Handeling
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 34, item 4 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Vergadernummer | Datum vergadering |
---|---|---|---|---|
Eerste Kamer der Staten-Generaal | 2012-2013 | nr. 34, item 4 |
Aan de orde is de voortzetting van de behandeling van:
- het wetsvoorstel Regels betreffende de regulering van prostitutie en betreffende het bestrijden van misstanden in de seksbranche (Wet regulering prostitutie en bestrijding misstanden seksbranche) (32211),
en van:
- de motie-Strik c.s. over betrokkenheid van zelforganisaties van prostituees bij het prostitutiebeleid en het representeren van de belangen van sekswerkers (32211, letter K);
- de motie-Strik c.s. over splitsing van het wetsvoorstel door middel van een novelle ten behoeve van de uniforme vergunningplicht (32211, letter L).
(Zie vergadering van 28 mei 2013.)
De voorzitter:
Ik heet de minister van Veiligheid en Justitie van harte welkom in de Eerste Kamer. Ik breng de Kamer in herinnering dat de plenaire behandeling van dit wetsvoorstel op 30 oktober 2012 na de eerste termijn van de Kamer op verzoek van de minister is aangehouden. De voortzetting van de plenaire behandeling vond plaats op 28 mei jongstleden. Tijdens die behandeling zijn de motie-Strik c.s. over het betrekken van (zelf)organisaties van prostituees bij de totstandkoming en uitvoering van het prostitutiebeleid (32211, letter K) en de motie-Strik c.s. over splitsing van dit wetsvoorstel door middel van een novelle (32211, letter L) ingediend. Vervolgens is de plenaire behandeling van het wetsvoorstel op verzoek van de Eerste Kamer geschorst in afwachting van een brief van de minister van Veiligheid en Justitie. Op 25 juni jongstleden is deze brief van de minister (32211, letter M) ontvangen.
De beraadslaging wordt hervat.
Mevrouw Van Bijsterveld (CDA):
Mevrouw de voorzitter. Graag danken wij de minister voor de brief van 25 juni 2013 met de reacties op onder meer de bezwaren die tijdens de schriftelijke behandeling en in eerdere debatten in deze Kamer naar voren zijn gekomen over de verplichte landelijke registratie van prostituees en de daaraan gekoppelde "vergewisplicht" van de klanten. De CDA-fractie waardeert de inhoud van de brief zeer en heeft het gevoel dat wij hiermee een belangrijke stap dichter bij een regeling van de prostitutie en de bestrijding van misstanden in de seksbranche zijn gekomen. Ik heb het al eerder gezegd, maar vanwege het belang ervan herhaal ik het ook vandaag: mijn fractie staat volledig achter de doelstelling van het wetsvoorstel: regeling van de prostitutie en tegengaan van misstanden in de branche. Het verschil van inzicht betrof de manier waarop dit het meest effectief kan gebeuren.
Mijn fractie staat volledig achter de landelijke vergunningplicht en vindt het in dat verband belangrijk dat het wetsvoorstel een ruime definitie hanteert van het begrip "seksbedrijven". Daarmee heeft de vergunningplicht een grote reikwijdte. De innovatieve aanpak van met name de stad Amsterdam laat zien dat met de vergunningplicht veel is te bereiken op het gebied van de strikte normering van exploitanten en hun bedrijven. Via de vergunningplicht kan ook de doelstelling bereikt worden die het wetsvoorstel met registratie van elke individuele prostituee probeert te bereiken. Het landelijke register van vergunningen speelt een belangrijke rol om het zogenaamde waterbedeffect te voorkomen. Ook acht mijn fractie het van cruciaal belang dat de minimumleeftijd voor prostituees van 18 op 21 jaar wordt gesteld. In deze opzichten staan wij dus volledig achter het wetsvoorstel zoals het luidt.
Mijn fractie vindt het een grote verbetering dat de minister bereid is het wetsvoorstel te splitsen via een novelle, waardoor de verplichte landelijke registratie van elke individuele prostituee en de zogenaamde vergewisplicht uit dit wetsvoorstel worden gehaald en zo kunnen komen te vervallen. De redenen waarom wij deze onderdelen van het wetsvoorstel niet productief vinden, hebben wij tijdens de eerdere behandeling al uitgebreid toegelicht. Ik zal daar dus nu niet meer bij stilstaan.
Wij hebben er steeds ervoor gepleit dat de minister innovatief en effectief beleid ondersteunt dat vooral op gemeentelijk niveau wordt ontwikkeld. Ik denk daarbij met name aan het beleid van de stad Amsterdam. Wij zijn dan ook verheugd dat de minister in eerdere stukken en ook in de brief van 25 juni jongstleden heeft bevestigd dat hij bereid is gemeentelijke initiatieven te ondersteunen.
In de brief geeft de minister ook een reactie op de motie-Strik over, kort gezegd, zelforganisaties van prostituees. Wij volgen de minister in zijn inhoudelijke reactie op deze motie. En om dezelfde redenen die de minister aanvoert, achten wij de motie voor het ene deel overbodig en voor het andere deel minder gewenst.
Ik rond af. Wij kijken ernaar uit dat de volgende fase voortvarend ter hand wordt genomen en dat de novelle over de registratie en de vergewisplicht spoedig onze Kamer bereikt, zodat de landelijke vergunningplicht en de verhoging van de minimumleeftijd spoedig in werking kunnen treden.
De heer Reynaers (PVV):
Voorzitter. Alvorens ik in deze derde termijn mijn laatste opmerkingen zal plaatsen bij onderhavig wetsvoorstel, wil ik de minister bedanken voor zijn brief van 25 juni 2013. Daarin is hij, zoals toegezegd, ingegaan op de moties die zijn ingediend tijdens het debat, de wijze waarop kan worden afgezien van de vergewisplicht en nog enkele andere punten die in het debat van 28 mei 2013 te berde zijn gebracht.
Laat ik beginnen met het voornemen van de minister om de vergewisplicht middels een novelle uit het wetsvoorstel te halen. De PVV-fractie juicht dit toe. Dit was immers het enige onderdeel van het wetsvoorstel waar mijn fractie echt bezwaar tegen had. Ik ben er in de vorige twee termijnen dan ook uitgebreid op ingegaan, tot en met de bijna hilarische taferelen waartoe de vergewisplicht in de praktijk zou leiden indien hier serieus werk van gemaakt zou moeten worden. Laat ik het erop houden dat de PVV-fractie van mening is dat we met dit wetsvoorstel beter af zijn zonder de vergewisplicht. Het behoeft bovendien geen betoog dat de novelle in dit geval de aangewezen route is om dit onderdeel uit het wetsvoorstel te halen. Voor het aannemen van wetsvoorstellen waarvan een onderdeel bewust van inwerkingtreding wordt uitgesloten, voelt mijn fractie helemaal niets. Ik denk dat dit voor de overige fracties in deze Kamer niet anders zal zijn.
Over de moties van mevrouw Strik kan ik kort zijn. Motie K houd ik nog even in beraad en bespreek ik morgen in de fractievergadering met mijn fractie. Motie L verdient reeds op dit moment bespreking. De fractie van de Partij voor de Vrijheid was en is geen principieel tegenstander van registratie van prostituees. Dat een registratie op zichzelf nooit de ambities uit de titel van dit wetsvoorstel kan waarmaken, staat voor mijn fractie vast. Registratie doet niets tegen misstanden en bestrijdt al helemaal geen mensenhandel. Wel ziet mijn fractie in registratie een aanknopingspunt om met prostituees in contact te komen, de branche in kaart te brengen en eventuele misstanden te signaleren. Als daar registratie voor nodig is, dan zal de PVV-fractie daar niet voor gaan liggen. Wij zien voorts geen aanleiding om op voorhand aan te nemen dat de registratieplicht juridisch niet door de beugel zou kunnen. Motie L zullen wij dan ook niet steunen, hoewel we vanzelfsprekend wel voor de daarin bepleite voortvarendheid zijn. Maar dat geldt voor alle onderdelen van het wetsvoorstel, behoudens de vergewisplicht.
Ik rond af met een opmerking van meer algemene aard. De PVV-fractie is voor dit wetsvoorstel, zeker nu de vergewisplicht er middels een novelle uitgehaald zal worden. Toch kijken wij er met gemengde gevoelens naar. Enerzijds is het goed om te zien dat er initiatieven zijn om iets aan de evident aanwezige, ernstige misstanden in de seksbranche te doen. Anderzijds raakt dit wetsvoorstel naar onze mening niet de kern van het probleem. Het gaat immers niet om registraties, vergunningen en vergewisplichten, het gaat om mensenhandel, uitbuiting en moderne slavernij. Het gaat om afpersing en loverboypraktijken, om misbruik, mishandeling en vernedering. Dat zijn de misstanden in de seksbranche. Het gaat om vrouwen en mannen, aangetast in hun menselijke waardigheid, in een uitzichtloze, afhankelijke en kwetsbare positie. De verhoging van de prostitutieleeftijd is een behoorlijke stap in de goede richting, maar met een vergunning meer of minder zijn we er echt niet. In dat opzicht stelt onderhavig wetsvoorstel enigszins teleur. De fractie van de Partij voor de Vrijheid hoopt dan ook dat de eerstvolgende keer dat wij in dit huis met de minister komen te spreken over prostitutie en misstanden in de seksbranche, er concrete stappen worden voorgesteld in de opsporing, berechting en bestraffing van misbruik, uitbuiting, mensenhandel en loverboypraktijken. Deze minister zegt voor aanpakken te zijn. Wij zeggen: Nu doorpakken!
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Voorzitter. Graag zeg ik ook de minister dank voor de brief die wij 25 juni ontvangen hebben. Uiteraard is mijn fractie blij dat de minister heeft aangegeven, te kunnen leven met het schrappen van de registratieplicht. Nadat de minister de vergewisplicht al had opgegeven, is dat naar ons idee de enige juiste conclusie. Niettemin is het goed dat de minister dit nu toegeeft. Ik heb de brief zo gelezen dat de minister bereid is, een novelle in te dienen om het wetsvoorstel te splitsen. Als de minister aangeeft, daar nu sowieso toe bereid te zijn, dan zou mijn motie overbodig kunnen worden. Graag hoor ik het van de minister als dat het geval is.
We gaan het debat nu niet overdoen. De voors en tegens zijn gewisseld en als de uitkomst van het debat is dat een uniform vergunningstelstel wordt ingevoerd en dat we afzien van de vergewisplicht en de registratieplicht, dan kunnen we als Kamer tevreden zijn. Een vergunningstelsel kan een waterbedeffect voorkomen en het verhoogt de rechtszekerheid. Door het uitblijven van de registratieplicht zullen prostituees makkelijker benaderbaar blijven voor hulpverleners en politie, waardoor mogelijk misbruik of dwang sneller in beeld kan komen, zonder dat de prostituee chantabel wordt. Maar zijn wij er daarmee? Deels hangt dat ook af van de invulling van het vergunningstelsel en van de handhaving daarvan.
Welke voorwaarden stellen we aan seksbedrijven? Naast regels met betrekking tot de hygiëne, volksgezondheid en veiligheid, zijn hiervoor ook voorschriften met betrekking tot de arbeidsrechtelijke positie van een prostituee van cruciaal belang. Hebben ze voldoende eigen regie over het aantal uren en de manieren van werken? Is de inkomstenverdeling naar verhouding? Kan een prostituee elk moment haar werkzaamheden opschorten of er helemaal uitstappen?
De regering is uitgebreid ingegaan op de handhavingscapaciteit om mensenhandel te bestrijden, waarvoor dank. De vraag blijft echter of er voldoende capaciteit is en bereidheid om de regels van de vergunningplicht in de reguliere seksbedrijven te handhaven. Ook daarvan heeft de minister een aantal berekeningen gemaakt en fte's aangegeven. Is de minister van mening dat het voldoende is? Of zou er een extra inspanning nodig zijn? Is het wellicht mogelijk om de capaciteit die al was gereserveerd voor het uitvoeren van de registratieplicht, in te zetten voor een strengere handhaving van de vergunningplicht?
De beste garantie voor de verbetering van de arbeidsrechtelijke positie van prostituees is het natuurlijk, ervoor te zorgen dat zij zich niet gedwongen voelen een contract met een exploitant aan te gaan, maar hun werk onder eigen regie te kunnen uitvoeren. Vanuit de praktijk horen we echter dat het voor zelfstandige prostituees steeds moeilijker is geworden om de eigen regie te behouden. Is dat zo, en zo ja, hoe komt dat toch? Is het ook juist dat gemeenten vooral aan reeds gevestigde exploitanten een vergunning verstrekken?
Is de regering bereid, zich in te zetten voor het faciliteren van een mogelijkheid voor prostituees om alleen of gezamenlijk een eigen bedrijf te starten? In elk geval blijft het van belang dat prostituees zich gemakkelijk en zonder vrees voor repercussies kunnen melden met klachten over de exploitant. Mijn tweede motie beoogde een dergelijke ingang te combineren met actieve informatievoorziening over de rechten en exitmogelijkheden voor prostituees, evenals een aanbod van dienstverlening en conflictbemiddeling. Wellicht is er nog een nieuwe voorziening bijgekomen waar behoefte aan is, namelijk het begeleiden van de mogelijke opstart van corporaties van prostituees. Verschillende gemeenten hebben al aangegeven dat zij daar best aan zouden willen meewerken.
Wij vinden dat de minister op deze motie niet geheel bevredigend heeft gereageerd. Hij heeft gezegd dat het ingewikkelde materie is en dat hij uiteraard wel wil kijken naar zelforganisaties, als die goed werk doen, maar in principe is daar al in voorzien. Naar onze kennis is niet voorzien in de combinatie van diensten die ik net noemde, en wij hebben nog steeds het idee dat daar juist wel behoefte aan is, met name om ervoor te zorgen dat prostituees een laagdrempelige mogelijkheid hebben om elke misstand of begin van een misstand zo snel mogelijk te melden.
De minister heeft aangegeven dat de Stichting Geisha subsidie heeft gekregen om het een en ander in kaart te brengen. Wij zijn dus ook bereid om die conclusies en aanbevelingen af te wachten, die de minister in het derde kwartaal van dit jaar verwacht. Zullen wij ook geïnformeerd worden over die conclusies en aanbevelingen? Ik ben graag bereid om mijn motie aan te houden tot dat moment, zodat we kunnen zien of er inderdaad toch nog behoefte is aan een dergelijke combinatie van functies voor prostituees.
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Voorzitter. De SP-fractie is verheugd over de wending die de behandeling van dit wetsvoorstel ten langen leste heeft genomen. Dank daarvoor.
Wij zijn steeds volstrekt duidelijk geweest in onze opvatting dat de in het wetsvoorstel opgenomen registratieplicht van alle prostituees onrechtmatig en ondoelmatig is, en derhalve niet voldoet aan de criteria waarop deze Kamer behoort te toetsen. In de veronderstelling dat de "splitsingsmotie"-Strik aangenomen zal worden, volstaan wij thans met het uitspreken van de hoop dat de uniforme landelijke vergunningplicht, in de vorm van een novelle, spoedig in beide Kamers aangenomen zal worden zodat dit deel van het wetsvoorstel snel in werking zal kunnen treden.
Wij hebben daarover nog een enkele vraag. Zoals wij eerder stelden, vinden wij de nuloptie geen goed idee. Wij vragen ons op dit moment met name nog af of de stelling van de minister in bijlage 2 van zijn brief van 19 april 2013 wel vol te houden is. De minister stelt daarin dat de nuloptie niet geldt voor thuiswerk, maar slechts voor bedrijven. Volgens artikel 1 van het wetsvoorstel wordt onder "prostitutiebedrijf" verstaan: een activiteit bestaande uit het bedrijfsmatig gelegenheid geven tot prostitutie. Volgens de memorie van toelichting valt onder prostitutiebedrijf de activiteit van één prostituee die in haar eigen woning zonder uiterlijke kenmerken klanten ontvangt, indien zij adverteert. Het lijkt de SP-fractie zeer uitzonderlijk dat een prostituee zonder te adverteren klanten werft. Daarom kan de gemeente iedere thuiswerkende prostituee als een bedrijf aanmerken en dus vergunningplichtig maken, en is de nuloptie dus ook van toepassing op deze zelfstandig thuiswerkende vrouw. Graag krijg ik duidelijkheid op dit punt. Mocht de minister deze conclusie delen, is hij dan bereid dit in de novelle te repareren, daar het kennelijk niet de bedoeling is geweest?
Ik kom nog even terug op de bevoegdheid tot het binnendringen van de woning geregeld in artikel 28 van het wetsvoorstel. In zijn antwoord in de genoemde brief stelt de minister dat, wanneer er een vermoeden is dat er zonder vergunning een prostitutiebedrijf wordt uitgeoefend, deze bevoegdheid niet kan worden gemist. Ik merk echter op dat de woorden "zonder vergunning" in de tekst ontbreken. Is de minister, indien hij volhardt bij de noodzakelijkheid en proportionaliteit van deze bepaling, bereid dit via de novelle te repareren, nu er toch een novelle komt?
Een volgende opmerking over hetzelfde artikel is dat, nu de zelfstandig thuiswerkende prostituee, indien zij adverteert, als bedrijf kan worden aangemerkt, en dus door de gemeente een vergunningplicht kan worden opgelegd, gemeente- of politieambtenaren zonder meer bij haar de deur kunnen forceren en een en ander mee kunnen nemen. Vergelijken wij deze bevoegdheid met de vergelijkbare bevoegdheid in het Wetboek van Strafvordering – ik denk aan artikel 97 – dan zien wij dat binnendringen in een woning daar mogelijk wordt gemaakt onder de volgende voorwaarden:
- bij betrapping op heterdaad of verdenking van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk is. Het gaat dan dus om feiten waarop vier jaar gevangenisstraf staat;
- het moet gebeuren op last van de officier van justitie en dan nog alleen bij dringende noodzaak;
- indien het optreden van de rechter-commissaris niet kan worden afgewacht.
Hierbij vergeleken lijkt de proportionaliteit in het geval van de zelfstandig thuiswerkende prostituee toch ver te zoeken. Is de minister dat met ons eens? Zo ja, is de minister bereid om de bevoegdheid tot binnendringing van een woning te beperken tot een geval van verdenking van mensenhandel of prostitutie door een minderjarige of verdenking van een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis mogelijk of iets dergelijks? Zo nee, kan de minister een vergelijkbaar geval noemen waarin in een bevoegdheid tot binnendringen van de woning is voorzien terwijl er geen sprake is van een vermoeden van enig strafbaar feit of wanneer er sprake is van de afwezigheid van een vergunning? Wij hebben dat in tweede termijn al gevraagd, maar op die vraag hebben wij in de genoemde brief geen antwoord gekregen. Nu prostitutie een legale activiteit is, krijgen wij daarop graag een antwoord. Eventueel horen wij de minister graag een vergelijkbaar geval noemen.
Naar het oordeel van de SP-fractie dient er een einde te komen aan de bizarre arbeidsverhoudingen in de branche. Wij stelden hiervoor reeds vast dat de opt-inregeling weliswaar een verbetering was, maar in de verste verte niet lijkt op een normaal arbeidscontract. Wij zijn van mening dat de arbeidsverhoudingen in de branche genormaliseerd moeten worden nu sprake is van een legaal bedrijf. Aan de afhankelijkheid van exploitanten van seksbedrijven moet een einde komen. Onafhankelijk en zelfstandig ondernemerschap zou kunnen worden bereikt door het opzetten van pilots voor bijvoorbeeld coöperaties. Wij vragen de minister de initiatieven die hiertoe recentelijk in Amsterdam en Utrecht zijn ontwikkeld financieel, juridisch en bedrijfsmatig te ondersteunen. Is hij daartoe bereid?
Daarnaast zou onderzocht moeten worden hoe de rechtspositie kan worden verbeterd van degenen die voor een exploitant blijven werken. Een betere controle op de naleving van de voorwaarden is niet genoeg. Een laagdrempelige klachtregeling of een meldpunt zou misstanden eerder en beter aan het licht kunnen brengen, een en ander om te komen tot de door ons allen gewenste schone branche. Wij zullen dan ook voor de motie-Strik stemmen, als dat nog nodig is en als die niet wordt ingetrokken.
Wij zien belangstellend uit naar de beantwoording van onze vragen.
De heer Ester (ChristenUnie):
Voorzitter. De behandeling van dit wetsvoorstel rond de regulering van prostitutie en de bestrijding van misstanden in de seksbranche heeft wat groteske proporties aangenomen. Vorig jaar oktober werd de eerste termijn door de minister abrupt afgebroken met als reden dat hij nog eens goed wilde nadenken over de kern van zijn voorstel: het drieluik van een landelijk vergunningstelsel voor de seksbranche, een registratieplicht voor prostituees en de vergewisplicht van de klant. Resultaat van deze bezinningsperiode van meer dan een halfjaar was een brief die in essentie dit drieluik in stand hield en de kern ervan herhaalde. Eind mei van dit jaar bespraken wij deze brief in tweede termijn en wederom brak de minister het debat abrupt af, nu met de mededeling dat hij nog eens goed wilde nadenken over de vergewisplicht. Vandaag hebben wij dan de derde termijn, waarin wij met de minister debatteren over zijn nieuwste brief, waarin hij zijn bevindingen met ons deelt uit deze tweede bezinningsperiode. De minister is nu bereid om zowel de registratieplicht als de vergewisplicht te schrappen, indien de motie-Strik wordt aangenomen. Wat rest is een gekortwiekte wet. Bezinning is een hoog gekoesterd goed in de senaat, maar in dit wetsdossier is deze deugd wat ontspoord.
Het traject rond dit wetsvoorstel heeft onnodig lang geduurd. Mijn fractie neemt hier nadrukkelijk afstand van. De gang van zaken laat zich niet rijmen met de herhaalde uitspraak van de minister dat de strijd tegen de mensenhandel en de uitwassen van de seksbranche een prioriteit van dit kabinet is. Het laat zich ook niet rijmen met de herhaalde uitspraak van de minister dat politie, gemeenten en het Openbaar Ministerie zitten te springen om de implementatie van dit wetsvoorstel. De minister had mijn fractie aan zijn zijde met het wetsvoorstel – ik hoef onze insteek hier niet te herhalen – maar zijn optreden maakt het er bepaald niet makkelijker op.
De registratieplicht is een kernelement in het wetsvoorstel of naar nu blijkt: was een kernelement. Mijn fractie ziet zeer wel dat er aan registratie nadelen kleven. Wij hebben die ook aangegeven in de eerste en tweede termijn, maar per saldo vinden wij de voordelen groter. Alleen door in contact met de prostituee te komen, kunnen wij haar positie verbeteren. Wij hebben het registratie-instrument nodig om in de sector te interveniëren en uitwassen tegen te gaan, om het vergunningstelsel te ijken. De plaatselijke praktijk vraagt daar ook nadrukkelijk om; een argument dat de minister keer op keer gebruikte. Uit de evaluatie, zo meent mijn fractie, moet dan blijken waar de grenzen van de registratieplicht liggen. Wij pleiten ervoor dat dit onderdeel in de wet blijft. Op dit punt hebben wij dus bepaald geen behoefte aan een novelle. Wij steunen de motie-Strik derhalve niet. Het intrekken van de vergunningen voor raamprostitutie in Utrecht begin vorige week laat het belang van de registratieplicht zien om mensenhandel op het spoor te komen. Nog vanochtend rapporteerde Trouw daarover bij monde van drie Utrechtse raadsleden van de Partij van de Arbeid, het CDA en de ChristenUnie.
De vergewisplicht heeft mijn fractie van meet af aan een broos onderdeel van de wet gevonden, zowel qua uitvoerbaarheid als qua handhaafbaarheid. Met de vaststelling dat de vergewisplicht althans in de gekozen vorm sneuvelt, hebben wij vergelijkenderwijs minder moeite. De prijs is echter hoog: de verantwoordelijkheid van de klant verdwijnt nagenoeg uit beeld. Dat roept direct de vraag op welke rol de klant überhaupt nog speelt in dit wetsvoorstel. Het roept ook de vraag op of het vanuit de gedachte van een novelle geredeneerd verstandig is om twee kernpijlers uit een wetsvoorstel te halen en te regelen in één novelle. Is de minister bereid dit via twee aparte novelles te regelen?
Ook het vervolgtraject is wazig en wederom tijdrovend. Zal de Tweede Kamer naar de verwachting van de minister akkoord gaan met het sneuvelen van de registratieplicht en de vergewisplicht? Zij heeft immers het wetsvoorstel aangenomen met inbegrip van beide onderdelen. Zal de Tweede Kamer volgens de minister meewerken om een zo gehavende wet tot een afronding te laten komen?
Het laten vallen van twee van de drie luiken van het wetsvoorstel resulteert in een erg povere wet, een gekneusde wet. De minister heeft steeds gehamerd op deze drie-eenheid, gehamerd op een integrale aanpak. Nu schrijft hij in zijn brief dat er een wetsvoorstel resteert dat – ik citeer –zonder twijfel ook zelfstandig van betekenis is. De argumenten voor deze stelling draagt de minister evenwel niet aan. Wat overblijft, is een uniformering van de vergunningplicht. Dat is een magere opbrengst van dit wat curieuze en omslachtige wetgevingstraject. Prostitutie is een bedrijfstak waarin mensenhandel, uitbuiting, geweld, intimidatie en misbruik welig tieren. Een bedrijfstak die beheerst wordt door criminaliteit en dwang. Een sector die de mythe van vrijwilligheid koestert. Een sector die niet normaal is. Prostituees vormen een zeer kwetsbare groep en we moeten hun bescherming bieden. Dit wetsvoorstel, zo voorspelt mijn fractie, zal niet de annalen ingaan als hét omslagpunt in de geschiedenis van deze trieste sector. Wij stemmen tegen de motie-Strik en daarmee tegen de novelle.
Mevrouw Scholten (D66):
Voorzitter. De minister en de Kamer zien elkaar regelmatig, tenminste als het gaat over dit wetsvoorstel. Ik stel voor dat wij het erop houden dat drie keer scheepsrecht is. Dat lijkt mij wel genoeg om over dit wetsvoorstel te spreken.
Met de brief van 25 juni 2013 is de behandeling van het wetsvoorstel in rustiger vaarwater gekomen. Ik dank de minister voor zijn bereidheid en welwillendheid om aan de verzoeken van de Kamer – ik moet zeggen: van de meerderheid van de Kamer – uit het debat op 28 mei tegemoet te komen.
Mijn fractie is tevreden met de toezegging die de minister doet om de vergewisplicht door een novelle uit deze wet te halen. Ook ziet hij nu toch mogelijkheden om de registratieplicht uit het wetsvoorstel te schrappen. Het oordeel hierover laat hij aan de Kamer. Het zal geen verrassing voor de minister zijn dat de fractie van D66 het schrappen van de registratieplicht positief beoordeelt en de motie-Strik onder letter L zal steunen, als daarover zou worden gestemd. Het kan niet anders dan dat met de uitvoering van die motie de artikelen betreffende de registratieplicht worden ingetrokken. Dat is ook logisch, want zonder de vergewisplicht heeft de registratieplicht in feite geen reden van bestaan. Het gemakkelijkst is om dit in een en dezelfde novelle te doen.
De motie houdt ook in dat de invoering van de uniforme vergunningsplicht voortvarend ter hand wordt genomen. Met de minister ben ik het eens dat de vergunningsplicht zelfstandig zeer zeker grote betekenis heeft. De exploitanten weten waar ze aan toe zijn door de voorschriften die daarvoor in de wet zijn gegeven, en de gemeenten hebben goede instrumenten om een vergunning te verlenen of in te trekken als aan de wettelijke voorwaarden niet wordt voldaan. De vergunningsplicht is daarmee een krachtig bestuurlijk instrument.
We hebben nog wel een punt over de verbetering van de positie van prostituees. Het landelijk uniform vergunningensysteem kan daarbij helpen. Dat is belangrijk. Daarnaast dringt de Vereniging voor Vrouw en Recht aan op het borgen van de sociale en rechtspositie van prostituees in prostitutiebedrijven, door de invoering van een laagdrempelige klachtenvoorziening. We hebben het daar ook de vorige keer over gehad. De minister verwees toen naar de GGD, waar de prostituee terecht zou kunnen. Ik vraag me echter af of dit een voldoende veilig vangnet is en pleit met de fractie van de PvdA voor een onafhankelijke toezichthouder in de vorm van een landelijke ombudsman. Het is de vraag of de GGD daartoe voldoende is toegerust. Ik wil deze gedachte graag nog eens aan de minister meegeven.
De positie van de prostituee zou ook geholpen zijn met een betere organisatiegraad. De Rode Draad is helaas ter ziele, maar tot mijn tevredenheid heeft de minister de Stichting Geisha voor drie jaar subsidie toegezegd, aldus de brief. De stichting Geisha komt in het najaar met conclusies en aanbevelingen. Met die uitspraak van de minister lijkt het erop dat dit het laatste gesubsidieerde jaar is. Waarom zouden er anders immers nu conclusies worden getrokken en aanbevelingen worden gedaan? Wat betekent dit voor de subsidie voor de Stichting Geisha? Wat is het perspectief voor de stichting?
Mijn fractie blijft de organisatiegraad belangrijk vinden. We noemden het voorbeeld van Nieuw-Zeeland. Misschien is het in Nederland, gelet op de diversiteit van de groep, lastiger om een dergelijke organisatiegraad te bewerkstelligen, maar dat neemt niet weg dat de prostituee de mogelijkheid zou moeten hebben om zich te organiseren. De minister wil de beleidsinitiatieven wel steunen, maar maakt zich er toch niet hard voor; zo lees ik de brief althans. We snappen het wel, maar we betreuren het ook.
Mijn fractie is benieuwd naar het verdere debat en naar het antwoord op de vraag of er over de moties gestemd zal worden. In dat geval zal mijn fractie beide moties steunen.
De heer Witteveen (PvdA):
Mevrouw de voorzitter. Het doet mij genoegen om de woorden "mevrouw de voorzitter" hier weer te kunnen uitspreken.
Ook mijn fractie is ingenomen met de brief van de minister, die het debat een gunstige wending geeft. Wij spreken vandaag alweer in derde termijn over de Prostitutiewet. Dat is geen gewone zaak, maar de situatie is nu wel heel anders. De minister is ingegaan op de opmerkingen die van alle zijden in de Eerste Kamer gemaakt waren over de bezwaren die kleven aan de registratieplicht, en heeft besloten de Kamer tegemoet te komen als wij aan die bezwaren, uitgedrukt in de motie-Strik, vasthouden. De kans dat een grote meerderheid dat zal doen, lijkt mij zeker aanwezig. Voor zijn besluit noemt de minister als overweging de wens die elementen van het wetsvoorstel spoedig in te kunnen voeren die van zelfstandige betekenis zijn, zoals het landelijk uniform vergunningstelsel, dat ook in dit huis op brede steun mag rekenen. Daarmee heeft de minister een belangrijke tournure gemaakt, die door mijn fractie zeer wordt gewaardeerd. Het getuigt, meen ik, van staatsmanschap om bij tegenwind de steven te wenden teneinde het door allen begeerde doel te bereiken. Deze wet heb ik een tussenstation genoemd, een halte onderweg, omdat we allemaal weten dat een branche die altijd deels illegaal is, bij interventies door de overheid tegendraadse reacties zal laten zien. Daarom moeten we onze koers op basis van voortdurende monitoring kunnen bijstellen. Het is zeer verheugend uit het debat op te kunnen maken dat er bij alle spelers in het veld, zowel justitieel als wat betreft de hulpverleningsorganisaties, een besef van urgentie is om ernstige misstanden te bestrijden, terwijl men ook de verdere ontwikkeling van de seksbranche naar een normale branche wil stimuleren. We zijn het dus over heel veel zaken eens en daarom is mijn fractie tevreden met het vooruitzicht van een novelle die de vergewisplicht schrapt en de registratieplicht vervangt door een aanpak in het kader van het vergunningenstelsel.
Die tweeledige novelle zal nodig zijn ook, omdat er bij het schrappen van de registratieplicht een effectieve aanpak moet worden ontworpen om het doel, namelijk tijdig contact verkrijgen met prostituees die mogelijk slachtoffer zijn van mensenhandel en gerelateerde misdrijven, te kunnen bereiken. Daar zal nog wat denkwerk voor nodig zijn, en daarbij kan nu geprofiteerd worden van de ervaringen die in een aantal gemeenten worden opgedaan met het bestrijden van deze misstanden door contact te leggen met de prostituees waar het om gaat. Ook de hulporganisaties hebben daarbij een belangrijke rol. Het is volstrekt niet de bedoeling van mijn fractie om die inspanningen te verminderen, integendeel.
Ik attendeer de minister in dat verband op enkele nuttige suggesties die gedaan zijn door de Vereniging voor Vrouw en Recht. Veel kan gewonnen worden als prostituees bijvoorbeeld door samenwerking in een coöperatie zelf een onderneming kunnen vestigen, waarbij zij dan niet van exploitanten afhankelijk zijn die het met de regels en de veiligheid niet nauw nemen. Dit onderwerp is in het debat ook door enkele andere sprekers genoemd. Ook herhaal ik mijn voorstel, dat ik hier eerder heb ingebracht, om de voorziening van een ombudsman in te voeren. Hoe denkt de minister over deze beide constructieve voorstellen?
In de tweede motie-Strik wordt ook gevraagd om te onderzoeken hoe zelforganisaties van prostituees bij het beleidsproces kunnen worden betrokken en hoe zelforganisatie gestimuleerd kan worden. De antwoorden van de minister hebben mijn fractie overtuigd. De motie lijkt nu wat de PvdA-fractie betreft niet meer noodzakelijk te zijn.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
U hebt die motie ook ondersteund. U gaf net ook het volgende aan. Juist als er geen registratieplicht meer is, blijft het doel vooropstaan om prostituees te bereiken, teneinde mogelijke kennis over misstanden en dergelijke te krijgen. Zijn daar dan niet juist dat soort zelforganisaties voor nodig?
De heer Witteveen (PvdA):
Jazeker, ik ben van mening dat die zelforganisaties bijzonder nuttig zijn. Ook ik betreur het verdwijnen van de Rode Draad. We zien nieuwe initiatieven met genoegen tegemoet. Naar mijn mening ziet de minister dat ook. Ik zie zijn brief dan ook als een constructieve houding om dat verder te bevorderen. Misschien moeten we dus even de reactie van de minister op dat punt afwachten. Vervolgens kunnen we vaststellen of er voldoende gebeurt. Omdat ik die positieve intentie van de minister in de brief las, meen ik dat ook deze motie misschien niet strikt noodzakelijk meer is.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dus u blijft de doelstelling wel onderschrijven? Als uit de beantwoording van de vragen van D66 mocht blijken dat de Stichting Geisha ook nog maar een kort leven is beschoren en dat daar niet al dit soort functies belegd zijn, dan zou u er eventueel voorstander van zijn om goede voorzieningen en een goede organisatie te ondersteunen, om prostituees voor al deze diensten te kunnen bereiken?
De heer Witteveen (PvdA):
Jazeker. Ik ondersteun het streven om zelforganisaties te versterken. Ik zou het zeer betreuren als een stichting die het goed doet, meteen wordt opgeheven bij gebrek aan subsidiëring. Dan praten we dus over een andere situatie. Maar nogmaals: ik ben zeer benieuwd naar de reactie van de minister, en u waarschijnlijk ook.
Mevrouw de voorzitter, ik kom bij de vragen die wij gesteld hebben over de capaciteit voor de bestrijding van mensenhandel in het algemeen en van mensenhandel die aan prostitutie gerelateerd is in het bijzonder. De intentie die uit de brief spreekt, is er een die mijn fractie volledig onderschrijft. Nu moet natuurlijk worden afgewacht of de beschikbare capaciteit op alle niveaus in de organisatie ook echt toereikend zal blijken te zijn. Wij vragen de minister dan ook om ons over enige tijd, wellicht reeds bij de behandeling van de novelle, in te lichten over de vorderingen in de strijd tegen aan prostitutie gerelateerde mensenhandel en over de daarvoor benodigde capaciteit. Er is nog heel veel werk te verzetten, een lange route af te leggen, maar wij hebben er vertrouwen in dat dat ook zal gebeuren.
Mevrouw Duthler (VVD):
Voorzitter. Ook namens mijn fractie veel dank en waardering voor de brief die de minister heeft gestuurd naar deze Kamer naar aanleiding van het debat op 28 mei 2013 en voor zijn bereidheid om tegemoet te komen aan belangrijke bezwaren die een groot deel van deze Kamer heeft bij met name de registratieplicht en de vergewisplicht.
Aan het einde van de tweede termijn van het debat op 28 mei heeft de Kamer besloten de derde termijn op te schorten zodat de fracties voldoende tijd hadden om nog eens goed na te denken over wat toen met de regering was gewisseld en om de brief te bestuderen die de minister had aangekondigd. Dat heeft ook mijn fractie gedaan. U weet dat mijn fractie zeer veel moeite had met de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de vergewisplicht. En dan ging het met name om de uitvoerbaarheid en handhaafbaarheid van de vergewisplicht van de klanten van de thuiswerkende prostituees. De minister was bereid om de betreffende bepaling niet in werking te laten treden, maar dat ging mijn fractie niet ver genoeg. Mijn fractie wilde af van gekunstelde constructies, veegwetten en reparatiewetten. Daar waren we in deze Kamer al te vaak schoorvoetend mee akkoord gegaan. Mijn fractie wilde dit keer gewoon goede, deugdelijke wetgeving. Mijn fractie is dan ook zeer verheugd dat de minister heeft aangegeven bereid te zijn op dit punt een novelle in te dienen.
De minister heeft in zijn brief verder aangekondigd dat, mocht de motie-Strik worden aangenomen – het oordeel daarover laat hij over aan de Kamer – hij ook het punt van het vervallen van de registratieplicht in zo'n novelle zal regelen. Daar staat mijn fractie niet negatief tegenover. Burgemeester Van der Laan van Amsterdam heeft echter tijdens een expertmeeting vorig jaar in deze Kamer aangekondigd dat hij hoe dan ook in zijn gemeente een registratieplicht gaat invoeren, ook als deze Kamer het wetsvoorstel inclusief de registratieplicht niet aanneemt. Ik ga ervan uit dat er ook andere gemeenten zijn die zijn voorbeeld zullen volgen. Mijn fractie ziet als nadeel daarvan het onvermijdelijke gegeven dat gemeenten zelf registers zullen bouwen en beheren.
De minister heeft in zijn brief van 8 maart van dit jaar en in zijn tweede termijn uitvoerig beschreven aan welke eisen en voorwaarden het ontwerp, de ontwikkeling en het beheer van zo'n register zouden moeten voldoen. Nu het centrale register waarvoor de minister zelf verantwoordelijk zou zijn er niet komt, vraagt mijn fractie zich af hoe de privacybescherming van prostituees wier gegevens dan in zo'n decentraal, gemeentelijk register terecht zullen komen, beschermd zullen worden. Kan en gaat de minister daar dan nog regels aan stellen? Dat lijkt mij lastig, want gemeenten zullen het dan met de huidige wetgeving moeten doen, en dat is de Wet bescherming persoonsgegevens. We weten ook dat deze door de meeste gemeenten onvoldoende wordt nageleefd. Ziet de minister nog mogelijkheden om die naleving te verbeteren? Kan en wil hij bijvoorbeeld richtsnoeren aan gemeenten meegeven die de eerder genoemde eisen en voorwaarden aan een register bevat? Hoe kijkt de minister hier tegenaan?
Ik kom tot een afronding. Mijn fractie heeft geen bezwaar tegen het feitelijk komen te vervallen van de registratieplicht, maar is wel bezorgd dat gemeenten toch zelf lokaal registers gaan bouwen en in gebruik gaan nemen. Graag een reactie van de minister op dit punt en op de eerder gestelde vragen. Voor het overige wil ik graag benadrukken dat mijn fractie zeer content is met de brief van 25 juni en het voornemen van de minister om een novelle in te dienen waarin de vergewisplicht niet meer voorkomt en waar eventueel ook de registratieplicht uit geschrapt is.
De heer De Lange (OSF):
Voorzitter. Vandaag zet de minister van Veiligheid en Justitie zijn kruistocht tegen prostitutie voort. U zult me de kleine woordspeling vergeven. Zoals de meeste kruistochten, is ook deze uitgegroeid tot een lijdensweg. De plenaire behandeling door de Eerste Kamer is op 30 oktober 2012 na de eerste termijn van de Kamer op verzoek van de minister aangehouden. De voortzetting van de plenaire behandeling door de Eerste Kamer vond plaats op 28 mei 2013. Deze plenaire behandeling van het voorstel is op verzoek van de Eerste Kamer geschorst in afwachting van een brief van de minister. Deze brief is op 25 juni 2013 ontvangen. Vandaag spreken we dus al voor de derde keer plenair over het wetsvoorstel. Waarschijnlijk zal het niet de laatste keer zijn.
De prostitutie in Nederland is gelegaliseerd, waardoor het in principe gaat om een bedrijfstak als alle andere. Het zou dan consequent zijn de bedrijfstak ook als zodanig te behandelen. Dat is in de praktijk niet het geval. Nog steeds wordt prostitutie onderworpen aan een afkeurend moreel oordeel en worden bestuurlijke pogingen ondernomen om prostitutie bij voorkeur uit te bannen of, als dat niet mogelijk blijkt, te belemmeren. De aanpak verschilt ook sterk per gemeente. Mijn fractie kan zich niet aan de indruk onttrekken dat bij het formuleren van het oorspronkelijke wetsvoorstel allerhande morele overwegingen een belangrijke rol op de achtergrond speelden. Bij het bestrijden van eventuele problemen verbonden met prostitutie zal mijn fractie zich uitsluitend laten leiden door onderzoek en cijfers die op controleerbare en onomstotelijke wijze voorgestelde maatregelen onderbouwen. Mijn fractie heeft eerder betoogd dat dergelijke cijfers helaas grotendeels ontbreken. Pas daarna komt aan de orde in hoeverre het wetsvoorstel effectief en handhaafbaar is. Ook hier hebben wij grote vragen over, zoals in eerdere termijnen betoogd.
We gaan naar de brief van 25 juni 2013. Laat me een belangrijk punt vooraf maken: mijn fractie zal niet akkoord gaan met wetgeving die onderdelen bevat die vervolgens buiten werking worden gesteld. In een dergelijk geval dient altijd een novelle te volgen. Maar laat me allereerst ingaan op drie elementen uit de brief, namelijk het vergunningenstelsel voor exploitanten, de registratieplicht van prostituees en de vergewisplicht. Ik begin bij het vergunningenstelsel. Er wordt een landelijke uniform vergunningenstelsel voorgesteld dat in een landelijk register wordt bijgehouden. Door eisen te stellen aan exploitanten van prostitutiebedrijven, wordt gewaarborgd dat vergunde bedrijven een veilige en verantwoorde werkomgeving bieden. Een landelijk register van vergunningen stelt burgemeesters in staat kennis te nemen van aanvragen die in een andere gemeente zijn geweigerd, en van vergunningen die in andere gemeenten zijn ingetrokken. Dat is een belangrijk instrument om te voorkomen dat aanvragers of vergunninghouders in de ene gemeente te gemakkelijk terecht kunnen in een andere gemeente. Mijn fractie heeft geen probleem met dit onderdeel van het wetsvoorstel. Wel dient bedacht te worden dat thuiswerkers of deeltijdprostituees niet onder een dergelijk regime vallen. Mevrouw Quik heeft hier vanavond behartigenswaardige vragen over gesteld. Alleen indien een registratieplicht voor prostituees wordt ingevoerd, hebben gemeenten informatie over deze categorie. Echter, mijn fractie staat afwijzend tegenover registratiedwang.
Ik kom op de registratieplicht. Het registreren van prostituees kent enorme nadelen en weinig voordelen. De nadelen liggen vooral op het vlak van privacybescherming en in het feit dat zaken die tot op heden legaal zijn nu opeens strafbaar zouden worden. Deze overwegingen hoeven niet herhaald te worden; ze zijn uitgebreid aan de orde geweest. De organisaties van prostituees liepen en lopen nog steeds te hoop tegen dit onderdeel van het wetsvoorstel, en terecht. Wie gelooft dat er een registratiesysteem ingevoerd kan worden dat waterdicht is, waarover geen informatie naar buiten komt en waarbij stigmatisering van leden van de beroepsgroep uitgesloten is, heeft wel een erg optimistische kijk op het functioneren van overheidsorganen. Mijn fractie acht dit onderdeel ongewenst en overbodig.
Dan de vergewisplicht. Mijn fractie is verheugd dat de minister op dit punt het licht gezien heeft. Dit dwaze, niet handhaafbare en onrealistische onderdeel van het wetsvoorstel kon slechts de lachlust prikkelen en beloofde vooral voer voor cabaretiers te worden. De bereidheid van de minister om deze bepaling via een novelle te verwijderen heeft onze instemming.
De minister gaat ook in op de beide moties-Strik die overigens door mijn fractie gesteund worden. Het oordeel over de eerste motie-Strik laat de minister aan de Kamer over. Als ik het goed lees, zou hij het vervallen van de registratieplicht niet toejuichen, maar het wel accepteren en op die basis een novelle voorbereiden. Graag verneem ik onomwonden of deze interpretatie de juiste is. De tweede motie-Strik wordt door de minister ontraden. In die motie wordt de minister gevraagd om te onderzoeken op welke wijze zelforganisaties van prostituees bij de totstandkoming en uitvoering van het prostitutiebeleid kunnen worden betrokken en hoe het representeren van de belangen van sekswerkers, het voorlichten van sekswerkers over entree tot en exit uit de prostitutie, directe dienstverlening, conflictbemiddeling en beleidsadvisering mede bij hen kan worden belegd. Naar de mening van mijn fractie is ieder beleid dat goed overleg met alle direct betrokken niet vooropstelt, gedoemd te mislukken. De tijd is voorbij dat burgers een aanpak van "over ons maar zonder ons" nog acceptabel vinden. Dat lijkt mij een zeer positieve maatschappelijke ontwikkeling, waaruit wijze lessen te trekken zijn. Deze vormen een prima uitgangspunt voor overheidsbeleid. De mooie woorden van de minister in zijn brief van 25 juni verhullen niettemin niet een zekere weerspannigheid als het erom gaat zelf gerichte initiatieven in deze richting te nemen. Dat betreuren wij.
Ik kom, ten slotte, op de zeer lange passage in de brief van 25 juni over de aanwezige capaciteit voor de bestrijding van mensenhandel. Het is eerder gezegd, en ik stel er prijs op om dit nadrukkelijk te herhalen: mijn fractie is, net zoals iedere fractie in dit huis, een groot tegenstander van mensenhandel en meer dan bereid om dit soort uitwassen te helpen bestrijden. Mijn fractie heet grote bezwaren tegen de voortdurende suggestie van de minister dat prostitutie en mensenhandel bijna synoniem zijn. Harde cijfers daarover zijn nooit geleverd. We hebben daarover eerder gedebatteerd. Niettemin blijft de minister volharden in het suggereren dat door de prostitutiebranche aan te pakken de bestrijding van mensenhandel effectief geschieden kan. Mijn fractie is van mening dat om mensenhandel te bestrijden een goede analyse en serieus onderzoek hard nodig zijn, om vervolgens wetgeving specifiek gericht op bestrijding van mensenhandel voor te bereiden. Beleid op basis van onjuiste en onduidelijke uitgangspunten zal in het algemeen niet tot gewenste uitkomsten leiden. Het is voor mijn fractie onbegrijpelijk dat de minister dat niet lijkt in te zien. De relevantie voor het huidige wetsvoorstel van de lange passage in de brief over de aanwezige capaciteit voor de bestrijding van mensenhandel ontgaat mijn fractie dan ook volkomen.
Ik kom tot de afronding van mijn derde termijn. Het valt op dat de minister herhaaldelijk de noodzaak van de wet met al zijn oorspronkelijke elementen bepleit heeft. Daar lijkt hij nu ten dele op terug te komen. Dat verbaast eigenlijk ook niet als we zien dat de gemeente Utrecht ook zonder deze wet zes prostitutieboten langs het Zandpad en daarmee de werkplekken van 36 prostituees sluit. Het goede nieuws lijkt dus te zijn dat de minister ten halve keert, liever dan ten hele dwaalt.
Nog een woord tot besluit. Waar een heldere analyse gebaseerd op toetsbare feiten ontbreekt, kan beleid niet slagen. Als deze simpele waarheid als gevolg van de discussies in dit huis zal leiden tot een novelle waarin uitsluitend de uniforme vergunningsplicht wordt ingevoerd, dan zal de grote energie die door alle betrokkenen in dit wetsvoorstel gestoken is niet helemaal voor niets zijn geweest. Of dat ook inderdaad de eenduidige uitkomst gaat worden, wacht mijn fractie kritisch af. Zal ongetwijfeld vervolgd worden.
De voorzitter:
Ik zag zojuist dat de minister vraagt om een paar minuten schorsing. De minister geeft aan dat het er twee zijn.
De vergadering wordt enkele ogenblikken geschorst.
Minister Opstelten:
Mevrouw de voorzitter. Ik dank de leden van de senaat voor hun interventies in de derde termijn. Het is geen makkelijke discussie en de door mij en mijn collega's in het kabinet gemaakte afweging was ook niet makkelijk na de discussie die we in twee termijnen al hebben gehad en waarin verschillende fases aan de orde zijn geweest. De heer Ester heeft dat, denk ik, het uitvoerigst beschreven. Ik kan er wel begrip voor opbrengen dat hij het zegt zoals hij het heeft gezegd. Ik vind het plezierig dat er vanavond, nog voor het reces, nog voor de zomer, een voorlopige afronding kan plaatsvinden, zo begrijp ik althans uit de interventies van de Kamer.
Het beeld van de tweede termijn is bevestigd. Mijn brief preludeerde daarop. Ik heb in de tweede termijn kunnen constateren, en ik heb dat de Kamer aan het slot ook gezegd, dat er geen meerderheid is te vinden voor de vergewisplicht en dat ik bereid was om die prijs te geven. We hebben onze afweging gemaakt nadat unaniem, door de gehele Kamer, een oproep was gedaan om nauwkeurig naar het instrument van de novelle te kijken, los van wat ik en al mijn adviseurs daarover hadden gezegd, en om nog een aantal andere onderwerpen, waaronder de moties-Strik, goed tegen het licht te houden.
Ik constateer dat ook in de derde termijn van dit debat er geen meerderheid voor de vergewisplicht is en evenmin voor de registratieplicht voor prostituees. Dat vind ik spijtig. Daar ben ik heel eerlijk in. Het kabinet heeft een consistente lijn gevolgd in de verdediging van het voorstel. Ook door gemeenten wordt dat zo ervaren. Echter, ook na een novelle blijft zoals ik heb aangegeven, de wet betekenisvol. We moeten er dan ook voortvarend mee aan de slag. Dat is ook de mening van gemeenten en van de VNG. Een aantal heeft gevraagd: zullen we nog brieven schrijven? Ik heb gezegd dat me dat niet nodig lijkt, omdat de Kamer en ik naar eer en geweten argumenten hebben gewisseld en ik wel de indruk had dat alles door mij en ook anderen bij de Kamer was geventileerd.
Ik kom op de door mij verstuurde brief. Ik ga de inhoud ervan niet herhalen. Ik heb de brief naar eer en geweten verzonden, omdat ik het belangrijk vind om als minister, als kabinet, te luisteren naar de inbreng van de leden en vervolgens een stap te zetten die betekenisvol kan zijn, die betekenisvol is. Sommige leden vroegen ernaar: ik ben bereid om het oordeel over de motie-Strik op stuk letter L aan de Kamer te laten. Ik denk dat dat het meest zuiver en het meest duidelijk is. De Kamer weet hoe ik erin sta. Als de motie wordt aangenomen – ik wil de Kamer niet beïnvloeden, maar ik heb het vermoeden dat dit zou kunnen gebeuren – dan ben ik bereid om de novelle te gaan voorbereiden. Daarmee rekening houdend, kan ik ook zeggen dat het ontwerp daarvan inmiddels verregaand is voorbereid. Het is namelijk heel belangrijk dat we bij dit belangrijke onderwerp voortvarend te werk gaan. De heer Ester heeft dat ook gezegd. Hij heeft mij terecht geciteerd en dat waardeer ik. Ik waardeer ook zijn kritische benadering. Ik had niet anders verwacht en gelukkig is die verwachting uitgekomen. We zetten deze stap nu.
Ik zal de Kamer mijn schema vertellen. Het ontwerp is inmiddels nagenoeg gereed. Ik heb nog wel een paar adviezen nodig. Naar verwachting komt het ontwerp eind augustus in de ministerraad. De indiening bij de Tweede Kamer vindt mogelijk in oktober plaats, na het advies van de Raad van State. Dan is de Tweede Kamer aan zet. Mijn streven blijft inwerkingtreding per 1 juli 2014. Als dat zou lukken, hebben we geen tijd verloren voor in ieder geval de uniforme vergunningplicht.
Verder benadruk ik dat er wat betreft de minimumleeftijd geen verandering zal plaatsvinden. Die blijft 21 jaar. Ik heb het voornemen om dit langs twee wegen in de wetgeving voor te bereiden, namelijk als zelfstandige norm in de onderhavige wet en via het in het strafrecht strafbaar stellen van de klant die seksuele diensten afneemt van een prostituee jonger dan 21 jaar. Hierover zal ik nog advies vragen, in ieder geval aan het Openbaar Ministerie, de politie en natuurlijk de Raad van State. Ik vind dat ik daarover transparant moet zijn.
De gevolgen van de aanpassing van het wetsvoorstel voor het beleid inzake prostitutie en mensenhandel moeten nader bezien worden. Ik heb een afspraak met de Tweede Kamer gemaakt en toegezegd dat ik haar zal informeren nadat de Eerste Kamer dit debat heeft afgerond. Ik zal een globaal beeld schetsen. Er zal natuurlijk meer aankomen op gemeenten, omdat de landelijke regelgeving dan op een aantal punten ontbreekt. Ik proef bij gemeenten brede bereidheid om de misstanden gezamenlijk aan te pakken en ik zal hen hierin ondersteunen. Ik denk dat dat een antwoord is op een aantal vragen die door deze Kamer zijn gesteld. Waar mogelijk zal ik trachten om met gemeenten uniformiteit te stimuleren. Ik kan dat niet afdwingen. Er komt goed overleg met gemeenten, ook over de AMvB, die natuurlijk ook zal moeten worden voorbereid. De wet bevat nog steeds een landelijk, uniform kader voor de vergunningen, wat bijdraagt aan de bestrijding van de misstanden in de sector. Ik zal dus met alle betrokken gemeenten overleg plegen ter voorbereiding van de novelle en de AMvB. Ik denk dat het mogelijk is, gelet op de verhoudingen, om ook op dit dossier eensgezind op te treden. Dat is mijn inzet.
Voor de aanpak van mensenhandel in de prostitutiebranche is het contract met de prostituees natuurlijk zeer belangrijk, omdat tijdens het contactmoment mogelijke signalen van mensenhandel kunnen worden opgevangen. Door het wegvallen van de registratie moeten andere manieren worden gezocht. Er moet op vrijwillige basis in contact worden getreden met de prostituees. We hebben daarover gesproken en daar zijn mogelijkheden voor. Mevrouw Van Bijsterveld heeft aandacht gevraagd voor de manier waarop Amsterdam dat doet. We moeten bekijken of andere gemeenten daarin ook een weg kunnen vinden.
Ik ga tot slot nog in op de AMvB, en dan is de Kamer geïnformeerd over mijn voorstelling van de gang van zaken mocht zij de motie-Strik c.s. aannemen. De AMvB wordt dan natuurlijk eenvoudiger. Er komt alleen nog een register van vergunningen. Het proces wordt niet wezenlijk anders dan bij de brede AMvB. Gesprekken met betrokkenen worden nu gepland. Zorgvuldigheid kost tijd. In het najaar zal een ontwerp-AMvB aan de Kamers worden voorgelegd. Ik denk dat ik daarmee al een heleboel vragen heb beantwoord, maar ik kom nog bij een aantal andere vragen.
Ik dank mevrouw Van Bijsterveld voor haar bijdrage en voor haar steun voor de brief die ik heb gestuurd. De heer Reynaers is daar wat minder positief over. Ik kan hem gedeeltelijk volgen maar ik vraag hem toch om, gelet op de huidige verhoudingen, mij zijn steun te geven als we inderdaad stappen zetten als de motie-Strik c.s. wordt aangenomen. Dat zal ik ook de heer Ester vragen. Wat de Kamer met de motie-Strik c.s. doet, laat ik uiteraard aan de Kamer.
Mevrouw Strik heeft nog gevraagd naar de novelle. Als de motie wordt aangenomen, zal ik een novelle voorbereiden, zoals ik al zei. Ik ben daar al bijna mee klaar. Dat zeg ik eerlijk, want ik wil daar transparant in zijn. Dan ziet de Kamer wat mijn commitment is om stappen te zetten om de doelstelling te behalen van de wet, waarover we het in de kern eens zijn, zo heb ik in de betogen in de drie termijnen gehoord. Over het instrumentarium, de uitvoerbaarheid, de handhaafbaarheid en het juridisch kader wordt echter verschillend gedacht. We moeten de voorwaarden creëren voor een eerste stap, en dat is geen stap waarover later zal worden gezegd dat die een omslagpunt betekende in de aanpak van mensenhandel of in het prostitutiebeleid. Dat ben ik met de heer Ester eens. Het is echter wel een stap in de goede richting, een stap die we niet mogen laten liggen. Ik wil dus niet het risico lopen dat we deze stap niet kunnen zetten.
Mevrouw Strik heeft ook gevraagd of er voldoende capaciteit is voor de handhaving. Mijn antwoord is ja. Zetten we de capaciteit voor de registratie in voor de handhaving van het vergunningensysteem? We gaan met de gemeenten bespreken hoe we dat gaan doen. Daar doe ik nu geen uitspraak over.
Mevrouw Quik heeft een vraag gesteld over de nuloptie. Zij vroeg duidelijkheid over prostituees die adverteren om klanten te werven en bedrijfsmatig uitvoering geven aan het beroep, en daarmee dus onder de nuloptie komen te vallen. Ze vroeg of dit ook geldt voor thuiswerkers. Deze duidelijkheid geef ik haar graag. Zelfstandigen vallen, tenzij ze een prostitutiebedrijf vormen, niet onder de nuloptie. Het adverteren met gebruik van een telefoonnummer an sich is onvoldoende indicatie dat het beroep bedrijfsmatig wordt uitgevoerd. Het wetsvoorstel geeft gemeenten de mogelijkheid om een nuloptie voor prostitutiebedrijven in te stellen. In de memorie van toelichting staat dat er sprake is van een prostitutiebedrijf als de activiteiten van de thuiswerkende prostituee een zakelijke uitstraling hebben; ik dacht ook dat we dat in de tweede of eerste termijn hadden besproken. Dat is bijvoorbeeld het geval als in advertenties het huisadres wordt genoemd, zodat dit tot passanten leidt, en er reclame-uitingen aan het pand zichtbaar zijn of er meerdere prostituees op hetzelfde adres werkzaam zijn.
Mevrouw Quik heeft een vraag gesteld over de inhoud van de novelle. Ik herinner me dat die vraag ook gesteld is in de tweede termijn. Zij kwam terug op wat zij toen zei over de bepaling in artikel 28 die niet goed is geformuleerd. Zoals dat hoort, heb ik natuurlijk ook nog eens naar artikel 28 gekeken. Zoals dat hoort, heb ik overigens ook de hele wet nog eens goed gelezen gisteravond. Mevrouw Quik deed een suggestie gevolgd door "of iets dergelijks". Dat vond ik een mooie term. Die had van mij kunnen komen. Ik vat die zo op, dat ook mevrouw Quik niet direct de finale tekst voorhanden heeft. Ik wel, maar dit is niet de plek en het tijdstip om teksten te formuleren. Ik zeg toe dat ik, gehoord wat mevrouw Quik over dit artikel heeft gezegd, nog eens goed naar dit artikel zal kijken. Ik kan me voorstellen dat de bedoeling scherper onder woorden kan worden gebracht. De woning is namelijk een plaats die bijzondere bescherming behoeft. Dat onderken ik. Daarnaast mag de voordeur niet worden gebruikt als oneigenlijke barricade om de opsporing van misstanden tegen te gaan. Evenwicht zal gevonden moeten worden. Ik ga dus op zoek; of iets dergelijks.
De heer Witteveen heeft gevraagd om geïnformeerd te worden over de vordering van de strijd tegen aan prostitutie gerelateerde mensenhandel. Daartoe ben ik natuurlijk gaarne bereid.
Mevrouw Quik, maar ook mevrouw Strik en de heer Witteveen, vroeg of ik van plan was steun te geven aan initiatieven om coöperaties van en voor prostituees op te stellen ter verbetering van de arbeidsverhoudingen in de branche. Mag ik zeggen dat dit een Utrechtse case is? Ik ben natuurlijk ook aan de vooravond van het voornemen tot een beslissing geïnformeerd door de burgemeester van Utrecht. We hebben het daar toen ook even over gehad. Het gaat natuurlijk om de vraag wat er dan gebeurt. Ik heb hem geprezen om zijn voornemen, want daar is moed voor nodig. Welke maatregelen neem je ten aanzien van de prostituees? Wat mij betreft staat het prostituees vrij om coöperaties op te richten, bijvoorbeeld door samen een prostitutiebedrijf te exploiteren of om hun positie in de branche te verbeteren. Daar ben ik op zich voorstander van. Laat ik echter ook zeggen dat voor de beslissingen die voorliggen bij de uitvoering van de motie-Strik c.s. het accent en de verantwoordelijkheid bij de burgemeester en de gemeenteraad komen te liggen, die van Utrecht in de eerste plaats. Financiële, juridische en bedrijfsmatige ondersteuning moeten natuurlijk in de eerste plaats daar komen te liggen. Anders gaat het niet werken. Ik heb in reactie op de tweede motie-Strik c.s. al gezegd dat ik de gemeenten natuurlijk in alle opzichten wil faciliteren met kennis, steun et cetera om tot een goed beleid te komen. Ik denk dat de gemeenten het ook niet anders zouden willen.
Mevrouw Scholten (D66):
Ik zou toch even een juridische interventie willen plaatsen. Als we hierover doordenken, vraag ik me af of het woord "coöperatie" goed gekozen is. Ik kan me voorstellen dat mevrouw Quik veel liever een maatschap bedoelt. Een coöperatie heeft volgens de wet een ledenraad nodig. Ik vraag me af hoe een ledenraad van een coöperatie er in deze branche uit zou moeten zien.
Minister Opstelten:
Ik vind uw interventie in ieder geval goed getimed. Dat is dan ook mijn enige commentaar. Verder wil ik vasthouden aan mijn voornemen dat ik op geen enkele wijze ga zeggen wat de gemeenteraad of de burgemeester van Utrecht hiervan moet vinden. Naar het bedrijfsmatig en zelfstandig organiseren van prostitutie moet gewoon gekeken worden. Ik wil helpen als een gemeente dat op prijs stelt. Dan kan ik dat stimuleren. Het accent ligt echter daar. Dat is ook de kern van de motie-Strik c.s. Daar wilde ik nog een keer op wijzen.
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
De opt-inregeling is een landelijke regeling. We moeten daarvan af. In plaats daarvan moeten we ervoor zorgen dat er fatsoenlijke arbeidscontracten worden afgesloten, ook in die branche. Dat lijkt mij geen taak voor de gemeenten, maar een landelijke taak. De opt-inregeling is ook een landelijke regeling.
Minister Opstelten:
Daarom is het ook goed dat we daar bij de vergunningplicht naar kijken, als de Kamer de motie aanneemt. Mevrouw Quik heeft voortdurend gezegd dat het zo zou moeten. Dat zou ik ook nu willen vasthouden. Ik wil nu niet het debat ingewikkeld maken door er allerlei mitsen en maren aan toe te voegen. Laten we nu die stap zetten die de Kamer met mij, als zij eerst zelf die uitspraak doet, wil zetten. Dat zou ik echt willen vragen, want anders kunnen we het tempo waarin we werken en waarop ik al anticipeer, niet waarmaken.
De voorzitter:
Ik zie mevrouw Strik bij de interruptiemicrofoon, maar volgens mij wacht ze even af wat u over haar andere motie gaat zeggen.
Minister Opstelten:
Ik wilde inderdaad ingaan op de motie-Strik c.s. op stuk letter K. Daar ben ik ook heel gauw mee klaar. Ik verwijs namelijk naar de brief. Mevrouw Strik heeft aangegeven dat zij gelet op het onderzoek van de Stichting-Geisha de motie eventueel wil aanhouden. Dat laat ik natuurlijk aan mevrouw Strik, want wie ben ik? Dat verandert mijn oordeel over de motie echter niet. Wat in de motie staat, gebeurt namelijk gewoon. Daar hoef ik op geen enkele wijze in gestimuleerd te worden, want het gebeurt dus al. De motie is gewoon overbodig en overbodige moties moet je gewoon in alle duidelijkheid ontraden.
De Stichting-Geisha doet een onderzoek. Wij wachten de resultaten daarvan af. Hoe het verder met de subsidierelatie gaat, is afhankelijk van de beoordeling van de prestaties die zijn geleverd en van wat noodzakelijk is. Die beoordeling vindt plaats als de subsidieperiode afloopt.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Ik heb gevraagd of de Kamer de beleidsaanbevelingen die de minister in het derde kwartaal krijgt, ook ontvangt.
Minister Opstelten:
Ja.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
De minister zegt dat al gebeurt wat in de motie wordt gevraagd. In die motie wordt de regering gevraagd om ondersteuning van een zelforganisatie die alle functies in zich verenigt. Dus het bieden van dienstverlening, conflictbemiddeling, informatie over de rechtspositie van prostituees, exitmogelijkheden en dergelijke. Kan de minister bevestigen dat die combinatie van functies nu al wordt uitgevoerd door een zelforganisatie die wordt ondersteund door de regering?
Minister Opstelten:
Het is bekend dat de Rode Draad werd gesteund, maar die organisatie heeft het niet gered. De Stichting-Geisha wordt gesteund; die doet een onderzoek. Wij hebben daar goede relaties mee. De branche wil professioneel worden benaderd en dat zullen wij doen. Ik voel het als mijn plicht om samen met de gemeenten te kijken hoe wij een manier van uniform optreden kunnen bereiken, want daar komt het zwaartepunt te liggen door de opstelling die wij kiezen. Als je geen overleg pleegt en niet naar de sector luistert, zal het beleid niet succesvol zijn. Dat is ons bekend en daar handelen wij ook naar.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Dat overleg plegen is één ding. De minister zegt dat het benaderen van prostituees en laagdrempeligheid des te belangrijker zijn als er geen registratieplicht komt. Een organisatie kan juist daarvoor een oplossing bieden. De minister legt dit nu heel erg bij de gemeenten neer, maar het blijft natuurlijk ook een landelijke doelstelling om de misstanden in de seksbranche te bestrijden en te voorkomen. Ik kan me voorstellen dat grote gemeenten als Amsterdam, Rotterdam en Utrecht heel wel in staat zijn om een netwerk te organiseren, maar het gaat natuurlijk om alle plaatsen in Nederland. Ik kan me voorstellen dat een minister van Veiligheid en Justitie daarin een eigen coördinerende rol blijft vervullen. De contacten van een landelijke zelforganisatie zijn daarbij van belang en de minister moet daarbij voldoende ondersteuning bieden.
Minister Opstelten:
Ik heb al gezegd dat wij dat doen. Coördineren is prima, maar de wettelijke bevoegdheid is twee. Die komt aan de gemeente. Ik heb zowel in de Tweede als in de Eerste Kamer gezegd dat wij doen wat in de motie staat. Dit is iets anders dan dat wij de een en de ander allerlei subsidies geven. Je moet natuurlijk kijken wat nodig is en daar zijn de gemeenten aan zet. Het gaat uiteindelijk om twintig grote gemeenten. Wij kennen ze allemaal en wij weten precies welk beleid wordt gevoerd. Laten wij nu voortvarend te werk gaan en hier geen extra accenten aan toevoegen. Dat is echt overbodig. Daarom heb ik mijn oordeel over de motie van mevrouw Strik zo geformuleerd.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Voorzitter. Nog een korte opmerking.
De voorzitter:
Ik wil niet dat er een verkapte vierde termijn komt, dus heel kort.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Uiteraard moet er voortvarend te werk worden gegaan. Ik kom hier graag op terug als wij die beleidsaanbevelingen hebben gezien. Ik hoop dat de minister in een reactie op die aanbevelingen ook aangeeft op welke wijze hij daar in het vervolg invulling aan zal geven. Misschien kan hij dan ook aangeven hoe het zal verdergaan met de Stichting-Geisha?
Minister Opstelten:
Na dit debat wend ik mij tot de Tweede Kamer. Ik dring erop aan dat ik niet dezelfde methodiek met allerlei rapportages die ik daar hanteer, hier moet hanteren. Ik richt mij dan op de novelle om die via de Tweede Kamer aan de Eerste Kamer voor te leggen en die te voorzien van een goede toelichting en een goede memorie van antwoord. Daarin zullen de vragen die hier zijn gesteld en die een rol hebben gespeeld in de opstelling van de leden, natuurlijk nadrukkelijk worden beantwoord.
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Ik krijg nu het gevoel dat de minister denkt: wie kaatst, kan de bal verwachten; jullie wilden niets landelijks en nu wil ik niets landelijks meer. De meldpunten voor kindermishandeling en huiselijk geweld zijn landelijke meldpunten. Het zou goed zijn als er een landelijk meldpunt voor mensenhandel en prostituees komt. Misschien moet ik het geen mensenhandel noemen, maar moet ik spreken over mensen die niet goed worden behandeld. Je kunt dit niet aan een gemeente overlaten. Misschien is dit ernstig genoeg om ook hiervoor een landelijk meldpunt te overwegen.
Minister Opstelten:
Daar ben ik het echt niet mee eens. Als een gemeente deze problematiek een beetje beheerst en een beetje kent – ik spreek dan uit mijn praktijk – dan moet je als je deze keuze maakt en er geen landelijke registratiesysteem is, de volle verantwoordelijkheid daar leggen. Je kunt daarvoor dan nog criteria aangeven, maar de gemeenten moeten het doen. Daar is het dicht bij huis. De Kamer kiest voor die opstelling en die moeten wij dan zo veel mogelijk steunen. Anders kiezen wij een beetje voor het één en een beetje voor het ander en dat is nooit het beste.
De heer Witteveen (PvdA):
Nu wordt gesproken over het meldpunt, komt ook de vraag op hoe de minister denkt over de wenselijkheid die door hulpverleningsorganisaties is verwoord om een ombudsman in te stellen. Dat is toch wel iets anders dan een meldpunt, lijkt mij.
Minister Opstelten:
Ik herhaal mijn reactie uit de tweede termijn. Ik zal de mogelijkheden die de Nationaal Rapporteur Mensenhandel, de Nationale ombudsman en de gemeentelijke ombudsmannen bieden, naast elkaar leggen. Ik verwacht daarop terug te komen bij de behandeling van de novelle. Misschien is het enigszins een geruststelling voor mevrouw Quik dat dit punt nog aan de orde komt. Ik noem de gemeentelijke ombudsmannen echter niet voor niets, want die zijn natuurlijk heel sterk en zij zijn ter plaatse. Laten wij niet instanties na instanties, meldpunten na meldpunten inschakelen. Dat is naar mijn mening niet stevig genoeg voor deze zware problematiek.
De voorzitter:
Mevrouw Quik, nog een korte interventie, maar ik hoop dat de minister dan zijn betoog kan afronden.
Minister Opstelten:
Ja, ik wel.
Mevrouw Quik-Schuijt (SP):
Voor zover mij bekend, mag een ombudsman alleen optreden bij onrechtmatig overheidshandelen. Het gaat hier over exploitanten van bedrijven. Dat is geen overheid. Die ombudslieden bieden naar mijn mening dus geen soelaas.
Minister Opstelten:
Ik heb ook gezegd dat we het naast elkaar zullen leggen en dat we bij de novelle daarop terugkomen.
Mevrouw Duthler heeft in haar betoog gesproken over de lokale registraties. Ik heb in mijn brief van 8 maart aangegeven dat de registraties op lokaal niveau mogelijk een waterbedeffect hebben en leiden tot gemeentelijke verschillen zoals deze ook bestaan in de huidige vergunningverlening. Als er verschillende vormen van registratie zijn, ontbreekt een landelijk en helder wettelijk kader met waarborgen, dat we met de AMvB willen ontwikkelen. Ook de gemeenten zijn uiteraard gehouden aan de bestaande wet- en regelgeving, in het bijzonder de Wet bescherming persoonsgegevens. Mevrouw Duthler heeft dat ook aangegeven. Het College bescherming persoonsgegevens heeft een toetsende rol bij de verwerking van persoonsgegevens. Gemeenten zullen zich hier ook van bewust zijn. Ik zal daar in de contacten met de gemeenten ter voorbereiding van de novelle en de AMvB ook aandacht voor vragen.
We moeten in dit debat helder zijn teneinde nu ook stappen te kunnen zetten. Ik zeg daarom tegen de heer Ester dat ik niet kies voor twee novelles. Ik kies voor de opzet dat ik het overlaat aan de Eerste Kamer om "ja" of "nee" te zeggen tegen de motie van mevrouw Strik. Als de Eerste Kamer daar "ja" tegen zegt, dan betekent dit dat er één novelle komt waarmee de registratieplicht en de vergewisplicht uit het wetsvoorstel zullen verdwijnen en een uniforme vergunningverlening zal blijven bestaan. Ik heb het tempo al aangegeven. Ik heb zowel in de brief als hier tijdens het debat aangegeven wat mijn positie daarin is geweest en wat die op dit moment is.
De heer Ester (ChristenUnie):
De minister heeft van het begin af aan de wet geframed als een drieluik. Hij heeft ook gezegd dat de praktijk – de politie, het OM en de grote steden – daarop zit te wachten. Nu laat hij toch met bijna speels gemak twee luiken van het drieluik vallen. Wat blijft er dan nog over van die ferme insteek die hij aan het begin van het debat had?
Minister Opstelten:
Daar blijft van over dat ik (a) het oordeel aan de Eerste Kamer laat en (b) we in ieder geval één deel van het drieluik stevig overeind houden en daar nu in een sneltreinvaart hopen uit te komen. Dat neemt niet weg dat we de registratieplicht in de novelle meenemen. Maar we zetten wel een stap. De burgemeester van Amsterdam heeft tijdens een hoorzitting hier gezegd dat zijn voorkeur uitgaat naar dit wetsvoorstel. Hij heeft voorts gezegd dat als dat wetsvoorstel er niet komt, de gemeente daar dan natuurlijk wel een vorm voor zal weten te vinden. Ik zal me ervoor inspannen dat we binnen dat ene deel van het drieluik dat dan tot stand komt, een soort van uniformiteit kunnen laten functioneren.
Dan is er iets wat gebeurt. Dan kunnen we na de zes jaar dat dit wetsvoorstel er ligt, in ieder geval een keer een stap zetten. Dat vind ik werkelijk belangrijk. Die afweging heb ik gemaakt na het debat dat is gevoerd. Ik heb, met respect voor u allen, die positie gekozen omdat ik geen enkel risico wil lopen dat we geen stap zetten.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Voorzitter. Ik heb een ordevoorstel. Ik wil verzoeken om mijn motie met betrekking tot de splitsing van de wet in stemming te brengen voor de stemming over het wetsvoorstel.
De voorzitter:
Ik heb inmiddels begrepen dat de minister sowieso verzoekt om het wetsvoorstel aan te houden in afwachting van de novelle over de vergewisplicht. Heb ik dat goed begrepen?
Minister Opstelten:
Dat klopt. Ik sta natuurlijk voor kwalitatief hoogstaande wetgeving. Dat lijkt mij dus ook de juiste volgorde: eerst de novelle, dan "ja" tegen de novelle en dan "ja" tegen het voorstel. Mag ik die suggestie doen?
De voorzitter:
Omdat de minister sowieso al heeft aangegeven dat hij zal verzoeken om het wetsvoorstel aan te houden in afwachting van de novelle over de vergewisplicht, zal de stemming over het wetsvoorstel zelf niet plaatsvinden.
Mevrouw Strik (GroenLinks):
Goed. Dan komt alleen de motie in stemming.
De voorzitter:
De stemming over de motie is voor de minister van groot belang om vast te stellen of die novelle slechts de vergewisplicht zal betreffen of ook de registratieplicht. Ik denk dat ik het zo goed verwoord heb. De stemming over de motie is dus voor de minister van groot belang. Het is echter niet van belang of we het wetsvoorstel morgen al dan niet aannemen. De minister heeft immers al toegezegd dat hij ons verzoekt om het wetvoorstel aan te houden in afwachting van de novelle over de vergewisplicht.
Minister Opstelten:
Ik hecht er zeer aan dat er duidelijkheid is over mijn positie. Als de Kamer de motie aanneemt, kom ik met een novelle waarin zal staan wat ik zojuist in antwoord op vragen van de heer Ester heb aangegeven.
De voorzitter:
Dat hebt u mij zojuist ook horen zeggen.
Minister Opstelten:
Ja. En die dat overigens zeer betreurt.
De voorzitter:
Goed. Ik denk dat hierover voldoende duidelijkheid bestaat. Geldt dat ook voor mevrouw Strik?
Mevrouw Strik:
Ja.
De beraadslaging wordt gesloten.
De voorzitter:
Wij zullen morgen over de motie stemmen. Ik dank de aanwezigen voor hun medewerking. We hebben de vergadering iets eerder kunnen beëindigen dan we van tevoren hadden gedacht.
Sluiting 22.50 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/h-ek-20122013-34-4.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.