de heer Van Ballekom ook sprak over het laatste voorstel over de winstbelasting. Daar ging mijn vraag over, zijn opmerking "dit is de verkeerde weg" ging daarover.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk dat als je voortdurend het bedrijfsleven met hogere lasten confronteert, voortdurend het bedrijfsleven met andere regelgeving confronteert en voortdurend het bedrijfsleven beschimpt omdat het geen belasting betaalt en dat soort dingen, dat dat het investeringsklimaat in Nederland niet verbetert.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Aan wie is dit pleidooi gericht?

De heer Van Ballekom (VVD):

Het pleidooi is gericht aan alle mensen die nog overtuigd moeten worden dat wij het gelijk aan onze zijde hebben.

De heer Vendrik (GroenLinks):

En de VVD-Tweede Kamerfractie is daar blijkbaar ook onderdeel van. Die moet nog overtuigd worden.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk dat mijn collega's aan het Bezuidenhout daar weinig anders over denken dan ik.

De heer Otten (Fractie-Otten):

De heer Van Ballekom roert zelf het vertrek van Shell aan en het vestigingsklimaat, ook een van mijn thema's waar ik al jaren op hamer. Hoor ik u nu zeggen, vraag ik aan de heer Van Ballekom via de voorzitter, dat als de dividendbelasting zou zijn afgeschaft, Shell niet Nederland zou hebben verlaten?

De heer Van Ballekom (VVD):

Nee, dat verstaat u toch verkeerd. Ik heb gezegd, zoals ik dat ook in de beantwoording van vragen van de heer Vendrik heb gezegd, dat het bedrijfsleven met name consistent beleid nodig heeft. Het niet afschaffen van de dividendbelasting zal niet geholpen hebben in het afwegingsproces van het bedrijfsleven. Ik zal niet zeggen dat het de enige oorzaak is; er zijn wel meer oorzaken. Als je op een gegeven moment zegt — ik heb dat gisteren gelezen, voorzitter — dat het een zegen is dat Shell vertrekt uit Nederland, als je zulk soort dingen durft te zeggen, dan draagt dat niet bij aan een warme relatie tussen overheid en bedrijfsleven. Daar moet het uiteindelijk wel verdiend worden. En dat baart mijn fractie zorgen.

De heer Otten (Fractie-Otten):

De heer Van Ballekom zegt: er spelen andere zaken dan alleen de dividendbelasting. We zagen natuurlijk gisteren een sterk staaltje fiscaal paniekvoetbal vanuit het kabinet om met de dividendbelasting alsnog te proberen Shell te behouden. Enigszins naïef wat mij betreft. Maar die beslissing is natuurlijk allang genomen en die heeft ook meerdere oorzaken. Een van de oorzaken die ook vanochtend in Het Financieele Dagblad door Shell, door insiders, werd bevestigd is dat het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, het ABP, miljarden aan aandelen Shell publiekelijk heeft gedumpt. Het heeft gewoon gezegd: wij stappen eruit. Als je belangrijkste aandeelhouder in Nederland je zo beschadigt en je aandelen op de markt smijt, kan ik me voorstellen — en dat blijkt dus uit dat artikel — dat dat niet bepaald het enthousiasme vergroot om in Nederland te blijven. Hoe ziet de heer Van Ballekom dat?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik ga niet over het beleggingsbeleid van het Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds, dat uitgevoerd wordt door de APG, waar ik jarenlang gewerkt heb. Dat was een keer het geval, maar dit is een van de wellicht vervelende punten die een bedrijf meeneemt bij een uiteindelijke beslissing over waar het z'n investeringen in de toekomst zal realiseren.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik vrees, en ik ben niet de enige, dat Shell niet de laatste zal zijn die uit dit land vertrekt …

De heer Van Ballekom (VVD):

Daar kom ik nog op, meneer Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Hoe zou u dan willen voorkomen dat deze exodus stopt, vraag ik dan aan de heer Van Ballekom.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Ballekom.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik richt mijn speech niet alleen aan u en degenen die overtuigd moeten worden, maar ook aan het kabinet en het volgende kabinet. En ik hoop dat ze daar wat mee doen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Ballekom (VVD):

Grootschalige investeringen kunnen averechts werken omdat die kunnen uitmonden in spanning op de arbeidsmarkt en toenemende schaarste aan middelen. Dit kan gevolgen hebben voor de lonen, extra druk geven op de lonen, extra impuls geven aan de inflatie en dat zal doorwerken in de rentetarieven. En als het doorwerkt in de rentetarieven, is het geld plotseling niet gratis meer en is Leiden in last. Over inflatie gesproken, die is momenteel 6% in de Verenigde Staten en ruim 4% in de eurozone. De berichten dat het slechts een tijdelijke verhoging van de inflatie is, verstommen. Dat is een teken aan de wand en een extra reden om terug te keren naar een normaal begrotingsbeleid met wat tegenwoordig ankers wordt genoemd. Wat zijn de gedachten van de minister van Financiën in deze context?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik wil even terugkomen op het verhaal van de heer Van Ballekom, klimaat in relatie tot de belastingen. De heer Van Ballekom zei dat je de vennootschapsbelasting niet zomaar elke keer kunt verhogen. Ik wil toch memoreren dat de vennootschapsbelasting de afgelopen decennia vooral naar beneden is gegaan en nu voor het eerst sinds tientallen jaren historisch gezien iets omhoog is gegaan. Maar de heer Van Ballekom had het ook over de dividendbelasting en de onvoorspelbaarheid die dat zou creëren voor het bedrijfsleven. Hoeveel bedrijven in Nederland worden geraakt door de dividendbelasting volgens de heer Van Ballekom?

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat is een beperkt aantal bedrijven. Maar, nogmaals, daar ging het mij niet om. Het gaat mij niet specifiek om die dividendbelasting. Het gaat mij niet specifiek om de Baangerelateerde Investeringskorting. Daar gaat het mij niet om. Het gaat mij om een consistent beleid over een lange reeks van jaren, waarop het bedrijfsleven een investeringsplan kan baseren. Dat kan het niet als het de ene keer, of de ene maand zelfs, wordt geconfronteerd met hogere AWf-lasten en de volgende maand met lagere, omdat het zo uitkomt. Daar roep ik toe op. Mijn oproep is niet alleen gericht op de dividendbelasting.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Nee, het was natuurlijk beter en inderdaad consistenter geweest als dit kabinet het onzalige plan om de dividendbelasting af te schaffen, nooit had voorgesteld. Dan was die onzekerheid ook niet ontstaan. Maar ik vroeg me af wat de heer Van Ballekom bedoelt met "het bedrijfsleven". Daar ben ik toch benieuwd naar. Want als we het hebben over de BIK en zeker ook over de afschaffing van de dividendbelasting, dan hebben we het vaak over een beperkt aantal bedrijven waarbij dat terechtkomt. De dividendbelasting is eigenlijk helemaal geen belasting op bedrijven. Het is een belasting op aandeelhouders van een aantal zeer grote multinationals die daarmee te maken hebben. Het bedrijfsleven is, zo neem ik aan, toch ook voor de VVD meer dan alleen die multinationals? Dan gaat het toch ook om het mkb dat te maken heeft met heel andere problemen in dit land? Dat heeft überhaupt geen voordeel bij de afschaffing van die dividendbelasting.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik wil de heer Van Apeldoorn zeggen dat ik daar vorig jaar ook aandacht voor heb gevraagd. Dat heb ik ook in mijn speech gezegd. Niet alleen voor het grootbedrijf, niet alleen voor het midden- en kleinbedrijf, maar ook voor de beursgenoteerde ondernemingen. Ik heb toen ook uiteengezet waarom dat zo belangrijk is. Het grootbedrijf is namelijk niet alleen maar een bedrijf dat geen belasting betaalt. En beursgenoteerde bedrijven zijn niet alleen maar bedrijven die geen belasting betalen. Het zijn ook bedrijven die enorm veel werkgelegenheid genereren en die ook — en dat heb ik vorig jaar ook gezegd; dat ga ik niet allemaal herhalen — voor een belangrijk deel werk genereren voor het midden- en kleinbedrijf. Ze beschermen ook voor een belangrijk deel het innovatieve karakter van Nederland. Kijk maar naar Chemelot en kijk maar naar Brainport Eindhoven. Daar wordt het geld verdiend en dat is een goede samenwerking tussen het grootbedrijf, het beursgenoteerde bedrijf en het midden- en kleinbedrijf. Je kunt daar niet een dingetje uithalen en zeggen: nou, dat zijn vervelende mensen dus die zijn we liever kwijt dan rijk.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Uit tal van onderzoeken blijkt dat het aantal banen dat gecreëerd wordt door het grootbedrijf, de multinationals, zeer beperkt is en dat banen vooral elders geschapen worden. Maar ik constateer in ieder geval dat de heer Van Ballekom en ik het eens zijn over één ding, want ik hoorde hem net zeggen: grote beursgenoteerde bedrijven zijn niet alleen bedrijven die geen belasting betalen, maar daarnaast doen ze ook allerlei goede dingen. Dan zijn we het in ieder geval eens over de constatering dat die bedrijven geen of veel te weinig belasting betalen, wat ook blijkt uit tal van onderzoeken. Bijvoorbeeld Shell heeft in Nederland niet of nauwelijks belasting betaald. Op dat punt zijn we het in ieder geval eens en ik hoop dat de heer Van Ballekom het ook met mijn fractie eens is dat je daar iets aan zou moeten doen, los van de positieve, waarderende woorden die de heer Van Ballekom over hetzelfde grootbedrijfsleven spreekt.

De voorzitter:

Dank u wel. Meneer Van Ballekom vervolgt zijn betoog.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik ben benieuwd naar het onderzoek waar de heer Van Apeldoorn aan refereert. Ik denk dat het beursgenoteerde bedrijfsleven veel meer werkgelegenheid genereert dan nu wordt voorgesteld. En als u vindt dat die bedrijven te weinig belasting betalen, dan verander je de wetgeving. Daar zijn we hier voor. Als dat een meerderheid heeft aan het Bezuidenhout en aan het Voorhout, dan komen we verder.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Van Ballekom (VVD):

Maar beschuldig ze niet ervan gebruik te maken van regelgeving.

Voorzitter. Het voert misschien te ver om voorbeelden te noemen van hoe problemen op te lossen zonder een massaal investeringsprogramma, maar laat ik één voorbeeld geven en teruggrijpen op de Algemene Politieke Beschouwingen van vorig jaar. Toen heeft mijn fractievoorzitter opgemerkt dat de effecten van investeringen in het onderwijs wellicht minder robuust zijn dan gewild, bij een schreeuwend gebrek aan onderwijskrachten. Het voorstel was toen: het is misschien een goed idee om langer werken extra te belonen. Volgens een laatst verschenen onderzoek kan langer werken ook stressverlagend zijn. Bij krapte op de arbeidsmarkt in vele sectoren is het van belang om het vanwege deeltijdwerken onbenutte arbeidspotentieel te verleiden meer uren te maken. Is met dit idee het afgelopen jaar nog wat gedaan, zo vraagt mijn fractie zich af. De minister weet daarop vast een antwoord.

Voorzitter. Nu kom ik bij mijn tweede blok, want afgezien van het net genoemde creatieve voorbeeld was ik eigenlijk al bij het onderwerp van grootschalige investeringen. Natuurlijk zijn investeringen noodzakelijk, evenals een creatief palet van maatregelen. Maar ik denk dat het zaak is om terug te keren naar een regulier begrotingsproces. Hierin sta ik niet alleen. Unisono adviseren de Raad van State, de Algemene Rekenkamer en het Centraal Planbureau dat het een goede zaak zou zijn, daaraan toevoegend: zelfs als het van Brussel niet hoeft, is het een goede zaak.

En waarom? Niet omdat ik een bezuinigingsfetisjist ben, niet omdat het EMU-tekort in Nederland helemaal uit de klauwen gelopen is. Nee, we zitten als Nederland nog steeds onder de 60%-norm en keren, ijs en weder dienende, weer terug naar een begrotingstekort van onder de 3%. Maar we moeten ons wel voorbereiden op de volgende tegenwind als de huidige tegenwind uiteindelijk is gaan liggen. Volgens de heer Schalk is dat zo ongeveer elke zeven jaar. Een tegenwind die uit een totaal andere hoek kan komen, totaal onverwacht, zeker bij een stijgende inflatie, moeilijk houdbare mondiale publieke en private schulden — ik hoef slechts te refereren aan het Evergrande-debacle, met mogelijke fall-out. Die fall-out hebben we ook aan het begin van de subprimecrisis onderschat; ik hoop dat het dit keer meevalt — jammer genoeg weer fors stijgende coronacijfers en -besmettingen en de geopolitieke turbulenties. Kortom, we bevinden ons nog steeds niet op solide ijs en dat moet zeker deze minister van Financiën belangrijk vinden.

Daarenboven, als begrotingsankers ontbreken, ontbreekt daarmee ook het democratische anker, want begroten is kiezen. Onlangs nog, en dat is slechts een voorbeeld, werd bij de exorbitante stijging van de gasprijzen in een handomdraai 3,2 miljard gereserveerd voor compensatiemaatregelen. Zeer begrijpelijk, maar twee dagen daarna was de prijs alweer met 30% gedaald.

De voorzitter:

Er zijn veel interrupties. Mag ik voorstellen dat we de heer Van Ballekom zijn verhaal even laten afmaken en dan de interrupties in één keer plaatsen? Dank u. Vervolgt u uw betoog, meneer Van Ballekom.

De heer Van Ballekom (VVD):

Twee dagen nadat die 3,2 miljard was gereserveerd, is de gasprijs weer met 30% gedaald. Wordt dan het compensatiebedrag ook aangepast, zo vroeg ik mij af. Bij het ontbreken van ankers worden dergelijke afwegingen kennelijk niet meer gemaakt, maar wellicht vergis ik mij, minister.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Ballekom (VVD):

O, prima. De overheid kan in mijn filosofie niet gezien worden als een buffer voor elke tegenslag. Het herstel van discipline is noodzakelijk om de houdbaarheid op langere termijn te waarborgen, zeker tegen de achtergrond van de eerdergenoemde stijgende zorgkosten, waarvoor mijn fractie het afgelopen jaar aandacht heeft gevraagd en waarover recent nog een gedegen rapport is verschenen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid. Daar blijft het overigens niet bij. Vergrijzing heeft zoals gezegd meerdere consequenties. Kortom, de begrotingsregels en ankers werken disciplinerend. Een zorgvuldige afweging is noodzakelijk en leidt tot een efficiëntere besteding van belastinggelden.

Voorzitter. In de beleving van mijn fractie groeien de bomen namelijk niet tot in de hemel. Deden ze dat maar wel, want dan hadden we ook geen parlement meer nodig, maar dat terzijde. De vraag laat zich stellen hoe het noodzakelijke investeringsprogramma gefinancierd moet worden als oud-adjunct inspecteur van de Inspectie der Rijksfinanciën — een directie die overigens over tien dagen haar 100-jarige bestaan viert — ben je natuurlijk voorstander van de koninklijke weg. De regering verwerkt de investeringen in de begrotingen en het laatste woord is aan het parlement. Dat vinden de Raad van State en de Algemene Rekenkamer ook.

Maar wat is de realiteit? Er is geen ruimte voor massale investeringsprogramma's zonder de lasten te verhogen. Van het totaal aan uitgaven van 350 miljard gaat ongeveer 90 miljard naar de sociale overdrachtsuitgaven, 90 miljard gaat naar de zorg, en 90 miljard gaat naar het onderwijs en de lagere overheden. Daar is, kortom, 80% van de totale uitgaven mee gemoeid. Dat is een gevolg van een jarenlange verschuiving in de richting van met name overdrachtsuitgaven, ten koste van uitgaven in bijvoorbeeld infrastructuur en defensie. Voor de laatste categorie geldt dat we al jarenlang niet meer voldoen aan onze internationale verplichtingen, en toch van alles verwachten van onze manschappen, als je ze nog zo mag noemen, in correcte woketaal. "Mensschappen" vond ik niet klinken, dus heb ik toch maar "manschappen" gedaan.

Sterker nog, de defensie-uitgaven dalen, uitgedrukt in het percentage van het bnp, naar 1,3%. Van de 30 NAVO-landen behoort Nederland tot de groep van de 5 slechtst presterende landen. De heren Poetin en Xi Jinping zullen dat verwelkomen, maar ik schaam me daarvoor. En dan heb ik het nog niet eens gehad over de veiligheid, de criminaliteitsbestrijding en de cyber security. Wel is dit een erkende prioriteit, waarvoor in de ogen van mijn fractie voldoende middelen moeten worden uitgetrokken om de reputatie van Nederland geen verdere schade te berokkenen, wat tevens natuurlijk weer verband houdt met het investeringsklimaat.

Ter illustratie van de genoemde erosie het volgende. Enige tijd geleden mochten wij in dit huis nog aanhoren dat voorstellen worden gedaan om verder te bezuinigen op de infrastructuur om zodoende de verhoging van de doorbetalingspercentages bij ouderschapsverlof te financieren. Dat vond ik opmerkelijk, zeker ook omdat er al een structureel tekort is van 1,2 miljard bij de infrastructuur en het onderhoud. En dan heb ik het niet alleen over wegen en bruggen. Of denk aan het afschaffen van de verhuurderheffing compenseren door het verhogen van de vennootschapsbelasting. Of het afschaffen van de 30%-regel voor expats. Daar denken sommige partijen aan. Nou, dat zal de verdere uittocht van Nederlandse bedrijven naar het buitenland alleen maar vergroten. Maar wanhoop niet, er is altijd nog een partij die denkt dat ze met een exitboete de zaak kunnen keren. Daar ben ik geen voorstander van.

Voorzitter. Wij hebben nog mazzel dat de rente-uitgaven van de Staat ongeveer 3 miljard bedragen. Elke procent renteverhoging betekent overigens 3 miljard extra aan uitgaven. Aan het begin van deze eeuw gaf de Staat nog ruim het dubbele uit. Zoals eerder opgemerkt: weet wel dat de inflatie in de VS en de eurozone stijgend is en de hoogste percentages hebben bereikt sinds 2008. Dat zal uiteindelijk effect hebben op de rente op staatsobligaties, ook op de rente op staatsobligaties van triple-A-landen. Gezien de beperkte financiële ruimte en noodzakelijke investeringen is aan het Bezuidenhout geopperd een investeringsprogramma voor eenmalige uitgaven met een gedegen onderbouwing te financieren via een herstel- en transitiefonds. Dat is geen ideale oplossing, maar kennelijk nodig vanwege de geschetste erosie. Het is ook nodig omdat mijn fractie geen voorstander is van een nog verdere verhoging van lasten voor burgers en bedrijven, waar te vaak op wordt teruggegrepen. Zeker niet in de huidige onzekere tijd, waarin velen nog worden geconfronteerd met de gevolgen van de coronacrisis. Zeker nu niet, vanwege opnieuw fors oplopende besmettingscijfers, met alle gevolgen van dien. Zeker nu niet, omdat schuldeisers geleidelijk zullen gaan denken aan de inning van achterstalligheden.

De minister van Financiën was niet direct enthousiast, bleek tijdens het debat aan het andere hout. Ik mag u wel verklappen, voorzitter, dat ik ook niet direct enthousiast was. Maar ik zie zo snel geen andere oplossing. Ziet de minister die andere oplossing wel en, zo ja, welke? Of is hij alsnog bereid in gezamenlijkheid te werken aan de opzet van een strak gereguleerd fonds voor eenmalige investeringsuitgaven om de belangrijke uitdagingen waarvoor wij staan en die ik in mijn betoog heb genoemd, te kunnen aangaan? De soms-constructie is een omweg, een kennelijk noodzakelijke omweg. Maar als het goed is, zouden de te financieren projecten zoals bij het Nationaal Groeifonds bij onvoorwaardelijke toekenning verantwoord worden via de departementale begrotingen. Graag daarvan een bevestiging van de zijde van de regering, want dat zou mijn fractie geruststellen, omdat daarmee het begrotingsrecht van de Kamer niet wordt aangetast.

Mijn fractie wacht met belangstelling op de reactie van de minister en de staatssecretarissen. Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Ballekom. Dan is de heer Crone aan de beurt.

De heer Van Ballekom (VVD):

Meneer Crone!

De heer Crone (PvdA):

Meneer Van Ballekom. Ik hoorde dat de VVD toch weer terugkomt op buffers bouwen en strakke normen voor het begrotingsbeleid, of het nou uitgaven zijn of lastenverlichting. Maar we hebben toch van de bankencrisis en nu ook van corona geleerd — vanochtend stond het in de krant — dat de economie nu groter is dan voor de coronacrisis, juist omdat we niet bezuinigd hebben. We hebben een overschot op de lopende rekening van hier tot Tokio. Dat zit ook in de aanbevelingen van Europa: bouw nou eerst je overschot op de lopende rekening af, want daar zit investeringsruimte.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat heb ik ook in mijn betoog onderstreept. Dat wij veel sneller uit de crisis zijn gekomen dan menig ander land, komt omdat het vorige kabinet daar een heel goed beleid op heeft gevoerd. We vinden het heel erg aardig, ook richting uw partij, meneer Crone, dat dat zo gebeurd is: die flexibiliteit en buffers opbouwen in slechte tijden. Mijn betoog gaat erover dat, omdat de economie zo goed draait, we weer op eenzelfde manier zouden moeten reageren, dus buffers opbouwen voor de volgende tegenwind. Die komt natuurlijk niet vanuit de financiële hoek en wellicht ook niet vanuit een pandemiehoek, maar vanuit een totaal andere en onverwachte hoek. Volgens mij is het heel goed om je daarop voor te bereiden.

De heer Crone (PvdA):

Maar mijn vraag was als volgt. We hebben een overschot op de lopende rekening. Dat betekent dat we te weinig investeren in Nederland en dat we investeringen in het buitenland beleggen, dat we een renteniersland zijn. Dan gaan we twee dingen doen. De overheid bezuinigt, voert geen lastenverlichting door en neemt niet het investeringstekort van de burgers en de bedrijven over en dus groeit de economie minder dan nodig is. Ik ben voor groei van de koek.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Crone (PvdA):

Of hij het daarmee eens is. Hij antwoorde niet op mijn vraag over het overschot op de lopende rekening, voorzitter. Dat gaat nu naar 10%.

De heer Van Ballekom (VVD):

Daarover wil ik met de heer Crone nog eens heel duidelijk van gedachten wisselen bij een kop koffie. Want als de Nederlandse burger meer geld te besteden heeft, koopt hij geen Japanner meer maar een Duitse auto en dan heeft Duitsland een nog groter overschot op de balans. Dus daar geloof ik niet zo in. U zegt dat er wordt bezuinigd en dat er geen lastenverlichting is. Ik denk niet dat u mijn partij op uw weg zult vinden als het gaat om lastenverlichting voor burgers en bedrijven. Dat zullen wij niet blokkeren, absoluut niet, daar zijn wij altijd de grootste voorstander van.

De voorzitter:

De heer Crone, tot slot.

De heer Crone (PvdA):

Daarmee kan de overheid ... U heeft gelijk, ze kunnen ook in het buitenland kopen. Maar de overheid koopt het Nederlands zorgpersoneel, de investeringen in infrastructuur en de investeringen vanwege klimaatverandering. Dat moet, anders wordt het overschot op de lopende rekening nog groter.

De voorzitter:

De heer Van Ballekom, tot slot.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk dat de huidige overheid een enorm investeringsprogramma en uitgaven heeft gerealiseerd om de gevolgen van de coronacrisis te mitigeren. Ik denk dat dat geleid heeft tot enorme uitgaven. Ik vind dat ook goed. We hadden ook de luxe om dat te kunnen doen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

De heer Van Ballekom houdt een warm pleidooi voor een restrictief begrotingsbeleid, en zo kennen we de heer Van Ballekom ook. Maar hij zei het net al: let op, we moeten ons voorbereiden op een nieuwe crisis en daarvoor hebben we buffers nodig. Ik zou zeggen: zolang we nog ruim onder die 60% zitten, wat toch een vrij arbitraire norm is voor nationale schuld ten opzichte van het bruto nationaal product, dan zijn die buffers er nog. Bovendien, als je buffers wil creëren, kun je ook de belastingen verhogen. Maar even los daarvan, ik begrijp wel, ook uit wat de heer Van Ballekom net zei, dat de heer Van Ballekom het met mijn fractie eens is dat je in tijden van crisis als overheid moet bijspringen en meer moet uitgeven om te compenseren voor de uitval van vraag in de economie. Dat is ook precies wat er gebeurd is tijdens de coronacrisis, waardoor we, zoals de heer Van Ballekom ook constateert, veel sneller uit de crisis gekomen zijn dan we met z'n allen gedacht hadden. De heer Van Ballekom is het dus met ons eens dat je in dat geval geen restrictief begrotingsbeleid moet voeren. Maar nu is het zo dat bijvoorbeeld de Europese begrotingsregels dat wel degelijk voorschrijven. Hoe ziet de heer Van Ballekom dat?

De heer Van Ballekom (VVD):

Vanwege de coronacrisis zijn die begrotingsregels tijdelijk op sterk water gezet, terecht ook. De regering heeft gedaan wat wij als Nederlandse burgers en bedrijven mochten verwachten. Ze hebben ingegrepen en ze hebben met specifieke maatregelen geprobeerd de crisis en de gevolgen daarvan te verzachten. Maar dat wil niet zeggen dat, nu we gelukkig weer in de omstandigheden zijn dat de economische groei sterker is dan we vorig jaar rond deze tijd verwacht hadden — ik denk dat dat ook uw gevoel was — je in zulke economisch goede tijden geen ruimte hebt om buffers op te bouwen. Ik denk dat we daar goed aan doen, want er zijn nog heel wat onzekerheden, zoals ik heb geschetst in mijn betoog. Die onzekerheden zouden weleens kunnen leiden tot bijvoorbeeld extra overheidsuitgaven van de financiering van de staatsschuld.

De voorzitter:

Een korte vraag, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Als de heer Van Ballekom consistent is, dan had dit ook bij de vorige crisis moeten gebeuren. De heer Van Ballekom wees zelf op de subprime crisis, de financiële crisis van 2008. Toen was er ook massale vraaguitval, maar toen heeft het toenmalige kabinet gekozen voor bezuinigingen, waardoor de recessie zich verlengd en verdiept heeft. Zijn er lessen die de heer Van Ballekom daaruit kan trekken? Zou dat niet betekenen dat de begrotingsregels in ieder geval aangepast moeten worden, zodat je meer rekening kunt houden met wat je moet doen in zo'n situatie van recessie en massale vraaguitval? Want die 3%, het maximale begrotingstekort, is dan een norm die eerlijk gezegd nergens op slaat.

De voorzitter:

De heer Van Ballekom, kort antwoord.

De heer Van Ballekom (VVD):

U hebt vorig jaar ook beweerd dat dit nergens op slaat. Daar zullen we dan nog eens een keer van gedachten over wisselen. Het slaat wel ergens op, anders zou het niet in het verdrag hebben gestaan. Dan had ik wel op een andere manier ingegrepen. Ik heb één ding geleerd, meneer Van Apeldoorn, en dat is dat de financiële crisis van 2008 totaal anders is dan de crisis waar we nu mee geconfronteerd worden. En, dat is ook mijn betoog, de volgende crisis is misschien weer van een totaal andere aard. Daar past een ander overheidsbeleid bij. Ik vind dat zowel de vorige regering als deze regering de juiste keuzes hebben gemaakt.

De voorzitter:

Nee, ik ga het nu beperken, meneer Van Apeldoorn, want we lopen al behoorlijk uit de tijd. De heer Schalk namens de SGP.

De heer Schalk (SGP):

Dank u wel, voorzitter. U heeft gevraagd om even te wachten tot het einde van het betoog van de heer Van Ballekom …

De voorzitter:

Gaat uw gang.

De heer Schalk (SGP):

… dus ik doe alle twaalf interrupties nu in een keer. Nee hoor, ik zal het beperken tot twee korte vragen. De ene is een bevestigende vraag. De heer Van Ballekom heeft volgens mij betoogd dat er een gedegen begrotingsbeleid zou moeten zijn. We hebben nog steeds het Groeifonds. Dat is een fonds dat vijf jaar geldig is en nu al ruim twee jaar draait, nog steeds zonder instellingswet. Is hij het met mij eens dat die instellingswet er zo snel mogelijk moet komen, zodat we de gelden op een juiste manier kunnen verdelen? Dat is de eerste vraag.

De voorzitter:

De heer Van Ballekom …

De heer Schalk (SGP):

En de tweede vraag, voorzitter, gaat over de opmerking die de heer Van Ballekom maakte in mijn richting dat ik gezegd zou hebben dat er elke zeven jaar een crisis is.

De heer Van Ballekom (VVD):

Nee, nee, nee …

De heer Schalk (SGP):

O, excuus, dan krijg ik zo meteen nog een uitleg. Ik dacht dat hij duidde op de Jozefcyclus. Dat snap ik heel goed: zeven vette jaren, zeven …

De voorzitter:

Magere jaren.

De heer Schalk (SGP):

… magere jaren. Dank u wel, voorzitter. Maar ik wilde daar een vraag aan koppelen, juist als het gaat over die financiële kant. Het lijkt of het betoog van de heer Van Ballekom vooral gericht is op de economische omstandigheden, maar we hebben natuurlijk ook te maken met veiligheid en dergelijke. Is hij het met mij eens als het gaat over goed begrotingsbeleid dat ook bijvoorbeeld de 2%-norm, de navangnorm, zo snel mogelijk moet worden behandeld?

De heer Van Ballekom (VVD):

Laat ik de vragen een voor een beantwoorden. Bij het Nationaal Groeifonds ben ik ervoor — ik heb de minister ook gevraagd wanneer er sprake zou zijn van het opzetten van een nieuw fonds om de transitie te financieren — dat de uiteindelijke definitieve toezeggingen van een bepaald project lopen via de begroting. Als dat zo is, heeft mijn fractie minder problemen, want dan blijft het begrotingsbeleid van de Kamer in stand. Sterker nog, we kunnen nog een betere afweging maken, omdat we ook de afwegingen hebben van de deskundigencommissie die die projecten heeft beoordeeld. Dat maakt ons werk gemakkelijker. Dus in die zin, als de minister dat bevestigt, denk ik dat we op de goede weg zijn.

De voorzitter:

De tweede vraag.

De heer Van Ballekom (VVD):

Inderdaad. Ik wilde alleen maar even refereren aan de zeven vette en de zeven magere jaren. Ik hoop dat we nu weer zeven vette jaren voor de boeg hebben. Dat weet je maar nooit, maar de hoop is er wel. Dan hebben wij hopelijk aan het eind van die zeven vette jaren weer voldoende vet op het bot om wat tegenslag te kunnen overwinnen.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Wat de eerste vraag over het Groeifonds betreft, eigenlijk stellen we dezelfde vraag aan de minister: komt die instellingswet er, zodat het goed geregeld is?

Dan de tweede vraag. Ik vroeg niet alleen naar die zeven vette jaren, maar ik vroeg of de VVD-fractie het met mijn fractie eens is dat dan de 2%-norm zo snel mogelijk moet worden ingediend.

De heer Van Ballekom (VVD):

Wij wachten met belangstelling af wat er in het nieuwe programma van het kabinet staat, maar persoonlijk heb ik u gezegd in mijn betoog dat ik mij ervoor schaam dat de investeringen in de defensie-uitgaven eerder teruglopen dan oplopen naar 2%. Ik vind dat dat niet mag en niet kan, omdat het internationale afspraken zijn. Ook gezien de nogal turbulente geopolitieke situatie vind ik het vrij onverstandig.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ten aanzien van dat laatste kan ik natuurlijk niet nalaten op te merken dat de VVD tien jaar aan de macht is geweest op de hoogst denkbare plek. Dus wat heb je dan gedaan? Maar daar ging mijn vraag eigenlijk niet over.

De heer Van Ballekom (VVD):

Wij hebben samengewerkt met …

De voorzitter:

Gaat uw gang, meneer Vendrik, maakt u rustig uw vraag af.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik wou een iets optimistischer vraag stellen, want ik proef bij de heer Van Ballekom dat er ruimte is om op een nieuwe frisse manier bij de VVD na te denken over het begrotingsbeleid. Terugkeren naar regulier willen we allemaal. Dat is goed voor het begrotingsproces, doelmatige besteding. Dat is het punt niet, maar ik hoor dat de VVD ook geleerd heeft van de coronacrisis dat een actieve begrotingspolitiek soms echt nodig is.

Het andere element is — en misschien wil de heer Van Ballekom daarop reageren — hoe dat begrotingsbeleid de komende jaren moet passen binnen de structurele trend. Dat is de trend van vergrijzing. Vergrijzing betekent onder andere dat we ons helemaal tegen de klippen op sparen. Zie de lage rente van vandaag. Dat komt niet door de SVB — misschien voor een klein stukje — maar de structurele trend van overmatige besparingen is er overall in de economie. De overheid is een van de weinige partijen die daar evenwicht in kan brengen. Dat is volgens mij ook het punt dat de heer Crone naar voren bracht.

De voorzitter:

Uw vraag is?

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dus het debat over de begrotingsregels in Europa moet hierover gaan. Hoe gaan we dat de komende tien jaar doen? Is de heer Van Ballekom dat met mij eens?

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik denk dat je moeilijk kunt spreken van overmatige besparingen in de zorgsector als je ziet op welke manier de uitgaven in de zorgsector stijgen. Het is nu iets van 90 miljard. We hebben ook nog 90 miljard aan overdrachtsuitgaven. Dan hebben we ook nog 90 miljard voor onderwijs en regionale autoriteiten. Dat betekent dat meer dan 80% van de uitgaven in die drie categorieën vastligt. Er is niet voor niks een rapport verschenen van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid over de zorgsector. Dus ik denk niet dat we te maken hebben met bezuinigingen in die sector, integendeel. We hebben wel te maken met een toenemende vraag naar zorg. Ik denk dat het heel belangrijk is om die vraag op een fatsoenlijke manier te adresseren. Ik ben geen zorgsectorspecialist, maar ik heb hoop dat daar in de kringen van het kabinet in het nieuwe regeerakkoord goede antwoorden op zullen worden gevonden om die stijging beheersbaar te houden.

De voorzitter:

Meneer Vendrik, nog een korte vraag.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat we indringend moeten kijken naar hoe het zit met die zorgkosten ben ik zeer met de heer Van Ballekom eens. Ook ik vond het rapport van de WRR interessant, maar daar ging mijn vraag niet over.

De heer Van Ballekom (VVD):

U zei dat er bezuinigd was.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Mijn vraag ging over mogelijke consequenties die vergrijzing moet hebben voor ons begrotingsbeleid. Dan denk ik vooral eerst aan de Europese begrotingsregels voor de eurozone.

De voorzitter:

Een kort antwoord van de heer Van Ballekom.

De heer Van Ballekom (VVD):

Ik meen me te herinneren — maar staatssecretaris Vijlbrief kan dat eventueel corrigeren, want hij is daar meer recent mee omgegaan — dat er ten tijde dat ik nog in Brussel actief was al rekening werd gehouden met de vergrijzing bij de aanbevelingen die worden gericht aan de lidstaten. Dus daar is wel een voorziening voor getroffen. Ik denk dat daar ook goede adviezen op tafel liggen. De vergrijzingskosten worden meegenomen in de afwegingen die gemaakt worden in Brussel. Dat was in mijn tijd zo en het zou me zeer verbazen als dat anders is, maar de heer Vijlbrief is wat recenter uit Brussel vertrokken dan ik.

De voorzitter:

Dan ga ik naar de heer Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

De heer Van Ballekom zegt: ja, deze crisis is nu opgelost en de volgende crisis kunnen we niet goed voorspellen. Nou, ik weet niet of de coronacrisis al achter de rug is. Dat is misschien wat optimistisch, …

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat heb ik niet gezegd.

De heer Otten (Fractie-Otten):

… maar je kunt natuurlijk wel de contouren schetsen waar de volgende crisis zich zal ontwikkelen. U geeft het zelf al aan: de inflatie is in vijftien jaar niet zo hoog geweest als nu. Die neemt enorm snel toe. De rente is nog steeds heel erg laag. Daar zal toch een keer iets moeten gebeuren. Als ik nu kijk naar wat op dit moment het grootste risico op middellange termijn is, dan zijn dat de Zuid-Europese staten die staatsschulden hebben van 150% of meer — neem Italië — en die bij een stijgende rente acuut in de problemen komen. Dat heeft ook meteen enorme repercussies voor onze economie. Dus als je kijkt naar waar de volgende crisis mogelijk zal ontstaan, is dat wel een scenario dat met stip bovenaan staat. Hoe ziet de heer Van Ballekom dat? Hoe zou hij daar dan Nederland als het ware tegen willen beschermen?

De heer Van Ballekom (VVD):

Gezien de ontwikkelingen in Nederland is het wel heel duidelijk dat wanneer je je aan de adviezen uit Brussel houdt en wanneer je je aan de regels houdt die we met elkaar afgesproken hebben toen we de gulden omwisselden voor de euro, dat beleid vruchten afwerpt. Ik hoop altijd dat dat voor andere landen een goed voorbeeld is om te volgen. Nu heb ik niet bij alle landen zorgen. Bijvoorbeeld: Italië heeft een overschot op de handelsbalans. Oké. Italië leent nauwelijks op de publieke markt. De Italianen lenen het geld aan zichzelf uit. Elk land heeft dus zijn specifieke zwaktes en sterktes. Dus ik vind niet dat je in één klap kunt zeggen: de volgende crisis zal wel in het zuiden van Europa uitbreken, of in het oosten van Europa, want daar hebben ze jarenlang alle regels met voeten getreden. Dat denk ik niet. Bovendien, de VVD-fractie heeft geen glazen bol om nú al te kunnen zeggen waar die tegenwind vandaan zal komen. Dat zou handig zijn geweest, want dan wisten we precies wat we moesten doen, maar dat hebben we jammer genoeg niet.

De voorzitter:

De heer Otten, nog een vraag ten slotte, alstublieft.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Nee, we hebben geen glazen bol, maar we kunnen natuurlijk wel voorspellen dat als de rente gaat stijgen, wat u zelf aangeeft, dat repercussies heeft, zeker voor landen met hele hoge overheidsschulden. Een optie zou kunnen zijn om te zeggen, in navolging van de heer Crone maar met een andere optiek: als de inflatie toch toeneemt, wordt het geld veel minder waard. Bij de huidige inflatie is in tien jaar het geld de helft minder waard, de helft minder koopkracht. Zorg dan dat je de schuld nu niet al te veel afbouwt, want dat is toch veelal de doelstelling. Trek het wat meer als hedge naar een wat hoger niveau, en dan betaal je het straks met ontwaarde euro's weer terug. Is dat niet een veel beter idee?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Ballekom.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dat is een heel goed idee. Maar dan zou ik de regering willen vragen om een tekort te runnen van 120%, want dan zal de inflatie nóg sneller stijgen en dan ben je nóg eerder uit de crisis. Dus ik vind dat voodoo.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan geef ik het woord aan de heer Van der Linden namens de fractie-Nanninga.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Voorzitter. Alweer enige decennia geleden maakte een oude bekende van de VVD, de heer Hans Wiegel, bezwaar tegen de politiek van de illusie. Hij had een broertje dood aan stroop smeren met mooie of onrealistische cijfers en daar viel hij PvdA'er Den Uyl op aan. Leuk voor de jonge kijkers was de conclusie van Wiegel: "Sinterklaas bestaat, en daar zit ie!"

Welnu, in de Nota over de toestand van 's Rijks Financiën die we met Prinsjesdag gepresenteerd kregen, lezen we dat de Nederlandse economie er opvallend goed voorstaat. Opvallend goed. Meer vacatures dan werklozen, historisch weinig faillissementen en een voorspelde economische groei van 3,5%. Dat zijn klinkende resultaten. Met dat soort cijfers kan de minister van Financiën doorgaans in zijn nopjes zijn. Dan gaat het goed met het land.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter.

De voorzitter:

Ik zie de heer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Sinterklaas bestaat wél, dus ik wilde pepernoten geven aan de heer Van der Linden. Het kabinet Van Agt-Wiegel eindigde met de grootste financieringstekortverslechtering van alle kabinetten na de oorlog. Dus u moet kijken wie u citeert, de zuinige minister van Financiën van de Partij van de Arbeid of die van de VVD.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Dan moet de heer Crone de rest van mijn betoog afwachten. Ik denk dat ik straks pepernoten eet.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Voorzitter, ik zei: Dan gaat het goed met het land. Dat is echter totdat je je realiseert dat het totale pakket aan covidmaatregelen in ons land uitkomt op zo'n 82 miljard. Tenminste, dat was toen we dachten per 1 oktober de steunpakketten te gaan afbouwen.

Inmiddels zijn nieuwe steunpakketten in aantocht en is er nog geen begin van een perspectief op terug naar normaal. Dan is het niet zo vreemd dat, wanneer de minister met zo'n geldbazooka op de Nederlandse economie schiet, we dan zwarte economische cijfers schrijven. Maar gratis geld bestaat niet, en gratis goed nieuws over de economie ook niet.

Als je dan wat verder uitzoomt, ontkom je niet aan het plaatsen van grote vraagtekens en belangrijke kanttekeningen bij de huidige ontwikkelingen in onze economie, in de economieën om ons heen en in de financiële markten. Die geven reden tot grote zorg, zorg over de toekomstbestendigheid, de houdbaarheid van ons financiële stelsel. Dát willen wij vandaag beschouwen, het grote plaatje. Natuurlijk is het verleidelijk om het ook uitgebreid over de actualiteit van de dag te hebben, zoals hoe het mogelijk is dat na de door de Britten rampzalige brexit, onze Shell nu vertrekt van Nederland naar die Britten. Maar we zullen ons beperken tot de hoofdlijnen, het metaperspectief. Daarbij worden we natuurlijk geholpen door de onuitlegbaar lange formatie en hoeven we het niet te hebben over de compromissen na weken kwartetten op de Zwaluwenberg.

Voorzitter, dat grote plaatje is inflatie. Dat is vandaag al een paar keer gevallen, ook net in het debat tussen de heer Otten en de heer Van Ballekom. Hoge inflatie met een langdurig karakter. Alles wordt duurder, alles wordt snel duurder en daar lijkt vooralsnog geen einde aan te komen. Huizenprijzen die jaar op jaar met double digits in waarde vermeerderen, dagelijkse levensbehoeften die snel duurder worden. Een prijsexplosie van grondstoffen en van bouwkosten die daar direct mee samenhangen, en energiekosten die de pan uit rijzen.

In zowel de Miljoenennota als in antwoord op vragen die wij hebben gesteld, gaat de minister er nog van uit — net als een aantal internationale instellingen én de belangrijkste centrale banken — dat deze hoge inflatie tijdelijk is. Wij denken dat deze hoge inflatie niet tijdelijk is, maar langdurig. Niet "transitory", zoals centrale banken ons willen doen geloven, maar permanent, en dat we aanbeland zijn in een periode van superinflatie zoals we die in de geschiedenis vaker zagen.

Even wat cijfers. Japan noteerde onlangs de hoogste stijging van de consumentenprijzen in 40 jaar. De Verenigde Staten hebben te maken met een inflatie die sinds 1990 niet zo hoog is geweest. En ook in China zijn inflatie-indicatoren niet meer zo hoog geweest sinds midden jaren negentig.

Voorzitter. Dat is volgens ons niet iets tijdelijks. Er lijkt hier iets fundamenteels aan de hand. Stellen en volhouden dat deze prijsstijgingen, deze inflatie, allemaal maar tijdelijk zijn, is volgens ons de kop in het zand steken. In plaats van de realiteit te ontkennen, is het verstandiger om te doordenken wat langdurig hoge inflatie, superinflatie, betekent voor Nederland, voor bijvoorbeeld huishoudens, bedrijven en pensioenen, voor onze welvaart.

Voor vermogenden in de samenleving betekent het momenteel gouden tijden. Cash is niet langer king, het geld van vermogenden stroomt naar álles wat de centrale bank níet bij kan drukken, naar hard assets. Geen wonder. Wanneer de geldhoeveelheid zó sterk groeit, maand op maand, wanneer de geldpers ongelimiteerd draait, dan stijgt de waarde van álles wat níet kan worden bijgedrukt, uitgedrukt in geld. Kijk naar vastgoed, kijk naar aandelen en zie cryptovaluta zoals bitcoin. Er worden door vermogenden in die markten de laatste tijd dusdanig hoge rendementen gemaakt, dat daar zelfs met een fatsoenlijke baan niet tegenop te werken valt.

Tot zover de vermogenden. Dan de minder vermogenden, bijvoorbeeld kleine spaarders. Voor hen is het een heel ander verhaal. Wie huurt maar graag wil kopen, en zich een jaar het schompes werkt en zijn zuurverdiende geld opzijzet, constateert na een jaar lang sparen dat hij of zij inmiddels mínder huis kan kopen dan het jaar ervoor. Een jaar gewerkt en gespaard, maar minder huis voor meer geld. De exploderende energieprijzen zorgen bovendien dat direct een behoorlijke hap wordt genomen uit wat er maandelijks opzij kan worden gezet.

Oké, dat gaat het kabinet nu incidenteel compenseren, er wordt 3,2 miljard uitgetrokken, en dat is nobel. Maar — vraag aan de minister, of de staatssecretaris — is deze compensatie in tijden van superinflatie wel effectief? Is dat momenteel niet dweilen met de kraan open? Natuurlijk gaat dit de pijn voor mensen met een hoge energierekening wat verzachten, maar is het niet een druppel op de gloeiende plaat als álles fors duurder wordt? Het logische gevolg van de huidige energiecrisis is toch dat weldra de prijzen van voedsel aanzienlijk stijgen? En wat doen we dan? Incidentele voedselcompensatie als eten schaarser en duurder wordt? En wat wordt dan het volgende? Praktisch elke sector voelt de pijn van stijgende energieprijzen, van voedsel tot industrie en logistiek. Ongecontroleerde inflatie breidt zich uit als een olievlek.

En wat betekent superinflatie voor onze unieke Nederlandse pensioenfondsen? Onze vermogende pensioenfondsen behalen, net als vermogenden, uitstekende rendementen op hun beleggingen in hard assets: in vastgoed en in aandelen. Maar dat is maar een deel van de beleggingen. Zij zijn namelijk niet vrij in de beleggingskeuzes. Onze pensioenfondsen zijn vooralsnog verplicht om een groot deel van hun portefeuille in staatsobligaties te steken, maar die zijn zowel onrendabel als vrij risicovol in de huidige tijden, waarin we blootgesteld worden aan toenemende systeemrisico's.

Onze tussenconclusie: de vermogensongelijkheid groeit momenteel harder dan ooit, vermogenden die hun valuta eenvoudig kunnen steken in hard assets profiteren en minder vermogenden zien hun inkomsten niet meestijgen met de forse prijsstijgingen. Zij verliezen. En pensioenfondsen draaien weliswaar goede rendementen op een deel van hun beleggingen maar lopen grote risico's op hun verplichte beleggingen in staatsobligaties.

Voorzitter. Superinflatie is, ook al is de minister het niet met ons eens dat daar sprake van is momenteel, een groot probleem en het lijkt een blijvertje. Om die superinflatie tegen te gaan, af te remmen en te beteugelen, kijken we normaal gesproken naar de centrale banken, in ons geval de ECB. De ECB heeft hét instrument in handen om onder normale omstandigheden in te grijpen, het instrument van geldverkrapping en rentestijging. Maar precies daar zit het probleem, zoals net ook al is bediscussieerd. Dat kán momenteel helemaal niet. De ECB heeft zich namelijk enorm in de nesten gewerkt. Jarenlang liet de ECB de teugels van de geldpersen in ongekend tempo vieren en pompte zij veel te veel geld de economie in. Daarmee gaf de ECB enkele verslavingsgevoelige Zuid-Europese landen precies dat waarvan zij moeten afkicken: nog meer schulden.

De ECB liet in slechts vijf jaar tijd de totale hoeveelheid euro's die in omloop zijn, met de helft stijgen, van 10 biljoen euro naar maar liefst 15 biljoen. 15 biljoen is 15.000 miljard euro, een toename van 50% van al ons geld dat in omloop is, in vijf jaar tijd. Natuurlijk is de rente dan langdurig extreem laag. Als je dag in, dag uit miljarden en miljarden aan nieuw geld schept, bijprint uit het niks, als je schuld op schuld blijft stapelen en kwakkelende economieën maar schulden blijft bijvoeren, dan wordt daar op den duur een hoge prijs voor betaald. Dan tast dat het vertrouwen in het systeem aan en dat kan snel ontaarden in ontwrichting van economie en samenleving.

Verstandig beleid zou normaal gesproken zijn om de rente nu in stappen te verhogen, maar dat kan de ECB nu niet. De huidige extreem lage rente is voor veel Zuid-Europese economieën met gigantische staatsschulden nodig om überhaupt het hoofd boven water te houden. Stel dat de ECB zou doen wat nodig is, een verhoging van de rente, dan zou dat vrij snel catastrofaal uitpakken voor al die landen met gigantische schuldenbergen. Die komen dan direct in diepe problemen. Dat was al voor covid het hete hangijzer, maar door covid en de steunpakketten die ieder land opzette, is dat hete hangijzer inmiddels gaan gloeien, smeulen en begint het onderwijl behoorlijk te stinken.

Onze conclusie, ik zei het al, is dat de ECB zichzelf enorm in de nesten heeft gewerkt. De ECB, net als veel centrale bankiers, zit gevangen. Gevangen in het eigen web van Europese en mondiale schulden. Gevangen in een typische catch 22, in een keuze tussen twee kwaden. Enerzijds de keuze om maar geld te blijven persen en de superinflatie te laten voortwoekeren, versus anderzijds de keuze om de rente te verhogen, waardoor half Zuid-Europa failliet gaat en er een domino-effect ontstaat.

Voorzitter. Het is een kwestie van tijd voordat dit gierend uit de klauwen loopt. Als wij dit nu al zien aankomen, dan is voor ons hier vandaag de vraag: valt daar ten eerste nog op bij te sturen en heeft Nederland, hebben wij hier nog invloed op? Het antwoord is kort en krachtig: nee. In het spel dat nu gaande is bij de ECB en de Fed in Amerika, hebben DNB en de Nederlandse overheid amper wat in de melk te brokkelen. Dan is voor ons de volgende vraag: als wij dit zien aankomen, wat zou dan nu verstandig beleid zijn van de minister van Financiën, van het kabinet, al dan niet demissionair, en van de Staten-Generaal? Wat zou verstandig beleid zijn om ons, om Nederland, voor te bereiden om als land met beperkte kleerscheuren uit die catch 22 van de ECB te komen?

Daarover willen wij de minister vandaag drie belangrijke vragen voorleggen. De eerste vraag. Wat zijn de worstcasescenario's en plannen die DNB, de minister en zijn adviseurs hebben klaarliggen, mochten zij ook tot de conclusie komen dat er sprake is van een langdurig hoge inflatie, van superinflatie, de komende jaren? Met andere woorden: hoe is de regering voorbereid op hoge inflatie die niet transitory is, maar permanent blijkt? Welke stappen worden er dan in het belang van Nederland ondernomen?

Dan de tweede vraag. Herkent en onderkent de minister de eerder geschetste catch 22, waarin de ECB verzeild is geraakt, van enerzijds het aanwakkeren van hoge inflatie door een overijverige geldpers, en anderzijds de acute problemen die er voor Zuid-Europa ontstaan bij een verhoging van de rente? Hoe ziet de minister voor zich dat deze catch 22-situatie dan wordt doorbroken?

Dan de derde vraag. Deelt de minister onze zorgen over de risico's die onze pensioenfondsen in toenemende mate lopen door de structureel hoge inflatie? Wordt het niet de hoogste tijd om, vooruitlopend op het onzekere en allesomvattende pensioenakkoord, onze pensioenfondsen versneld de vrijheid te geven om te kiezen of zij wel of niet in staatsobligaties willen beleggen?

Voorzitter. Ik rond mijn bijdrage in eerste termijn af. Mijn fractie ziet uit naar de antwoorden van de bewindspersonen, met actieve herinnering aan de woorden van voormalig senator Wiegel, toen hij waarschuwde voor de politiek van de illusie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van der Linden. Dan geef ik nu het woord aan de heer Van Kesteren namens het CDA.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Voorzitter. De coronapandemie heeft de wereld niet alleen medisch-maatschappelijk ontregeld, maar ook financieel-economisch. De schulden zijn wereldwijd tot grote hoogte gestegen en tevens zijn we terechtgekomen in een economie, die gekenmerkt wordt door een grote schaarste aan goederen en diensten. Dat geldt mondiaal en daar komt voor Nederland nog een breed verspreid personeelstekort bij. Het begrotingsbeleid is van zijn ankers gelicht. Om goede redenen overigens, want de diverse landen, waaronder de Nederlandse, hebben door het op zich nemen van schulden die de normale regels te boven gingen, de economie gered. De Nederlandse economie draait weer op volle toeren, en dat zorgt ervoor dat de staatsschuld weer onder de 60%-norm is gezakt. Hier past dus een positieve waardering voor hetgeen het kabinet de afgelopen anderhalf jaar heeft ondernomen.

Voorzitter. Hoe nu verder met het schuldenbeleid? Bewijzen de afgelopen anderhalf jaar dat via expansief beleid en economische groei schulden kunnen worden gemaakt zonder er hinder van te ondervinden? Een interessante gedachte die veel opgeld doet op het moment en die ook uitermate verleidelijk is, omdat het de oertaak van de politiek — het maken van keuzes — veel gemakkelijker maakt. Mag de CDA-fractie het kabinet vragen hierop eens te reflecteren, ook in het licht van hetgeen de Raad van State heeft gezegd over de noodzaak om terug te keren naar een systeem met vaste ankers?

Voorzitter. Mijn fractie denkt dat de huidige situatie vraagt om een behoedzame en pragmatische aanpak. Pragmatisch, omdat dat ons, zolang de rente laag blijft, de gelegenheid biedt om geld te lenen en dit te investeren in de economie. De grootste opgave die voor ons ligt, is investeren in het klimaatbeleid. Doen wij dit niet of onvoldoende, dan trekken we een onaanvaardbaar hoge wissel op de toekomst. Hier is, vanwege het vereiste van rentmeesterschap, zoals het CDA dat ziet, de grootst mogelijke spoed en vastberadenheid geboden, en hier zullen onze financiële inspanningen zich allereerst op moeten richten. Als de coronapandemie ons stelsel al zo ontregelt, wat staat ons dan wel niet te wachten bij grote schokken door het veranderende klimaat? We moeten pragmatisch omgaan met het schuldenbeleid dus, maar ook behoedzaam, want het slagen van een ruimer schuldenbeleid hangt aan het zijden draadje van de lage rente. De rente is zo laag door het overvloedig aanwezig zijn van geld in de wereld, en door het beleid van de centrale banken om de rente laag te houden, teneinde de economische groei te bevorderen.

Voorzitter. In de traditionele economische opvatting kan de rente laag blijven als de inflatie dat ook doet. Hier begint de schoen te wringen, want de inflatie loopt op. Dat wordt veroorzaakt door de schaarste die we nu in het voetspoor van de pandemie aantreffen: schaarste aan grondstoffen en schaarste aan mensen. Schaarste leidt tot hogere prijzen. Wat dat betreft is de sterke stijging van de gasprijs illustratief. Wat is de visie van het kabinet op deze ontwikkeling? De CDA-fractie zou willen bepleiten dat hier een beleid van behoedzame lastenverlichting tegenover wordt gesteld. Als de schaarste de prijzen opdrijft, moet de overheid daarop reageren door de lasten van burgers en bedrijven te verlagen. Dit sluit aan bij gedachten die ontwikkeld zijn in het middellangetermijnadvies van de SER dat eerder dit jaar is uitgebracht. Mag ik hierop een reactie van het kabinet?

Tegelijkertijd is het economisch gezien onontkoombaar dat, als de inflatie blijft stijgen, de rente omhoog gaat. Dat is uiteraard de verantwoordelijkheid van de ECB. Daar liggen zoals wij allen weten de nodige voetangels en klemmen. Dat zal ertoe kunnen leiden dat het debat over de verantwoordelijkheid voor de schulden van de lidstaten weer oplaait. De CDA-fractie bepleit ook hier een pragmatische en behoedzame opstelling. Nederland heeft grote politieke en sociaaleconomische belangen bij Europa en dus bij een sterk Europa. Dat wordt eerder meer dan minder als je kijkt naar bijvoorbeeld het klimaatvraagstuk. Maar die tendens is er ook bij het economisch beleid. In zijn boek Een Europees pandemonium schrijft de historicus Luuk van Middelaar: "We gaan naar een economie waarin niet alleen de factor geld, maar ook de factor macht een rol speelt."

Voorzitter. Als je het daarmee eens bent, en dat ben ik, dan heeft dat consequenties voor de manier waarop je naar Europa kijkt. Nederland is een reus qua geld, maar een dwerg qua macht. Voor macht hebben we Europa nodig.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Ik heb een korte vraag. Ik hoor de CDA-woordvoerder hier zeggen dat er een pragmatische blik nodig is als het kwijtschelden van schulden aan de orde komt bij een stijgende rente. Ik heb het net gehad over inflatie en rentestijging. Maar hoor ik in die pragmatische houding eigenlijk doorschemeren dat we ervoor open moeten staan om een groot deel van de hele hoge staatsschulden van Zuid-Europese landen kwijt te schelden als de rente stijgt?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

U gaat nu heel snel. Ik denk dat u in uw betoog zojuist de kern van het vraagstuk heeft geschilderd, en wel op een scherpe wijze. Wij komen voor keuzes te staan die heel fundamenteel zullen zijn. Ik heb op dit moment nog geen afgeronde opvatting over hoe dat moet. Ik zie met u de consequenties van renteverhogingen voor de stabiliteit van een aantal zuidelijke lidstaten. Wij weten wat dat in het verleden, toen die discussie eerder aan de orde was, heeft betekend voor de stabiliteit van de euro. Dat heeft toen tot immense spanningen geleid en heeft ons zelfs gebracht in een situatie waarin we ons afvroegen: kan het met het systeem van de euro wel verder zonder dat de boel uit elkaar knalt? Dat heeft toen geleid tot steunmaatregelen, waar dan bepaalde termen aan worden verbonden; is het nou wel of niet het dragen van elkanders lasten? Wij stevenen af, als het tegenzit, op zo'n situatie. Dat is vanochtend al eerder gezegd, door u en ook door de heer Otten. Dat kan. We weten het niet zeker, het kan. Ik heb op dit moment geen pasklaar antwoord op hoe je dat moet oplossen. Ik hoop dat het niet aan de orde komt. Ik verschil met u van opvatting over de vraag of je dan lid moet blijven van de eurogroep en in de Europese Unie moet blijven. Ik denk dat Nederland daar eigenlijk geen keuzes in heeft zonder op een andere manier in een verarmingsproces te raken. Geopolitieke ontwikkelingen vragen om een sterk Europa. Economie en politiek worden steeds meer verweven. Wij komen op dat punt in een dilemma. Ik heb daar nu nog geen antwoord op.

De voorzitter:

Korte vraag nog, meneer Van der Linden.

De heer Van der Linden (Fractie-Nanninga):

Als u daar nog geen antwoord op heeft, zouden wij elkaar er dan in kunnen vinden dat we vragen om ons aan de voorkant uitvoerig in te lichten over scenario's die optreden bij een stijgende rente, bijvoorbeeld per brief? Dan kunnen we tijdig doordenken wat de keuzes en de gevolgen van die keuzes zijn. Zouden we elkaar daarin kunnen vinden?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Ja, binnen de grenzen van wat een regering in de openbaarheid kan doen. Je praat hier natuurlijk over de rust op de financiële markten, je praat over de rust rond de portemonnee van mensen. Als je via allerlei scenario's te veel openheid geeft, creëer je een groter probleem dan nodig is. Maar ik ben net als u gefascineerd door de gedachte voor wat voor situatie we komen te staan.

De voorzitter:

Mag ik de leden verzoeken de vragen en de antwoorden zo kort mogelijk te houden, conform het Reglement van Orde? De heer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ja, voorzitter, ik zal het proberen. Ik luister met belangstelling en ook met genoegen en instemming naar het betoog van de heer Van Kesteren, een betoog dat zich kenmerkt door pragmatisme in plaats van dogmatisme. De heer Van Kesteren zegt: we moeten doen wat nodig is voor de klimaattransitie. Als dat grootschalige investeringen vraagt, moeten we dat vooral doen. Daarbij kunnen we ook schulden aangaan als de rentestand laag blijft.

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Mijn vraag is: zouden de bespiegelingen van de heer Van Kesteren ook geen gevolgen moeten hebben voor de Europese begrotingsregels, die zich eerder kenmerken door dogmatisme dan pragmatisme? Ik heb het eerder al gehad over de 3%-regel, die nogal star is en geen rekening houdt met omstandigheden, de rentestand et cetera.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Dit ligt in het verlengde van wat ik net zei in antwoord op vragen van de heer Van der Linden. Wij komen voor vragen te staan waarvoor de antwoorden die wij hadden niet meer passen. Dat geldt voor de manier waarop je met overschotten en met schulden omgaat en voor de manier waarop je aankijkt tegen de normeringen voor Europa. Zijn die nog valide? Ze komen uit een andere tijd. Misschien moet je Zuid-Europese landen gegeven de aard van hun economie toch met andere normen confronteren dan lidstaten die in een andere situatie zitten. Ik denk dat we open moeten staan voor nieuwe wegen, omdat de weg die we nu bewandelen voorzienbaar tot grote problemen gaat leiden, op verschillende vlakken.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Tot slot. Mooi. Ik hoop dat de heer Van Kesteren met mij de minister van Financiën wil vragen om daar verder op te reflecteren. Ik denk dat die nieuwe antwoorden gevonden moeten worden, want we hebben ze nog niet en ik hoor ze ook niet van dit kabinet. Ik hoop dus met de heer Van Kesteren dat we misschien vandaag een begin van die antwoorden gaan horen.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ook ik luisterde met genoegen naar wat de heer Van Kesteren zojuist zei over klimaat. Dat heeft hij uitstekend en treffend verwoord. Maar mijn vraag gaat over Europa. Mocht de ECB in een bepaalde situatie kans zien en zich genoodzaakt zien om de rente te verhogen, dan zou dat consequenties kunnen hebben voor de begrotingspositie van een aantal zuidelijke lidstaten. Dat is zeker een risico. Maar was de afgelopen jaren het debat over Europese solidariteit, over de aanpak van de coronacrisis, niet het moment geweest om deze situatie voor te zijn? Is de heer Van Kesteren het met mij eens dat we daar misschien een kans gemist hebben?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Nou, dat weet ik niet. Voor die coronacrisis is uiteindelijk een oplossing gevonden. Die oplossing zit ook in de klimaatplannen. De oplossing is dat we met elkaar de rekening betalen, om het in gewoon Nederlands te zeggen. Daar komt het natuurlijk altijd op neer in het Europese debat: draag je de lasten met elkaar, of doe je dat niet? Dat wordt mede bepaald door wat er haalbaar is in een land. Hoeveel draagvlak is er voor een bepaald beleid? Ik denk niet dat die oplossing al gevonden had kunnen worden in het coronavraagstuk.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Er is natuurlijk van alle kanten op gewezen dat de corona-interventies van de nationale lidstaten van de eurozone zeer ver uit elkaar liggen. Duitsland was koploper, Nederland heeft flink in de bus geblazen, maar de zuidelijke lidstaten hadden zeer beperkte mogelijkheden om in te grijpen. De verschillen zijn markant geweest. Daar — ook voor de stabiliteit van de eurozone — was het coronaherstelfonds voor bedoeld, juist om die landen te helpen om sneller uit de situatie van krimp te komen, groei te herstellen en daarmee ook hun begrotingspositie te verbeteren. Mijn vraag blijft dus: hebben we daar niet een kans gemist? Had Nederland, bij monde van deze minister van Financiën hier niet een andere toon moeten aanslaan?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Dat is mij te veel terugkijken.

De voorzitter:

Dan stel ik voor dat de heer Van Kesteren nu zijn betoog voortzet.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik weet dat de heer Van Kesteren in staat is tot een beter antwoord.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Oké, dan houdt u dat van mij tegoed.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Wij zijn ook niet zo van het terugkijken, maar van het vooruitkijken. Wat bij het managen van de economische situatie heel belangrijk is, is het managen van verwachtingen en timing. In het onvolprezen blauwe boekje, dat ik altijd bij me heb, zie je op pagina 63 dat de Nederlandse EMU-schuld tot de allerlaagste in de eurozone behoort. We zijn gekoppeld aan Zuid-Europa, of we dat nou leuk vinden of niet. Dat is een feit. Ik ben het met de heer Van Kesteren eens dat we niet morgen uit de EU kunnen treden. Dat zou ik ook niet verstandig vinden, maar als je met zo veel landen naar een duur restaurant gaat waar iedereen een biefstuk bestelt en jij een broodje kaas, terwijl je wel de rekening deelt, dan ben je toch niet helemaal rationeel bezig. Dus het is de perverse logica van het meedoen aan de eurozone waardoor we de staatsschuld, nu de rente nul is, op moeten voeren als inflatiehatch, dat we daarmee de koopkracht compenseren met een lastenverlichting, terwijl het geld op de middellange termijn minder waard is en we die schuld weer af moeten lossen. We moeten dus focussen op de noemer.

De voorzitter:

En uw vraag is?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Is de heer Van Kesteren dat met me eens?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Ja, tot op zekere hoogte wel. Het behoort tot het keuzepakket dat we hebben. Dat bedoelde ik ook net toen ik zei dat we in feite staan voor een nieuw kader van denken: hoe ga je om met schulden en hoe opportunistisch kun je daarin zijn? Tegelijkertijd geldt wat de heer Van Ballekom zegt: kijk nou uit met schulden, want je weet niet wat je boven het hoofd hangt als dingen verkeerd uitpakken. We zitten middenin die weging.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Otten.

De heer Otten (Fractie-Otten):

Normaal gesproken zou ik het helemaal met u eens zijn, maar in de eurozone gelden andere wetten doordat we gekoppeld zijn. Dus daar moeten we ons toch wel van bewust zijn.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Dat ben ik ook met u eens, maar tegelijkertijd zitten we in een gezelschap dat elkaar dringend nodig heeft. Dus de vraag is of je je kunt permitteren om landen los te laten.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Voorzitter, ik ga verder. De lage rente ontwricht de woningmarkt. Dat is een reden tot zorg, omdat een woning meer is dan een willekeurig economisch goed. Een woning is een thuis, letterlijk de belangrijkste plek voor een mens. Er is schaarste aan huizen. Dus is dit een sociaal probleem dat met voorrang moet worden opgelost. De schaarste wordt in onze ogen op de eerste plaats veroorzaakt door de lage rente, maar ook door hoge grondprijzen, de stikstofcrisis en een notoir stroperig ruimtelijk beleid.

Bij blijvende inflatie zou een renteverhoging een aantal oververhittingen in de Nederlandse economie kunnen tegengaan. Het belangrijkste gevolg zou zijn dat de woningmarkt langzamerhand weer zou kunnen normaliseren. Het is in onze ogen vooral de lage rente die zorgt voor de excessieve stijging van de woningprijzen en voor het veelvuldig beleggen in woningen. Dat pleit ervoor om voorzichtig te zijn bij het nemen van maatregelen op fiscaal gebied met betrekking tot de woningmarkt. De hypotheekrenteaftrek is al danig ingeperkt, maar de mogelijk restrictieve werking hiervan op het koopgedrag wordt tenietgedaan door de lage rente. Mensen zien hierdoor zelfs af van belastingaftrek en gaan aflossingsvrij lenen, waardoor zij nog meer geld beschikbaar hebben voor de aankoop van een huis.

Een ander punt is de door sommigen voorgestane overheveling van de eigen woning naar box 3. Dit staat haaks op een gedurende decennia gevoerd beleid waarin de eigen woning werd gezien als ijkpunt van bestaanszekerheid, en zeker een afgeloste eigen woning. Dit nu in de waagschaal stellen en ook nog in combinatie met het niet of op een beperkte schaal indexeren van pensioenen lijkt onze fractie niet verstandig. Mag ik hierop een reactie van het kabinet?

Voorzitter. Zojuist heb ik ervoor gepleit dat de overheid het lastenbeleid pragmatisch inzet om lastenstijgingen voor burgers en bedrijven te compenseren. Dat geldt zeker in de context van het klimaatbeleid. Dat dit tot aanzienlijke onevenwichtigheden gaat leiden, is duidelijk. Kolencentrales zullen gaandeweg gesloten worden en dus zal de vraag naar gas wereldwijd toenemen. De prijzen van gas en elektriciteit zijn gekoppeld. Hernieuwbare vormen van energie zijn nog niet in staat om in de vraag te voorzien, en dus zal de prijs van energie stijgen.

Een ander voorbeeld biedt het verduurzamen van huizen. Dit gaat de woningcorporaties veel geld kosten dat niet of nauwelijks kan worden doorberekend in de huren. Ook hier zal een compenserende lastenverlichting nodig zijn om economische ontwrichting te voorkomen. Graag een reflectie van het kabinet hierop.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik ga even een halve minuut terug naar de opmerking van de heer Van Kesteren over de eigen woning. Begrijp ik uit zijn woorden dat hij met mijn fractie tegenstander is van het overhevelen van de eigen woning van box 1 naar box 3, omdat een eigen woning niet een vrij beschikbaar vermogen is, maar om in te wonen? Vroeger hadden we, ook om dat tot uitdrukking te brengen, de "bewoonde waarde" van de eigen woning, en die was maar 60% van de vrije waarde. Dat is een indicatie van wijsheid van vroeger. Bent u met ons van mening dat we niet naar box 3 moeten gaan? Wat vindt u eigenlijk van de analyse van De Nederlandsche Bank daarover? Ik vond het broddelwerk.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Ik heb al gezegd dat wij dit geen goed voorstel vinden, omdat het niet bijdraagt aan het verhelpen van de schaarste op de woningmarkt. Aan een kwalificatie van De Nederlandsche Bank zou ik me dus niet willen wagen.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Bent u het ook met mij eens dat een van de redenen waarom we dat dan blijkbaar samen delen is — en misschien denken anderen daar anders over — dat ouderen die nooit geleend hebben of hun hypotheek hebben afgelost bij een overheveling naar box 3 over de volle 100% waarde belast gaan worden? Dat zou de ouderen, anders dan De Nederlandsche Bank denkt, zwaar treffen.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Dat is waar. De wezenlijke bezwaren tegen deze gedachte liggen juist op het punt dat u noemt.

Voorzitter. Ook voor het bedrijfsleven zal het lastenbeleid moeten veranderen. De Nederlandse economie staat nog steeds hoog aangeschreven, maar zal zich in fors tempo moeten aanpassen om haar positie te behouden. Het is duidelijk dat de industrie, het transport en de land- en tuinbouw een gedaanteverwisseling zullen ondergaan. Innovatie is hierbij essentieel. Die zal ook hier weer veel geld kosten. Dat kan niet alleen van de overheid komen, maar zal ook door de ondernemingen moeten worden opgebracht. Als daarbij aparte heffingen noodzakelijk zijn, zouden andere belastingen verlaagd moeten worden of op z'n minst niet moeten stijgen.

Voorzitter. In algemene zin bepleit de CDA-fractie een herstel van vertrouwen tussen politiek en bedrijfsleven. Dit vertrouwen is de laatste jaren tanende. Ook rond Prinsjesdag is de rekening van nieuw beleid zonder pardon bij de ondernemingen gedeponeerd. Dat kan wel een keer, desnoods twee keer, maar het kan niet blijven doorgaan. Een goed vestigingsbeleid verdient hernieuwde aandacht.

Mag ik in dit kader van het kabinet vragen een reflectie te geven op het aangekondigde vertrek van Shell? De samenleving mag van ondernemingen een maatschappelijk verantwoorde aanpak vragen, maar als die er is, moet het bedrijfsleven ook de noodzakelijke ruimte krijgen. Dat is essentieel voor de toekomst.

Voorzitter. Ik heb het gehad over inflatie en de effecten van een mogelijke rentestijging. Dat brengt mij bij de pensioenproblematiek. Er zijn recent in de Tweede Kamer tussen een aantal fracties afspraken gemaakt over een indexatie van de pensioenen in de komende jaren. Hoewel deze afspraken niet voor alle pensioenen een oplossing bieden, beschouwt mijn fractie ze toch als een belangrijke stap voorwaarts. Het al dan niet indexeren gekoppeld aan de rekenrente is al jarenlang inzet van discussie. Het kernpunt is steeds: gaat indexeren ten koste van de middelen die latere generaties ter beschikking hebben of mogen we erop vertrouwen dat de pensioenfondsen ook in de toekomst voldoende rendement maken? Mijn fractie — dat heb ik ook bij eerdere gelegenheden kenbaar gemaakt — tendeert naar de laatste opvatting. Mag ik het kabinet vragen hier nog eens op te reageren?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Goed dat de heer Van Kesteren dit onderwerp aansnijdt. Het raakt 10 miljoen deelnemers, jong en oud. Vindt hij met mijn fractie dat we moeten kijken naar een oplossing voor indexatie in 2022 die voor alle gepensioneerden en voor alle werknemers zal gelden? Immers, wat vorige week in de Tweede Kamer bedisseld is, aangekondigd door het kabinet voor het volgende kabinet, namelijk dat er iets met een AMvB gaat gebeuren, geldt maar voor een tiende van de gepensioneerden. Vindt hij niet met mij dat er voor iedereen een indexatie moet komen? Ik geef hem daar twee suggesties voor.

Het CDA kan het initiatiefvoorstel van de SP dat nu in de Tweede Kamer ligt steunen. Dan komt er indexatie voor iedereen. De tweede variant is een beetje technisch. Dat is dat in plaats van de beleidsdekkingsgraad van 105 volgend jaar de actuele dekkingsgraad geldt, want die ligt bij het ABP ook al boven de 105. Dan kan ook het ABP indexeren. Immers, die beleidsdekkingsgraad is destijds ingevoerd om kortingen te voorkomen, niet om indexatie te beperken.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Idealiter zou het voorstel zoals u dat beschrijft steun verdienen, namelijk betrek zo veel mogelijk mensen bij de indexatie. Mentaal sta ik ook aan uw kant. Kijkend aan de andere kant naar de politieke realiteit en naar het debat tussen jong en oud dat hier steeds kenmerkend is en centraal staat, denk ik dat wat er vorige week in de Tweede Kamer tot stand is gekomen op dit moment het maximaal haalbare is, gegeven de verhoudingen. Dus daarin zou ik niet willen treden, hoewel ik dat inhoudelijk zelf jammer vind.

De voorzitter:

De heer Van Rooijen, tot slot.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Ik heb nog een vraag aan de heer Van Kesteren. Dank voor dit duidelijke antwoord. We zijn het denk ik over de richting eens. Maar erkent u ook met mij dat, zeker bij een vliegende inflatie van 4% volgend jaar, en ook dit jaar zeker, dus dan praat je wellicht al over 8% in twee jaar, dan een indexatie van een paar procent volgend jaar toch alleszins redelijk is voor alle deelnemers, voor 7 miljoen werknemers, maar vooral voor 3 miljoen gepensioneerden? Van dit voorstel van vorige week krijgen slechts 300.000 gepensioneerden een béétje indexatie, dat is een op de tien van die 3 miljoen.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Dit is een herhaling van wat u net zei, met alle respect. Ik sta daar dichtbij. Maar ik zie ook dat er geen verdergaande oplossingen op dit moment haalbaar zijn in de verhoudingen. Dat is ook de grens waarop wij stuiten, want verder komen wij niet.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Voorzitter. Ten slotte een paar opmerkingen over de arbeidsmarkt. Ook hier overheerst schaarste. De CDA-fractie wil het huidige en het toekomstige kabinet meegeven om toch vooral in te zetten op de integratie van het miljoen mensen of meer dat nog niet deelneemt aan het arbeidsproces. Te lang is hier langsheen gekeken en is voor de relatief gemakkelijke oplossing van arbeidsmigratie gekozen. Dit stelsel nadert sociaal gezien zijn grenzen of is daar al overheen. Hier is een grote aanpassing nodig. Tegelijkertijd moet bij het fenomeen schaarste op de arbeidsmarkt — dat heeft de heer Van Ballekom ook al gezegd — worden aangetekend dat de arbeidsduur in Nederland laag is. We rijden met de handrem erop. Zouden er meer uren gemaakt worden, dan zou het er anders uitzien met de schaarste.

De aanpassingen waar ik het over had, moeten worden ingegeven door het tegengaan van ongelijkheid. Een te grote ongelijkheid is verkeerd en ontwricht de samenleving. Die ongelijkheid zien wij op de arbeidsmarkt en in zekere mate ook op de woningmarkt. Dit kabinet kan daar niet veel meer aan doen, maar een nieuw kabinet zou hier op basis van de gedachte van solidariteit verstandige maatregelen moeten treffen. Meer vast werk, meer betaalbare huur- en koopwoningen en zoveel mogelijk geïndexeerde pensioenen zijn wat ons betreft de hoekstenen van een toekomstig sociaal beleid. Uiteindelijk gaat het om het realiseren van rechtvaardige uitkomsten van het financieel-economisch proces. Een economisch systeem is geen doel in zichzelf. Niet de mate van groei maar de uitkomsten ervan bepalen de maatschappelijke en economische houdbaarheid.

Voorzitter. Tot zover de inbreng van mijn fractie. Wij zien uit naar de gedachtewisseling met het kabinet.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Kesteren. De heer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ook de opmerkingen die de heer Van Kesteren maakte over ongelijkheid spreken ons zeer aan. Mijn vraag gaat over een eerdere passage in wat hij zojuist zei, dat je van bedrijven mag verwachten om zich maatschappelijk verantwoord op te stellen; volgens mij zei hij het zo.

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Ja.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Hoort daar ook bij dat we van bedrijven mogen verwachten dat ze hun bijdrage geven aan de financiering van de publieke zaak, dus gewoon door het betalen van belasting?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Uiteraard.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zou dan misschien een consequentie moeten zijn, als we een economie willen die dát type bedrijven in het zonnetje zet — laat ik het zo maar even zeggen — dat we misschien moeten ophouden met een overheidsbeleid te voeren om bedrijven naar ons toe te halen of hier te houden door eigenlijk de belastingconcurrentie met het buitenland aan te jagen met vrijstellingen, denk aan een dividendbelasting of anderszins? Moeten we niet eigenlijk met elkaar vaststellen: we komen in een nieuwe tijd; met dat oude project van Nederland als vestigingsland met zo min mogelijk belastingen ten koste van andere landen moeten we misschien een keer stoppen?

De heer Niek Jan van Kesteren (CDA):

Ik denk dat u daar gelijk in heeft. Ik heb mij jarenlang beijverd om het vestigingsklimaat in Nederland te versterken. Dat zal ik altijd blijven doen. Van de race om dat langs de fiscale route te doen, hebben wij geleerd dat ook daar grenzen liggen die je op een gegeven moment niet meer moet overschrijden. Dat is een les, die hebben we geleerd en ik denk dat dat ook door het kabinet, door deze staatssecretaris en ook zijn voorganger al in belangrijke mate is ingezet. Meneer Vendrik, ik denk dat we op een aantal punten voor nieuwe vragen komen te staan. We hebben dat eerder gememoreerd rond de schuldenproblematiek, rond hoe je moet omgaan met de onderlinge verhoudingen in Europa. Het klimaatvraagstuk stelt ons voor bijzondere vragen en ook het vestigingsklimaat zal daardoor worden beïnvloed. Dat kun je ook uitbreiden naar de discussie over de vraag welke rol Schiphol moet spelen in een vestigingsklimaat. Daar kunnen we ook een boom over opzetten, maar ik denk dat al die dingen opnieuw moeten worden doordacht omdat de omstandigheden dat afdwingen.

De voorzitter:

Dank u wel, dan stel ik voor gezien de tijd dat we naar de volgende spreker gaan. Dat is de heer Crone namens de fractie van de Partij van de Arbeid.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter, dank u wel. Ik maak eerst een persoonlijke opmerking. Het is voor mij een spannende dag, want mijn dochter is een week over tijd en de verloskundige is al gebeld. Dus ik hoop natuurlijk dat het voor de tweede termijn niet gebeurt.

Maar dat is ook wel waarom we hier staan, want we zitten in een maatschappij waarin we regeren voor de lange toekomst en niet voor de korte toekomst. Daarop wil ik het kabinet aanspreken, maar het spreekt me ook erg aan wat de heer Van Kesteren zei. We staan in de samenleving voor veel ongelijkheid, en veel van die ongelijkheid is de laatste jaren gegroeid door beleid. Die kunnen we dan ook weer terugdringen door het beleid beter te maken.

Het tweede, de lange termijn, is natuurlijk de groene economische groei tot stand brengen, de grote transitie. Ook daarvoor zijn er veel mogelijkheden. Het kabinet heeft qua economische groei een paar goede keuzes gemaakt in het coronabeleid. We hebben nu het hogere economische niveau bereikt — dat was vanmorgen het nieuws van het Centraal Bureau voor de Statistiek — dan vóór corona. Maar we dreigen nu weer een renteniersland te worden dat te weinig investeert, dat weer gaat bezuinigen. Laten we nu toch alsjeblieft in Nederland, maar ook in Europa, leidinggeven, samen met de nieuwe Duitse rood-groene coalitie — rood-groen-liberale coalitie, zo u wilt — en een eind maken aan onze positie tussen de vrekkige landen en zelfs als aanvoerder daarvan.

Voorzitter. Er is namelijk veel kapitaal, met name in Nederland, heel veel kapitaal. Een groot overschot op de lopende rekening. Dat betekent dat wij zonder meer een nationaal investeringstekort hebben. Dat is gewoon economie; ik kom daar straks op terug. Er is gewoon een investeringstekort. Maar het kabinet heeft mij gelukkig links ingehaald, want op 10 maart vorig jaar hadden wij een overleg met de minister, onder andere over pensioenen. Dat was op 10 maart en u weet wat er gebeurde op 11 maart. Ik zei toen: minister, moeten wij misschien niet 10 miljard uittrekken om de eerste klap van corona op te vangen? Ik dacht: moet ik nou roepen "10 miljard"? Dan krijg je weer te horen "PvdA potverteren, 10 miljard", maar ik dacht: het is maar 1% van het nationaal inkomen. De staatsschuld was in de buurt van de 50%. Toen kreeg ik een antwoord van de minister van Financiën. Hij zei: meneer Crone, we gaan nu niet radicaliseren. Ik vroeg het nog een keer, in tweede termijn. Toen zei hij: we gaan toch geen machogedrag doen? Ik heb het gisteravond even nagekeken, want ik vond het toch een leuke anekdote. Maar gelukkig heeft hij mij links ingehaald. 10 miljard? 90 miljard!

Overigens ben ik daar heel blij mee, want als we dat niet hadden gedaan — de staatsschuld ging toen al richting 60% — waren we ook nog onder de 60% gebleven en dus onder de EMU-norm. Het EMU-gemiddelde is inmiddels opgelopen naar 102%. Dus ik vraag aan de minister: goed gedaan, maar waarom die stress over de schuld?

De heer Otten (Fractie-Otten):

Ik kan me dit nog goed herinneren. Ik kan me ook herinneren dat we een commissievergadering hadden in de commissie voor Financiën met de minister, waarbij wij beiden zeiden: grijp meteen drastisch in en houd niet de hand op de knip. We hebben gezien dat dit dus ook werkt, want daardoor zijn we nu, in ieder geval voorlopig, weer terug op het niveau van voor de crisis. Dat had natuurlijk ook het kabinet-Rutte II daarvoor moeten doen, met de PvdA erin. Dan hadden we toen ook niet zo'n lange crisis gehad. Maar goed, dat is wijsheid achteraf. Ik ben het helemaal eens met de heer Crone dat dit indertijd een heel goede interventie was die het land veel goed gedaan heeft.

De heer Crone (PvdA):

Als de vraag is of wij het eens zijn, dan zijn wij het op dit punt eens. Gelukkig is er geleerd van de bankencrisis. Van die bankencrisis is geleerd dat je in een crisis juist niet met een bazooka aan bezuinigingen moet komen, maar met een gericht investeringsproject. Daarom heb ik daarnet ook in een interruptiedebat met de heer Van Ballekom gezegd: laten we dat alsjeblieft niet weer doen. Alom in Europa is de les geleerd dat je niet moet reageren met lastenverhogingen en bezuinigingen. Dat zou hebben geleid tot een lager groeipad, net als na de bankencrisis.

Daarom heb ik nu een vraag aan de minister van Financiën; misschien wil de heer Vijlbrief er ook iets over zeggen, want hij komt ook vaak in Europa. Nederland is nu al jarenlang kampioen overschot op de lopende rekening. Het is nu even teruggezakt naar 8%. Dat is nog steeds gigantisch hoog. Maar de MEV zegt al: we gaan weer naar een overschot op de lopende rekening van 10%. Daarmee zijn we samen met Duitsland kampioen overschot op de lopende rekening.

Ik heb dit gevraagd aan de Raad van State. Die zegt dan ook in zijn advies over de Miljoenennota: het overschot wordt geclassificeerd als macro-economische onevenwichtigheid. De Raad van State vermeldt dat het grote overschot van Nederland met name een teveel aan besparingen en een tekort aan investeringen betekent. Dat is gewoon economie, maar ik wil het hier graag toch nog eens zeggen. Ik gun deze minister namelijk graag dat hij op dit punt niet alleen de moderne economie volgt maar ook de keizerlijke rol pakt.

De keizerlijke rol. Ik heb namelijk een parabel. De keizer van Japan zag dat veel mensen oud werden — vergrijzing — en dat veel mensen gingen sparen voor hun oude dag. Dat is prima, houdt hij ze voor. "Goed dat u spaart voor de oude dag. Straks hebt u allemaal een zak gouden munten of een buitenlandse obligatie." Dat zei de keizer tegen zijn onderdanen. "Maar aan die zak munten heb je niks als je oud bent en als intussen de economie krimpt. De bakkers sluiten dan hun winkels, de zorgtehuizen krimpen en er is geen verpleegkundige aan je bed." De keizer zei dus wat hij ging doen. Hij zei: "Ik ga als overheid investeren in publieke voorzieningen, maar ook in private voorzieningen zoals bakkers. Het geld staat dan niet dood op een spaarrekening. Jullie krijgen van mij rente op de obligatie die je koopt."

Voorzitter. Dit is gewoon basiseconomie, maar het is toch een goed voorbeeld, omdat iedereen maar denkt dat de kas moet sluiten. Ja, de kas als land moet sluiten en mag geen overschot hebben. De kas van de overheid moet het tekort van het bedrijfsleven overnemen. Dat is heel belangrijk. De burgers in Japan applaudisseerden voor de keizer vanwege meer binnenlandse voorzieningen, brood op de plank en private en publieke investeringen.

Voorzitter. Ik geef graag de minister de rol van keizer, want het premierschap zit er niet meer in, heb ik gelezen. Dus neem die rol en wees dan die wijze keizer.

Laten we nu niet weer zodanig gaan bezuinigen dat het overschot op de lopende rekening in het buitenland wordt belegd en onze economie verder krimpt. Hier zit natuurlijk ook een belangrijke internationale kant aan. Daar is door anderen ook over gesproken. OESO, IMF en de Europese Unie zeggen dat ook allemaal tegen ons. Een overschot op de lopende rekening is een onevenwichtigheid ten opzichte van andere landen. Andere landen, vooral de zuidelijke lidstaten, hebben er nadeel van. Door onze onderbesteding kopen zij namelijk minder bij ons en hebben zij dus minder economische groei, minder banen en meer schulden. Wij hebben immers weer een vordering op hen.

Voorzitter. Ik wil graag de minister om een reactie hierop vragen. Is hier niet sprake van de arrogantie van de rijke rentenier die de ander verwijt niet genoeg te investeren en te weinig te sparen, terwijl we hem dat onmogelijk hebben gemaakt? Daar komen onze fiscale sluiproutes nog bovenop, waarover net een interessant debat werd gevoerd tussen de heer Van Kesteren en de heer Vendrik. Door die fiscale sluiproutes betalen bijvoorbeeld de multinationals Fiat en Gucci uit Italië belastingen niet, omdat geldstromen van hun hoofdkantoren via Nederland lopen. Het bizarre is dat het voor ons geen fiscaal voordeel oplevert en voor hen ook niet, alleen voor de multinationals. Wij krijgen dus geen belastingopbrengst, de Italianen niet, maar alleen de multinationals die minder betalen. Ik wilde graag een reactie daarop vragen. Ik hoorde de minister op de G20 in Italië, in Rome, zeggen dat hij een heel goede relatie met zijn Italiaanse collega's heeft. Heeft hij ook toegezegd om het spaaroverschot te verkleinen en de fiscale sluiproutes aan te pakken? Ik snap de diplomatieke vriendelijkheid, maar ik neem aan dat dit toch wel een thema is.

Voorzitter. Hier is dus een macro-economische noodzaak gegeven om een tekort te hebben op onze begroting. Velen, waaronder Teulings, aan wie ik overigens ook de parabel ontleende, en hoogleraren als Jacobs, De Kam en Bolhuis tonen aan dat we met een lage rentevoet en een lage economische groei een financieringstekort moeten hebben van 1,5% tot 1,8%. Het moet dus een tekort zijn, omdat anders de staatsschuld verder blijft dalen. In de MEV lees ik ook dat het Centraal Planbureau zegt dat de staatsschuld zelfs gaat dalen naar 27%. Hoezo 60%? Laat staan 100%, wat Europa heeft.

Dan zijn we dus niet meer die innovatieve, investerende samenleving, maar de renteniers die het geld in het buitenland beleggen. Dan doen we onszelf tekort. Alleen al om het financieringstekort terug te brengen tot 60% moeten we nu 40 miljard eenmalig investeren. Ik ben het dan ook eens met de heer Van Kesteren dat er nieuwe wegen nodig zijn om hiernaar te kijken in Europa en in Europees verband. Graag een reactie van de minister daarop.

Natuurlijk is er wel een grens aan het expansieve begrotingsbeleid. Je kunt 60% en 3% uit de tijd van de hoge rente niet meer onderbouwen, maar we moeten natuurlijk wel voorzichtig zijn als de rente omhoog zou gaan. Maar niemand verwacht dat, voorlopig zeker niet, want de wereld vergrijst alom en er wordt veel te veel gespaard. Bedrijven sparen zelfs zoveel dat ze hun aandeelhouders verwennen met inkoop van aandelen in plaats van investeringen.

De rentelasten zullen dus lang laag blijven. Herfinanciering van obligaties is ook geen enkel probleem, want pensioenfondsen en privaat kapitaal willen graag weer herfinancieren. Laten we dan ook zorgen dat ze het hier doen en niet naar het buitenland hoeven. Deelt de minister dit beeld over de rente, namelijk dat die nog geen probleem is, dat die ook geen andere uitgaven zal verdringen en dat die dus een instrument kan zijn om het investeringstekort in Nederland te vergroten? Overigens heeft ook DNB-president Knot in zijn Witteveenlezing gewezen op de noodzaak van een hoger niveau van collectieve uitgaven en aanpassing van de begrotingsregels.

Maar natuurlijk moet het geld wel goed besteed worden. Er moeten natuurlijk wel investeringsprogramma's zijn waar we wat aan hebben. Ik zei net al in een interruptie dat het kabinet geen visie heeft, maar potjes. Alles gaat in potjes. Ik telde het al op tot meer dan 60 miljard, buiten corona, nota bene. Voor onderwijs is er 8 miljard, voor het Wopke-Wiebes-fonds 20 miljard, voor het klimaat 7 miljard. En dan is er nog geld voor stikstof, natuur en woningbouw. Bij elkaar telt het op. Helaas gaat het soms ook om geld om de toeslagenaffaire te compenseren. We stellen veel geld beschikbaar, 60 miljard. Maar het wordt aan deskundigen overgelaten.

Ik krijg weleens telefoontjes uit het bedrijfsleven over ambtenaren die bellen en zeggen dat ze potjes hebben, maar niet weten hoe ze die moeten besteden. Die bedrijven zeggen: dan moeten wij projecten aandragen. Ik ben het dus erg eens met de heer Van Ballekom. Het beleid moet zijn: stel normen voor stikstof en voor klimaat. Zorg voor normen en regels. Zorg dat er fair prices zijn en dat de CO2-prijs verdisconteerd is in de marktprijs.

Dan kun je ondernemers uit het potje helpen. Maar als het ene niet gebeurt, wordt het sturen met losse handjes wat de minister doet. Juist de minister van Financiën moet er toch op toezien dat al die potjes ordentelijk worden besteed? Op het gebied van governance van de begrotingsregels ben ik het eens met de heer Van Ballekom. Maar ook inhoudelijk vraag ik me af of dit niet te veel met losse handjes sturen is. Want dan maken we er een potje van met het potjesbeleid.

Voorzitter. De tweedeling zien we natuurlijk heel erg terug in de samenleving. Dat is de ongelijkheid waar de heer Van Kesteren ook over sprak. De salarissen en arbeidsvoorwaarden in het onderwijs en in de zorg blijven maar achter. Als ze al verhoogd worden, komt dat onder zware druk, meestal van de oppositie. Dat is toch jammer, want de mensen verwachten dat er nu, zeker na 1,5 jaar corona, een visie is van het kabinet op het beleid op het gebied van zorg. Het onderwijs krijgt 8 miljard. De directeur van het CPB schreef: had dat niet structureel gemoeten? Het leidt nu tot een verdere tweedeling.

Voorzitter. Ik zou het liefst een deel van de overschotten inzetten om de belastingen te verlagen. Zeker, ik wil de belastingen verlagen, meneer Van Ballekom. Het gaat niet alleen om uitgaven, want de toeslagenaffaire en de marginale tarieven kunnen beter worden aangepakt met lastenverlichting, zodat politieagenten, boa's en mensen in zorg en onderwijs graag wat extra uren gaan werken en daarmee het arbeidsaanbod versterken in plaats van alleen maar te denken: ik hou toch niks over van een extra euro en door die toeslagenaffaire durf ik ook niks meer, want ik weet niet wat voor heffing ik er daarna over krijg.

Bij het klimaatbeleid zien we ook heel scherp die tweedeling. De bedrijven worden vaak geholpen, met emissierechten die ze gratis krijgen. Maar ze zouden natuurlijk veel scherper beleid moeten hebben, waarbij we achteraf zeggen: we steunen u met innovatie, met name de koplopers in de innovatie van het klimaatbeleid. Ook op dat punt zou ik willen vragen aan het kabinet: waarom geven we eerst het geld zonder voorwaarden? Bij KLM is hetzelfde gebeurd. Ik had ze nog niet eens in het miljardenpotje opgenomen. Kan de minister er commentaar op geven waarom er nog steeds grote tekorten zijn bij KLM, terwijl Lufthansa alles al heeft terugbetaald?

Voorzitter. De tweedeling is natuurlijk heel manifest in de woningmarkt. Ik wil daar graag op terugkomen, omdat we ook daar natuurlijk beleid hebben gehad — renteaftrek, jubelton, oprekken van leningen, aflossingsvrije leningen — waardoor mensen met rijkere ouders of een eerder huis in hun bezit wel aan de bak komen en mensen zonder niet.

De heer Backer (D66):

Ik zou de heer Crone een vraag willen stellen over de generieke steun en de specifieke steun. Ik hoor hem net zeggen — en ik ben het daar zeer mee eens — "je moet het bedrijfsleven reguleren en dat ook in het vooruitzicht stellen, zodat het een voorspelbaar patroon is". De heer Van Kesteren sprak daar ook over. Is dat niet moeilijk te rijmen met de gedachte dat je bij een crisis, een generieke crisis voor iedereen, die steun specifiek zou maken om beleid af te dwingen? Want dat treft dan bedrijven op een verschillend moment. Hoe kijkt u daarnaar?

De heer Crone (PvdA):

Nee, ik denk dat de PvdA terecht steun heeft gegeven aan de generieke steunmaatregelen van corona, die 90 miljard. Dat moet je niet met een schaartje gaan knippen en als je dat wel zou gaan doen, dan heb je uitvoeringsproblemen te over. We hebben wel gezegd: kijk nou bij het steunpakket voor KLM — dat heb ik hier een- en andermaal gevraagd aan de minister, in alle debatten — en reken nou eens uit wat de toekomst is voor zo'n bedrijf als je een fair price wilt hebben, dus geen btw-vrijstelling, een hogere CO2-prijs en noem maar op voor de luchtvaart.

Ik lees nu dat Lufthansa de vuilste vliegtuigen heeft verkocht aan KLM. Daar is dus kennelijk wel een combinatie geweest van én saneren, én staatssteun, én schoner beleid. Ik vraag nu ook aan de minister hoe het nu gaat met KLM, want we horen maar niks meer, en dan los je het ook niet op. Soms kan die combinatie werken, al is het maar om in een scenario te laten zien wat er gebeurd zou zijn als we de milieunormen hadden die D66 wil. Dan nog kun je tegen de trend in geld geven, bijvoorbeeld om werkgelegenheidsredenen. Maar nu doen we het een beetje met losse handen.

De heer Backer (D66):

Ik begrijp de gedachtegang. Aangezien een groot deel van de discussie over KLM-steun zich in vertrouwelijke besprekingen afspeelt, heb ik daar niet het zicht op dat u erop heeft. Maar op mijn eerste punt ben ik gerustgesteld, dank u.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, meneer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Voorzitter. Met name in de woningmarkt hebben we vorig jaar een zeer succesvolle impuls gehad van 450 miljoen om extra gemeenten te ondersteunen en daarmee ook ontwikkelaars en natuurlijk de burgers, zodat er versneld gebouwd kan worden. Ik zou dus net als Koerhuis zeggen: de bouw aanjagen. Maar waarom dan niet nu weer opnieuw 450 miljoen? Vorig jaar is dat potje enorm overtekend en inmiddels zitten we dus maar pleisters te plakken en schiet het niet op. De heer Vendrik heeft het al aangekondigd: ik heb een motie voorbereid om de minister te helpen dat er weer 450 miljoen komt voor opnieuw gemeente-ondersteuning. De projecten van bijvoorbeeld Utrecht en Den Haag zijn er vorig jaar uitgevallen. Die liggen nu weer klaar. Precies waar het nodig is, maar ook in de krimpgebieden is extra ruimte nodig. Ik zou met de heer Van der Linden ook zeggen: verleid de pensioenfondsen om ook in de Nederlandse woningbouw te investeren. Ik denk dat die ook blij zijn als ze — laat ik het maar zeggen, het is beeldspraak — van keizer Hoekstra de obligaties in Nederland beleggen en een procentje rente krijgen.

De heer Van Strien (PVV):

Ik vind het bewonderenswaardig dat de heer Crone de minister wil gaan ondersteunen in het versnellen van het woningbouwprogramma. Hij noemt ook de verhuurderheffing. In 2013 is volgens mij die verhuurderheffing in het leven geroepen door een kabinet waar de Partij van de Arbeid in zat. Dat is een van de grote oorzaken ervan dat het financieringsprogramma is gaan achterlopen. Ik verwijs ook maar gelijk naar GroenLinks, waarmee hij samen die motie wil gaan indienen. Hoe komt dat tekort? Er zijn vanaf 2010 120.000, 122.000 statushouders bij voorrang in sociale woningen geplaatst. Mijn vraag is of de heer Crone het niet heel hypocriet vindt om uitgerekend van zijn kant nu met de oplossing te komen voor het probleem dat hij zelf veroorzaakt heeft.

De voorzitter:

Meneer Crone, graag een bondig antwoord.

De heer Crone (PvdA):

Mijn bondige antwoord kan zijn: die verhuurderheffing is ingevoerd als crisismaatregel en de Partij van de Arbeid in de Tweede Kamer zegt al vijf jaar lang in tegenbegrotingen dat die moet worden afgeschaft. U mag ons dus alle fouten nadragen, van de grootste tot en met de kleinste. U mag zelf beoordelen wat fout is of niet, maar dit is al vijf jaar geen thema meer. Het is ook gedekt in de verkiezingsprogramma's om die heffing helemaal af te schaffen. Maar iedere stap die we kunnen zetten, met uw steun, juich ik toe. Dus ik hoop dat u het zo bedoelt dat u ons aan een meerderheid helpt als wij dat vinden en u vindt dat ook. Het is overigens een belangrijk punt, omdat wat ons betreft een begroting niet zo makkelijk door deze Kamer komt als we nu de bouwimpuls afbouwen. Vorig jaar was het 450 miljoen, eenmalig geld.

De heer Van Strien (PVV):

Dat was de helft van mijn vraag.

De heer Crone (PvdA):

Sorry, de andere helft van de vraag. Ja, ik heb hem nog. U kunt het mensen niet verwijten dat ze woningen wíllen bouwen, wat niet voldoende gedaan is. Dan kunt u ons niet verwijten dat het onze schuld is dat er nu een tekort aan woningen is. We hebben al die jaren gevraagd aan dit kabinet: bouwen, bouwen, bouwen. Laten we samen onze oplossing zoeken en nu met dat geld, de onrendabele top, de gemeenten helpen aan een nette inpassing van de infrastructuur, want dat versnelt de bouw. De plannen liggen klaar.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Van Strien.

De heer Van Strien (PVV):

Voorzitter. Het CBS voorspelt voor dit jaar een groei van de bevolking van meer dan 100.000, door de komst van wat wij "gelukzoekers" noemen. Daar is niet tegenop te bouwen. Als je dat probleem niet wilt tackelen, dan kunnen we daar nooit tegenop bouwen. Dat neemt niet weg dat die autochtone Nederlanders wel aan een huis geholpen moeten worden.

De voorzitter:

Dank u wel. Tot slot, meneer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Het woningtekort is nog veel groter dan u denkt, want er zijn ook heel veel arbeidsmigranten, die ook allemaal worden weggestopt op slechte woonplekken, waar u en ik niet zouden willen wonen. We moeten heel veel mensen aan een woning helpen. Daarom moeten we ook samen bouwen en zorgen voor goede voorzieningen. Ook in uw achterban zitten veel bedrijven die waarschijnlijk arbeidsmigranten wel in dienst nemen, maar niet aan een woning helpen.

De voorzitter:

Gaat u verder.

De heer Crone (PvdA):

Maar we zijn het eens over het probleem: er moeten meer woningen worden gebouwd.

Voorzitter. Over tweedeling gesproken sluit ik mij graag aan bij de vragen die zojuist zijn gesteld over de verdeling arbeid en kapitaalinkomen. De heer Van Apeldoorn stelde daar vragen over. Ook in dezen zei de heer Van Kesteren terecht — ja, ik kom uit een CDA-nest — dat ondernemers hun fair share moeten betalen. Mijn vraag in dit debat, ook aan de heer Vijlbrief, blijft de volgende. Die 15% uniforme Vpb vind ik prima, maar die gaat toch niet een nieuw impuls geven aan de race to the bottom? Hij heeft in de media vaak gezegd dat het niet zo is, maar hier is de werkelijkheid vaak harder dan het woord. Wij hebben de afgelopen jaren de Vpb inderdaad verlaagd. Daar kan best een schepje bovenop, omdat bedrijven natuurlijk weten dat ze al die voorzieningen anders laten betalen door de burgers en met name ook door het mkb. Ik kom daar natuurlijk bij het Belastdingplan op terug, maar ik hoor graag alvast zijn visie op dit punt. Ook op de toeslagen komen wij uitvoeriger terug in de volgende discussie over het Belastingplan.

Voorzitter. Ik ben heel benieuwd. Laat het kabinet — minister Hoekstra voorop, in welke rol dan ook — de les geleerd hebben uit de corona- en de bankencrisis dat we nu het overschot op de lopende rekening niet weer laten oplopen, maar zorgen voor investeringen in Nederland, al of niet met behulp van de pensioenfondsen.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Crone. Dan is het woord aan de heer Schalk voor een interruptie. Een kórte interruptie.

De heer Schalk (SGP):

Ik zou graag een vraag willen stellen aan de heer Crone. Die heeft te maken met het persoonlijke feit dat hij maakte en de politieke opmerking die daarop volgde. Het persoonlijke feit was natuurlijk dat zijn dochter een kindje verwacht. Nou, mijn dochter ietsje later, ergens in december, bij leven en welzijn.

De heer Crone (PvdA):

Tijdens het Belastingplan.

De heer Schalk (SGP):

Maar goed, even als opa's onder elkaar: ik heb een vraag …

De voorzitter:

Wat ís uw vraag?

De heer Schalk (SGP):

Het onderwerp dat ik daaraan wil koppelen is het woord "ongelijkheid" dat de heer Crone heeft genoemd. Jonge gezinnen — ik ben benieuwd wat de fractie van de Partij van de Arbeid daarvan vindt — hebben het vaak heel erg zwaar, juist op dit moment. Ze kunnen nauwelijks meer een huis kopen. We hebben vaker met elkaar van gedachten gewisseld over de eenverdienersgezinnen, waar moeder of vader besluit om voor het kind te gaan zorgen, zodat de ander alles bij elkaar moet verdienen en soms wel tot zeven keer zoveel belasting moet betalen. Is de fractie van de Partij van de Arbeid het inmiddels met mijn fractie eens dat we daar eigenlijk iets aan zouden moeten gaan doen?

De heer Crone (PvdA):

In het algemeen heb ik dat in het verleden in de Tweede Kamer zelf ook altijd omarmd. Gezinnen waarin armoede is, zijn vaak gezinnen met jonge kinderen, en je wilt kinderen niet in armoede laten opgroeien. Dat heeft overigens niks met mijn kleinkinderen te maken. Ik vond dat al veel langer. Ik heb gisteren de vraag ook gesteld aan Financiën, bij de briefing over het Belastingplan. Misschien kan ik nu een reactie krijgen van de staatssecretaris. De marginale tarieven zijn hoog voor alleenverdieners, zag ik gisteren weer. Dat komt niet zozeer door de belastingtarieven, maar door de combinatie met alle toeslagen. Dan kom je in een duikvlucht terecht. Maar het geldt ook voor de anderhalfverdieners, wat langzamerhand eigenlijk de norm is geworden in ons land. De anderhalfverdieners gaan ook niet zo makkelijk een paar uur extra werken. Ik had het ook in Leeuwarden met de politieagenten, de boa's en de mensen in de zorg. Ze zeiden: ik wil wel weer een nachtje werken, maar het levert me niet veel op. Dat zou het arbeidsaanbod wel helpen. Vaak zijn het de jonge gezinnen met kinderen, die we zo hard nodig hebben op de arbeidsmarkt.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Schalk.

De heer Schalk (SGP):

Dank dat de heer Crone de vraag meteen doorspeelt naar het kabinet. Daar komen we later op de dag dus nog op terug. We komen er onvermijdelijk ook nog op terug bij de behandeling van het Belastingplan. Dank voor dit antwoord.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Het viel mij op dat de heer Crone namens de Partij van de Arbeidfractie niet sprak over indexatie van pensioenen. Dat valt des te meer op, omdat er vorige week groot kabaal is gemaakt in de Tweede Kamer met de motie-Van Dijk, die het kabinet opriep om volgend jaar te indexeren, waarbij werd gedreigd de handtekening onder het pensioenakkoord weg te halen. Ik constateer dat de Partij van de Arbeid die handtekening handhaaft. Het kabinet heeft gezegd: als jullie nou die handtekening gewoon handhaven, dus ons niet gaan chanteren, dan krijgen jullie de indexatie wel cadeau. Maar die indexatie is in onze ogen een fopspeen, want maar 300.000 gepensioneerden krijgen die indexatie. De gepensioneerden bij de grote fondsen ABP, Zorg en Welzijn en Metaal en Techniek krijgen haar niet. Dus de politieagenten, de onderwijzers ...

De voorzitter:

Uw vraag?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Mag ik even ...

De voorzitter:

Graag. Even?

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Even toelichten wat de strekking van mijn vraag is? Die stel ik nu: erkent de heer Crone dat het politieke kabaal aan de overkant een dode mus gebaard heeft, omdat er volgend jaar voor bijna niemand geïndexeerd wordt, en is het niet veel juister om de handtekening onder het pensioenakkoord echt weg te nemen en te eisen dat voor iedereen volgend jaar geïndexeerd wordt of om bijvoorbeeld het SP-initiatief van 2% rekenrente te steunen? Is het niet juister om wat de Partij van de Arbeid naar buiten uitdroeg — er moet geïndexeerd worden! — wat ook de reden was dat zij destijds met de FNV het pensioenakkoord tekende, volledig in te vullen en geen verwachtingen bij veel mensen te wekken die alleen maar tot grote teleurstellingen leiden? Wat is uw antwoord?

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Crone, een bondig antwoord.

De heer Crone (PvdA):

Ik wil twee bondige antwoorden geven. Dit was precies het debat dat we met de minister van Financiën en de heer Koolmees op 10 maart vorig jaar ook voerden. Ik heb toevallig één keer eerder met u iets over de rekenrente gehoord. Ik heb toen ook gezegd: in het oude stelsel, waar we nu nog steeds in zitten, past niet dat je zomaar de rekenrente verhoogt, want je moet een nominale garantie geven. In de nieuwe wereld past het wel, want dan zeg je: u krijgt de indexatie eerder, maar als het tegenvalt, gaan we u ook eerder korten. Nu zitten we precies tussen de oude en de nieuwe wereld in. Ik vind het dus heel aanvaardbaar dat de PvdA-fractie heeft gevraagd: kunnen we volgend jaar al naar de nieuwe wereld gaan? Ik neem aan dat daar bij hoort dat de nominale garantie dan minder is. Het kabinet zegt dan: dan moeten we eerst het nieuwe stelsel hebben. Dat is geen chantage, dat is zoeken naar de middenweg. De wetten over het nieuwe stelsel moeten nog bij ons komen en ze moeten zelfs nog naar de Tweede Kamer. Dan kan het nieuwe pakket duidelijk maken dat het kan.

De voorzitter:

Dank u wel. De heer Van Rooijen tot slot.

De heer Van Rooijen (50PLUS):

Mijn punt is dat de inzet van de Partij van de Arbeid heel hoog was en dat het resultaat heel mager is. Dat moet de heer Crone toch teleurstellen. Je zegt met de FNV tegen het kabinet: er moet volgend jaar geïndexeerd worden. Als eindresultaat van dat politieke spelletje van over en weer elkaar een beetje chanteren — "als jullie niet indexeren, trekken wij de handtekening terug" — zegt het kabinet: als jullie die indexatie willen hebben, dan moeten jullie het pensioenakkoord blijven steunen. Bent u het met mij eens dat het niet fair is dat 300.000 gepensioneerden wel geïndexeerd worden, maar 2,7 miljoen gepensioneerden niet? Dat is toch niet wat de Partij van de Arbeid en de FNV voor ogen hadden bij dat grote kabaal vorige week?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Ik zei net al dat ik blij ben dat er een opening is, dat we het nieuwe stelsel naar voren halen en dat er dan eerder indexatie mogelijk is. Over de maatvoering en hoe dat precies gaat: we zullen zien wat ze in de Tweede Kamer beslissen. Maar er is een opening, die u ook zou kunnen omarmen.

De voorzitter:

Dank u wel. Dan is nu het woord aan de heer Backer namens de fractie van D66 voor zijn eerste termijn.

De heer Backer (D66):

Dank u wel, voorzitter. Vorig jaar sprak ik over de vierjaarlijkse aktes van een begrotingscyclus in een kabinetsperiode, maar daar is nu een vijfde aan toegevoegd: de Rijksbegroting 2022; waarschijnlijk de laatste van deze minister. Ik wil hem nog wel feliciteren met zijn huwelijk, want dat had ik nog niet kunnen doen; bij dezen. Het is gelukkig zonder veel commotie gegaan. Bij collega's van hem is dat weleens anders geweest.

Voorzitter. Hoeveel en hoe ingrijpend mag een demissionair kabinet uiteindelijk regeren en politieke keuzes maken? Dat is uiteindelijk een politieke interpretatie van een constitutionele kwestie, maar ik denk dat we het er wel over eens zijn dat naarmate een formatie langer duurt, er toch meer strategische besluiten moeten worden genomen, en dit is de langste formatie ooit. Dat lees je ook wel terug in de Miljoenennota onder de titel Veerkracht en verder bouwen. Voor de fractie van D66 staat vast dat een demissionair kabinet zich in deze rol primair moet richten op wat ik dan "geen spijt"-keuzes noem, no-regretkeuzes die strategisch eigenlijk in elk toekomstscenario verstandig zijn. Daar is politiek natuurlijk altijd verschil van mening over en soms zijn er ook inhaalkeuzes bij, zoals collega Vendrik dat noemde. Maar goed, het zijn keuzes waarvan ik denk dat we daar op de lange duur blij mee zullen zijn.

Zijn er bij een demissionair kabinet ook werken van verbeelding? Dat is uiteindelijk, demissionair of niet, waar de burger behoefte aan heeft. Zien wij als resultante van beleid of als voorgenomen beleid in deze rijksbegroting een aantal van die werken? Zeker wel. Er is op de departementen van Financiën en van Sociale Zaken in de afgelopen jaren, met alle kritiek die er kan zijn, ook een huzarenstukje geleverd om de coronacrisis te bestrijden. Ik sluit me aan bij de positieve woorden van de heer Van Kesteren op dat punt. De heer Crone en de heer Otten namen enige auteursrecht voor die ingreep. Het zij ze gegund. Door deze minister, zijn staatssecretarissen en minister Koolmees is er een vangnet geknoopt in de coronacrisis dat wij na de Tweede Wereldoorlog niet eerder hebben gekend, zelfs niet bij de financiële crisis in 2009. Er is maar liefst 71,7 miljard euro aan inkomens- en bedrijfsondersteuning verschaft en 50 miljard aan garanties. Dat zijn enorme bedragen. Mijn fractie wil markeren dat de bewindslieden, om het modern te zeggen, 24/7 in touw zijn geweest, niet alleen aan de volksgezondheidskant, maar ook aan de economische kant, om de gevolgen van de pandemie voor burgers en bedrijven te mitigeren. En toch is de staatsschuld niet onevenredig opgelopen. Dat is kennelijk geluk dat je afdwingt, want de lage rente heeft ons geholpen. De begroting heeft dus geen rafelranden, maar er zijn toch een paar dingen over te zeggen. Ik wou beginnen met het uitspreken van mijn waardering.

De andere kant van het verhaal is dat buiten het normale begrotingskader er een soort incidenteel "departement COVID-19", om het zo te noemen, is ontstaan. De lof over de interventie gaat wel gepaard met vragen. Er zijn ook voor 2022 uitgaven geraamd; het kwam eerder vandaag al ter sprake. Maar die uitgaven zullen helaas doorlopen, want de pandemie is niet verdwenen. We weten twee maanden na Prinsjesdag dat we ook volgend jaar, wie weet misschien ook rond deze tijd, met maatregelen zitten die ook economisch effect hebben. Zijn de uitgaven, zo is mijn vraag aan de minister van Financiën, niet te optimistisch geschat? Hoeveel van dit "COVID-19-departement" wordt uiteindelijk structureel? Over de bestaande structurele uitgaven staat er het nodige in de Miljoenennota; behartigenswaardige woorden, met name in de zorg. Je ziet in het staatje in figuur 2.3.2 dat er zich een significante groei ontwikkelt boven de bbp-groei. De zorg krijgt aandacht, zoals net in het debat naar voren kwam. Maar wat geen aandacht krijgt, is de achterblijvende structurele groei, bijvoorbeeld de departementale begroting van Onderwijs. Infrastructuur en Defensie werden wel genoemd, maar voor mij is de departementale begroting van Onderwijs belangrijker. Die begroting blijft structureel achter. Er is nu bij de corona-interventies extra geld voor onderwijs, maar dat is incidenteel geld. Iedereen die iets met onderwijs te maken heeft, weet dat je op scholen docenten geen vast contract kan bieden met incidentele financiering. Kortom, hier geldt toch nog steeds het oude adagium van mijn ex-collega Rinnooy Kan die placht te zeggen: wie onderwijs te duur vindt, weet niet wat domheid kost.

Voorzitter. Ik kom bij de ramingen van 1,3 miljard voor de coronacrisis. Ik heb daar net al even over gesproken. Mogelijk te laat. Bij de NOW gaat het toch nog om 3,4 miljard aan inkomsten en bij de Tozo om 1,1 miljard aan inkomsten. Hoe hard zijn die ramingen? Er is belastinguitstel gegeven tot eind oktober van het volgend jaar. Heel veel van die terugbetalingen zijn voor sommige ondernemers moeilijk en liggen ook heel gecompliceerd. Dus wat betekent dit uiteindelijk voor het saldo als blijkt dat daar veel meer van oninbaar is? Kan de minister die een tekort van 2,4% van het bbp schatte dat nu actualiseren? Zijn we er nog steeds zo van overtuigd dat dat ongeveer de prognose is? Het CPB raamde het houdbaarheidstekort op -1,5. Is de appreciatie van het kabinet dat dit nog steeds een correct getal is, met alle aannames, want het is een raming?

Voorzitter. De covidpandemie heeft sectoren met een kwetsbaar businessmodel zeer prominent in beeld gebracht. Daarvan is natuurlijk de cultuursector er een. De heer Vendrik noemde die ook. Het leed is daar nog lang niet voorbij. De fractie van D66 betreurt het dat voor sommigen het doek zelfs geheel gevallen is. Wij hopen dat daar in de nieuwe ronde maatregelen — en het ziet ernaar uit dat dat zo is — rekening mee gehouden wordt, want dat is — ik nam net het woord "verbeelding" in de mond — ook van belang voor de samenleving.

Voorzitter. Het gaat heel langzaam met het overgaan op de brede welvaart in het kader van de rijksbegroting, want daarin is de Miljoenennota nog heel dun. Kan de minister laten zien welke bouwstenen hij daarin achterlaat voor zijn opvolger om de noodzakelijke volgende stap te zetten? Het wordt steeds belangrijker voor het toetsingskader van het kabinet.

Voorzitter. Ik wil toekomen aan suggesties van de Raad van State voor een aantal verbeteringen van dat toetsingskader, maar ik zie de heer Vendrik dreigend bij de microfoon staan.

De voorzitter:

Wel vriendelijk.

De heer Vendrik (GroenLinks):

De heer Backer en ik delen de grote zorgen over de klap die corona heeft uitgedeeld aan de culturele en creatieve sector. Zouden we daar vandaag niet even werk van moeten maken? Dat daar meer moet gebeuren, hoor ik eigenlijk met enige verbeeldingskracht in de woorden van de heer Backer. Klopt dat?

De heer Backer (D66):

Ja, klopt.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Zullen we daar samen even een plan voor maken vandaag met een duidelijke opdracht aan het kabinet?

De heer Backer (D66):

Ik denk zeker mee met de heer Vendrik. We moeten altijd even kijken of we op hetzelfde uitkomen natuurlijk, maar ik denk daar graag over mee, in de mate dat deze Kamer beleid stuurt. Ik ben zeker bereid om mee te denken, want het is natuurlijk evident geweest bij de steunmaatregelen dat er sectoren zijn die vooraan op de radar van het kabinet staan. Natuurlijk, fabrieken met productielijnen, gewassen; allerlei sectoren, maar niet de cultuur. De cultuur heeft een buitengewoon kwetsbaar businessmodel, voor zover je dat een businessmodel kunt noemen, maar in elk geval een verdienmodel en deze sector is van zeer groot belang voor de samenleving. Het is uiteindelijk best wel op gang gekomen, maar traag. Dus het zou beter kunnen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Backer (D66):

Ik hoop dat ik u de hoop of de verbeelding heb kunnen geven dat we daar iets aan kunnen doen. Wij spreken elkaar nog denk ik.

Voorzitter. De Raad van State had een uitvoerige passage gewijd aan het budgetrecht van de Kamer. Ik heb dat vanochtend nog niet gehoord. De raad zegt eigenlijk drie dingen: onderzoek hoe het parlement meer grip kan krijgen op de door premies gefinancierde sociale zekerheid en zorg, moderniseer het begrotingswetgevingsstelsel door de niet-financiële ESG en brede welvaart te incorporeren en — daar hebben we het net wel over gehad — verplaats de Miljoenennota naar het voorjaar.

Het eerste advies laat ik even rusten, maar de andere twee hebben met elkaar te maken. Al in 2013 heeft de Raad van State op verzoek van deze Kamer voorlichting gegeven over de kwestie van democratische legitimatie van Europese besluitvorming. Ook toen al overwoog de raad of het niet verstandig was om bij het Europese semester aan te sluiten in de begrotingscyclus. Ik verwijs naar de Kamerstukken van 2012. De klacht van de Rekenkamer is dat in het voorjaar eigenlijk te weinig gedaan wordt — ik denk dat de heer Vendrik dat wel herkent — met de evaluatie van de lopende rekening. Beleid maken is natuurlijk altijd veel aantrekkelijker dan terugkijken naar gevoerd beleid. Maar wat de Raad van State hier bepleit, is om in het voorjaar de samenhang tussen de uitgavenontwikkeling in het verleden en de toekomstplannen, gecombineerd met andere informatie van bijvoorbeeld het CPB en het Planbureau voor de Leefomgeving gezamenlijk in een besluitmoment te doen. En dan dient daarna het kabinet het stabiliteits- en hervormingsprogramma in bij de Europese Commissie. Ik citeer de Raad van State: "Daarmee loopt dit proces in de pas van het Europese begrotingssemester." Zo komen de Kamers tijdiger aan de bal. Het biedt ook een kans om de brede welvaart beter te gaan beoordelen. Dan kunnen we in het najaar, zoals we dat nu ook doen, de formele toetsing doen van het pakket van uitgaven.

Voorzitter, dan kan Prinsjesdag ook gewoon in stand blijven, want ik zie u over mijn linkerschouder al fronsen. Het gaat gewoon om een cyclus waarin de discussie in het voorjaar plaatsvindt, ook de Algemene Politieke Beschouwingen en de Algemene Financiële Beschouwingen. Daarna volgt de ouderwetse cyclus. Dat is toekomstmuziek, maar ik ben wel heel benieuwd wat de minister van deze gedachte vindt.

Dan kom ik bij het Europees Herstelfonds. Er ligt 5,96 miljard op de plank uit het Europees Herstelfonds. In zijn brief van 1 november aan de Kamer merkt de minister op dat er geen directe noodzaak is voor meer investeringen. De Nederlandse economie herstelt zich onverwachts snel.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik begreep uit het debat in de Tweede Kamer dat de minister van Financiën nog met een uitgebreide reflectie komt op die aanbeveling om de Miljoenennota naar het voorjaar te halen. Ik zie daar persoonlijk ook veel voordelen in. Mijn vraag gaat over brede welvaart. Ik zei niet voor niks dat in het rapport van de studiegroep staat: je moet het eigenlijk regelen in de formatie. Mijn vraag aan de heer Backer is: gaat dat gebeuren?

De heer Backer (D66):

Een belangrijke steunpilaar die had kunnen zorgen voor een stevige verankering van het regeerakkoord, de fractie van GroenLinks, is ons ontvallen in die besprekingen, helaas. Wij zullen dat alleen moeten doen. Ik heb er alle vertrouwen in dat dat gaat lukken.

De voorzitter:

Is dat een antwoord op uw vraag? Goed zo.

De heer Backer (D66):

Voorzitter. Ik ben bij het Europees Herstelfonds. De minister zegt: maar het gaat heel goed; de economie herstelt zich. Dan is het natuurlijk de vraag hoe prudent dat is. Als je kijkt naar de onzekere ontwikkelingen in de wereldmarkt, de inflatie, de krapte op de arbeidsmarkt, de energieprijzen, de bitcoin-bubbel en de negatieve effecten van brexit, dan is er maar een ding zeker, namelijk dat het hoogst onzeker is, behalve voor de heer Van der Linden, want die weet dat de rente hoog blijft, maar dat is zijn interpretatie. Pardon, ik hoor de heer Van der Linden zeggen dat de inflatie hoog is en niet de rente. Ja, hij weet meer dan ik, maar ik denk dat over de hele linie gezegd kan worden dat het onzeker is. Dan zou ik zeggen: laat de invulling van het Herstelfonds op de formatietafel zo snel mogelijk concretiseren en zorg dat er plannen zijn waarmee het kabinet spijkers met koppen kan slaan. De heer Vendrik noemde het tamelijk bijzonder dat het er nog niet is. Nou, ik vind het uitzonderlijk dat wij als Nederland als allerlaatste geen plan hebben ingediend. Dat is nou echt geen spijt of no-regret. Het Herstelfonds heeft een geschiedenis. Ik weet het. De minister van Financiën en de minister-president, met collega Van Ballekom op de achterbank, hebben altijd enigszins terughoudend gereageerd op dit hele fonds en het als een soort koekoeksei gezien in de Europese ontwikkelingen. Maar het fonds is er. Maak er gebruik van. Ik zou zeggen: kijk vooruit. Ik heb er wel een vraag bij, want uit de stukken begrijp ik dat er niet een begintermijn is maar wel een eindtermijn. De investeringen moeten wel voor 2026 zijn gedaan. Wat betekent dat? Kan de minister ons voorlichten over de betekenis van die termijn?

Voorzitter. Er is nog wat gedoe geweest over een brief van de minister over eisen van Brussel, maar ik denk dat dat echt jammer is. We moeten niet de kwesties van hervormingen bij Brussel leggen; wij moeten onze eigen besluiten daarover nemen.

Voorzitter. Er zijn nog een aantal extra investeringen nodig en wij weten allemaal waarin: in de besluiten na Glasgow, in de aantrekkelijkheid om docent te worden, in de personeelstekorten, in de woningbouw en — het is al genoemd — in de stikstofkwestie. Hier heeft het kabinet onvoldoende doorgepakt, om de terminologie van deze minister nou eens te gebruiken, en schiet de Miljoenennota op een aantal keuzes tekort. Maar goed, wij hebben hoop dat dat in een nieuw regeerakkoord en bij een missionair kabinet zo spoedig mogelijk kan worden aangepast.

Gelukkig is er geld gereserveerd. Budgettair is er voorzien in een oplossing van de toeslagenaffaire. Ik zie de staatssecretaris hier aanwezig en ik vraag haar of we uitkomen met dat wat volgens haar beste inschatting nodig is.

Voorzitter. Ik zag dat er in de begroting een verhoging is van de uitgaven voor de sociale advocatuur, maar ik maak mij wel zorgen over de jaren erna, want ze dalen weer. Als we het over toeslagen hebben, er is ook een samenhang tussen deze twee kwesties: bezuiniging op de sociale advocatuur en de gevolgen van toeslagen.

Ik zou nog een laatste vraag willen stellen aan de staatssecretaris die ook verantwoordelijk is voor de douane en opheldering willen over de vragen die de Europese Rekenkamer heeft gesteld over de invordering en de korting die ons land krijgt als collectioneur van de gelden onder de regels van het MFK. Wat speelt hier? Zou zij dat kunnen uitleggen?

Voorzitter. Ten slotte kijkt de fractie van D66 uiteraard uit naar de antwoorden van de bewindslieden.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik heb met veel plezier naar uw bijdrage geluisterd, als altijd. U maakte in het begin een punt, en kwam daar net nog even op terug, over meer investeren in het onderwijs. Dat hoort natuurlijk ook helemaal bij uw partij. U noemde ook al het bedrag van 8 miljard incidenteel — dat is niet niks — wat wordt geïnvesteerd in het onderwijs. Maar het gaat u kennelijk vooral om een structurele investering. Waar moet ik dan aan denken? "Investeren in onderwijs" klinkt heel mooi, maar het gaat natuurlijk uiteindelijk om waar dan in het onderwijs. Is dat het primair onderwijs, het secundair onderwijs, het hoger onderwijs? Waar gaan de gedachten van uw partij heel concreet naar uit?

De heer Backer (D66):

Ik waardeer de vragen en ook de complimenten, maar ik vind het niet helemaal op mijn weg liggen om nu voor het departement van Onderwijs te gaan identificeren waar het naartoe moet. Ik ben zelf betrokken bij het voortgezet onderwijs, dus de neiging zou zijn om het daarnaartoe te sturen, maar dat is niet mijn gedachte. Ik denk dat over de hele linie een paar discussies nooit worden opgelost. Elk onderzoek toont bijvoorbeeld aan dat de salarisontwikkeling in het onderwijs, zowel p.o. als vo — vooral daar — cruciaal is voor verbetering, en ook voor het bestrijden van kansenachterstanden in het primair en voortgezet onderwijs, achterstanden die slechts met heel veel moeite en met extra maatregelen kunnen worden ingelopen. Daar kunnen die 8 miljard incidenteel wel wát voor doen, maar uiteindelijk zal de salarisontwikkeling ongelofelijk belangrijk blijken te zijn voor een herstel van onze onderwijskwaliteit en het inlopen van achterstanden. Ik denk dat dat een belangrijk deel zal gaan uitmaken van de inhaalinvesteringen.

De heer Ester (ChristenUnie):

Er is in de afgelopen tijd heel veel geïnvesteerd in de salarissen in het onderwijs. Laten we dat vooral niet vergeten. Maar ik was eigenlijk benieuwd of u ook ideeën had over het inhoudelijke verhaal. Waarin moet nou inhoudelijk worden geïnvesteerd? Als we zomaar zeggen dat er meer geld naar het onderwijs moet, dan kunnen u en ik nog wel tien onderwerpen noemen, maar het gaat natuurlijk om gerichte investeringen. Dat is een beetje een boodschap geweest van het hele debat, als ik het reconstrueer, tot nu toe. Kunt u daar toch nog een of twee zinnen extra aan wijden?

De voorzitter:

Tot slot, meneer Backer.

De heer Backer (D66):

Nu maakt collega Ester het een beetje eenvoudig door te zeggen dat ik alleen voor meer geld pleit. Dat is niet zo. En het gaat ook niet alleen om meer geld, maar het omgekeerde is wel waar. Er is structurele achterstand in de financiering van ons onderwijs. Kijk naar het staatje waar ik naar verwees. Dan zie je dat alleen de zorg en sociale zaken groeien. Dat is de boodschap die ik wil brengen. Die structureel achterblijvende investeringen moet je gaan omkeren. Nu vraagt u mij: in welke sectoren moet dat? Moet dat in het mbo? Moet het in kennisontwikkeling? Ik vind het niet aan mij om dat hier te gaan detailleren. Er liggen aan de overkant bij mijn collega's gedetailleerde plannen. Die worden ook in de kabinetsformatie ingebracht. Er liggen zeer gedetailleerde berekeningen daarover, ook in het verkiezingsprogramma van D66.

De voorzitter:

Dank u wel.

De heer Backer (D66):

Maar ik vind het eerlijk gezegd niet mijn taak vandaag, ondanks dat ik de vraag waardeer en begrijp waarom die wordt gesteld, om dat hier te gaan detailleren. Dat zou ik ook niet goed genoeg kunnen.

De voorzitter:

Meneer Ester, tot slot.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik snap dat heel goed. Maar ik stel voor dat we het hier even bij laten.

De voorzitter:

Dank meneer Ester. Uiteraard sprak u namens de ChristenUnie. Dank u wel, meneer Backer. Dan is nu het woord aan de heer Van Strien, die zal spreken namens de fractie van de PVV.

De heer Van Strien (PVV):

Dank u wel, voorzitter. Ik dank ook de minister, de staatssecretarissen en hun ambtenaren voor het beantwoorden van de schriftelijke vragen in de voorbereiding.

Voorzitter. 48 jaar geleden — ik studeerde toen natuurkunde — deed ik een mondeling tentamen vastestoffysica. Een van de eerste vragen was wat de energie was van een vrij elektron in een halfgeleider. Mijn antwoord zat er een factor tien naast en ik kon gelijk inpakken. Bij een fout van die ordegrootte moest je eerst nog maar eens een maandje gaan studeren. Ik was onthutst omdat ik binnen slechts enkele minuten buiten stond, en het was bovendien de eerste keer dat ik voor een tentamen was gezakt.

Het is met mijn natuurkundestudie nog goed gekomen. De hoogleraar had gewoon gelijk. Het is altijd goed om de grootte-orde van een probleem te kunnen schatten.

Aan dit voorval moest ik herhaaldelijk denken bij het bestuderen van de Miljoenennota 2022. Dit demissionaire kabinet, evenals de voorgaande kabinetten-Rutte, weet bij voortduring de ordegrootte van vrijwel alle grote problemen en dus ook van de oplossingen niet te taxeren.

Laten we beginnen met de woningnood, al jarenlang aan de orde maar nu echt actueel. De PVV roept in dit huis al jaren om een oplossing. Er zijn minimaal 330.000 woningen tekort volgens de Staat van de Woningmarkt van 2020 en dat zou in 2021 gedaald zijn. Nou, vertel dat maar aan een jong Nederlands gezin dat woonruimte zoekt. Een feit is dat die daling geheel binnen de niet vermelde onzekerheidsmarge ligt. Het kabinet trekt nu 100 miljoen per jaar uit om de woningbouw te bevorderen. Een belangrijk deel van het woningtekort is echter regelgeving. Mijn fractie vraagt zich af — en dit is een vraag aan de minister — hoe 100 miljoen van de overheid in geld, 1% van het tekort aan woningen, ingezet gaat worden tegen regelgeving van dezelfde overheid.

Kijken we vervolgens naar de verhuurderheffing van 1,7 miljard, geld dat anders gebruikt zou kunnen worden om nieuwe woningen te bouwen, dan zien we dat daarop nu weliswaar een deel wordt teruggegeven, maar het grootste deel van het probleem dat de verhuurderheffing is, blijft bestaan.

Voorzitter, ik corrigeer hier ook nog eventjes wat ik straks zei in een interruptie op de heer Crone. Er zijn niet 122.000 statushouders gevestigd in de betreffende periode, maar 208.000 statushouders in 122.000 woningen.

Voorzitter. Als je hiernaar kijkt, dan weet je dat dit demissionaire kabinet ieder gevoel voor de ordegrootte van het probleem mist. Dat De Nederlandsche Bank en het IMF bezet worden door linkse carrièremakers wordt maar weer eens bewezen door hún oplossing: de huizen in box 3. Alsof belastingverhoging ook maar één extra huis oplevert. Gepensioneerden zullen dit overigens helemaal met verbijstering aanhoren. Eerst worden ze dertien jaar niet geïndexeerd en gaan ze de facto zo'n 20% tot 30% achteruit in besteedbaar inkomen. Vervolgens dreigt hun na jaren zwoegen afgeloste huis nog eens extra belast te worden. Het probleem wordt verergerd als je naar de migratiecrisis kijkt. De autochtone bevolking van Nederland krimpt al jaren met een paar duizend mensen per jaar, maar door de voortdurende toestroom van gelukzoekers groeien we al jaren netto met zo'n 100.000 mensen per jaar. Dat is ieder jaar een stad als Delft of een stad als Venlo, de tweede grootste stad van Limburg, erbij in dit land. Je moet echt wel ziende blind zijn als je denkt dat we dit nog lang kunnen volhouden. Maar geen woord van een oplossing hiervoor in de Miljoenennota. Ondertussen blokkeren statushouders iedere toegang voor autochtone Nederlanders tot de sociale huurmarkt.

Voorzitter. Ik kom bij het klimaat. Hoe langer we wachten, hoe duurder de oplossingen worden, staat er in de beleidsmaatregelen. Volslagen onzin, natuurlijk. Kan de minister aangeven waar dit op gebaseerd is? In ieder geval gaat daar, hup, weer 6,8 miljard — tussen haakjes: dat is bijna de prijs van een kerncentrale — letterlijk en figuurlijk de plomp in. Ik ga even terug naar 2013. In een debat in juni van dat jaar zei toenmalig minister van Economische Zaken Kamp dat in 2020 16% van het totale energieverbruik hernieuwbare energie moest zijn. Ik heb toen geïnterrumpeerd en gezegd dat dit volslagen onhaalbaar was en dus onzin was. Ik heb toen uit mijn hoofd voorgerekend dat redelijkerwijs de komende tien jaar alleen elektriciteit hernieuwbaar is op te wekken en dat je dan maximaal op 10% à 11% zou komen, namelijk het totale aandeel van elektriciteit in het energiegebruik. Het aandeel is inmiddels overigens iets hoger. Daar zouden we dan op gekomen zijn als we toen besloten hadden om twee kerncentrales te bouwen. Maar je mocht het woord "kerncentrale" niet eens uitspreken. Ik ging daarbij uit van wind- en zonne-energie. Die twee vormen thans, terwijl geheel Nederland en de Noordzee al vol staan met windmolens en overal vruchtbare landbouwgrond is opgeofferd aan zonneweides, zegge en schrijve 4% van de totale energieproductie.

Voorzitter. Ik kon toen niet weten dat we op grote schaal bedonderd zouden worden door de truc om het grootschalig kappen van bossen in Noord-Amerika en de Baltische staten per definitie ook maar tot hernieuwbare energie te rekenen. Met dit bedrog erbij komt men namelijk op een productie van 10% hernieuwbare energie. Het is maar al te duidelijk dat dit demissionaire kabinet en de voorgaande kabinetten-Rutte niet de orde van grootte weten waar ze mee bezig zijn. Ondertussen vliegen de energieprijzen uit de bocht. Er is toch meer energie nodig dan men dacht. Maar laten we de ongekende belastingen op gas en elektriciteit die nodig zijn om onrendabele windmolentjes en biomassa te subsidiëren ook niet vergeten, die nu dan tijdelijk een beetje verminderd zijn. Dat alles heeft energiearmoede voor 550.000 gezinnen tot gevolg.

Voorzitter. In dit kader wil ik nog wat zeggen over het klimaatvonnis tegen Shell. Het is op de eerste plaats een onbegrijpelijk dom vonnis als je zegt je zorgen te maken over CO2. Het zorgt er namelijk voor dat westerse maatschappijen hun productie moeten inperken. Je ziet aan de gasprijzen waar dat toe leidt. Dat gebeurt dus ook met olie. Dat gaat ten gunste van de producerende landen die met heel wat minder scrupules en zeer veel meer verontreiniging — denk aan vrijkomend methaan — hun productie, omzetting en distributie zullen vermeerderen. Het is voorts onbegrijpelijk — ik denk daarbij ook aan het Urgendavonnis — dat deze en vorige regeringen zich bij hun taak om het land te besturen willoos het heft uit handen laten nemen door een stel activistisch-linkse rechters. Dat Shell zijn hoofdkantoor verplaatst naar Londen — let wel, buiten de EU — is dan ook schrijnend, maar niet zo verwonderlijk.

De heer Backer (D66):

Ik maak er bezwaar tegen dat de collega van de PVV deze woorden gebruikt over de Nederlandse rechterlijke macht. Hij mag van alles vinden. Hij mag het oneens zijn met uitspraken en dergelijke, maar het is ongepast om je in dit huis, als lid van de wetgevende vergadering een oordeel aan te matigen over rechters, en deze dan ook nog te kwalificeren alsof ze van een partij zijn, of links of rechts. Dat doet er niet toe. Er is een uitspraak. Daar hebben wij als wetgevende vergadering mee te dealen en daar heeft de regering mee te dealen. Het is zo. Ik zou het zeer betreuren als onze collega op dit pad voort zou gaan.

De voorzitter:

Misschien kunt u dit verder achterwege laten, meneer Van Strien, in het vervolg van uw betoog. Gaat uw gang.

De heer Van Strien (PVV):

Mijn probleem is dat rechters op de stoel van de regering zijn gaan zitten. Rechters zijn begonnen met de scheiding tussen de machten te overschrijden. Het lijkt me volkomen terecht om daar vanuit de uitvoerende macht of de wetgevende macht een opmerking over te maken als de anderen als eerste de grens overschrijden.

De heer Backer (D66):

We hebben jaarlijks een rechtsstaatdebat, waarin dit onderwerp aan de orde komt. Die discussie wordt ook gevoerd. Het gaat er mij nu even om dat het mij onverstandig lijkt om bij de rijksbegroting rechters te diskwalificeren. Dat is ongepast en in niemands belang. Daar spreek ik de heer Van Strien op aan. Ik hoop dat hij daar verder van afziet.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog.

De heer Van Strien (PVV):

Ik hoor daar geen vraag in, dus ik ga verder. Een laatste puntje betreft ons elektriciteitsnet. Dat was altijd een perfect net, geschikt voor de wijze waarop wij elektriciteit produceerden en gebruikten. Met alle decentrale opwekking van elektriciteit door windmolens en de voortgaande elektrificering van de maatschappij door de klimaatgekte worden we geplaatst voor miljardeninvesteringen in het net. Daar heeft niemand het over, maar de toch al tot wanhoop gedreven Henk en Ingrid worden zo de komende jaren nog meer op kosten gejaagd. Graag hoor ik van de minister wie dat gaat betalen.

Voorzitter. Deze zomer was ik op kampeervakantie in Frankrijk en maakte ik op drie campings mee dat zo rond acht uur 's avonds de stroom uitviel. Dan besloten namelijk al die andere kampeerders om na het eten tegelijkertijd koffie te gaan zetten. Zo'n koffiezetapparaat is ongeveer 800 tot 1.000 watt en trekt dus ongeveer 4 ampère. En dat trok het lokale net niet. U kunt zich voorstellen wat er gebeurt als na 2030 alle Nederlanders hun elektrische auto aan het infuus leggen. Die trekt bij het laden zo'n 50 tot 150 ampère. Ieder weldenkend mens snapt dat je daar in Frankrijk in 2030 echt niet met z'n allen je auto kunt opladen. Kijk anders naar de spaghetti aan elektriciteitsdraden in die steden. Dan zijn de facto de grenzen gesloten, niet voor gelukzoekers die Nederland in willen, maar voor Nederlanders die op vakantie naar het buitenland willen. Ze komen simpelweg niet verder dan een paar honderd kilometer over de grens.

Voorzitter. We gaan door naar de volgende crisis, de toeslagenaffaire. Iedereen heeft een poosje ach en wee geroepen en het hele kabinet is ervoor afgetreden, maar de affaire loopt inmiddels vanaf 2017 en de overgrote meerderheid van de gedupeerden heeft nog steeds geen enkel zicht op een oplossing. Nu blijkt zelfs dat ruim 1.100 kinderen van gedupeerden door de kinderopvangtoeslagaffaire uit huis geplaatst zijn. En nog steeds moeten mensen procederen om te voorkomen dat ze vanwege de door de Belastingdienst veroorzaakte schulden uit hun huis gezet worden. Werkelijk alles verzandt in bureaucratie.

Hetzelfde gebeurt met de aardbevingsschade in Groningen. Als daar nou eens een royale compensatieregeling zou worden opgezet, dan is dat nog niets, helemaal niets, in vergelijking met de hoeveelheid geld die Nederland daar uit de grond heeft gehaald. Maar ook hier weer geldt in beide situaties dat de kabinetten-Rutte kennelijk niet in staat zijn om de ordegrootte van het probleem in te zien. Het doet het ergste vrezen voor de te veel uitgekeerde coronasteun, want ook daar zou zomaar een tweede toeslagenaffaire kunnen ontstaan.

Een volgende punt uit de beleidsmaatregelen betreft de investering in veiligheid. Het is eigenlijk betrekkelijk nieuw dat een kabinet zegt daar echt wat aan te gaan doen. Of het daadwerkelijk gaat gebeuren, moeten we nog zien. Al jaren wordt de toename van de criminaliteit veronachtzaamd of gebagatelliseerd en wordt er bezuinigd op de defensie. Ook nu weer slaat het kabinet zich op de borst door in de Miljoenennota op te merken dat we internationaal gezien een goed werkende rechtsstaat zouden hebben. Inmiddels zijn echter een advocaat en een journalist vermoord en staat Frau Antje met een joint in haar mond, een kalasjnikov in haar handen en een kaas waaruit de cocaïne druipt op de voorpagina van Der Spiegel. Nu staat er dan 400 miljoen op de begroting voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. Ik heb altijd gedacht dat alle criminaliteit ondermijnend was. Mijn vraag is of dit kabinet zélf denkt dat dit voldoende is. Volgens de Nederlandse Politiebond in ieder geval niet, en de vakorganisaties van Defensie signaleren niets meer of minder dan dat de krijgsmacht in een crisis verkeert. Daar gaat een diversiteitscursus niet bij helpen.

Voorzitter. Hoe staan onze huishoudens ervoor? De verwachte bbp-groei is 3,9% in 2021 en 3,5% in 2022. Maar wat merken Henk en Ingrid daarvan? In de afgelopen tien jaar, waarin de economie ook fors groeide, bleef het gemiddelde gezinsinkomen in tegenstelling tot de ons omringende Europese landen gewoon op nul staan. En het wordt steeds ernstiger. De stijging van de energieprijzen, voor een belangrijk deel door knevelende belastingen, hebben we al genoemd. Daar komt nu bij dat de inflatie niet gecompenseerd gaat worden, om de eenvoudige reden dat de CBS-cijfers op geen enkele wijze de werkelijke inflatie weergeven. De gigantische stijging van de huizenprijzen zorgt ervoor dat wonen, als je dat al lukt, een steeds groter deel van het gezinsinkomen vergt, zonder dat de huizenprijzen in de inflatie zijn verwerkt. Ook de huurprijzen zijn in de afgelopen 30 jaar 1,8 keer sneller omhooggegaan dan de inflatie.

Nog erger gesteld is het met de gepensioneerden. Hun pensioenen worden al dertien jaar niet geïndexeerd. Dat komt doordat de rente inmiddels in diezelfde periode gedaald is naar 0% en deze regering om onbegrijpelijke redenen star aan die rente blijft vasthouden, terwijl het rendement van de pensioenfondsen gemiddeld op 7% blijft staan, wat overeenkomt met een verdubbelingstijd van het pensioenvermogen van tien jaar. Het geld bij de pensioenfondsen, het geld van de gepensioneerden klotst dus inmiddels tegen de plinten, maar de gepensioneerden worden uitgeknepen. De vraag is waarom de pensioenen niet geïndexeerd worden, terwijl indexatie de groei van de pensioenfondsen absoluut niet zou remmen. Heeft dat te maken met het drama van de euro, zo vraag ik de minister. Met de pot met goud voor Zuid-Europa, waar de schulden al jaren ver boven de Brusselse norm van 60% liggen en waar de gezinnen rijker zijn dan in Nederland, voor wie wij uiteindelijk de rekening gaan betalen? Of weet ook hier het demissionaire kabinet de ordegrootte van de door de euro voor ons land veroorzaakte grote problemen en dus ook van de oplossingen niet te taxeren?

Voorzitter, ik rond af. Het moet en het kan anders. Als het aan de PVV ligt, stoppen we de miljardenverspilling aan immigratie, klimaathysterie, ontwikkelingshulp en Europa. Dan gaan we ons geld besteden aan ons land. Dan zorgen we ervoor dat er voldoende huizen zijn voor onze jeugd en dat er voldoende geld is voor de gezondheidszorg, dat de pensioenen weer geïndexeerd worden en het gezinsinkomen weer meegroeit met de economie.

Dank u wel.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Strien. Dan is nu het woord aan de heer Ester namens de fractie van de ChristenUnie.

De heer Ester (ChristenUnie):

Voorzitter. Nadenkend over de financiële staat van ons land, schoot mij spontaan de titel te binnen van het prachtboek Overvloed en onbehagen, over Nederland in de Gouden Eeuw, van de Britse historicus Simon Schama. Dit schetst het beeld van een land waar het economisch goed gaat maar dat ook de nodige maatschappelijke onrust kent. De Macro Economische Verkenning toont dat Nederland veerkrachtig uit de coronacrisis is gekomen. De klap was groot, maar het herstel is navenant. De staatsschuld stabiliseert en blijft onder het Europese plafond van 60% bbp ondanks forse steun aan bedrijven van om en nabij de 80 miljard. Het begrotingstekort van -2,3% blijft eveneens onder de Europese norm. De werkloosheid is beperkt gebleven en komt uit op — uit mijn hoofd — 3,5% voor volgend jaar. Het aantal faillissementen is boven verwachting laag. Dramatische bezuinigingen zijn achterwege gebleven en ons bbp groeit volgend jaar met zo'n 3,5%. Ook de bedrijfsinvesteringen trekken weer aan.

De ChristenUniefractie complimenteert de regering met haar daadkrachtige financiële optreden. Compliment ook voor onze ondernemers die veel improvisatievermogen en volharding hebben getoond. De omvangrijke noodsteun heeft z'n diensten bewezen. Maar de keerzijde van dit goede nieuws is een stijgende inflatie, ongekende woningprijzen en stagnerende koopkracht. Bovendien hangen alle voorspellingen af van de vraag of er een nieuwe, diepe en lange lockdown zal komen, van de vaccinatiegraad en van turbulentie op het internationale politieke podium. Onzekerheid is hier troef.

Voorzitter. Macro-economisch gezien mag Nederland dan opmerkelijk snel zijn opgekrabbeld uit de corona-epidemie, de micro-economische beleving is een andere. Dáár zit het onbehagen. De statistische werkelijkheid van de Miljoenennota is niet de beleving van veel Nederlanders. De flexibiliteit van de arbeidsmarkt is een gruwel geworden. De huizenprijzen zijn geëxplodeerd. Huizenkopers steken zich diep in de schulden en zelfs de aflossingsvrije hypotheek is terug van weggeweest. Energieprijzen rijzen de pan uit en koopkrachtplaatjes worden niet geloofd. De prijzen en de inflatie lopen op. Indexatie van pensioenen blijft uit, de zorgsector is overbelast en het klimaatprobleem leidt tot doemdenken of ontkenning. Daarbij is de politiek gefragmenteerd en het vertrouwen in de overheid heeft gevoelige klappen gekregen door onder andere de schrijnende toeslagenaffaire.

Jongeren vrezen voor hun toekomst en voelen zich miskend. Het is niet vanzelfsprekend dat de huidige generatie het beter zal hebben dan de vorige. En de eens zo trotse middenklasse voelt zich bedreigd door onzekerheid. De working poor, een groep die weinig politieke aandacht trekt, krijgt de eindjes, zo blijkt, nauwelijks aan elkaar geknoopt. Zij hebben geen buffers om zich te wapenen tegen financiële tegenslag. Voor hulp via voedselbanken verdienen ze vaak net te veel. Wordt het niet tijd om de minimumlonen te verhogen om deze groep structureel soelaas te bieden? Wat is de reflectie van de minister, zo vraagt de ChristenUniefractie, op dit tegenstrijdige beeld van overvloed en onbehagen, van forse economische plussen maar ook van forse maatschappelijke minnen? Eerder noemde ik dit de januskop van de Nederlandse economie.

Voorzitter. De macro-economische ontwikkelingen brengen mijn fractie tot de vraag wat de Europese begrotingsregels nog waard zijn. Dat kwam al eerder aan de orde. De monetaire teugels zijn immers stevig gevierd en de algemene ontsnappingsclausule van het SGP-pact is door de coronacrisis geactiveerd. Ziet de minister de noodzaak van nieuwe budgetdisciplinering zoals onder andere bepleit door de Raad van State en het CPB? En, zo ja, welke begrotingsnormen staan hem dan voor ogen? Bindende uitgavenankers zijn onontbeerlijk voor gezonde overheidsfinanciën. Komt het trendmatig begrotingsbeleid weer terug, zo vraag ik de minister. Een hogere rente is zeker niet denkbeeldig. Zie de recente ontwikkelingen in de Verenigde Staten, waardoor onze schuldenlast gaat klemmen.

Voorzitter. Het houdbaarheidstekort verslechtert en gaat naar -1,5% bbp. De financiële lasten van de vergrijzing zijn op de langere termijn niet gedekt. Dat kwam al eerder aan de orde. De snelle, structurele stijging van de zorguitgaven blijft verontrustend, hoe goed de kwaliteit van onze zorgvoorzieningen ook is, en vormt een maatschappelijk dilemma van de eerste orde. De komende 25 jaar zullen de uitgaven verdubbelen. Reeds nu besteden we om en nabij de 25% van de totale begroting van 353 miljard aan de zorg. Wat is het oordeel van de minister over de impact hiervan op de jongste generatie? Dat raakt immers hun toekomstperspectief. Zíj betalen een groot deel van het houdbaarheidstekort. Hoe evalueert hij zijn ministeriële regie over het houdbaarheidstekort?

De heer Crone (PvdA):

Ik kan het betoog goed volgen, behalve het gedeelte over het houdbaarheidstekort. Het CPB neemt daarin een rentevoet van ongeveer 2%, terwijl geen econoom in de wereld verwacht dat de rente zo veel zal stijgen. De nominale groeivoet is natuurlijk al gauw 3% of 4%. Als de rente onder de groeivoet komt, dan ontploft de houdbaarheidssom. Dan moeten we zo veel mogelijk investeren met een zo groot mogelijk financieringstekort, wat ik niet eens wil. Misschien zal de minister hier zo op kunnen ingaan, maar het houdbaarheidstekort is nu dus geen goede maatstaf door die lage rente.

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat begrijp ik. Ik wacht het antwoord van de minister ook graag af. Alleen, u zegt dat er geen econoom is die verwacht dat de rente zo zal stijgen. Ik ken een hele hoop economen die dat wél verwachten, met name in Amerika. Kijkt u ook naar de recente opinie daarover van Paul Krugman. Dat is toch niet de minste econoom op deze wereld. Bij dat punt zet ik dus zo mijn vraagtekens, meneer Crone.

De heer Crone (PvdA):

Dat is een van mijn favorieten. Maar de nominale rente moet hoger worden dan de nominale groei. Dat is dus boven de 4%. Dat verwacht niemand. De minister heeft laatst ook nog uitgelegd dat de trend van de renteverlaging al tientallen jaren aan de gang is, door de vergrijzing en door het overschot.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ja. Ik wilde deze opmerking daar toch bij maken om het correcte beeld te schetsen. We horen straks wel van de minister hoe hij hierover denkt.

Voorzitter. Mijn fractie is verheugd dat de samenwerking tussen coalitie en oppositie de Miljoenennota in positieve zin heeft weten om te buigen: een extra bedrag van om en nabij de 2 miljard, met gerichte investeringen in de verlaging van de energiekosten, het verlagen van de verhuurderheffing en een verbetering van onze veiligheid, boven op de — uit mijn hoofd — 675 miljoen die is uitgetrokken voor de verhoging van de salarissen in de zorgsector. Ik heb niet eerder mogen meemaken dat een miljoenennota met een dergelijk bedrag zo succesvol is geamendeerd. Deze gezamenlijke krachtsinspanning biedt ook hoop voor verdere samenwerking tussen coalitie en oppositie, ook in dit huis.

De coalitiepartners hebben samen met de oppositiepartijen tijdens de Politieke Beschouwingen in de Tweede Kamer 500 miljoen geregeld voor compensatie van de energielasten van burgers. Dat is een mooi bedrag, maar onvoldoende om de rekening substantieel te verzachten voor de 550.000 huishoudens die in energiearmoede leven. We kennen allemaal de berekening dat de gemiddelde energierekening met zo'n €900 per jaar omhoog zal gaan. Laat mij eens onderstrepen dat de helft van de energierekening inmiddels bestaat uit belastingen. De ChristenUniefractie vraagt de minister of de belasting op energie niet structureel in plaats van incidenteel kan worden bijgesteld.

Het kabinet reageerde vorige maand heel alert door 2,7 miljard extra uit te trekken voor het compenseren van gezinnen en 500 miljoen voor het steunen van onze mkb-bedrijven, die hun positie bedreigd zien door de sterk gestegen energieprijzen. Ook Europa kan hier diensten bewijzen, bijvoorbeeld door de gezamenlijke inkoop van energie. Wat is hier de stand van zaken, zo vraag ik de minister.

Voorzitter. De Macro Economische Verkenning raamt dat gezinnen dit jaar profiteren van een lastenverlichting van 1,7 miljard, maar volgend jaar een lastenverzwaring van 1,4 miljard voor hun kiezen zullen krijgen. Voor het bedrijfsleven zijn de lastencijfers 0,2 miljard respectievelijk 2,2 miljard. Hoe actueel zijn deze ramingen eigenlijk gezien de oplopende energieprijzen, zo wil ik de minister vragen. Hoe raakt dit de koopkracht van groepen en de omzetverwachtingen van het mkb?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Met instemming hoor ik de heer Ester spreken over het grote probleem van de 550.000 mensen die in energiearmoede leven. Hij stelt ook vast dat de eerder door het kabinet genomen maatregelen om te komen tot een generieke compensatie van de snel stijgende energierekening die mensen eigenlijk onvoldoende helpt. Het betreft vooral de mensen die aan de onderkant zitten, met de laagste inkomens. Vind ik de ChristenUnie dan ook aan de kant van mijn fractie om de regering te vragen daar nog aanvullende maatregelen op te nemen?

De heer Ester (ChristenUnie):

Er worden natuurlijk al heel veel aanvullende maatregelen genomen, via isolatie en dat soort zaken. Maar ik wou één spade dieper graven en de minister vragen hoe hij de verhouding ziet tussen de heffingen op energie en de kostprijs van energie. De helft van de energieprijzen wordt bepaald door fiscale heffingen. De vraag is dus ook of we daar structureel iets aan kunnen doen. Of is dat een gegeven waarmee we moeten leven? Ik denk dat dit nog beter tegemoetkomt aan uw zorg dan de eigen oplossing die u zo-even aandroeg, want dit is echt een structurele aanpassing van de energietarieven. Ik ben heel benieuwd hoe de minister, of de staatssecretaris, de scheve verhouding tussen marktprijs en fiscale heffingen weegt.

De voorzitter:

De heer Van Apeldoorn, tot slot.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Ik vind dat een hele goede set vragen aan de minister. Ik ben ook benieuwd naar de beantwoording. Maar hoe weegt de ChristenUnie in dat licht het feit dat de belasting op het verbruik van aardgas voor huishoudens tientallen malen hoger ligt dan voor grootverbruikers? Zou er aan die scheve verhouding niet ook wat gedaan moeten worden?

De heer Ester (ChristenUnie):

Ja, dat zou heel goed kunnen. Dan is natuurlijk wel de vraag hoe je die verhouding dan precies gaat belasten. Bovendien is er een bepaalde redenering waarom de verhouding is gekozen zoals die is gekozen. Misschien mag ik die vraag via de voorzitter geleiden naar de staatssecretaris. Maar als we daar echt iets aan willen veranderen, dan zullen we dat samen moeten wegen. Dank voor die vraag.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Ik stel nog iets meer precisie van de kant van de heer Ester op weg naar het Belastingplan op prijs. We zullen dan ongetwijfeld uitgebreider met de staatssecretaris spreken over hoe dat compensatiepakket in elkaar zit. Het is ook in de Tweede Kamer al uitvoerig gewisseld. Inmiddels is het 3,2 miljard: 500 miljoen plus de aanvullende maatregelen van het kabinet. Dat is heel generiek. Het is veel geld. Iedereen weet dat het te veel terechtkomt bij mensen die het niet nodig hebben en dat het te weinig terechtkomt bij mensen die het wel nodig hebben. De heer Ester maakte zelf al zeer terecht het punt van die ruim 0,5 miljoen huishoudens met energiearmoede. Dat moeten we toch beter kunnen doen?

De heer Ester (ChristenUnie):

Dat ben ik helemaal met u eens, maar de vraag is hoe je dat dan doet. Dat is een vrij gecompliceerde exercitie, waarop in de stukken ook uitvoerig is gereflecteerd. Het is niet een kwestie van mensen compenseren en dan is het gedaan. Als je echt wilt compenseren aan de onderkant — ik voel daarin zeer met u mee — dan moet je ook kijken naar de huizen waarin mensen wonen. Hoe goed zijn die geïsoleerd? Kan daar iets aan worden gedaan? Daar zit 'm de complicerende factor, zo krijg ik ook mee uit de stukken van de regering: het is lastig om daar een-op-een iets aan te doen. Dit is complex. Ik besef zeer wel dat dit antwoord niet echt bevredigend is, maar het is wel de reële praktijk van alledag. Als we daar iets op zouden kunnen verzinnen, dan zouden we daar zeer bij gebaat zijn. Maar ik zie ook de complicaties ervan, en u ongetwijfeld ook.

De voorzitter:

De heer Vendrik, tot slot.

De heer Vendrik (GroenLinks):

Dat begint met de vraag of ook de ChristenUnie eraan vasthoudt dat je het probleem van de gestegen gasprijs per se moet compenseren via het systeem van de energierekening. Als je daaraan vasthoudt, is dat een politieke keuze en dan beperk je automatisch de opties.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ja, dat is zo. Ik begrijp wat u zegt. Alleen is dat, als je op korte termijn iets wilt doen, wel het aangewezen beleidsinstrumentarium. Als je het via de andere weg wilt doen, via isolatie et cetera, dan gaan er gewoon vele jaren overheen. Dus ik begrijp die keuze wel, hoe onbevredigend die misschien ook uitvalt.

De voorzitter:

Tot slot, meneer Vendrik.

De heer Vendrik (GroenLinks):

We zouden die 3,2 miljard toch veel beter kunnen besteden door een deel te steken in duurzaamheidsmaatregelen? Die leveren niet nu onmiddellijk een lagere rekening op, maar wel het perspectief dat — als je het echt goed doet — die rekening op termijn misschien zelfs helemaal verdwijnt en dat je de mensen met de smalste beurs een dertiende maand geeft. Dat is supergericht, efficiënt, doelmatig en transitiegericht: helemaal het verhaal waar de heer Ester gelukkig van wordt.

De heer Ester (ChristenUnie):

Ik zal daar graag over nadenken. Ik ga nu niet reageren en dat plan omarmen; daar heb ik even wat tijd voor nodig. Maar ik weet zeker dat u mij en mijn fractie die tijd zult gunnen.

De voorzitter:

Vervolgt u uw betoog, meneer Ester.

De heer Ester (ChristenUnie):

De statische koopkrachtplaatjes zijn weinig spectaculair: een stijging van 0,8% in 2021 die in 2022 nagenoeg stabiliseert. Hoe je ook denkt over koopkrachtprognoses, mijn fractie is blij dat de verschillen tussen groepen niet uit het lood slaan. De lasten van eenverdieners worden een beetje verlaagd. Wel heeft mijn fractie grote moeite met het bevriezen van de kinderbijslag. Is dat nu wel verstandig in een tijd dat gezinnen, ook financieel, zo onder druk staan? Ook hoort mijn fractie graag wat de prognoses zijn voor de inkomens- en vermogensongelijkheden in ons land. Recent SCP-onderzoek leert dat het terugdringen van de sociale ongelijkheid niet echt goed wil lukken. Hoe beoordeelt de minister deze zorgwekkende conclusie?

De CU-fractie is blij dat de regeringspartijen samen met de oppositie hebben bewerkstelligd dat er 500 miljoen wordt uitgetrokken om de afschaffing van de vermaledijde verhuurderheffing te versnellen. We hebben het daar al een paar keer over gehad. Niet alleen is de oorspronkelijke doelstelling van de heffing achterhaald, maar die staat ook de broodnodige investeringen van de woningbouwcoöperaties in de weg. En dat is juist in een tijd dat de woningnood rampzalige vormen aanneemt een niet voor de hand liggende keuze.

De ChristenUnie-fractie herkent veel goeds in de troonrede en de Miljoenennota. Zo wordt er 8 miljard uitgetrokken — ik had het daar al even over met collega Backer — om onderwijsachterstanden weg te werken en wordt er 1,3 miljard extra geïnvesteerd in de jeugdzorg. 7 miljard wordt extra gereserveerd voor het terugdringen van CO2-emissies en meer dan 0,5 miljard wordt geïnvesteerd in de rechtsstaat en de veiligheid. Dat zijn serieuze bedragen voor serieuze problemen. De vraag is wel — ik stel die maar heel direct — of al die ambities kunnen worden waargemaakt, gezien de toenemende krapte op de arbeidsmarkt.

Eén kernthema hebben wij evenwel gemist in de Miljoenennota en de troonrede. Dat is de aandacht voor arme landen. Beide laten dit thema onbenoemd. Juist nu arme landen zo geteisterd worden door de coronacrisis, had een ruimhartig financieel gebaar niet misstaan. Het IMF wijst erop dat de pandemie de verschillen tussen arme en rijke landen vergroot heeft. Ik wil de minister vragen wat het kabinet extra kan doen voor ontwikkelingslanden. Hun lot raakt onze kernwaarden van compassie en solidariteit.

De ChristenUnie heeft er steeds voor gepleit om het bredewelvaartsperspectief tot leidraad van de miljoenennota te maken. Dat lukt ook steeds beter. Wat ontbreekt, is dat dit perspectief ook de basis vormt van de afzonderlijke departementale begrotingshoofdstukken, zowel ex ante als ex post. Zou de minister kunnen toezeggen dat dit in het vervolg de standaard wordt, ook als uitvoering van de motie-Hammelburg c.s. die aan de overkant is aangenomen?

Voorzitter, ik sluit af. Ik begon mijn bijdrage met een verwijzing naar het boek Overvloed en onbehagen van Simon Schama. Hij gaf zijn boek een prikkelend motto van Johannes Calvijn mee: laten zij die overvloed hebben eraan denken dat zij zijn omgeven met doornen en laten zij goed oppassen dat zij er niet door geprikt worden. Vrij vertaald: juist nu veel financiële en economische seinen weer op groen staan, moeten wij de kwetsbare groepen daarin laten delen en die niet verder op afstand zetten. Dit motto wil ik heel graag de formerende partijen meegeven als richtsnoer voor ons financieel-economisch beleid. Wij bidden om Gods zegen daarvoor. Ik zie uit naar de antwoorden van de bewindspersonen.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Ester. Dan geef ik tot slot voor de lunchpauze het woord aan de heer van Apeldoorn namens de fractie van de SP.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank u, voorzitter. Ik had eigenlijk gerekend op een maaltijd voordat ik zou gaan spreken. Maar goed, het gaat wel lukken.

Het interessantste deel van de voor het overige wat obligate Miljoenennota is volgens mij het laatste deel, dat gaat over de uitdagingen voor de toekomst. Maar bij het lezen over deze uitdagingen dacht ik toch telkens: waren deze er niet ook al, en ook al even urgent, toen het kabinet vier jaar geleden aantrad? Wat heeft de regering in de tussentijd met deze uitdagingen gedaan? Natuurlijk is er niet helemaal niets gebeurd, maar naar het oordeel van mijn fractie heeft de regering te vaak hooguit gereageerd en niet geregeerd als het gaat om de aanpak van de grote maatschappelijke problemen, die nu weer worden doorgeschoven naar het nieuwe kabinet, bestaande uit dezelfde partijen. Na elf jaar Rutte krijgen we nog weer een keer een vierde variant van hetzelfde. Maar met de laatste begroting van Rutte III is het wel tijd om de balans op te maken.

Laat ik de uitdagingen langsgaan. Om te beginnen is de kwaliteitsverbetering in het onderwijs, waarover de Miljoenennota rept, inderdaad hartstikke nodig, maar dat is ze al jaren. In het kader van de gevolgen van de coronapandemie is er nu incidenteel 8,5 miljard extra vrijgemaakt voor het onderwijs. Wat het onderwijs bovenal nodig heeft — het is al eerder gememoreerd vandaag — zijn structurele investeringen en die blijven opnieuw uit. Waarom alleen incidenteel en niet ook structureel geld erbij, vraag ik de minister. Mogelijk vindt hij het antwoord op zijn telefoon.

Dan de wooncrisis. Die heeft na elf jaar kabinet-Rutte zulke grote vormen aangenomen dat die steeds grotere groepen raakt en mensen, vooral jongeren, massaal de straat op heeft laten gaan. Het kabinet, gegijzeld door de VVD, weigert echter nog altijd de verhuurderheffing om te zetten in een investeringsplicht. Terwijl steeds meer mensen geen betaalbaar huis kunnen vinden, weigert de regering om rijke beleggers en roofkapitalisten die dit probleem mede veroorzaken, zoals Blackstone, aan te pakken. Wij weten natuurlijk niet wat er uit de formatie zal komen — die moet vandaag even zonder de minister doorgaan, omdat hij ook nog gewoon minister moet zijn; zo hoort dat in een parlementaire democratie — maar de aanpak van de wooncrisis had natuurlijk nooit doorgeschoven moeten worden naar een volgend kabinet. Graag een reactie van de minister.

Dat de uitdagingen in de zorg gigantisch zijn, blijkt deze weken helaas opnieuw in de overbelaste ziekenhuizen en op de ic's. Dit komt niet alleen doordat de regering door haar falende coronabeleid telkens achter de feiten aanloopt, maar ook doordat er structureel onvoldoende in de zorgcapaciteit is en wordt geïnvesteerd, ook niet gedurende de ruim anderhalf jaar coronacrisis. Graag een reactie van de minister. Dat de salarissen in de zorg nu eindelijk structureel omhooggaan is een broodnodige eerste stap, die echter ondanks en niet dankzij dit kabinet is genomen.

Ten aanzien van de arbeidsmarkt ziet de regering de kwetsbaarheid van flexcontracten ook als een uitdaging, maar de totaal doorgeschoten flexibilisering van de arbeidsmarkt en de bestaansonzekerheid die dat creëert voor een groeiende groep mensen is natuurlijk al veel langer een groot probleem. Bovendien is het onderdeel van een grotere tweedeling, een die dwars door onze maatschappij trekt en steeds diepere sporen nalaat. Het is een tweedeling tussen niet alleen flex en vast, maar ook tussen praktisch en theoretisch geschoold, tussen mensen met veel kansen op een goede baan, goed onderwijs, een betaalbare woning en een gezond leven en een groep mensen met veel minder kansen. Scheidend SCP-directeur Kim Putters waarschuwt al jaren voor die groeiende kloof. Onze maatschappij wordt daarmee steeds minder een "samenleving". Dat zou niet alleen socialisten zorgen moeten baren. Tijdens de vorige Financiële Beschouwingen vroeg mijn fractie opnieuw aandacht hiervoor, maar over deze bredere kloof lezen we wederom niets terug in de Miljoenennota. Van een in essentie, uitzonderingen daargelaten, rechts-liberaal kabinet kun je misschien weinig anders verwachten, maar het roept de vraag op hoe de minister dit ziet. Ziet hij niet, met Kim Putters, dat er ook een uitdaging ligt voor in ieder geval het volgende kabinet, als het gaat om die groeiende tweedeling?

Dit brengt mij bij een uitdaging die ik mis in de toekomstbeschouwing van de regering. Het is er een waaraan mijn fractie jaar in, jaar uit, wel aandacht heeft besteed. Dat betreft de grote en groeiende vermogensongelijkheid in Nederland. De groeiende kloof tussen arm en rijk in onze samenleving is niet alleen ten diepste onrechtvaardig, maar gaat ook ten koste van de kwaliteit van onze samenleving, van de sociale cohesie, en ondermijnt onze democratie. Onlangs was er in het nieuws dat het aantal miljardairs in Nederland tot een recordaantal van 45 is gestegen. Wat de SP-fractie betreft zijn dit er 45 te veel. In een fatsoenlijke en eerlijke samenleving zou niemand zo absurd rijk hoeven te zijn.

De heer Van Ballekom (VVD):

Dit is ongeveer dezelfde interventie die de heer Van Apeldoorn vorig jaar heeft gehouden. Ik zou hem willen vragen of hij kennis heeft genomen van het CBS-rapport van 14 oktober jongstleden. Daarin wordt aangegeven dat bijvoorbeeld de kinderarmoede met de helft is gedaald sinds 1980, dat de inkomensongelijkheid tot 1999 enigszins toenam, maar sindsdien is gestabiliseerd en dat het percentage van de superrijken de afgelopen 40 jaar stabiel is gebleven. Van de 45 onderzochte landen in Europa is het percentage zelfs het laagste. Als hij dat rapport niet gelezen heeft, dan zou ik de heer Van Apeldoorn met liefde en plezier een kopie willen bezorgen.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dank aan de heer Van Ballekom voor zijn interventie. Ik ken dat rapport wel. Het is belangrijk om hier inkomensongelijkheid en vermogensongelijkheid uit elkaar te houden. De inkomensongelijkheid in Nederland is redelijk stabiel. Er zijn landen met een lagere inkomensongelijkheid. De loonkloof overigens tussen bijvoorbeeld CEO's en de werkvloer is wel degelijk gestegen in Nederland. Het hangt er ook een beetje van af naar welke statistieken je dan kijkt. De ginicoëfficiënt is inderdaad niet gestegen in al die jaren. De vermogensongelijkheid in Nederland, zo blijkt uit verschillende onderzoeken — dat heeft de regering ook meerdere malen toegegeven — is wel degelijk ongekend hoog. Die is binnen de rijke landen, de landen van de OESO, in Europa ongeveer het hoogst. Buiten Europa kennen alleen de Verenigde Staten een hogere vermogensongelijkheid. Die ongelijkheid is ook gestegen. De rijkste 1% in Nederland bezit een derde van het totale vermogen. De rijkste 0,1% bezit 16% van het totale vermogen. Als dat geen hele grote, extreme vermogensongelijkheid is, dan weet ik het ook niet meer.

De voorzitter:

Gezien de tijd stel ik voor om door te gaan, tenzij de heer Van Ballekom nog een hele korte vraag heeft.

De heer Van Ballekom (VVD):

Nee, voorzitter, ik ga de discussie van vorig jaar niet herhalen. Daar worden we het kennelijk nooit over eens.

De voorzitter:

U vervolgt uw betoog, meneer Van Apeldoorn.

De heer Van Apeldoorn (SP):

Dat waren gewoon slechts de feiten, voorzitter. Terwijl deze 45 superrijken in totaal 219,6 miljard bezitten, zijn er ook nog 220.000 werkende armen in Nederland, die zich vaak diep in de schulden hebben moeten steken en die, ondanks dat ze wel een baan hebben, vaak niet op vakantie kunnen of straks met sinterklaas weer aan de kinderen moeten vertellen dat de goedheiligman helaas geen tijd had om bij hun huis langs te gaan. Wat vindt de minister eigenlijk van dit contrast? Ziet hij dit als een maatschappelijk probleem? En waarom heeft dit kabinet wederom niet ingezet op een substantiële verhoging van het minimumloon?

En, zo zeg ik ook in de richting van de heer Ballekom, er groeien nog steeds 250.000 kinderen in armoede op in ons land. Dat is en blijft een schande. We hebben met steun van vele andere fracties hiervoor vaak aandacht gevraagd in dit huis, en uiteindelijk via een heel breed aangenomen motie de regering ertoe bewogen om te komen tot een kwantitatieve reductiedoelstelling. Hoe staat het hier nu mee, zo vraag ik de minister. Mijn fractie is nog niet gerust op de uitvoering van deze motie.

Voorzitter. Laat ik met de regering ook de misschien nog wel allergrootste uitdaging noemen, de klimaatcrisis, enkele dagen nadat in Schotland 200 regeringen er opnieuw niet in geslaagd zijn de nu noodzakelijke stappen te zetten. De regering trekt in deze begroting 6,8 miljard extra uit voor het klimaat, maar laat nog steeds na voldoende de grote vervuilers te laten betalen voor de transitie die zo van levensbelang is. Die transitie gaan we ook niet voor elkaar krijgen als de kosten ervan niet eerlijk verdeeld worden. Dat brengt mij op de energiebelasting. Het kabinet heeft nu voor een gedeeltelijke compensatie voor de snel stijgende energierekening gezorgd, maar mijn fractie vindt het onbegrijpelijk dat huishoudens nog ongeveer 30 keer zo veel voor hun aardgas betalen als bedrijven. Waarom is die energiebelasting nog steeds zo onrechtvaardig, zo vraag ik de minister.

Verschillende collega's, vooral die van de ChristenUnie, hebben al aandacht gevraagd voor het bestrijden van de groeiende energiearmoede. Waarom is de regering alleen met een generieke compensatie gekomen, terwijl mensen met de laagste inkomens dan nog steeds veel moeite zullen hebben met het betalen van hun energierekening? Ik overweeg op deze punten een motie in te dienen.

Voorzitter. De regering moet echter ook geprezen worden. Zij heeft met andere regeringen in de Europese Unie en organisaties zoals het IMF geleerd van het macro-economische geblunder tijdens de vorige crisis. In plaats van meteen weer te gaan bezuinigen, heeft het kabinet veel — over meerdere jaren gerekend 80 miljard —- extra geld uitgegeven, vooral ook om de economie tijdens de crisis overeind te houden. De SP was het niet altijd eens met hoe en onder welke voorwaarden het geld werd uitgegeven. Ik noem maar eventjes de 6,5 miljard die naar een enkel bedrijf is gegaan, te weten KLM. Maar wij waren blij dat de regering inzag dat alleen een massief overheidsingrijpen veel erger kon voorkomen. Dat is dan ook gebeurd. Het economisch herstel is, ondanks de grote zichtbare sporen die de pandemie door onze economie en samenleving trok en trekt, sneller gekomen dan bijna iedereen, ook mijn fractie, toen dacht. Dat is ronduit positief.

En als we kijken naar de begroting voor volgend jaar, dan zien we dat bezuinigingen nog steeds achterwege blijven. Dat is buitengewoon verstandig, omdat het herstel in veel opzichten nog broos is en bovendien omdat er, in plaats van bezuinigingen, vooral juist nog veel publieke investeringen in een betere samenleving nodig zijn, en meer dan dit kabinet erkent. Dit broze herstel wordt mogelijk nog fragieler nu we in Nederland en elders weer in de zoveelste coronagolf zijn terechtgekomen. Kan de minister daarop reflecteren? Intussen bedreigt een snel oplopende inflatie ook de koopkracht van veel mensen, terwijl die koopkracht toch al op nul stond, ondanks de groeiende economie. Graag een reactie van de minister.

Voorzitter. De minister bleek veel diepere zakken te hebben dan hij zelf vermoedelijk bevroedde of eerder, althans publiekelijk, wilde erkennen. Gebleken is dat onder voldoende druk alles wel degelijk vloeibaar wordt. Als het nodig is, is er geld genoeg. De minister of zijn opvolger kan nu dus niet meer zeggen dat er geen geld is. Evenmin kan de minister nog zeggen: kan niet, want mag niet van Brussel. Als het nodig is, kunnen de knellende begrotingsregels, zowel de eigen als die van Brussel, in één keer buiten werking gesteld worden zonder dat dat het einde van de wereld blijkt te zijn. Integendeel, het helpt ons en heeft ons geholpen langdurige sociale en economische ellende te voorkomen. Als de vraag zo massaal uitvalt — dat leert basale macro-economie — moet de overheid bijspringen en de diepe zakken legen. De vraag is echter wel of we nu definitief van het knellende keurslijf van Brussel verlost zullen zijn en of de minister zijn opvolger adviseert zich in Europa in te spannen voor in ieder geval intelligentere regels.

Voorzitter. Wat ook historisch is, opnieuw dankzij de Tweede Kamer en niet dankzij de regering, is dat na decennia van verlaging en na eerdere voornemens van het kabinet om tot een nog verdere verlaging van de winstbelasting te komen, en nadat die voorstellen gesneuveld waren, het Vpb-tarief nu voor het eerst omhoog is gegaan, zij het met een bescheiden 0,8%. Voor mijn fractie is dit historische keerpunt het vertrekpunt naar een veel eerlijker verdeling van de lasten tussen arbeid en kapitaal. Ik zie de heer Van Ballekom sceptisch kijken. Hetzelfde geldt voor de aanpak van de belastingontwijking, bijvoorbeeld via de Zuidas naar de Maagdeneilanden, een route waarvan de minister tot onze verbazing naar eigen zeggen in 2009 nog niet wist dat die zo gevoelig lag. Gelukkig weet hij dat nu wel, en met hem de regering en ook vele andere regeringen, getuige het recente belangrijke OESO-akkoord. Maar hier liggen — ik sluit daarmee aan bij collega Crone — ook nog veel vragen voor mijn fractie. Ik hoor graag een eerste reflectie van de staatssecretaris daarop. Dat betreft het schokkende bericht van gisteren dat dit kabinet overweegt om opnieuw een knieval te maken voor het grootkapitaal en voor te stellen de dividendbelasting alsnog af te schaffen. Ik hoop dat het bericht niet waar is, maar ik hoor het graag van de staatssecretaris. Anders komen we daar bij het Belastingplan ongetwijfeld uitgebreid op terug.

Aan de andere staatssecretaris heb ik uiteraard nog een vraag over het zich maar voortslepende toeslagenschandaal, waarbij nog zoveel mensen wachten op terugbetaling en op compensatie van het hun aangedane leed. Omdat het allemaal zo lang duurt, voelen die mensen zich opnieuw door de overheid in de steek gelaten. In het debat met de staatssecretaris in februari van dit jaar heeft mijn fractie de staatssecretaris gewezen op de dure plicht om de aan de slachtoffers gemaakte beloften nu ook echt na te komen. We moeten helaas echter constateren dat dit niet het geval is, nu nog maar 10% van de aangemelde gedupeerden een integrale beoordeling heeft gehad en de rest nog steeds in onzekerheid verkeert. Het trage verloop van de hersteloperatie en de opeenstapeling van fouten hierbij dreigen zo een nieuw schandaal te worden. Hoe is het mogelijk, vraag ik de staatssecretaris, dat dit zo lang moet duren? Hoe reflecteert zij zelf op het feit dat de regering de gemaakte beloften van spoedig herstel, voor zover het betrokken leed ooit hersteld kan worden, op deze manier niet is nagekomen?

De voorzitter:

Meneer Van Apeldoorn, let u op uw resterende spreektijd?

De heer Van Apeldoorn (SP):

Voorzitter, ik rond af. Dit zouden weleens de laatste Financiële Beschouwingen van deze minister kunnen zijn, maar ik zie desalniettemin niet minder uit naar zijn beantwoording en het vervolg van het debat.

Dank u, voorzitter.

De voorzitter:

Dank u wel, meneer Van Apeldoorn.

De beraadslaging wordt geschorst.

De voorzitter:

Ik schors de vergadering voor de pauze tot 13.30 uur.

De vergadering wordt van 12.41 uur tot 13.32 uur geschorst.

Naar boven